Pieter Wisse
Hier staan tekstpassages verzameld, zonder uitzondering
overgenomen uit emailberichten die ik schreef in de periode maart - april 2006.
De volgorde van verzending bleef gehandhaafd.
De passages zijn overwegend polemisch. Juist in de aangegeven periode probeerde
ik via een uitdagender stijlregister aandacht op informatiekundige
stelselmatigheid gevestigd te krijgen. Het resultaat? Vooralsnog weinig
hoopgevend. Het lijkt erop dat iedereen ‘duikt.’
Van wie ik schreef in haar/zijn publieke ambt, nam ik hier in diverse gevallen
eveneens de naam en/of functieaanduiding op.
14.1
In het maartnummer 2006 van Informatie viel mij
de column van Joosten op. Graag wijs ik erop dat Paul Jansen en ik enkele
maanden geleden het zgn. iDNA-Manifest
opstelden (en destijds trouwens ook aan Joosten zonden; ik laat maar in het
midden of hij er inspiratie aan ontleende, voor zijn column uit putte enzovoort;
de overeenkomsten zijn in elk geval frappant).
Gelet op het belang van het onderwerp doe ik hierbij graag het voorstel om het iDNA-Manifest ook in Informatie
te publiceren. Je zou enkele deskundigen kunnen uitnodigen om er commentaar op
te leveren. En Joosten zijn we dan reuze dankbaar dat hij het kernthema identity
management agendeerde voor het tijdschrift.
14.2
Voor een zinnige discussie over mijn artikel Topic
Maps uprooted nodig ik je uit tot specifieke opmerkingen. Dus, wat precies
vind je niet kloppen? En waarom niet? Als je daarvoor naar literatuur kunt
verwijzen, helpt dat natuurlijk.
Het ene punt dat ik concreet meen te herkennen [in je eerste reactie], betreft
wat je "published subjects" noemt. Daarmee heb ik wel degelijk
gerekend, dus zo oud zijn mijn bronnen ook weer niet. :-) Je vindt mijn
vermelding onder noemer van "subject descriptor" op pagina 18
onderaan.
Nu kan ik er wel inkomen dat je mijn kritiek niet deelt, zolang je metapatroon
niet (goed) begrijpt. Zonder begrip van metapatroon kan je echter niet beweren
dat mijn kritiek niet klopt. Die bal ligt dus vooralsnog bij jou.
14.3
Oh ja, over uitzonderingen die de regel bèvestigen (met dank voor de voorzet).
Volgens metapatroon is èlke uitzondering 'gewoon' de zoveelste
contextuele verbijzondering. Ofwel, uitzonderingen vestigen helemaal de regel.
Op die regel is ... geen uitzondering.
14.4
Het is duidelijk dat identiteitsbeheer een, zo niet hèt, hoofdthema is voor
stelselmatige informatievoorziening. Ik zie dat zo, dat identiteitsbeheer
spoedig niet langer 'apart' geregeld kan zijn, maar dat het volkomen verweven
moet zijn. Sterker nog, informatiekundig gezien hangt een informatiestelsel door
identiteitsbeheer samen. Dat klopt wanneer je identiteit niet beperkt
tot van-een-gebruiker, maar opvat als van van-alles-en-nog-wat dat stelselmatig
geregistreerd staat. Dus, mijn fiets heeft ook een identiteit. Nee, dat zeg ik
verkeerd. Die ene fiets heeft een identiteit. En, nota bene, de relatie
van mij met die fiets heeft dan op zijn beurt ook een identiteit. En eventueel
zo door. En elke identiteit met verbijzonderd gedrag heeft een
expliciete geldigheid(speriode).
iDNA in combinatie met metapatroon (MiDNA) hanteert zo'n weefselanalogie. Dat
verduidelijkt hopelijk hoe authenticatie/autorisatie toekomstig geïntegreerd
moet werken. Een, zeg maar, traditioneel kleedje heeft tweedimensionale
samenhang, te weten door de draad volgens zowel schering als inslag te gebruiken.
Voor adequate autorisatie moet precies dezelfde draad volgens een aanvullende,
dus derde dimensie worden ingeweven.
14.5
Precies! Dat is kenmerkend voor metapatroon. Je zoekt naar de reële
gedragdifferentiatie. Ben je die op het spoor, dan kan je vervolgens per
afzonderlijke situatie onbekommerd eenduidig door.
14.6
Je wijst daar een paradox aan, die slechts oplosbaar is door reële verschillen
te erkennen. Althans, (ook) mijn ontwerpgevoel zegt mij vooralsnog dat - het
klinkt inderdaad tegenstrijdig - je via contextuele verbijzondering pas tot
overzicht raakt. Volgens mij sla je dus de spijker op z'n kop. Want het zijn
feitelijk toch ook, zeg maar, wat afwijkende perspectieven op één en dezelfde
werkelijkheid?
14.7
Information Dynamics ontwikkelde met Metapatroon een methode voor stelselmatig
informatiebeheer. Karakteristiek voor zo’n stelsel is reële betekenisvariëteit
onder voorwaarde van samenhang. Dat is natuurlijk precies het probleem waarvoor
(ook) elke organisatie nu gesteld staat. Dat vergt een kwalitatief nieuwe, want
wezenlijk infrastructurele aanpak. Zodoende verkrijgt tenminste de informatieve
samenwerking van diverse organisaties enz. het noodzakelijk fundament.
14.8
Wij toonden een proefopstelling. De oplossing kan kleinschalig beginnen.
Door van meet af aan met reële variëteit te rekenen lukt het om geleidelijk,
dus optimaal beheersbaar, grootschalige samenhang te bereiken. Dat is per saldo
het snelst (en, voorzover dat een criterium is, verreweg het goedkoopst).
14.9
Ja, natuurlijk praten we met de verkeerde personen. Rara, wie zijn de juiste
personen? Als je de veranderkundige klassieker Diffusion
of Innovations van E. M. Rogers bestudeert, zie je dat je het als
innovator moet hebben van een zgn. champion. Daarnaar ben ik dus naarstig op
zoek, maar het lijkt erop dat in ons huidige sociale bestel inmiddels ook
dergelijke champions gemarginaliseerd zijn.
Met de nadere reden die je vermeldt dat hij de verkeerde persoon is om mee te
praten, doe je hem volgens mij te veel inhoudelijk eer. Ik meen dat hij daarvan
geen enkel benul heeft. Ook helemaal niet wil hebben. Als je hem zou vragen
naar de huidige aanpak, heeft hij (ook) geen zinnig antwoord. Wat hijzelf als
stom ervaart, is wanneer hij het verwachtingspatroon van zijn opdrachtgever(s)
zou gaan verstoren.
Dat is volgens mij ook een prima voorbeeld van 'gewoon' inhoudelijke
afzijdigheid. Zolang ikzelf intern werkte en relevante touwtjes in handen had
(lees: kon nemen), had ik 'samenhang' aan de winnende hand. Zodra dergelijke
coördinatie verdwijnt, is het als bij toverslag weer ieder-voor-zich. Of, zoals
jij terecht stelt, kunnen tegengestelde belangen zich daadwerkelijk (weer)
manifesteren.
14.10
ICTU heeft coördinatie/samenhang nooit bevorderd. Onlangs heb ik enige tijd
besteed aan een analyse van het Visitatierapport ICTU. Je hoeft op Visitatie zonder
visie niet te reageren in de zin dat er frustratie uit mijn analyse
spreekt. Dat weet ik nu ook al.
14.11
Inderdaad, "de baas beslist dan." Of, duidelijker, allerlei baasjes
nemen allerlei beslissinkjes. En nergens herken ik zo'n innovation champion à
la Rogers.
14.12
Wat ik daar zou willen doen? Hun informatievoorziening is vooralsnog een
lappendeken. Daar valt veel te verbeteren via stelselmatige opzet
(metapatroon). Opnieuw, wie herkent dat als verbetering?
14.13
Graag geef ik je een citaat door (uit een herdenkingsartikel):
Edgar (Ted) Codd, the mathematician and former IBM Fellow[, was] best known for creating the "relational" model for representing data that led to today's $12 billion database industry.
Is dit wellicht een zinnetje om aandacht te verkrijgen voor metapatroon? Want dat is dus het volgende "model for representing data," afgestemd op open interconnection at Internet scale. En ik beweer al sinds jaren dat er op die nieuwe markt miljarden dollars zullen omgaan. Het is nu nog steeds mijn probleem om dat te verduidelijken. Zodra dat eenmaal duidelijk is ... Wie kan ik 'verleiden' om er om te beginnen eens serieus naar te kijken?
14.14
Ik heb de rapportages met first en second opinion over P-Direkt kort bekeken.
Lang(er) hoeft ook niet om er dezelfde inteelt in te herkennen als wat
bijvoorbeeld ook Visitatierapport ICTU kenmerkt.
Het gaat allemaal volkomen blind voorbij aan informatiekundige samenhang. Met
het oorspronkelijke idee dat je personeelsinformatie op zo'n manier kunt
verbijzonderen, respectievelijk centraliseren, gaat het meteen al fout. Want
informatie-over-de-persoon is natuurlijk voor van-alles-en-nog-wat relevant,
dus niet slechts voor salarissen en eventuele andere aspecten van het
personeelswerk. Ik noem maar een voorbeeld, voor het sleutelbeheer voor een
kantoorpand heb je veel van diezelfde persoonsinformatie nodig. En wat dacht
je, zolang organisaties dat tenminste nog apart regelen, van autorisatie voor
activiteiten/taken ondersteund door digitale informatievoorziening? Dat blijft
allemaal 'achter,' zodat een shared service center voor personeelsinformatie
noodzakelijkerwijs uitmondt in duplicatie. Tenzij ... Deugdelijke
informatiekundige beoordeling verduidelijkt dat P-Direkt alleen maar goed kan
functioneren op basis van een heuse infrastructuur. Nota bene, dat leidt tot
een andere opzet van P-Direkt, van sleutelbeheer, van autorisatie, enzovoort.
Inderdaad, (ook) personeelsinformatie maakt dan gebruik van persoonsinformatie.
Ziedaar het belang van basisregistraties. Dat is ook de reden waarom ik alweer
bijna drie jaar geleden de raad gaf om - wat later zou gaan heten - P-Direkt
van meet af aan te schoeien op de te vernieuwen GBA.
14.15
Over de Algemene Rekenkamer gesproken, daarvan verwacht ik helemaal geen
prikkelende analyse. Die onderzoekers zitten ook 'in' het systeem vastgeroest,
missen (dus) relevante deskundigheid.
14.16
Ik veroorloof me mijn aanhoudende, zelfs groeiende bezorgdheid over risico’s door
ònsamenhangende aanpak van de elektronische overheid ook verder ongevraagd met
je te delen. Want ik ben er, naar ik vrees nog steeds zachtjes uitgedrukt,
helaas niet gerust op dat betrokken besluitvormers de informatiekundige strekking
van het probleem met ontbrekende stelselmatigheid überhaupt kunnen erkennen. En
aangezien zij qua infrastructuur annex informatiestelsel weten waarover het
wèrkelijk gaat, hoe stel je je ‘bestuurlijke borging’ dan serieus voor? Als je
verlegen zit om een bruikbare analogie, zou je daarover bijvoorbeeld het
proefschrift Technocraten en Bureaucraten
(Europese Bibliotheek, 2002) door E. Berkers over Rijkswaterstaat van 1848 tot
1930 kunnen raadplegen.
Toch moet er iets constructiefs gebeuren. Neem het Visitatierapport
ICTU. Ik maakte een uitvoerige, schriftelijke analyse van dat openbare
rapport (omdat ik het exemplarisch vind voor bijna totaal ontbrekende
informatiekundige visie). Ik geloof - hoop? - dat het kan helpen, wanneer politici,
bestuurders, ambtenaren enzovoort bestuur daarvan zo spoedig mogelijk kennis
nemen. Daarom plaats ik nu mijn eigen tekst met de titel Visitatie zonder
visie op mijn website. […] Jij kunt allerlei betrokkenen erop attenderen,
wat ik je hierbij dus dringend aanbeveel. Als je zoiets allang van plan was,
juich ik dat uiteraard toe; je kunt in dat geval mijn gepubliceerde bijdrage
echter evenmin verwaarlozen, lijkt mij zo.
Ik heb de indruk dat inmiddels voor wèrkelijke professionaliteit blijkbaar
aandacht gevraagd moet worden op wat scherpere toon, met wat opgevoerde druk
enzovoort. Dat is vanwege de nieuwigheid ook wel begrijpelijk. Ik zie verder
echter nog niemand inhoudelijk een steekhoudende aanzet - durven -
geven voor onontkoombare vernieuwing op stelselschaal, zodat ik er maar mee
doorga. Ik voel me immers als informatiekundige professional verantwoordelijk
om noodzakelijke samenhang te blijven bevorderen. Indien van toepassing, zoals
nu, horen daar waarschuwingen tegen verspilling bij. Dat moet ik nu allemaal
natuurlijk - opnieuw - op een andere manier doen dan ik deed in de periode dat
ik meewerkte aan het zgn. Architectuurprogramma bij ICTU.
14.17
Wie weet doet hij iets constructiefs, 'neemt zijn professionele
verantwoordelijkheid.' Zo niet, dan heb ik in elk geval een bericht gemaakt dat
ik ter escalatie bij gelegenheid kan doorsturen aan een directeur-generaal, een
lid van de Tweede Kamer en dergelijke ...
14.18
Ik probeer uit burgerplicht wat kastanjes uit het vuur te halen. Dat zouden
meer mensen moeten doen, maar goed.
14.19
Ik ben benieuwd of hij spoedig op dit toch moeilijk te verwaarlozen
schot-voor-de-boeg reageert. Niet geschoten, mis geschoten. Natuurlijk is er
ook risico verbonden aan dat geschiet. Hoewel? Als ik helemaal niets onderneem,
houden 'ze' mij beslist buitenspel. Wie weet, moet het op deze manier.
Ik hoop dat je Visitatie
zonder visie met plezier en hopelijk met instemming leest. Mocht je mensen
kennen waarvan je meent dat ze er kennis van zouden moeten kunnen nemen, dan
verzoek ik je hierbij de verwijzing ernaar ajb aan ze door te geven. Alles
helpt!
14.20
Voor zover wij het hier met Information Dynamics nu kunnen nagaan, lijkt het
erop dat wij met metapatroon iets kunnen opzetten dat zich kan gedragen als een
add-on van jullie componenten voor identity management. Met die toevoeging kan
je dan met metainformatie (tevens) de verfijnde samenhang tussen
informatie(typen) uit aangesloten informatieverzamelingen vastleggen. Dat stelt
je in staat om vanuit dat virtuele punt samenhangend door de inhoud van de
diverse verzamelingen te navigeren. Met zo'n directe kijkvoorziening beschikken
gebruikers feitelijk over de meest gerichte mogelijkheid tot rapportages.
