Metapatroon > aspecten van infrastructuur > valse starts
Het is […] principieel onmogelijk om van een beheermechanisme voor ènkelvoudige betekenissen via extrapolatie een beheermechanisme àf te leiden voor meervoudige betekenissen, nota bene ook nogeens in hun samenhang. Meervoudigheid betreft een kwalitatief nieuwe ontwerpopgave.
in: Semantiek, interoperabiliteit en infrastructuur
[Menig]een vertoont nog een achterhaalde reflex, te weten met de eis van absolute betekenisstandaardisatie. Die vertegenwoordigt echter niet de behoefte aan passende variëteit.
Zolang informatievoorziening zèlfvoorzienend opgezet blijft, heeft het er voor de organisatie in kwestie de schijn van dat betekenissen beginnen en eindigen binnen het eigen referentiekader voor de toegewezen (publieke) taken. Maar voor stroomlijning van informatieverkeer op maatschappelijke schaal is die instelling contraproductief.
in: Modellering werkgeversbegrip
Waar gaat het mis? De veronderstelling is vals, dat informatievoorziening op stelselschaal louter een òpschaling vergt van wat werkt op toepassingsschaal.
Het veilige gevoel dat opdrachtgevers hebben bij hulpmiddelen zoals ze traditioneel werk(t)en, [is] dus steeds vaker vals.
in: aantekening 15.6
De bepèrking tot overheid is zelfs ronduit contraproductief gelet op de feitelijke maatschappelijke dekking van het informatieverkeer.
Op falende informatievoorziening in zowel private als publieke sector is steeds vaker de diagnose van toepassing dat een ènkele opdrachtgever zijn eigen perspectief voor maatgevend hield. Een onevenwichtige benadering belemmert echter productief informatieverkeer.
Het probleem is tot dusver […] gesteld in termen van een oplossing die allang niet meer opgaat, niet meer kàn opgaan omdat daarin de passende variëteit ontbreekt. In de netwerksamenleving die we onmiskenbaar vormen hebben we daarentegen inherent een netwerkprobleem. Daar ligt tegelijk ook de kans! Dat vergt een dito stelselmatige aanpak, iets ànders is ronduit onverantwoord.
Een lastige opgave. Want (infra)structurele oplossing blijft onbereikbaar, zolang het bestuur van betrokken organisaties ontkent dat huidige, laat staan toekomstige informatieproblemen kwalitatief ànders zijn en vragen om navenant nieuwe informatiekundige oplossingen.
in: Voor ‘onthapering’ is civiele informatiekunde onmisbaar
Zo blijft iedereen bezig met informatiemodellering tot en met operationele –voorziening volgens strikt eigen perspectief. Dat maakt interoperabiliteit praktisch onmogelijk.
in: Stelselmatige ontknoping van richtlijn
Ze zoeken ernaar waar ze het probleem gewaar geworden zijn. Dat is bij de verwerkingsprogrammatuur. Daar heerst weliswaar inderdaad chaos, maar voor orde op de nieuwe schaal van stelselmatigheid moet je daar nu net niet beginnen. Daarvoor moet je wèl zijn bij stelselmatige betekenisordening, waardoor (ook) verwerkingsprogrammatuur (wederom) netjes verspreid zijn plaats krijgt. Voilá. Dat is natuurlijk wel een lastig verhaal aan iemand die, wie weet, met ziel en zaligheid werkt volgens een ander paradigma. Tien voor inzet, dat is het dus niet. Zo lastig is vernieuwing nu eenmaal. Dat krijgen we heus niet eenvoudiger door feitelijk op het oude paradigma terug te vallen want dan zijn we terug bij de oorzaak van het probleem.
What's the use of rigor for something that's irrelevant?
in: Notes on Metapattern and enneadic semiosis, part 2
Zoiets als 'de overheid' bestaat qua inrichting helemaal niet enkelvoudig. Er bestaan overheidsinstellingen en verwante organisaties in grote aantallen en onderlinge verscheidenheid. Zolang zij informatieve zelfvoorziening nastreven, blijft het stelsel ziek waarbij de besmetting ook nogeens tot het maatschappelijk verkeer in het algemeen reikt. Is het hier nog nodig iets te zeggen over de enorme kans voor administratieve lastenverlichting die zich tegelijk met stroomlijning tot een informatiestelsel voordoet?
in: Diagnose van een spilzieke overheid
[D]e positie van de overheid moet niet a priori, laat staan uniform, bepalend zijn voor elektronische infrastructuur.
in: De andere informatiearchitectuur
De […] verwarring [ontstaat door]dat allerlei overheidsinstellingen onder noemer van 'de elektronische overheid' aan de slag gaan volgens hun eigen transactieperspectief. Dat is echter onvermijdelijk beperkt vergeleken met de schaal van het maatschappelijk verkeer. Elke overheidsinstelling benoemt bepaalde voorzieningen die zij treft dan weliswaar als infrastructuur, maar dat is het op die ruime schaal […] zeker niet.
in: Aantekeningen over informatieverkeer in publiek domein, voorheen elektronische overheid
Maatschappelijk perspectief leidt tot infrastructuur voor informatieverkeer, eerder niet. Daardoor raakt o.a. duidelijk, waarom tot dusver steevast mislukt wat elektronische overheid heet. Want alle retoriek ten spijt, dat heeft helaas nog niets van heuse infrastructuur, integendeel.
[H]et gevaar dat met Metapatroon èxtra dreigt, […] is dat de illusie van ònafhankelijkheid doorgeprikt wordt.
Het emotionele probleem is blijkbaar dat algemeen belang in relatie tot (bestuurlijke) autonomie als een verlies geldt. Dat is onzin. Er was allang infrastructuur. Die verandert en als het goed is neemt daardoor per saldo de mogelijkheid van opbouwende gedragsvariëteit voor leden van de samenleving toe. Wie dat als bestuurder tegenhoudt, plaatst feitelijk zichzelf centraal, niet de zgn burger. Daarbij is het ook de vraag of die bestuurder dat eigenbelang wel scherp ziet; dat lijkt dankzij verruimde blik toch óók gediend met verbeterde infrastructuur.
[V]oor bestuurders [is het] uiteraard verleidelijk om hun beproefd bestuurlijk repertoire aan te spreken. Meer overleg, betere afspraken … Daarvan knapt het informatiestelsel echter nooit fundamenteel op. Als kunstwerk moet er principieel stelselmatig in differentiatie, respectievelijk variëteit voorzien zijn.
Als gevolg van volgehouden geïsoleerde ontwikkeling […] zal blijken dat de basisvoorzieningen niet voor infrastructuur geschikt zijn. Doormodderen maakt het alleen maar erger. Het is het snelst en goedkoopst om het opnieuw te doen, maar dan principieel als infrastructurele voorziening.
Weleens gehoord van lòsmakelijke elementen in wezenlijke samenhang? Simplisme werkt niet, helemaal nooit, punt.
Ondanks de belijdenis van “meer gelijkwaardige verhoudingen tussen burger en overheid” ontsnapt het kabinet voor de uitwerking nog niet aan bevoorrechting van de eigen (informatie)positie.
in: De andere informatiearchitectuur
[E]igenlijk [màg er] geen apàrte overheidsinformatievoorziening […] bestaan. Vitale onderdelen van wat tegenwoordig elektronische overheid heet, maken — nou ja, dat zou eindelijk moeten gebeuren — onlosmakelijk onderdeel uit van de infrastructuur voor informatieverkeer in het publiek domein. Dat is véél ruimer, vandaar civiele informatiekunde ter borging van passende variëteit.
[H]et referentiekader dat bedrijfskundige i[nformatie]m[anag]ers nog missen [is] dat voorzieningen voor informatieverkeer a. niet uit de lucht komen vallen maar allereerst professioneel ontworpen moeten zijn, dus tot in eenduidig detail en b. het ene bedrijf allang niet meer de relevante schaal voor voorzieningen vertegenwoordigt. […] Maar zo ontwerp enzovoort je nooit concreet de benodigde voorzieningen. Solide, flexibel, veilig … Daarvoor heb je één enkel referentiekader nodig, waarbinnen je dan de relevante wisselingen opneemt. Dat lukt met meervoudige contextuele verbijzondering.
De elektronische overheid bestáát op zichzelf niet, punt. Zij is daarentegen slechts de nieuwste verschijningsvorm van een heus stelsel. Of zelfs maar een aspect ervan.
in: Anti-referentiearchitectuur
[D]evelopments now labelled as electronic government usually frustrate rather than promote [… G]overnment is still failing to adapt to, and genuinely adopt, the general perspective of social dynamics. In actual practice, it prefers instead to continue to rely on its separate agencies (municipalities, provinces, national ministries, etcetera) to improve so-called services, only taking citizens as their respective clients.
[G]overnments should position so-called electronic government as an early, if not initial, step in developing a genuine infrastructure for information traffic at large. Of course that is what citizens rightfully expect.
Nota bene, hoelang houdt de beperking van de elektronische overheid tot dienstverlening dóór de overheid stand? Wanneer breekt het inzicht door dat het om een stelsel voor informatieverkeer gaat, dus netzoals voor fysiek verkeer, dat via mobiliteit de maatschappelijke dynamiek in het algemeen bevordert?
in: Bipolaire informatiearchitectuur rondom de burger
Wie ‘elektronische overheid’ vervangt door ‘netwerkoverheid,’ beseft simpeler dat geïsoleerde voorzieningen precies verkeerd uitpakken. En natuurlijk is de overheid niet elektronisch. Onder overheidsnoemer zijn gedragingen hoogstens elektronisch gefaciliteerd. […] Op weg naar een evenwichtige aanpak kan het diametraal tegenovergestelde perspectief even helpen. De architectuur van de elektronische burger, dus.
in: Interoperabiliteit voor informatieverkeer in publiek domein
Via democratische ontwikkeling in dialectiek met technisch potentieel verkrijgt zo’n omvattend stelsel zelfs het karakter van een open, veranderlijk netwerk. Vernoeming naar overheid wekt eerder verwarring. Juist individuele burgers en bedrijven tellen serieus als deelnemers aan het informatieverkeer in het publiek domein.
in: Anti-referentiearchitectuur
Het is alsof de overheid een snelweg aanlegt, nou ja, financiert, waarover slechts ambtenaren mogen rijden en, vooruit, burgers die op weg zijn naar een ambtenaar of er juist vandaan komen. Maar dat is natuurlijk geen voorziening die de naam infrastructuur ook werkelijk verdient.
in: Diagnose van een spilzieke overheid
Voor informatieverkeer blijven aparte overheidsinstellingen drempels overeind houden, soms zelfs nieuwe drempels opwerpen met redenen … die drogredenen zijn vanuit verkeersperspectief. Bedrijven doen trouwens nog netzo krampachtig.
in: Semantiek, interoperabiliteit en infrastructuur
De zgn elektronische overheid is pas levensvatbaar als aanzet tot infrastructuur voor informatieverkeer op maatschappelijke schaal.
in: De remedie van het algemeen belang
Die beperking [tot overheidsinformatievoorziening] is […] principieel onverenigbaar met de essentie van interoperabiliteit op de relevante schaal inclusief burgers en bedrijven[.]
in: Kandidaatbijdrage aan strategiekatern
Maar wie zelfs op voorhand de zoveelste ‘eigen weg’ kiest, bevordert sterk dat het met infrastructuur helemaal nooit iets kan worden.
in: Domweg naar de elektronische kloof
Het is onvermijdelijk dat met de opzèttelijke focus die projectmatige aanpak biedt, tegelijk risico dreigt voor wat er tussen dergelijke projecten, programma’s ed. ligt. Zo kan een noodzakelijke stelselvoorziening onopgemerkt blijven. Of diverse projecten realiseren voor zichzelf allemaal voorzieningen; duplicaties zijn nog tot daar aan toe, maar afwijkende (basis)voorzieningen voor gelijke functies vormen zelfs een belemmering voor het vestigen van heuse infrastructuur.
in: Uitlijningsdnamiek voor […]
[D]e kans voor maatschappelijke ontwikkeling met infrastructuur raakt alweer duidelijker zichtbaar door de elektronische overheid scherper op de spreekwoordelijke burger, respectievelijk het bedrijf te oriënteren. [… De elektronische overheid] kan zo een mooie tussenstap vormen op weg naar een referentiekader voor, eindelijk, infrastructuur voor maatschappelijk informatieverkeer. De elektronische overheid is daar gewoon onderdeel van.
Het is evident dat het zelfs de verkeerde richting opgaat door steeds eigen betekenisvorming als exclusief geldig te beschouwen. […] En het blijft een patstelling met nadelig maatschappelijk effect, zolang ook projectuitvoerders de kwaliteitssprong naar stelselmatige betekenisordening niet ondernemen.
in: Omslagpunt
Voor de gehele elektronische overheid, laat staan op maatschappelijke schaal, is informatieverkeer niet adequaat beheersbaar, verloopt gauw ònveilig en dergelijke door uitsluitend inzet van aparte deelnemers waarover soms gerede twijfel heerst over goede wil tot samenwerking, hun vermogen ertoe met digitale technologieën nog daargelaten.
De veronderstelling dat infrastructuur voor informatieverkeer afhankelijk is van overheid als een noodzakelijke déélnemer aan gefaciliteerde interacties leidt meteen al in de verkeerde richting. Een overheidsinstelling kàn uiteraard een verkeersdeelnemer zijn. Zo rijden er ook politiefietsen en –auto’s op de openbare weg.
Het is zelfs ronduit verstandig als politici geen beleidsuitspraken doen over ontwikkelingen waar zij vaak niets van kunnen begrijpen. Van oudsher zijn er altijd nog de degelijke ambtenaren die met vakkennis compenseren wat nu eenmaal politici missen. Maar [a]mbitieuze en dus vroeg of laat hogere ambtenaren hanteren inmiddels eveneens een bestuurskundig perspectief. […] Daarom maakt ondermeer een serieus informatiekundig verhaal politici, bestuurders en, nota bene, hogere ambtenaren gauw ongemakkelijk. […] Over noodzakelijke vernieuwing om via infrastructuur voor digitaal informatieverkeer een impuls aan maatschappelijke dynamiek te geven, heb ik het nog niet eens.
Van de weeromstuit verkrijgt zo'n veranderingsproces het karakter van een belangenstrijd. Het zicht op wat er toch wezenlijk informatiekundig (ook) aan de hand is, raakt razendsnel vertroebeld en vaak zelfs totaal geblokkeerd. Daardoor lijkt het alsof er uitsluitend een bestuurlijk probleem aan de orde is.
in: Voor ‘onthapering’ is civiele informatiekunde onmisbaar
Wat praktisch voor, zachtjes uitgedrukt, nogal wat extra oponthoud zorgt, is dat voor — het uitstel van — stelselbesluiten doorgaans mensen verantwoordelijk zijn die er niet of nauwelijks directe gevolgen van ervaren. Neem de informatievoorziening in de openbare sector, over een stelsel gesproken waarom iedereen zit te springen. […] Merkwaardig genoeg willen bestuurders van grote ondernemingen er evenmin aan, hoewel ze dankzij een wèrkend informatiestelsel nog veel meer kunnen verdienen.
in: Stelsellogica
[B]estuurders [kennen] een voorstelling […] die geen ruimte laat voor hun inherente verantwoordelijkheid voor infrastructuur. Zij hebben daardoor geen besef van de noodzaak van stelselmatigheid [en] houden vast, ieder voor zich, aan de overheidsinstellingen die zij apart besturen. Het is alsof iedereen een eigen voertuig heeft, maar een verkeersstelsel ontbreekt. Het idee komt (nog) niet op om de voordelen van mobiliteit (sterk) te vergroten door juist zo’n verkeersstelsel, infrastructuur dus, op te zetten enzovoort.
Politici, bestuurders en hun ambtenaren lijken geen visie te koesteren met dat omvattend bereik. Van de weeromstuit blijven deelnemers overwegend aparte voorzieningen treffen, met voor infrastructuur voor informatieverkeer als gevolg dat essentiële elementen zoals vooral de stelselmatige betekenisordening […] blijven ontbreken.
in: Civiele informatiekunde vergelijkenderwijs
Dergelijke netwerkdynamiek zal echter stellig op zich laten wachten.
Bestuurders zien er blijkbaar een risico in. Dat komt ondermeer, poneer
ik als hypothese, omdat ze organisatie- en informatiegrens niet van
elkaar kunnen onderscheiden. Menen zij wellicht dat hun toestemming
voor doorgaand informatieverkeer de continuïteit van de organisatie
bedreigt?
Zo ja, het tegendeel is juist realistisch. Handhaving van isolement
bespoedigt, althans in de huidige werkelijkheid van de
netwerksamenleving, dat een organisatie irrelevant is. Invloed groeit
door deelname.
in: Basispuzzel met stelselmatige registerstukjes
Aarzelt de overheid over privaat gebruik van publieke voorzieningen? Met infrastructuur is dat simpel als valse omkering ontmaskerd. Net zoals ik over de openbare weg fiets, lijkt mij het primaire doel van publieke infrastructuur voor informatieverkeer nu nèt de private toepassingen. De overheid is nu eenmaal de infrastructuurboer voor de samenleving die daardoor wint aan dynamiek. Door kadering als infrastructuur is overigens tevens meteen duidelijk dat bekostiging een gemeenschappelijke zaak is.
Governance of electronic government is entangled within itself.
[…] Projects and programmes, despite obvious rhetoric to the
contrary, still largely produce separate resources. Lacking so-called
interoperability, they fail to facilitate information flows even at the
limited scope of citizen- and business-to-government interactions, let
alone at the appropriate scope of society as a whole. Accordingly, such
resources are essentially useless. Electronic government doesn’t
deliver benefits.
A vicious cycle has become established. It starts with a misdirected
project as it isn’t guided by a productive vision on the
information, or network, society including its irreducible
infrastructure for information flows or traffic. It remains unclear
what the particular project should contribute to such an
infrastructure.
When a project’s failure finally must be admitted, it is
evaluated on more or less the single premise of shortcomings in
governance. Next, evaluators with an overriding background in
governance are recruited exclusively, rather than including at least
some persons with in-depth interdisciplinary expertise. It simply
follows that only changes in governance are recommended, in fact
complying with the evaluation brief and thus solidifying myopia. Actual
shortcomings are completely neglected, as evaluators, too, are
incapable to recognize proper goals, means, dependencies etcetera.
Additional governance measures cause the resumed or follow-up project
to fail even stronger. Everything is set up for the cycle to repeat
itself.
It takes the wider perspective of infrastructure to challenge the
deadlock.
in: Infrastructuur op een briefje
Informatieverkeer op basis van nètwerk is echter zó nieuw, dat die
hefboom voor relevante betekenisvorming nog vergaand ontbreekt bij
huidige politici enzovoort. Hoe hadden ze het ook kunnen leren? Nog
minder is er reeds sprake van institutionele agendering.
Het is natuurlijk wèl zo, dat de kans op hun waardering (sterk)
vermindert doordat bestuur in toenemende mate als apart specialisme
telt. Zolang instituties ontbreken, zijn beleids- en besluitvormers
praktisch onbereikbaar.
Overigens verwarren bestuurders dat wel vaker. Zij laten hùn procedurele kader gauw doorgaan voor oplossing, dus voltooid en al, terwijl vaak zelfs het maatschappelijke probleem nog niet eens duidelijk genoeg is.
in: Semantiek, interoperabiliteit en infrastructuur
[M]oeizame modernisering van de GBA [is] ondermeer eraan te wijten […], dat onder één noemer moet blijven passen wat … wezenlijk gedifferentieerd is. Dankzij stelselmatige semantiek valt evenwichtige verdeling, althans zo evenwichtig mogelijk, te bereiken.
in: Stelselmatige semantiek door Gemeenschappelijke Basisadministratie Persoonsgegevens (GBA)
Het [heersende] idee van basisregistraties leidt stelselmatig in de verkeerde richting. Daarvoor komen daarentegen, nogmaals, het is even van axioma’s wisselen, slechts in aanmerking allerkleinste basiselementen.
Bijvoorbeeld de elektronische overheid stagneert […] door het onvermogen om praktisch onderscheid te hanteren tussen enerzijds infrastructuur (regulering), anderzijds informatieve interacties tussen maatschappelijke actoren (laat ze het vooral zelf uitzoeken, wat dus dankzij infrastructuur beter slaagt). De besturingsmodellen ervoor verschillen. Vooral door informatiekundig onbenul blijven ze hopeloos vermengd.
in: Stelselmatige semantiek door uitvoeringsorganisatie
Meestal [blijkt] ergens [uit] een (tussen)zinnetje dat een denker de hoofdvraag weliswaar zag schemeren, maar vervolgens ontwijkt.
Wat zich […] wreekt, is onvoldoende besef van die reële variëteit. Daardoor houdt nodeloze verwarring aan. Die komt tot uitdrukking in zgn pseudoproblemen en verhindert voortgang met ontwikkeling van semantische interoperabiliteit.
in: Willen de èchte basisregistraties …?
