15.
Aantekeningen uit correspondentie,
mei – september 2006

Pieter Wisse

Hier staan tekstpassages verzameld, overgenomen uit emailberichten die ik schreef in de periode mei – september 2006. De volgorde van verzending bleef gehandhaafd.
Van wie ik schreef in haar/zijn publieke ambt, nam ik hier in diverse gevallen eveneens de naam en/of functieaanduiding op. U kunt nogal wat fragmenten opvatten als experimenten om na te gaan hoe halsstarrig mensen kunnen weigeren zich naar maatschappelijk overeengekomen opgaven te gedragen. De resultaten vind ik, zachtjes uitgedrukt, allesbehalve hoopgevend.

 

 

15.1
Naar zijn aard zijn metapatroon en KnitbITs niets voor "een simpele ziel," althans niet zolang je bezig bent om het infrastructurele fundament voor deugdelijk informatieverkeer aan te leggen.
Wat mij betreft gaat het zo. Als er een potentiële opdrachtgever is die eindelijk begrijpt dat het anders moet, zetten wij graag een proefopstelling in elkaar.
Dergelijk toegespitst voorbeeld is dan wel herkenbaar, dus begrijpelijk enz. Het is nu eenmaal niet slechts ander technisch gereedschap, maar betreft een andere kijk op stelselmatigheid van informatie. Kortom, als je een kandidaat-opdrachtgever hebt, doen we graag mee.

15.2
Wie kent een onopgelost informatievraagstuk èn beschikt tevens over enig budget om tenminste een beginnetje te financieren? Het moet natuurlijk wel gaan over — het aanbrengen van samenhang in — gevarieerde informatie.

15.3
Ik zou zeggen, juist omdat ik met Informatieverkeer in publiek domein (Ictu, 2004) pleit voor noodzakelijke stelselmatigheid, gebeurt er niets mee.

15.4
Voor deugdelijke oplossing moet je het grootschalige informatieprobleem nu eenmaal volgens een ander paradigma benaderen. Ik zou niets moeilijker kunnen verzinnen dan het gevestigd krijgen, juist van een wezenlijk nieuw paradigma. Zo beschouwd is het dus niet opmerkelijk dat niemand 'er aan wil.' Dat merk jijzelf ook in je correspondentie?
Opmerkelijk aan die correspondentie vind ik toch allereerst dat ... hij überhaupt correspondeert. Dan probeert hij je met kluitjes in het riet te sturen. Wat een onzin, te weten, dat jouw suggestie zou leiden tot wijziging van de Grondwet. Onlangs heb ik die Nederlandse Grondwet — voor twee opstellen — vrij zorgvuldig doorgenomen, dus veroorloof ik me graag zo'n uitspraak.
Nu vind ik echter ook dat jij, vooral in je aanzet, de bocht te kort neemt. Zo maak je het ze wel erg gemakkelijk om jouw boodschap verkeerd te begrijpen. Door meteen over de organisatie van het veranderingsproces te beginnen, met zelfs nadruk op gecentraliseerde sturing, schieten 'ze' subiet in de autonomie-reflex.
Mijn pogingen om wat te veranderen zijn tot dusver niet bepaald succesvol, zodat je mijn opvatting niet serieus hoeft te nemen. Ik licht toch graag even toe hoe ik het probeer. In eerste aanleg probeer ik de aard van het nieuwe informatievraagstuk te schetsen. Daarvoor zoek ik een herkenbare vergelijking. Dat is het idee om over 'informatieverkeer in het publiek domein' te beginnen. En zo door over de infrastructurele opgave, wat weer leidt tot de noodzaak van een civiele informatiekunde.
Hoe je dat allemaal georganiseerd krijgt? Juist dergelijke vergelijkingen kunnen daarvoor configuraties suggereren. Daar bemoei ik me voorlopig niet mee, want dat zou betekenen dat mijn aanzet zelfs om verkeerde redenen sneuvelt.
In mijn opiniebijdrage aan Automatisering Gids (7 april 2006) staat trouwens mijn analyse van hoe bestuurders overal ... een bestuurlijke draai aan geven:

Van de weeromstuit verkrijgt zo'n veranderingsproces het karakter van een belangenstrijd. Het zicht op wat er toch wezenlijk informatiekundig (ook) aan de hand is, raakt razendsnel vertroebeld en vaak zelfs totaal geblokkeerd. Daardoor lijkt het alsof er uitsluitend een bestuurlijk probleem aan de orde is.

Daarom, ik benadruk het, moeten we vermijden ‘ze’ nodeloos simpel in de kaart te spelen.

inleidende opmerkingen voor volgende tekstpassage (in aansluiting op 14.80):
Wieringa wees op zijn ruime interesses, met navenant keuzeprobleem. Maar naar een artikel over metapatroon in een wetenschappelijk tijdschrift zou hij wel willen kijken.

15.5
Ik respecteer uiteraard het dilemma van keuze uit overvloed. Dus waardeer ik het extra, indien je desondanks tevens een blik op metapatroon wilt werpen. Daarvoor stel ik je graag het opstel The pattern of metapattern voor (verschenen in: PrimaVera, Universiteit van Amsterdam). Dat komt overeen met het eerste deel van mijn engelstalige boek over metapatroon (dat in 2001 verscheen bij Addison-Wesley).
Ter inleiding vermeld ik graag dat 'achteraf beschouwd' het idee voor eenduidigheid door contextuele verbijzondering natuurlijk weer doodsimpel is. Het opstel bevat een progressie van plaatjes die de opbouw van de methode illustreren. Om te kijken waar je je vingers achter het behang kunt krijgen, haal ik alvast een passage uit eerdere correspondentie aan:

I'd like to emphasize that I am keeping situation formally distinct from context. Let's say that so-called analytical philosophers stick to naive realism which is where they right away lack requisite variety for modeling.
What I also see everybody still do when they deal with situation/context, is to consider it an absolute concept. Then, situation is assumed as 'something' different from an object. So questions arise how to model situation, what to do when situations overlap etc.
All such questions are resolved through my assumptions. I'm not so much concerned with modeling situation. Instead, I concentrate on modeling an object's behavior. Next, I recognize that a particular object may exhibit several behaviors. This raises the question of how a particular behavior is determined. My answer: situation. So, my concept of situation has evolved from the requirement for behavior selection. It only follows that I've introduced the constraint that situations are disjunct. Otherwise, behavior could not be unambiguously determined. For any object, there's a 1:1 relationship between a particular situation and a particular behavior. Or, given a situated object, its behavior is accurately determined. In order to qualify as criterion for selection of behavior - and now we're moving to the sign dimension - context need only consist of a unique label. Combined with the object's unique label, its so-called signature, intext can be retrieved.
Now that would already be enough when 'levels' were fixed. My analysis of variety is that such levels are better assumed relative. In terms of hierarchy, it means that you can move upwards and downwards. Upwards, what was first taken as a situation as a whole, may turn out to be a next-higher level object in a next-higher level situation. You can repeat the procedure until you feel that you've reached a practical limit, i.e. the behavioral horizon for, say, the ecosystem that you're modeling. Downwards, the same principle applies. Now, what was first taken as a behavior as a whole, may turn out to be a next-lower level object with next-lower level behavior. Again, you can repeat the procedure until you feel that you've reached a practical limit. In this case, that is, downwards, what results are primitive chunks of behavior. Please note that both the upward and downward limits of decomposition remain relative. The structure is also variable at both extremes. So, the horizon may be lifted and/or additional behavioral detail added as primitive.

In jouw laatste bericht noem jij dat "informatie-analyse [...] niet [jouw] centrale onderzoeksgebied" is. Waar ik naartoe wil, is dat je op de manier die hierboven al kort aangeduid staat, tot een wezenlijk ànder informatiemodel komt, te weten principieel stelselmatig. Daarvoor hebben we vervolgens navenant aangepaste instrumentatie nodig. En volgens mij betreft dat wèl precies jouw "centrale onderzoeksgebied." Maar niet het mijne. :-) Kortom, kans voor noodzakelijke synthese.
Enige tijd geleden alweer keek ik jouw eigen boek Design Methods for Reactive Systems erop na. Daarin ontdekte ik nog niet de aanzet voor — beschrijving van — gedragsverbijzondering die je desgewenst onbeperkt stelselmatig kunt volhouden. Die grens kunnen we nu opschuiven, meen ik.
Oh ja, ik voeg graag nog toe dat modellering zoals hierboven al kort ingeleid met die engelstalige passage, nog abstraheert van tijd met bijbehorende verandering(smogelijkheid). Met tijdbeheer voor èlk apart (informatie)knooppunt is langs die dimensie eveneens eenduidigheid gevestigd; ook weer in het algemeen besteed ik daaraan in genoemd opstel eveneens aandacht.
Ik schreef je al dat er als proefopstelling instrumentatie werkt. Zeg ajb maar als je dat ook eens wilt zien. Ik bedoel, het zijn niet zomaar ijdele gedachten. De programmatuur is ontwikkeld door dr Martijn Houtman.[5 mei 2006, emailbericht aan R.J. Wieringa, hoogleraar]

15.6
Ik krijg de indruk dat we wat langs elkaar heen schrijven. Dat kunnen we lang volhouden, maar lijkt me zonde van de moeite. Bijvoorbeeld, heb je behoefte aan concrete voorbeelden van mensen met een achtergrond in documentaire informatievoorziening die nog niet op de hoogte zijn van wat er speelt onder informatici? Het verbaast me zelfs dat je ernaar informeert, want dat lijkt me duidelijk (maar waarschijnlijk komt dat omdat ik al zo oud ben; misschien was dat alleen maar lang geleden zo :-). Ik nam de term uprooted mede op in de titel van Topic Maps uprooted, omdat er met kortsluiting veel te winnen valt.
Verder lijkt het me evenmin relevant hoe actueel mijn opstel is wat published subjects betreft (waarbij het me trouwens een raadsel is waarom ze niet published topics heten, maar goed). Juist voor die kortsluiting acht ik het algemeen relevant dat documentaire traditie sterk rust op naamgeving. Inderdaad, in een poging om die beperking op te heffen — wat door schaalvergroting van de toepassing onontkoombaar is — is voor Topic Maps een mechanisme ter verzekering van eenduidigheid ingevoerd. Mijn stelling luidt dat daarin 'dus' niet in voorzien is vanuit het oorspronkelijk fundament. Daaraan kunnen verdere toevoegingen e.d. aan de TM-standaard per definitie niets veranderd hebben, ik bedoel aan dat afwijkend primaat. En daarom, zo beweer ik, kan je je altijd afvragen of die voorziening bijdraagt aan optimale synthese. Daar zet ik vraagtekens bij, natuurlijk omdat metapatroon wel als zodanig structureel opgezet is.
Er ligt dus allerminst een absoluut punt. Zoals je kunt lezen, acht ik Topic Maps in staat tot ondersteuning van allerlei informatievoorziening. Laat ik het vriendelijk zo zeggen, vanaf een zekere schaalgrootte en/of variëteit ben ik niet overtuigd of Topic Maps (nog) optimaal werkt.
Overigens meen ik wel dat Topic Maps juist nu prima commercieel geschikt is. Dat komt omdat het nog keurig aansluit op het heersende paradigma voor informatiebeheer. Daar zorgen nu net de wortels in de documentaire informatievoorziening voor. (Potentiële) opdrachtgevers voelen zich er dus veilig bij. Vaak terecht, maar soms onterecht. Toekomstig zie ik die verhouding omdraaien. Het veilige gevoel dat opdrachtgevers hebben bij hulpmiddelen zoals ze traditioneel werk(t)en, acht ik dus steeds vaker vals. Hoe snel die ontwikkeling verloopt?
Ik kijk verder dan commercieel succes op korte en middellange termijn. Er is behoefte aan infrastructurele voorzieningen voor informatieverkeer. Daarop mik ik met metapatroon. Van de weeromstuit deugt metapatroon voor allerlei complexere informatievraagstukken, deugt althans beter dan wat ik verder ken inclusief voorzover ik Topic Maps snap.
Het verkoopverhaal voor metapatroon is vooralsnog echter lastig. Dat heb je — nou ja, ik dan — met een heuse paradigmawissel. Ik merk nog op dat juist vanwege zo'n wissel het weinig zinvol is om gedetailleerd standaards te onderzoeken die zich onverminderd oriënteren op het oude paradigma, dwz. extrapolatie vanuit geïsoleerd informatiesysteem tot een informatiestelsel. Zo lukt dat nooit; het moet vanuit het noodzakelijkerwijs nieuwe fundament kwalitatief anders.
Zoals ik al aangaf, wij zijn sterk geïnteresseerd in praktische probleemstelling. Wanneer je dus meent dat je er nu al ergens met Topic Maps niet mooi uitkomt, doen wij graag een poging om mogelijkheden voor verdere ontwikkeling te tonen. Heb je een casus?

15.7
Aan nogal wat eisen in de profielschets voldoe ik niet. Dat weet ik meteen wel. Maar ik weet eveneens dat er verder nog niemand begrijpt wat je juist vanuit de zgn. semiotische enneade kunt doen voor ondermeer de gestelde opdracht. Je zou dat gerust de achterstand van de academische wereld kunnen noemen of, wat praktisch op hetzelfde neerkomt, mijn interdisciplinaire voorsprong. Verder zou ik niet weten wie grondiger schreef over de infrastructurele grondslagen van Informatieverkeer in het publiek domein, zeg dus ook maar wat in de advertentie als "Elektronische Samenleving" aangeduid staat. Kortom, zoniet naar de letter, maar zeker naar de geest van de profielschets zie ik er wel wat in. Ik meen echter dat een directe sollicitatie zinloos is; de allereerste slag zou ik immers al missen door kortzichtige beoordeling.

15.8
Paul Jansen en ik hebben een tekst voltooid over zgn. identity management. Identity management distilled is volgens ons extra relevant — en tijdig — omdat we nogal principiële discussie wijden aan raamwerken van ondermeer de Europese Commissie en Microsoft. Dat gebeurt trouwens volgens een lijst met vijftien (handelings)principes voor identiteitsbeheer die wijzelf eerder onder de noemer iDNA-Manifesto opstelden. Dan blijkt dat identity management naadloos moet overgaan in information management in het algemeen.

inleidende opmerking:
De tekstpassage 15.9 sluit aan op 15.4.

15.9
Het valt alsmaar duidelijker op, mij althans, dat aan overheidskant secundaire hopeloos met primaire aspecten verward zijn. Sterker nog, en erger, wat primair telt raakt zelfs compleet verdrongen. Bijvoorbeeld zgn. jeugdzorg. Primair zijn dan de problemen, respectievelijk kansen van het kind, nietwaar? Voor ontwerp tot en met beheer van 'oplossingen' is inderdaad (ook) overheidsorganisatie nodig. Die kan echter nooit méér zijn dan secundair, nota bene altijd àfgeleid.
Met dank voor inzage, jij kreeg nu de volgende reactie op je voorstel voor gewijzigde opzet van het ‘project’ elektronische overheid:

De politiek-bestuurlijke en bureaucratische problematiek waar bij het departement sprake van is, sluit […] niet aan bij problematiek waarin u uw vaardigheden kwijt kunt.

Dat beschouw ik dus als een verdere afleidingsmanoeuvre. Zou zo'n ambtenaar het wellicht zelf niet eens — meer — doorhebben? Het effect is in elk geval dat primaire problemen ònopgelost blijven. Dat is tragisch.
De vraag is wat we er in constructieve zin aan kunnen doen. Je merkt dat argumentatie waarmee je daar een beroep doet op besef van primaire problemen, botweg niet ontvankelijk verklaard wordt. Maar waar kunnen we ànders terecht? En 'meegaan' naar het secundaire vlak is helemaal, zelfs letterlijk, 'zin'loos. Daar raken we onmiddellijk verstrikt.

15.10
Je hebt de smaak van metapatroon helemaal te pakken! Mooi om te zien, vind ik, hoe je via ontwikkeling van een relativistisch referentiekader — inderdaad, theorie —geslaagd op zoek bent naar 'fundamentele' differentiatie. Ik bedoel, wat je aanvankelijk 'ontleedt in relevante factoren' is vervolgens eenduidig beschikbaar voor toewijzing van specifiek gedrag/eigenschappen. Met andere woorden, inderdaad eerst wat moeilijker, maar daarna tenminste eenvoudig. Dus, wat is er nu feitelijk de meest "voortvarende, praktische en pragmatische manier"?
Ja, die behoefte aan continuïteit is natuurlijk realistisch. Het is echter de vraag of 'naam' daarvoor de geschiktste sleutel is (maar het is zeker belangrijk als een herkenningseigenschap).