Die add-on moet uiteraard aangesloten worden. Onze vraag is daarom concreet of
je een klant hebt, waarvan je weet/vermoedt dat hij zo'n uitbreiding sterk
waardeert. Daarvoor zou Information Dynamics een proefopstelling kunnen maken.
Als dat werkt, lijkt me zo, is het vervolgens ook eenvoudiger om de aandacht
van de leiding van je eigen firma te krijgen. Bij die gelegenheid kunnen we ook
toelichten dat de add-on voor, zeg maar, flexibele raadpleging zoiets als stap
1.a vertegenwoordigt in onze visie op lange-termijn integratie. Met
vervolgstappen kan jullie bedrijf zijn markt vergroten. Zo staat stap 1.b
structureel beheer langs de tijddimensie toe. Zie de korte presentatie Integration
strategy for information resources (starting from a legacy perspective)
voor die visie met stapsgewijze realisatie. Op de derde sheet staat daar o.a.
summier toegelicht wat het risico is van overijverige compliance, te weten het
klakkeloos opleggen van gestandaardiseerde betekenis terwijl nuances enz. juist
strategisch voordeel bieden. Je zou kunnen zeggen dat metapatroon dat
strategisch voordeel borgt. Dat is dus een asset voor elke leverancier, zoals
volgens mij zeker ook jullie bedrijf, die informatiegereedschappen levert met
infrastructurele pretentie.
14.21
Uit ongeduld enzovoort, heb ik op mijn website iets geplaatst dat hopelijk voor
wat aandacht/opschudding zorgt. Want als ik niets doe, ... gebeurt er ook
helemaal niets, althans niet bij de overheid als mogelijke opdrachtgever. Niet
dat mijn pamflet Diagnose van een
spilzieke overheid van pakweg drie jaar geleden geholpen heeft, maar goed.
Wanneer je bevestigd wilt zien, hoe amateuristisch het met 'onze' zgn.
elektronische overheid gaat, zie mijn Visitatie zonder
visie.
Heb jij voor zo'n tekst relevante relaties, bijvoorbeeld leden van de Tweede
Kamer, ministers, burgemeesters, wethouders, hoge ambtenaren, journalisten en
dergelijke? Als je die verwijzing wilt doorgeven, zeer graag.
14.22
Om dezelfde reden dat het destijds volgens jullie opzet nooit kon lukken, koers
je met dit project op een mislukking af zolang je niet principieel rekent met
stelselmatigheid. Ik begrijp uiteraard wat je bedoelt, als je als "devies"
hanteert: "Gewoon langzaam naar het doel toe kruipen." Ik geloof
echter dat nog bijna niemand weet wat het noodzakelijkerwijs stelselmatige doel
eigenlijk is. Dan kruip je feitelijk maar wat in de rondte.
14.23
Ik was, en ben, natuurlijk vooral geïnteresseerd in wat ik toen de
professionalisering van de professionalisering noemde. Onder die noemer probeer
ik hem nog altijd in beweging te krijgen, voordat 'de buitenwereld' zijn
organisatie irrelevant verklaart. Dat zou immers jammer zijn van het potentieel
dat er wel degelijk bestaat. Voorlopig wordt er vooral geld over de balk
gesmeten, terwijl mensen die er informatiekundig werkelijk verstand van hebben
zelfs buitenspel staan. Daar probeer ik wat tegen te ondernemen, terecht lijkt
me.
14.24
Ik neem aan dat bestuursleden en jijzelf als directeur spoedig genoeg ook langs
andere weg gevraagd gaan worden naar solide maatregelen ter
informatiekundig-professionele borging van stelselmatigheid.
Op basis van uitspraken die je binnenskamers herhaaldelijk deed over
tekortschietende sturing, aanpak en resultaten, verwacht ik dat je mijn
vrijwillige bijdrage aan constructieve veranderingen naar waarde schat. Hoezeer
fundamentele wijziging nodig is, kan je nogeens extra nalezen in mijn korte
oproep tot civiele informatiekunde (zie Civiele
informatiekunde: op weg naar infrastructuur voor informatieverkeer).
Ik hoor het wel als je hulp nodig hebt.
14.25
Laat ik zeggen dat zij wel wat hulp kunnen gebruiken om de noodzakelijke
koerswijziging daadwerkelijk als kans te herkennen. Daarom koos ik meteen voor
- de mogelijkheid van - ruimere publiciteit. Ja, ik kan er dan ook niets aan
doen wanneer politiek, pers e.d. het oppakt. Ik nodig jou natuurlijk ook van
harte uit om verspreiding van Visitatie zonder
visie te bevorderen.
14.26
Kunnen wij spoedig (wederom) eens praten over maatschappelijke
verantwoordelijkheid, enzovoort? Ik ben (eveneens wederom) maar een campagne
gestart om wat veranderd te krijgen. […] Dat zijn natuurlijk nog allemaal losse
flodders, hoogstens geladen met nauwelijks verhulde frustratie. Kan het
structureler? Zo ja, hoe? Oh ja, hoe vermijd ik faillissement? Ik zou de eerste
artiest/idealist niet zijn die om materiele redenen een noodzakelijke campagne
staakt. Dus, heel praktisch, is er ergens een opdrachtgever die wel degelijk
via informatievoorziening op infrastructurele leest serieuze verbeteringen
nastreeft?
14.27
Wat hopelijk overeind staat, is de pure noodzaak voor - aanvulling met - het
door-en-door civiele perspectief, dus nu ook voor informatievoorziening op
maatschappelijke schaal. Ik meen werkelijk dat ook allerlei, zoals jij ze
noemt, “directe politieke verwikkelingen” achterwege blijven, zodra draagvlak
voor de infrastructurele reikwijdte van de nieuwe voorzieningen gevestigd
raakt. Dat is daarom belangrijk, terwijl dergelijke verwikkelingen hoogstens
zgn. urgent zijn. Het verdient inderdaad allemaal aandacht. Wat is echter de
balans, zodat we ook kwalitatief vooruit komen? Wat ik als mijn rol kies, is
nadruk op wat structureel nodig is. Want wat mensen als urgent ervaren, krijgt
'automatisch' wel ruimte.
Ik zou het geweldig vinden als je meedoet aan de lobby voor zo'n civiele
informatiekunde. Hopelijk heb je daarom toch spoedig genoeg even tijd om die
oproep te lezen. Want wel beschouwd is het bizar, indien jij je genoodzaakt
ziet om te stellen dat jij “met dit soort, uiterst relevante, informatiekundige
knopen even geen rekening [kunt] houden.” Zijn we nu met verbetering van informatievoorziening
op maatschappelijke schaal bezig, of niet? Als je met juist die knopen geen
rekening wenst te houden, waarmee dan eigenlijk wel?
14.28
Voor een ingenieur is het evident dat ontwerp afgestemd moet zijn op de
werkelijke opgave. Dat is per saldo het allergoedkoopst (terwijl nu geld
verspild raakt aan programma's die nergens 'naartoe' gaan). Stel dat je het
allemaal zelf moest betalen. Iedereen ziet toch onmiddellijk dat 'iets' nooit
kan werken, tenzij je het structureel aanpakt? Zullen we een serieus begin
maken met professionele, dus solide aanpak van informatieverkeer in het publiek
domein met (dus) ook voor gemeenten een evenwichtige positie?
14.29
In directe zin verwacht ik hier - helaas - niets van, maar deze stap is hoe dan
ook nodig om eventueel te kunnen escaleren. Het probleem daarmee is ... dat er
(nog) geen eenduidige probleemhouder valt te herkennen. Dat hoeft niet te
verbazen, want het gaat om heuse infrastructuur. De aanduiding 'algemeen
belang' zegt al duidelijk dat het lastig is om er particuliere aandacht voor te
verkrijgen.
Mocht je idee/actie hebben om deze publieke zaak vooruit te helpen, graag.
14.30
Ik ben je zeer erkentelijk voor de aandacht die je besteedt aan bedoelde
misstanden; want zo mag je ze toch wel noemen, als er voor ongelofelijk veel
geld vrijwel niets gepresteerd wordt.
14.31
Je geeft een voorproefje van wat ik zeker verwacht als argumentatie, mocht er
openbare discussie van komen. Als het lukt om de vergelijking met McDonalds als
referentiekader gevestigd te krijgen resp. houden, houdt het inderdaad alweer
snel op met zicht op professionalisering. Strikt formeel - statuten e.d. - zou
je wellicht zelfs nog een beetje gelijk kunnen hebben, maar je krijgt dat
praktisch echter nooit (meer). Want dat lijkt me maatschappelijk toch niet het
'beeld' waarnaar ICTU onder toenemende druk beoordeeld gaat worden. Volgens dat
beeld, althans mijn idee ervan, moet ICTU verantwoorde professionaliteit beoefenen,
punt. Let wel, als het 'ze' gaat uitkomen, zijn de opdrachtgevers waarnaar je
verwijst, stellig de allereersten die ICTU aansprakelijk stellen. Dat moment
nadert, ... tenzij mijn analyse van tekortschietende samenhang kant noch wal
raakt. Opvallend genoeg spreekt niemand mij daarin echter tegen. Jij doet dat
nu evenmin. Interessant, nietwaar? Je zou toch verwachten dat mensen zich er
maatschappelijk verantwoord naar gaan gedragen ...
Wat jij losgezongen van maatschappelijke verantwoordelijkheid opbrengt, is de
tip dat ik, zeg maar, formele vertogen niet met elkaar moet verwarren. Maar op
de schaal waarop ICTU opereert, maatschappelijk dus, laat enig vertoog zich
niet eenzijdig vaststellen en -houden. Zo probeer ik inderdaad invloed uit te
oefenen op wat erkenning verkrijgt als relevant vertoog, dus inclusief waarover
het voortaan moet gaan, wie eraan deelneemt enzovoort. Voor dat doel is mijn
commentaar op Visitatierapport ICTU overigens ook
'maar' een middel. Het gaat inderdaad structureel om erkenning van civiele
informatiekunde.
Op elke vergelijking is uiteraard vanalles aan te merken. McDonalds lijkt
aardig gevonden, maar ik denk bijvoorbeeld aan een bedrijfsarts. Zo'n arts moet
omgaan met de spanning tussen - de belangen van - werkgever en werknemer.
In een complex spanningsveld zijn vorm en inhoud nu eenmaal niet langer te
scheiden. Je kunt je dus ook als informatiekundige professional niet
verschuilen achter een opdracht die slechts 'vorm' zou betreffen. Operatie
geslaagd, patiënt overleden ... Jij stelt dat de visitatiecommisie slechts
bestuurlijk hoefde te kijken "of de stichting werkt." Het is bizar om
louter bestuurlijke criteria te hanteren voor werking. Omgekeerde wereld.
Indien jij meent dat de commissie wel degelijk visie etaleerde ... Kom nou toch!
Laten ze ophouden met schimmenspel in de bestuurlijke comfortzone! En laten wij
'ze' daarbij helpen. Doe iets constructiefs aan werkelijke
informatievraagstukken, want daar ligt natuurlijk de werkelijke 'opdracht.'
Mijn bezorgdheid over ICTU bestaat eruit dat daar de insteek blijkbaar nog
overheerst dat je wegkomt met jezelf blindhouden. Je hebt gelijk dat mijn toon
her en der rancuneus is, hoewel ikzelf de voorkeur geef aan de aanduiding
'gefrustreerd.' Dat weerspiegelt echter een opzettelijke escalatie van mijn
kant ter "agendering van [mijn] aandachtspunten." Het is immers de
zoveelste keer dat ik aan mijn zorg uitdrukking geef. Ik vat het daarom graag
als compliment van jou op, dat jij die toon "voor het eerst
proef[t]." Ja, dat is bewust veranderkundig 'ontwerp' van mijn boodschap,
dus onverminderd opbouwend bedoeld. Ik begrijp ook wel dat het constructieve
karakter van mijn interventies lastig te waarderen valt voor wie zich
aangesproken voelt. Maar moeten we dan maar berusten in verspilling ten koste
van verarming? Jij schrijft dat het niet helpt, zoals ik dat commentaar
schreef. Wat zeker niet geholpen heeft, waren mijn eerdere pogingen. Daarom
probeer ik het op een andere manier, wie weet. Ik besef dat ik er allerlei
fouten mee kan maken, maar ik schrijf niet zomaar iets ... In jouw reactie heb
ik nog niets ontdekt, waarin ik me zou vergissen. Ik ben je dankbaar voor de
gelegenheid tot serieuze toetsing. Voor andere argumenten houd ik me sterk
aanbevolen.
Oh ja, over de noodzaak om tevens juist "buiten het interessegebied van de
opdrachtgever(s)" te onderzoeken, merkte ik in Visitatie zonder
visie ondermeer specifiek op:
Wat is het waard dat [begin citaat uit Visitatierapport ICTU, "d]e opdrachtgevers oordelen overwegend positief over de impuls die ICTU gegeven heeft aan het bereiken van de doelstellingen van de overheid op het gebied van ICT."[einde citaat uit Visitatierapport ICTU] Eerlijk gezegd geeft de visitatiecommissie zèlf daarop al een sterk negatief antwoord, zij het impliciet (en onbedoeld). Zij vindt opdrachtgevers immers nog altijd versnipperd opereren. Ik voeg eraan toe dat geïsoleerd optredende opdrachtgevers per definitie een obstakel vormen voor realisatie van heuse infrastructuur. Wie dat niet begrijpt … Met andere woorden, in dit geval wijst zgn. klanttevredenheid eerder op mislukking van de missie van ICTU.
Het staat er scherp. Maar rancuneus? Strikt feitelijk lijkt het me onzindelijk om dat te negeren. Ook als je het nog even formalistisch wilt houden, okee, lees de missie van ICTU erop na.
14.32
Hij bevestigt - toegegeven, met een kop-in-het-zanderigheid die mij verbaast en
schokt - zijn lidmaatschap van de generatie MEB: mijn eigen belang. En mebbers gaan
meppen, zodra ze dat belang bedreigd achten. Allemaal nep, maar ze zitten er
wel. Ik blijf hopen dat ik me vergis.
14.33
Behalve rancuneus zal ik inmiddels ook wel paranoïde zijn. Daarom verbergt zijn
"positieve geluid," zoals ik eerder als verklaring gaf, een manier om
met schone handen de deur gesloten te houden.
14.34
Nogal wat vragen hebben helaas geen bevredigend antwoord, althans niet volgens
ons. Juist daarom probeer ik, en ik neem even jouw terminologie over, ICTU’s
"verhoud[ing] tot andere spelers" als problematisch te agenderen. Dat
gaat natuurlijk niet lukken, want de huidige opzet bevredigt alle non-interveniërende
spelers prima. Maar goed, omdat het mijn 'vak' is, meen ik dienovereenkomstige
verantwoordelijkheid te hebben voor een serieuze poging tot veranderingen.