Voor de elektronische overheid geldt […] de netwerksamenleving als relevant, zeg maar, milieu. Het maatschappelijke informatieverkeer in breedste zin ondervindt echter nog niet of nauwelijks erkenning als noodzakelijk kader voor de elektronische overheid.
in: Anti-referentiearchitectuur
Algemeen gesteld blijkt uit stelselmatige analyse en erop volgende hermodellering dat het bij zgn nummerproblematiek vergaand om pseudoproblemen gaat. Die moeten dus vooral niet met zoveelste èxtra voorzieningen opgelost wòrden, maar kunnen gewoon òplossen.
in: Modellering werkgeversbegrip
Zonder zicht op en/of erkenning van belang bij reële afhankelijkheden en bijbehorende samenhang proberen verschillende programma’s [resp. projecten] allemaal tegelijk een onmisbaar bijbehorende infrastructuur te realiseren. Vergelijk het met de opdracht om een enkel voertuig te ontwikkelen. Tja, omdat het praktisch moet rijden, rijst her en der de gedachte om een toegespitst verkeersstelsel integraal méé te leveren. […] Waardoor gaat het mis? Die bijkomende, zelfbedachte opgave blijkt gauw veel en veel ingewikkelder. Wie reële verhoudingen mis- resp. ontkent, gaat er ongeremd voor aan de slag en steekt zodoende gauw zowat alle energie in dergelijke voorwaardelijke voorzieningen. Dat is niet slechts nodeloze moeite en verspilling, maar werkt falikant averechts. Met keer op keer feitelijk slechts de eigen opdracht voor ogen resulteren immers talloze, nota bene onderling afwijkende verkeersstelseltjes, eentje per programma …, waardoor van heuse stelselmatige voorzieningen voor interoperabiliteit in de zin van algemene infrastructuur juist géén sprake is, integendeel. Oh ja, de verhoudingsgewijs simpele voertuigen waaraan behoefte bestaat, zijn daardoor (evenmin) nog altijd niet klaar.
De ontkenning van wat niet zou mogen, maar wat tóch gebeurt, leidt tot starre organisatie en informatievoorziening en daardoor tot foutieve sturing en verantwoording.
in: Aantekeningen over informatiekunde, deel 1
[A]ls je er geen verstand van hebt werkt overtuiging slechts averechts.
in: Aantekeningen over onmacht
[O]mdat [bestuurskundigen] niet eens operationele deelnemers zijn, maar ideologische, raakt contact met reëel benodigde voorzieningen helemaal verloren; nota bene, die aparte ideologische claims ondermijnen dus eveneens het stelselperspectief, netzogoed als operationele deelnemers dat doen met hun onsamenhangende echte voorzieningen.
in: Aantekeningen over informatieverkeer in publiek domein, voorheen elektronische overheid
[T]he web community is, again, looking for, say, a grammatical solution, i.e., general rules that cover specific cases. […] Didn't anybody learn to recognize the irreducibility of particular behavior to general rules? Of course, where general rules apply, we should use them. But rules are always a convenience, not a principle. It's really such mistaken abstraction that's the main obstacle for widening the horizon for information processing.
in: Notes on Metapattern and enneadic semiosis, part 1
[D]e gangbare — aanpak van — inrichting van informatievoorziening [vertoont] een structureel manco. [E]r [wordt] geen rekening met samenhang, stelselmatigheid gehouden […]. Het is alsof nog hardnekkig elk trajectje voor fysieke verplaatsing — te voet, per fiets, met de auto enzovoort — geheel in isolement als een apart 'systeem' opgezet is. Het lijkt dan logisch om er voorzieningen aan toe te voegen voor overslag van het ene naar het andere trajectje (met als spreekwoordelijk voorbeeld afwijkende spoorbreedte, waarvoor aan de grens wagons van het ene op het andere onderstel gehesen worden). Per saldo groeien zo de informatieproblemen.
Informatiekundig gezien zijn […] pogingen tot — het vestigen van — stelselmatigheid die tot technische voorzieningen beperkt blijven allemaal hopeloos tot mislukken gedoemd.
[S]trikt technische koppelingen vestigen nog lang geen stelselmatige betekenisordening; ongecoördineerd vormen zij daarvoor zelfs een regelrechte bedreiging.
[F]eitelijk ziet elke aparte overheidsinstelling de zgn elektronische overheid primair als wat moderner etiket op verdere digitalisering van eigen informatievoorziening.
[Het] praktische probleem met acceptatie van Metapatroon is dat inzicht van de tweede orde niet berust bij potentiële opdrachtgevers. Met die tweede orde bedoel ik besef dat a. méér van hetzelfde principieel niet langer werkt, integendeel en b. de nieuwe benadering met wezenlijk passende variëteit ook nogeens grote voordelen biedt (lagere kosten, hogere kwaliteit, beheersbaarheid enz.).
Het probleem met gebrekkige informatievoorziening op verkeersschaal [is] zelfs principieel dat zgn professionals er (nog) geen idee van hebben dat zij er überhaupt volgens een bepaald axiomatisch stelsel aan werken.
Met extra nadruk geldt óók autorisatie als integrale/integrerende voorziening van/voor informatieverkeer op maatschappelijke schaal. Wie dat stelselperspectief echter niet hanteert, en dat is dus nog bijna iedereen, vrees ik, ontsnapt nooit aan opzet met onverenigbare elementen. Dat gebeurt alom. Daarom wèrkt nog helemaal niets door-de-schalen-heen.
Togaf […] stelt slechts een aparte organisatie centraal. Dat kent […] een krachtige financiële logica. Vooralsnog zijn betalende opdrachtgevers bijna uitsluitend pèr organisatie(deel) te vinden. Het vraagstuk op maatschappelijke schaal verdwijnt door ontkenning ervan echter niet[.]
[Z]e beschouwen iets als het stelsel dat er slechts een miniem onderdeel van uitmaakt, of je dat nu gewichtig basisregistraties noemt, wettelijke grondslag erbij haalt enzovoort, of niet.
Het verkeersvolume onder de noemer van elektronische overheid vormt slechts een gering aandeel van het totale maatschappelijke informatieverkeer. De onderlinge informatiebetrekkingen tussen overheidsorganisaties zijn dáárvan weer slechts een deelverzameling. Voor zowel infrastructuur als hun eigen verkeersmiddelen zijn overheidsorganisaties daarom in termen van schaal, nogmaals, volgers. Het is niet anders. Zolang we die realiteit ontkennen, lukt er domweg niets met elektronische overheid. Kijk maar, hoe het (niet) loopt.
Het gaat dus fout, zodra een laagvariëteits manager in kwestie meent zich actief met een hoogvariëteits vraagstuk te moeten bemoeien. Deze stelling geldt overigens algemeen, dus niet slechts voor informatievoorziening.
[P]roductieve samenhang [valt] met dergelijke voorzieningen pas op maatschappelijke schaal […] te bereiken. Want het is allemaal gewoon infrastructuur, punt. Daarvan is het probleem echter dat het moeilijk positioneerbaar is als … probleem, althans op de vertrouwde schaal van een aparte opdrachtgevende persoon en/of organisatie. Daarom is de roep om een business case ervoor ook onzin; daar kom je op die manier niet uit.
in: aantekening 36.9
[Z]oals Aristoteles ‘zijn’ syllogisme positioneert, bedoelt hij er al een door-en-door modale logica mee. Nota bene, als syllogistische modus geldt genus! Mijn indruk is, dat het modale karakter van het aristoteliaanse syllogisme vol-ko-men onbekend geraakt is. Maar het is een vergissing […] om Aristoteles die ontkenning te verwijten.
[D]e opzet [is] symptomatisch voor vernauwing tot wat oppervlakkig gezien een apart probleem lijkt. Daarvoor komt (dus) nog steevast een dienovereenkomstig aparte oplossing. Als die al werkt, blijven voordelen van heuse stelselmatigheid categorisch buiten bereik.
[Wie] een overkoepelend verklaringsschema mist, kan […] niet precies de verschillen èn overeenkomsten aanwijzen.
in: aantekening 39.6
Wat echter ontbreekt, is erkenning van hetzèlfde als derde factor. Kijk maar wat er gebeurt als je 1. hetzelfde, 2. flexibeler en 3. minder resp. 1. hetzelfde, 2. flexibeler en 3. meer expliciet op een rijtje zet. Daar gaat van alles mis. Wie dàt rationeel noemt … Wat werkt, is: 1. anders, 2. flexibeler en 3. minder. Dat kan natuurlijk niet zomaar wat ànders zijn. Zonder vakkundig ontwerp krijg je voor de zoveelste keer onherroepelijk 1. anders, 2. flexibeler en 3. meer.
in: aantekening 42.3
Mijn idee over uitdaging, issue e.d. is, dat ‘we’ ons daardoor tot een veel te kleine schaal beperken. Want op ruimere schaal bestaat samenhang met bijhorende, tja, … uitdagingen en issues. Maar die ontgaan ons geheid door de overhaaste, onbewuste beperking. Voor een duidelijk verhaal moet volgens mij de schaal waarover ‘het gaat’ expliciet zijn. […] Zo mikt de overheid onder de noemer van elektronische overheid veel te kleinschalig, te weten beperkt tot vooral eigen … uitdagingen en issues.
in: Redactionele correspondentie over de tekstbundel Interoperabel Nederland
Ze zien overal dat ene woord, ‘voelen’ ergens wel dat het […] niet overal hetzelfde betekent, kunnen die variëteit echter onmogelijk volgen, dus passen ze bestuurderslogica toe. Die luidt: Ik snap het niet, dus hoef ik er niets mee.
in: Redactionele correspondentie over de tekstbundel Interoperabel Nederland
Ook weer naar mijn idee wordt stagnatie in belangrijke mate veroorzaakt door de beperkte schaal waarop vooralsnog bijna iedereen ‘kijkt,’ handelt enzovoort. Zo redeneert men onverminderd, want vaak onbewust, vanuit eigen informatievoorziening; interoperabiliteit komt er dan op neer, alle retoriek van open standaarden ten spijt, om het over open source-programmatuur maar niet te hebben, dat de àndere partijen zich moeite moeten getroosten om daarop te ‘mogen’ aansluiten. Eigen-navel-als-centrum-van-de-wereld kent uiteraard een zekere logica, toegegeven, maar die raakt in hoog tempo achterhaald voor maatschappelijk informatieverkeer (als je dat tenminste volgens evenwichtige verhoudingen wilt laten verlopen, met per saldo een véél grotere koek om te verdelen).
in: Redactionele correspondentie over de tekstbundel Interoperabel Nederland
Geen inhoud? Dan maar vorm (met soms een poging tot vermomming als inhoud). Zo draait de carrousel weliswaar gesmeerd maar au fond doelloos, terwijl we eindelijk een wèg ergens naartoe moeten inslaan.
in: Redactionele correspondentie over de tekstbundel Interoperabel Nederland
Door voortdurende mislukkingen zou het […] moeten dagen, dat er eerst en vooral gebrek is aan referentiekader … om relaties gevestigd te krijgen.
in: Redactionele correspondentie over de tekstbundel Interoperabel Nederland
Goed bedoeld, wie weet, maar zo raakt de kans op noodzakelijke verandering annex vernieuwing juist verijdeld. […] Ik voeg eraan toe, dat je vanwege de mislukking dan opnieuw moet beginnen met minder, meestal véél minder mogelijkheden zoals vertrouwen … Gauw stopt de opdrachtgever er dan maar helemaal mee. Zie mijn […] duiding als tragedie.
[T]he more or less self-centred standards issued by government are not really standards at the wider scale of society as a whole. Therefore, they are not adopted. It only helps to start looking at the opportunities and problems more realistically, that is, at the proper scale of exchange variety.
in: Wat is een semantische standaard en hoe kan College Standaardisatie die vraag (anders) beantwoorden?
Het is tot dusver echter onvoldoende doorgedrongen, dat inmiddels niet zozeer die aparte systemen (lees ook: toepassingen) het primaire ordeningsvraagstuk vormen, maar het informatieverkeer ertùssen. En zoals voorzieningen voor traditioneel verkeer duidelijk laten zien (voor wie erop attent gemaakt is): Zodra infrastructuur telt als component van verkeersvoorzieningen, veranderen door wisselwerking op hun beurt de aangesloten systemen (aangezien ze voortaan eveneens als componenten voor verkeer tellen).
in: Wat is een semantische standaard en hoe kan College Standaardisatie die vraag (anders) beantwoorden?
Op de ruime, nieuwe verkeersschaal van de netwerksamenleving is semantische interoperabiliteit een dienovereenkomstig nieuw vraagstuk. Daarvoor werken “gangbare” oplossingen zelfs averechts.
in: Wat is een semantische standaard en hoe kan College Standaardisatie die vraag (anders) beantwoorden?
Nu je het mij vraagt, met zulke mensen zou ik dus niet beginnen. Een andere vraag is overigens vaak of je ze lang genoeg kunt mijden. Juist zulke mensen haasten zich om de kop van een ontwikkeling over te nemen, waarna die steevast een averechtse wending neemt.
De aanname is te klakkeloos, dat bepaalde informatie gelijk is voor verschillende toepassingen. Aan reële verschillen valt echter niet te ontsnappen.
in: Uit het moeras van stam- en basisgegevens
De traditionele theorie van hergebruik vanuit basisregisters versimpelt ten onrechte dat toepassingsspecifieke informatie onderling allemaal verschilt.
in: Uit het moeras van stam- en basisgegevens
De spiraal doorloopt onherroepelijk de vertrouwde, maar averechtse cyclus indien klakkeloos een nieuwe specifieke informatieverzameling ontstaat.
in: Data en diensten op orde met Metapatroon (deel 1): algemene verkenning van stelselmatige oriëntatie
Maatschappelijk verkeer als referentiekader helpt om te verduidelijken hoezeer opdrachtgevers het kwaliteitsdilemma bestendigen. Zij herkennen blijkbaar onvoldoende dat hun opdrachten gaan over infrastructurele voorzieningen. En voor zover zij dat wèl inzien, blijft hun opdracht desondanks dikwijls gekleurd door de beperking tot louter zichzèlf als deelnemer. Dat is inderdaad paradoxaal en leidt steevast tot precies de verkeerde voorzieningen.
in: In de hoop op informatiekundig beroepsperspectief
[E]en remmende factor is […] dat verschillende mensen weliswaar volkomen terecht verschillende accenten plaatsen, maar daarvoor vervolgens zoiets als monopolie verlangen.
Strikt rationeel opgevat volgt hieruit simpel dat het geen enkele zin heeft om aan een oplossingspoging zelfs maar te beginnen zolang passende variëteit ontbreekt. En wie dat kritieke vermogensgebrek pas gaandeweg opmerkt, doet er alsnog het beste aan om subiet te stoppen met een poging die principieel nu eenmaal nooit kàn slagen.
in: Opdrachtbeheersing volgens variëteitenanalyse
Wie vóórafgaand aan een proef zekerheid over de uitkomst wenst, […] begrijpt niet wat een proef is.
in: aantekening 46.1
De fout zit dan toch niet louter bij zo’n projectleider, maar óók bij wie haar/hem aanstelde.
Helaas zie ik niet hoe zo’n coalitie van gevestigde opdrachtgevers en –nemers valt te overtuigen van de noodzaak van een kwalitatief andere aanpak. Daarvoor zijn zij samen alweer te vèr onderweg. Dat het in de verkeerde richting is, doet er dan niet toe. Sterker nog, tegenover wie ze daarop wijst willen ze volhouden dat ze wel degelijk goed bezig zijn. Daardoor gaat het zo mogelijk extra fout …
Waar kortzichtigheid blijft heersen, ligt een taak voor de overheid onder de noemer van ‘ons’ algemeen belang. Uit de algemene middelen kan een verkeersmiddel als infrastructuur worden ontworpen, ontwikkeld en beheerd. Dat hapert tot dusver, alle retoriek ten spijt, omdat ook en vooral overheidsorganisaties vasthouden aan de achterhaalde opvatting van digitale technologie als louter versterkingsmiddel voor zichzelf.
in: Zie het als verkeersmiddel!
We zijn er niet met instellingen die ruimte moeten geven voor vernieuwing, al helemaal niet als het blijft bij valse retoriek. Ze moeten er daadwerkelijk ruimte voor máken.
in: Institutionele tegenwerking onvermijdelijk?
Als het om zin met informatie gaat, zeg maar betekenis, begrijpt iedereen prompt dat bijvoorbeeld een ènkel woord niet duidelijk is. Pas met nodige en voldoende context volgt eenduidigheid. En toch zijn er mensen die zulk inzicht ontkennen. Dat blijkt te gebeuren zodra ze opdrachtgever of –nemer zijn van middelen voor informatievoorziening. Ineens blijft explicitering van context achterwege.
in: Voor informatiekunde verder op weg met ontologie
Als opdrachtgever bezwijkt een mens kennelijk gemakkelijk voor de illusie dat zijn betekenissen- resp. machtssfeer als enige context telt en daarom impliciet moet blijven. Daar blijft het echter niet bij. De netzo eigenwijze opdrachtnemer maakt er feitelijk van wat hij op zijn beurt absoluut geldig acht[.]
in: Voor informatiekunde verder op weg met ontologie
De allermeeste opdrachtgevers en –nemers blijven desondanks aanhangers van oude ontologie. Hoe onbewuster, des te hardnekkiger. Daardoor frustreren zij ontwikkeling van passende infrastructuur voor informatieverkeer.
in: Voor informatiekunde verder op weg met ontologie
Het is tegenwoordig extra oppassen met de term ‘architectuur.’ Vaak wordt ‘ie gebruikt om de indruk te wekken dat ‘op die manier’ alles onder controle is. De retorische voorganger van ‘architectuur’ is ‘systeem.’
Je loopt echter het risico, àls je iets voorstelt, dat ze er met je idee vandoor gaan, nota bene ònbegrepen en daarom met averechts effect.
Als opdrachtgever herkent iemand zichzèlf blijkbaar niet (meer) als
deel van een groter geheel, laat staan als ònderdeel. [… A]ls het
gaat om infrastructuur voor maatschappelijk informatieverkeer […]
blijft versnippering heersen, waarbij financiële verspilling
allesbehalve tot snippers beperkt blijft. […]
De onbenullige opdrachtgever, dus feitelijk óók een beunhaas, houdt
bluf voor geborgd vakmanschap, terwijl hij de open benadering van de
èchte vakman als onzekere twijfel afdoet[.…]
Door ondeskundige opdrachtgevers gedijen ondeskundige opdrachtnemers.
[Zo] gijzelen ze elkaar en bestendigen ze […] een systeem van
inhoudelijke mislukking door oppervlakkige in- c.q. verkoopvorm[.]
in: Ontwerpbelang
Wat ontwikkeling van infrastructuur langdurig kan belemmeren is de — valse — veronderstelling dat afwijkende inhoud bijgevolg afwijkende (uitwisselings)vorm behoeft. Zo gaat iedereen aan de slag met ‘eigen’ infrastructuur, wat daardoor uiteraard prompt géén infrastructuur ìs. En terwijl allerlei overheden allereerst binnen één en dezelfde nationale staat domweg verwikkeld zijn en blijven in verspillende wedloop om non-infrastructuur, scheppen enkele internationaal opererende bedrijven in infrastructureel opzicht — vrijwel? — voldongen feiten.
in: Ontwerpbelang
[Er] geldt nog steeds dat die aannemers zich voordoen als architect … terwijl ze vaak niet eens ingenieur zijn. Ze stellen onsamenhangende lijsten op waarop eindeloos vermeld staat wat ze konden ‘verkopen’ aan hun opdrachtgevers en zelfs zulke lòsse problemen blijven (dus) onopgelost. En daarbij is het natuurlijk de vraag of zonder samenhang überhaupt een … oplossing aan de orde kan zijn. […] Op zeer beperkte schaal kan het werken volgens een lijst niet zoveel kwaad. Dat mag echter beslist niet als verdienste van zo’n lijst gewaardeerd worden. Daarentegen bestaat zoiets als impliciet overzicht. Wat lijkt op oplossing pèr probleem gebeurt als het ware vanzelf stelselmatig. Dat leidt onherroepelijk tot gepruts zodra overzicht ontbreekt.
in: Verantwoordelijk ontwerpgedrag
Ook zit menig opdrachtgever er als de ijdele keizer bij die zich onbestaande kleren laat aanpraten.
in: Verantwoordelijk ontwerpgedrag
Understanding complementarity as a paradigm shift may help to understand why efforts controlling variety continue to fail in the field of information management. Classical presuppositions still rule, despite projects failing again and again at often huge costs. [For c]omplementarity in an extended sense […] Metapattern [is] available as a practical tool for modeling[.]
in: Metapattern for complementarity modeling
Hoe dat daar vooralsnog bedacht is, biedt (veel) minder variëteit … en gaat daarom geheid mis. En ik blijf bezorgd of het verstandig is om dat zo geïsoleerd te beschouwen. Het betekent dat het een verzameling is van vergaand aparte oplossingspoginkjes … en dat werkt nooit, laat staan soepel enz.
in: aantekening 50.7
Het is […] zaak om steeds de relevante betrekkelijkheid te duiden: context. Over een methode daarvoor, dus ook alweer onmisbare theorie, licht ik u graag in. Maar dat heeft slechts zin voordat u begint aan “overzicht.” Mocht u eerst zo’n overzicht willen opstellen om vervòlgens pas te kijken naar de methode ervoor, is het uiteraard alweer te laat.
in: aantekening 50.9
Er valt zelfs geen spoor te herkennen van erkenning van wat in/voor een, herstel, ònze zgn informatie- annex netwerksamenleving allang het karakteristieke ontwerpobject is voor (de) overheid(sinstellingen), te weten infrastructurele voorzieningen voor informatieverkeer op maatschappelijke schaal, nota bene inclusief internationale betrekkingen.
