Pieter Wisse
Voor de opzet van dynamiek van uitlijning (Engels: alignment) is een referentiekader nuttig. Dat kader begint met herkenning van twee uiterste oriëntaties, ofwel perspectieven. Figuur 1 toont uiterst links informatievoorziening die mikt op een enkelvoudige taak. Daartegenover staat uiterst rechts vermeld de — manier van — informatievoorziening die zo ruim mogelijk bedoeld is, te weten algemeen maatschappelijk.
Figuur 1: Wezenlijke perspectieven met uitlijning.
Het is niet zo, dat het ene perspectief het andere moet vervangen. Beide
perspectieven zijn wezenlijk.
Het algemeen maatschappelijke perspectief op — inrichting van —
informatievoorziening ontbreekt echter nog vergaand. Dat betreft niet alleen
maar ontbrekend draagvlak; zelfs theorie voor stelselmatige informatiekunde is
nauwelijks ontwikkeld.
Er kan dus pas sprake zijn van optimale uitlijning, zodra
informatiekunde in theorie en praktijk (ook) voldoende stelselmatig uitgewerkt
is. Een aanzet biedt Informatieverkeer in publiek
domein: schetsboek over architectuur en ontwikkelpaden voor de elektronische
overheid (Ictu, 2004).
Vooropgesteld dat de stelselmatige informatiekunde in ontwikkeling blijft, valt
het kader voor uitlijning alvast wat nader te schetsen. Dat laat figuur 2 zien.
Nota bene, uitlijning beďnvloedt de traditionele, voornamelijk
intra-organisatorische informatiekunde (met als gevolg dat beide perspectieven
elkaar naderen, enzovoort).
Figuur 2: Organisatie is schakel is organisatie is …
Uitlijning verenigt stelselmatige opzet van informatievoorziening met organisatiespecifieke insteek. Dankzij die afstemmingsdynamiek veranderen enerzijds intra-organisatorische, anderzijds stelselmatige informatiekunde steeds verder, met als beoogd resultaat hun alsmaar optimalere balans. Figuur 3 schetst de dynamiek door uitlijning; er zijn daar trouwens diverse details opgenomen die hier verder geen toelichting behoeven. In het geschetste referentiekader krijgen thema’s duidelijker hun plaats.
Figuur 3: Dynamiek door uitlijning.
Bouw inzicht op en houd dat bij in afzonderlijke ontwikkelingen. Beoordeel
of ze voldoen als bijdragen aan de elektronische overheid.
Voor een bepaalde bijdrage is tot dusver doorgaans een aparte organisatie,
project, programma oid opgesteld. Die aanpak verklaart mede de onverminderde
betekenis van het intra-organisatorisch perspectief. Dat mag echter niet —
blijven — overheersen; uitlijning — zeg ook maar, compensatie —is onmisbaar
voor voldoende stelselmatigheid.
Stelselmatigheid komt neer op standaardisatie. Dat houdt tegelijk echter grenzen
in. Wat moet vooral kunnen verschillen? Zulk evenwicht vergt aandacht voor
expliciete samenhang. Daarvoor biedt figuur 8 in Informatieverkeer
in publiek domein het informatiekundige basismodel.
Nota bene, onder de noemer van architectuur is uitsluitend bemoeienis
gerechtvaardigd wanneer stelselmatig perspectief toegevoegde waarde belooft.
Dat betekent praktisch dat het gaat om infrastructuur van de
elektronische overheid. Om te bepalen wat optimaal tot die infrastructuur
behoort, is nu juist de reden voor stelselmatige informatiearchitectuur.
Het is onvermijdelijk dat met de opzčttelijke focus die projectmatige aanpak
biedt, tegelijk risico dreigt voor wat er tussen dergelijke projecten,
programma’s ed. ligt. Zo kan een noodzakelijke stelselvoorziening onopgemerkt
blijven. Of diverse projecten realiseren voor zichzelf allemaal voorzieningen;
duplicaties zijn nog tot daar aan toe, maar afwijkende (basis)voorzieningen
voor gelijke functies vormen zelfs een belemmering voor het vestigen van heuse
infrastructuur.
Vanuit stelselmatig overzicht — nogmaals, zie figuur 8 in Informatieverkeer in publiek domein — is herkenbaar
welke gaten dan wel opstoppingen er onverhoopt nog zijn, respectievelijk er
zonder correctie in aanbouw zijn. Indien veel voordeel verloren kan raken, kan
er een thema aan gewijd worden.
Voor voorlichting over het stelselmatig karakter van de elektronische
overheid gelden diverse doelgroepen, van eventueel een deelverzameling burgers
tot politici.
Als belangrijke doelgroep tellen trouwens (ook) informatiekundige professionals
(die voor voorlichting al dan niet nog nader vallen in te delen). Wie met een
project, programma ed. meewerkt aan de elektronische overheid zou dat in alle
stadia, dus van ontwerp tot en met beheer, voor collegiale toetsing moeten
kunnen voorleggen. Het gaat dus niet om inspectie, maar advisering met de
vertrouwelijkheid die daar bijhoort. Een belangrijk onderdeel van advisering
betreft verwijzing naar collega-projecten ter inspiratie, als concreet voorbeeld
of voor hergebruik van wat daar reeds beschikbaar is.
Het onderwijsaanbod beperkt zich tot dusver tot intra-organisatorische
informatiekunde. Groeiende aandacht voor oriëntatie op omgeving is gelukkig
onmiskenbaar. Maar naar de aard van het concurrentiebeginsel dat het
bedrijfsleven kenmerkt, ontbreekt het perspectief volgens principiële
stelselmatigheid, lees ook infrastructuur. Dat is voor de ontwikkeling van het
stelsel voor informatieverkeer in het publiek domein zelfs een valkuil.
Er zijn informatiekundigen nodig die vanuit algemeen maatschappelijke
stelselmatigheid werken. Omscholing van huidige informatiekundige professionals
helpt beslist (zie hierboven onder voorlichting), structureel helpt uitsluitend
om jongere mensen volgens het omvattender referentiekader op te leiden. Dat
vergt een netwerk van docenten, passend onderwijsmateriaal en makelij voor
stages.
Voor ordening die ondermeer zgn eenmalige informatieverstrekking faciliteert, verdienen betekenissen prioriteit. Veranderkundig is het logisch daarmee met — de thans als zodanig aangewezen — authentieke registraties te beginnen. Volgens diezelfde methode van stelselmatige betekenisordening kunnen als vervolg op stroomlijning basisgegevens andere informatieverzamelingen aansluiten, al dan niet voorzien van het formele etiket ‘authentiek.’
3 januari 2005, webeditie november 2006 © Pieter Wisse