Mijn kritiek richt zich allereerst op ICTU. Dat is vooral praktisch bepaald.
Zelfs binnen ICTU is van enige constructieve verhouding tussen de zgn.
programma's geen sprake. Geen enkele samenhang dus, sterker nog, actief verzet
ertegen (onder het mom van aparte opdrachtgevers), en daardoor geen enkel zicht
op deugdelijke voorzieningen voor informatieverkeer op de noodzakelijkerwijs
maatschappelijke schaal. Nota bene, zo pompt EZ nogeens 80 mln euro in een
ICTU-programma dat 'Maatschappelijke sectoren & ICT' heet. Ja, wat we
traditioneel als sectoren zien, kunnen stellig operationalisering/implementatie
bevorderen. Maar ontwikkeling gescheiden naar sectoren spant het paard achter
de wagen. Dan is samenhang op voorhand mislukt.
Ik verwacht daar geen verandering uit eigener beweging. Daarom richt ik mijn
oproep ook verder. Dan vind ik toch dat je vooral ook moet kijken naar
waarvandaan de opgaven voor informatica komen. Wat ik maar even civiele
informatiekunde noem, lijkt me een krachtig voorbeeld. Zo van, voor de
Oosterscheldedam was deels nieuwe techniek nodig. Dat is precies zo voor de
infrastructuur voor informatieverkeer in het publiek domein.
14.35
Denk ajb niet dat ik "rancuneus" ben, omdat ik me gepasseerd zou
voelen. Ik betreur het natuurlijk wel, professioneel gezien. Maar ik hoop dat
je dat niet verwart met mijn vakmatig/maatschappelijk gedreven appèl aan
functionele verantwoordelijkheid voor stelselmatigheid. Zodra jijzelf wel
degelijk inziet, dat 'het' anders moet, moet je 'het' ook daadwerkelijk anders
doen.
14.36
Ik wilde in mijn eerste antwoord, gisteren dus, niet teveel tegelijk
behandelen. Over mijn korte tekst over civiele informatiekunde merk je
vriendelijk op, met nogmaals mijn dank ervoor, dat vele mensen dat kunnen
volgen,waarbij een aantal mensen de aangegeven oplossingsrichting
waarschijnlijk zou kunnen inzetten. Wat mij natuurlijk extra interesseert is,
aannemende dat jij het dus ook prima kan volgen, of jijzelf behoort tot het
“aantal mensen” dat het als “oplossingsrichting” daadwerkelijk inzet. Door je
algemene formulering klinkt het alsof jijzelf je niet aangesproken acht. Zo ja,
dat vind ik dat een vergissing. Want zo'n onderliggende, infrastructurele
benadering is onmisbaar. Anders versterk je door de sectorale beperkingen zelfs
fragmentatie en dus onbereikbaarheid van doelstellingen zoals administratieve
lastenverlichting via - ondermeer - eenmalige informatieverstrekking. Dat is
een heleboel weggegooid geld.
Ik begrijp wel dat het voor “een aantal mensen” lastig is. Dat vormt echter
geen excuus. Als 'ze' menen het recht te hebben er een potje van te blijven
maken, heb ik toch zeker het recht, zo niet de plicht, dat zo opbouwend
mogelijk te helpen veranderen.
Zo ben ik niet zozeer geïnteresseerd in wat jij schrijft over hoe “een aantal
mensen” die “oplossingsrichting […] waarschijnlijk zou kunnen inzetten,” maar
wel in hoe jijzelf dat concreet oppakt.
14.37
Met dank voor je aansporing om toch vooral voort te borduren op wat er mogelijk
positief klaarligt (hoezeer je je daarin ook kan vergissen :-).
14.38
Wat mij stoort - hup, daar ga ik maar weer - is dat je gokt op de kans op
frisse ideeën, terwijl de ideeën die er wel degelijk allang zijn voor - aanzet
voor - geborgde stelselmatigheid domweg genegeerd worden. Inderdaad, zoals die
van mij voor stelselmatige betekenisordening. Kijk, dat je ze niet begrijpt,
vind ik geen argument. Begrijp je die andere voorstellen dan wel? Het is gewoon
je vak niet, noch dat van vrijwel iedereen die desondanks meedoet met lakens
uitdelen. Nu ik dat teruglees, bedoel ik met lakens dus ook subsidies.
Verder kan met sectorale beperking, hoe fris een idee ook is, nooit
infrastructureel bereik 'groeien.' Daarvoor is nu net weer tijdige governance
nodig, als steun voor realisatie van inherent stelselmatig ontwerp. Dat lukt
niet met frisse ideetjes, maar vergt duurzame visie, van maatschappelijke
ontwikkeling tot infrastructuur-als-voorwaarde, vice versa.
Omgekeerd kan wel. Vanuit professioneel overzicht heb je een helder criterium
voor de beoordeling van intrasectorale voorstellen.
14.39
Dat is ook 'maar' een voorbeeld, omdat de gangbare - aanpak van - inrichting
van informatievoorziening een structureel manco vertoont. Ik bedoel dat er geen
rekening met samenhang, stelselmatigheid gehouden wordt. Het is alsof nog
hardnekkig elk trajectje voor fysieke verplaatsing - te voet, per fiets, met de
auto enzovoort - geheel in isolement als een apart 'systeem' opgezet is. Het
lijkt dan logisch om er voorzieningen aan toe te voegen voor overslag van het
ene naar het andere trajectje (met als spreekwoordelijk voorbeeld afwijkende
spoorbreedte, waarvoor aan de grens wagons van het ene op het andere onderstel
gehesen worden). Per saldo groeien zo de informatieproblemen.
NRC Handelsblad met een ander ernstig voorbeeld
van averechtse informatievoorziening, te weten bij de Belastingdienst. Aan
casuïstiek geen gebrek. De enige manier om dat netjes op te lossen is dus via
infrastructuur (zie o.a. mijn korte tekst Civiele
informatiekunde. Politie, Belastingdienst enz. enz., dus vooral ook
individuele burgers, bedrijven en overige organisaties maken allemaal gebruik
van zo'n informatieve infrastructuur.
Over de verkeerde aanpak van de politiële informatievoorziening schreef ik
enkele jaren geleden een kritische analyse, zie Opnieuw de
landelijke maat nemen. De hamvraag is om een positie te verwerven om
eindelijk constructief aan de slag te gaan. Mijn interpretatie luidt helaas dat
Politie, Belastingdienst enz. enz. vooralsnog in ontkenningsfase verkeren. Dat
maakt het lastig, met een structureel andere oriëntatie, om daar direct gehoor
te vinden. Wat naar mijn idee hun ontkenning wat eerder zou kunnen helpen
beëindigen, zijn indirecte signalen, dus aanbevelingen. Met andere woorden, wie
heeft het oor danwel vertrouwen - of boezemt angst in - van de relevante
besluitvormers bij Politie, Belastingdienst enz. enz.? En wil zo iemand dan
daar de suggestie lanceren om het tenminste, ja, aanvankelijk voorzichtig bij
wijze van proef, op een kwalitatief andere manier te proberen?
Wat mij betreft concentreren we in dit stadium alle aandacht op dergelijke
sleutelfiguren, in de (wan)hoop dat ze er (nog) wel zijn; nou ja, mensen
waarvoor andere mensen op hun beurt bang zijn, zijn er altijd genoeg; maar
ondermijnt die route niet meteen de nieuwe start?
Het failliet van de overgeleverde aanpak is rationeel volstrekt onweerlegbaar
aangetoond. Maar ja ...
14.40
Ik beperk me voor een suggestie graag tot wat ik aanwijs als noodzakelijke
wijziging van paradigma. We moeten elektronische overheid opvatten als slechts
onderdeel van het stelsel voor informatieverkeer in het publiek domein, met
bijbehorende informatieve infrastructuur. Zonder infrastructurele benadering -
nota bene, met internationaal 'bereik' - are we muddling on, without due
accountability to our citizens and companies. Dus, civil information
engineering. Hoezeer fundamentele wijziging nodig is, dwz gericht op realisatie
van heuse informatieve infrastructuur, kan je nogeens extra nalezen in mijn
korte "oproep tot civiele informatiekunde" (zie civiele_informatiekunde.htm).
Daar staat die boodschap zo populair mogelijk verwoord.
Als aanloop kan je jouw gehoor wellicht het volgende aanknopingspunt aanreiken.
Dat betreft de lange Nederlandse traditie met werken van civiele techniek,
zoals waterbeheer in het algemeen en de Deltawerken in het bijzonder. Daarom is
het niet toevallig dat 'wij' met dit civiele paradigma komen (waar je zonodig
ook de decentrale oorsprong van onze staatsvorming bij kunt halen).
14.41
Wat Deense elektronische overheid betreft, daarvan weet ik weinig. Dat was
(is?) wel de darling van enkele Nederlandse beleidsambtenaren. Je moet echter
wel een zindelijke vergelijking kunnen maken. Mijn indruk is dat Denemarken
veel minder dan Nederland te maken heeft met krachtig decentraal bestuur. Dat
betekent simpelweg dat 'de centrale voorzieningen' per definitie
'infrastructuur' zijn. Nederland worstelt in politiek-bestuurlijk opzicht sterk
met de verhouding centraal-decentraal, waarbij het misverstand nog heerst dat
het noodzakelijkerwijs centralistische karakter van infrastructuur ten koste
gaat van decentrale autonomie. Dat is meestal onzin. Deugdelijke infrastructuur
bevordert per saldo - de resultaten van - maatschappelijke ontwikkeling. Wie
informatieverkeer en infrastructuur nog altijd niet met elkaar in verband
brengt, heeft z'n kop in het zand.
14.42
Ik vermoed dat onze bewindspersonen met hun gevolg voor zo'n boodschap meer
open staan - of is het: minder dichtslaan? - op zo'n dienstreis.
14.43
Opnieuw stel ik dat het volgens de traditionele aanpak nooit kan lukken.
Daarvoor is informatievoorziening te ingewikkeld (geworden). Hoe je de 'zaak'
weer beheersbaar krijgt, heb ik je mogen met een werkende proefopstelling.
(Ook) jullie organisatie moet dus vroeg of laat dergelijke stelselmatigheid
fundamenteel gevestigd krijgen. Daar kan je gelukkig klein mee beginnen.
Geleidelijk, dus optimaal beheersbaar, vervang je 'oude' door 'nieuwe'
informatievoorziening. Daarvoor houd je oude spullen, voorzover ze
nog niet voor vervanging aan de beurt zijn, zo goed en zo kwaad als
het kan aan de praat, meer niet. Alles dat je er verder aan besteed is immers
weggegooid geld en bezet schaarse deskundigheid.
Hoe langer jullie wachten met de nieuwe, structureel stelselmatige aanpak, des
te groter is het risico dat je loopt met je oude spullen. Het lijkt me na
talloze mislukte reparaties toch hoogste tijd om het vertrouwen in
meer-van-hetzelfde op te geven. Omdat ik natuurlijk begrijp dat je pas
vertrouwen in een structureel andere aanpak kan stellen als je daarvoor
overtuigend bewijs - ik bedoel, dus nog overtuigender dan de demonstratie die
je zag - ziet, moet jullie organisatie uiteraard de stelselmatig deugdelijke
aanpak in eerste aanleg als voortgezette 'proef' ondernemen.
14.44
Ik ben zeker niet de enige die de verslaggeving over de Belastingdienst in NRC Handelsblad las. Zie ik het verkeerd dat met
dergelijke druppels de emmer toch een keertje overloopt? Ik bedoel eigenlijk
dat zelfs aan de top van complexe organisaties ooit het inzicht moet doorbreken
dat er een kwalitatief andere aanpak nodig is. Inmiddels leven we in het
'tijdperk van informatieve stelselmatigheid.' Mijn stelling luidt dat daarvoor
passende informatiekundige methoden & technieken onmisbaar zijn. De aanpak
die prima werkte voor geïsoleerde toepassingen, blokkeert zelfs deugdelijke
integratie. Kijk maar wat er alom gebeurt.
14.45
Nog even een principiële reactie op je laatste opmerking, omdat je daar iets
'raakt' dat weleens de problemen zou kunnen bestendigen. Je schreef dat hij in
zijn bericht aan leden van de Tweede Kamer verzuimde te vermelden “wie hij is,
wat hij doet en waarom hij deze mail zendt. Dan is het al gauw alleen nog maar
spam voor de geadresseerden. Dat is jammer.”
In mijn eigen berichten aan leden van de Tweede Kamer geef ik evenmin zulke
toelichting. Want juist met zulke toelichting loop je als afzender het gevaar
dat de ontvanger je met een smal belangetje associeert. Nee, ik ben burger. En
ik schrijf 'mijn' volksvertegenwoordiger. Dat moet in die relatie altijd genoeg
zijn.
Ik begrijp natuurlijk wat je bedoelt. De boodschap valt meestal eenvoudiger te
duiden dankzij context zoals jij aanbeveelt. Maar die 'eenvoud' veronderstelt
een afhankelijkheidsrelatie (zie bijv. het werk van Foucault). Kies je daarin
eenmaal - en zelfs als initiatief - de ondergeschikte positie, dan bevorder je
cliëntisme. Dat is voor het overgrote gedeelte van ons dagelijks verkeer ook
normaal. Jij bent nu eenmaal medewerker van een organisatie, zodat jij je met
je gedrag in allerlei aspecten moet voegen. Ik zoek een opdracht, dus een
opdrachtgever ... over afhankelijkheid gesproken!
Nu begrijp ik ook wel dat de meeste TK-leden juist om die reden 'in de politiek
zitten,' te weten om aan de bovenkant van zo'n relatie te verkeren. Okee, daar
komt zo'n open boodschap dus niet aan. Maar desondanks wijs ik enig dilemma af.
Want je hebt er helemaal niets aan, meen ik, als je je op voorhand afhankelijk
opstelt.
Formeel is het zelfs andersom; de volksvertegenwoordiger moet alle aandacht
voor het volk hebben. Wie in die hoedanigheid burgerpost afdoet als spam,
verdient niet langer vertrouwen. Heel praktisch moet je maar afwachten of het
TK-lid in kwestie een capabele fractiemedewerker heeft.
... zo ingewikkeld is het dus helaas.
14.46
Mijn belang met samenwerking is dat jullie die relatie reeds hebben. Jullie
belang met samenwerking met mij zie ik netzo kortweg als volgt. Het is mij
duidelijk dat jullie nog geen idee hebben, hoe op stelselschaal informatief
verband valt te vestigen. Nee, met brokers maak je het vanaf een bepaald aantal
samenstellende informatiesystemen alleen maar erger.