Dat plan is niet allemaal onzin …, maar ook de minste flauwekul garandeert mislukking. Wat m.i. ook hier vooral ontbreekt, is uitwerking van structuur voor informatie.
[Het gaat er] om die productieve spanning tussen beperkt uitdrukkingsmiddel en het daardoor juist uitdijende betekenissenveld te herkennen. Ik heb er […] alle begrip voor dat bestuurders zulke implicaties van Metapatroon niet doorgronden, en het ook niet willen. Prima. Zachtjes uitgedrukt vind ik het wel opmerkelijk dat zij eigenwijs een aanpak laten toepassen waarover zij feitelijk netzo onwetend zijn. Omdat projecten alsmaar — blijven — mislukken, zou het ze toch allang moeten zijn gaan dagen dat ertussen verband bestaat. Gangbare modelleermethoden/-talen zijn voor voorzieningen voor informatieverkeer op stelselschaal achterhaald, punt.
Herhaalde mislukkingen met allerlei ict-projecten (ict: informatie- en communicatietechnologie) zijn helaas maar al te simpel verklaarbaar door nagenoeg complete verwaarlozing door de doorgaans afzonderlijk opererende overheidsinstellingen van het informatieverkeerskundig perspectief.
Mijn idee is dat besluitvormers (lees ook: bestuurders) sterker hechten aan zekerheid over hun positie. Hoewel zij de gangbare modelleermethode evenmin begrijpen, weten zij uit ervaring dat die dáárvoor geen bedreiging vormt. Zij houden zich domweg onwetend over de zekerheid van mislukking ermee, en voor een gangbare methode kunnen zij opperen niet verantwoordelijk te zijn voor het gebruik ervan. Voor een nieuwe methode zouden zij wel als zodanig, verantwoordelijk dus, aanwijsbaar zijn. Dat risico nemen ze niet, nogmaals, hoe weinig ze eveneens van de gangbare methode begrijpen. Hun dienstverleners, van adviseurs tot en met constructeurs, ontwijken eveneens risico door verandering, in hun geval van omzet en winst. Ook zij zien geen aanleiding om beter te weten, en dat doen ze daarom ook maar niet …
in: Mooi meegenomen
De nomotetische opvatting zit als het ware ingebakken in de heersende — betekenis van — de staat (lees algemener ook: instelling). Dat is precies waarom overheidsprojecten alsmaar mislukken. De reële variëteit met maatschappelijk (informatie)verkeer blijft door de traditionele wetmatig(end)heidsoriëntatie onvervuld[.]
in: Differentiële informatiekunde
With so-called IT specialists mainly oriented at mechanics seen originating from first order logic — which is how they believe that a computer can only, and therefore must, be programmed — it cannot come as a surprise […] that information systems that should provide infrastructural facilities are mostly irrelevant, at best.
in: Invitation to contextualism
Nu vind ik dat hele kernbegrip averechts. Dat volgt uit contextuele verbijzondering als regel.
Wie geen aandachtige luisteraars verwacht, wie zijn eigen gezegde dus niet mede opvat als aanzet tot verandering van hemzèlf, ontkent het dialogische karakter van een teken als verzoek tot inschikkelijkheid. Dat verzoek is eenzijdig bedoeld geraakt. Maar dat ‘is’ het ‘natuurlijk’ nooit. Bijgevolg bestoken we elkaar met nagenoeg enkelvoudige verzoeken. We vormen er echter geen reeks mee, dus van samenhangende verzoeken … Wie tegenwoordig een verzoek doet, bemerkt gauw dat het eventuele wederverzoek dat erop volgt netzo eenzijdig is. (De weigering om ergens op in te gaan is natuurlijk óók een teken, vaak zelfs het doordringendst.) Zo beginnen we prompt steeds opnieuw, driftig draaiend naar de zoveelste frequentie om het zoveelste aparte verzoek te zenden. Zo komen we echter nooit verder, althans niet via en voor evenwichtige verhoudingen. Voortdurende frequentiewisselingen, ook nog eens opzettelijk om netzo eenzijdige (weder)verzoeken te vermijden, ondermijnen op voorhand ontwikkeling van een dialogische (gesprekken)reeks.
Het daagt ook daar (dus) nog altijd niet om een ontwerp voor — voorzieningen voor — informatievoorzieningen nota bene te beginnen met een navenant geschaald informatiemodel. Gelet op reële betekenissenvariëteit is daarvoor (opnieuw: dus) een modelleermethode/-taal nodig om verschillen-in-samenhang te ordenen. Nogmaals, met informatieve variëteitmodellering moet je beginnen! (Want) volgens dergelijk conceptueel overzicht kan je (pas) daadwerkelijke voorzieningen optimaal — op elkaar afgestemd — bepalen enz. Maar, nee hoor.
Hoe meer het voor potentiële opdrachtgevers evident zou moeten zijn dat op de reële schaal van informatieverkeer betekenissenvariëteit ‘heerst,’ en dat je daarvoor dus passende ontwerp- en beheermiddelen vanaf modelleermethode (Metapatroon) tot en met programmatuurplatform (KnitbITs) voor nodig hebt, des te minder staan ze ervoor open. Bestuurders en hoge ambtenaren, met in hun kielzog hun medewerkers, lijken het te druk te hebben om de verantwoordelijkheid voor alsmaar herhaalde mislukkingen — je ziet ze onophoudelijk in de krant vermeld […] — te ontwijken. Oh ja, en met voorbereiding van het volgende fiasco. Zodra je iets voorstelt dat neerkomt op een àndere aanpak, willen ze er prompt niets van weten, kijken er niet eens naar. Bij universiteiten, soms? Hetzelfde … Het is alsof ze menen met koerswijziging een bekentenis van schuld te geven, terwijl het erom zou moeten gaan dat het eindelijk eens lukt met hun projecten en onderzoek & onderwijs.
Afgezien van verspilling van tijd, moeite en geld hoeft daar overigens nog weinig mis mee te zijn — en te gaan — ware het niet dat het noodlot toeslaat zodra dat betekenissimplisme doorgaat voor dè orde. […] Wie mikt op betekenis-in-enkelvoud, mist — voorzieningen voor — betekenissen-in-meervoud, punt.
in: Snoeiwerk
Het is dus niet alleen Mulisch die een ernstig verminkt tegenspraakbeginsel alsnog zó serieus neemt, dat hij er niet toe komt om het radicaal te verwerpen en te vervangen door een bruikbaarder beginsel (dat m.i. dus allang beschikbaar is) .
Zo’n technologie laat zich gemakkelijk verouderd noemen. En zo volgt een nieuwe poging, het zoveelste project met nieuwe technologie, enzovoort. Dat helpt nooit. Steeds meer geld is weggegooid, terwijl de frustratie over herhaalde mislukkingen groeit en groeit.
[T]hans [heerst] een vergelijkbaar tekort […] wat stelselmatige voorzieningen voor informatieverkeer betreft. Wat door-en-door infrastructureel moet zijn, blijft hangen op de overgeleverde benadering à la “kleinste detail” … en mislukt daarom als infrastructurele voorziening.
in: Schoolverlater
Doordat aparte overheidsinstellingen vooral hun eigen voorzieninkjes blijven treffen, moeten burgers het voor infrastructuur voor informatieverkeer onverminderd doen met valse retoriek.
in: Schoolverlater
De principiële fout zit ’m in het wereldbeeld, zeg ook maar paradigma. Als traditie is het wereldbeeld in kwestie impliciet geraakt, en daardoor nogeens èxtra moeilijk herken- resp. veranderbaar.
in: Verrijking van wereldbeeld voor dienstgerichte informatievoorziening
In één moeite door verklaar ik daarmee talloze mislukkingen met zgn ict-projecten door onverminderd aanhoudende toepassing van, zeg maar even, fregeaanse methode en techniek die daarvoor gelet op reële betekenissenvariëteit immers ronduit òngeschikt zijn.
in: Wat is reële variëteit ook alweer?
Daardoor heerst de misvatting van apàrte formele logica, een logica die lòs van welk gedrag dan ook kenregels zou uitdrukken èn voorschrijven. Wie een verklaring zoekt voor alsmaar mislukkende inspanningen om voorzieningen te realiseren — tegenwoordig met digitale technologieën — voor informatieverkeer, heeft haar hiermee gevonden. Natuurlijk kunnen er allerlei andere oorzaken voor mislukking zijn, maar zònder passende opvatting over reële variëteit lukt het nooit, punt.
in: Motief en norm
Door schijnzekerheid is mislukking onder omstandigheden van reële variëteit op voorhand al … zeker. Waarom houdt bijna iedereen er desondanks (dus) pathologisch aan vast? […] Zelfs het vaagste vermoeden van eventueel optredende moeilijkheden veroorzaakt bij menigeen kennelijk zodanige existentiële angst, dat zo iemand voorkeur geeft aan de zekerheid van ònoverkomelijke moeilijkheid. Met die prompte èn duurzame vervulling van lijdensverwachting kan het subject de illusie verwerven dat hij zijn leven beheerst. De grote ontkenning begint …
in: Motief en norm
Onvoldoende begrip van techniek in kwestie, in dit geval digitale, kan verwachtingen vestigen die — daardoor — gemakkelijk door beunhazen vallen te bespelen. Meestal hebben opdrachtgevers zulk bedrog niet eens door. En àls ze ooit al onraad bespeuren, zijn ze vervolgens vaak bang om van aanpak te veranderen (lees: om hun eerdere falen toe te geven). Juist door hun oriëntatie op schuld e.d. houden mislukkingen echter aan. Zouden ze in termen van noodzakelijke lering kunnen denken en handelen, opbouwend dus, dan kon er redelijk vlot een einde komen aan de misère. Als nalatig gedrag gebeurt het uit onbenul. Volgens mij is er vaak (ook) onwil aan de orde. Het vóórschrijven van betekenis is een machtsmiddel. En met het idee van absoluut geldige betekenis gaat het kennelijk om streven naar absolute macht[.]
in: Burke’s tonelistieke semiotiek
Het totale onbegrip van reële betekenissenvariëteit maakt in informatiekundig opzicht een gigantische blinde vlek aanwijsbaar. Voor een apart zgn ict-project blijkt de desbetreffende opdrachtgever steevast gefixeerd op enkelvoudige betekenis. Nee, dat werkt natuurlijk niet in en voor samenleving van mensen met verschillende, al naar gelang van omstandigheden ook nog een wisselende, betekenissen.
[A]s especially logical atomism is still dominant in information sciences, left largely implicit so as to make a necessary paradigm shift all the more difficult, so-called systems come out sub-optimal (to put it mildly).
in: note 53.16
Het blijft van aanvang aan misgaan, zolang ‘we’ de reële verkeersopgave niet herkennen. Die opgave bestempelt elke bemoeienis van een overheidsinstelling als infrastructureel, want de primaire verkeersdeelnemers zijn natuurlijk burgers.
in: Vernieuwing volgens Duivesteijn, lessen voor infrastructuur voor informatieverkeer
Daarentegen mikken overheidsinstellingen doorgaans ieder voor zich op eigen informatiesystemen ‘over’ burgers. Dat is géén infrastructuur. Daarvan ondervinden burgers voor maatschappelijk verkeer overheersend hinder.
in: Vernieuwing volgens Duivesteijn, lessen voor infrastructuur voor informatieverkeer
Volgens het ideaal van objectiviteit geldt subjectiviteit als ònwetenschappelijk, en is dus taboe. Wat zelfs maar zweemt naar idealistische psychologie wordt afgezworen.
Het gevaar dreigt dat iemand met vertrouwd taalgebruik juist zijn (lees overal ook: haar, enzovoort) huidige paradigma associeert, dat hij aldus gretig bevestigd ziet.
in: Semiotische bewegingsleer voor maatschappelijk informatieverkeer
[M]ethoden die gedragingen- resp. betekenissenvariëteit feitelijk ontkennen, [kùnnen ] op reële verkeersschaal slechts averechts […] uitpakken. […] Z]ulk, zeg maar, bewegingsloos denken [viert] onverminderd hoogtij onder opdrachtgevers èn -nemers van voorzieningen voor informatieverkeer (die daardoor niet kùnnen voldoen aan reële eisen van passende variëteit) .
in: Semiotische bewegingsleer voor maatschappelijk informatieverkeer
Tot dusverre voorziet een Nederlandse overheidsorganisatie bij voorkeur apart, zeg ook maar particulier, in wat zij opvat als háár informatiebehoefte. Dat is grotendeels fictie, want het bestaansrecht van een overheidsorganisatie ligt in de behoeften van deelnemers aan maatschappelijk verkeer, te weten aan hùn onderling evenwichtige(r) verhoudingen. Daarvan zijn via doelbinding de behoeften van de overheidsorganisatie in kwestie àfgeleid. Het is de òmgekeerde veronderstelling die verlamt. Daaraan verandert principieel niets met deels gemeenschappelijker overheidsvoorzieningen. Daarvoor is de term infrastructuur dan ook verwarrend. De beleidspositionering moet langs de behoeftedimensie omhoog en langs de doelgroepdimensie naar rechts. Rechtsboven […] is — pas — sprake van infrastructuur.
in: Infrastructuurcommissaris informatieverkeer
[M]et gevarieerde deelnemers met gevarieerde belangen zijn dienovereenkomstige verschillen in betekenis nota bene regel. Méér dan dit inzicht heeft u niet nodig voor de conclusie dat dergelijke organisaties met wat voorzieningen voor maatschappelijk informatieverkeer moeten zijn, blijven knoeien zolang ze reële betekenissenvariëteit [concreet] ontkennen. […] Werkelijk abstract is de aanpak die uitgaat resp. mikt op enkelvoudige betekenis. In z’n contextloosheid komt het neer op tot mislukking gedoemde veralgemenisering.
Dat moet te maken hebben met ònbegrip omtrent de verhouding van teken met wàt het betekent. Nog afgezien van context, een teken is meestal willekeurig. Die willekeur heeft Ferdinand de Saussure (taalkundige, 1857-1913) aangewezen. Ik vermoed dat de meeste mensen daarentegen, en ook nog eens onbewust, tùssen tekens onderling een systematiek veronderstellen. Er zou dan een stelselmatige formule zijn om uit de sleutelwaarde voor het ene register àlle sleutelwaarden te berekenen en zo tevens objectinformatie uit andere registers beschikbaar te krijgen. En voor wie meent dat zo’n formule bestaat, is het maar nodeloos omslachtig om sleutelwaarden allemaal expliciet te registreren plùs het verband ertussen. ‘Ze’ kùnnen dat niet begrijpen, omdat ‘ze’ als het ware verblind zijn door de illusie van dè formule. Hetzelfde semiotische onbenul vormt de valse grondslag ervoor om van alles en nog wat in één en dezèlfde conceptuele hiërarchie te willen proppen. Voor de zoveelste keer, er is dringend een paradigmawissel nodig …
Zulke volgehouden kleinschaligheid beperkt zicht op resp. ontkent reële betekenissenvariëteit in maatschappelijk (informatie)verkeer[, dwz] door-de-schalen-heen.
Voor inrichting en ontwikkeling van deugdelijke, optimaal toekomstvaste infrastructuur is bedoeld inzicht echter noodzakelijk. Daaraan ontbreekt het m.i. bij zowel opdrachtgevers als —nemers. Daaraan vind ik hun begrip van opdracht debet. Dat dwingt kennelijk tot beperking, waarbinnen alles absoluut geldig … lijkt. Daarvan gaat de valse suggestie uit van beheersbaarheid. Dat gaat geheid mis, zodra de apart opgezette voorziening volgens samenhang moet functioneren. Zonder in- en overzicht volgt mislukking na mislukking met alsmaar verspilling van geld, moeite, tijd en, niet te vergeten, goodwill bij mensen met rècht op infrastructuur.
Doorgaans ook nogeens als vanzelfsprekend, over voorkennis gesproken, wordt gepoogd enkelvoudig òp te leggen wat past als verzoek tot inschikkelijkheid door de opdrachtgever. En dan is het oppassen — nota bene, over ruimte gesproken, iets dat vele opdrachtgevers nalaten, als ze het al zouden kunnen — dat de opdrachtnemer er iets van maakt dat op zijn verzoek neerkomt. Hoe dan ook komt daar natuurlijk nooit een bruikbare verkeersvoorziening van, integendeel.
Aan die behoudende opstelling is m.i. sterk debet, dat voorzieningen voor informatieverkeer door diverse bedrijven ontwikkeld en beschikbaar gesteld zijn. Zij proberen èlk voor zich marktaandeel te winnen voor advertentie-inkomsten, wat gepaard gaat met poging van uitsluiting van wat dan concurrerende aanbieders zijn en dus geslotenheid van dien. Daarom vind ik infrastructuur een overheidsaangelegenheid (en zelfs de enige).
in: Generatiewissels
Vriendelijk uitgedrukt is het natuurlijk niet, destructief, maar zo is het wèl. Een gemankeerd uitgangspunt verklaart mislukkingen, omdat naïef atomisme nu eenmaal tekort schiet voor ordening van betekenissenvariëteit, dus tevens inclusief samenhang.
in: Ken uw klassieken, moderne informatiekunde is anders!
[Averechts] gebeurt [dat] impliciet van situatie tot situatie — maar ja, om dat zó te duiden vergt al beheersing van het stelselmatig paradigma — vanuit de naïeve veronderstelling van absoluut geldige waarheid, die aldus óók nog maar eens bevestigd wordt zolang intersituationele confrontatie uitblijft (lees ook: redelijk wordt nagelaten) resp. door machtsuitoefening eenzijdig beslecht wordt (waardoor reële verschillen echter niet verdwijnen, maar verzet uitlokken: wèg opbouwende samenwerking).
in: Ken uw klassieken, moderne informatiekunde is anders!
[Met] dergelijke (ontwikkel)middelen […] is [..] geen informatiebeheer mogelijk verbijzonderd naar context èn tijd (èn op zijn beurt context verbijzonderd naar tijd). Bot gezegd, maar wèl zo duidelijk, om de reële variëteit van informatieverkeer stelselmatig te faciliteren zijn ze — dus — principieel òngeschikt. Je kunt er ook niets mee volgens het motto “Blijf overal zo veel mogelijk van àf!” Dergelijke gereedschappen dienen daarentegen als commerciële fuik, want — valse retoriek ten spijt — van weersomstuit moet àlles ànders en wel met de spullen enz. van de ene leverancier in kwestie.
Ontkenning zorgt voor alsmaar grotere problemen, kosten, ga maar door.
Indien een aanname verkeerd bemeten is, want in het geval van digitale facilitering van informatieverkeer òngewijzigd overgenomen uit de periode van kleinschalige informatiesystemen zònder onderlinge samenhang tussen betekenissen, kan de gevolgtrekking enz. nooit goed uitkomen.
Verspreid zijn er altijd talloze mensen werkzaam die open staan voor veranderlijke verhoudingen in meervoud, enzovoort. Andere mensen zien door hun populistische houding daarin echter gebrek aan daadkracht. Dat is een fatale vergissing, waarvan wij allemaal de dupe zijn. Zo overschreeuwen ze redelijke voorstellen. Populistisch ingestelde mensen vormen zelfbenoemd de opdrachtgevende kliek. Op macht drukken zij door, resulterend in steeds een volgende ronde langs de neerwaartse spiraal van valse uniformiteit.
in: Het komt door populistische opdrachtgevers
Zo van, met predicatenlogica laten zich uitputtend basale verhoudingen beschrijven, waarna overige verhoudingen allemaal kunnen worden àfgeleid. […] Er gaat onverminderd grote verleiding van die axioma’s uit. Het idee is ook geruststellend. Zodra we basale eenheden maar geduid hebben. Oh ja, netzo basale relaties ertussen mogen we natuurlijk niet vergeten. Maar dàn weten we feitelijk ook meteen àlles. Wat willen we nog méér?! Niets, natuurlijk, omdat we zo àlles al weten. Filosofen als Leibniz en Hegel bezweken onder die valse verleiding, of deden alsof … Onder modernere noemers als logisch positivisme en formele logica houdt simplisme hardnekkig stand, met aanhoudend averechtse infrastructuur voor informatieverkeer van dien.
in: Hoofdregel
Een conceptueel model à la Metapatroon krijg ik prima uitgelegd aan daadwerkelijke deelnemers aan informatieverkeer. De zgn ontwikkelaars, zeg ook maar programmeurs, blijken echter nog gevangen in naïef atomisme. Omdat zij vooralsnog weigeren, want daarop komt het botweg neer, zich volgens — een model van — reële betekenissenvariëteit te oriënteren, missen wat verkeersvoorzieningen zouden moeten zijn passende variëteit. Ze werken domweg niet, of hoogstens marginaal, ten koste van veel geld èn frustratie van verkeersdeelnemers.
Het zijn subjecten die zichzèlf gevangen houden door beperkende veronderstellingen. Eenmaal ermee … afgericht, is het moeilijk, zo niet onmogelijk, om er van àf te raken. Uit kennelijke angst voor verlies van oriëntatie wordt een nieuw paradigma volgens het oude beoordeeld. Dat maakt het nieuwe prompt kansloos.