15.11
U pleit voor een Nederlandse minister voor innovatie, respectievelijk informatie- en communicatietechnologie. In dat verband heb ik een tweevoudig verzoek.
Wellicht wilt u allereerst eens kijken naar de column Minister die ik alweer ruim acht jaren geleden publiceerde in het maandblad Informatie Management? Graag versterk ik daarmee uw initiatief.
Ten tweede zou ik u graag op korte termijn eens spreken. Mijn analyse luidt — zie voor een uiterst beknopte weergave mijn recente opiniebijdrage aan het weekblad Automatisering Gids van 7 april j.l. (beschikbaar via onthapering.htm) — dat de noodzaak van informatiekundige vernieuwing ontkend blijft door ‘onze’ bestuurders (politici, maar vooral hogere ambtenaren). Kunnen we aub overleggen wat daaraan constructief valt te verbeteren? Gelet op uw lidmaatschap van het Europees Parlement vermeld ik dat infrastructuur voor ‘informatieverkeer in het publiek domein’ òngeacht landsgrenzen geldig kan (moet?) zijn. Zo kunt u juist onder Europese noemer een impuls geven aan — onder meer — de ontwikkeling van de zgn. elektronische overheid voor Nederland (maar dus ook voor alle overige lidstaten). ‘Hier’ zit het helaas muurvast, alle retoriek ten spijt.
Mocht u zich voorafgaand aan een gesprek nader willen oriënteren, dan verwijs ik u daarvoor naar mijn website (www.informationdynamics.nl/pwisse).
Voorts wijs ik u erop dat ik dit als een 'open brief' beschouw, want ik benader u in uw publieke functie over een publiek onderwerp.
Ik kijk naar uw spoedige reactie uit.[11 mei 2006, emailbericht aan E. Mastenbroek, lid van het Europees Parlement voor de Partij van de Arbeid]

inleidende opmerking:
De tekstpassage 15.12 sluit aan op 15.4 en 15.9.

15.12
Wees eerlijk, je zag zelf aan de allereerste reactie al af dat er een kluitje over je heen suisde om je in het riet te laten verdwalen. De rest was daarom vooral jouw experiment in sociale psychologie, ofwel hoelang vindt 'de directeur' het nodig om op jouw voortgezette berichten te reageren? De uitkomst vind ik toch wel verrassend. Je krijgt alsmaar antwoord, zelfs nagenoeg per omgaande. Daarvoor heb ik (nog) geen verklaring. Heb jij die?
Ik vrees overigens dat hij meent wel degelijk over 'het onderwerp' met jou te communiceren. Nou ja, wat hij het onderwerp vindt. Dat is dus — zou me niet verbazen trouwens, als dat 'gewoon' de verklaring is — dat hijzelf het allemaal geweldig doet. Maar voor wat wij het onderwerp vinden, is hij volkomen blind, of houdt hij zich zo. Nogmaals, ik vrees dat hij het niet eens 'ziet.' Want hoe kan je met zelfs maar een beetje informatiekundig inzicht volhouden dat wie/wat dan ook zou toezijn aan implementatie? Dan ben je gevaarlijk optimistisch over ontwikkelresultaten. Want zij die er dan? En voorzover ze er zijn, zijn ze geïntegreerd getest, dwz op noodzakelijke stelselmatigheid?

15.13
Meteen na het verschijnen ervan leek het mij al nuttig om de Burgerservicecode nader te analyseren. Nu is dat er samen met dr Paul Jansen van gekomen. Uitgaande van ons 'eigen' iDNA Manifest hebben wij nogeens drie, zeg maar, referentiekaders voor identiteitsbeheer (identity management) met elkaar vergeleken. Daarbij hebben wij dus tevens e-Citizen Charter betrokken.
Inmiddels is ons Engelstalige artikel geaccepteerd voor en gepubliceerd in de wetenschappelijke reeks PrimaVera van de Universiteit van Amsterdam; zie Identity management distilled, a comparison of frameworks. De twee andere kaders zijn afkomstig van Microsoft, resp. Europese Commissie zodat ons artikel internationaal ruime belangstelling verkrijgt.
Mocht je ons artikel echter nog niet opgemerkt hebben, dan beveel ik het je hierbij van harte aan. Wij ontwikkelen er talloze aanknopingspunten voor verbetering mee, zeker niet in de laatste plaats voor de Burgerservicecode.
Wij bieden ons vergelijkend artikel natuurlijk graag aan het Forum van Burger@Overheid.nl aan; vooralsnog veronderstel ik dat het via jou het vlotst verloopt. Aarzel ajb niet ook andere betrokkenen erop te wijzen.
Graag ontvangen wij ook jouw reactie op onze constructieve bijdrage aan burgerlijk informatiebeheer.[23 mei 2006, emailbericht aan directeur van Burger@Overheid.nl]

15.14
Als vervolg op ons contact van vanochtend stuur ik u op uw verzoek graag een inleidende tekst: On benefiting from Metapattern.
Gelet op de korte duur van ons telefoongesprek vanochtend waren slechts luttele trefwoorden onvermijdelijk, waarop u reageerde dat “informatiemodellering” niet uw specialisme is. Nu begrijp ik uiteraard dat het voor de meeste berichten erop aankomt om ze zo spoedig mogelijk het passende vakje te stoppen; dan loopt verdere afhandeling doorgaans optimaal.
De kans op wezenlijke vernieuwing blijft aldus echter onopgemerkt. Daarvoor bestaat immers per definitie nog geen vakje. Zo lijkt het mij (tevens) ICTRegie’s opdracht juist dergelijke kansen te herkennen en bijbehorende ontwikkeling te bevorderen.
Ik beweer met metapatroon zo’n paradigmatische vernieuwing ontworpen te hebben. Ja, het betreft informatiemodellering. Maar vanuit een kwalitatief rijker ‘wereldbeeld’ raakt metapatroon feitelijk alle aspecten van informatievoorziening, dus tot en met opgaven voor kerninformatica.
Vanwege metapatroons verreikende strekking doe ik hierbij een uitdrukkelijk beroep op u om onderstaande tekst niet onmiddellijk aan zo iemand als een gespecialiseerd vakcoördinator bij ICTRegie door te sturen, maar allereerst zèlf te bestuderen.
[…] Als Nederlander probeer ik nogmaals of ik mensen in mijn eigen land wakker kan krijgen. Daarom benader ik u in uw positie op een kruispunt van overheid, wetenschap en bedrijfsleven. Graag zet ik met u verkenning naar baanbrekende vernieuwing op basis van metapatroon voort.[8 juni 2006, emailbericht aan directeur van ICTRegie]

15.15
Wat Jaap van Rees’ Theorie van de Informatieruimte betreft, voorzover ik het herken gebruik jij die 'slechts' voor verbeelding van twee verschillende (informatie)rollen van een actor: toon, respectievelijk kijk. Ik waag de overeenkomst te trekken met wat ik (zie Semiosis & Sign Exchange) sign engineer, respectievelijk sign consumer noem.

15.16
Volstrekt algemeen geldig meen ik dat informatievoorziening zonder identiteitsbeheer geen … informatievoorziening is. Met andere woorden, we gebruiken nu de term stelsel even om inderdaad aan te geven dat we op de inmiddels reële maatschappelijke schaal van samenhangende informatievoorziening een kwalitatief andere benadering nodig hebben. Maar zodra we die overgang gemaakt hebben, wat blijkt? Dan is ineens alles op onze oude schaal óók als stelsel herkenbaar in de zin van onlosmakelijk identiteitsbeheer. Okee, stelseltjes, maar toch.
Buchler vestigde zijn metafysica van natuurlijke complexen op dat door-en-door relationele idee. En precies daarom vind ik zijn aanzet (ook) relevant voor civiele informatiekunde.

15.17
Een bijeenkomst lijkt mij ergens toe kunnen leiden, zelfs tot heel veel resultaat, indien 'ze' eraan beginnen met het idee dat wij kunnen helpen om een probleem-zoals-zij-dat-ervaren op te lossen. Anders is het, en blijft het bij, een beleefdheidsbezoek. Dus, mochten zij ergens een concrete opdracht hebben/kunnen krijgen voor beheersing van betekenisvariëteit èn nog op zoek zijn naar een solide aanpak, ja, dan kan een bijeenkomst zeer beslist zeer lonend zijn voor àlle partijen.

15.18
Mijn positieve indruk luidt dat er alweer meer begrip ontstaat, hier en daar, dat een losse verzameling brokjes nog lang geen samenhang vertoont. Mijn negatieve indruk is dat iedereen zich vooralsnog verschuilt; er gebeurt dus nog helemaal niets 'op weg naar' stelselmatigheid. Kortom, De klacht van de Keten geldt helaas onverminderd. Is er daarom iets mis met die klacht? Integendeel. De operationele vraag is waar een productief begin mogelijk is.

15.19
Over jullie noemer complexiteitsreductie sudderde ik nog wat door. Ik veroorloof me wat verdere opmerkingen over aanpak. Het is natuurlijk overduidelijk dat pappen-en-nathouden niet gewerkt heeft en ook nooit gáát werken. Daarom benadruk ik zo de noodzaak van stelselmatig overzicht. Je moet op relevante schaal zgn. variëteitbeheersing gevestigd krijgen. Nu is die schaal inmiddels … maatschappelijk in reikwijdte (nog afgezien van internationale verbindingen). Met andere woorden, wat het noodzakelijke overzicht inhoudt moet met die open, stelselmatige schaal van informatievoorziening rekening houden. Klopt, géén blauwdruk. Precies voor bedoelde onvoorspelbare dynamiek heb ik als geformaliseerde methode voor beheersing van (informatie)variëteit metapatroon ontwikkeld. Metapatroon is thans de énige methode die orde kan scheppen in de principiële betekenisvariëteit. Ik heb eigenlijk geen enkele concurrentie :-) maar juist dat lijkt acceptatie vooralsnog te bemoeilijken.
De crux vind ik dat variëteitbeheersing feitelijk het kader moet vormen voor succesvolle complexiteitsreductie. Want pas als je dankzij metapatroon overzicht verkrijgt over reële variëteit èn hoe je die kan — gaan — beheersen, lukt het om complexiteit gericht, zonodig stap-voor-stap te reduceren. Dan is elke reductiemaatregel gewoon ráák, terwijl je tegelijk het risico vermijdt van doorschietende betekenisnivellering. Want differentiatie is natuurlijk vaak uiterst functioneel; het gaat erom precies te weten welke verschillen vooral behouden moeten blijven, respectievelijk wat voortaan gelijkgeschakeld kan zijn.
Ik zou graag in de gelegenheid zijn te tonen hoe dat praktisch werkt. Dat kan, zoals ik zei, met allereerst een voorbeeld van een samenhangend conceptueel model, maar ook met een wèrkende proefopstelling waarin enkele van jullie bestáánde informatiesystemen, zeg maar, semantisch geschakeld zijn. Ik herhaal mijn aanbod voor een gratis ‘monster’ (omdat ik ook wel begrijp dat mijn kwalitatief andere benadering — wezenlijk stelselmatig — nog aan gezag moet winnen).

15.20
Wat de hoofdlijn betreft, wie heeft er hoofdpijn van wanorde door gebrekkige of zelfs ontbrekende integratie tot informatiestelsel? Dat is een mogelijke, meteen grote opdrachtgever.

15.21
Wie metapatroon bestudeert, herkent gauw dat nogal wat mensen met oplossingen voor nogal wat schijnproblemen worstelen. Het werkelijke probleem is echter helemaal niet zo groot. Maar je moet het dus wel 'zien.'
Daarom is het wezenlijk om voor de huidige informatieschaal over de passende methode te beschikken. Ja, het is in de praktijk altijd nog lastig genoeg om informatievoorziening onder controle te krijgen.
Maar, even een wedervraag, hoe kan dat ooit zònder in- en overzicht lukken? Dus, wat vormt de kern? Informatiekundig gezien zijn daarentegen pogingen tot — het vestigen van — stelselmatigheid die tot technische voorzieningen beperkt blijven allemaal hopeloos tot mislukken gedoemd. Dat zijn pogingen tot complexiteitsreductie, maar zònder onderbouwende notie van variëteitbeheersing. Ongetwijfeld goedbedoeld, nou ja, soms, maar hopeloos amateuristisch.
Hoe ver moet verlies, zowel materieel als immaterieel, oplopen voordat het aantoonbaar passende alternatief de kans krijgt? Wat kan ik meer doen dan aandacht vragen voor wat au fond grootschalige, echte problemen van andere partijen zijn? Zijn de dienstverleners, academici enzovoort allemaal zo benauwd om uit de gunst van — potentiële — opdrachtgevers, respectievelijk sponsors te raken, dat zij de nieuwe informatieruimte niet durven aanwijzen?

15.22
Als vervolg op onze ontmoeting, gisteren, beantwoord ik hierbij jouw uitnodigende vraag naar enige nadere toelichting op — mijn kijk op — stagnatie en, natuurlijk nog belangrijker, constructieve ontwikkeling van elektronische overheid en zo verder naar informatieverkeer in het publiek domein.
Mijn website kan je opvatten als open archief van mijn publicaties. Daar vind je ondermeer een afschrift van mijn opiniebijdrage aan Automatisering Gids van 7 april j.l.: Voor ‘onthapering’ is civiele informatiekunde onmisbaar. Ik schets daarin kortweg hoe helaas alom nog verwarring, of zeg maar rustig onwetendheid, heerst over de kern van het informatievraagstuk op de schaal van de elektronische overheid. “Daardoor lijkt het alsof er uitsluitend een bestuurlijk probleem aan de orde is.” Of zoals ik opmerk in een àndere korte tekst, Domweg naar de elektronische kloof: “Van de weeromstuit lijkt het alsof er louter een bestuurlijk probleem bestaat. Zeker, dat probleem is er ook (en gaat ook nooit weg). Maar dat mag het zicht niet ontnemen op wat we wel degelijk in informatiekundig opzicht structureel kunnen oplossen.”
Voor Automatisering Gids schreef ik overigens een verdere opiniebijdrage. Daarin vermeld ik de recente visitatie van ICTU als “een ander voorbeeld van het bestuurlijke circuit, dat tot dusver helaas ondoordringbaar blijkt voor zindelijke informatiekundige bijdragen aan ontwikkeling van infrastructuur voor informatieverkeer in het publiek domein.” Mocht je alvast geïnteresseerd zijn in mijn uitgebreide analyse van Visitatierapport ICTU, zie Visitatie zonder visie.
Mijn noemer voor de structurele oplossing heet civiele informatiekunde, met metapatroon als methode voor het noodzakelijk vestigen van zgn. stelselmatige betekenisordening. Een oriëntatie op metapatroon tref je aan in On benefiting from Metapattern. Ik verwacht natuurlijk helemaal niet van beleidsmedewerkers dat zij metapatroon uit-en-te-na gaan begrijpen. Wel verwacht ik dat ze eindelijk hun kop uit het zand tillen. Je moet beleidsmatig begrip opbrengen voor reële variëteit, nota bene, nu dus vooral óók in informatiekundig opzicht. Verder zou je het (weer) aan de vaklui moeten kunnen overlaten. Toegegeven, voorlopig is het probleem echter (ook) dat er nog vrijwel geen informatiekundigen zijn die passende variëteit op stelselschaal kunnen helpen vestigen. Als dat zo is, ligt dáár echter prioriteit, te weten bij vorming opleiding van civiel informatiekundigen. Leid ajb de aandacht niet af door gehamer op bestuurlijke complexiteit. Versterk de waan niet dat we primair een bestuurlijke oplossing nodig hebben.
Zodra je dankzij metapatroon wel degelijk gevoel opdoet voor de stelselmatige dimensie, herken je pas hoezeer allerlei maatschappelijke aspecten beïnvloed raken. Klopt, daar hoort het bestuurlijk aspect nadrukkelijk bij, maar dat moet dus mééspelen in veranderlijke samenhang. Nu kan je vanuit een beleidspositie wel zeggen, “nee, dat is allemaal tegelijk véél te ingewikkeld. Daarom doen we het in kleine stapjes.” Als je zo redeneert, verkeer je blijkbaar in de illusie dat je stúúrt, terwijl je hoogstens wat kunt bijsturen. En inderdaad, zelfs bijsturen lukt doorgaans slechts pèr stap(je). Maar wat is ook alweer de overkoepelende richting voor elke stap? Dat vergt inzicht in dynamiek van de informatiemaatschappij. Als jullie daarvoor een wèrkelijk steekhoudende visie hanteren, is dat overzicht kennelijk een goedbewaard geheim.
Wat ik bijvoorbeeld sterk zie veranderen is het persoonlijk informatiebeheer. Ook daarover schreef ik, ditmaal samen met Paul Jansen, een opstel: Identity management distilled. Daarin vergelijken wij ons eigen zgn. manifest voor bedoeld persoonlijk informatiebeheer met wat Microsoft (The Laws of Identity) en de Europese Commissie (PRIME) voorstellen. Tevens analyseren wij de Nederlandse Burgerservicecode, die er als een sterk verouderd referentiekader afkomt.
Ik veronderstel graag dat je zulk gratis advies verwelkomt. Je begrijpt stellig dat ik nog liever opdracht verkrijg voor serieuze aanpak.[21 juni 2006, emailbericht aan een medewerker van de directie Innovatie en Informatiebeleid Openbare Sector, ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelatie]

15.23
Inmiddels bedacht ik (ook) een opstel te schrijven over — een fundamentele vergelijking van — metapattern en object-role modeling. Mijn idee over ORM is dat er qua methode helemaal niet zoveel mis mee is — ik druk me wat losjes uit :-) — maar dat de, zeg maar, kennistheoretische aanbevelingen voor toepassing ervan nodeloos beperkend zijn. Ofwel, ik zie best dat je met ORM vergaand kan doen wat je zelfs principieel met metapatroon kunt, maar daarvoor moet je wel je ontwerphouding aanpassen. En inderdaad, onder de noemer van gedrag past in het conceptuele informatiemodel m.i. ook — aanwijzingen voor — werkstroom. De crux van metapatroon is zelfs de algemene schaal, dwz het omspant domeinen, of hoe je taalspelen, communities of practice enzovoort ook wilt noemen.