14.47
Midden 2003 schreef ik het pamflet Diagnose van een
spilzieke overheid, waarover wij eind augustus van dat jaar per email ook
kort correspondeerden. Ik ondernam toen een poging om uw parlementaire actie
voor vernieuwde overheidsinformatievoorziening te schragen met een
informatiekundig steekhoudende aanpak. Daarin slaagde ik helaas niet. Nee, wij
zijn de Belgen nog lang niet voorbij. Ik zeg hiermee overigens niet dat ik het
evidente falen aan u toeschrijf. Daarentegen veronderstel ik onverminderd dat u
tenminste begrijpt dat er iets constructiefs gebeuren moet. Voor succes is
echter een wezenlijk andere boodschap nodig.
Mevrouw Van Vroonhoven-Kok[, lid van de Tweede Kamer voor het CDA] stuurde ik
vorige week reeds een bericht waarmee het onderstaande nagenoeg overeenkomt.
De aanleiding u opnieuw te benaderen is mijn overtuiging dat de diagnose nu
luidt dat de 'ziekte' zelfs sterk verergerde. Illustratief vind ik de recente
zgn. visitatie van de stichting ICT Uitvoeringsorganisatie, met Visitatierapport ICTU uit december 2005 als resultaat.
Als u mijn commentaar daarop bekijkt, Visitatie zonder
visie, veronderstel ik met louter een beroep op gezond verstand en
maatschappelijke betrokkenheid dat u de onontkoombare conclusie met mij deelt
dat 'ze' er op eigen kracht nooit uitkomen.
Wie bevordert doorbraak dan wèl, en helpt vervolgens bewaken dat er serieus
samenhangend dóórgewerkt wordt? Als lid van de Tweede Kamer kunt u bij uitstek
opwerpen dat zgn. elektronische overheid een nodeloos beperkende noemer vormt,
die juist verspilling in de hand werkt terwijl stelselmatige voorzieningen
onbereikbaar blijven. Een voorname reden voor stagnatie is dat ontwikkeling
zodoende 'gevangen' blijft in het (ver)strikt - ik kon de woordspeling even
niet laten - bestuurlijk referentiekader van de gedecentraliseerde
eenheidsstaat, met allerlei op- en vooral misvattingen over autonomie van dien.
Er is daarentegen slechts één perspectief dat verantwoord is op de noodzakelijk
maatschappelijke schaal, dwz. voor burgers en bedrijven: infrastructuur voor
het informatieverkeer in het publiek domein. Dat lukt nooit met de
verkruimeling die kenmerkend is voor de aanpak tot dusver. Die les moeten we
toch uit bijvoorbeeld ons waterbeheer trekken. Hoezeer fundamentele wijziging
nodig is, dwz. gericht op realisatie van heuse informatieve infrastructuur,
kunt u nogeens extra nalezen in mijn korte "oproep tot civiele
informatiekunde" (zie civiele_informatiekunde.htm).
Voor uw behandeling vermeld ik tevens dat ik mijn commentaar Visitatie zonder
visie eerder uiteraard onder de aandacht bracht van de directeur ICTU, Siep
Eilander, voorzien van mijn dringend advies om, wat ik noem, de
informatiekundig-professionele borging van stelselmatigheid op kortst mogelijke
termijn door het ICTU-bestuur te laten behandelen.
Met het oog op ruimer bereik wees ik onlangs de Secretaris-Generaal van het
ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mr. Roel Bekker, op de
noodzaak om gecoördineerd te handelen naar de reële infrastructuurstatus van
stelselmatige voorzieningen voor informatieverkeer. Als advies gaf ik hem om
dat via het SG-beraad te helpen verzekeren.
Voor de media is het onderwerp vooralsnog 'te moeilijk,' maar zoals u weet kan
dat snel veranderen, bijvoorbeeld zodra de volle omvang van de financiële ramp
bekend raakt. Misschien is het angst om op onwetendheid betrapt te worden, maar
menigeen ontkent simpelweg of doet dergelijke verspilling nog lacherig af. Het
is alsof het slechts speelgoedgeld is. Nee, het zijn èchte miljoenen en
miljarden euro's die aldus aan andere maatschappelijke bestemmingen onttrokken
zijn, niet in de laatste plaats dus aan civiel-informatieve infrastructuur.
Ik ben echter, zachtjes uitgedrukt, niet gerust op structurele, geborgde
resultaten uitsluitend langs die weg(en). Anders was het wel eerder gelukt.
Daarom doe ik hierbij een nader beroep op u en uw parlementaire collega's.
Nederland heeft robuuste infrastructuur voor maatschappelijk informatieverkeer
nodig die betaalbaar, beheersbaar en veilig is. Waarvan gebruik duurzaam zo
laagdrempelig mogelijk is. Waarom allemaal? Ter bevordering van
maatschappelijke dynamiek, dus van verdere ontwikkeling en welvaart.
Wie ben ik om u dat algemene belang te verklaren? Met verwachting kijk ik uit
naar uw parlementaire initiatief en daaropvolgende vasthoudende behandeling.
Vanzelfsprekend kunt u mij vragen om verdere inlichtingen respectievelijk
voorlichting.[3 april 2006; emailbericht aan F.Z. Szabó, lid van de Tweede
Kamer voor de VVD]
14.48
Je zou zeggen, vanwege de recente negatieve publiciteit, dat ze ook daar gaan
begrijpen dat het op een principieel andere manier moet met de
informatievoorziening. Dat is helaas te rationeel gedacht, vrees ik.
14.49
Die wiskundige richting - als u het me veroorlooft dat zo uit te drukken - ben
ik niet met metapatroon ingeslagen. Eigenlijk ben ik vanuit een, zeg maar,
halfweg formalisme de kant van praktische toepassingen opgegaan (ik ben dan ook
ingenieur :-). In die richting meen ik voor metapatroon te kunnen claimen dat
het vooralsnog de enige strakke methode is om eenduidigheid te vestigen voor
betekenisordening op stelselschaal, dus voorzien van reële variëteit zonder
enige beperking op voorhand. Mijn idee is dat de aldus geopende
informatieruimte juist ook weer wiskundige uitdaging stelt (maar wat niet mijn
stiel is om rigoureus mee om te gaan). Het 'soort' informatiekunde waaraan ik
denk heb ik maar even Civiele
informatiekunde genoemd. Vindt u het ook waardevol om kortsluiting te
verkennen?[4 april 2006; emailbericht aan J.K. Lenstra, hoogleraar]
14.50
Tsja, wat mij-nodig-hebben betreft, hij begrijpt het informatiekundig helaas
niet. Dat kan hij natuurlijk ook niet zonder degelijke achtergrond in dat vlak.
Je moet natuurlijk wel zo verstandig zijn om te snappen wat je niet snapt.
14.51
Het gaat er inderdaad slechts secundair om waar bepaalde informatie opgeslagen
is, maar primair om het eenduidige verband tussen wat je bijelkaargrut uit
verschillende informatieverzamelingen. Maar juist daarvoor is metapatroon
bestemd, zelfs onmisbaar! Als zijn project enz. dus iemand hard nodig heeft,
ben ik het ... Stuur hem dit vooral door, als je denkt dat het helpt. Dan
krijgt hij ook de serieuze tip door om mijn boek Metapattern:
context and time in information models grondig, zeer grondig te
bestuderen. Want als je meent, dat je zonder dergelijke informatiekundige kennis
tot succesvol resultaat komt, houd je - zeker na zo'n tip - jezelf en de rest
feitelijk voor de gek.
14.52
Desondanks zet ik mijn pogingen voort om ICTU zover te helpen krijgen om vanuit
eigen professionele verantwoordelijkheid en deskundigheid stelling te nemen en,
zoals ik ze bedoel, onmisbare bijdragen te leveren aan 'infrastructuur voor
informatieverkeer in het publiek domein.' Vergeefse moeite? Maar wat dan?
14.53
Ik ben juist nu teleurgesteld, omdat ik van hem een opener houding verwachtte.
Mis, jammer. Ik mag toch aannemen dat jijzelf boos, bezorgd enz. zou worden als
een handige reclameschilder de opdracht krijgt voor een veelomvattend
architectonisch ontwerp?! Over onderschatting van complexiteit gesproken (en
over onverantwoord zowel opdrachtgeverschap als -nemerschap). Zo moet ik het
aanzien dat allemaal informatiekundige beunhazen mogen doorprutsten.
14.54
(Ook) hij houdt de deur dicht. Ik denk dat het nuttig is, dat jij je even
gemeld hebt. Hij komt er toch niet uit. Mocht hij zijn eigen beperking inzien,
wie weet roept hij onze hulp in. De kans is verwaarloosbaar klein, maar wat
moeten we dan?
14.55
Zo ben (ook) ik inderdaad bezig om te kijken en vervolgens te lozen wat
allemaal ballast is. Er moet natuurlijk wel iets vruchtbaars overblijven,
danwel ruimte voor ontstaan.
14.56
Ik zie hoe langer hoe meer in 'civiele informatiekunde' als etiket voor wat er
zo ontbreekt aan onmisbare (infra)structurele benadering. De kans, zoals met
'architectuur,' dat juist de beunhazen zich ermee tooien, lijkt me ook wat
kleiner. Daarom ben ik erg tevreden met de publicatie door Automatisering Gids, op 7 april 2006, van een
opiniebijdrage die ik eraan wijdde. De hoofdredacteur bleek mijn boodschap
zelfs nog te hebben versterkt, en wel door in de titel van onontkoombaar te
reppen, ofwel Voor ‘onthapering’ is civiele
informatiekunde onontkoombaar.
14.57
Met extra belangstelling las ik, op p. 2 van Automatisering
Gids (AG) van 7 april 2006, het artikel over "contextual
issues." Extra belangstelling, want in datzelfde nummer staat op p. 14 een
opiniebijdrage van mijn hand (zie voor een afschrift onthapering.htm).
Wat ik opvallend - en ook zeer verheugend - vind is dat 'onze' teksten
feitelijk over hetzelfde gaan. Een oppervlakkig verschil is dan de aanduiding
'zacht' met betrekking tot uw oriëntatie op informatievoorziening, terwijl ik
onder de noemer van civiele informatiekunde juist dergelijke
betekenisdifferentiatie resp. -ordening allang 'hard' (lees: eenduidig) beschouw.
Wezenlijk màg er zelfs geen tegenstelling zijn. Ik sluit overigens niet uit dat
de woordkeuze 'zacht' niet van uzelf afkomstig is, maar dat de journalist in
kwestie meende zo de aandacht beter te kunnen vangen.
Allereerst is mijn verzoek dat ik graag zou beschikken over een exemplaar van
het genoemde proefschrift Contextual issues in the
design and use of information technology in organizations. Kunt u mij
aub inlichten hoe dat kan lukken?
Ten tweede wijs ik u graag op mijn eigen werk. De aanduiding 'civiel' koos ik
om te verduidelijken dat inmiddels, over context/situatie gesproken, aandacht
voor "design and use of information technology in organizations" veel
te beperkt is. Dan betreft mijn kritiek in het bijzonder het 'in' een bepaalde
organisatie. Want een enkele organisatie vertegenwoordigt hoogstens een
eenvoudig, steeds minder relevant, geval van informatieverkeer op
maatschappelijke, nota bene steeds internationalere schaal. We staan voor de,
zeg maar, infrastructural turn. Vandaar: civiel. Het sui generis-karakter van
de infrastructuur voor informatieverkeer houdt in dat de gevarieerde
betekenisordening juist ‘hard’ (lees ook: eenduidig) gevestigd moet zijn.
Voor informatievoorziening met onbeperkte reikwijdte - burgers, bedrijven,
instellingen … - ontwikkelde ik een modelleermethode: metapatroon. Zie
ondermeer mijn boek Metapattern: context and time in
information models (Addison-Wesley, 2001). Inderdaad, context. Ter
inleiding heb ik hier een passage overgenomen. Er blijkt niets 'zachts' (meer)
aan betekenisdifferentiatie resp. -ordening: With multiple contexts for any
object, differentiating behavior is a straightforward matter.
A common ontology still takes that absolute objects, or
entities, make up the world. Such an assumption may work well enough in most of
daily life. With the need for integrating growing diversity, uniform concepts
no longer hold sufficient variety. By super-imposing the concept of context,
and especially by doing so combined with the concept of time, earlier uniform
concepts are given enough room to shift their meanings to pluriform usage. A
contextualized object is different from an absolute object as assumed by, for
example, traditional object orientation.
The metapattern way of explaining the world denies the absolute existence of
objects. Please note that objects are still believed to exist-very much so, in
fact. It is their absolute existence which is removed as the one and
only starting point for explaining the world. This is done for a practical
purpose, for behavior is often, and increasingly, diverse.
How can different behaviors be attributed to a single object? Metapattern
assumes that specific behavior is always determined by an object being in a
situation. The same object in different situations will show different behaviors.
Take yourself as an example. Overall, you surely feel you are one and the same
person regardless of the situation you find yourself in. Yet, your behavior at
home might be different from how you behave at work, in your car, and so on.
Variety is a characteristic of behavior. Metapattern is all about balancing
variety of behaviors while maintaining an object's basic unity.
For its closer connotation with information, the term context is
preferred to situation. As explained above, while metapattern leaves absolute
existence of objects behind, the existence of contexts is assumed to be even
more essential. It means that any object may exist in several contexts. By
definition, the object's behavior in one context is different from its behavior
in all other contexts. So, by placing the concept of context before that of
object, the difference of metapattern is of an ontological nature.
Metapattern's innovation is the radical importance attributed to the
concept of context. Also essential is this concept’s implementation-context as
an open-ended recursion of object-relationship pairs. […] With multiple
contexts for any object, differentiating behavior is a straightforward matter.
Considering context-not object-as the first principle is the very
paradigm shift of metapattern. As a consequence, an object can only exist within
one or more contexts. The type which determines
behavior is no longer for an object-as-such but for an object-in-context.
Actually, context is type.
Objects keep their relationships. Based on the new principle, however, a
relationship between context and object is added. This procedure also has a
compensating quality, as it defines even context as object. Advantages for
compact information modeling follow.
Actually, given the current state and projected development of the world, it is
logical to declare context a fundamental concept for information
modeling. And time, too. Most people will increasingly experience the
world as multi-faceted, highly pluriform. And accelerating changes make the
world ever more dynamic. In fact, modern information and communication
technology itself is now a prime driver of this postmodern human condition.
Social psychologists have known for a long time that
the overall behavior of a person is never completely consistent. Rather,
consistency is limited to what is called-in metapattern terms-a context. But
this does not mean that modelers should apply the opposite idea and postulate
as many different persons as there are relevant contexts. Overall, it is also
still one indivisible person. Metapattern provides the balance between identity
and difference, a balance which should be managed in open interconnection.