Zulke retoriek om “overheidshandelen” wat ruimer te beschouwen laat onverlet dat het slechts een fractie van het totale maatschappelijk verkeer betreft. Het is daarom onzin om “digitale middelen” ervoor als “infrastructuur” te betitelen, laat staan als “generieke infrastructuur.” […] Vitaal als infrastructuur kan pas zijn wat ècht infrastructuur is. Dat zijn onverminderd overheidscentrische voorzieningen beslist niet, punt. Als infrastructuur komen pas voorzieningen in aanmerking voor willekeurige gebruikers. Indien ze dáárvoor geschikt zijn, is o.a. de overheid meteen klaar. Want overheidsmedewerkers zijn qua informatieverkeer ook gewoon maar gebruikers van infrastructuur, en vergeleken met burgers en bedrijven slechts gering in aantal (en verkeersbehoeften). Een ambtenaar gaat toch ook niet via een apart fietspad e.d. naar haar/zijn werk, en vervolgens weer terùg naar huis, noch gebruikt z/hij voor die ritjes een àndere fiets?
[O]pnieuw is een apart ontwikkelde voorziening ònveranderd aangenomen als samenstellend deel. Klakkeloze extrapolatie, zeg ook maar domweg stapelen, levert echter nooit een adequaat stelsel op, integendeel. Weliswaar stelt zo’n voorstel bestuurders gerust. En dankzij zgn draagvlak kunnen we dóór, nietwaar? Ik zou zeggen — klopt, retorische vraag — wat hebben we er aan als het alsmaar de verkéérde kant op gaat?
[Wie] context niet tot het teken rekent, moet […] proberen om betekenissenvariëteit feitelijk onder de noemer van louter een signatuur geordend te krijgen. Dat lukt dus nooit, maar leidt intussen tot een nodeloos ingewikkeld c.q. redelijk onbegrijpelijk annex inconsistent verhaal.
Nu ga ik ervan uit dat èlk teken een verzoek tot inschikkelijkheid is. Omdat een teken principieel een configuratie inhoudt van signatuur en context, bestaat — dus — de mogelijkheid om de verhouding zodanig te wijzigen dat je op basis van louter signatuur altijd kan zeggen dat je iets niet hebt gezegd, dat de context ànders was, dat je volstrekt verkeerd bent geïnterpreteerd …
Valt daar überhaupt ooit iets aan te veranderen? En de tragiek is m.i. dat ze dat niet beseffen. Daarom gaan ze ijverig dóór met wat niet alleen maar nutteloos is, maar juist averechts uitpakt.
Aan die zelfgenoegzame instelling gaat [ook dáár] het hele programma
c.q. project mank. Althans, voor zover ik uit schaarse inlichtingen
opmaak, telt [..] onverminderd de volgende aanname: Hèt
informatiesysteem is wat de taken van strikt de eigen organisatie
faciliteert, punt. Aan — voorzieningen voor — invoer van
informatie van resp. uitvoer naar elders traditioneel netzo geïsoleerd
opgezette informatiesystemen wordt vervolgens pas gedacht. Die horen er
dus niet ècht bij, maar gedacht als verlengstuk van hèt
informatiesysteem worden die voorzieningen eveneens apart
gemaakt.
Wat ‘ze’ […] vermoedelijk nog steeds niet —
kunnen — begrijpen, is dat zulke in-/uitvoervoorzieningen een
veelvoud kosten van wat kortzichtig geldt als hèt informatiesysteem.
Sterker nog, met in- en uitvoer gaat het om informatieverkeer. (Ook)
daarvoor moeten algeméén bruikbare, zoveel mogelijk reeds beschikbare,
middelen voor worden benut: infrastructuur. Zolang iedereen in- en
uitvoer echter probeert te regelen vanuit wat z/hij strikt voor
zichzèlf voor hèt systeem houdt, is uiteraard van heuse infrastructuur
voor informatieverkeer géén sprake (en blijft iedereen feitelijk geld
enz. verspillen).
Ik vermoed dat het voor de zoveelste keer stukgelopen is door de valse veronderstelling van absoluut geldige betekenissen. Zo ja, dan raken reële verschillen ontkend. Zeg ook maar dat het als “multirealiteit” ervaren probleem moet worden opgelost door het vestigen van dè monorealiteit. Dat is echter onzin (lees ook: wèrkelijk tegenstrijdig). Tussen reële (!) verschillen bestaan nu eenmaal géén “tegenstrijdigheden,” punt. Wèl luidt de ontwerpopgave om stelselmatig èlke relevante betekenis eenduidig geordend te krijgen, dus met samenhang tùssen verschillende betekenissen. Dat lukt — pas — met Metapatroon. Die modelleermethode is overigens eenvoudig genoeg. De moeilijkheid zit ’m in de noodzakelijke wijziging van principiële oriëntatie, dus van absolutisme (lees tegenwoordig ook: populisme) naar relativisme.
[E]en apàrt project resulterend in een netzo apàrt informatiesysteem (lees ook: toepassing), maw ònsamenhangend, is allang een anachronisme (met averechts resultaat).
Er bestaat […] verschil tussen 1. samenhangend ontwerp van informatieverkeer en 2. aspectontwerp van daarvoor benodigde programmatuur. Het kwaliteitsprobleem met programmatuur wordt, zodra de verkeersopgave ook maar iets ingewikkelder is, veroorzaakt èn blijft onoplosbaar, doordat feitelijk het verkeersontwerp domweg wordt overgeslagen.
in: aantekening 63.9
Als ik iemand het woord ambitie hoor zeggen, associeer ik dat prompt met een valse illusie.
Maar techniek is een aspect. Om daarvoor een aparte strategie uit te willen zetten, is dus al onzin. En het is nòg onzinniger om daarvoor keuzes te maken vóórdat redelijk bekend is welk doel zulke eventuele middelen moeten dienen.
Zgn digitalisering vind ik doorgaans nog steeds mank gaan aan de valse illusie van elementaire vervanging. In vergaande afzondering wordt dan ‘het nieuwe informatiesysteem’ ontwikkeld (en zolang dat zo kortzichtig gebeurt, weiger ik de aanduiding ontwerpen ervoor te gebruiken). Zodra de ontwikkelaars verklaren dat ze er … klaar mee zijn, moeten andere mensen maar zorgen voor zgn implementatie. Er zijn meestal allerlei redenen waarom dat niet lukt. Zo is het zònder inschakeling van een informatiekundig ontwerper zeer, zachtjes uitgedrukt, ònwaarschijnlijk dat zulke ontwikkeling heeft geleid tot stelselmatig bruikbaar gereedschap voor informatieverkeer. Waarom het me hier vooral gaat, is dat meestal ontwikkelaars er dus impliciet een volkomen simplistisch idee van de dynamiek van vernieuwen en ontouden op na houden. Dat gaat toch vanzèlf?! In elk geval achten zij het hùn probleem niet, en houden ze vol dat het dat ook nooit geweest is. Tja, daar zit je dan als teleurgestelde opdrachtgever. Ook voor adequaat ontwerp van het overgangsproces is een informatiekundig ontwerper dus onmisbaar (maar schakel daarvoor dan wèl een deskundige ontwerper in). De opgave om vernieuwing in dynamische verhouding tot ontouding te bepalen geldt uiteraard algemeen.
Ik herhaal dat naar mijn overtuiging onduidelijkheid over — aanpak van — zgn semantiek verlammend werkt. Daaraan ligt een m.i. allang achterhaalde opvatting over semantiek ten grondslag. Adequate infrastructuur voor informatieverkeer in publiek domein kunnen ‘we’ immers vergeten zolang voor reële betekenissenvariëteit geen passend antwoord wordt gevolgd.
in: aantekening 64.6
[Er heerst] aanhoudend ònbegrip van wat — pas — telt als infrastructuur. Vergaand impliciet bepaalt de aparte overheidsinstelling helaas nog steeds het perspectief. Indien je zo’n instelling vergelijkt met een enkel gebouw, laat zich volgens die insteek echter géén deugdelijke stad met publieke verkeersvoorzieningen van dien ontwerpen enzovoort.
Zoveel slimmer hoeft het vaak niet. Sterker nog, verandering gaat juist faliekant mis door het noodlottig mengsel van zèlfoverschatting en stelselmatige ònderschatting van reële variëteit, enzovoort.
De herhaalde mislukkingen met grootschalige zgn ict-projecten zijn daarom ‘eenvoudig’ voorspelbaar. Ze zijn immers principieel te wijten aan het overheersend onvermogen om de noodzaak van een stelselmatig informatiebegrip te erkennen, een begrip dat explicitering van context ter bepaling van eenduidige betekenis inhoudt. Er is op/voor reële verkeersschaal géén alternatief, punt.
Als er nu ièts de huidige informatiekundige stagnatie verklaart, is het helaas nog steeds die misvatting van absoluut geldige, dus standaardiseerbare betekenissen. […] Wat doorgaans ontbreekt, is besef van betrekkelijk- resp. beperktheid van betekenis(definitie). De aanduiding subjectief situationisme zegt het al. Betekenis varieert al naar gelang — de samenloop van — subject èn situatie (en tijd). […] Wat daarentegen overblijft om als ònomstotelijk aan te nemen, is … variëteit.
Een ‘normale’ opdrachtgever gelooft — hoopt — dat er ooit een plan opgesteld is, vergelijkbaar met de plaat van een puzzel. Op die plaat staan de afzonderlijke puzzelstukjes afgebeeld, niet stuk voor stuk apart, maar juist hoe ze in elkaar passen. De uitvoering betreft dan het máken van die stukjes. En zolang èlk stukje maar wordt gemaakt volgens de planplaat (lees ook: blauwdruk), zo is het idee, passen ze ‘vanzelf’ en is de puzzel daarmee dus compleet gelegd. Omdat onmogelijk aan àlle stukjes tegelijk kan worden gewerkt, is een volgorde voor dat maakwerk onvermijdelijk. Dat leidt ertoe om het werk per stukje een fase te noemen. Op die manier blijft fasering echter strikt een kwestie van logistiek. Zulke fasering is niet bedoeld om uit een eerdere fase lering te trekken.
[T]ypisch voor de spreekwoordelijke academische instelling [is] voorrang voor ogenschijnlijk beheersbaar regelbereik (Engels: rigor) vóór toepasselijkheid (Engels: relevance). […] Ik stel daar tegenover, dat met een verkeerd middel het doel slechts ònbereikbaarder raakt.
De òpschaling tot infrastructurele maat van voorzieningen voor informatieverkeer stagneert, omdat ontwerp ervan vooralsnog wordt overgelaten aan zgn ontwikkelaars. Daardoor blijft ontwerp(en) vergaand impliciet en […] geleid door favoriete ontwikkelmiddelen van de ingeschakelde … ontwikkelaars. Zolang zowel opdrachtgever als ontwikkelende opdrachtnemer er géén ontwerper tussen duldt, blijft het zeker op reële verkeersschaal hopeloos misgaan met opdrachten en zgn ontwikkelprojecten van dien.
[Volgens] reductie tot wat meetbaar is[, …] wint aandacht voor wat stuk-voor-stuk zgn rigoureus valt te verklaren het […] prompt van wat bij-elkaar relevant is.
[E]en semantisch keurslijf [kàn] pragmatisch nu eenmaal niet […] passen. Vooralsnog gangbare wetenschap is dat helaas wel.
De lamme en de blinde komen samen verder, zodra ze elkáár helpen. De vergelijking gaat echter niet op voor de meeste huidige zgn managers aan de ene en ict-ers aan de andere kant. Ze gaan allemaal mank aan hetzèlfde gebrek, de één zelfs nog meer dan de ànder. Daardoor schieten zij niets op, integendeel.
[S]ymptomatisch voor atomaire instelling onder beleidsambtenaren bij de (rijks)overheid [i]s de term: issue. Kenmerkend daarvoor geldt dat het een apart, overzichtelijk probleem is. Maar dàt komt mooi uit! Dan is er zeker een aparte, vlotte oplossing voor, nietwaar? Vooruit, waarop wachten we nog met een project ervoor?! De noodzaak voor een stelselmatige grote schoonmaak annex opbouw is groter dan ooit, terwijl er steeds minder gehoor voor is te vinden (als daarvan al sprake van is geweest) .
De crux is dus of de opdrachtgever wil dat iets stèlselmatig werkt/voldoet, of dat juist niet wil. Wie thans opdrachten voor voorzieningen voor informatieverkeer gunt aan grote ontwikkelbedrijven, miskent wèrkelijke risico’s. In de waan van beheersing van ontwikkelrisico’s raakt ontwerpmislukking zeker. In verhouding tot ontwerp kost ontwikkeling véél en véél meer geld. Dat is dan óók allemaal weggegooid, om nog maar te zwijgen van andere in- en externe nadelige gevolgen van mislukking.
Door mis- resp. ontkenning van zulke structuur voor reële variëteit is overigens niet alleen digitalisering van rechtspraak mislukt. Dat is met grote it-projecten bij de overheid alom gebeurd èn staat noodlottig verder te gebeuren zolang zowel bestuurders als commentatoren klakkeloos menen dat véél tegelijk onbeheersbaar ingewikkeld is.
Wat rondom de opdrachtverstrekking slechts langs-elkaar-heen práten is, verwordt prompt tot langs-elkaar-heen wèrken, en daaraan valt om allerlei redenen moeilijk te ontsnappen. Dat is er noodlottig aan.
Let wel, een stelselmatig conceptueel model is iets ànders dan zgn big data. Want big data zijn méér small data bijelkaar, dwz zònder expliciete contextuele verbijzondering voor eenduidige betekenissen op stelselschaal.
[D]e gespreksdeelnemers [geven] per saldo een ontluisterende vertoning van stelselmatig onbenul. Niemand komt zelfs maar in de buurt van (h)erkenning, dat de opgave digitale facilitering van maatschappelijk informatieverkeer betreft. Daardoor blijven ook zij weer minstens twee zgn schalen verwijderd van waar(voor) iets moet gebeuren. Je kunt het vergelijken met stedenbouw door een binnenhuisarchitect; dat werkt domweg nooit. Verder blijft tèchnische oriëntatie verhuld onder ondoordringbaar bestuursjargon.
Het is zelfs nog èrger dan dat bijdragen volgens civiele informatiekunde nergens erkenning verkrijgen. Hoewel talloze mensen zich afficheren als it-architect e.d., is niet zozeer informatiesysteemkunde hun discipline, maar ‘helpen’ zij om zelfs voor een aparte toepassing deugdelijk ontwerp feitelijk over te slaan om maar onmiddellijk met programmering te kunnen beginnen (wat dan ook zelfs voor een aparte toepassing prompt mislukt, en dus al helemaal telkens weer voor wat stelsel- annex verkeersmatig bemeten moet zijn). […] Nogmaals, voor een apart informatiesysteem ontbreekt het voor digitalisering vaak zelfs netzo apart aan een architectuurontwerp.
Toezicht geldt uiteraard als één van allerlei, zeg maar even, aspecten. Ofwel, daarvoor telt vooral hun ònderlinge samenhang. […] Heel praktisch is het zo, dat er voor facilitering van een aspect-op-zichzelf — wat natuurlijk al een gruwelijke tegenspraak betreft, maar ja, wat doen we eraan? — meestal nauwelijks meer iets hoeft te gebeuren, nadat (!) zo’n aspect-in-samenhang duidelijk is. Door de omgekeerde aanpak, dus nog volgens valse verabsolutering van wat daadwerkelijk een aspect is met samenhang van dien, gaat het met facilitering geheid mis. Dan wordt alsnog geprobeerd stelselmatigheid, maar zònder deugdelijk begrip enzovoort ervan, in een ònstelselmatige opzet te proppen. Dat lukt nooit, punt.
Veel mensen zijn door eerdere opvoeding/-leiding echter geconditioneerd om richting ipv ruimte te zoeken. […] Dat is ook zo’n beetje de verklaring waarom erkenning van variëteit zo moeilijk valt.
Informatiekundig moet duidelijk zijn dat voorzieningen voor informatieverkeer waarvoor géén rekening is gehouden met zowel “individualiteit” van verkeersdeelnemers als toespitsing op wat per deelnemer telkens telt als relevante situatie, niet alleen waardeloos zijn mbt hun verschillende behoeften ter vervulling waarvan zij … verkeersdeelnemers zijn. Zij raken volgens dergelijke eenheidsvoorzieningen, feitelijk een gevangenis, gefrustreerd, of erger. Intussen zijn alom nog steeds slechts modelleermethoden in gebruik die resulteren in […] ondermijning van variëteit[. …] Uit arrenmoede worden voorzieningen apart gehouden, elk kleinschalig opgezet. Verschillen genoeg, veel te veel zelfs, maar zònder samenhang.
Alweer geruime tijd valt inderdaad aan ict-projecten op dat opdrachtgevers er vaak een kortzichtig doel mee nastreven, met een averechts middel als resultaat (als er al iets werkt).
in: aantekening 69.7
Door niets te doen, ontkenning enzovoort moet ‘iets’ als probleem voor haar of hem domweg over gaan. Dat lukt doorgaans omdat 1. de mensen aan wie ze verantwoording afleggen vaak — evenmin — enig benul hebben en 2. zij samen hun organisatie ondoordringbaar voor invloed van buitenaf gemaakt hebben (met een afdeling met nota bene de naam voorlichting als muur resp. afweergeschut) .
in: aantekening 69.9
Opleiding is volgens hem kennelijk iets voor àndere mensen, niet voor hemzèlf. Intussen wil hij het wel snappen. Hoe dan? Waarom gaat hij er zèlf niet eens mee aan de slag, al blijft dat beperkt tot enkele vingeroefeningen? […] (Want) zolang hijzèlf feitelijk geen idee heeft, zou ik niet weten hoe hij verder kan helpen.
Sterker nog, werd er maar gemikt (want dan is er tenminste een kàns dat een of andere korrel iets bruikbaars raakt). Onder de ongewijzigde noemer van aparte informatiesystemen, alle netwerkretoriek ten spijt, blijven opdrachtgevers èn —nemers met hun vaak goedbedoelde inspanningen precies de verkeerde kant op schieten. Er is géén alternatief voor opleiding inclusief het opdoen van relevante ervaring.
Dat heeft destijds niemand begrepen. Niet willen begrijpen? Het is ook moeilijk voor wie overheid als, zeg maar, infrastructuurboer verwart met slechts geprivilegieerd deelnemer-zijn. Zo maakt elke overheidsinstelling toch vooral haar ‘eigen’ plein. Wie van het ene lòsse plein naar het andere lòsse plein gestuurd wordt, raakt gauw verdwaald … Daar hebben ambtenaren geen last van, omdat zij niets anders dan hùn ene plein ervaren.
Er is helaas geen teken dat daarvoor methodisch een aanpak wordt gevolgd die wèl stelselmatig is. Gaat dus geheid opnieuw mis.
[V]oor stelselmatige opgaven [worden] nog steeds aparte hulpmiddelen gemaakt worden. Die werken voorspelbaar averechts …
Zo’n onderzoek wordt uiteraard voor de zoveelste keer niets, herstel, pakt geheid vèrder averechts uit, want zgn erkende deskundigen gaan zich verdringen om er hun zegje te herhalen waaruit slechts ònbegrip blijkt van de allang kwalitatief gewijzigde opgave.
Herhaling kàn komisch effect hebben, maar zo’n zoveelste projectmislukking is uiteraard slechts tragisch.
[D]at lijkt mij tekenend voor het aanhoudend ònvermogen van politici tot en met ambtenaren om tot stelselmatige voorzieningen, infrastructuur dus, voor informatieverkeer te komen.
Is de Griekse legende over Sisyphus — tevens — een
allegorie voor herhaalde mislukking van zgn ict-projecten? Als straf
duwt Sisyphus telkens hetzèlfde zware rotsblok tegen dezèlfde steile
berg omhoog. Want zodra hij de top van de berg met dat rotsblok
bereikt, rolt het prompt omlaag en moet hij van onder af aan opnieuw
beginnen, enzovoort.
Wat er voor ict-projecten m.i. niet aan klopt, helaas, is dat zoveelste
mislukking voor betrokken ict-ers doorgaans juist geen straf is. Zij
behouden hun posities, blijven betaald krijgen, enzovoort. Terwijl zij
kunnen nagaan wanneer zij even opzij moeten stappen om niet geraakt te
worden door brokstukken van wederom een mislukking, zijn andere mensen
daarvan wèl de dupe. Voor deelnemers, in allerlei hoedanigheden, aan
informatieverkeer blijven adequate voorzieningen ter facilitering ervan
ontbreken. De financiers, en voor overheidsprojecten zijn dat per saldo
de deelnemers als belastingbetalers, zien hun geld verspild.
De legende gaat pas vollediger op voor ict-projecten zodra niet alleen
ict-ers als opdrachtnemers, maar ook hun opdrachtgevers daadwerkelijk
verantwoordelijk worden gehouden. Althans, dan krijgen degenen straf
die hem ook hebben verdiend.
Opdrachtgevers blijven zich feitelijk beperken tot ict-ers als opdrachtnemers, en ict-ers blijven overmoedig geloven dat ontwerpen onderdeel van hun uitvoeringswerk is. Dat blijft tot mislukkingen leiden, omdat zij hun opdrachtgevers dat kennelijk kunnen laten geloven.
