Stelsellogica

Pieter Wisse

V: Zeg je eigenlijk dat het zo nooit kan werken? Zelfs principieel niet?

A: Ja.

V; Maar hoe verklaar je dat niemand anders het signaleert? Die mensen zijn toch niet allemaal gek?

A: Voor zulke kritiek moet je niet bij mij zijn. Vraag het ze zelf. Ik wijs er in constructieve zin op dat stelselmatige informatievoorziening àndere uitgangspunten vergt. Noem het een paradigmawissel, kwaliteitssprong, of wat je wilt. Het sleutelbegrip is dus ‘stelsel.’

V: Leg het me alsjeblieft nog een keertje uit.

A: Kijk naar hoe de toepassing van digitale informatie- en communicatietechnologie zich ontwikkelt. Ik overdrijf opzettelijk een beetje, maar voor een apart probleem komt er steeds een apart informatiesysteem. Naarmate hun aantal groeit, gaan dubbele inspanningen, dubbele kosten enzovoort op hun beurt een ernstig probleem vormen. Als oplossing moet een stelsel dan een systeem van een naasthogere orde vestigen.

V: Precies, integratie. Je ontkent toch niet dat er allang hard aan gewerkt wordt?

A: Ik maak onderscheid tussen alleen maar hard werken en stelselmatig werken. Het wezenlijke aspect van informatievoorziening betreft informatie. Tot zover zeg ik natuurlijk niets verrassends. Maar vergeet niet dat informatie een handelingsfactor is. Wie dat meeneemt, beseft dat die verschillende informatiesystemen niet zomaar … verschillend zijn. Ze zijn afgestemd op bepaalde handelingssituaties. Het is daarom puur logisch dat ook de relevante informatie van situatie tot situatie op z’n minst deels verschilt. Bijvoorbeeld, wat ‘we’ over een woning moeten weten voor een huursubsidie wijkt af van de informatie die de grondslag biedt voor heffing van onroerend zaakbelasting. Wanneer jij de consolidatie van aparte systemen tot een overkoepelend informatiestelsel ‘integratie’ noemt, vind ik dat prima. Integratie moet wèl altijd reële verschillen van informatie behouden.

V: De nadruk op verschillen herken ik inderdaad nergens. Als voorwaarde voor integratie staat overal juist standaardisatie van begrippen genoemd.

A: Dat ligt ook zo voor de hand. Althans, dat doet het volgens het paradigma van de apartheid. Want, afgezien van techniek, waarom ‘werkt’ nu zo’n geïsoleerd informatiesysteem? Dat lukt omdat er over betekenissen geen verwarring bestaat. Op de schaal van één enkele handelingssituatie mag je daar blijkbaar straffeloos de conclusie aan verbinden dat de gehanteerde begrippen universeel geldig zijn. Nota bene, hun geldigheid is universeel … binnen dat ene informatiesysteem.

V: Beweer je dat de geschiedenis van die apartheid aanleiding is tot de valse schijn van universeel geldige begrippen?

A: Dat komt overigens door méér dan aparte digitale informatiesystemen. Want op hun beurt zijn ze voortgebracht vanuit de westerse cultuur met ambitie voor universele begrippen. Dat leidde ondermeer tot een bijbehorende logica, enzovoort. Ik wil maar zeggen dat het ònvermogen diep zit via opvoeding en opleiding. Je moet daarentegen niet alleen standaardisatie, maar ook variëteit als wezenlijk voor een heus informatiestelsel waarderen. Dat is de crux, ik bedoel evenwicht in het stelsel tussen overeenkomsten en verschillen. Ik kan binnen enkele seconden een strategie herkennen die gegarandeerd nooit tot een succesvol informatiestelsel leidt. Het eerste dat ik probeer te vinden is de stelling over de voorwaarde van universeel geldige begrippen. Als ik die aantref, hoef ik echt niet verder te kijken. De probleemloze standaardisatie van betekenissen in een plaatselijke toepassing geldt voor een informatiestelsel als onfeilbaar recept voor mislukking, punt.

V: Noem je dat geen kritiek?

A: Ik ontkom er blijkbaar niet aan. Toegegeven, het is frustrerend. Ik besef terdege dat ik met stelsellogica niet zinvol kan communiceren met iemand die weliswaar de retoriek van integratie, innovatie enzovoort bedrijft, maar onverminderd de traditionele apartheidslogica volgt. Elke keer als ik het probeer, ben ik het die vanuit het fundamentalisme van de apartheidslogica voor gek versleten dreigt te raken.

V: Moet je het niet gewoon laten zien? Zeg maar, bewijzen dat het op de evenwichtige stelselmanier wel werkt?

A: Daar heb ik met publicaties over metapatroon en zelfs prototypes vanalles aan gedaan. Zo gewoon is het dus niet.

V: Moedeloos?

A: Nee, per saldo niet. Voor informatievoorziening is de stelsellogica onontkoombaar. Het is slechts de vraag, wannéér zij een serieuze kans krijgt. Het Internet is een sterke impuls. Met stelsellogica is het evident dat de ruimte voor reële betekenisverschillen tegelijk leidt tot het optimum voor overeenkomsten. Nota bene, daarin heerst geen tegenstrijdigheid, maar hun harmonie geldt volgens een àndere logica, die van het gehele stelsel. Ik kan dat eindeloos herhalen en ook nogeens steeds harder gaan praten, maar wie plaatselijke met algemene geldigheid verwart, mist simpelweg het stelselmatige kader. Want simpel is het, zodra je vanuit het stelsel redeneert. Wat praktisch voor, zachtjes uitgedrukt, nogal wat extra oponthoud zorgt, is dat voor — het uitstel van — stelselbesluiten doorgaans mensen verantwoordelijk zijn die er niet of nauwelijks directe gevolgen van ervaren. Neem de informatievoorziening in de openbare sector, over een stelsel gesproken waarom iedereen zit te springen. Maar wie verdient nu minder salaris, wie doet de eigen loopbaan tekort met beslissingen die vanuit stelsellogica averechts uitpakken? Je hebt gelijk, ik stel een retorische vraag. Het blijkt lastig een plaatselijke oriëntatie te overstijgen. Merkwaardig genoeg willen bestuurders van grote ondernemingen er evenmin aan, hoewel ze dankzij een wèrkend informatiestelsel nog veel meer kunnen verdienen. Wie weet helpt dit vraaggesprek. Bedankt.

 

 

juni 2004, webeditie 2004 © Pieter Wisse