Op zijn beurt heb ik metapatroon voorzien van grondslagen. Wat mij betreft
is de grootste gedragsvariëteit bepaald door de gecombineerde factoren van
actor (lees ook: subject) en situatie. Daarom noem ik mijn 'stelletje axioma's'
ook wel subjectief situationisme. Ik herhaal graag dat het zachte er alweer
voor een behoorlijk bereik afgaat door de extra verklarende kracht van het
rijkere basisschema.
Graag bestudeer ik, bijvoorbeeld aan de hand van genoemd proefschrift, of onze
benaderingen inderdaad sporen. Met dit bericht wijs ik u er graag op dat ikzelf
al veel fundamenteel werk verzette in de richting die u volgens mijn indruk van
het AG-artikel eveneens ingeslagen bent. Ik neem
dat u dat wetenschappelijk zeer aanspreekt. Nader contact erover zou ik
verwelkomen.[8 april 2006; emailbericht aan G.C. van der Veer, hoogleraar]
14.58
In Informatie (april 2006) publiceerde u
het artikel Competenties van de ict-architect. Ik
reageer er maar eens op, direct bij u persoonlijk, omdat uw bijdrage weliswaar
niet geheel onverdienstelijk is, maar in informatiekundig opzicht nog altijd
een enorme blinde vlek vertoont. Gelet op mede daardoor aanhoudend
maatschappelijk risico, of op z’n minst de belemmering voor maatschappelijke
dynamiek, dus voor ontwikkeling en welvaart, stel ik daarvoor al jarenlang
deugdelijke ‘vulling’ voor. Waarom lukt dat maar niet? Is die vlek ‘blind,’ of
bestaat die vlek domweg niet, of zijn het de talloze waarnemers die (nog) niet
goed kijken? En wat gaat uzelf eraan doen, zodra u inziet dat nagenoeg omkering
van perspectief geen bedreiging vormt, maar juist grote kans biedt?
In Automatisering Gids van 14 april j.l.
verscheen met de titel Voor ‘onthapering’ is civiele
informatiekunde onontkoombaar een opiniebijdrage van mijn hand. Ik
plaatste precies dezelfde tekst, na verschijning van AG,
ook meteen op mijn website; zie desgewenst onthapering.htm.
Mijn achtergrond van (ook weer) dat korte tekstje vormen twee punten die ik in
uw benadering - ik las uw artikel nadat AG
verscheen - sterk mis.
In de eerste plaats vertoont uw benadering onverminderd wat ik ooit
organization bias noemde. Dat blijkt ondermeer duidelijk uit de
taakbeschrijving die u geeft van de ict-architect, te weten als degene die
“analyseert bedrijfsbehoeften en ontwerpt daarbij passende ict-oplossingen.” Nu
gun ik iedereen zijn eigen definities. Maar volgens de uwe stelt bedrijf
de grens. Zo blijft er, zachtjes uitgedrukt, nogal wat belangwekkend werk
liggen (zie ook verderop).
Het tweede punt waarop ik u wijs is de uiterst beperkte betekenis die u aan infrastructuur
geeft. Opnieuw geef ik grif toe dat het iedereen vrij staat om aan welke term
danook welke betekenis danook te hechten. In dit geval meen ik echter dat uw
betekenis van infrastructuur het zicht ontneemt op wat met
maatschappelijke reikwijdte noodzakelijk is aan voorzieningen. U bedoelt het
ongetwijfeld niet zo, maar uw perspectief verklaart waarom het bijvoorbeeld met
de zgn. elektronische overheid modderen blijft. Inderdaad, dit tweede punt
houdt nauw verband met het eerste. Infrastructuur in de algemeen-belang
betekenis bestrijdt als het ware organization bias.
Uw idee van infrastructuur is blijkbaar ‘iets’ strikt technisch dat je van
binnen in de ‘enterprise’ regelt. U voegt eraan toe dat je dat doet met
bouwstenen die de status van commodity (moeten) hebben. Daarmee geeft u nog een
extra aanknopingspunt voor mijn kritiek (die u hopelijk ervaart als strikt
opbouwend); in mijn opvatting verschilt infrastructuur zelfs wézenlijk van
commodity (zie o.a. Infrastructure
vs. Commodity), maar daarvoor moet u voor informatievoorziening allereerst
wel verder kijken dan een apart bedrijf lang is.
Dankzij toevoeging van civiele informatiekunde - nee, ik noem het opzettelijk
geen informatiearchitectuur, laat staan ict-architectuur - komen eindelijk
realistische nuances, kansen enz. in beeld. Zoals (aparte) gebouwarchitectuur
wisselwerking vertoont met stedenbouw en (fysieke) civiele technische
infrastructuur, zo behoort er samenspel te zijn tussen - wat u noemt - digitale
architectuur en - wat ik noem - civiele informatiekunde. Nota bene, door de
toevoeging van civiele informatiekunde is dat vervolgens wel een héle àndere
digitale architectuur. Ik noem dat twee-poligheid. Nota bene, dat geldt voor
informatievoorziening zelfs extreem. Dat komt omdat informatieverkeer
zo wezenlijk is voor informatievoorziening. En door betekenisvariëteit op de
reële stelselschaal voor het informatieverkeer is de informatieve
infrastructuur ervoor sui generis. Dit volstrekt afwijkend, eigen
karakter geeft ook meteen aan dat de ‘t’ in ict met architectuur nu net het
verkeerde accent legt. Het gaat stelselmatig primair om eenduidige
betekenisordening, een conceptueel vraagstuk op ruimst denkbare schaal dus,
waarover u zelfs helemaal niets opschrijft in het artikel Competenties van de ict-architect. Maar wie geen
modelmatige eenduidigheid weet te vestigen in overeenkomst en verschillen
tussen betekenissen die in informatieverkéér spelen met burger, bedrijven en
instellingen als deelnemers (en ‘als regel’ ook nogeens in allerlei
hoedanigheden), heeft natuurlijk überhaupt niets te zoeken bij de analyse van
behoeften.
Ik bezorg u in dit eerste bestek geen verdere argumenten. Ik wil u slechts een
aansprekende inleiding bieden. Gelet op uw wetenschappelijke positie verwacht
ik dat u rationele argumenten op waarde schat en vanzelfsprekend van harte
verwelkomt. Ikzelf ben al jarenlang bezig om bedoelde ‘blinde vlek’ te
bestrijden. Dat schiet echter pas ècht op met breder draagvlak. Ik zou het
verwelkomen als u daaraan meehelpt.[9 april 2006; emailbericht aan R.J.
Wieringa, hoogleraar]
14.59
Ik beken dat ik er heel moe van raak, zulke pogingen. Het is toch elke keer een
vrij secuur werkje om zo'n bericht op te stellen, 'op maat' als het telkens
opnieuw moet zijn. Ik probeer toch (nog even ...) door te zetten, want op z'n
minst kan zo iemand nooit beweren "ik heb het niet geweten."
Welke dosering is trouwens werkzaam? Ik probeer het maar met een beetje stevige
inzet, maar niet (al te) beledigend.
Het is natuurlijk ongelofelijk, wel beschouwd, zo kortzichtig als ook
hoogleraren blijkbaar zijn. Wie weet, reageert er eindelijk eens iemand op zo'n
positie steekhoudend; ik geef het een kans.
14.60
Van 1992 tot en met 1994 schreef ik de eerste vaste, toen nog enige column in
het maandblad Informatie. Hiermee verklaar ik dat
ik met extra belangstelling lees wat daar als columns tegenwoordig verschijnt.
Ik vond uw luchtige behandeling altijd wel degelijk vakmatig relevant. Maar uw
laatste afleveringen vind ik informatiekundig helaas onder de maat. Ik hoop dat
u wat ik daarover hier verder opmerk, opvat als handreiking.
Zo schreef u enkele maanden geleden over identiteitsbeheer. Daarvoor verwijs ik
graag onder meer naar wat Paul Jansen […] en ik eerder als iDNA-Manifest
opstelden.
In uw column over de andere overheid bepleit u “een verbod om het wiel opnieuw
uit te vinden.” Daarmee ben ik het natuurlijk helemaal eens. Ja, òpnieuw is
verkeerd. Maar er moet wel degelijks iets wezenlijks nieuws uitgevonden worden.
Dat betreft zgn. stelselmatige betekenisordening. Of verwijst u impliciet naar
mijn boek Metapattern: context and time information
models (Addison-Wesley, 2001)? Inderdaad, zelfs dat ‘wiel’ bestaat dus
ook al, maar verder niemand beseft dat. Pakt u dat op? Zie voor een
vingerwijzing mijn opiniebijdrage, Voor ‘onthapering’ is
civiele informatiekunde onontkoombaar, in Automatisering Gids van
7 april j.l. Aan het semantische/pragmatische vraagstuk van
betekenisverschillen die ‘desondanks’ eenduidig moeten verschijnen in samenhang
gaat u echter nog helemaal voorbij; nota bene, de doelstelling van enkelvoudige
informatieverstrekking máákt allereerst van overheidsinformatievoorziening en uiteindelijk
van ‘informatieverkeer in het publiek domein’ één informatiestelsel. Ja, dat
vergt vernieuwing van identiteitsbeheer, maar dan in de ruimste zin van wat als
objecten kunnen tellen. En dat begint met con ceptuelevernieuwing.Voorde
fundamentele benadering verwijs ik tevens naar mijn opstel Semiotics
of identity management.
Met vermelding van ‘infrastructuur’ kom ik meteen op mijn bezwaar tegen uw
meest recente column, waarin u - zoals Nicolas Carr eerder deed - commodity en
infrastructuur door elkaar haalt. Dat resulteert in stagnatie, precies wat er
inderdaad in Nederland met de zgn. elektronische overheid aan de hand is. Hoe
infrastructuur productief moet zijn voor o.a. 'de andere overheid' kunt u lezen
in mijn analyse Strategische
verschuiving door moment(um) van infrastructuur: de beurt aan
informatietechnologie.
Toegegeven, ik verlang nogal wat studie van u, maar het lijkt me redelijk - ik
zeg het als burger annex belastingbetaler maar even duidelijk - om van een
hoogleraar te verwachten dat hij ‘bij’ is. Of, als dat onverhoopt niet (meer)
het geval is, dat zij/hij de moeite neemt om (wederom) overzicht te verzekeren.
Het gunstige effect hoop ik in uw toekomstige publicaties te herkennen.
Belangrijker nog, uw studenten moeten liefst zelfs wat ‘voor’ kunnen lopen voor
relevante bijdragen aan maatschappelijke ontwikkeling.
Op uw wetenschappelijke en commerciële activiteiten heb ik verder geen zicht.
Mocht u daarvoor mijn hulp kunnen gebruiken, aarzelt u aub niet dat aan te
geven.[10 april 2006; emailbericht aan S.M.M. Joosten, hoogleraar]
14.61
Wat zijn er eigenlijk een hoop hoogleraren, die ook nogeens allemaal de plank
misslaan!
14.62
Met belangstelling volg ik uw kritiek op overheidsinformatievoorziening zoals u
die met enige regelmaat publiceert in de krant Automatisering
Gids, respectievelijk het tijdschrift Digitaal
Bestuur.
Ik geef u vergaand gelijk, uiteraard. U mist echter het kernpunt. Althans, ik
herken nog nergens dat u gevolgen ‘verbindt’ aan schaalverruiming. De
mogelijkheid tot verbinding tussen voorheen gescheiden informatiesystemen leidt
echter tot een kwalitatief nieuw vraagstuk. Dat betreft de ordening
van betekenissen, wat dus primair een conceptuele opgave is. Van de weeromstuit
is (ook) een omgekeerde oriëntatie noodzakelijk. Het stèlsel, dat ook nogeens
veranderlijk is, moet voortaan maatgevend zijn. Dat leidt tot - de noodzaak van
- infrastructuur voor informatieverkeer. Inderdaad, dat omvat tevens verkeer in
het publieke domein waarvan dan overheidsinformatievoorziening weliswaar een
onmisbaar, maar desalniettemin ‘slechts’ een gedeelte/aspect vormt. Zie voor
een noodzakelijkerwijs beknopte inleiding mijn opiniebijdrage, Voor ‘onthapering’ is civiele informatiekunde onontkoombaar,
in Automatisering Gids van 7 april j.l. (ook beschikbaar via onthapering.htm).
Ik merk hierbij graag op dat in hetzelfde AG-nummer,
op pagina 2, een verslag gewijd is aan werk van uw collega Van der Veer en zijn
promovendi. Vanuit mijn perspectief is het opmerkelijk dat aandacht voor
contextuele verbijzondering daar als ‘zacht’ gekenschetst staat. Op
stelselschaal, met reële maatschappelijke variëteit dus, is context daarentegen
zelfs het ‘harde’ mechanisme voor eenduidige betekenisordening.
Vertrekpunt voor civiele informatiekunde is dat voor stelselmatige informatievoorziening
de infrastructuur sui generis is, met andere woorden ònvergelijkbaar
met waarmee we vertrouwd zijn voor waterbeheer, fysieke mobiliteit enzovoort. Tsja,
als ik toch met vergelijkingen bezig ben, dan veroorloof ik me even om
informatica met werktuigbouw te vergelijken. Het is dan de (retorische) vraag
in hoeverre het vanuit werktuigbouw mogelijk is om tot inzicht in resp. ontwerp
van het - toekomstig - verkeersstelsel te komen. Auto’s, ja, dat kan ik me
voorstellen.
Omgekeerd stelt - de visie op - het verkeersstelsel eisen aan allerlei
materiële voorzieningen. Zo blijkt bij uitstek informatica inderdaad nieuwe
oplossingen te moeten leveren. Daarmee kom ik op het kernpunt (lees ook: de
kans!) dat u m.i. nog mist. Bijvoorbeeld uw eerste opsomming van faalfactoren
(in: Digitaal Bestuur, april 2006) hanteert
impliciet het traditionele paradigma voor informatievoorziening, te weten van
een zgn. bedrijfstoepassing. Maar uit erkenning van noodzakelijke
stelselmatigheid volgt dat primair een rijker paradigma gevestigd moet worden.
Zo oefent u kritiek uit op “grand designs.” Dat behoeft echter nuancering. De
opgave voor informatieverkeer in het publiek domein is enerzijds precies zo’n
grand design. Anderzijds moet realisatie in small steps kunnen. Nu blijkt juist
dat het karakter sui generis de oplossing van de dreigende paradox
biedt. Want stelselmatige betekenisordening is niet uniform; zie o.a.
mijn boek Metapattern: context and time in information
models (Addison-Wesley, 2001). De betekenisverschillen verschaffen als
het ware de handleiding voor de optimale volgorde van realisatie. Ofwel, de
realisatie van het stelselmatige ontwerp kan vergaand geborgd verlopen.