15.24
Op 30 juni 2006 plaatst Automatisering Gids een verdere opiniebijdrage van mijn hand. Voor jou niets nieuws. Voor de zoveelste keer de riedel dat bestuurders elk probleem louter in bestuurlijke termen opvatten.

15.25
Zoals NRC Handelsblad onlangs verslag deed van een interne computerstoring acht ik illustratief voor 'heersend' onvermogen. Die kans op agendering benut ik graag. Ik stuur u mijn commentaar Krant met ontwikkelkramp overigens niet zozeer voor plaatsing. Beschouwt u het vooral als dringend advies voor aanpassing van uw redactionele koers, te weten met deskundige aandacht voor ontwikkelingen in de zgn. informatiemaatschappij. Mocht u daarover tijdens een gesprek nader van gedachten willen wisselen, dan zie ik uw uitnodiging daarvoor graag tegemoet.
Ik neem aan dat u hoe dan ook even reageert. Voor het geval uw emailadres onverhoopt onjuist is, verzoek ik hierbij uw opinieredactie u dit bericht door te sturen.[22 juni 2006, emailbericht aan de hoofdredacteur van NRC Handelsblad]

15.26
Mijn voornaamste werk — met mijn r&d tweemanszaak; dr Martijn Houtman is medewerker — bestaat eruit om eenduidigheid gevestigd te krijgen in (informatie)variëteit. Dat lukt methodisch met wat ik metapatroon noem, te weten verbijzondering van context — en, nota bene, tijd — als ònlosmakelijk onderdeel van informatie. Zo kan je met één hetzelfde informatiestelsel betekenis naar behoefte differentiëren. Voilá, eenduidigheid. Zie ter oriëntatie verder de beknopte tekst On benefiting from metapattern waar je desgewenst verwijzingen naar specifieke toelichting vindt. Omdat jij de aanduiding ‘community of practice’ gebruikte, citeer ik alvast:

[U]nambiguous modeling is made possible across so-called universes of discourse (also read: communities of practice). Metapattern features a qualitatively enhanced, comprehensive order of integration, answering to practical requirements for authentic, reusable information resources to span people, organizations, processes, perspectives, etc.

15.27
Ik haak graag wat uitgebreider in op jouw afkondiging van de spreker tijdens het recente seminar, te weten dat — als ik me jouw opmerking tenminste goed herinner — hij maar beter kon ophouden met het opstellen van een ontologie bij zijn werkgever.
Ja, ik ben dat helemaal met je eens zolang je voor een dergelijk informatiemodel simplistische, simplificerende uitgangspunten hanteert. Dat werkt natuurlijk nooit!
Maar volgens mij betekent voor informatiemanagement het woord 'ontologie'
dus praktisch gewoon informatiemodel. Jij beweert toch niet dat we voor alsmaar complexere informatiestelsels domweg moeten vergeten dat een zowel rigoureus als relevant informatiemodel überhaupt mogelijk is? Als dat zo is, neem je informatiemanagement/-kunde als discipline niet (meer) serieus.
In elk geval wekte jij zo bij mij de indruk dat je niet of nauwelijks volgt wat ik onder noemers van metapatroon en semiotische enneade ontwikkelde. Zeg ajb maar ronduit als je meent dat ik overgevoelig reageer.
Metapatroon is nu precies een methode voor beheersbare eenduidigheid, of wel passende (informatie)variëteit onder omstandigheden van betekenisverschillen. Op maatschappelijke schaal zijn zulke verschillen onontkoombaar. De behoefte aan zo'n methode lijkt mij daarom evident. Ja, dat vind ik teleurstellend, als het klopt dat niemand van de vakgroep zich erin verdiepte, want ik mag zeker dáár toch wel minimale academische interesse verwachten voor een heuse kwaliteitssprong in informatiemanagement. Ook — wat ik meen te kennen als — jouw eigen accent, organisatorisch leren, verkrijgt met toepassing van de semiotische enneade overigens beduidend extra reliëf. Dat heeft alles te maken met de synthese die de enneade inhoudt met zowel sociale als cognitieve psychologie (want 'motief' is een structureel element).
Nee, noem het ajb geen frustratie van mijn kant. Al is dat (inmiddels) ongetwijfeld (ook) wáár, het leidt nodeloos aandacht af van wat ik meen redelijkerwijs aan 'samenwerking' te mogen verwachten. Nu begrijp ik prima dat iedereen het reuze druk heeft. Maar zo langzamerhand lijkt het mij toch wel verstandig wat tijd te besteden aan wat ik als nieuw paradigma voor gevarieerde betekenisordening bedacht èn allang uitgebreid documenteerde. Zo wijs ik er elders graag op dat mijn baanbrekende onderzoek gedeeltelijk gebeurde aan de Universiteit van Amsterdam. Wat ga je antwoorden als ze jou ernaar vragen? Als het goed is, beschik je over een exemplaar van mijn proefschrift en verder kan je allerlei PrimaVera working papers erop nalezen. Zie ter oriëntatie wellicht allereerst On benefiting from Metapattern. Op mijn website staat trouwens nog veel meer, zoals het opstel Dia-enneadic framework for information concepts waarin ik formeel de communicatieve variëteit uitwerk waarmee de spreker zo worstelde in zijn voordracht.
Nogmaals, ik begrijp best dat een voorstel voor nieuw referentiekader niet meteen kan doordringen. Juist daarom vind ik het echter nodig om te blijven áándringen. Beschouw het als hulpaanbod.
Zodra je snapt dat metapatroon baanbrekend is, herken je stellig dat IM, PrimaVera e.d. zich er met vrucht actief mee kunnen associëren. Klopt, dat is in de omgekeerde richting tevens in mijn belang. Vandaar samenwerking.
Intussen blijf ik constructieve toelichtingen uitwerken. Zo ontwikkelde de Amerikaanse filosoof Justus Buchler pakweg vijftig jaar geleden een metafysica (nb! lees óók: ontologie, maar daar algemeen in de betekenis van basisstructuur van wereldbeeld) van zgn natural complexes. Daarmee wijst ook Buchler op reële variëteit. Vervolgens kan ik aantonen dat zijn metafysica prima modelleerbaar is met metapatroon. Hoe fundamenteler moet ik het belang van zo'n wezenlijk rijkere modelleermethode onderstrepen?
Je kunt er ook voor kiezen om ook in de toekomst helemaal geen aandacht aan metapatroon enz. te schenken. Dat zou ik om talloze redenen erg jammer vinden. Dat begint er dan mee dat we geen zindelijke discussie kunnen voeren over jouw kritische opmerking over ontologie (zie de aanhef van dit bericht). Ik herhaal dat ik je wellicht verkeerd begreep, maar je leek het m.i. meest overheersende informatievraagstuk van deze tijd simpelweg te willen ontwijken. Dat lijkt me een slecht idee. Zeker omdat ik alweer enkele jaren geleden de oplossingsrichting in positieve zin aanwees, wijs ik je daar graag op.
Ik verwacht, en kijk uit naar, discussie met informatiekundige argumenten.[25 juni 2006, emailbericht aan medewerker van de vakgroep Informatiemanagement, Universiteit van Amsterdam]

15.28
Voor informatievoorziening heeft de bouwmetafoor beperkte waarde. Althans, wat het overgeleverde referentiekader voor de gebouwde omgeving betreft. Inmiddels bestaat (ook) beïnvloeding in omgekeerde richting, te weten dat het alweer rijkere referentiekader voor informatieverkeer (mede) bepaalt hoe 'de bouw' beschouwd wordt. Je kunt van hem zeggen wat je wilt, maar aan de bouwkundige kant heeft Koolhaas die omkering in de gaten. Dat documenteerde ik in een column, Welkom, die opzettelijk eindigt met de term informatieruimte. Ik las die column trouwens nogeens; na de zoveelste uitschakeling van het Nederlands voetbalelftal tijdens een zgn eindtoernooi is de aanhef alweer actueel. :-) Wat ik destijds probeerde, is om in die column netzo neurotisch van de hak op de tak te springen als de aanhef aankondigt. Dat kunstwerk bleek helaas niet besteed aan de hoofdredacteur van Informatie waarvoor ik met dat slotwoord als titel vervolgens maar een brave, nagenoeg eendimensionale versie opstelde, Informatieruimte dus.

15.29
 Het bestek is hier tekort om de wereldbeschouwelijke kern toe te lichten die dergelijke rolverbijzondering à la object-role modeling principieel onderscheidt van hoe metapatroon eenduidige gedragsbepaling faciliteert. Als voorschot op mijn eventuele opstel, mijn indruk van ORM is dat 'het' object daar als ware autonoom verantwoordelijk is voor zijn rollen. Volgens metapatroon bepaalt de situatie welke objectrol annex objectgedrag passend is. Het gevolg van de gewijzigde aanname is verstrekkend. Bij metapatroon verschuift de nadruk naar situatiemodellering ... wat vervolgens weer gewoon neerkomt op objectmodellering ... maar anders ... namelijk voorzien van eenduidigheid vanuit steeds een situatie in kwestie.

15.30
Over de heersende bestuurscultuur, ik vrees dat liberale retoriek een primitief egoïsme verhult.

15.31
Dat lijkt me een te gehaaste metafoor, te weten volgens jouw eigen perspectief. Jij denkt dat bestuurders last hebben van wat onder hun verantwoordelijkheid — volgens jou! — misgaat. En mochten zij dat onverhoopt nog niet hebben, dan zou jij ze duidelijk kunnen maken wat er mis is, zodat ze die last vervolgens wel degelijk ervaren. Zo zie ik dat trouwens ook, hoor.
Maar nee, zij sluiten zich principieel af. Voor wie weigert iets als probleem te beschouwen, bestaat het domweg niet. Dat is pathologisch. Ken je werk van Manfred Kets de Vries? Lees één boek van hem — ze komen allemaal op hetzelfde neer — en verlies nog wat meer van je organisatorische onschuld.

15.32
Eén dwaas kan ... Ook helemaal niets nieuws ... Wat mij betreft gaat het om de zoveelste bedrijfskundige flauwekul. Alsof de ondervraagde managers enig verstand hebben van informatiekundige oorzakelijkheid. Nogal logisch dat in verhouding "informatierijke bedrijven als financiële dienstverleners veel beter presteren." Zij hebben de wereld immers tot één enkele dimensie versimpeld, geld. Ga het ook eens ergens ànders vragen! Want voor niet-financiële dienstverleners ligt het daarentegen juist extra ingewikkeld.
In zijn aangehechte oproep volhardt de klussende hoogleraar in een strikt organisatiecentrische benadering. Hij gaat dus nog voorbij aan wat wezenlijk is voor de huidige informatietechnologie, te weten wereldwijde, instant verbindelijkheid. Welkom infrastructuur!

15.33
Naar aanleiding van je kanttekening dat de lovende Amazon-bespreking door J.R. Collins van Metapattern wellicht pas nuttig is "als duidelijk is wie/wat deze recensent is..." wil ik wat principieels kwijt. Onze houdingen en bijgevolg gedragingen verschillen blijkbaar nogal. Ik zal proberen dat vanuit mijn perspectief te verwoorden, anders dan strikt persoonlijk kan immers ook niet.
Dat perspectief betreft — nota bene, dus mijn eigen indruk van — metapatroon als onontkoombare bijdrage aan vernieuwing in het informatiekundige vlak, mèt alle wisselwerking met overige aspecten van persoonlijke levenssfeer tot en met maatschappelijk verkeer. Dan vind ik zelfs kenmerkend voor wezenlijke vernieuwing dat aanvankelijk nog helemaal niemand beschikt over een reputatie. Sterker nog, de strijd gaat er nu juist om zo'n reputatie te vestigen. Indien je een uitvinder dus vraagt om bewezen toepassingen, gereputeerde evaluaties enzovoort, klinkt dat weliswaar gedegen en reuze verantwoord, maar wek je op diezelfde uitvinder hoogstens de teleurstellende indruk dat je domweg mist wat vernieuwing betekent.
Ook al bedoel je het stellig anders, feitelijk help je gevestigde (wan)orde handhaven. Zolang iedereen wacht totdat de recensent een gevestigde reputatie heeft, … gebeurt er niets. Want zo’n verlangde reputatie heeft (ook) zij/hij pèr definitie niet. Anders zou zij/hij nooit de moeite van studie van zoiets wèrkelijk nieuws als metapatroon en vervolgens zelfs voor het schrijven van zo'n boekbespreking genomen hebben. Nogmaals, in afwachting van reputatie blijft alles bij het problematische oude; nergens komt een opening voor vernieuwing.
Vraag niet wat reputatie kan doen voor jou, maar wat jij kan doen voor reputatie!

15.34
Tijdens ons laatste gesprek, enkele maanden geleden, zei je terecht dat je mij (en mijn bedrijf) zakelijk niet kunt voortrekken. Het is echter wel zo, zoals jijzelf dus allang inziet, dat wij met metapatroon (ook) voor het ministerie en 'omstreken' een hardnekkig informatievraagstuk kunnen helpen oplossen, waarvoor verder nog niemand zelfs maar een notie heeft. Het lijkt me daarom zeker geen kwestie van 'voortrekken,' indien ik daarover allereerst nader in gesprek kan raken. Integendeel, daarmee is eerst en vooral algemeen, maatschappelijk belang gediend.
Zou je dat ajb willen voorstellen aan je collega 'die erover gaat'? Of vind je het een beter idee wanneer ik hem zelfstandig benader? Zo ja, dan benut ik daarvoor in dit geval het liefst de weg via de bewindslieden. Want vroeg of laat rijst er (weer) een politiek probleem, dat ze zo tenminste kunnen vermijden.

15.35
Mijn reden voor contact met u is dat ik een 'kampioen' zoek. Daarmee bedoel ik een partij die een wezenlijke zet kan geven aan zgn. verspreiding van een vernieuwing. Mijn indruk is dat uw adviesfirma voldoende invloed heeft om, zeg maar, iets-met-verstrekkend-potentieel zodanig te agenderen dat er daadwerkelijk bijbehorende actie volgt.
Wat ik voorstel onder de noemer metapatroon acht ik zeker verstrekkend. En van firma’s met zulke invloed zoals uw information technology trend watching institute ken ik er maar weinig.
Mijn veranderkundige probleem zie ik eruit bestaan, nogmaals, dat wat ik voorstel niet enkelvoudig valt te positioneren. Daarover schreef ik ooit in het kort Vernieuwing als dynamiek van theorie, techniek en toepassing. Ter inleiding noem ik hier dat het erop neerkomt dat vernieuwing van allerlei toepassingen als voorwaarde feitelijk acceptatie van nieuwe theorie vergt, wat dus de opgave extra lastig maakt.
Het valt u stellig op dat de termen "theorie, techniek en toepassing" allemaal met een t beginnen. Toegegeven, dat is een flauw trucje, maar zo kan ik nu ook wel aardig aangeven welk wezenlijk belang ik aan uw bemoeienis hecht. Zo beginnen de termen "trend" en "toekomst" eveneens met een t.
Wat ik allereerst zou willen verkennen is in hoeverre uw belang parallel kan lopen met dat van mij. Ik ga ongetwijfeld te kort door de bocht, maar poneer als aanzet de veronderstelling dat u erbij gebaat bent om nieuwe trends te identificeren, duiden enzovoort. Dus, als bijna iedereen een paradigmawissel als bedreigend ervaart, ontdekt u er volgens mij juist uw kans in.
Welnu, mijn claim voor metapatroon is dat het een majeure, nieuwe trend vertegenwoordigt. Als u me mijn enthousiasme veroorlooft, daar kunt u weer jaren mee vooruit. Maatschappelijk-culturele pluriformiteit, zeker op internationale schaal, is immers een feit, punt. Maar in het vlak van informatietechnologie kunnen we nog niet integraal beheersbaar voorzien in daarvoor benodigde zgn. passende variëteit. Nee, het semantisch web is 'plat.' Metapatroon is daarentegen geoptimaliseerd voor balans tussen 'identity and difference' die samen het weefsel van pluriformiteit vormen. U kunt de trend verifieerbaar illustreren. Of omgekeerd geformuleerd, als ik het mag suggereren, het is een trend die u niet had willen missen.
Opnieuw kort door de bocht, "de value die [ik] uit het contact wil halen" is in eerste aanleg dat u nagaat of ik met mijn werk (uitgewerkte modelleermethode, werkend platform) inderdaad voor herkenbaar wijs op een onontkoombare trend/toekomst voor, groots gezegd, de informatiemaatschappij.
Zo ja, dan neem ik aan dat u daarop uit eigen belang uw relaties gaat wijzen via diverse kanalen. Het effect daarvan, zo realistisch ben ik gewoon, is natuurlijk talloze malen groter dan wanneer ik dat zelfstandig doe vanuit mijn positie. En van alle, zeg maar, dominosteentjes die dan vallen, zijn er heus altijd wel een paar bij die voor mij in de juiste richting vallen. Zonder 'kampioen' valt er echter helemaal niets, of nauwelijks iets. Dat schiet niet op. Na de innovator is nu de beurt aan de champion.
Uiteraard bent u meer dan welkom om uw relaties (ook) meteen concreet op metapatroon te wijzen. Mijn idee is echter dat onze belangen veel verder parallel kunnen lopen dankzij nog principiëlere insteek, te weten volgens de t van trend en toekomst. In zo'n ruimer perspectief, zo zie ik dat tenminste, verkrijgt metapatroon enz. pas vanzelfsprekend plaats.
U vraagt tevens naar "een compelling reason." Daarvan heb ik er diverse. Het meest dichtbij is dat ik dóór wil met mijn bedrijf voor informatiekundig onderzoek & ontwikkeling; de schoorsteen moet roken. Aan de andere kant ervaar ik het — hoe vermijd ik om melodramatisch te klinken? — tevens als burgerplicht om bijdragen te leveren aan ontwikkeling van infrastructuur voor informatieverkeer in het publieke domein; ik weet hoe vast dat momenteel zit, althans in Nederland, maar vermoedelijk is dat elders helaas niet anders. Dergelijke redenen acht ik met elkaar verbonden, omdat mijn bedrijf aan professionele bijdragen aan infrastructuurontwikkeling gewoon moet kunnen verdienen.
Van mijn kant ben ik natuurlijk zeer benieuwd naar uw verdere introductie. Ik besef maar al te goed dat ik vanuit verwachtingen contact opnam met uw bedrijf, die niet kunnen stoelen op gedetailleerd inzicht in wat u doet, hoe dat gebeurt, enzovoort.