Of het is met digitalisering alweer zelfs veel sterker uit de hand gelopen? Zakelijke bedrijven exploiteren zgn sociale media.
Het gaat geheid mis, zodra iemand die iets niet begrijpt, meent dat z/hij iets zelfs beter begrijpt tegelijk met de ontkenning dat een ànder iets überhaupt kàn begrijpen, terwijl z/hijzèlf niet eens een idee heeft van wat als iets geldt. Zo iemand kan kritiek nooit als opbouwend herkennen.
Omdat vrijwel nergens ruimte wordt geboden aan informatiekundig ontwerp, gaat het — dus — vrijwel overal mis met zgn ict-projecten. Er zijn bedrijfsarchitecten, of hoe ze zich ook maar noemen, die oppervlakkige verschillen opvatten als structuurverschillen. Dat is informatiekundig niet alleen nergens voor nodig, maar hindert zelfs stelselmatigheid. Tja, anders zijn er wel techniekarchitecten oid die zich nergens iets van aantrekken[.]
Verreweg de werkzaamste mislukkingsfactor is inderdaad het
[…], vooralsnog aanhoudende, volslagen ònvermogen tot
informatiekundig ontwerpen. […] Ik herhaal dat
“eisen” met voorrang in een nota bene stelselmatig bemeten
betekenissenmodel tot uitdrukking gebracht moeten zijn. Daartoe zijn
mensen die zich it-architect oid noemen, echter helemaal niet in
staat.
Voor doeltreffende IV zijn informatiekundig ontwerpers onmisbaar. Daar
zijn er overigens maar heel weinig van nodig. Maar ja, zelfs die zijn
er niet.
Rara, hoe komen managers op zulke averechtse ideeën? Daarvoor luisteren zij naar zgn adviseurs met herhaalde mislukkingen als hun loopbaan- resp. verdienmodel. Waar komt de koers zoal op neer? Volg technologische trends! Wie dat adviseert heeft evenmin enig verkeersmatig annex —kundig benul[. …] De lamme blijkt ook niet te kunnen zien, en de blinde blijkt tevens niet te kunnen lopen; de blinde lamme blijft er fors aan verdienen, terwijl de lamme blinde alsmaar verder carrière maakt. Het loopt telkens mis buiten hun zgn samenwerking waarmee zij wèrkelijke deelnemers aan maatschappelijk verkeer tegenwerken.
To put it bluntly, there simply is no recovering from a counterproductive turn taken right at the start. There are practical problems to be solved, and the relevant scale is for some time already that of an integrated order.
in: note 71.13
It should therefore also be no surprise that larger-scaled projects, i.e., where conceptual variety for users is the sorely unrecognized critical factor, fail to deliver even moderately adequate tools.
in: note 71.36
En het is ook allang geen nieuw idee meer dat gedrag mede situationeel bepaald is. Dat weten sociologen enzovoort sinds jaar en dag. De vraag is wanneer dat inzicht — eindelijk — doordringt tot opdrachtgevers en -nemers die betrokken zij bij zgn digitalisering.
in: aantekening 72.7
Voor infrastructuur zijn sectoren irrelevant. Voor de zoveelste keer, voorzieningen die beperkt blijven tot de ‘overheidssector’ verdienen niet de aanduiding infrastructuur.
Partiële voorzieningen zijn nooit consequent van opzet te krijgen, om van draagvlak enzovoort ervoor nog maar te zwijgen (en verdienen de aanduiding infrastructuur niet).
Door het onbenul van opdrachtgevers leggen [programmeurs] hùn programmatuurbegrip op ipv naar ontwerp volgens werkelijkheidsbegrippen te programmeren. Dat is — vrijwel — iedereen gewoon gaan vinden, mede uit angst voor dom versleten te raken met vragen naar wat programmeurs met hùn vaktermen feitelijk bedoelen.
De vergissing die politici, bestuurders en hogere ambtenaren […] noodlottig blijven maken, is dat zij afgaan op — de kring van — computerprogrammeurs. Dat zijn echter géén zgn informatiekundigen (en dat programmeurs zich desondanks architect oid noemen is dus ronduit verwarrend, overigens niet in de laatste plaats voor henzèlf); het is alsof een bouwaannemer vergaand impliciet het stedenbouwkundige ontwerp opstelt (dat vervolgens klakkeloos aangenomen wordt, helemaal géén stedenbouwkundig ontwerp/plan blijkt te zijn, want leidt een rommelige verzameling kostbare gebouwen die zowel niet afgestemd zijn op facilitering van maatschappelijk informatieverkeer als zo mogelijk nòg kostbaarder zijn in onderhoud).
Dat heeft met ict een nieuw dieptepunt bereikt. Zeg maar programmeurs noemen zich architect, en ze menen het ook nog serieus.
Het is niets nieuws dat vooral abstractie leidt tot generieke(re) hulpmiddelen. Door bijvoorbeeld te abstraheren van de ‘ietsen’ waarvàn aantallen opgeteld moeten worden, appels, peren, dat maakt even niets uit, volstaat een algemeen geldige optelfunctie, en zo door naar programmatuur ervoor. Mee eens, het is onder die voorwaarde (!) optimaal om dezèlfde optelfunctie alom te gebruiken. Waarom dat vaak helaas juist niet gebeurt, heeft m.i. vooral te maken met de noodlottige combinatie van onbenullige opdrachtgevers en het verdienmodel gebaseerd op uren van opdrachtnemers. Als het aan iets ànders zou liggen, was het allang ‘opgelost.’
De aanduiding met architectuur ten spijt, doorgaans begint digitalisering met de keuze van een technische oplossingsrichting. Dat leidt juist tot extra problemen, omdat informatiekùndig ontwerp(en) wordt overgeslagen.
in: Wen er maar aan! Over noodzaak en opzet van stelselmatig informatiebeheer
Vooral omdat stelselmatige oriëntatie principieel ontbreekt en er
desondanks met afhankelijkheden over en weer rekening gehouden moet
zijn, geldt digitalisering als alsmaar ingewikkelder. Dat versterkt de
praktijk om verandering telkens tot een project te beperken. Daarmee
zou verandering beheersbaar blijven.
Het tegendeel resulteert, indien van weersomstuit de nota bene reële
afhankelijkheden op ruimere schaal ontkend raken. Dan lijkt het project
weliswaar àf, maar blijkt de zoveelste aparte toepassing ontstaan die
stelselmatig domweg niet past.
in: Wen er maar aan! Over noodzaak en opzet van stelselmatig informatiebeheer
In navolging van industriële automatisering, succesvol door
procedurele stroomlijning, wordt vaak geprobeerd om digitalisering van
informatieverkeer voor oordeelsvorming eveneens volgens een vooràf
bepaalde procedure te laten verlopen, ook nog eens rechtlijnig. Maar
behalve waar een oordeel niet zozeer nog moet worden gevormd, maar
feitelijk reeds eenduidig vòlgt uit de aangeleverde grondstoffen, lukt
dat maar niet. Voor wat ook wel kenniswerk heet, schieten algoritmen
e.d. principieel tekort.
Het is een misvatting om oordeelkundig werk van mensen te willen
automatiseren, ofwel de oordelende mens door een machine te vervangen.
De bijdragen van een mens met haar/zijn oordeelsvermogen moeten juist
voorop staan. Digitalisering moet haar/hem als informatiegebruiker
‘slechts’ faciliteren.
Focus op (be)oordelen als mede een ontwerpactiviteit leidt tot het
besef dat het aangeven van wat er vervòlgens kan/moet gebeuren,
ònlosmakelijk tot een oordeel(resultaat) behoort. Dit maakt een vàste
volgorde tot een illusie. Gereedschap dat desondanks dwingt tot
zo’n volgorde, weigeren oordeelsvormende mensen te gebruiken, en
terecht. Tot gebruikskwaliteit behoort dus óók dat gebruikers
gevrijwaard blijven van wat hùn gebruik frustreert.
in: Wen er maar aan! Over noodzaak en opzet van stelselmatig informatiebeheer
O.a. over innovatie gesproken, voor ict-ers zou dat inderdaad allang
bekend moeten zijn. Zij oriënteren zich echter niet zozeer volgens de i
van informatie èn de c van communicatie, maar veeleer volgens de t van
technologie. Daardoor ontbreekt bij — vooralsnog de meeste van
— hen helaas het besef dat digitale techniek pas bruikbaar
gemaakt kan worden op basis van een voor gebruikskwaliteit toereikend
betekenissenmodel.
Veronachtzaming van betekenissenvariëteit voor digitalisering is,
zachtjes uitgedrukt, een ernstige vergissing (en ondermijnt vernieuwing
c.q. verklaart herhaalde mislukking van aldus feitelijk betekenisloos
aangezette ict-projecten).
Er heerst volslagen gebrek aan besef wat informatie is. Noem het data, zo luidt — wederom? — de ontkenning, en dan ‘is’ data er domweg zodat ‘we’ ons kunnen blijven richten op digitale verwerking ervan.
Het gaat prompt mis met facilitering van […] informatieverkeer door wat ik […] hier maar eens digitaliseringspositivisme noem. Daarmee bedoel ik een middelgedreven ipv doelgerichte benadering. Daarbij lijkt het alsof techniek apart bestaat, maar betrokken technici weigeren domweg om zich naar daadwerkelijke stelselmatigheid te voegen.
De zgn (project)leider zet een groep òndeskundige mensen als projectleden aan het werk, die prompt en ijverig met de verkeerde middelen aan de slag gaan voor wat zijzelf als doel(en) beschouwen. Op waardering kan weigering niet rekenen daarover op z’n minst niet enthousiast te zijn. En voor opbouwende suggesties staan niemand open. Vooraf niet, en meestal nòg minder achteraf.
Ik vermoed dat het om zoiets als programmatuurgericht ontwerp gaat. Zo ja, dan slaan ‘ze’ ontwerp van betekenissenordening feitelijk nog steeds over. Daarmee valt voor een zeer kleinschalig bemeten, aparte toepassing vaak nog weg te komen, maar voor digitalisering op stelselschaal natuurlijk niet (zoals telkens blijkt). Allereerst zulk gebruiksgericht ontwerp is onontbeerlijk om vervòlgens o.a. programmatuur zinvol gericht te krijgen; dat maakt bij elkaar zgn iteratieve aanpak overigens pas productief.
Exemplarisch voor de ontkenning van stelselmatig betekenissenontwerp, of in elk geval voor onderschatting van het belang ervan, is [wat vaak als] eerste beperking […], nota bene vergaand impliciet, aan betekenissen wordt gesteld[, te weten] dat een model een domein betreft. Dat is uiteraard al meteen de doodsteek voor stelselmatige facilitering van informatieverkeer.
Die waarschuwing is terecht, indien … programmeurs aan het modelleren van betekenissenordening slaan. Want dat doen zij onvermijdelijk programmatuurgericht, en slaan dan prompt dóór omdat zij de illusie volgen dat het model als programmatuur moet kunnen dienen (en dat heet dan, uiteraard op z’n amerikaans-engels, model-driven development). Dat kàn domweg niet, en duurt inderdaad eindeloos zònder resultaat. [Dat blijkt] echter onzin wanneer betekenissenordening stelselmatig mikt op gebruikskwaliteit; dat ontwerp betreft nu eenmaal een àndere vakdiscipline: informatie(verkeers)kundig ontwerpen. Zolang modellering van betekenissenordening zelfs exclusief volgens programmatuurgerichtheid gebeurt, wordt het nooit iets.
Wat de Nederlandse overheid tot dusver digitale infrastructuur oid noemt, blijft beperkt tot voorzieningen voor onderling verkeer tùssen overheidsinstellingen en tussen enerzijds burgers en bedrijven, anderzijds overheidsinstellingen. Maar dat is dus nog helemaal géén infrastructuur àls openbare ruimte resp. publiek domein. Door onverminderd gefragmenteerde, op henzèlf betrokken digitalisering belemmeren overheidsinstellingen zelfs de aanpassing van de openbare ruimte. Het lijkt erop, […] dat aparte overheden digitalisering toch vooral als hùn exclusieve bedrijfsmiddel beschouwen. De vergelijking met stedenbouw moet helpen om dat … ruimer te zien èn ernaar te handelen.
in: aantekening 74.9
Samenlevingsretoriek ten spijt, dàt acht ik de fout waarin afzonderlijke overheidsinstellingen volharden. Zij mikken èlk op facilitering van hùn “specifieke functie.” In plaats daarvan moeten zij bijdragen aan digitale infrastructuur. Daarvan is er voor de samenleving één, en als zodanig— pas — geschikt voor uitvoering — en zonodig in grotere samenhang ertussen — van hùn respectievelijke functies.
in: aantekening 74.9
Je zou zeggen, dat het altijd de moeite loont om te leren wàt er zoal mis gaat, en ook waaròm. Dat blijkt helaas nogal wat gevraagd van mensen met zo’n behoudende instelling. En tòch heeft iemand ze aangesteld voor zulke functies om als functionaris vernieuwing te bevorderen. Dat zal dan wel gebeurd zijn door iemand die (on)daadwerkelijk zo mogelijk nòg angstiger resp. behoudender is, enzovoort.
[H]et [betreft] sociale, economische enz. behoeften van iederéén (!) […] aan zulke voorzieningen (om maatschappelijk verkeer optimaal doorgang te laten vinden). Het is dus ònzin om te volharden in apàrte voorzieningen voor informatieverkeer waaraan altijd minstens één — medewerker van een — overheidsinstelling deelnemer moet zijn. Wat diplomatieker uitgedrukt, die insteek werkt zelfs averechts.
Onder de overigens nogal misleidende noemer van digitalisering
blijkt immers vrijwel alom alsmaar duidelijker het onvermogen van zgn
uitvoeringsorganisaties. Wat ‘ze’ kennelijk nog steeds niet
erkennen, laat staan met digitalisering naar zulk inzicht handelen, is
dat hun opgaven duiding enz. van maatschappelijke verschijnselen
volgens samenhang betreft. Maar het idee van hèt algemeen belang met
overheidsinstellingen als behartigers ervan veronderstelt nu eenmaal
verschillen die nopen tot afweging.
Tja, als samenhang principieel kenmerkend is voor (overheids)taken
resp. -problematiek, moet de oplossingsrichting daarop grondig berekend
zijn. Zolang dat niet het geval is, mag mislukte digitalisering
eigenlijk géén verrassing zijn.
Die zoveelste apartheid is echter ook weer vrágen om misbruik. En ooit moet degelijke controle op rechtmatigheid e.d. gebeuren. Hoe kan dàt ooit lukken zònder het gevestigd vermogen tot samenhang in informatie? Inderdaad, dit is een retorische vraag.
Ook zij volharden in de valse veronderstelling dat overheid een dienstverlener is, met telkens een aparte burger dan als klant. Er is geen teken te bespeuren van verkeersoriëntatie, en zo door van infrastructuur, vooruit, digitale infrastructuur voor informatieverkeer.
Voor wat toch met voorrang een informatiekundige ontwerpopgave is, laat een besluitvormer prompt een programmeur(groep) aan de slag gaan; daar komt helaas géén ontwerper tussen.
Het is dus allereerst al de moeite waard om na te gaan waarom ict-projecten wèl doorgang vinden. Zou het kunnen dat mensen zich minder druk om informatie maken, omdat er voor ‘ons’ geen merkbare fysieke ruimte door ingenomen wordt? Zo van, wat maakt het uit. Als ik het niet wil zien, zie ik het ook niet. Mijn belang zie ik niet geschaad. Ze gaan hun gang dus maar, ik heb wel iets belangrijkers te doen. Aldus lijkt het gauw dat er slechts vóórstanders zijn. Er zijn wel tegenstanders, maar die blijken eenvoudig uitgesloten te kunnen worden zolang een ict-project geldt als interne aangelegenheid van een ènkele overheidsinstelling. Geldverspilling? Het voelt niet direct als uitgave van ‘eigen’ geld.
Als rode draad door mislukte ict-projecten loopt de miskenning van reële betekenisverschillen. Ten onrechte wordt — impliciet — de uitkomst als uitgangspunt verondersteld, te weten een oordeel als enkelvoudige betekenis. Dergelijke uniformiteit is uiteraard illusoir om tot een evenwichtig oordeel te komen (wat de opgave van overheidsinstellingen is). Wie dàt begrijpt, herkent prompt waaraan overheidsprojecten voor digitalisering principieel mank gaan; mislukking is voorspelbaar.
Er wordt m.i. de valse suggestie van daadkracht gewekt. Ik kan nergens zelfs maar enig idee ontdekken van de stelselmatige opgave van/voor informatieverkeer.
Zo zijn er talloze mensen die zichzelf als één of andere informatiespecialist beschouwen, maar zònder nader besef van … informatie.
Lees ict-bedrijf voor “projectontwikkelaar,” en het moet duidelijk zijn hoe opdrachtgevende overheidsinstellingen en opdrachtnemende ict-bedrijven een noodlottige coalitie van infrastructurele ondermijning — blijven — vormen. Maar zolang een overheidsinstelling als opdrachtgever géén ruimte gunt, komt een ontwerper er nooit tùssen.
in: aantekening 75.1
Waaraan tegenwoordig ook digitalisering mank gaat, is een simplistisch taalbegrip. […] Waartoe taal(gebruik) wèl dient, laat zich volgens mij desondanks — juist? — beknopt stellen, maar principieel ànders: èlk teken is een verzoek tot inschikkelijkheid (Engels: every sign is a request for compliance). Het ene subject verkondigt ‘met zoveel woorden’ een gedragsbepaling voor een ander subject. Mede onder invloed daarvan komt die ànder als subject tot zijn gedragsbepaling en vervòlgens tot daadwerkelijk gedrag (dat door het ene subject wederom als teken kan worden opgevat, enzovoort).
Maar wat als vooral zo’n idee nog ontbreekt? Structurele
mislukking acht ik een onmiskenbare aanwijzing dat het juist zo’n
idee is dat de ruimte moet krijgen om te ontstaan en groeien.
De heersende misvatting over mislukking van projecten is daarentegen
dat het strikt analytisch een productiviteitsprobleem is. [… Maar
[…] hardnekkige problemen [wijzen op […] een fundamenteler
probleem. Dat blijft ònopgelost, en verergert zelfs vaak, door
kortzichtig slechts te — proberen te — veranderen hoe het
werk aangepakt wordt. Dat heeft uiteraard — nog — geen zin,
integendeel, indien wàt er moet gebeuren zelfs voor de allereerste
uitvoeringstaak … onzeker is. […] Ontkenning van
aanvankelijke onwetendheid leidt aldus overhaaste uitvoering op een
hopeloos — verspillend — dwaalspoor. Naarmate zulke, zeg
ook maar, verkenningstaken duidelijkheid verschaffen over wèlk doel
kan/moet worden nagestreefd, kunnen verdere taken aan strikt
uitvoeringskarakter winnen.
(Besluitvormers in) organisaties die het kunnen betalen blijven zichzèlf graag beschouwen als middelpunt van betekenisgeving en verwachten daarbuiten navolging van wat zij bedoelen. Zo wèrkt een samenleving uiteraard niet, maar dat inzicht dringt maar niet door als het om digitalisering gaat (en anderszins evenmin, vrees ik). Zelfs door herhaald mislukte digitaliseringsprojecten komt niemand op het idee dat het … idee ervoor weleens niet zou kunnen kloppen.
Zodra betekenis niet telt, en zo door tot ontbrekende gedragingenafstemming, valt een verschijnsel op geen ènkele manier meer zinvol als taal(gebruik) te duiden, punt. Als zgn taalwetenschap is zgn formele logica daarom een ontsporing.
in: aantekening 76.1
Uit wat informatie zoal moet kunnen betekenen, volgen — pas — de eventueel digitale verwerkingsvoorzieningen. Wie de principiële betekenissenoriëntatie feitelijk overslaat, zoekt oplossingen vergeefs en alsmaar wanhopiger in bedrijfskundige en/of technische maatregelen, met governance op z’n ideologisch als dieptepunt. Het is niet dat bedrijfskunde e.d. onzin is, maar nuttig kan zij uiteraard slechts afgeleide … betekenis hebben.
[O]veral hebben programmatuurgeoriënteerde ‘technici’ het voor het — daardoor informatiekùndig impliciete — ontwerp nog voor het zeggen. Dat gaat dus telkens mis, punt.
[W]at ingewikkeld(er) is[, blijft] onbereikbaar […] door extrapolatie vanuit wat eenvoudig(er) is. Omdat het menig beroepsbestuurder aan dat inzicht ontbreekt, trekken zij sporen van herhaalde verspilling.
Herhaalde mislukkingen vormen — nog steeds — géén aanleiding tot heroverweging. Integendeel, lijkt het wel. Er wordt met èxtra geweld van illusoire standaardisatie een volgende poging ondernomen, die dus zo mogelijk nòg voorspelbaarder faalt (of heersende macht versterkt).
Dat is zachtjes uitgedrukt. Denk zelfs herhaalde verspilling van tijd en geld, omdat stelselmatig ontwerp domweg ontbreekt. […] Daarvan zijn “betrokkenen” steevast de dupe door aanhoudend gebrek aan voor hèn relevante (gebruiks)kwaliteit.