Wellicht ten overvloede wijs ik u erop dat daardoor meteen ook de overige door
u vermelde faalfactoren ‘anders liggen.’
Wat ik met dit bericht probeer te bereiken is dat u in het algemeen voor uw
insteek volgens informatica voortaan inspiratie ontleent aan conceptuele
stelselmatigheid. Mocht u daarvoor mijn hulp kunnen gebruiken, aarzelt u aub
niet dat aan te geven.
Voorts pleit ik ervoor dat u in het concrete geval van - uw voornemen voor -
het “de maat nemen met een light-versie van de ICT-effectrapportage” zelfs
radicaal uitgaat van wat ik u hier slechts ruwweg als kernput schetste. Graag
ben ik bereid aan de aangekondigde rapportage bij te dragen.[10 april 2006;
emailbericht aan C. Verhoef, hoogleraar]
inleidende opmerkingen voor volgende tekstpassage (in
aansluiting op 14.62):
Verhoef antwoordde prompt. Mijn weergave van zijn korte bericht luidt dat hij
redeneert vanuit noodzakelijk draagvlak bij bestuurders. Die zijn, aldus
Verhoef, nog lang niet toe aan samenhang. Daarom moet het accent vooralsnog
liggen op het vermijden van de grootste missers. Tenslotte wijst Verhoef erop
dat grand designs sterk afgeraden worden.
14.63
Ook van mijn kant reuze bedankt, te weten voor je reactie volledig in de geest
waarin ik mijn oproep deed. Mag ik desalniettemin aanhouden? Het onderwerp
vinden wij allebei terecht belangrijk. Daarover wil ik graag (ook) wat rustiger
argumenten uitwisselen. Dan lukt het stellig beter om, bijvoorbeeld,
strategische vraagstukken niet te verwarren met veranderingstaktiek. Ik geloof
eerlijk gezegd ook niet dat je zo prompt kunt overzien wat ik bedoel met
stelselmatige betekenisordening annex metapatroon; dat vergt een heuse
paradigmawissel. Inderdaad, daarom luistert taktiek extra nauw.
[…] Ja, de waarschuwing tegen "de grootste missers" kan nog veel
duidelijker. Dat vind ik ook het eerste 'gewonnen.' Het structurele perspectief
mag echter niet ontbreken, want anders laten bestuurders bij-gebrek-aan-beter
maar doormodderen, precies zoals nu onverminderd gebeurt. NB! Ik ben
'ervaringsdeskundige'. :-) In de eerste helft van de 1980-er jaren heb ik als
coördinerend ambtenaar bij het ministerie van Buitenlandse Zaken de
informatievoorziening nieuw opgezet, inclusief integratie met - wat daar van
oudsher heet - internationaal berichtenverkeer. Dat lukte prima, dankzij a.
perspectief en (toegegeven, vooral) b. vertrouwen dat ik genoot doordat ik
eerst wat 'lastige' problemen oploste.[10 april 2006; emailbericht aan C.
Verhoef, hoogleraar]
14.64
In het kwartaalblad Digitaal Bestuur las ik over de
uitverkiezing van een ICTU-medewerker tot 'jonge ambtenaar van het jaar.' Ik
geloof dat jij het wel kunt hebben, als ik naar aanleiding daarvan nog even je
McDonalds-argument voor de bedrijfsmatige positie van ICTU in herinnering roep.
Je eet van twee walletjes, lijkt mij, wanneer je zowel bedrijf wilt zijn, als
medewerkers voor ambtenaar in aanmerking wilt laten komen.
14.65
Het is mij inmiddels natuurlijk volstrekt duidelijk, zeer tot mijn spijt, dat
je niet ontvankelijk bent voor mijn argumentatie. Hartelijk bedankt ervoor dat
je daarover geen misverstand - "doodlopende weg" - meer laat bestaan;
dat wilde ik graag even weten. Of heb ik dat ook verkeerd begrepen? Zonder
tegenbericht is het daarom vooral voor verder gebruik elders dat ik er nog
gewag van maak dat jij treffend uitdrukking geeft aan verlammende asymmetrie.
Asymmetrisch? Jij stelt je op het standpunt van de beslisser. Inderdaad, jij
bent opgeleid politicoloog zonder relevante informatiekundige ervaring. Dus ben
ik het gauw met je eens dat jij "niet in staat [bent] dat te
beoordelen," dwz. mijn stelselmatige visie op maatschappelijk informatieverkeer.
Hoewel - of is het: juist omdat? - je onoordeelkundig bent, verklaar je die weg
eenzijdig tot "doodlopend." Met zulke onverhulde ..., nou ja, vul
zelf maar wat in, komen 'we' nooit verder. Ja, neem dit vooral persoonlijk.
Maar het is, vrees ik, tevens symptomatisch voor bestuurlijke nalatigheid; ik
ben je zeer erkentelijk dat je de schier onmetelijke hindernis naar
maatschappelijke relevante resultaten zo scherp tekent. Daar moeten we dus
inderdaad iets anders op verzinnen.
Ik vermoed dat je mij geen antwoord kunt geven, maar met je afwijzende
opstelling, nota bene op inhoud die jij niet en ik wel kan overzien (als je
daartegen argumenten meent te hebben, graag), maak jij je uiterst kwetsbaar.
Welke informatiekundige visie ondersteun jij dan wel? Daarop moet je zeker nu
desgevraagd een helder antwoord kunnen geven.
inleidende opmerkingen voor volgende tekstpassage (in
aansluiting op 14.63):
Verhoef had me bericht over het belang van uitleg zonder jargon; allereerst
moeten bestuurders bewuster raken van hun onlosmakelijke opgave met
informatievoorziening.
14.66
Ik vrees dat mijn nuancering van grand design verwarring wellicht zelfs
aanwakkerde. Excuus. Een passage uit de nota Informatieverkeer
in publiek domein (ICTU, september 2004, vanaf p. 39) verduidelijkt
hopelijk in kort bestek hoe 'klein' ik het 'grote' opvat:
Architectuur in de zin van probleemoriëntatie heeft ergens
een overgangsgebied. Aan de ene kant 'liggen' simpele problemen. Zo heten ze
natuurlijk omdat oplossingen daar navenant simpel zijn; ze worden als het ware
uit één stuk opgetrokken, met een definitief karakter.
Elektronische overheid is daarentegen een moeilijk(er) probleem. Niet
ònoplosbaar, maar dus nogal lastig. Met de vraag "Have you boys ever
designed a concert hall before?" bedoelde F.L. Wright (in: Perspectives: An Anthology of 1001 Architectural Quotations,
Lund Humphries, 1986, samengesteld door C. Knevitt) zelfoverschatting in het
licht van ontwerpopgave met wezenlijk nieuwe bestanddelen te dempen. Vergeleken
met een concertzaal is het stelsel voor informatieverkeer in het publiek
domein, zachtjes uitgedrukt, nog wel iets ingewikkelder. 'De' oplossing is er
eigenlijk niet. Er zijn oplossingen, met architectuur ter borging van
samenhang. Die oplossingen kunnen tevens, wat wezenlijk is, slechts in stukjes
en bij beetjes gemaakt, in gebruik en in beheer genomen en tenslotte ook weer
buiten bedrijf gesteld worden. De zgn. configuratie, dwz. het stelsel, van
'stukjes en beetjes' varieert. Wanneer zulke modulen nadrukkelijk (ook) op
variabele, open stelselmatigheid gericht zijn, kan het stelsel zich blijven
ontwikkelen.
Ik vermoed sterk dat we het hierover gauw eens zijn. Nog een stukje?
Het betekent praktisch dat, zeg maar, de
elektronische-overheid-als-veranderlijk-stelsel niet telt als het directe
architectuurobject. Dat zijn daarentegen de modules. Wat wij ons bij de
elektronische overheid, nu èn vooral in de toekomst, reëel kunnen voorstellen,
moet 'onder architectuur' primair tot de verzameling noodzakelijke en voldoende
modulen verdicht worden. In dit verband betreft 'noodzakelijk en voldoende' een
formele aanwijzing voor het optimum. Èlke module moet relevant zijn. Met andere
woorden, met minder modules lukt het niet en met meer modules ontstaan
doublures.
Zodra zo'n verzameling modulen eenmaal in aanzet beschikbaar is, valt ermee te
'bouwen.' Dat is de test, of de elektronische overheid conform de gestelde
behoeften realiseerbaar is.
Het bij-stukjes-en-beetjes karakter doet hier natuurlijk opgeld. Zodra
voldoende modulen met voldoende kwaliteit beschikbaar zijn om vervulling van
bepáálde informatiebehoeften te vervullen, vormen ze als het ware een plateau.
Nota bene, tot zo'n plateau behoort juist wezenlijk hoe de modulen in kwestie
samenhangen. De ontwikkeling gebeurt aldus in etappes, dwz van plateau tot
plateau. Wat een verschil uitmaakt met een berg(beklimming), is dat de
elektronische overheid geen 'top' heeft in de zin dat zij ooit klaar is. Dat
komt beter in de aanduiding 'versie' tot uitdrukking.
Indien het onverhoopt niet lukt de modulen tot het beoogde resultaat te
combineren, dan zijn òf onze behoeften irreëel òf mankeert het de
modulenverzameling aan reële kwaliteit. Zo verloopt het proces cyclisch, dwz.
van modulen naar - hun - stelselmatige toepassing van proefopstelling tot en
met operationeel gebruik naar - aangepaste - modulen enzovoort.
Het beginsel van modulariteit houdt daarom praktisch tevens in dat realisatie
van de elektronische overheid géén lineair, strikt deterministisch
ontwikkelproces is. Dat heeft te maken met de complexe veranderlijkheid die
zelfs de aanleiding vormt om modulariteit tot beginsel teverklaren.p
Mijn goede vriend dr Paul Jansen behandelt hetzelfde onderwerp heel wat poëtischer, en dus overtuigender, dan ik kan (zie Zen van Architectuur) als volgt:
De meester zat zijn lego te stapelen.
"Wat doet u?" vroeg de leerling.
"Ik laat een opslagruimte zien" zei de meester.
"Met lego?" vroeg de leerling?
"Als ik klaar ben is het geen lego meer" zei de meester.
Ik vind 'm heel goed. :-)
Ik verheug me op het vervolg.[10 april 2006; emailbericht aan C. Verhoef,
hoogleraar]
inleidende opmerkingen voor volgende tekstpassage (in
aansluiting op 14.66):
Verhoef wees mij er in zijn derde korte reactie op dat ik z.i. de verkeerde
taal gebruik voor communicatie met bestuurders; zij vinden dat, deels terecht
naar zijn opvatting, irrelevant. Hij gaf als voorbeeld dat bestuurders [ook]
niet alles van architectuur hoeven te weten om een nieuw hoofdkantoor te
bestellen. Zij willen slechts informatie over “kosten, doorlooptijden,
risico’s; opbrengsten en financiering.”
14.67
Nog een misverstand, sorry. Die nota was niet voor bestuurders bedoeld, maar
voor informatiekundigen (voorzover ze bestaan).
Ja, ik ben het met je eens wat de oriëntatie van de gemiddelde bestuurder
betreft. Ondanks hun, zeg maar, microperspectief moeten we toch wezenlijke
ontwikkeling volgens macroperspectief gaan 'meesmokkelen.' Maar zelfs dat
gebeurt nu niet, wat de mislukking alleen nog maar evidenter maakt.
Ook helemaal mee eens, je moet het als bestuurder zelfs niet willen weten, zo'n
specialisme. Het is de taakverdeling die ons als samenleving verder helpt. Maar
wat de bestuurders helaas nog niet inzien, is dat hun respectievelijke
'hoofdkantoren' thans integraal en integrerend onderdeel van 'de stad' (moeten)
vormen. Je kunt daarom zo'n 'hoofdkantoor' niet langer in afzondering
ontwerpen, enzovoort. De stad-als-infrastructuur bepaalt sterk de diverse hoofdkantoren.
In hun vertrouwde kengetallen uitgedrukt, dat is goedkoper, sneller, bergt
minder risico e.d.
Ik ben je erkentelijk voor je advies, maar vermoed dat ik er met mijn
overheidservaring misschien toch wat beter 'in' zit. Ik bedoel, 'in' hoe
bestuurders ... besturen. Want plotseling maken dergelijke kengetallen helemaal
geen indruk. Ofwel, er is iets anders aan de hand. Heuse infrastructuur in het
vlak van informatievoorziening is nog vergaand onbegrepen en wordt mede daarom
ervaren als aantasting van autonomie, zeg maar de heilige koe in de stal van
Thorbecke.
Dat vermeende verlies van autonomie is grotendeels flauwekul, zoals de
voorbeelden van riolering, watervoorziening, fysieke verkeersstelsel en ga zo
maar door afdoende - zouden moeten - 'bewijzen.' Maar zo eenvoudig is het niet.
Politiek is belangenbehartiging, en kent daarom bij uitstek een vergaand
irrationele basis. Dan kom je met rationele argumenten - ook al is het
goedkoper, sneller enz. - nog niet ver.
Hoe dan wel? Daarover zou ik dus graag eens wat verder willen praten. Het lijkt
me, als voorzet, nuttig als er in professioneel opzicht een vertrouwenwekkend
tegen'gezag' ontstaat. Bijvoorbeeld, een enkele hoogleraar, zo is allang
gebleken, is daarvoor helaas nog onvoldoende. Prioriteit, denk ik zo, heeft
publiciteit. Dat is wezenlijk voor constructieve invloed. Maar dan moet de
'inhoud' van de boodschap niet blijven steken in oude, achterhaalde oplossingen
(vergelijkbaar met in isolement opgetrokken hoofdkantoren).[10 april 2006;
emailbericht aan C. Verhoef, hoogleraar]
14.68
Hij lijkt maar niet te willen 'meegaan' met wat ik voorstel. Okee, jij schreef
dat met zoveel woorden meteen al. Hij stelt zich ook, het lijkt ICTU wel,
plaatsvervangend voor bestuurders op, als hun poortwachter. Kom daar maar eens
langs. Kijk, die bestuurders herkennen onmiddellijk dat zo’n hoogleraar niet
werkelijk serieus valt te nemen als criticus (want hij mist wezenlijke
aspecten; per saldo, nota bene, hun saldo, kunnen 'ze' hem altijd 'hebben').
Dus, zo lijkt het, mag hij de geautoriseerde dissident spelen (zie de theorie
van Ian Janis onder de noemer groupthink).
Waar ben ik mee bezig?