15.36
Eén van uw belangrijke vervolgvragen luidt hoe ik eraan denk te verdienen. Allereerst wijs ik erop dat het niet slechts gaat om de t van theorie, maar nota bene in samenhang óók om de t van technologie èn de t van toepassing. Met metapatroon en KnitbITs is dus bijbehorende methode, respectievelijk operationeel platform beschikbaar. Het werkt gewoon, punt. Maar inzet van methode in combinatie met platform werpt uiteraard pas vruchten af met de nieuwe theorie als referentiekader.
Zulk onderling verband is overigens niets nieuws. Bijvoorbeeld, mobiliteit op basis van autotechniek nam pas een vlucht — ik onthoud me hier van een waardeoordeel over die ontwikkeling — dankzij een karakteristiek vervoersparadigma, te weten een àndere kijk op vervoer dan met paard-en-wagen. Daarvoor bleef het behelpen. (Zo las ik laatst dat zich met paarden niet of nauwelijks ongelukken voordeden; zij vermijden botsingen. Dat kan je van auto’s niet bepaald zeggen, de meeste bestuurders ten spijt.)
Ten tweede, zodra je eenmaal anders kùnt kijken, herken je pas hoe ongelofelijk veel werk er ligt en verder ontstaat. Neem een onderneming van een beetje omvang en complexiteit. De informatiehuishouding is daar een rommeltje. Want er heerst nog geen expliciete semantische orde, zachtjes uitgedrukt. Enerzijds wordt vaak informatie gestandaardiseerd, terwijl juist nuances toegevoegde waarde dragen. Anderzijds blijft informatie vaak nodeloos verschillend, dus gedupliceerd, dus onbetrouwbaar, dus van ontoereikende kwaliteit, dus kost het beheer meer, dus onveiliger …
Goed, dat is dan nog maar één enkele organisatie. Op de schaal van zoiets als de elektronische overheid kan het zelfs überhaupt nooit wèrken zonder de stelselmatige betekenisordening à la metapatroon. Dat is domweg informatiekundige constructieleer, maar wèl een nieuwe leer, te weten aangepast aan nieuwe wetmatigheden die ontstaan zijn door de mogelijkheid om voorheen verspreide, geïsoleerd werkende informatiesystemen stelselmatig te koppelen (èn door het politieke doel van eenmalige informatieverstrekking; maar ja, dat is iets dat elk bedrijf ook graag voor zijn klanten wenst).
Maar strikt technische koppelingen vestigen nog lang geen stelselmatige betekenisordening; ongecoördineerd vormen zij daarvoor zelfs een regelrechte bedreiging. Zoals gezegd zijn met metapatroon en KnitbITs daarvoor nu tevens passende, zeg maar, constructiematerialen beschikbaar.
Het commerciële probleem om kennis (theorie) èn technologie (methode: metapatroon; platform: KnitbITs) juist zo grootschalig te gelde te maken is m.i. ondermeer dat voor dergelijke situaties (nog) geen eenduidig opdrachtgeverschap bestaat. De organisatorische versnippering van bevoegdheden, nota bene inclusief budgetten, leidt ertoe dat verbeteringen die de richting van heuse infrastructuur opgaan nog geen kans krijgen. Dat geldt eenvoudig herkenbaar weer voor onze overheid, maar in feite netzo hard voor willekeurig welke organisatie vanaf enige omvang.
Vroeg of laat dringt dat besef van wanorde natuurlijk door. Ik geef een ander voorbeeld; zo organiseerde ons land pas vanaf 1798 primair het opdrachtgeverschap voor waterbeheer op de noodzakelijke infrastructurele schaal door de oprichting van Rijkswaterstaat.
Omgekeerd hebben we niets aan zoiets als Rijksinformatiestaat zònder passende theorie en technologie.
Ik geef u nog een Nederlands voorbeeld. De Belastingdienst gaat nu een heleboel geld, naar verluidt enkele honderden miljoenen euro’s, uitgeven voor wat daar complexiteitsreductie in informatievoorziening heet. Dat gebeurt echter zonder samenhangende theorie en technologie, met mislukking als voorspelbaar resultaat. Mijn zakelijk probleem is dat ik zonder gevestigde reputatie daar geen kans krijg, zelfs niet wanneer ik aanbied — zoals ik deed — om voor eigen rekening en risico een proefopstelling te tonen. Mij kost dat weinig en het risico is gering, want het ‘spul’ wèrkt gewoon.
Goed, zo zou ik overal prima geld kunnen verdienen, mits de opening komt. Ondanks stoere retoriek blijkt echter alom behoudendheid te heersen. Zoals u het opmerkt, serieuze voorspraak kan dat helpen veranderen. Wellicht kunt u mij een praktische opgave stellen voor een proefopstelling? Is dat een manier om uw validatie te bevorderen?
Ik herhaal dat ik niet met slechts een visie kom. Ik meen dat zo’n visie echter noodzakelijk geschetst moet worden om het enorme potentieel van de ontwikkelde, dus beschikbare technologie op waarde te schatten.
Hoe groot is de markt? Uiteindelijk volgt overal informatietechnologie inzet volgens het rijkere paradigma. Dat kan niet anders. Dat raakt gedicteerd door de mogelijkheid van alomtegenwoordige, instant digitale verbindingen (waarvoor nu het Internet model staat).
Maar hoe groot is de markt voor mijn bedrijf? Als ik realistisch ben, verhoudingsgewijs bijzonder klein. Maar dat is in absolute zin al gauw heel veel.
Voorts herhaal ik dat juist uw adviesfirma er zijn eigen markt mee kan ontwikkelen. Zo beschouwt verkoop ik u een krachtige boodschap die u verder kunt ‘verkopen.’ Daarvan komt dan wellicht weer een beetje bij mij terecht. Daarop moet ik dan maar hopen. Maar wat ik graag bedruk is dat er zeker ook voor uzèlf veel valt te winnen. U wilt toch een steekhoudende visie kunnen presenteren? Steekhoudend, ook al omdat u bewijsvoering over werkende technologie kunt opvoeren.
U geeft eveneens duidelijk aan dat u vooral allerlei bedrijven helpt hoe zij hun doelen kunnen bereiken. Daarmee ben ik het ook graag eens. Wat ik beweer, zie ook de vorige alinea, is dat u uw klanten alweer veel beter kan helpen. Laat ik erg, heel erg voorzichtig schatten. De Belastingdienst kan dat project uitvoeren voor minder dan de helft van wat er thans voor begroot is. Het verschil met het huidige plan is dat het tenminste lukt, ook nog eens sneller dan nu gedacht. En de structurele kosten bedragen vervolgens stellig minder dan de helft. Zou dat iets zijn wat u graag uitdraagt? Nogmaals, het betreft niet louter theorie, maar tevens aantoonbaar werkende technologie.
Wat ik met die tekst over dynamiek van theorie, techniek en toepassing probeer te verduidelijken is niet zozeer hoe lastig het vinden van draagvlak is. Sterker nog, het is dus èxtra problematisch. Want het gaat niet louter om visie, evenmin als het louter om technologie of louter om een enkele toepassing gaat. Met hun onderlinge dynamiek bedoel ik dat ze vooral aan het begin van een vernieuwingsgolf ònmogelijk vallen te scheiden. Ik benaderde uw adviesfirma in de verwachting dat de analisten bij uitstek dergelijke dynamiek begrijpen, waarderen enz.

15.37
Technologische verschillen vormen slechts het oppervlakkige probleem. De sleutel ligt in het vlak van zgn stelselmatige betekenisordening, dus beheersbare semantiek die traditionele taalspelen/communities of practices overstijgt. In het kort staat dat (ook) in Stelsellogica. Zie ook Integratiemethode voor informatiestelsel.

15.38
Precies! Dáár gebeurt het, informatie in gebruik, terwijl de informatiegereedschappen zulke variëteit gewoon moeten faciliteren. Helaas zijn er niet of nauwelijks vaklui die zulke hulpmiddelen ambachtelijk, dus met voorspelbare kwaliteit, kunnen ontwerpen enzovoort. Ja, naast gebrek aan informatiekundige professionals werpen onzakelijke opdrachtgevers — nota bene, in de praktijk doorgaans wie zich bevoegd acht èn ruimte krijgt ze te vertegenwoordigen — een hoge drempel op voor gecoördineerd informatiebeheer, dus vooral wat éénheid en verschil in betekenissen betreft. Eigenlijk ben ik al jaren praktisch full-time bezig om daarvoor een opening te creëren. Als je een tip hebt ...?

15.39
Op termijn vloeien die portalen samen, lijkt mij zo. Nee, dat moet je vooral niet hardop beweren, nog lang niet. Maar overkoepelende integratie, als ooit de kans ontstaat, lukt eenvoudiger (lees ook: een stuk minder ingewikkeld) door van meet af aan met vereiste variëteit voor autorisatie enz. rekening te houden.
Ik maakte overigens een opmerking over de Persoonlijke InternetPagina, ofwel PIP, omdat jullie je er met je eigen portaalontwikkeling wellicht mee willen/kunnen bemoeien. Nu krijg ik de indruk dat zoiets, zeker vooralsnog, niet de bedoeling is. Dat neemt niet weg, vind ik, dat je voor de opzet tevens daaraan inspiratie kan ontlenen. Zo van, als het eigen informatieportaal daarvoor ook geschikt is, dus of je het daarvoor daadwerkelijk laat gebruiken of niet, is het een extra kwaliteitscriterium.
Dat is echter meteen zo veelomvattend (en interessant), dat je slechts via abstractie tot een werkende oplossing kunt raken. Zeg ook maar dat invulling per rol enz. vergaand door waarden voor variabelen gestuurd moet zijn. Het voordeel van zo'n benadering is dat je meteen de voorzieningen treft voor rollen die je nu nog niet verzon. Zo bedoel ik ook dat je PIP zou kunnen benutten als (extra) toetssteen.
Sterker nog, je kunt domweg nooit volledig zijn. Dat mag je dus ook nooit als probleem ervaren. Op de schaal waarop jullie portal moet werken is veranderlijkheid natuurlijk al troef. Variabilisering, dus. Dat is vast geen 'goed' woord, maar ja.

15.40
Dank je wel voor de verwijzing naar de The Associative Model of Data. Die toelichtende tekst bestond nog niet toen wij eerder op het pakket Sentences gewezen werden. Nu is mij inderdaad duidelijk wat het idee met die associatieve benadering is. En ook waarom het pakket Sentences heet!! Die associatieve benadering is immers precies hetzelfde als wat de Nederlander Nijssen in, ik meen, de zeventiger jaren van de vorige eeuw bedacht als NIAM, ofwel Nijssen’s InformatieAnalyseMethode o.i.d. Een later boek door Nijssen besprak ik kort; zie Bescheidenheid.
Alweer sinds enkele jaren propageert een toenmalige medewerker van Nijssen, de Australiër Terry Halpin, NIAM als ORM: object-role modeling. Andere, Nederlandstalige namen ervoor zijn zoiets als volledig-communicatiegestuurde-modellering en feiten-modellering. Opnieuw is overigens (ook) de overeenkomst met Topic Maps duidelijk. Een afgeleide methode, dus van NIAM, is voorts o.a. Demo van Jan Dietz.
Oh ja, waarom Sentences? Omdat Nijssen stelde dat je informatie modelleert via predicaatzinnen die elk een elementair feit 'meedelen.'
Merkwaardig toch weer dat dergelijke nagenoeg identieke sporen allemaal doen alsof de verwante sporen niet eens bestaan. Niet toevallig wil ik juist ORM enz. met metapatroon vergelijken.
Inderdaad, de gedragsverbijzondering volgens metapatroon kan je gerust een rol noemen. Waarin metapatroon zich wezenlijk onderscheidt — althans, zo zie ik dat — van ORM enz. is de wijze waarop de rol bepaald is, te weten door expliciet aparte, a priori context (die recursief uit object en relatie samengesteld is). Dat vind ik ook een sterke verbetering (want anders kunnen we beter ophouden).
Ja, op een "laag niveau" van basale databeschrijving — inderdaad, met alle ruimte voor relaties, associaties, of je ze maar wilt noemen — lijkt ook Sentences sterk op KnitbITs. Maar omdat metapatroon en bijgevolg KnitbITs structureel rekent met expliciete context- en tijdverbijzondering is het 'systematisch' tegelijk behoorlijk anders.
De kritiek vanuit associatief perspectief op de relationele benadering, zoals opgenomen in het white paper waarnaar je verwees, acht ik overigens doorgeslagen. Want een ‘zin’ à la associatieve benadering, resp. Sentences betreft in elk geval conceptueel gewoon een ‘relatie’ in de betekenis van de relationele benadering.

15.41
Omdat het er in het krampachtige veranderklimaat dik inzit dat ik de vraag krijg naar bewijs dat de visitatiecommissie niets … bewees, schreef ik alvast Visitatie zonder visie. Indien je (ook) daardoor meent dat het eindelijk onmogelijk raakt om de kwalitatief nieuwe informatiekundige vraagstukken te blijven ontkennen, hoor ik dat graag. Het is mijn professionele eer te na om géén pogingen te ondernemen voor serieuze verbeteringen.

15.42
Het kost alsmaar meer tijd en energie om metapatroon te slijten, zo lijkt het. Maar wat vertel ik jou als collega-uitvinder ...

15.43
Op de huidige manier, die immers afstamt van kleinschalig informatiegebruik, lukt het niet, punt, om de schaalvergroting bij te houden die nu eenmaal volgt uit betrouwbare hulpmiddelen voor alom beschikbare, onmiddellijke communicatie. Met louter koppelingen in het technische vlak ontstaat nog lang geen bruikbaar informatiestelsel. Er moet in het vlak van betekenisordening (semantiek) iets ‘bij.’ Zowel de methode is robuust uitgewerkt (metapatroon), als een state-of-the-art versie van het operationele coördinatieplatform is beschikbaar (KnitbITs). Je kunt dus hier-en-nu beginnen met toepassing van metapatroon/KnitbITs, waarbij het bereik ervan geleidelijk groeit.

15.44
De analist oordeelde over metapatroon dat het een “sound approach” betreft dat “a real issue in the marketplace” adresseert. Al met al, “fascinating.” Tegelijk acht hij het “difficult to move forward.” Ja, als het simpel was, zocht ik geen contact met zo’n vertrouwd doorgeefluik.

15.45
Nu maar hopen dat iemand zich zo z’n tenen getrapt voelt, dat ik de boze vraag krijg “waarom ik dat vind!”

15.46
Het effect is natuurlijk nihil, ik bedoel van zo'n tekstje. Het bevestigt de mening van wie zo allang dacht, terwijl juist het publiek dat zijn gedrag zou moeten aanpassen er helemaal niets van begrijpt (als zulke mensen het überhaupt lezen). Toch maar volhouden ...

15.47
Als we realistisch zijn, vrees ik dat we moeten erkennen dat er nog helemaal geen professionele informatiekundige vakcultuur bestaat, inclusief beroepsethiek enzovoort. Maar omdat we volop in de informatiemaatschappij 'verkeren,' kunnen we daarvoor niet terug naar 'af.' We komen er het dichtste bij, lijkt me, door in opleidingen aandacht aan synthese te schenken. Hebben 'we' daarvoor de juiste docenten in voldoende aantal?

