Institutionele tegenwerking onvermijdelijk?

Pieter Wisse

Metapatroon geldt nog steeds als nieuwe modelleertaal. De filosoof Peter Winch (1927-1997) kan helpen om te begrijpen waarom Metapatroon zo moeilijk valt te ... begrijpen. Zie daarvoor The Idea of a Social Science and its Relation to Philisophy (Routledge & Kegan Paul, herdruk 1970, oorspronkelijk verschenen 1958).

Volgens Winch is niet alles dat we zo noemen op dezelfde manier ... nieuw. Zo kan het gaan om (p. 121) “a discovery within the existing framework of ideas.” Als voorbeeld neemt Winch “the germ theory of disease.” Zodra zo’n theory “well established” is, vinden we de ontdekking van alweer een – soort – bacil zelfs logisch.

Zulke vanzelfsprekendheid verschilt kwalitatief van het lot dat “the first formulation of [a] theory” treft. Want dàt is “a much more radically new departure,” te weten (pp. 121-122) “a completely new way of looking at the whole problem.” Sterker nog, een werkelijke nieuwe theorie vergt (p. 122) “the adoption of new ways of doing things by people involved.”

Tja, dat houdt nogal op. Juist gevestigde wetenschappers c.q. beroepsbeoefenaren met hun opdrachtgevers blijken een nieuwe theorie maar moeilijk àls theorie te willen/kunnen beoordelen. Doorgaans wensen zij er hoogstens een èxtra exemplaar volgens hùn theorie in te herkennen. Daardoor, zo stelt Winch, is voor hèn de nieuwe theorie “unintelligible.”

Zo vergaat het tot dusver inderdaad ook Metapatroon. De verwijten luiden zoal dat Metapatroon niet methodisch is, überhaupt onbegrijpelijk en dat de documentatie ontoegankelijk is.
Nu meent Winch m.i. terecht dat een nieuwe theorie onvermijdelijk “a new way of talking” betreft voor, nu komt het, “a new set of social relationships.” Kortom, de critici verzetten zich al dan niet bewust tegen zulke sociale veranderingen, in het bijzonder tegen wijziging van hun (machts)positie.

Ter bestrijding van stagnatie kenmerken beschavingen zich door – pogingen tot – borging van vernieuwingsruimte. Er bestaan dan instellingen, gefinancierd met zgn algemene middelen, met de taak om vernieuwing te bevorderen.
De ervaring met Metapatroon illustreert echter dat die opzet gauw zelfs averechts uitpakt. Als systeemonderdelen zijn instellingen prompt uit op versterking of op z’n minst handhaving van hun maatschappelijke positie. Daar past het bevorderen van kwalitatieve wijziging van dat (maatschappij)systeem kennelijk niet bij.

Er zouden al veel minder vernieuwingen – en hun vernieuwers – gefrustreerd raken, wanneer in èlk geval de leidinggevende functionarissen van bedoelde instellingen ... begrijpen dat, in de woorden van Winch, (p. 100) “criteria of logic are not a direct gift of God, but arise out of, and are only intelligible in the context of, ways of living or modes of social life.” Waarom Metapatroon nogeens èxtra relevant is, geeft het motto contextuele verbijzondering weer. Met de modelleermethode/-taal Metapatroon laten zich gedragsverschillen èn hun samenhang uitdrukken. Voor situaties resp. contexten geldt immers dat “each has criteria of intelligibility peculiar to itself.” Ofwel (p. 107), “the relation between idea and context is an internal one.” Om eenduidige modellering van aldus getheoretiseerde (!) betekenissenvariëteit te faciliteren sluit Metapatroon aan bij wat Winch onder filosofie verstaat, dwz (p. 102) “uncommitted enquiry.”

Metapatroon noem ik ook wel een taal zonder eigenschappen (vrij naar Musil). Op de schaal van maatschappelijk (informatie)verkeer is vooringenomenheid ongepast, contraproductief, enzovoort.
Volgens een gevestigde annex de heersende partij manifesteert Metapatroon dan een bedreiging. Er is ook op de nieuwe ontwerper/modelleur tot en met opdrachtgever enzovoort à la Metapatroon immers van toepassing wat Winch over de filosoof beweert: “In performing this task the philosopher will in particular be alert to deflate the pretensions of any form of enquiry to enshrine the essence of intelligibility as such, to possess the key to reality. For connected with the realization that intelligibility takes many and varied forms is the realization that reality has no key.”

Dat pluralisme blijkt voor menigeen onverdraaglijk. Met ontkenning ondermijnen ‘we’ echter beschaving. De reacties op Metapatroon van o.a. zgn kennisinstellingen tonen dat zij zijn “wrapped up in [their] own way of making things intelligible to the exclusion of all others.” Het gevolg is dat zij bijdragen aan ònbegrip op de reële schaal met inherente variëteit van relevante verschijnselen.

Wat er zo moeilijk is aan het begrijpen van een nieuwe theorie, formuleert Winch als het volgende dilemma (p. 110): “[A] mode of discourse has to be understood before anyone can speak of theories and propositions within it.” In termen van paradigma’s is er een sprong nodig. Wie dùrft te springen, merkt dat het met de eerder veronderstelde bedreiging reuze meevalt. Sterker nog, verandering biedt een kàns die anders verloren blijft.

We zijn er niet met instellingen die ruimte moeten geven voor vernieuwing, al helemaal niet als het blijft bij valse retoriek. Ze moeten er daadwerkelijk ruimte voor máken. Maar dat blijkt strijdig met hun eigen idee van ... instelling. En zo zijn de beoogde aanjagers van vernieuwing verworden tot gesubsidieerde remmers ervan. Is dat ècht onvermijdelijk?

 

 

8 november 2013, webeditie 2013 © Pieter Wisse