14.69
Wat ik probeer te bereiken is een consistente benadering van de
informatievraagstukken op maatschappelijke schaal. Ik vind het niet teveel
gevraagd van ondermeer, maar zeker niet uitsluitend, ICTU om daaraan actief bij
te dragen. Je zou kunnen zeggen dat jij en ik het nu 'toevallig' zijn die
daarover corresponderen. Van mijn kant probeer ik besef te wekken van heersende
inconsistentie. Dankzij jouw recente bericht verschaf je mij daarvoor alweer
een bruikbaarder aanknopingspunt (met daarvoor dus hartelijk dank; nee, dit is niet
cynisch bedoelt).
Zoals ik dat aanknopingspunt tenminste zie, begint het met jouw - terechte -
beroep op wat ik als referentiekader voorstel. Jij schreef dat ik
als geen ander weet [dat] semantiek belangrijk [is] en dienen begrippen in hun context gebruikt te worden. Haal je ze uit hun context dan gaat het al snel fout.
Prachtig! Inderdaad geldt contextuele verbijzondering als wezenlijk. Maar
dan stel je vrijwel meteen erna dat je niet in mijn aanpak gelooft en niet
overtuigd bent van de toepasbaarheid van de opmerkingen die ik maak.
Hoe moet ik dat rijmen met de toepassing die jijzelf ervan wel degelijk maakt?
Kortom, ik heb me allesbehalve vergist! Niet alleen ben jij uitstekend in staat
om het 'gedachtegoed' van contextuele verbijzondering, resp. stelselmatige
betekenisordening uit te dragen. Sterker nog, jij doet dat zelfs actief (en dit
bedoel ik graag als compliment).
De betekenisvariëteit die je relevant acht voor jouzelf, geldt uiteraard
nogeens verstrekt voor het bereik van de voorzieningen waaruit de elektronische
overheid opgetrokken moeten zijn. Dat volgt uit de feitelijk 'open' variëteit
van deelnemers en hun situaties. Wat jij met jouw inzicht op z'n minst kunt
uitdragen, is dat het niet gaat lukken zonder erkenning van realistische
betekenisvariëteit.
Voor hoe het wel moet, in de zin van solide constructie, beheersbaarheid
enzovoort, heb je inderdaad deskundigen nodig.
Je kunt het mij moeilijk kwalijk nemen dat ik bezwaar maak tegen volharding in
een aantoonbaar foutieve benadering, zeker terwijl het inzicht reeds bestaat
dat het zo niet werkt. Ik heb het er druk mee om mensen bewuster te laten raken
van het eigen inzicht dat zij wel degelijk al 'ergens' hebben in betekenisvariëteit.
Iedereen is immers 'persoon' met - vaak zelfs sterk - uiteenlopende
gedragingen. Het komt er vervolgens op aan om datzelfde inzicht ruimer geldig
te durven verklaren, en ernaar te handelen.
Een tegenargument zou nog kunnen zijn, ja, maar ho even, geldt voor
consistentie niet dezelfde 'beperking,' dus contextueel? Kan je niet zeggen,
nee, voor mijn context gaat dat niet op?
Hoe je het wendt of keert, dergelijke argumentatie berust ook weer op ...
contextuele verbijzondering. De consistentie zit 'm niet in zoiets als
uniformiteit, maar juist in erkenning van reële verschillen.
Ik respecteer uiteraard dat jij je niet geroepen voelt om dat tot in
noodzakelijk constructief detail uit te dragen. (Ook) jij kunt er echter wel
aan bijdragen dat het gebeurt. En dankzij jouw algemene inzicht beschik je
reeds over het wezenlijke toetscriterium; je moet ermee - laten - beoordelen of
een subsidie via een project überhaupt succesvol resultaat kan opleveren; wat
je mij evenmin kwalijk kunt nemen, is dat ik grootschalige geldverspilling
probeer te vermijden.
Mijn opiniebijdrage aan Automatisering Gids van 7 april 2006 heb ik eveneens
opgenomen op mijn website; zie onthapering.htm.
Help ajb om, zoals het daar heet, de bestuurlijke ontkenningsfase te
doorbreken.
14.70
Ik kom even terug op je eerste reacties. Ik begrijp dat je mij goede raad wilt
geven, en wel per omgaande; dat stel ik uiteraard bijzonder op prijs. Mijn
bedoeling om contact met je te zoeken is echter andersom, te weten om jou erop
te wijzen dat je m.i. nog het kernpunt van mislukkingen tot dusver en voor
toekomstig succes met complexe informatievoorziening (zoals onder de noemer
elektronische overheid) mist.
Ik juich het toe dat jij je ook inzet voor verbeteringen. Dat engagement delen
we alvast. Mijn idee is om dat verder te bundelen, anders blijft effect uit. Zo
geef ik grif toe dat mijn vakkennis ernstig tekortschiet als het om de 'echte'
informatica gaat. Hopelijk kan jij op jouw beurt inzien, dat jij vanuit de
informatica nogal wat mist. Je hebt heus meer nodig dan gezond verstand om het
pragmatische vraagstuk op stelselschaal te beheersen; daar ligt m.i. dus het
kernpunt.
Nee, natuurlijk begrijpen bestuurders dat niet, zeker niet in dergelijke
bewoordingen. Maar ik ga ervan uit dat ik mijn oproep allereerst aan jou niet
in bestuurderstaal annex -begrippen hoef uit te drukken. Wat ik extra op prijs
zou stellen, is wanneer jij rustig wilt overwegen of ik met wat ik het kernpunt
noem, inderdaad ... een wezenlijk punt heb. Ik kan je daarvoor allerlei
literatuur opgeven, tot en met uitleg van mijn filosofische grondslag in de
vorm van uitbreiding van Peirce's semiotische triade tot 'mijn' enneade (Semiosis & Sign Exchange, 2002). Ik noemde je al
mijn boek Metapattern: context and time in information
models (Addison-Wesley, 2001), waaruit ik het, zeg maar, halfweg
formalisme voor modellering apart opnam in een opstel dat verscheen als working
paper in de PrimaVera-reeks bij de UvA (zie ../pdf/pv-2004-01.pdf;
daaraan gaf ik de ondertitel 'ontological formalization of context and time for
open interconnection').
Maar in plaats van zulke literatuurstudie - waarvoor je ook maar de tijd moet
hebben, die stellig ontbreekt - lijkt het mij doelmatiger om 'het er eens over
te hebben.'
Pas nadat we ook vakmatig delen wat wezenlijk nieuw, moeilijk enz. aan de
informatievraagstukken op maatschappelijke stelselschaal zijn, kunnen we 'hoe
vertellen we het de bestuurders' optimaal vormgeven. Voor die eerste stap maak
ik me nog niet druk om wat bestuurders al dan niet - willen - begrijpen; dat
leidt maar af van herkenning van dat kernpunt.[11 april 2006; emailbericht aan
C. Verhoef, hoogleraar]
14.71
Daar zit ik inderdaad 'middenin,' in de zin dat ik vanuit een marginale positie
aan de orde stel wat m.i. het kernpunt vormt.
Het verschil met ongerichte signalen zoals waarop jij nu ook wijst, is dat ik
allang de 'methode' ontwikkelde voor eenduidigheid in stelselmatige
betekenisordening (ondermeer in mijn boek Metapattern:
context and time in information models). Daartegen bestaat nog
structurele weerstand. Anders gezegd is er onvoldoende samenwerking. Dat is
zachtjes uitgedrukt en heeft alles te maken met de behoefte aan autonomie. Wat
al die aparte bestuurdertjes weigeren in te zien, is dat zij met infrastructuur
ook voor informatieverkeer op maatschappelijke schaal juist een sterkere
positie - kunnen - verkrijgen. Nota bene, de erkenning van het wezenlijk
infrastructurele karakter vormt de sleutel; wie maakt tegenwoordig nog bezwaar
tegen aansluiting op het riool, watervoorziening, enzovoort, enzovoort?
14.72
Ik geef een voorbeeld dat zij al noemen, maar waarmee ze helaas niets 'doen:'
P-Direkt. Toen ik voor het eerst van P-Direkt - zij het met een andere naam - hoorde,
herkende ik meteen dat het zo nooit kan lukken. Eén van de redenen is dat
personeelswerk niet keurig correspondeert met informatie-over-personeelsleden.
Ik bedoel, als een organisatie, zeg maar even simpelweg, het personeelswerk
uitbesteedt, dan heeft diezelfde organisatie onverminderd informatie-over-haar-personeelsleden
nodig voor allerlei andere - overwegend ook secundaire - taken. Ik noem vlotweg
catering, beveiligingsdiensten, huisvestingsbeheer en vervoersdiensten, maar
nota bene ook autorisatie voor (informatie)taken. Dankzij zo'n informatiekundige
insteek valt meteen op dat door de ene verbijzondering elders bestaande
samenhang (inderdaad: dat zijn ook ketenprocessen!) bedreigd raakt. Daartegen
ontstaat terecht weerstand. Indien de verbijzondering desondanks 'op macht'
wordt doorgezet - wat met P-Direkt dus (nog) niet gelukt is - is het resultaat
(extra) duplicatie van informatie. Want die andere taken moeten ook verder
uitgevoerd worden, desnoods met voortaan apart geborgde informatieverzamelingen
over personeelsleden. Zo kom je van de regen in de drup.
14.73
Zgn. shared service centers zouden, zo luidde de stelling - of was de zin als
conclusie bedoelt? - op centraal niveau voornamelijk voor secundaire processen
voorkomen. Ja, dat is nogal logisch! Dat volgt kaarsrecht uit de primaire taakverdeling
op rijksniveau die immers - vrijwel overal? - functioneel is. Vervolgens hebben
allerlei van dergelijke primaire functies - jeugdzorg, waterstaat , ... -
eventueel gelijksoortige/nauw verwante aspecten, ofwel secundaire functies. Dan
lijkt het mogelijk om dergelijke functies als het ware te isoleren, maar - zie
hierboven voor de voorspelde mislukking van P-Direkt - dat zou de noodzakelijke
inpassing in de primaire functie verbreken, wat dus niet kan, punt.
Het ligt weer anders(om) voor gemeenten. Die vertegenwoordigen allereerst een
geografische taakverdeling. Dat betekent dat gemeenten wel kunnen samenwerken
voor wat zijzelf als hun primaire taken beschouwen (en wat sommige kleinere
gemeenten inmiddels inderdaad doen).
inleidende opmerkingen voor volgende tekstpassage (in
aansluiting op 14.58):
Wieringa gaf aan dat zijn bemoeienis vooral eindredactioneel was geweest
met het artikel in Informatie dat ik aangehaald
had. Verder noemde hij de semantische integratie die bedrijfsgrenzen
overschrijdt een enorm struikelblok. Daarover gaf hij als opvatting dat de
wereld en menselijke geest te gevarieerd zijn om dat met standaardisering of
een universeel woordenboek te kunnen oplossen. Mijn kritiek op zijn
architectbegrip/-definitie wees hij af met kennelijke verwijzing naar een
ruimere kenschets.
14.74
Ik stel het extra op prijs dat u ondanks uw beslommeringen mij een korte
reactie stuurde, dank u vriendelijk.
Uw laatste zin begrijp ik echter nog niet. Daar begint u met een ontkenning.
Vindt U uw definitie niet, of juist wel gebalanceerd? In het laatste geval ben
ik het overigens graag met u eens, maar blijkbaar beroept u zich daarvoor op
een andere definitie dan welke ik in mijn eerdere bericht citeerde uit uw
artikel in Informatie. Die tweede definitie van u ken ik niet.
U noemt terecht dat "bedrijfsgrens-overschrijdende integratiesemantiek een
enorm struikelblok" vormt.
Ik begrijp dat u inderhaast mijn bericht niet zorgvuldig kon lezen, laat staan
reeds de implicaties kon overwegen van een passage zoals over "modelmatige
eenduidigheid [...] in overeenkomst en verschillen tussen betekenissen."
Dat inderdaad enorme struikelblok valt prima af te breken dankzij dergelijke
modelmatige eenduidigheid, waarvoor ik metapatroon als methode voor conceptuele
informatiemodellering ontwikkelde (Metapattern: context
and time in information models, Addison-Wesley, 2001). Metapatroon staat
toe, precies zoals u zelf aangeeft, de variatie van "de wereld en de
menselijke geest," nou ja, voor zover die variëteit expliciet erkenning
verkrijgt, eenduidig te modelleren. Dat lukt met consistent mechanisme voor
context- en tijdverbijzondering.
Indien u meent dat ik pleit voor, zoals u schrijft, "standaardisering of
een universeel woordenboek" trekt u overhaast nu net de verkeerde conclusie
over metapatroon. Juist met zo'n onterechte afwijzing draagt u eraan bij dat
het "enorme struikelblok" nodeloos in stand blijft.
U lijkt te suggereren dat er in conceptueel opzicht geen verbetering van
informatiemodellering mogelijk (meer) is. Zodra u beseft wat metapatroon voor
stelselmatige beheersing toevoegt (nota bene, dankzij erkenning van reële
betekenisverschillen, maar wel in stelselmatige samenhang geplaatst), herkent u
hopelijk dat wel degelijk nog "enorme" vooruitgang mogelijk is.
Dat struikelblok is er dus vooral in uw eigen perspectief. Voor de
maatschappelijke nadelige gevolgen van dergelijke 'ontkenning' wijs ik u
nogmaals op mijn recente opiniebijdrage aan Automatisering
Gids (14 april j.l.) met de titel: Voor
'onthapering' is civiele informatiekunde onmisbaar (zie ook onthapering.htm).
Tenslotte herhaal ik een zin uit de slotalinea van mijn vorige bericht: "Gelet
op uw wetenschappelijke positie verwacht ik dat u rationele argumenten op
waarde schat en vanzelfsprekend van harte verwelkomt."
U kunt het ook zo zien. Stel dat ik gelijk heb - nou ja, ik heb ook maar een
doctorstitel, net zoals u - met mijn conceptuele doorbraak voor
informatiemodellering. Dan slaat u met uw wetenschappelijke verwaarlozing van
mijn oproep, respectievelijk expliciete afwijzing ooit een modderfiguur.
Nee, aub niet meteen defensief reageren! Ik probeer 'slechts' dat behoudend
perspectief door te prikken. Ziet u het vooral ook als echte aanvalskans. Er is
ongelofelijk veel informatiekundig werk te doen. Daarvoor hebben we wel
passende gereedschappen nodig en dat begint uiteraard in het conceptuele vlak.
Ik stuur dr Paul Jansen afschrift. Zoals blijkt uit diens pamflet 4891 -
Project iDNA, is een paradigmawissel onontkoombaar voor het informatieverkeer
op maatschappelijke, internationale schaal; Paul herkent allang de
'wissel'werking met metapatroon.[13 april 2006; emailbericht aan R.J. Wieringa,
hoogleraar]
inleidende opmerkingen voor volgende tekstpassage (in
aansluiting op 14.60):
Joosten hield zijn reactie zeer beknopt. Hij bedankte mij hartelijke “voor het
schrijven van deze uitvoerige reactie” en vond het “[j]ammer dat [z]ijn column
niet in de smaak is gevallen,” punt.