15.48
Het lijkt erop dat hij de noodzaak van meervoudigheid van context niet herkent. Ja, dan ontgaat hem de clou van metapatroon.

15.49
Ik kan niet genoeg benadrukken dat de praktische noodzaak van geleidelijke overgang een voorname, zeg maar, ontwerpeis was voor metapatroon.

15.50
Daarmee bedoel ik waarschijnlijk dat ik me (nog) niet tot werkzame popularisering van metapatroon in staat acht. Is de tijd domweg niet rijp? Zo duurde het ook enige tijd voordat het atoommodel van Bohr begrijpelijk in lesmateriaal voor de middelbare school 'kon' verschijnen.
Het dilemma is dat het enerzijds blijkbaar te vroeg is voor verspreiding van de nieuwe informatiekundige synthese, maar anderzijds allang veel te laat als we kijken naar groeiende informatieve wanorde met bijbehorende financiële verspilling enzovoort.

15.51
Ze willen het allegaartje van informatiesystemen ordenen. Inderdaad een uitgelezen toepassing voor metapatroon. Dan zeggen ze dat ze eerst het plan moeten afmaken. Maar de clou is nu net dat je metapatroon meteen als vertrekpunt voor een plan moet nemen. Wat mij betreft begrijpen ze (ook) daar hun probleem dus nog steeds niet goed.

15.52
Ik moet bekennen dat ik Gartners bedrijfsmodel blijkbaar niet begreep. Althans, zoals jij het me nu commercieel voorstelt, moeten ook de aanbieders van vernieuwing betalen voor de aandacht van jullie analisten. Dat heet dus onderzoek, waarvan de uitkomst bepaald wordt — en dat snapte ik natuurlijk al — door diezelfde analisten. Gartner is immers volstrekt ònafhankelijk, toch?.
Nee, mijn bedrijf beschikt niet over financiële middelen voor zo'n relatie met Gartner. Een belangrijke reden daarvoor is dat ons onderzoek helaas niet gefinancierd wordt. Nou ja, daar ben ik ondernemer voor.
Mijn oorspronkelijke beeld van Gartner was dat analisten hoe dan ook belangwekkende vernieuwing op het spoor willen komen. Het komt op mij daarom merkwaardig over dat ik analisten bij Gartner zou moeten, zeg maar, opleiden om iets baanbrekend nieuws te begrijpen en ze daarvoor ook nog moet betalen, terwijl zij met die opgedane kennis ... elders geld gaan verdienen.
Als je meent dat ik van alles en nog wat door elkaar haal, hoor ik dat natuurlijk graag. Mijn inhoudelijke standpunt luidt in elk geval dat metapatroon een ontwikkeling betreft waarvan Gartner het zich niet kan veroorloven die te veronachtzamen. Maar ja, dat vind ik. Over metapatroon en verwante ontwikkelingen wil ik analisten graag voorlichten; dat acht ik in wederzijds belang. Uiteindelijk is dat: graag of niet. Zo niet, dan stel ik me tevreden met aanhoudend onbegrip van Gartners positie.
Vooralsnog ga ik er echter vanuit dat jij me het voorstel voor een betaalde klantrelatie deed zonder ruggespraak met de analist waarmee ik onlangs contact had. Daarom neem ik aan dat de afspraak die ik met hem maakte onverminderd geldt. Binnenkort stuur ik hem nadere inlichtingen over metapatroon. Ik mik erop dat hij Gartners eigen belang verlichter nastreeft.
Voorts vermeld ik dat er stellig nog veel meer mensen zijn die net zo'n verkeerd beeld van Gartner hebben. Laat ajb weten als je meent dat ik kan helpen dat recht te zetten.
Vat bovenstaande tekst trouwens niet te letterlijk op. Ik publiceer vaak columns en blijf graag oefenen met het genre.

15.53
De metafysica van natuurlijke complexen, opgesteld door de amerikaanse filosoof Justus Buchler, beschouw ik vanuit het referentiekader van metapatroon, resp. semiotische enneade. Dat levert een bevestiging op van — de noodzaak van — differentiatie in het conceptuele fundament voor informatiemanagement.

15.54
Metapatroon biedt opzettelijk eigenschappen die veranderbaarheid faciliteren. Want aan iets dat weliswaar prachtig is, maar onbereikbaar blijft, heb je niets, punt. Ra, ra, hoe werkt dat praktisch met informatievoorziening op netwerk- ofwel heuse stelselschaal? Dat wordt natuurlijk steeds dringender de hamvraag.

15.55
Je hebt er stellig begrip voor dat ik activiteiten met spoedige kans op betaalde opdracht laat voorpiepen. Overigens zijn dergelijke pogingen tot dusver onverminderd zonder succes. Organisaties klagen wel over problemen, ... maar “waar werkt metapatroon al?” ..., of ... “u bent geen mantelpartij” ... Ik zou weleens iemand willen ontmoeten die zowel bevoegd is tot het verstrekken van een opdracht, als iets van zijn eigen probleem begrijpt ... al gaat dat laatste niet verder dan dat zij/hij begrijpt dat er eens een vakman naar moet kijken.

15.56
De zoveelste illustratie van Die Macht der Dummheit (zoals de Duitstalige titel luidt van een boek, verschenen in 1985) door de Franse filosoof André Glucksmann): zou hij werkelijk niet zien dat het zelfs extra hufterig is om mij zo'n gratis-op-de-eerste-rij vraag te stellen als voortzetting van de correspondentie waarmee hij een gepland gesprek over ons — van jou en mij, dus — artikel Identity management distilled afzegde? Die tekst heeft hij stellig nog altijd niet gelezen. Wat zo iemand al niet doet om te ontwijken wat, althans formeel, zijn maatschappelijke opgave is.

15.57
Dat is aanvankelijk inderdaad even ingewikkeld. Maar langs die weg krijg je tenminste noodzakelijke eenduidigheid gevestigd ... en eenvoudiger kan natuurlijk niet (als het tenminste echt moet werken).

15.58
Daarom bied ik hem graag aan zijn betaalde opdracht te aanvaarden. Je kunt het opvatten als een zet in een reeds voortgaand spel. De kans lijkt me trouwens groot dat hij daarop (ditmaal) niet eens reageert. Ik hoop het niet, maar in dat geval lijkt het mij duidelijk dat hij dat verzoek voor een gratis column o.i.d. aan mij vooral deed onder druk van zijn medewerker (die wel dacht aan een betaalde opdracht voor mij; dat zou er dan gaan om gaan om als informatiekundige te onderzoeken wat de a.s. Persoonlijke InternetPagina de burger oplevert en, nota bene, wat niet; kijk, dat is wel degelijk interessant, relevant enz.). Met die druk bedoel ik dan dat hij geen positief, maar een negatief doel heeft. Zoals jij daar al ondervond, dan kom ik vervolgens met een stukje ... wat ze bij nader inzien niet geschikt vinden ... Die tijd kan ik beter gebruiken.
Mocht hij wèl op mijn bericht reageren, dan verwacht ik dat hij schrijft dat een betaalde opdracht er helaas niet inzit. Geen nieuws, dus. Dat kan echter gaan, als mijn hypothese van een negatief doel klopt, op een toon van "mooi, daar ben ik dus vanaf." Stel dat ik toch iets positiefs proef. Als vervolgzet kan ik de onmogelijkheid van een opdracht betreuren, blablabla ... waarna ik toch zijn aandacht wil vestigen op ons artikel. Daaraan heb juist ik immers al erg veel tijd besteed. Dat artikel hoort op de website van zijn programma, stel ik dan voor. Eigenlijk allang klaar, dus, mijn 'mening.'
Nou ja, niet klaar, natuurlijk. Maar wie weet gebeurt er dan wel weer iets.
Verder heb ik/neem ik gewoon niet de tijd om het zoveelste tekstje te schrijven zonder reëel uitzicht op betaald werk. Kijk eens op mijn website wat daar allemaal staat. Verder vraag ik me af of ik wel gepubliceerd wil staan op de website van een aantoonbaar irrelevante — zie ook ons artikel :-) — 'instelling.'

15.59
Bedankt voor je voortzetting van de correspondentie. Ik geef je nu graag mijn "mening," want daar vroeg je om.
Wees gerust, dat begreep ik natuurlijk al, te weten dat zo'n ruime opdracht voor mij qua budget vanuit jouw programma niet realistisch is. Daarmee daagde ik op mijn beurt jou uit om het toch eens wat ruimer te bekijken ... en ernaar te handelen. Is dat gelukt? Want als je mijn "oordeel over de bruikbaarheid voor burgers" serieus neemt — ook al kan je de informatiekundige redenering niet volgen — moet je vanuit je verantwoordelijkheid voor Burger@Overheid.nl wel wat nieuws gaan ondernemen.
Kijk, simplistisch uitgedrukt luidt in elk geval mijn oordeel sterk negatief. Terecht stelde je mij eerder de vraag naar "wat er mis gaat als we op deze weg doorgaan." Daar start de behoefte aan noodzakelijke verdieping van de benadering. Dat vergt inzicht in de betrekkelijkheid van 'mis.' Je kunt immers slechts van iets zeggen dat het mis gaat, respectievelijk is, indien je een redelijk beeld hebt van wat je 'goed' acht.
Zo'n samenhangend beeld bestaat helemaal niet, althans niet zoals geschetst door wie desondanks allemaal reuze druk bezig zijn met, inclusief opdrachten geven voor, zgn werk aan de elektronische overheid. De notitie Op weg naar de elektronische overheid biedt op z'n hoogst enkele penseelstreken. Omdat er echter nauwelijks iets anders gedocumenteerd is, geldt die notitie vooralsnog als de maat voor goed. Zo staat daarin het streven vermeld naar enkelvoudige informatieverstrekking. Dat goede doel wordt gemist, beweer ik dus nadrukkelijk, volgens de huidige aanpak.
Dan wil jij, ook volkomen terecht, uiteraard van mij horen/lezen hoe ik tot dat oordeel kom. Het probleem is dat jij dat ook nogeens beknopt, maar toch begrijpelijk uitgelegd wilt krijgen. Dat lukt helaas niet. Althans, mij niet. Wat ik al sinds jaren probeer, is om tenminste de suggestie geloofwaardig te krijgen dat de beoogde hulpmiddelen veel en veel te simpel gedacht zijn in verhouding tot de gevarieerde werkelijkheid van informatievoorziening op de eveneens beoogde schaal. Ik herhaal, voor die beoogde schaal vind ik heel praktisch vooral dat doel van enkelvoudige informatieverstrekking relevant. Geldt dat voor alle interacties van een burger met overheidsinstellingen? Moeten we rekening houden met het gebruik van wat informatieve infrastructuur wordt voor allerwegen private interacties (zoals jij als voetganger gebruik maakt van de stoep als onderdeel van publieke ruimte)? Zolang daarop geen enigermate scherp antwoord bestaat (lees ook: beleid), ontbreekt dus de noodzakelijke verbijzondering van goed, zodat je onmogelijk scherp kunt aangeven wat er thans mis gaat.
Desondanks veroorloof ik me mijn negatieve beoordeling, want officieel is er zelfs geen vaag antwoord. Dat zie ik ook zo gauw niet komen, want feitelijk ziet elke aparte overheidsinstelling de zgn elektronische overheid primair als wat moderner etiket op verdere digitalisering van eigen informatievoorziening. De kanteling naar principiële oriëntatie vanuit communicatie gebeurt domweg niet. Inderdaad, als voorwaarde voor zulke heroriëntatie geldt het vermogen om opbouwend te verkennen of de organisatie van de informatievoorziening wellicht anders ingericht moet worden op interorganisatorische schaal van de openbare sector (burgers en bedrijven nog daargelaten). Door het voorzicht van eventuele reorganisatie lijkt elke overheidsinstelling van de weeromstuit terug te vallen in zelf-bezig-gaan in plaats van samenwerking. Oh ja, voor de ooit noodzakelijke verruiming tot burgers en bedrijven herhaal ik mijn verwijzing naar Identity managment distilled waarin Paul Jansen en ik tevens de zgn burgerservicecode aan een vergelijking onderwerpen.
Als leek kan je dan zeggen, ja, maar er komen toch juist voorzieningen voor onderlinge uitwisseling van informatie? Ofwel, wanneer overheidsinstellingen elkaar consequent op de hoogte stellen, dan gaat het toch zo werken dat de burger ergens slechts enkelvoudig informatie behoeft te verstrekken? Inderdaad, oppervlakkig gezien lijkt dat de oplossing. Maar daardoor gaat er wel degelijk veel mis. De aanhoudende, stellig zelfs groeiende vermenigvuldiging van dezelfde informatie — want elke overheidsinstelling wenst zoveel mogelijk zelfvoorzienend te blijven; dus trekken ze ook alsmaar afschriften uit relevante zgn basisregistraties — kost nodeloos veel geld, de kwaliteit van gelijkluidendheid moet bewaakt blijven enzovoort. Nu kan ik me voorstellen dat het beleid expliciet gaat luiden dat zulke effecten er niet toe doen. Okee, dan houd ik er onder de noemer 'mis' over op. Ik kan het me echter niet voorstellen, zeker niet vanuit burgerperspectief.
Er is echter een wezenlijk, dus onwrikbaar punt waarom louter informatieuitwisseling tekortschiet voor het doel van enkelvoudige informatieverstrekking. Het is een misvatting dat informatie gelijkluidend is voor gevarieerde situaties. Helaas kan ik dat niet met enkele zinnen uitleggen. Voor dat, zeg maar, bewijs moet je je willen verdiepen in het karakter van taal in relatie tot gedrag. Je kunt ook zeggen, in taal-als-gedrag. Voor talloze publicaties tot en met mijn proefschrift kan je op mijn website terecht (www.informationdynamics.nl/pwisse). In het korte, populaire bestek van zo'n opiniebijdrage in Automatisering Gids van 7 juli j.l. kan ik daarnaar slechts een minimale verwijzing kwijt (voor volledige tekst, zie luchtkastelen.htm):

Wat er moet gebeuren volgt onherroepelijk uit de pluriformiteit die op die schaal heerst. En dàt vergt weer stelselmatige betekenisordening, in vaktaal komt dat neer op contextuele verbijzondering. Bedenk eenvoudig dat instant digitale verbindingen ertoe leiden dat als het ware op één en hetzelfde toneelpodium allerlei opvoeringen door elkaar lopen. Voor èlk woord en gebaar moet daarom àltijd expliciet worden aangegeven bij welk toneelstuk het precies hoort. Anders raakt niemand er wijs uit. Om zulke maatregelen hoefde je je voor een enkel, geïsoleerd informatiesysteem nooit te bekommeren. Maar als die principiële betekenisordening op heuse infrastructurele stelselschaal er niet komt, komt er dus ook géén PIP. Je kunt louter beleidsretoriek wel blijven herhalen, maar dan gebeurt er nog altijd niets. Nota bene, ook wat Andere Overheid heet, blijft hopeloos beperkt. ‘We’ gaan maatschappelijke processen anders voeren. Precies, dat is volop gaande ... alleen de overheid lijkt het nog niet zo door te hebben.

Op 7 april 2006 publiceerde AG ook een opiniebijdrage van mijn hand. Daar staat het zo:

Zodra het wat ingewikkelder wordt, hapert informatievoorziening alom. Weliswaar knopen overal organisaties in ijltempo voorheen gescheiden informatiesystemen aan elkaar met de allermodernste techniek. Maar doorgaans gebeurt dat zonder informatiekundig besef van noodzakelijkerwijs gevarieerde betekenissen van, inderdaad, informatie. De structurele oplossing is te komen tot één informatiestèlsel. Daarin moet dienovereenkomstig eenduidige conceptuele ordening heersen, dus met aanwijsbare betekenisovereenkomst èn -verschillen.