Informatiekundig moet er überhaupt nog maar serieuze aandacht voor de opgaven met verkeersbereik ontstaan. En wat tot dusver architectuur per informatiesysteem heet, betreft vooral de zgn technische constructie ervan (met vaak klakkeloos voorbijgaan aan belanghebbenden en hun informatiebehoeften, waardoor digitalisering zelfs op die beperkte schaal vaak mislukt) .
in: note 77.72
In het geval van digitalisering komt bij facilitering van
informatieverkeer inderdaad o.a. (computer)programmatuur kijken. Dat is
echter ‘object’ van een àndere vakdiscipline, op z’n
Engels bekend als software engineering. In de valse veronderstelling
dat digitalisering begint en ophoudt met programmatuur, krijgen
programmeurs de ruimte om meteen aan de slag te gaan. Als zij al een
informatiemodel opstellen, is het programmatuur- ipv gebruiksgericht.
[…]
Of ik soms tegenstander van digitalisering ben? Nee! Ik zeg
‘alleen maar’ dat programmatuur dringend moet worden, zeg
maar, òntmythologiseerd. Hiermee ding ik niet àf op het belang van
programmatuur. Sterker nog, in benadruk dat belang, maar voor het
wèrkelijke belang ervan telt verband met ontwerp van
betekenissendynamiek. De aanzet kan naar mijn idee slechts komen van
een informatiekunde die als vakdiscipline georiënteerd is op —
facilitering van — maatschappelijk informatieverkeer.
in: note 77.82
Een stelselmatig bemeten informatiekùndig ontwerp lijkt te ontbreken. Tja, daardoor kunnen “grote problemen” slechts groter worden.
in: note 77.92
Onder de noemer van digitalisering zijn verhoudingen m.i. zelfs dóórgeslagen. Het is niet zo dat vele ict-ers slaafs de beperkende opvattingen van opdrachtgevers volgen. Volgens hùn illusies maken ict-ers opdrachtgevers zelfs nòg kortzichtiger. […] Wat ict-ers missen is de oriëntatie op resp. volgens levenswijzen. Uitzonderingen uiteraard daargelaten laten zij hun kader bepalen door werking van digitale technologieën. [O]pdrachtgevers [laten] zich daardoor — verder — […] verleiden[. …] Het gaat o.a. mis doordat besluitvormers (lees ook: bestuurders) géén ervaringen als zgn uitvoerders hebben.
in: note 77.105
[Zodra] de ontwerper […] een àndere persoon [is] dan de uitvoerder[,] v[erdient ethiek […] zo mogelijk nòg meer nadruk […]. Over machtsverhoudingen gesproken, voor digitalisering krijgen doorgaans nog uitvoerders de opdracht gegund; die klussen er zoiets als een ontwerp bij en dat gaat geheid mis zodra “de volheid van de werkelijkheid” afwijkt van hoe zij vooròp stellen wat zij louter als techniek — menen te — beheersen. Maar techniek staat dus nooit lòs.
in: note 77.109
Voor ontwerp(en) tellen vooral zgn gedragswetenschappen. Mits uitvoerders het ontwerp volgen, hoeven zij zich veel minder te bekommeren om door wie, hoe enz. het gereedschap dat zij maken gebruikt gaat worden. Maar het draait geheid op een mislukking uit, nogmaals, indien uitvoeringsoriëntatie feitelijk voorschrijft wat als resultaat van uitvoering in aanmerking komt (en wat, zònder besef ervan, dus allemaal niet).
in: note 77.109
Digitale infrastructuur is véél later dan de zgn fysieke aan de orde geraakt. Veel opdrachtgevende overheidsorganisaties zijn daarvoor meteen aan het begin het averechtse spoor van “geïntegreerde aanpak” ingeslagen. Zo hebben zij zichzelf opgezadeld met uitvoeringsgerichte digitaliseringsafdelingen waarvan de vele medewerkers als het ware ontwerploos weinig tot niets kùnnen bijdragen aan bruikbare digitaliseringsvoorzieningen.
in: aantekening 78.9
[O]p z’n Engels uitgedrukt, design thinking. Alsof het iets
nieuws is … Ja, dat is het voor aannemers om zèlf te doen wèl. Je
kunt ze ook ict-ers noemen, dus met de t van technologie. Zij hebben
ook wel in de gaten, dat opdrachtgevers, hmm, niet altijd even tevreden
zijn over wat zij bijdragen, laat staan dat de daadwerkelijke
’gebruikers‘ er hùn voordeel mee kunnen doen. Maar gevangen
als opdrachtgever èn —nemers zijn in hun exclusief ònderlinge
verhoudingen, menen de aannemers dat zij er zèlf iets aan moeten doen;
omdat de opdrachtgevers evenmin over die schadelijke tweeledigheid heen
kunnen kijken, verwachten zij dat ook van de aannemers als hun ènkele
opdrachtnemers.
Er zijn twee voorname redenen waarom design thinking door aannemers
niet werkt. 1. Waarnaar aannemers moeten hàndelen, is, vooruit,
construction thinking. Nota bene, dat is óók een vak, maar een ànder
vak. Wie van een uitstekende aannemer verwacht dat z/hij een
uitstekende ontwerper is, heeft géén idee van reële verschillen. Ja,
omgekeerd geldt dus óók; een uitstekende ontwerper kàn geen uitstekende
aannemer zijn. 2. Wat wèrkt, is samenwerking inclusief hun
opdrachtgever.
Tegelijk, vooruit, eveneens nogal stigmatiserend gezegd, verzetten ook ict-ers zich tegen inschakeling van een deskundige informatiekundig ontwerper. Al dan niet bewust koesteren zij hùn vrijheid; die weten zij feitelijk geborgd zolang opdrachtgevende bestuurders geen benul hebben van wat zij al dan niet doen, maar ervoor terugschrikken te … (be)sturen.
Wat […] nogal wat bestuurders […] doen, is het schèppen van een crisis om de heersende positie als sterke — tja, vooral — man te verwerven; het gevolg is altijd juist méér crisis.
Digitalisering biedt hulpmiddelen. Maar zijn er dan wellicht óók
weer hulpmiddelen voor het maken van die hulpmiddelen? Ofwel, laat
digitalisering zich … digitaliseren? Het toegespitste idee is,
dat zùlke digitalisering mogelijk is zodra specificaties eenduidig
genoeg zijn. Ja, wie, dus in combinatie met vervanging van het
verkeersbegrip door het regelingsbegrip, eenmaal zulke eisen aan
(ontwerp)specificaties meent te kunnen stellen, vindt het vervolgens
volkomen logisch om àlle aandacht te richten op de herformulering van
een regeling. Want, zo is de redenering, (pas) vanaf het resultaat
dáárvan kan er voor het realiseren van een uitvoeringssysteem als
inclusieve werkelijkheid niets meer mis gaan.
Dat werkt niet, nogmaals, omdat de regeling het verkeer niet is.
Wat een overheidsinstelling hoe dan ook niet moet doen, is informatieverwerking met één of ander programmatuurpakket de deur uit doen om vervolgens pas te merken dat zij in het algemeen óók voor de voorziening voor meervoudsontleding vergaand vast zit aan die ene leverancier in kwestie. Daarbij is het overigens de vraag of zo’n leverancier dat thans begrijpt. Daarmee bevestig ik echter slechts de noodzaak van deugdelijke strategie om als overheidsinstelling bijdragen te ’leveren‘ aan infrastructuur voor informatieverkeer.
Bestuurders verwarren variëteit vaak gretig met wanorde. [—] Kortzichtig veronderstellen zij orde ènkelvoudig en zo mogelijk nòg kortzichtiger ontkennen zij wanorde categorisch; die bestaat volgens hen domweg niet. Dáárvoor beschouwen zij thans digitalisering als hulpmiddel. Het idee komt — dus — niet bij ze op, dat ook en vooral informatieverkeer voor variëteit van gedragingen door deelnemers digitaal gefaciliteerd kan en moet zijn. Tja, wie dàt niet (h)erkent, weet inderdaad niet wat z/hij met Metapatroon aan moet[, s]terker nog, de associatie van Metapatroon met variëteit klinkt voor hen prompt ondermijnend, onveilig, enzovoort. Onderdrukking van verschillen doet ze echter niet verdwijnen, integendeel.
Door ondermijning van samenwerking schiet werkelijk niets op.
Maar ja, overdrijving tot verabsolutering spreekt aan.
Een algemener bruikbare opzet valt onmogelijk te verzinnen door op
voorhand bepáálde technische beperkingen te volgen. Vaak zijn er in een
véél en véél te vroeg stadium tèchnische keuzes gemaakt die zicht op de
werkelijke informatiebehoeften juist belemmeren. Dat is niet zomaar
nodeloos, maar werkt ronduit averechts.
Wie aan een middel voorrang geeft boven het doel, komt nergens.
Ik herhaal toch maar even dat het daarom allang een doodlopend spoor is om allereerst aparte toepassingkjes te realiseren om vervòlgens pas aandacht aan, vooruit, semantische interoperabiliteit te besteden. Op die manier blijven ‘we’ spreekwoordelijk het paard àchter de wagen spannen. Zolang vrijwel niemand dat beseft, gaat dat maar dóór[.]
[E]en tegenstelling slechts òmdraaien helpt niet, wanneer dat onderscheid überhaupt averechts is. Dat leidt tot kritiek, […] die nog steeds niet opbouwend kàn zijn.
Wanneer de opdrachtgever uitgaat van een oplossing(srichting) geeft zij (lees ook: hij) gauw voorkeur aan een ontwerper aan wiens (lees ook; wier) beheersing van de — technische — hulpmiddelen zij overhaast geloof hecht. Over nut en noodzaak van het doel heeft dan netzo prompt niemand het meer. […] Maar het is dus de opdrachtgever van de ontwerper die haar (lees ook: hem) de ‘ruimte’ voor zulke vernauwing verschaft, niet in de laatste plaats door op voorhand zèlf op zo’n oplossing(srichting) aan te dringen.
in: aantekening 82.7
Een reden waarom veranderingen vaak mislukken, is dat voorzieningen ervoor getroffen zijn alsòf ze aspect van beheer zijn. Argumenten vóór continuïteit op lange(re) termijn worden daardoor gauw opgevat als argumenten tégen continuïteit op korte termijn. Beheermaatregelen houden voorrang[. …] Veranderingen in kwalitatieve zin durft men niet aan uit angst voor beheerrisico’s. Tja, daardoor worden zulke risico’s juist groter. De onvermijdelijke crisis zorgt stellig voor plotseling draagvlak, eindelijk, voor verandering. Maar veronachtzaming maakt verandering vèrder nodeloos moeilijker, kostbaarder enzovoort. Een crisis leidt tot crisis- ipv structureel deugdelijke maatregelen. […] Dat gaat dus … ònveranderd mis, zolang bestuur — onbewust? — met beheer vereenzelvigd blijft.
[B]esturing is ook nog ‘maar’ eens een àfgeleid middel. Er is een doel. Dàt vergt uitvoering als middel. En die uitvoering vergt eventueel pas — èxtra — besturing als middel als het ware er bovenop. Dat bovenop raakt prompt hiërarchisch opgevat en helaas zo door tot waarom het nogal wat bestuurders èxclusief gaat. Mis.
Zo werkt dat doorgaans natuurlijk niet. Zeg ook maar dat afstemming volgens strikt hiërarchische (gezags)verhouding daadwerkelijk uitzonderlijk is, hoe ‘normaal’ wij dat abusievelijk ook zijn gaan vinden. […] Dat ligt overigens vaak aan verwarring over hiërarchie. De zgn lijnfunctionarissen menen voor specialistische bijdragen op staffunctionarissen te moeten vertrouwen die hùn “kernwaarden” voor absoluut geldig houden. Zo verkeren de lijnfunctionarissen in de valse veronderstelling dat zij een zekere mate van procesmanagement bevorderen. In werkelijkheid is de hiërarchie verplaatst èn grotendeels ondergronds c.q. onbeheersbaar geraakt.
Met een beroep op objectiviteit kan een wetenschapper inmenging met haar/zijn werk willen vermijden. Dat is niet alleen kinderachtig, maar ònverantwoord.
Gedrag resulteert op z’n subjectief-situationeels telkens als samenloop van een subject en een situatie. Nee, ook dat is helemaal geen nieuw idee. […] Het subjectieve samenloopaandeel houdt in dat het subject in kwestie voor elk gedrag dienovereenkomstig deelverantwoordelijk is. […] En volgens het idee van het ene subject om vooral voor — wat z/hij beschouwt als — eigen voordeel de ànder tot bepaald gedrag te bewegen kan het voor haar-/hemzèlf maar nadelig zijn om àls verantwoordelijk te gelden. Het ontwijken van aansprakelijkheid biedt dan een sterk motief om niets van subjectief situationisme te … willen weten, of in elk geval te doen alsòf het maar onzin is (maar door intussen de ànder feitelijk wèl volgens die veronderstelling te bejegenen, bijvoorbeeld haar/hem te wijzen op haar/zijn … verantwoordelijkheid om van zo’n theorie àf te zien). De neiging om zichzèlf als het ware verheven boven verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid te willen plaatsen, lijken vooral nogal wat mensen te hebben aan wie veel verantwoordelijkheid is toevertrouwd. Doen ‘we’ dat vanwege de illusie daarmee zèlf verantwoordelijkheid te ontlopen? Als dat klopt, is [zo’]n idee inderdaad niet gauw … populair, hoe pràktisch onontkoombaar dat idee […] ook daadwerkelijk is. Iemand met een ànder motief kan dat inderdaad … anders opvatten[. …] Menigeen laat zich kennelijk het comfort niet ontnemen van — de mogelijkheid van gespeelde? — onwetendheid van haar/zijn aandeel in gevolgen. Daartoe dient o.a. beroep op zgn waarheid als algemeen geldige betekenis. Zonder verschillen hoeft iemand zich van iets ànders immers niets aan te trekken (zolang het àndere subject zich maar wèl genoeg aantrekt van het … verschil).
Zowel overheidsinstellingen als ondernemingen, herstel, mensen die namens zulke organisaties handelen, proberen burgers resp. klanten ‘als regel’ tot uniformiteit van gedragingen te bewegen. Politici en bestuurders zien variëteit, en dynamiek ervan al helemaal, gauw als gevaar voor — openbare — orde, terwijl een samenleving per saldo (!) juist gedijt bij variëteit (met dus inderdaad ook risico’s van dien). Voor een ondernemer betekent meer van hetzelfde als dienst en/of product een ruimere winst.
Vrijwel alom heerst allang bestuurlijke blikvernauwing en zoals digitale technologieën ònbegrepen beperkt gedacht zijn gaan worden, blijken ze perfect als oogkleppen te passen met zgn i(c)t-architecten als gedroomde opticiens, nee, in hun geval fopticiens, natuurlijk.
Sterker nog, met voorrang opdrachtgevers moeten … professioneel zijn en vernauwing tot techniek géén kans geven. Daar gaat het vaak meteen al mis, doordat opdrachtgevers strikte techniek optimaal instrumenteel voor hùn resp. strategietjes achten. […] Opdrachtnemers tonen zich ‘gehoorzaam’ aan opdrachtgevers en gaan nog steeds netzo kortzichtig aan de slag, blijkbaar om maar geen omzet te missen.
Zo gaat dat onvermijdelijk door … Door ònpraktische aannames blijft het immers — ook — theoretisch misgaan.
Helaas blijkt die “druk” in informatiekundig opzicht nog steeds niet groot genoeg. Alom worden digitale voorzieningen die stelselmatig bemeten behoren te zijn nog ontworpen met modelleermethoden die slechts berekend zijn op een ènkelvoudig tekenbegrip met bijbehorend als absoluut geldig òpgelegde betekenis, waardoor reële betekenissenvariëteit onmogelijk kan worden gefaciliteerd. Wie het stelselmatig tekenparadigma beheerst, kan mislukking van zulke digitaliseringsprojecten resp. -programma’s eenvoudig voorspellen. Maar wie daar nog niet aan toe(gekomen) is, kan kritiek niet als opbouwend opvatten en blijft het dus maar averechts proberen. Het zal nog wel even duren …
in: aantekening 83.7
[Omd]at formele logica géén boodschap heeft aan betekenissen, laat staan aan de onmiskenbaar ervaren variëteit ervan[,] behoort zùlke … logica prompt àf te vallen als richtlijn voor stelselmatige betekenissenordening. Dat is echter nog steeds niet gebeurt, mede omdat de doorwerking ervan als het ware ondergronds doorgaat, met voor wie het inmiddels wèl begrijpt als voorspelbaar gevolg dat de noodzakelijke stelselmatigheid in de opzet maar blijft ontbreken. […] De enige manier om een, formeel uitgedrukt, :-) nodige en voldoende voorwaarde voor eenduidige betekenis(bepaling) te vestigen is om een uitdrukking of, algemener gezegd, een teken uitgebreider op te vatten. Dàt betreft de aanname om context te rekenen tot onlosmakelijk onderdeel van een teken. Logisch, nietwaar?!
Tja, abstractie is academisch annex theoretisch het probate middel om verwarring als gevolg van averechts veronderstelde verschillen te verhullen. Zucht, dat maakt het allemaal alleen maar ònbegrijpelijker. Daar hebben we … concreet, praktisch enzovoort dus niets aan, integendeel.
Aan grootschalige digitaliseringsprojecten van de Nederlandse overheid is weliswaar geen gebrek, maar zoiets als een sociale-lees-maatschappelijke oriëntatie lijkt zoek, alle retoriek over het centraal stellen van ‘de’ burger ten spijt. Vooralsnog verkeren overigens vooral de overheidsopdrachtgevers in verwarring. Zij stellen immers nog géén informatiekundig ontwerpers aan. De opgave krijgt onmiddellijk tèchnische typering en zgn ict-ers mogen meteen aan de slag. Op hun beurt versterken zulke ict-ers de verwarring bij hun opdrachtgevers nog eens krachtig door zich … architect te noemen, door te beweren onder … architectuur te werken. Wat zij ermee bedoelen is zoiets als de structurering van digitale voorzieningen op zichzèlf, maw zònder gerichtheid op waartoe voorzieningen met nota bene maatschappelijk (!) passend bereik behoren te dienen. [Aldus werken zulke] ict-ers op eigen gezag feitelijk tegen […], omdat opdrachtgevers allereerst überhaupt géén informatiekundig ontwerpers inschakelen. […] Als het ware volkomen vrijgesteld van maatschappelijk relevante eisen zien ict-ers — zich door — hun bijdragen daarentegen juist op een voetstuk geplaatst; zij zitten niet te wachten op verstoring door èchte ontwerpers. De cruciale vraag is uiteraard, wat de opdrachtgevers willen. Zolang zij wat zij haalbaar achten blijven associëren met averechts kleinschalig bereik, zet bederf zich voort. [… I]nformatiekundig ontwerp(en) [moet] serieus onderdeel gaa[n] uitmaken van het werken aan stelselmatige opgaven van — digitalisering van — maatschappelijk informatieverkeer.
In het geval van zgn ict-ers gaat het om hun vaak zelfs onbewust gekoesterde idee dat digitalisering noodzakelijkwijs slechts mogelijk is volgens overgeleverde formele logica (die enkelvormigheid van teken strikt koppelt aan enkelwaardigheid van betekenis: logisch atomisme).
Wat niet helpt, is dat vooral voor zgn managementfuncties formele
beoordelingscriteria strijdig zijn met informele. Functionarissen
moeten de informele criteria ‘maar’ leren. Daar zit
vanzelfsprekend de les bij dat zij resp. hun gedragingen doorgaans
beoordeeld worden volgens die informele criteria. Hun
“rigiditeit, of zo men wil consistentie” betreft daarom wat
zich feitelijk aan formele aansprakelijkheid c.a. verantwoordelijkheid
onttrekt. Wie leidinggevende functionarissen — wie ànders?
— daarop aanspreekt, wat nota bene dus slechts ‘van
buiten’ kàn gebeuren omdat intern — vrijwel —
iedereen-die-er-nog-werkt heeft geleerd aan de informele criteria te
gehoorzamen, krijgt domweg niet thuis. Hoe groter de
(overheids)organisatie, des te waarschijnlijker is het dat
leidinggevende functionarissen géén deskundigheid hebben van waarvoor
zij formele verantwoordelijkheid dragen. Dat leidt tot wat ik dan maar
dùbbele confirmatiebias noem. Want de functionaris in kwestie herkent
niet eens wanneer voorgestelde informatie een oproep behelst om van
inzicht te veranderen in het onderwerp van haar/zijn formele
taakopdracht. Maar wat z/hij er prompt als gemis aan ervaart, is de
ontbrekende bevestiging van zijn positie volgens de informele criteria.
Over wat logisch klinkt gesproken, voor wie daar met zulke informatie
aankomt, is aanspraak volledig kansloos. […]
Wie met een voorstel serieus genomen wil worden, moet blijkbaar mikken
op bevestiging volgens informele, naar hun aard impliciete, criteria.
Maar informele criteria zijn er niet voor niets. Als zodanig zijn ze
strijdig met formele, naar hun aard expliciete, criteria. Daaruit volgt
wat mij betreft dat dergelijke informele bevestiging verwerkelijking
van formele wijziging nòg moeilijker maakt. Niet aan beginnen, dus. Of
het moet als een zgn paradoxale interventie gebeuren, vooruit.