14.75
Ik neem aan dat uw inhoudelijke reactie op mijn bericht spoedig volgt. Of wenst
u wetenschappelijke discussie louter onder de noemer van "smaak" te
voeren, dus feitelijk onmiddellijk te beëindigen? Dan laat ik de aanduiding
'wetenschappelijk' volledig voor uw rekening, maar staat het mij uiteraard vrij
uw afwijzing van mijn handreiking maatschappelijk onverantwoordelijk te vinden.[13
april 2006; emailbericht aan S.M.M. Joosten, hoogleraar]
14.76
Als ik het je mag suggereren, zou ik als commentaar op Informatieverkeer
in publiek domein niet teveel tegelijk ophoesten. Het lijkt me dat de
eerste slag moet zijn om principieel de hopeloze fragmentatie van
overheidsinformatievoorziening aan de kaak te stellen. Graag reclame,
uiteraard, maar enige dosering is ongetwijfeld effectiever.
14.77
Het verwerven van een serieuze opdracht blijkt alweer lastiger, althans voor
ons bedrijf. Dat komt omdat de besluitvormers die kampen met de problemen die
wij kunnen helpen oplossen, er helemaal niets meer van begrijpen. Zoals ik elders
stelde: ontkenningsfase. Kom dan maar eens constructief aan de bak ... Nou ja,
ooit lukt het.
14.78
Je hebt aan best practices op de schaal van een enkele organisatie of hooguit
een enkel (keten)proces helemaal niets als de kern van de kwalitatieve
verandering eruit bestaat om informatieverkeer op maatschappelijke schaal
beheersbaar enz. te laten verlopen: infrastructuur.
14.79
Je kunt die zgn. e-formulieren vergelijken met een speelgoed-dashboard, je weet
wel, waar een kleuter mee speelt. Dat heeft evenmin verbinding met het echte
gaspedaal, stuurinrichting enzovoort. De 'bestuurders' bestempelen dat echter
(ook) als elektronisch.
inleidende opmerkingen voor volgende tekstpassage (in
aansluiting op 14.74):
Zijn eerste reactie had hij in grote haast opgesteld, schreef Wieringa mij
vervolgens. Hij poneerde dat wij erkenning van betekenisvariëteit inderdaad
delen en vroeg bevestiging of die met de techniek van metapatroon beschreven
kan worden.
14.80
Opnieuw mijn dank voor uw reactie. Ja, dat 'metapatroon' kunt u opvatten als
beschrijvingstechniek (maar er bestaat als prototype tevens programmatuur die
werkt volgens consequente verbijzondering naar context en tijd).
Wat 'we' nu nog alom doen om informatievoorziening op stelselschaal aan de
praat te krijgen, neemt als uitgangspunt waarmee-we-vertrouwd-zijn. Dat zijn geïsoleerde
informatiesystemen. Dus slaan we ijverig aan het extrapoleren. Dat blijkt
echter niet te werken. Op stelselschaal speelt immers gevarieerde
betekenisordening. In semantisch opzicht is dat beslist een paradigmawissel.
Vervolgens heeft dat principieel stelselmatige paradigma voor - beheersing van -
betekenisvariëteit gevolgen voor de, zeg maar, instrumentatie. Dat blijkt ook
overtuigend uit bedoeld prototype. Zoals een stelselmatige opvatting over verkeersstromen
stellig mede gevolgen heeft voor passende vervoerstechniek, zo geldt dat
verband tevens vanuit informatiekunde naar informatica. Het gewijzigd paradigma
- precies zoals Kuhns wetenschapsfilosofie aangeeft - leidt ook daar tot een
nieuwe, inspirerende agenda. Ik meen dat u daarin zeker geïnteresseerd bent.
Natuurlijk besef ik dat uw 'agenda' ongetwijfeld al overvol is. Voor
vernieuwing, met alle kansen van dien, vraag ik echter graag uw aandacht. U
kunt het ook zo zien, te weten dat ik 'slechts' de aanzet gaf tot - een methode
voor - eenduidige ordening van betekenisvariëteit, ongeacht de schaal van het
informatiestelsel. Het begint dus pas.[26 april 2006; emailbericht aan R.J.
Wieringa, hoogleraar]
14.81
Voor de eerste cursusstap ‘metapatroon’ werkt het prima om
informatievoorziening te bekijken waarmee je sterk vertrouwd bent. Jij bent dan
onmiddellijk in staat om te toetsen of de gewijzigde opzet - volgens
metapatroon, dus - ook praktisch relevant is.
Ook de tweede stap kan aansluiten bij jouw eigen werk. Maar wat levert dan
nader inzicht op? Een mogelijkheid die ik zie is om de diverse huidige
informatiesystemen allereerst geïsoleerd te her-modelleren volgens metapatroon.
Ik zou zeggen, op hoofdlijnen. Die slag voegt natuurlijk nog niets toe, want
juist door hun isolement gebeurt daar ieder voor zich nog niets spannends in
termen van contextuele variatie. Maar je hebt daarmee voorbereidingen getroffen
voor de tweede slag, te weten de verkenning naar mogelijk geleidelijke
integratie vanuit de bestaande informatiesystemen. Schematisch is het simpel om
de aparte systemen in een enkel informatiemodel samen te voegen. Je voegt
'gewoon' op het hoogste niveau, dus direct onder de 'horizon,' als element
steeds de desbetreffende systeemaanduiding toe, waaronder je dan het complete
informatiemodel plaatst als eigenschap ervan. Op deze manier kom je - kansen
voor - overeenkomst op het spoor, terwijl je tevens concreet krijgt welke
verschillen realistisch, zelfs noodzakelijk zijn (en die je dus nooit door absolute
standaardisatie mag elimineren).
14.82
Inmiddels toonde ik hem het huidige prototype. Hij begrijpt mede daardoor dat
er ooit een koerswijziging nodig is voor werkzame stelselmatigheid.
14.83
Het probleem - ik probeer het maar zo duidelijk mogelijk te formuleren - dat ik
nog onverminderd waarneem, is dat het er in sommige passages van wat je mij als
documentatie stuurde weliswaar op lijkt, dat ergens de spreekwoordelijke klok
luidt. Nu heb jijzelf, gelet op je andersoortige 'achtergrond,' niet of nauwelijks
een idee wat voor klepel je daadwerkelijk nodig hebt. Dan bestaat wellicht het
gevaar dat je hoopvol denkt, "Oh, eindelijk, die anderen horen de klok
ook! Hoera, dan gaat het met de klepel zeker ook de goede kant op!"
Helaas kan ik daarvan, dus qua bruikbare, nieuwe klepel, niets herkennen. Voor
stelselmatigheid is een, zeg maar in filosofische zin, technisch contextbegrip
nodig. Slechts op basis van zulke conceptuele techniek valt betekenisordening
ook feitelijk te operationaliseren. Zoals Schaeffer, destijds Amsterdams
wethouder voor volkshuisvesting, stelde: "In gelul kan je niet
wonen." Ofwel, een klok zonder klepel is ... geen klok.
Dat contextbegrip moet, nota bene, tevens de tijdgebonden variëteit 'dragen.'
Dat is precies wat metapatroon 'doet.' Als ik er even de draak mee mag steken,
je kunt dus niet werkgroep A in afzondering met 'context' aan de slag laten
gaan en dito werkgroep B met het tijdsaspect. De 'oplossing' vergt synthese.
Hoe zo'n 'klepel' in elkaar zit, valt vervolgens voor zomaar leken niet te
begrijpen. We moeten dus niet de vergissing maken, ze zover te willen krijgen.
We moeten, heel praktisch, tonen dat het 'gewoon' werkt. Dat wekt het nodige
vertrouwen. Het gaat er daarom om de kans te creëren om eens wat praktisch te
bereiken zonder irreële bewijslast vooraf.
Want wees eerlijk. Zoals het nu gaat, dat begrijpen leidinggevende
functionarissen uiteraard evenmin. Hun misvatting luidt dat zij niet
verantwoordelijk gehouden kunnen worden voor handhaving van de koers van een
rijdende trein, maar wel voor een koerswijziging. Daarbij maakt het blijkbaar
niet uit, indien de huidige koers manifest mislukt. Nou ja, aan die houding
veranderen we even niets. Vandaar dat je als niet-erkende professional m.i.
vanuit marginale ruimte moet beginnen metstructureleverbeteringen.br
De uitgebreide presentatie die je meestuurde besteedt inderdaad uitgebreid
aandacht aan informatiebeheer met tijdvariatie. Op 'klok'niveau van beschouwing
klopt dat prima, maar formeel onderscheid tussen tijdstempels voor geldigheid,
respectievelijk registratie is natuurlijk niets nieuws. Maar goed, altijd weer
nuttig. Nogmaals, het stelselmatig-vruchtbare contextbegrip ontbreekt echter
nog. De opsteller kiest nog de route van extrapolatie. Dat leidt juist tot
verwarring, omdat zo'n aanzet principieel niet rekent met betekenisvariëteit,
althans niet op 'klepel'niveau.
Betekenisvariëteit is karakteristiek voor een informatiestelsel, terwijl 'in'
elk geïsoleerd informatiesysteem de informatievorm simpelweg - en
impliciet; dat beseft daardoor vrijwel niemand - geacht wordt eenduidig een
informatiebetekenis te dragen. Maar zodra die vooronderstelling niet
geldig meer is, is een kwalitatief andere benadering onontkoombaar. Rara,
welke? Van die benadering, dus, herken ik helaas nog geen spoor.
Je hebt gelijk, dat is moeilijk. Je zou ook kunnen zeggen, "Tsjonge, wat
is dat lastig snijden met een scalpel! Dokter, weet u wat, doet u het rustig
met een broodmes." Omtrent dergelijke activiteiten bestaat allang
maatschappelijke erkenning van moeilijkheidsgraad (wat elke geschiedkundige
moet aanspreken: dat gebeurt met een vaak langdurig proces van zgn.
beroepsvorming). Die erkenning moeten we nog helemaal verwerven als het gaat om
'informatieverkeer in publiek domein.' Dat lukt echter nooit door
simplificatie. Want dan werkt het nooit, zodat ook nooit zelfs maar het begin
van v ertrouwenontstaat.br
Ik zou zeggen dat er met de 'vraag' vanuit jullie opdrachtgevers nu wat ruimte
bestaat voor ontwikkeling van een praktisch werkend voorbeeld. Prachtig! Vraag
ajb niemand wat zij/hij daarmee nu eigenlijk precies bedoelt. Want dat weet
niemand. Benut je ruimte en toon spoedig 'iets' dat je opdrachtgevers de kans
biedt om te reageren met "Ja, dat bedoelde ik." Weg angst. Zo krijg
je steeds meer ruimte. En ik weet dat zulke voorbeelden het ook daadwerkelijk
'doen;' want zover hebben methode en instrumentarium van metapatroon zich
allang bewezen.
14.84
De wortel is, althans bedrijfsmatig, dat je op enige termijn heel veel kosten
bespaart, kwaliteit verbetert, herhalende administratieve werkzaamheden
vermijdt (wat al als kostenbesparing geldt, maar hier bedoel ik zoiets als
arbeidskwaliteit). En de stok vind ik dat je volgens de huidige aanpak vroeg of
laat domweg vastloopt, laat staan dat je over de flexibele gereedschappen
beschikt ten dienste van eventuele strategische koerswijzigingen; en laat
“eventueel” maar weg.
14.85
Bedankt voor de documentatie. Hoewel het een openbaar 'stuk' betreft, kende ik
het beslist niet. Tsja, wat moet ik ermee? Het 'vak' dat Brussaard vanaf pakweg
1970 doceerde aan de TH Delft heette 'organisatie van de
informatievoorziening.' Slechts een onderdeeltje daarvan wordt nu in die
ING-case study behandelt, zij het met beduidend extra retorisch geronk.
Opmerkelijk aan deze geïsoleerde behandeling (waarop je Brussaard natuurlijk
niet kunt betrappen) vind ik dan dat het nergens karakteristiek over
informatievoorziening meer gaat. Daarvan is het compleet losgezongen, zodat
precies hetzelfde verhaal geldt voor, ik zeg maar wat, catering,
beveiligingsdiensten en ga zo maar door. Zulke inhoudelijke verwijdering past
natuurlijk in deze tijd. De bedrijfs- en bestuurskundigen zijn aan de macht
geraakt. Wat de Nederlandse overheid betreft, doet nu - eindelijk - de Raad van
State daarover beklag in zijn Jaarverslag 2005.
Dat helpt echter weinig tot niets (zoals André Glucksmann verklaart in zijn
boek Die Macht der Dummheit uit, nota bene,
1985).
Het zal je niets verbazen dat mijn (tegen)stelling luidt dat
governance-als-vorm nauw met inhoud verbonden moet zijn. Ik schrijf het maar
even vierkant op, maar wat die documentatie als governance model beschrijft,
kan inmiddels dus grotendeels de prullenbak in. Zo staat 'infrastructuur' daar
slechts als bijgedachte vermeld, zo van, "Oh ja, er zijn tevens gemeenschappelijke
voorzieningen." Wat het model voorschrijft is dat ze ontleed worden, dwz
onder de noemer van een programma worden verdeeld over 'projecten' voor
traditioneel afzonderlijke voorzieningen. Dat werkt inderdaad nog best aardig
zolang gemeenschappelijke voorziening marginaal zijn (wat ze ooit ook waren,
eerlijk is eerlijk). De paradigmawissel betreft echter juist een omslag in
dergelijk aandeel. Daar hoort, ik ronk maar wat mee, infrastructure-driven
governance bij.
14.86
Ik geef je graag gelijk. Niet omdat je het m.i. ook hebt, :-) maar omdat ik
anders je compliment ondermijn.
14.87
Metapatroon katalyseert om informatie-eigendom op de spits te drijven. Dat lukt
inderdaad, zo zie ik dat ook, door vanuit een relatie naar 'betrokkenheden' te
kijken. Elke 'betrokkenheid' vergt voorafgaande, karakteristieke contextuele
verbijzondering. Met relatie als vertrekpunt is tenminste duidelijk dat de
aldus verdeelde informatie afhankelijk van elkaar is.
14.88
Ik lees zo'n tekst - kan het niet laten - met metapatroon als paradigma. Dus,
nee, absolute identiteit bestaat niet. Maar, ook nee, absolute verschillen
bestaan evenmin. Daartussen bestaat dynamisch evenwicht.
maart - april 2006, webeditie 2006 © Pieter Wisse