Ik breid het citaat uit dat eerdere stuk bij nader inzien maar uit tot vrijwel de gehele tekst (voor volledige tekst, zie onthapering.htm). Indien enkelvoudige informatieverstrekking (mede) als maatgevend telt voor wat goed is, geef ik daarmee in het bestek van zo'n opiniebijdrage een noodzakelijkerwijs slechts suggestieve, maar desalniettemin steekhoudende verklaring voor hoe het thans mis gaat:

Uitwisseling van informatie tussen onverminderd aparte systemen blijkt vooralsnog het hoogst haalbare. Althans, zo luidt steevast het integratieplan, dat vervolgens netzo regelmatig mislukt. Waarom?
Besef ontbreekt dat opheffing van informatieve zelfvoorziening, noodzaakt tot, zeg maar, interculturele afstemming. Want gelijkluidende informatie uit voorheen geïsoleerde instrumenten betékent niet domweg hetzelfde. Zo zijn er talloze overheidsregelingen met allemaal 'woning' als object. Telkens betékent woning echter net, of zelfs behoorlijk, wat ànders. Is een klant een crediteur? Ja, natuurlijk! Nee, tegelijk óók anders! Bestuurders en ICT-professionals onderkennen nauwelijks het belang van betekenisverschillen en proberen koppeling mogelijk te maken door ongenuanceerde standaardisatie. Precies daarin ligt de wèrkelijke verklaring van onvermijdelijke hapering. Volwassen stelselmatigheid omvat echter variëteit.
Met doorgeschoten betekenisstandaardisatie verliezen informatiegereedschappen 'contact' met de werkelijkheid. Dat roept terecht weerstand op. "Stop!," roepen de medewerkers van crediteurenbeheer, "dat verkoopinformatiesysteem is onbruikbaar." Ze gebruiken het dus ook niet en werken op hun eigen manier door. Van de weeromstuit verkrijgt zo'n veranderingsproces het karakter van een belangenstrijd. Het zicht op wat er toch wezenlijk informatiekundig (ook) aan de hand is, raakt razendsnel vertroebeld en vaak zelfs totaal geblokkeerd. Daardoor lijkt het alsof er uitsluitend een bestuurlijk probleem aan de orde is.
De kern van de "grote problemen" ligt in het informatiekundige vlak. Infrastructuur waarvoor, net als bij een brug of een dam, een deugdelijke constructie nodig is. Civiel is de informatiekunde om op relevante schaal een optimale 'constructie' te realiseren voor ordening van gelijke èn verschillende betekenissen van informatie.
Nogmaals, zodra er sprake is van een stelsel met gevarieerde deelnemers, moet de betekenisordening expliciet geregeld zijn. Dat is echt een nieuwe opgave, met civiele informatiekunde als nieuwe discipline.

Ik kan me voorstellen dat je denkt, "dat is me veel te ingewikkeld." Daarmee verdwijnt het probleem natuurlijk niet. In je korte berichtje schrijf je letterlijk dat je meent dat je programma "niet de aangewezen partij is om dit te laten uitzoeken." Dat ben ik tot op grote hoogte met je eens. Daarmee blijft het dilemma echter overeind, ook èn juist voor Burger@Overheid.nl. Mijn overtuiging is dat je de ontwikkelingen onder de noemer van de elektronische overheid pas gewogen vanuit burgerperspectief kunt beoordelen op basis van realistisch in- en overzicht. Mijn oordeel is het schot voor de boeg. Inderdaad, het behoort zeker niet tot jouw verantwoordelijkheid om dat overzicht te schetsen. Maar nu je eenmaal beseft dat zulk overzicht ontbreekt, maar wèl noodzakelijk is om je nadere verantwoordelijkheid uit te oefenen, vind ik het ronduit logisch dat je het agenderen van bedoelde samenhang met prioriteit tevens als je opgave beschouwt. Want als dat beleid achterwege blijft, is je programma veroordeeld tot nooit meer dan marginale speldeprikjes, die ook nogeens genegeerd kunnen blijven omdat ze als kritiek (mis) geen expliciet verband — kunnen — leggen met wat er wel nodig is (goed).
Hiermee heb ik hopelijk ook toegelicht waarom ik (ook) niet eenvoudig de tweede vraag kan beantwoorden die jij mij eerder stelde, te weten "hoe invoering van die bouwstenen met meer succes moet verlopen"? Nogmaals, over wat "succes" inhoudt bestaat onverminderd (te veel) onduidelijkheid. Maar desgevraagd neem ik als informatiekundige het criterium van enkelvoudige informatieverstrekking serieus (wat inderdaad weer belangrijke voorwaarde is voor o.a. administratieve lastenverlichting). Dan moet meteen opvallen dat het nooit een kwestie van zomaar bouwstenen kan zijn. Door welke samenhang ondersteunen zij het bereiken van wat als "goed" geldt? Uiteraard heb ik geprobeerd mij de voorgestelde bouwstenen in enige samenhang voor te stellen. Het blijkt dat er zowel gaten, als overlappingen zijn. In termen van mis zijn overlappingen inderdaad niet zo kritiek; dat betreft verspilling van tijd en geld waarvan bij de overheid, zoals jij het aangaf, niemand wakker ligt. Ik laat hier even zitten wat ikzelf daarvan vind. Maar zolang er wezenlijke gaten in noodzakelijke samenhang zitten, werkt het domweg niet, punt. Dus, de onmiddellijke oriëntatie op bouwstenen zònder weloverwogen samenhang vertegenwoordigt een simplificatie die het doel onbereikbaar houdt. Nota bene, met doel heb ik het bijvoorbeeld over wat ik mij voorstel als wat minimaal noodzakelijk is voor die enkelvoudige informatieverstrekking. Was het maar zo dat daarvoor onmiskenbaar beleid vaststond. Ja, ik besef ook wel dat politiek & bestuur juist mikken op het ontwijken van duidelijkheid. Dat werkt echter contraproductief, met andere woorden, gaat mis als het heuse infrastructuur betreft. Nou ja, als daarvoor al niet klopt wat thans voor bouwstenen doorgaat, dan is het helemaal overhaast om in dat — ontbrekend — verband over "invoering" te spreken.
Jij bent natuurlijk wel degelijk ergens "de aangewezen partij" voor. Als jij vooral namens 'de burger' invloed uitoefent, nota bene, dus ook namens mij, gaat dat naar mijn overtuiging pas structureel lukken zodra je erkent dat er sprake is van vernieuwing. Dat is navenant ingewikkeld, daarmee raak je allerlei bestaande afbakeningen enzovoort, zodat je wellicht sterke verleiding voelt om dat te ontkennen. Zoals jij mij uitdaagde mijn mening te schetsen, daag ik jou dus uit om die verleiding te weerstaan. Daarmee kan je beginnen door mijn mening/oordeel slechts als aanzet te beschouwen. Juist vanuit jouw positie kan je bijdragen aan agendering van onmisbare samenhang in infrastructuur voor maatschappelijk informatieverkeer.[26 juli 2006, emailbericht aan directeur van Burger@Overheid.nl]

inleidende opmerking:
De tekstpassage 15.60 sluit aan op 15.52.

15.60
Ja, natuurlijk begrijp ik het commerciële karakter van je positie. Daar hoort inderdaad zo'n, zeg maar, offerte bij. Ik lees nu dat jij gelukkig van jouw kant ook begrip toont voor de positie waarin een die-hard R&D bedrijf zoals het mijne (Information Dynamics, Voorburg) verkeert. Dat is jaar-in, jaar-uit financieel schrapen om maar voortgang te boeken. Helaas hoort daar de luxe niet bij om betalende klant van Gartner te zijn; ik ben ongetwijfeld de allereerste die wou dat het (al) anders was.
Nou ja, gewoon doorgaan, zeker nu we het stadium van operationele toepassing hebben bereikt. De analist die ik sprak herkende enerzijds onmiddellijk dat onze metapatroon-technologie inderdaad precies mikt op dringende, onopgeloste integratieproblematiek. Anderzijds is juist dat lastig te positioneren vanwege het nieuwe eraan. Dat wist ikzelf natuurlijk allebei allang. Ik zoek naar hulp voor een duwtje bij dat positioneren. Ik verwacht dat ook weer juist Gartner altijd wel graag zo'n wezenlijke vernieuwing doorgeeft, want daarmee bevestig je voor betalende klanten :-) steeds jullie toegevoegde waarde. Dat zie ik toch niet verkeerd? Metapatroon hoort in het rijtje thuis van baanbrekende ontwikkelingen en daarom hoop ik dat jullie het daarin ook willen presenteren aan jullie publiek. Dat is het eigenlijk.

15.61
Misschien ben je het vergeten, maar enkele maanden geleden suggereerde jij overeenkomsten van metapatroon met Van Vogts begrip van Nul-A. Eerder deze week kreeg ik een exemplaar van zijn De wereld van Nul-A te pakken. Er lag een drempel omdat ik helemaal nooit science fiction lees. Ja, ikzelf schrijf voortdurend zulke fictie :-), want wat is metapatroon helaas vooralsnog ànders?
Graag meld ik je dat de overeenkomsten zelfs extra belangwekkend zijn. Daarom bedank ik je ook extra hartelijk voor je verwijzing. Waarom? Dat komt omdat Van Vogt het begrip Nul-A ontleende aan Korzybski (met wie hij trouwens de voornaam, Alfred, deelde). Die Korzybski ontwikkelde wat hij algemene semantiek (general semantics) noemde en Van Vogt nam dat voor Nul-A letterlijk over. Heel goed gedaan, vind ik, en ook met openlijke waardering voor K.
Aan Korzybski besteedde ik aandacht in Semiosis & Sign Exchange (zie hoofdstuk 3) en Mannoury’s significs, or a philosophy of communal individualism. Doordat ik vanuit zulke achtergrond over Nul-A las, vond en vind ik het dus treffend. Je had gelijk!

15.62
Het blijft trouwens een 'luchtkasteel' zolang de strategie betrekking houdt op de gemeente als afzonderlijke organisatie. Ter realisatie van opgegeven beleidspunten (zoals enkelvoudige informatieverstrekking en administratieve lastenverlichting ...) moeten 'we' met voorrang iets ertussen opzetten: infrastructuur. Vervolgens gaat het om — nieuwe — balans; zie bijvoorbeeld mijn korte tekst Bipolaire informatiearchitectuur rondom de burger.

15.63
Ik vermoed dat je met het informatiemodel een zekere mate van gemeenschappelijkheid voor de afzonderlijke gemeenten bepleit. Inderdaad, dat is precies ook weer een zekere mate van infrastructuur. Het is dan de vraag hoe de balans gevestigd raakt tussen zulke gemeenschappelijkheid en onverminderd noodzakelijke verbijzondering. Zo zijn we netzo onvermijdelijk bij het thema van stelselmatige betekenisordening; het totale informatiestelsel omvat zowel de overeenkomsten als de verschillen. Dat 'omvatten' geldt trouwens primair methodisch. De fysieke verspreiding van informatie is daarvan afgeleid. Heel simplistisch geredeneerd kan je dat 1-op-1 doortrekken. Dus, gemeenschappelijke informatie geconcentreerd voeren en verbijzonderde informatie gedeconcentreerd. Wat je aan gemeenschappelijke informatie desondanks gedeconcentreerd wilt (blijven) voeren, vergt voorzieningen voor beheer van afschriften enz. Het is maar wat je wilt.

15.64
"Moeilijk verkoopt" is zwak uitgedrukt, meen ik. Het is zelfs helemaal onmogelijk zolang de tegenstelling gedoogd blijft tussen enerzijds beleidsdoelstellingen met maatschappelijke reikwijdte, anderzijds geïsoleerde opdrachten voor netzo verbijzonderde projecten/programma's voor ontwikkeling van netzo aparte voorzieningen.
Zodra de noodzaak van samenhang juist ook praktisch erkend raakt, maak ik het natuurlijk niet ingewikkelder, maar juist zo eenvoudig mogelijk. De huidige aanpak leidt tot een onontwarbare kluwen. Dus, hoezo ingewikkeld? Of ben ik zo dom dat ik de samenhang mis?

15.65
Je schrijft louter vanuit het strikt eigen perspectief van iemand die een solosport beoefent. Dat valt me trouwens vaak op; persoonsverheerlijking door veronachtzaming van gemeenschapszin. Inderdaad, ik was teamsporter. Dat is niet alleen anders, maar omvat zelfs het nauwe perspectief dat jij eenzijdig hanteert. Wat is toeval? Maar ik lees zojuist van Giovanni Baldelli het korte boekje Social Anarchism (verschenen in 1971).
Je kunt weer van de nood een deugd maken. Indien je (top)sport als metafoor wenst te benutten voor zakelijke activiteiten, kan je meer in de breedte inventariseren, dus inclusief prestaties waar zgn leiderschap niet van gemeenschap valt te onderscheiden.

15.66
Ik geloof niet dat mijn opmerking doordrong. Dat lag natuurlijk reeds besloten in de aanleiding ervoor.

15.67
Ik weet het even niet meer ... Wij hebben in Identity management destilled juist uitvoerig aangetoond dat de Burgerservicecode mank gaat aan tegenstrijdigheden. Die herleiden wij tot het impliciete uitgangspunt dat de overheid eigenaar is en blijft van persoonsinformatie. Als hij dat niet herkent dankzij onze analyse ...
De retoriek rondom/in de Burgerservicecode is feitelijk misleidend en vormt zo een ernstig risico voor maatschappelijke ontwikkeling. Daarom voert de projectleider (te) gemakkelijk op, dat het iDNA Manifest een "concretisering van de normen 5 t/m 8 van de Burgerservicecode" is. Daar klopt niets van, wat jij nogeens verduidelijkt aan de hand van diverse schakels (lees ook: beschouwingsniveaus) in een waardeketen. Kortom, jouw bericht bevestigt hoe ingewikkeld het gewoon is.
Daarentegen hanteert het iDNA Manifest met zijn eerste artikel consequent een wezenlijk ander uitgangspunt. Op een bepaald beschouwingsniveau lijken desondanks enkele artikelen inderdaad op elkaar. Maar, nota bene, ook zulke artikelen verkrijgen sterk afwijkend werking vanwege die onderscheiden uitgangspunten en daarvan afgeleide samenhang (of, in het geval van de Burgerservicecode, juist door ontbrekende samenhang)!
Volgens iDNA Manifest is informatiebeheer expliciet stelselmatig geregeld vanuit het burgerperspectief. De Burgerservicecode somt slechts enkele aandachtspunten voor overheidsinstellingen op, maar dus zonder Leitmotiv (de burger is daar nog steeds geen onderwerp, maar blijft alle retoriek ten spijt feitelijk overwegend lijdend voorwerp).
Het is eigenlijk uiterst merkwaardig dat de uitgebreide voorzet die wij nadrukkelijk als 'burgers' geven, ik bedoel dus deskundig, vrijwillig ..., met zowel het iDNA Manifest als het vergelijkende paper Identity management distilled zo lamlendig opgevat wordt. Ik kan er slechts bevestiging in herkennen dat Burger@Overheid.nl een, zoals jij het vaak uitdrukt, overheidsfeestje is. Waarschijnlijk is het bij nader inzien onrealistisch te verwachten dat wij daar als betrokken burgers onze opbouwende bijdragen kwijt kunnen ... en dat er ook iets nuttigs mee gebeurt.
Wij hebben voorlopig genoeg ons best gedaan. Zolang de projectleider zich defensief opstelt — hij ziet onze voorstellen blijkbaar primair als "kritiek" — heeft verdere moeite geen zin. Pas zodra hij beseft dat wij helpen met noodzakelijke verbeteringen, komt er ruimte.[16 augustus 2006, emailbericht met afschrift aan directeur/projectleider van Burger@Overheid.nl]

15.68
De conclusies inclusief de verder reikende visie snijden wel degelijk hout. Heel goed! De analyse vind ik echter nogal verwarrend, maar omdat waarschijnlijk niemand die grondig bestudeert, laat staan onthoudt, kan daarmee eigenlijk niets misgaan. Om je toch een indruk te geven, er wordt geen netjes onderscheid gemaakt tussen enerzijds infrastructuur, anderzijds wat er 'op' die infrastructuur gebeurt. Want als je dat onderscheid wel maakt, blijkt dat het stellig veranderlijk is en blijft. Het terechte pleidooi voor een open opzet (lees ook: flexibel) valt dan praktisch te hanteren als borging van vooral open infrastructuur voor informatieverkeer.
Verder kan ik nergens iets lezen over besef van noodzakelijke betekenisdifferentiatie. Goed, omdat natuurlijk ook zulke differentiatie vraagt om standaardisatie — maar dan nota bene niet absoluut geldig, maar steeds situationeel inclusief intersituationele samenhang — staat er met slechts de roep om standaardisatie dus geen woord verkeerd in de conclusies/aanbevelingen. Mocht het ministerie daarentegen tijdens zgn aanpak op zoek gaan naar eenduidige definities met absolute geldigheid, werkt het natuurlijk nooit (en al helemaal nooit zodra je in ketens met partners moet samenwerken die onder ander gezag staan).
Overigens loopt het voorgestelde informatiebeleid op diverse punten wat vooruit op dergelijke operationalisering. In dergelijke passages gaat het meestal mis door simplificatie. Zo staat er strak dat de uitvoerende instellingen het uitgangspunt vormen voor het informatiebeleid. Nee, dat moet natuurlijk het gehele maatschappelijk stelsel zijn. Vandaar de aandacht voor allerlei relaties, en zo door naar verbijzonderde situaties/contexten ... En als je al een primaire oriëntatie wilt aangeven, kies dan minstens (ook) het objecttype dat zoiets als informatiecontinuïteit verlangt. Voor onderwijs, bijvoorbeeld, komt daarvoor als eerste in aanmerking de burger-als-leerling. Maar ja, de docent dan? Enzovoort, enzovoort ... Kortom, de enige evenwichtige benadering 'gaat uit' van wezenlijke stelselmatigheid.