Let wel, ik ben niet tégen informele regels resp. criteria. Wat mij
betreft mag zelfs àlles informeel verlopen, maar dan wèl, zeg maar,
maatschappelijk verantwoord. Aan informele criteria vind ik daarentegen
verkeerd, zodra daarmee feitelijk, over bevestiging gesproken, zoiets
als een hofhouding wordt bestendigd ten koste ipv van ten gunste van
— overige — deelnemers aan maatschappelijk verkeer.
Aan afwezige openheid gaat o.a. digitalisering onherstelbaar mank door er meteen een tèchnische maakopgave in te zien. Achterwege blijven onderzoek naar bevordering van evenwichtige(r) maatschappelijke verhoudingen en via erkenning van daaraan ontleende eventuele — volgens zulke verhoudingen gedifferentieerde — behoeften zo door naar infrastructurele facilitering van hun dito differentiële (!) vervulling. Daaraan wordt hoogstens lippendienst bewezen, maar architectuur heet het volkomen misplaatst inmiddels altijd wel.
Sommige mensen lijken wat beter tegen tegenspraak te kunnen dan andere. Het verraderlijke voor wie er wèl redelijk tegen kan, is echter dat mensen die niet — meer — bestand zijn tegen ontkrachting, teleurstelling van dien, zelfs gevoelens van minderwaardigheid vrezen door wat zij als afwijzing ervaren, zich ter zelfbescherming organiseren. […] De kracht van die samenwerking ontlenen zij aan … gebrek aan samenwerking. Althans, met wat elke deelnemer vindt bemoeien zich de overige deelnemers niet, vice versa. Zo kan iedereen erbinnen haar/zijn eigen gang — blijven — gaan. Nodeloze, zelfs averechtse verschillen raken versterkt, samenhang tussen opbouwende verschillen daarentegen ondermijnd. Wat zij slechts sámen doen, maar dàt juist uiterst consequent, is buitenstaanders, altijd lastig want die willen de, met een germanisme uitgedrukt, alleengangen verstoren, … erbuiten houden.
Wat ik voorstel als verantwoorde houding voor informatiekundig ontwerp wordt overigens niet zozeer belemmerd door ontkenning[. …] Erger nog, van serieus onderzoek is voor zgn digitalisering meestal geen sprake. Daarentegen is er een opdrachtgever die vagelijk een wens- resp. waanbeeld koestert. Dat komt doorgaans neer op ontkenning van variëteit en dus gauw nadelig voor overige “individuele [sub]jecten en [hùn] bijzondere gevallen.” Desondanks kunnen opdrachtgever hun zin dóórzetten; zij bezetten daarvoor immers de nodige posities[.]
Algemene waarschuwing: vooringenomenheid met overgeleverde digitale
technologieën en/of organisatorische indeling werkt averechts.
[…] Er is zelfs een belemmerend verband. Opdrachten voor
digitalisering komen van organisaties. Zij kiezen uit voorzichtigheid
vaak voor een zgn bewezen oplossing. Maar zo’n oplossing
overstijgt doorgaans de grens van een aparte organisatie niet, want
daar komt immers de opdracht en bijgevolg de betaling vandaan.
Inmiddels zijn echter óók nogal wat digitale opgaven infrastructureel
van aard. Voor, zeg ook maar, stelselmatige problemen bestaan domweg
nog geen bewezen oplossingen. Er valt vanwege schaaleffect aan
kwalitatieve vernieuwing nu eenmaal niet te ontkomen[. …] Zònder
nadrukkelijk infrastructurele opvatting houden (overheids)organisaties
tevens zichzèlf gevangen in verkeersmatig sterk tekortschietende
voorzieningen; zij ervaren dat gemis blijkbaar — nog — niet
als ernstig, integendeel, maar voor andere deelnemers aan
informatieverkeer kan gebrekkige samenhang nadelig uitpakken.
in: Identiteitstelling en nadere hoedanigheden in maatschappelijk informatieverkeer
Het probleem met zulke aanwijzingen is natuurlijk wèl, dat ze pas zo
redelijk enzovoort zijn vòlgens … het àndere paradigma.
Een ander probleem is dat voor verspreiding van een paradigma de
daarvoor benodigde goede verstaanders maatschappelijke posities moeten
bekleden die slechts met een absoluut geloof bereikbaar zijn. Waarin?
Vooral in eigen capaciteiten. Wie met een ander idee komt, zegt daarmee
volgens hen dat z/hij óók over capaciteiten beschikt, maar volgens hen
is dat dus pertinent ònmogelijk en bijgevolg oordelen ze in één —
gebrek aan — moeite door dat er helemaal géén ander idee is, zijn
ze ook weer klaar mee.
in: aantekening 84.1
Het is, nog zachtjes uitgedrukt, opmerkelijk dat het conflictmijdende potentieel van Metapatroon — door erkenning van verschillen èn ze te laten samenhangen — zorgt voor … conflict. De voor beheer(sing) verantwoordelijke functionaris, zeg ook maar de besluitvormer mbt eventuele structurele veranderingen, wil er doorgaans niet aan. Aandringen wekt gauw agressie. Als verklaring opper ik o.a. dat z/hij zich in die positie onmisbaar — en verheven — acht als beslechter van conflicten met telkens een absoluut geldige uitkomst; die opgave ziet z/hij door het toestaan van veranderlijke samenhangende-verschillenordening verdwijnen en daarmee haar/zijn bijbehorende (machts)positie. Dat laat z/hij zich dus niet zomaar gebeuren.
De procesbegeleider beschouwt zichzelf niet als betrokkene, en
onthoudt zich daarom comfortabel afstandelijk van enig idee. Daarover
laat z/hij de betrokkenen — doorgaans van overheidswege erkende
maatschappelijke partijen, ofwel belangenbehartigers — strijden.
Wie, zeg maar, de meeste erkenning geniet, wint, ingewikkelder is het
doorgaans helaas niet. Dus, eh, helpt het de gemakzuchtige
procesbegeleider wanneer verder niemand zich ermee bemoeit. Dat is maar
lastig.
Een individuele burger vertegenwoordigt slechts zichzelf, en is daarom
met een idee als beleidsbijdrage volstrekt kansloos. Sterker nog,
overheidsvoorlichters hebben het … idee dat zij als taak hebben
de beantwoording van vragen van burgers. Een beleidsvoorstel afkomstig
van een burger herkènnen ze niet eens. En omdat de burger volgens hen
géén vraag stelde, maar inmiddels àlle contactpogingen afkomstig van
burgers worden onderschept door de voorlichtingsafdeling in kwestie,
krijgt z/hij dùs ook géén antwoord en al helemaal géén inhoudelijke
reactie op haar/zijn idee.
Sterker nog, situationeel verbijzonderd zijn er helemaal géén afwijkingen aan de orde, maar telkens een situationeel pàssende (gedrags)betekenis. Veronachtzaming van zulke variëteit doet — ook — digitalisering voorspelbaar mislukken[.]
Naar mijn … idee kan niemand zich aan gedragsmatig meervoud
onttrekken. Zo vindt iederéén stellig dat z/hij ànders is dan —
en graag superieur aan — èlk … ànder.
Wie absolute nadruk op ènkelvoud legt, wil zichzèlf er eenzijdig aan
onttrekken. Het verzoek om enkelvoud betreft feitelijk een verzoek om
aanvaarding van een gedragsverhouding volgens eenzijdige macht annex
invloed.
Tja, een — aanvullende — voorziening die beperkt blijft tot ordening van “synoniemen en homoniemen” schiet vanaf de geringste schaalverruiming prompt principieel tekort (omdat, wat filosofischer geduid, de aanname van logisch atomisme dan meteen averechts uitpakt). Eenduidigheid van (betekenis)verschillen in samenhang vergt uitbreiding van wat als teken telt. Een enkele term voor een concept (lees hier ook: begrip) is niet — meer — genoeg. Er moet vóóraf altijd (!) context bij als onlosmakelijk onderdeel van een teken (en dat is ànders dan — enig — besef van context àchteraf als resultaat van door een thesaurus oid gefaciliteerd “inzicht”). Dat lukt methodisch — pas — met Metapatroon.
Wat voor mènsen betekenisvolle verschillen zijn, nota bene ook nog eens veranderlijk èn inclusief samenhang ertussen, is en blijft met slechts enkelvoudige velden annex rubrieken een ònmogelijke opgave om uit te puzzelen. Met voorspelbaar gepruts onder de — valse — noemer van zgn kunstmatige intelligentie (AI) valt intussen, ja, dàt dan weer wèl, met volstrekt onbenullige bestuurders als opdrachtgevers inderdaad veel geld te verdienen.
Digitalisering gaat vooral mank, nog steeds resp. versterkt, aan — de combinatie van — “vertechnisering” en een telkens ènkelvoudig opgevatte informatiebehoefte van een zich telkens apart wanende opdrachtgever. Wie voor wat een maatschappelijk-informatiekundige opgave is, en zeker voor digitalisering onder regie van de overheid is dat zo voor èlke opgave, meteen programmeurs inschakelt, zeg ook maar tèchnici voor digitalisering, beseft [dat] kennelijk niet[.]
In de praktijk van digitalisering blijft belangbaarheid doorgaans zelfs onderdrukt. Dat gebeurt meestal door ontwikkelbaarheid voorop te plaatsen en dan vaak zelfs door een bepaald hulpmiddel voor programmatuurontwikkeling verplicht te stellen. Dat klinkt praktisch, maar pakt gauw verkeerd uit.
Dat […] vind ik een schoolvoorbeeld van hoe-het-niet-moet, althans niet voor stelselmatige verhoudingen.
[V]oor aanpassing aan stèrk veranderende omstandigheden — zoals thans wederom nav nieuw beschikbaar gereedschap — [weten] mensen op gevestigd geraakte posities meestal niets anders […] te verzinnen dan waarmee zij die posities ooit verwierven (als dat, voeg ik eraan toe, al relevante deskundigheid was).
Zo’n, eh, symbiose werkt uiteraard slechts duurzaam, indien de vermeende problemen nooit daadwerkelijkheid opgelost raken. De wèrkelijke risico’s blijven intussen — alsmaar verder — veronachtzaamd (en nemen daardoor uiteraard ook toe).
Een teken dat iemand opvat als en voor haar/hem belastend verzoek, stuit vaak op weerstand. Nee, nogmaals, daar helpen geïnstitutionaliseerde verantwoordelijkheden doorgaans evenmin tegen, integendeel.
Deelnemers zijn dus in zoverre beperkt opgevat, dat voor elk geval van informatieverkeer altijd minstens één deelnemer een — medewerker van een — overheidsorganisatie moet zijn. Voor de òpzet van verkeersvoorzieningen zit zo’n vóóropgezette beperking van deelnemers echter alleen maar in de … weg. Kortom, voor stelselmatig verantwoord ontwerp(en) moeten we ons er zeker voorlopig niets van aantrekken.
[H]et is dus pertinent niet zo, zoals helaas alom nog tevergeefs wordt geprobeerd, dat de overgeleverde aanpak pèr domein zou kunnen slagen waarná een voorziening ter verbinding van de aparte domeinvoorzieningen kan worden toegevoegd. Dat gaat meteen al mis ‘binnen’ wat immers abusievelijk als domein geldt. De verwevenheid van (gedrags)verhoudingen en daarom van afstemmingsrelevante informatie verloopt, zoals het heet, door-de-schalen-heen. Voor wat slechts de schijn van een apart domein heeft, is allang een stelselmatige opzet geboden. Nogmaals, er is dus niet allereerst het ene als apart, met vervòlgens dan het andere als dat aparte overstijgend. Er is ‘gewoon’ één stelsel waarvoor — de mogelijkheden van — verbindingen door-de-schalen-heen kenmerkend zijn met betrekkelijkheid als beginsel ipv als hopeloos lapmiddel tegen kortzichtige apartheidjes volgens domeinen e.d.
[Z]o volgen modes elkaar ook voor digitalisering op waarmee ‘we’ voorspelbaar echter niets opschieten zolang zelfs maar aandacht voor een pragmatisch principieel stelselmatige theorie — mede daardoor — verdrongen blijft.
Wat helpt méér techniek zolang de visie op maatschappelijk evenwichtig gebruik ervan feitelijk ontbreekt? Wat helpen méér zgn ict-ers zolang ze bij gebrek aan die visie feitelijk hun eigen gang kunnen blijven gaan? Wat helpt de zoveelste methode die van de vorige feitelijk slechts oppervlakkig verschilt als een nieuwe wijn in een oude zak? Daardoor gaat het juist nog eerder mis.
Wel beschouwd betreft digitalisering in tèchnische zin […] slechts een aspect van een véél en véél omvattender veranderingsproces. Veronachtzaming van — samenhang met — aspecten die zelfs voorrang verdienen, loopt voorspelbaar uit op — herhaalde — mislukking.
Onzin. Daar is o.a. de abusievelijke associatie weer verondersteld van informatie — dat ik als synoniem van data beschouw — met grondstof. Informatie ligt echter niet als het ware te wachten op wie eindelijk mogelijkheden voor exploitatie ziet (en door de moeite van ontginning eigendomsrecht verkrijgt).
Wat ik dan beschouw als een redelijk, verantwoord e.d. motief van
een bestuurder, is bevordering van ruimte voor ontplooiing van
opbouwende verschillen. Maar daarin zou ik mij weleens domweg kunnen
vergissen.
Bestuurders lijken orde te verwarren met ènkelvoudige betekenis (en dat
moet dan zijn waarop zij als inschikkelijkheid door anderen mikken). Ik
blijf er bij dat ook en vooral zij als hun maatschappelijke opgave (!)
onloochenbaar te maken hebben met de werkelijkheid volgens
(betekenis)verschillen. Digitalisering die daarentegen als grondslag
feitelijk ontkenning van die variëteit heeft, kàn volgens mij dus nooit
slagen. Ik doe een voorstel voor hoe het wèl kan lukken.
Zgn ict-ers beseffen hun feitelijke behoudzucht blijkbaar niet. Zij associëren hun overheersend digitaal-technische oriëntatie gretig met vooruitstrevendheid e.d. Dergelijke propaganda belemmert echter ontwerp enz. van voorzieningen voor evenwichtige(r) — verhoudingen door — informatieverkeer. […] Of leven wij voortdurend volgens ònevenwichtige verhoudingen? En bieden digitale technologieën nòg maar eens een machtsmiddel?
in: aantekening 87.5
Maar als jij die beschrijving vlot begrijpelijk vindt, moet je het
vooral zeggen. (Ook) die zgn specificatie is zelfs exclusief tèchnisch.
Ofwel, daar waagt geen bestuurder zich aan om zelfs maar een blik op te
werpen. Wie zich er enthousiast op storten, zijn programmeurs (hoe zij
zichzelf ook ànders noemen, bijvoorbeeld ict-architect). En laten
programmeurs semantiek nu net averechts begrijpen. Wat hèn goed
uitkomt, is simplisme volgens ènkelvoudige betekenisstandaardisatie in
absolute zin, dwz miskenning van samenhangende betekenisverschillen, en
zich onwetend houdende bestuurders gaan er kennelijk nog steeds
klakkeloos in mee. Nee, op die manier lossen ‘we’
stelselmatige problemen nooit op, ja, zo maken ‘we’ ze
voorspelbaar erger.
Ik besef, uiteraard, dat nogal principiële verandering van inzicht
moeilijk is. Maar zonder een stelselmatig werkzaam ordeningsbeginsel
helpen zgn standaarden ook niets, integendeel.
Doe op z’n minst een poging tot voorlichting die voor bestuurders
begrijpelijk kan worden gemaakt. […]
Ik juich het toe dat semantiek aandacht krijgt. Maar mag het ajb wat
evenwichtiger èn integraler? En laat je voor passende voorlichting al
helemaal niet door programmeurs e.d. misleiden die zèlf betekenismatig
overzicht missen door overhaaste fixatie op — daardoor
stelselmatig ònpassende — digitale (programmeer)techniek. Met
zulke overheersende techniekoriëntatie voor standaardisatie blijf [je
ook voor s]tandaardisatie m.i. op het verkeerde spoor.
Wat er overstijgend aan bedoeld is, is dat verschillen er niet toe doen. Die worden domweg veronachtzaamd. En voor een logica die géén rekening met verschillen hoeft te houden, is verfijning juist overbodig. Omdat verhoudingen en daarmee verschillen echter niet kùnnen verdwijnen, leidt de ontkenning van verschillen ertoe dat de ene deelnemer voor haar/zijn verschil het absolute gelijk claimt en voor het verschil van de andere deelnemer(s) het absolute òngelijk; omdat het voor de ene deelnemer geen bestaansrecht heeft, gedraagt hij zich alsòf het niet bestaat (maar daardoor is het natuurlijk niet wèg, dat kàn verhoudingsgewijs immers niet).
Het is in de ruimere praktijk van samenleving dus nog véél ernstiger. Valse idealisering van “het gebruik van […] termen” alsof ze èlk “een definitieve en eenduidige betekenis” hebben, ondermijnt variëteit van — maatschappelijk verkeer volgens — evenwichtiger verhoudingen voor deelnemers eraan.
Wie daarentegen zònder relevante “inzichten in samenlevingsvormen” met zgn — digitale — informatie- en communicatietechnologieën aan de slag gaat dan wel laat gaan, slaat in elk geval zùlke informatiekunde klakkeloos over. Daaruit resulterende voorzieningen kunnen ons onmogelijk helpen “oriënteren,” zoals mislukkingen onder de noemer van digitalisering blijven aantonen.
Ach, wie overtuigd is van haar/zijn absolute gelijk en dat ongestoord kan volhouden, blijft onvermijdelijk — het bevorderen van voorzieningen voor — evenwichtige verhoudingen verstoren.
Wat blijft ontbreken is principieel genoeg relativisme. Zo blijft structuralisme steken zònder nader onderscheid tussen samenstellende tekendelen en zònder structurele samenhang volgens dóórlopende dynamiek met dimensies/momenten van interpretatie en van feitelijk gedrag, enzovoort.
Kenmerkend voor optimale infrastructuur (lees dus:
gemeenschapsvoorzieningen) is dat een gebruiker ervan zich er niet
bewust van hoeft te zijn. Wie ermee is opgegroeid, kan er daarom zelfs
helemaal geen weet van hebben.
De oproep dat infrastructuur het voornaamste onderwerp van
overheidszorg is, blijft aldus ònbegrepen. Oproepers gelden prompt als
ordeverstoorders, wèg ermee.
Politici en bestuurders miskennen inmiddels vrijwel alom het
infrastructuurperspectief. Daardoor ontbreekt het ze echter juist aan
mogelijkheden voor sturing van evenwichtige verhoudingen tussen
gebruikers. Daarentegen zijn ze overheersend vertrouwd met —
eigen — ènkelvoudig gebruikersperspectief, zodat eveneens slechts
zulk ènkelvoudig perspectief van anderen kunnen herkennen. Zo zijn ze
feitelijk vertegenwoordigers — geworden — van wie zij als
toonaangevende gebruikers beschouwen. Wat zakelijk goed voor hèn is,
onzichtbare hand, doorsijpel-effect en zo, raakt maatschappelijk vroeg
of laat immers voordelig — voor — overige gebruikers,
nietwaar? Nee!
Ik zie geen tekenen die erop wijzen dat de ideologie van marktwerking
op z’n retour is, integendeel. Louter retoriek telt uiteraard
niet. Ja, er komt ooit enige nadere wet- en regelgeving die de schijn
— ? — moet wekken van zowel vermijding van eenzijdig
zakelijk voordeel als bescherming van belangen van overige gebruikers,
maar daarvoor blijft het ene gebruikersperspectief stevig …
ònaangetast.
Hoewel infrastructuur bezwijkt, zijn besèf van infrastructuur en dan
ook nog een besèf van politiek-bestuurlijke verantwoordelijkheid ervoor
nodig om de neoliberale koers te staken, een koers van ondermijning van
maatschappelijk-evenwichtige verhoudingen door nog steeds alsmaar méér
ruimte voor pseudo-infrastructuren als grootschalige verdienmodellen.
Maar doorgaans als verwende, over infrastructuur volstrekt onwetende,
op korte-termijn beeldbevrediging-beluste, gebruikers blijven politici
en bestuurders zich in hun angst resp. paniek verlaten op bedrijven met
strategieën waaraan besef van zorg voor wèrkelijke infrastructuur nu
eenmaal principieel ontbreekt (eveneens alle retoriek ten spijt).
Als zgn vraag ingekapseld raakt door zgn aanbod, wordt de valse schijn van beheersing gewekt. Dat is geen, aangeduid met een engelse modekreet, governance, maar zelfs alom gevaarlijke onzin. Want intussen gaat de vraag van-buiten-naar-binnen natuurlijk niet weg.
Wat zij kennelijk niet beseffen […] is dat vlechtwerk (lees ook: verwevenheid) bestaat in soorten en maten. Neem een rieten mand. Na ontvlechting is er zelfs geen mand meer — van — over. Is dat soms de bedoeling? Het moet dus allereerst de vraag zijn, of samenhang al dan niet kenmerkend en daarmee noodzakelijk is. Zo ja, dan is zgn ontvlechting uiteraard schadelijk. […] Wat uit ontvlechting resulteert, voorspelbaar voor wie enig besef van systeemleer heeft, is alsmaar verdere ontwrichting van samenhang.