15.69
In ELO 2007 vormt zijn verwijzing naar een kabinet Bos I een retorisch middel. Dus, hij noemt dat speels om te onderstrepen dat juist een serieuze trendbreuk nodig is. Paul had netzogoed Pechtold I kunnen opvoeren, indien jou dat beter zint.
Ik stel daarom voor dat we ons verder op het kernpunt richten, ofwel die noodzakelijke trendbreuk. Dan is het prachtig dat je stelt "Ik ben het inhoudelijk met de noodkreet eens." Gelukkig heb jij met Burger@Overheid.nl tevens de formele positie om daadwerkelijk bij te dragen als aanzet voor stelselmatige veranderingen. Dat is natuurlijk precies de reden dat wij als burgers (nota bene, tevens belastingbetalers en daardoor financiers van jouw programma) jou met gedegen voorstellen daarvoor benaderen. Kortom, wat ga jij feitelijk doen op basis van jouw overtuiging? Na de A van jouw instemming zijn we benieuwd naar je B van verantwoord handelen dat ermee strookt. Want je gaat ons toch niet vertellen dat jij alsnog 'onze' opdracht uit de weg gaat ...? Of nemen wij jou (nog) serieuzer dan jij jezelf neemt? Nee, toch![17 augustus 2006, emailbericht aan directeur/projectleider van Burger@Overheid.nl]

15.70
Welke maatschappelijke ontwikkeling is gaande? Wat is de ònlosmakelijke noodzaak voor herijking van de burgerlijke informatierechten en –plichten?
Vanuit dat ruime perspectief zijn allerlei huidige voorstellen voor identity management eenvoudig als (te) beperkt te kenschetsen. Inderdaad, die analyse biedt Identity management distilled reeds expliciet, maar daar kan best nog een schepje bovenop. Nota bene, voor ons artikel kozen Paul Jansen en ik die zgn informatieburger als uitgangspunt, waardoor je logisch uitkomt bij iDNA Manifest.
Het is inderdaad hoogst nodig dat er stelselmatige beweging komt. Wij zijn niet toevallig verwikkeld in een correspondentie met de projectleider van Burger@Overheid.nl. Nou ja, verwikkeld, correspondentie ... Wij reiken argumenten aan en hij weigert tot dusver iedere inhoudelijke reactie.
Zo wordt het helemaal nooit iets met die Burgerservicecode. In Identity management distilled staat toch duidelijk verklaard dat het burgerperspectief voor de Code valse retoriek is; voorlopig is het nog altijd een overheidsboodschap aan onderdanen om zich vooral maar geen zorgen te maken.
Ja, (ook) de relatie tussen Burgerservicecode en de Persoonlijke InternetPagina (PIP) is wezenlijk.

15.71
Natuurlijk is een visie pas wèrkzaam indien zij … werkt. Jij noemt dat inpasbaar. Maar ik hoop dat jij je daarover zeker in eerste aanleg geen nodeloze zorgen maakt. Het gebeurt immers maar al te vaak dat zelfs de ontwikkeling van een visie gefrustreerd raakt doordat talloze vermeende bezwaren opgeworpen raken. Dat schiet niet op.

iDNA Manifest mikt trouwens op optimale inpasbaarheid, zeg ook maar continuïteit. Ofwel, de verandering verloopt geleidelijk, terwijl het expliciete uitgangspunt van burgerlijk informatie-eigendom wel degelijk het potentieel biedt voor verdergaande maatschappelijke ontwikkeling. Visie, dus.

Het klinkt alsof jij dat ontwikkelpotentieel (nog) niet herkent en om die reden meent dat wij "blijven steken in wetenschappelijke analyses." Nee, het is andersom. Zonder bedoeld ontwikkelpotentieel ontbreekt zelfs enig "praktisch nut." Nu jij er toch over begint, wij vinden juist de huidige versie van de Burgerservicecode puur theoretisch, omdat de burger er feitelijk niets mee wint.

Verder merk ik op dat 'elektronische overheid' een verwarrende aanduiding is. Het is ruimer beschouwd immers het informatieverkeer van burgers (en bedrijven) met overheidsinstellingen dat — verdergaand — op digitale leest geschoeid wordt. Verschaf daarom als het kan meteen ruimte voor ontwikkeling van visie op de gewenste samenleving (ipv louter op de gewenste overheid). Zo vind ik au fond het burgerlijk informatie-eigendom een maatschappelijk beginsel, geen overheidsbeginsel in enge zin.[21 augustus 2006, emailbericht aan directeur/projectleider van Burger@Overheid.nl]

15.72
Na afloop van ons gesprek raakte ik gaandeweg toch wat neerslachtiger, want het lijkt me praktisch te veel van ze gevraagd dat zij vanuit hun ‘begin’positie in staat zijn om daadwerkelijk de strategische koers te helpen wijzigen. Vroeg of laat moet er bovenlangs steun zijn, die zij m.i. helaas niet op eigen kracht kunnen mobiliseren. Moeten jij en ik daarvoor niet eens informeel met de secretaris-generaal aan tafel? Want wat is nu eigenlijk eigenwijs? Wie ik eigenwijs vind, is iemand die blijft vasthouden aan een benadering die aantoonbaar mislukt. Met steun boven- èn onderlangs maak je pas een reële kans om de middenlaag in beweging te krijgen.

15.73
Zet je ajb even schrap, want het moet helaas even moeilijker ... om tenminste zo eenvoudig mogelijk verder te kunnen gaan.
Ik lichtte mondeling al toe, bij wijze van voorbeeld, hoe ik er qua informatiemodel enz. de voorkeur aan geef om een <burgerservicenummer> als eigenschap op te vatten van de relatie tussen een <persoonsidentiteit> en een <soevereiniteit>. Denk bij een <soevereiniteit> bijv. aan Nederland.
Ik laat hier even in het midden dat <soevereiniteit> m.i. prima kan gelden als verschijningsvorm van <organisatie>. Daarmee is <organisatie> dus een oorspronkelijker begrip, dat vervolgens ook verschijnt als <soevereiniteit>. Inderdaad, aanvullende context.
Nu dan je conceptuele worsteling met vooral 'product.' Beschouw ook een toegekend burgerservicenummer eens als een overheidsproduct. Volgens mijn modelvoorkeur kan je hopelijk duidelijker herkennen dat de relatie tussen een <persoonsidentiteit> en een <soevereiniteit> hoe dan ook kan bestaan, zelfs voorwaarde vormt voor een toegekend BSN. De toekenning is als het ware pas de certificering door de <soevereiniteit> in kwestie van die relatie.
Maar ligt het dan niet voor de hand om die omkering voor andere overheidsproducten te verkennen?
Ik kies zomaar een voorbeeld (en stellig kloppen de details niet). Voor een marktplaats is een gemeentelijke vergunning nodig. Ik zou dan enerzijds uitgaan van die marktplaats ... Nou ja, uitgaan ... Algemeen is er een bepaald <ruimtelijk object>. Verder is er algemeen een bepaalde <organisatie>. Als eigenschap van een <soevereiniteit> (die al verschijningsvorm van een <organisatie> is; zie toelichting hierboven) kan je een <organisatie> de verschijningsvorm <gemeente> laten aannemen. Concreet: Gouda is een gemeente van/in Nederland.
Dankzij zulke 'voorbereidingen' kan je een relatie vestigen tussen een <gemeente> en een <ruimtelijk object>. Noem die relatie <marktplaats>. Let op, er zijn natuurlijk ook andere soorten relaties mogelijk tussen een <gemeente> en een <ruimtelijk object>.
Weer een andere verschijningsvorm van <organisatie> is — ik ga hier even kort door de bocht; het beginsel blijft echter intact — <koopman>. Dat schept de mogelijkheid voor een eenduidige relatie tussen <marktplaats> en <koopman>.
Vervolgens kan je de <vergunning> zien als eigenschap van die relatie. Een voordeel van deze omkering is dat het informatiestelsel tevens ruimte biedt voor — registratie van — kooplieden die zonder vergunning een marktplaats bezetten. Op zo'n ontbrekende vergunning kan passende actie volgen ... enzovoort.
Om het spel van contextuele verbijzonderingen nog even consequent voort te zetten. Je kunt je voorstellen dat je nogal oorspronkelijk ruimte verschaft in het informatiemodel voor <document>. We hadden al de relatie tussen <marktplaats> en <koopman> om eventueel op voort te borduren. Welnu, als je die relatie op zijn beurt verbindt met een <document>, verschijnt aldus dat <document> als <vergunning> (of als iets anders, het is maar wat je bestemt).
Op deze manier kan je allerlei producten eenduidig bestemmen. Die eenduidigheid vergt dus een, zeg maar, investering vanaf algemene begrippen tot de zgn nodige en voldoende aanknopingspunten voor het product in kwestie.
Het lijkt omslachtig om als fundament een organisatie (ook) tot soevereiniteit te verklaren, vervolgens een (andere) organisatie als gemeente van die soevereiniteit. Maar vergeet ajb niet dat het een overzichtelijke hoeveelheid werk betreft — hoeveel gemeenten heeft Nederland nu eenmaal? — en dat dankzij infrastructurele stelselmatigheid dergelijke (tussen)verbijzonderingen algemeen beschikbaar zijn. Nou ja, beschikbaar, dat hangt natuurlijk van autorisatie af. En als er op die schaal nu iets is dat zonder metapatroon nooit praktisch kan werken ..., maar goed.
Hopelijk krijg je zo alvast een gevoel dat je de voorwaarden voor zgn informatievariëteit netzo eenduidig IN het model moet vastleggen als dat je daarin uiteindelijk allerlei producten e.d. wilt/moet onderscheiden.

15.74
De verbreding van de horizon van één enkel informatiesysteem (lees ook: toepassing ) tot het informatiestelsel vergt toevoeging van generieke concepten die aanvankelijk tegennatuurlijk aanvoelen. Zo dacht je bijvoorbeeld met een gemeentelijk informatiemodel bezig te zijn. Ook al blijft het je vooral of zelfs uitsluitend gaan om een bepaalde gemeente, dan loont het toch om gemeente van impliciete vooronderstelling als horizon tot expliciet informatieobject binnen de horizon te verklaren. Daarmee schep je de noodzakelijke ruimte voor benoeming van stelselmatige verbanden in wat als het ene informatiestelsel moet functioneren (nota bene, fysieke verspreiding van deelinformatieverzamelingen daargelaten).

15.75
Hij had eraan kunnen toevoegen dat ik de eerste was die besloot de titel informatiearchitect überhaupt niet te gebruiken.

15.76
In hoofdpunten meen ik over
Theorie van de Informatieruimte dat Jaap van Rees 1. de inspiratie die hij ontleent aan de gebouwde omgeving zowel te ver doorvoert (methodisch), als te beperkt richt (vergelijkbaar object: enkel gebouw) en 2. met het begrip informatieruimte zo'n sterk gereduceerd uitgangspunt hanteert dat ontwerp van passende variëteit onbereikbaar is.
Wat ik kortweg als reductie aanduid, mijn oordeel luidt dus dat Van Rees per saldo geen variabelen toevoegt, maar juist verwijdert. Zo ontstaat weliswaar een romantische schets van de ontwerper, maar naast kunst gaat het vooral ook om kunde. Dat laatste vergt een gevarieerde structuurbenadering. Dan klinkt de term 'gereedschap' wellicht reuze platvloers, maar wat zegt hij feitelijk anders wanneer hij "een informatieruimte [...] faciliterend" noemt?
Er ontstaat ruimte voor passende variëteit onder de noemer van situaties en sociale psychologie.
'Organisatie' vormt nog een nodeloos beperkende horizon. Juist vanuit het mensbeeld waarin de mens verschijnt als sociaal, dus interactief wezen zijn voorzieningen nodig voor intermenselijk (informatie)verkeer. Dergelijke voorzieningen zijn niets nieuws. Wat verandert is beschikbare (basis)technologie of, beter gezegd, er komt weer een technologie als zodanig bij en daarom gaat de verkeersinfrastructuur weer eens op de schop. Inderdaad, door de boekdrukkunst gebeurde dat al eens, en door de telefoon enzovoort.
Gezien vanuit mijn nadruk op verkeer met passende infrastructuur, neemt Van Rees met zijn begrip van informatieruimte juist afstand van maatschappelijk verkeersrelatie als uitgangspunt. Hij vervangt dat, zo lijkt het au fond, door zijn idee van de autonome mens als het ware opgesloten in zijn particuliere informatieruimte. Vervolgens voorziet hij die ruimte van enkele aansluitingen, omdat geïsoleerde opsluiting uiteraard niet werkt.
Is het zo dat Van Rees zoekt naar een enkel begrip ter verklaring van alles? Ik zou het vervangende religie kunnen noemen. Daarmee is ten diepste in strijd het storten van een axiomatisch fundament met nodige en voldoende variabelen. Zo van, hé, deze verschijnselen zijn wel degelijk relevant, maar zijn nog onmogelijk te plaatsen via waarden volgens de veronderstelde basisdimensies. Wat iemand als ik dan als noodzakelijke toevoeging/structurering zie van zo'n fundament, zou daarentegen door Van Rees weleens als ondermijning kunnen worden opgevat. Indien die poging tot reductie tot dat Absolute onbewust blijft, valt er helaas niet over
te praten (maar slechts over te ruziën).

15.77
Het is natuurlijk de vraag waarom — zo iemand als — de secretaris-generaal zich er nog op zo'n manier door zo'n opstelling inhoudelijk mee bemoeit. Waarom vertrouwt hij niet gewoon iemand, in dit geval jou, dus, die met een serieus voorstel komt voor wat zelfs hij toch als nijpende kwestie moet erkennen? Het probleem is dat hij netzomin enig gevoel heeft voor de huidige benadering, maar ja, als je die ongemoeid laat lijkt het net alsof je niet hoeft te kiezen.

15.78
Allereerst maak ik je graag een welgemeend, groot compliment. Je bent serieus met verbijzonderingen-van-hetzelfde aan de gang. Ik heb de indruk dat je herkent dat informatieve samenhang slechts valt te vestigen dankzij zulke formele differentiatie.
Ik ben ook blij dat je discussie voert over mijn voorbeeld. Want het enige dat ik vooralsnog probeer te illustreren is de noodzaak, met metapatroon als mogelijkheid, voor stelselmatige betekenisordening. Hoe die ordening in detail luidt, daar ga ik niet over. Als eindelijk maar als hoofdlijn duidelijk wordt dat 'we' er zonder zo'n stelselmatige methode nooit uitkomen.

15.79
In een professioneel gesprek moet je nu eenmaal de reële variëteit (lees ook: complexiteit) aanvaarden. Maar dat is doorgaans natuurlijk niet het verhaal zoals je het doorverteld. In dit geval zou ikzelf een leek niet lastig vallen met de aanwijzing dat het zgn burgerservicenummer de eigenschap van een eerder gevestigde relatie is. Dat is iets dat de vakmensen stelselmatig moeten regelen.

15.80
Als je al een waarheidsbegrip wilt hanteren, dan suggereert metapatroon dat waarheid situationeel/contextueel geldt. Daaruit volgt dat er allerlei waarheden naast elkaar bestaan (lees: aangeduid zijn) in één en hetzelfde informatiestelsel. Je kunt dus prima enerzijds <document> tot verschijningsvorm van een <vergunning> verklaren, anderzijds de omgekeerde relatie (ook) vestigen. Je moet natuurlijk wel even bedenken of er wellicht zoiets als een ontstaansvolgorde bestaat. Ikzelf — maar dat is ook maar weer een voorstel — zou met <document> beginnen. Zo vind ik <natuurlijk persoon> eerder verschijnen dan <persoonsidentiteit>. Dat zegt trouwens niets over de volgorde waarin nadere eigenschappen geregistreerd worden.

15.81
Mijn principiële punt is nu juist dat het kale onderscheid naar rollen methodisch onvoldoende stelselmatigheid waarborgt. Daarom kom je er uiteindelijk als professionele informatiemodelleur niet mee weg. Maar als je populaire uitleg aan derden tot het rolbegrip wilt beperken, dan is dat hoogstwaarschijnlijk zelfs zeer verstandig.
Je slaat (ook) zelfs de spijker op z'n kop dat contextuele differentiatie correspondeert met situationele differentiatie. Als je dat verklaard wilt hebben, kan je mijn teksten lezen die op hun beurt de grondslag presenteren van metapatroon. Je komt dan in de semiotiek terecht.
Nogmaals, dat verhaal is stellig lastig voor leken, maar daarvoor is het ook helemaal niet bedoeld. De echte vakmensen moeten echter wel de werkelijke informatievariëteit begrijpen en ermee kunnen omgaan. Dat lukt niet zonder deugdelijke grondslagen, punt.
Want hoe luidt het schakelmechanisme van de ene rol naar een andere? Ja, dat lukt met de naam van de rol in kwestie. Maar hoe weet je dat die rol relevant is? Als mens schakel je (doorgaans) impliciet, maar zo intelligent is dat informatiestelsel niet ...