Wat ik nog het meest verbazingwekkend vind […]? Dat zgn wetenschappers zo immuun zijn en blijven voor dagelijkse ervaringen. Tegenwoordig houden ook zgn ict-ers dat vol, en kùnnen dat comfortabel volhouden omdat opdrachtgevers evenmin beter willen weten.
[I]k [heb] het idee dat — wat moet doorgaan voor — theorie kennelijk telkens, zeg maar, terugkeert naar atomisme. Weliswaar worden steeds maar weer pogingen ondernomen om er iets van variëteit in te krijgen, maar aan onderdrukking blijkt zeker duurzaam niet te ontsnappen. Atomisme, monotheïsme, populisme e.d. bieden daarvoor immers de perfecte illusie. Een heerser resp. elite maakt andere mensen afhankelijk en laat ze dan zowel geloven dat er precies één manier is, niet meer èn niet minder, om de werkelijkheid te kennen als wàt die zgn kennis is. Dat verdient m.i. de aanduiding regressie, omdat, eh, cultuurbepalers geen zin hebben hun eenzijdig bevoorrecht(s)e — oeps, dat begon als schrijffout — positie(s) op te geven. Ze hebben domweg het gedragsrepertoire niet voor opbouwend aandeel. Hoezo aandeel? Ofwel, atomisme pakt uit als het — terugvallen op — recht van de sterkste. En zolang er krachtsverschillen zijn, werkt regressie tot atomisme annex absolutisme, zucht, om die verschillen bij voorkeur nog te vergroten.
[I]k vind situationisme óók volstrekt redelijk, herstel, pàs redelijk, neem de — natuurkundige — complementariteitstheorie van Niels Bohr. Het kan dus hoogstens de valse indruk van onredelijkheid zijn om aan atomisme eenzijdig de voorkeur te geven boven een feitelijk juist wèl … redelijke variëteitstheorie. Het moet daarentegen de wèns van tijdloos vàste orientatie zijn, lijkt mij, die de vader is van die gedachte (lees ook: veronderstelling). […] Wie dat allemaal niet waar wil hebben, […] maar slechts dè waarheid, absoluut geldig, dus, wil erkennen, belemmert ontplooiing van variëteit. Dat zien gezagsdragers — zijn er uitzonderingen? — graag. Terecht vrezen zij aantasting van oppermacht.
Dus, indien de generator geen modellen met betekenissenvariëteit kan
verwerken, kan hij nooit, herhaal, nooit gewone ict-systemen uitspugen
die er wèl mee kunnen omgaan. Dit biedt ook meteen de voornaamste
verklaring van vrijwel alom nog steeds falende digitalisering. Er
heerst domweg een simplistische opvatting over de opgaven. De aard van
coördinatie blijft miskend, alsof verschillen er zijn om te elimineren
ipv optimaal op elkaar afgestemd te krijgen. Die opvatting is helaas
impliciet en daarom vergaand immuun voor opbouwende kritiek. Nee, een
generator die volgens vergelijkbaar simplistische grondslag
’werkt,‘ helpt dus niet, integendeel.
Nogmaals, ik geloof er niet in. [Zulke g]eneratoren zijn hoogstens
slechts bruikbaar voor het maken van in betekenisopzicht structureel
uiterst simpele ict-systemen. En een generator maakt dàt alleen maar
ingewikkelder. Kortom, het pakt hoe dan ook averechts uit eraan/-mee te
beginnen.
Wie echter helemaal geen idee van variëteit heeft, en in paniek door
onbenul enig idee ook niet wìl hebben, beschouwt zo’n generator
van weersomstuit zelfs dwingend als normatief voor wat gewone
ict-systemen moeten kunnen (en, daar is regressie weer, als bevestiging
van eigen almacht of, kies maar, ter verhulling van onmacht).
Sterker nog, vervanging lukt nooit pàssend zolang het variëteitskarakter van de opgaven onbegrepen blijft.
[W]ie ergens domweg geen verstand van heeft, komt uiteraard nooit tot een deugdelijke probleemstelling, laat staat tot passende oplossing. Integendeel, valse overtuiging — of is het […] angstige verhulling van onbenul? — in combinatie met een juist volgens simplisme uiterst comfortabel verdienmodel voor zgn ict-ers maakt problemen alsmaar erger.
Klopt, wat er met ontwerpen mis gaat, werkt uiteraard dóór. Inderdaad, extra opletten. […] Helaas is vanaf ontwerp(en) nog steeds (!) nalatigheid aan de orde. Het werkt daarom averechts om onder een ten onrechte nieuwe noemer te doen alsof er iets nieuws aan de hand is dat … dus nog tijd nodig heeft om, eh, goed geregeld te krijgen. Zo worden prutsers en profiteurs feitelijk vrijgepleit, en zodra aansprakelijkheid onder de ene nodeloos verbijzonderde noemer geregeld is, raakt zo’n volgende schijnnoemer in zwang met gretige medeplichtigheid van zich kennelijk onverantwoordelijk wanende academici, enzovoort.
Wat er zònder de grondslag van een conceptueel informatiemodel gaat
gebeuren, laat zich vanuit ruimer perspectief helaas voorspellen. Er
moet toch een programmatuurpakket zijn, kant-en-klaar, dus, dat voldoet
aan de gestelde eisen en wensen, nietwaar? Na een oppervlakkige
oriëntatie, tevens beknot door zelfopgelegd wa(a)nbegrip van
aanbestedingsregels, wordt een zgn short list gemaakt van veelbelovende
— wie vindt dat? — kandidaat-programmatuurpakketten die
nader bekeken moeten gaan — wie doet dat? — worden. Om voor
èlke eis resp. wens, en dat voor diverse
kandidaat-programmatuurpakketten, tot in detail te onderzoeken of resp.
hoever er al dan niet aan voldaan wordt, blijkt een onmogelijke opgave.
Vooruit, volgens wat ’we‘ intussen wel weten, kiezen
’we‘ dan maar het pakket dat het meest geschikt lijkt.
Wordt dat ene pakket nog verder onderzocht, of zijn ’we‘
intussen bezig met implementatie? Tja, wat doen ’we‘ als
het gekozen pakket alsnog blijkt niet te kunnen voldoen aan menige
eis/wens? Wat laten ’we‘ meegeven, het eisen- en
wensenpakket of het programmatuurpakket? Oh ja, intussen ontdekken
’we‘ dat de eisen- en wensenlijst volgens
programmeursperspectief (lees ook: software engineering), eh,
tekortschiet, maar hebben helaas nog steeds geen benul waaraan dat
ligt. In de hoop op een wonder gaan ’we‘ daarom maar door
…
Dat laat zich allemaal vermijden door tijdig een conceptueel
informatiemodel te ontwerpen. En tijdig, nogmaals, slaat op
voorrang.
Om verder volgens inherente stelselmatigheid te komen moeten ict-ers hun overgeleverde applicatiesimplisme afleren.
[D]e overheid ’onderneemt‘ juist de ene na de andere zgn
grote operatie. Dan moet de […] vraag luiden: Waarom mislukken
ze? Volgens mij is dat te wijten aan blikvernauwing. Allereerst wordt
een nieuw, nota bene ànder, politiek vastgesteld doel als heilig
opgevat. Vervolgens gelooft ’men‘ dat het doel slechts op
één manier inclusief bepaalde middelen haalbaar is. Ofwel, de
abusievelijke heiligheid wordt tevens voor middelen verondersteld. En
zelfs al zou zulke enkelsporigheid passend zijn, wat ’men‘
in politiek enthousiasme graag vergeet, is de praktische noodzaak om
van het ene naar het andere spoor(systeem) over te gaan. Dat lukt dus
nooit zònder ruimte voor, hoe tijdelijk ook, op z’n minst
tweesporigheid.
Een grote operatie wordt uiteindelijk maar gestaakt. Er is heel veel
voor overhoop gehaald, zeg ook maar van alles en nog wat voor en door
… veranderd. Maar, nogmaals, de met veel kosten en moeite
getroffen voorzieningen (lees ook: middelen) blijken zo niet te werken.
Dus voor burgers blijft per saldo van alles en nog wat inderdaad
… ònveranderd. Het gestelde doel is zelfs onbereikbaarder dan
ooit geraakt, en burgers met eraan verbonden verwachtingen nòg
gefrustreerder.
[V]ele organisaties [zijn] met digitalisering verstrikt geraakt in verwarrende veronderstellingen. Zo is het ongetwijfeld goed bedoeld om, zoals het heet, de vraag te organiseren volgens zgn portefeuilles. Wie echter geen benul van aspectgerichtheid heeft en al helemaal niets begrijpt van het verdichtingspotentieel van digitalisering door variabilisering, gaat dan ’vragen‘ om, eh, portefeuille-specifieke voorzieningen. Daar vindt iemand aan de antwoordkant op haar/zijn beurt stellig goed bedoeld dan van dat het onzin is om voorzieningen zó specifiek te treffen. En omdat de vragende zgn portefeuillehouder medewerker is van de … antwoordafdeling, kan z/hij dat specifieke plan vergeten. Wat z/hij verder doet? Geen idee. Intussen heeft de antwoorder dan maar zelf een vraag bedacht. Daarmee mikt z/hij weliswaar dus wat algemener, maar kent de specifieke vragen niet die hij in één moeite door wil beantwoorden. Daarin is z/hij immers niet geïnteresseerd met haar/zijn vooringenomenheid dat het antwoord ’in‘ technologie ligt. En z/hij meent ten onrechte dat de organisatie geldt als grens voor het bereik van digitale voorzieningen. Er gebeurt dus wel wat, maar dat mislukt geheid.
De keuze vóór stelselmatige voorzieningen […] is echter nog steeds niet […] gemaakt. Integendeel, het gaat maar dóór met wirwar van producten/tools. Nee, van — noodzaak tot — stelselmatigheid hebben ’ze‘ geen idee. De vernauwing tot — combinatie van — interne organisatie en product/tool is helaas moeilijk te doorbreken.
[E]en verandering mikt juist op, precies, iets ànders dan hetzèlfde. Dat vergt naar mijn idee een kwalitatief àndere insteek dan de beheersmatige. [Er] zijn dienovereenkomstig àndere … soorten … partijen nodig. […] Klopt, als ònderdeel van verandering moet verandering overgaan in beheer. [… Maar b]eheer is eenvoudiger, vooruit, minder ingewikkeld gestructureerd en laat zich daarom wèl als ‘voortzetting’ van verandering duiden, terwijl verandering als voortzetting van beheer hopeloos verdwaalt.
Kijk, voor een probleem dat volgens een daarvoor vals paradigma … zoals logisch atomisme resp. essentialisme dat voor stelselmatige digitaliseringsopgaven is … wordt aangepakt, is en blijft oplossing ònbereikbaar. Wie het desondanks op averechtse manier blijft proberen, krijgt het slechts nòg — drukker.
[P]olitici […] ontwijken […] nog steeds de opgave van een wèrkelijk inclusief digitaal publiek domein. Tegelijk bakent in elk geval de Nederlandse overheid eveneens averechts zoiets als een eigen dekkingsgebied af, waar zij inderdaad het informatieverkeer strikt probeert te regelen inclusief DigiD als identiteitsmiddel dat burgers erbuiten niet kunnen/mogen gebruiken [… e]n wat digitale infrastructuur betreft schiet dat dus niet op.
Sterker nog, vaak krijgen ‘we’ allereerst een crisis aangepraat. Vervolgens leidt onoordeelkundige verandering tot een wèrkelijke crisis. (Ook) de nog altijd gangbare informatiekunde vervult vaak zulke crisisdienst. Sociale media, kunstmatige intelligentie, en zo.
Wat veroorzaakt weerstand tegen spoor- inclusief paradigmawissel? Dat vind ik de onverminderd heersende nadruk resp. voorkeur op apartheid van voorzieningen. Dat wekt de valse illusie van beheersbaarheid, dus valse geruststelling enzovoort.
[D]e suggestie is ècht vals dat zulke eenzijdigheid de noodzakelijke voorwaarde is voor geslaagde digitalisering. Daarmee proberen ict-ers het slechts voor henzèlf eenvoudig te houden.
De misvatting van essentialisme … verschijnt vaak als excuus voor ‘dienstverleners’ om de behoeften en wensen van hun klanten te negeren.
Dat is echter nog steeds volgens overdracht van een gelijk veronderstelde betekenis gedacht. Maar zo gaat dat verhoudingsgewijs dus niet. […] Er is [dus] helemaal niet zo’n crisis. Wèl gaat kritisch-opbouwend verstand nog steeds ernstig mank aan gebrek aan stelselmatige oriëntatie met erkenning van veranderlijke verhoudingenvariëteit van dien. […] [… Helaas heerst] ònbewust onverminderd ènkelvoudige en daarmee absoluut geldige betekenis als ideaal.
Het kan aan vooringenomenheid liggen dat iemand niet eens op het idee kan komen om een gereedschap, nadat z/hij er een naam aan gaf die zijn oorspronkelijke doel ermee tot uitdrukking brengt, vervòlgens ook voor een ànder doel te benutten. Zulke al dan niet opzettelijke kortzichtigheid is kenmerkend voor beunhazen. Ander doel? Tja, dat vergt een ànder middel met kosten, tijdsverloop enzovoort van dien, nietwaar? Alsof elke spijker een andere hamer vergt. Ofwel, vaak onzin. Maar wie een beunhaas vertrouwt, wordt op die manier prompt misleid en afgezet.
in: aantekening 92.2
[Ik acht het] volstrekt logisch […] om Metapatroon te gebruiken voor modelleeropgaven voor een bereik met gedragingenvariëteit. Waarom gebeurt dat dan niet? Aan begripsmatige reductie […] gaat ook allerlei digitalisering mank.
Volgens wat governance heet, houd[en icters] inderdaad bestuurders als het ware gegijzeld. Met hùn instemming, gebaseerd op de voor hen zeer welkome mogelijkheid van onttrekking aan verantwoordelijkheid, want commissie zus, groep zo, enzovoort, is er een nagenoeg ondoordringbare vesting opgetrokken. Er kan niets in èn er komt niets uit. […] W[ie met een] inhoudelijke vraag stug verder probe[e]r[t] te komen, over “eisen” gesproken, stuit steevast op weerstand volgens strikt procedureel aanbod. Hoe verder?
Een algemene(re) theorie bevordert […] niet een — academische — loopbaan waarvoor je het (on)kennelijk van afbakening, apartheid e.d. moet hebben.
Het is maar wat je wil weten. Of gaat het om wat je wil — blijven — ontkennen? Methoden dáárvoor zijn, eh, nogal sterk ontwikkeld.
Wie problemen zelfs principieel blijft miskennen, nou ja, dat vind ik op mijn beurt dan dat er gebeurt, kan uiteraard nooit aan oplossingen helpen.
Welke ontwikkeling hebben digitale technologieën aangejaagd om ze van weersomstuit verantwoord — verder — te moeten faciliteren? […] Een overheidsinstelling kan er nòg zulke goede bedoelingen mee hebben, maar wanneer zij een informatiesysteem blijft opvatten als een voorziening voornamelijk voor haarzèlf en, vooruit, voor eventueel onvermijdelijke ‘externe’ gebruikers slechts beperkt bruikbaar voor uitvoering van een taak waarvoor zij verantwoordelijkheid draagt, draagt dat nog steeds niets bij aan infrastructuur voor informatieverkeer, integendeel. Je kunt daarvoor met netzo goede bedoelingen zgn standaarden opperen, maar daar hebben ‘we’ dus evenmin iets aan.
Zgn maatschappelijke sectoren gaan zelfs voortdurend integraal op de schop, met dus voorspelbaar mislukking na mislukking. Dat gebeurt immers zònder voldoende erkenning van differentiële verhoudingen in het zgn maatschappelijk verkeer. Als verkeersdeelnemers raken talloze burgers gedupeerd.
Je kunt òmgekeerd echter ook zeggen dat oriëntatie op betekenis tegenwoordig zelfs overheerst, zoals overigens zo vaak, zo niet altijd, maar op ènkelvoud en dan zelfs op de valse schijn ervan. Zo van, wat ik ergens onder versta, is dè betekenis ervan. Als iemand — ànders — er iets ànders onder verstaat, tja, kàn dat dus géén betekenis zijn. Sterker nog, iemand die zich niet schikt naar mijn betekenis, is zònder betekenis. Kortom, volstrekt overbodig, zelfs uitgesproken lastig wanneer z/hij aandringt op meerdere, verschillende betekenissen en bijgevolg de opgave van afweging en -stemming, wèg met haar/hem.
[Maar] van nadere samenhang, onmisbaar juist voor allerlei overheidstaken, tùssen informatie in zulke (basis)registers lijkt overigens nog steeds geen sprake.
Het gaat [ook daar] nergens over informatie in de zin van betekenis.
Het is allemaal digitale technologie éérst, enkele bezweringsflarden
ten spijt. Daarom ontbreekt èlk noodzakelijk (!) besef van variëteit
van betekenisverschillen-in-samenhang. […] Zonder erkenning van
betekenismatige variëteit werken voorzieningen voor informatieverkeer
domweg nooit stelselmatig.
Nee, levensvatbare strategie herken ik er niet in, integendeel.
Ik vermoed dat de opstellers dat allemaal goed bedoelen èn oprecht menen. Er klopt echter weinig tot niets van hun voorstel. Het is hoogste tijd, overigens niet alleen bij d[i]e […] organisatie, voor een ècht ànder paradigma, te weten veronderstellingen die leiden tot stelselmatig informatiebeheer met — veranderlijke — betekenisverschillen èn samenhang ertussen van dien.
in: aantekening 97.6
[Er] gaan allerlei verkeerde veronderstellingen [aan] vooraf. Dat leidt met uitvoering niet alleen tot een puinhoop, maar gaat met enorme verspilling gepaard.
in: aantekening 97.9
Maar hoe realistisch is het om relativering te verlangen van wie meent te gedijen bij — de illusie van — absolutisme? […] Ik heb het nooit verder dan spot gebracht. Tot uitdrukking van machteloosheid, dus. […] [W]ie ervan uitgaat dat hij absoluut gelijk heeft, dat gelet op ‘zijn’ succes zelfs wel moet hebben, of wie, als tegenhanger, mislukking aangewreven krijgt en daarom ervoor kiest netzo absoluut òngelijk te hebben, wil een andere opvatting niet eens overwegen. Die houdt hij immers op voorhand voor ònbestaanbaar. […] Wie zichzelf absolute leider waant, is helaas niet aanspreekbaar op een rol ‘onder’ andere rollen, dwz met ònderlinge betrekkelijkheid in de zin van wederzijdse afhankelijkheid van dien (maar eist kritiekloze gehoorzaamheid van vèrder iedereen aan zijn overheersende betrekkelijkheid resp. macht tegenover hun ondergeschikte betrekkelijkheid resp. volledige afhankelijkheid).
Het gaat vaak meteen al fout door valse toespitsing, maw door de illusie dat er géén, zelfs wisselende, verbanden tussen, zeg maar, van alles en nog wat gelden.
Een specialist redeneert dan van het middel dat zij beheerst, herstel, meent te beheersen, naar het doel. […] Dat leidt tot een nauwe benadering die als technocratische bekend staat. […] Wanneer zulke feitelijke omkering van middel tot doel gebeurt, zijn aanduidingen als probleem, oplossing en bekwaamheid uiteraard zelfs ongepast. Die zijn dan immers vals en — opzettelijk? — misleidend.
Dat zijn echter hoogstens — aanduidingen van — managementoplossingen — commercieel — op zoek naar een probleem, maar een informatieprobleem blijft daardoor onzichtbaar, laat staan dat er een deugdelijke informatieoplossing voor komt.
Een opgave die met voorrang als informatiekundig opgevat enzovoort moet worden, kan volgens een feitelijk bestuurskundige insteek slechts verder bemoeilijkt raken.
Wie variëteit niet begrijpt, zoekt beheersing in strakkere sturing volgens wat zij (lees ook: hij) dus niet beseft als ontkenning ervan. Het gaat meteen al mis door bereik […] te beperken.
Voor digitalisering is er dan nog de èxtra belemmering dat informatiekundig ontwerpers niet eens aan bod komen. En/want zonder vraag ernaar zijn ze er ook niet of nauwelijks. Opdrachtgevers beschouwen ook digitale informatievoorziening blijkbaar als een kwestie van management en bestuur. Daarom schakelen zij bedrijfs- resp. bestuurskundigen in. Wat aldus aan informatiekundig ontwerp blijft ontbreken, wordt ter uitvoering aan ict-ers … overgelaten die met hun overheersende insteek volgens programmatuur dat gemis evenmin beseffen en daarom naar hùn goeddunken ‘maar’ aan de slag gaan. Dat kàn niet … goed gaan, en dat doet het voor meteen wat stelselmatiger opgaven dus ook niet. Zowel bedrijfs- resp. bestuurskundigen als vooral ict-ers zijn daardoor zelfs alsmaar drukker aan het verkeerde werk. Ontwerp(en) moet daarentegen aan een ontwerper opgedragen zijn, en dàt ontwerp voor passende uitvoering aan ict-ers. Anders blijft het modderen.