15.82
Voor rijtjes verschijnselen bestaat m.i. geen algemeen geldige afleiding. Kijk dus naar de werkelijke processen. Eerder gaf ik al als mijn voorkeur aan om <document> als behoorlijk funderend 'ding' op te vatten voor allerlei afgeleide verschijningsvormen.
Neem nu <faktuur>. Er bestaan allerlei procesvarianten, zou ik zeggen. Zo is er de volle variant. Allereerst wordt een <offerte-aanvraag> uitgezet. Inderdaad, die kan je als verschijningvorm van <document> opvatten. Daarop komen exemplaren van een <offerte> binnen. Daarop volgt één of meer exemplaren van een <order>, elk behorend bij een specifieke <offerte>. En dan je één of meer exemplaren van <faktuur> herkennen per <order>. Ook weer allemaal verschijningsvormen, als je wilt, van <document>. Tja, dan heb ik het nog eenvoudig gehouden.
Maar inderdaad, een ontvangen <faktuur> kan aanleiding vormen om meer algemeen een <document> in het informatiestelsel op te nemen. Maar die volgorde verandert alweer, indien leverancier èn klant allebei hun onderlinge informatieverkeer voeren met hetzelfde informatiestelsel. Dan heeft de leverancier een <document> gevormd, dat vervolgens tot <faktuur> bestempeld enzovoort.

15.83
De voorkeur voor hiërarchie is natuurlijk een overheersend kenmerk annex overblijfsel van de zgn objectoriëntatie. Nota bene, dergelijke hiërarchie in de zin van overerving van eigenschappen verdwijnt (weer) met metapatroon. Daar moet je wellicht erg aan wennen, maar het biedt juist extra flexibiliteit. Elke context bepaalt strikt eenduidig bijbehorend gedrag (rol). Als je van een <verdachte> eigenschapsinformatie wenst te benutten die zo contextueel strikt genomen behoren tot <persoonsidentiteit>, moet er dus een relatie gelegd zijn.
Wat afleiding betreft, ik zou zeggen dat je pas een <verdachte> kunt registreren op basis van een <persoonsidentiteit>. Deze volgorde betekent uiteraard niet dat zo'n <persoonsidentiteit> altijd uitputtend genoeg bekend is. Dat bedoelde ik eerder toen ik verklaarde dat de volgorde waarin eigenschappen toegevoegd worden, kan afwijken van de volgorde waarin de principiële aanknopingspunten worden gevestigd. Om dit voorbeeld nog een stap te vervolgen, in Nederland kan pas een <veroordeelde> bestaan op basis van een <verdachte>.
Nee, ik noem dat geen hiërarchie. Probeer je modelleerdenken ajb te ont-hiërarchiseren, althans wat al dan niet vermeende optimalisering van overerving betreft.

15.84
Het schetsmodel vind ik nog sterk gericht op de bureaucratische werking van een ambtelijke organisatie. Maar ook die werking is slechts een verschijningsvorm. Ik ontken haar allerminst, maar voor een heus informatiestelsel zijn fundamenten met maatschappelijke betekenis/potentieel onontbeerlijk. Daar zit uiteraard ook die ambtelijke organisatie tussen. Dankzij de verbrede maatschappelijke horizon is (ook) dat voortaan schakelbaar ... relaties, rollen, enzovoort.

15.85
Je begrijpt dat ik er eveneens door een metapatroon-bril naar kijk. Ja, de behoefte aan expliciet verbijzonderde semantische samenhang blijkt ook daar nog niet of nauwelijks manifest. Maar die benadering is natuurlijk wel onmisbaar om 'het' te laten werken.

15.86
Dankzij jouw letterspel zie ik nu dat je Nora, acroniem van Nederlandse Overheidsreferentiearchitectuur, ook als no-ra kunt schrijven, ofwel geen referentiearchitectuur. Laat ik nu eind 2005 een korte tekst met de titel Anti-referentiearchitectuur geschreven hebben.
Ja, ik begrijp in jouw voorstel voor Nera de e van enterprise met landelijke reikwijdte. Maar ik vind enterprise, vanwege allerlei strikt bedrijfsmatige associaties, daar niet toepasselijk. Waarom niet Nira, dus met de i van informatieverkeer? Dan blijkt dat er met Informatieverkeer in publiek domein (Ictu, 2004) wel degelijk allang een deugdelijke aanzet bestaat (waaraan Nora, opmerkelijk genoeg, niets eens een verwijzing besteedt).
En n voor nationaal vind ik trouwens (ook) nog gevaarlijk beperkend; zie mijn anti-argument.

15.87
Wij verkeren in de situatie van niet-toepassing van dergelijke modellen. Zoals blijkt kunnen we daarin best een eind komen, maar levensecht spannend wordt het nooit zonder alle levensèchte vraagstukken van dien.

15.88
Het blijkt steeds een variatie op een thema. Ik geef een enkel voorbeeld: flens. Wij zijn er dankzij metapatroon vertrouwd mee dat flens-zijn een bepaalde situatie weerspiegelt. Er bestaat dus kennelijk een algemener 'iets' dat in relatie tot een ander 'iets' zich als flens gedraagt.
Ontwerpervaring leert dat het handig is om element-ietsen te bepalen, waarna je met dergelijke elementen gestructureerde ietsen vormt. Het zijn vaak pas die gestructureerde ietsen — doorgaans zijn daarvoor knooppunten in een zgn homogene hiërarchie al rijk genoeg — die vervolgens ook andere verschijningsvormen verkrijgen (waarin natuurlijk de samenstellende element-ietsen onlosmakelijk figureren).

15.89
Voor wie abstractie verwart met theorie-dus-ònpraktisch-ofwel-oprotten is reculer pour mieux sauter niet slechts een nodeloze omweg, maar een weg die hopeloos dood loopt.
Ik heb ooit eens gelezen — nee, ik heb helaas geen idee meer over de bron — over een proefneming waarbij vóór een bakje voedsel een doorzichtig scherm opgesteld staat. Als je een kip aan de àndere kant van dat scherm opstelt, okee, het duurt even, zou het dier van honger sterven. Maar een hond loopt subiet aan de zijkant langs het scherm en gaat aan de maaltijd.
Of dit verhaal klopt, weet ik niet. De moraal is dat de ogenschijnlijke omweg weleens de enige weg naar een doel is. Dat is natuurlijk nog onmogelijker te vatten voor wie niet zomaar een kip is, maar zelfs een kip zonder kop.
Nu maak ik uit jouw verslag van de modelleerbenadering die jouw collega’s (nog) volgen op, dat standaardisatie van namen moet vermijden dat misverstanden ontstaan. Informatiemodellering gaat echter niet primair om naamgeving, maar om gedrag(sbeschrijving). Pas wanneer je je consequent op gedrag oriënteert, kan het gaan dagen dat variëteit regel uitmaakt.
Vanwege de correspondentie tussen situatie (veronderstelde werkelijkheid) en context (verondersteld teken; nota bene, ik laat hier de interpretatiedimensie verder impliciet; zie daarvoor de semiotische enneade) verkrijgt het object in kwestie in èlke relevante context een karakteristieke gedragsbeschrijving. Met voor de externe naam eveneens een aparte context, kan je zo zelfs de wáárborg vestigen dat in àlle contexten die (ook) naar die bepáálde naamcontext verwijzen, consequent die ene naam er bijgehaald wordt. Hoezo, omweg? En mocht in een bepaalde context een àndere naam moeten gelden — kan toch? — dan wordt die dáár simpelweg opgenomen in de bijbehorende gedragsbeschrijving voor het object in kwestie.
Het is juist de overijverige, kortzichtige concentratie op absolute naamstandaardisatie die ònoverkomelijke problemen veroorzaakt. Want volgens die benadering dient de absoluut geldig verklaarde, externe naam onmiddellijk als dè kapstok voor een gedragsbeschrijving. Maar ja, wat blijkt als er sprake is van werkelijke gedragsvariëteit? Klopt, die ene kapstok kan ònmogelijk alle gevarieerde gedragsbeschrijvingen 'dragen' voor het object in kwestie. Inderdaad, zijn gedrag in de ene situatie kan zelfs tegenstrijdig zijn met wat het object 'doet' in een andere situatie.
Toegegeven, het is al heel wat indien de absolute benoemers de overbelasting van 'de naam' op het spoor komen. Mocht dat inzicht doordringen, dan kunnen ze met behoud van hun paradigma toch maar één koers kiezen. Voortzetten, feitelijk. Voor wat als — beschrijving van — àfwijkend gedrag bestempeld raakt, scheppen ze een extra kapstok. Ho, ho! Dat lukt slechts met een netzo àfwijkende externe naam ervoor, zodat nu precies resulteert … wat ze wilden vermijden. Hoezo, doodlopende weg?
Met de term paradigma geef ik al aan hoe moeilijk, zo niet onmogelijk, het is om uit te leggen dat vanaf een beetje serieuze informatievariëteit de vermeende omweg om naamgeving héén per saldo enige manier biedt om … juist diezelfde naamgeving gestandaardiseerd te krijgen en houden voor een gewenst bereik (dat tenminste via expliciete contexten exact valt te specificeren).
Nogmaals, de nieuwigheid van metapatroon houdt onvermijdelijk in dat theoretische uitleg nog overwegend onverteerbaar is. Om het beeld van die proef te hanteren, de enige manier om de kip een hapje te laten nemen is om even het scherm weg te halen. Zo moet je ook metapatroon zien 'werken' in een proefopstelling; de beheerste praktijk verschaft het nodige vertrouwen. Nee, geen bewijs, niet voor wie het nog niet kàn begrijpen. Let wel, zoals het volgens hun manier (niet) werkt, ontgaat ze natuurlijk eveneens. Tja, leg ze dat ook maar eens uit …
Zoals je weet, bestaat het probleem met deze aanpak door praktische demonstratie eruit dat juist kippen zonder kop de sterke neiging hebben zich hardnekkig in dat scherm vast te bijten. Met het valse idee van bescherming, houden ze het zo stevig op z'n plaats als belemmering van vooral hun eigen ontwikkeling. Nu moet je niet alles willen met een vergelijking. Ik laat dus inderdaad maar in het midden of a. zo'n kip nog wel een nek heeft en b. zij zo hard kan bijten (want met de kop is tevens de snavel afwezig).

15.90
Hierbij stuur ik je afschrift van een gedeelte van een bericht aan iemand met wie ik correspondeer over metapatroon. Hij ontmoet, zoals je eruit kunt opmaken, eveneens moeilijkheden om in zijn organisatie begrip te kweken voor noodzakelijke koerswijziging. Elke vergelijking met een hoge ambtenaar bij jouw ministerie komt uiteraard geheel voor je eigen rekening.

15.91
In dagelijks taalgebruik vergeten we doorgaans het verschil tussen object en teken (laat staan interpretatie of, zo je wilt, betekenis).
In het formele schema van de semiotische enneade behoort gedrag tot een object-in-bepaalde-situatie. Ja, wat is gedrag daar? Inderdaad, ik ben het me je eens dat gedrag principieel verandering betreft. Voortduring vind ik gewoon een grensgeval van verandering; als je er een waarde aan wilt toekennen, in dat geval is de verandering nihil.
Langs de tekendimensie van de enneade verschijnt de intext. Die correspondeert met het gedrag langs de objectdimensie. De intext is dus de gedragsbeschrijving, te weten als het teken-in-bepaalde-context.

In mijn tekst [15.89] zie je dat ik in elk geval probeer om precies te blijven, want er staat diverse malen voluit inderdaad "gedragsbeschrijving" waarmee ik teken annex informatie bedoel. Eigenlijk is informatie een aanduiding voor het gehéél van onlosmakelijke semiotische dynamiek, maar goed. Voor meer toelichting, zie bijvoorbeeld Dia-enneadic framework for information concepts.
Dankzij metapatroons tijdbeheer langs de tekendimensie is (ook) de intext veranderlijk. Verder kan enigszins duurzame intext het dynamisch gedrag van een object aanduiden steeds-wanneer-de-situatie-in-kwestie geldt, ofwel zonder dat die situatie — veel — wijzigt. Opnieuw benut ik het begrip grensgeval voor beschrijving van onveranderlijk gedrag, zeg maar statische eigenschappen.
Terug naar de objectdimensie. Gedrag van een object-in-situatie kan variëren van — en ik gooi er weer een wiskundig geïnspireerd randbegrip in — oneindig dynamisch tot oneindig statisch.
Nee, dus zeker géén gelijkheid van gedrag en informatie. Formeel houd ik informatie juist principieel gescheiden van gedrag. Natuurlijk kan wat we gewoonlijk informatie noemen op zijn beurt ook weer opgevat worden als ... gedrag van een bepaald object in een bepaalde situatie, enzovoort.

15.92
In je korte wijsgerige dialoog bereik je naar mijn indruk gevoelsmatig prachtig de zgn onlosmakelijkheid die je — althans, zo meen ik tevens te herkennen — met je ogenschijnlijk rationele vraagstelling in een eerder bericht nog deels probeert te ontwijken. Als mijn indruk(ken) klopt/-pen, verkeer je met zulke schakelingen trouwens in goed gezelschap. Zo bedacht Charles Peirce de triade als model van semiosis. Hij zei er nadrukkelijk bij dat de drie elementen, inderdaad, ònlosmakelijk zijn (irreducible). Elders in zijn werk trekt hij toch scheidslijnen en stelt verabsoluteringen, met aldaar verlies van samenhang/structuur als onvermijdelijk resultaat.
Het klopt slechts als volgt. Je kiest de beschouwingswijze van semiosis, òf je kiest die niet. Als je dat wèl doet, moet je je ook consequent aan de constituerende drie-igheid houden. Wat mij betreft moet je dus niet, zoals daarentegen jouw vraagstelling nog inhoudt, vanaf één, via twee, tot drie willen tellen. Met andere woorden, je kunt weliswaar apart de term teken vermelden. Maar als je dat netjes semiotisch bedoelt, veronderstel je zodoende onherroepelijk ònlosmakelijk óók zijn verhouding tot object èn interpretatie.
De enneade is een uitbreiding van de triade, met behoud van onlosmakelijkheid van de samenstellende elementen. Zeg je dus bijvoorbeeld ‘concept,’ dan zeg je impliciet altijd meteen de enneadische structuur erbij, te weten het verband met de overige acht elementen. De drie-igheid van Peirce blijft intact, zij het dat ik die laat overgaan op drie zgn dimensies met elk drie elementen. Drie maal drie is negen; voilá, enneade.
Je kunt zo’n structuralistische benadering afzetten tegen een atomaire. Wie een atomaire benadering volgt, telt eigenlijk steeds maar weer tot één, nooit verder, in een hardnekkige poging tot absolute definitie van een zelfvoorzienend ding.
Nota bene, de term element vóóronderstelt het systeem waartoe het gedacht is te behoren. Omgekeerd is vermelding van systeem zinloos, zolang de bijbehorende elementaire verbijzondering uitblijft. Verwarring ontstaat dus indien iemand met woordgebruik element en systeem de vàlse suggestie wekt een structuralistische benadering toe te passen, terwijl zij/hij feitelijk, zeg maar, atomie bedrijft. Als je architectuur verwant aan structuur herkent, weet je meteen hoe alom ongepast de term architectuur gebruikt wordt.
Laat ik niet teveel uitweiden. Jij legt verband met kennis. Ja, ook de laatste tijd is kennis onderwerp van pogingen tot atomaire definitie. Hoe jij Weggemans definitie aanduidt, past keurig in die categorie. Dat is zakelijk overigens beslist voordelig. Zo wekt hij bij zijn gesprekspartner, lezer e.d. gemakkelijk de schijn van … kennis, wat een opdracht en/of academische acceptatie kan opleveren. Maar een model met passende variëteit biedt zo’n atomaire definitie … per definitie nooit.
Je kunt de semiotische enneade opvatten als een bepaalde structúúrweergave van zoiets als het kennisproces. Want kennis is geen ding, zeker geen ding-op-zichzelf. Opnieuw, kies je eenmaal voor het semiotisch perspectief, dan is door de enneadische structuur een gemotiveerd concept ònlosmakelijk verbonden met ondermeer een situationele gedraging. Onder de noemer van pragmatisme wees Peirce dat al duidelijk aan. John Dewey is er zelfs consequenter in, vind ik.
Zo kan je volgens mij ook inzien dat “betekenisloos teken” tegenstrijdig is. Zodra je ‘iets’ als teken opvat, heeft het ònlosmakelijk gedragsconsequenties. Dat gebeurt óók, wanneer semiosis niet leidt tot, zeg maar, positieve interpretatie, ofwel wanneer je het teken niet begrijpt. Ook dat niet-begrijpen houdt weer gedrag in.
Vooral voor kennis vind ik gelden dat zinnen à la “Kennis is …” geheid de bron vormen van hopeloos misverstand. (Ook) kennis is inherent structureel, zodat een atomaire definitie (wederom) subiet averechts uitpakt.

15.93
Ontleen inspiratie voor onderwerpkeuze direct aan je eigen werk. Werkstuk: Hoe luidt een schetsmodel à la metapatroon?

15.94
Zeg ajb niet dat het allemaal moeilijk is. Het is 'gewoon' de variëteit die wij als informatiekundige professionals moeten beheersen, punt. Op een andere, zgn. eenvoudiger manier werkt 'het' niet.

15.95
Met instemming las ik uit NRC Handelsblad op vrijdag 8 september 2006 dat u per saldo een kritisch oordeel velt over Alain Badiou's werk. U toont daarbij echter onverminderd ontzag voor, zeg maar, de wiskundige kant ervan. Nu is het zeker niet zo dat ik dat allemaal begrijp, sterker nog, nagenoeg niets maakt Badiou mij langs die weg duidelijk, maar diens op-z'n-kop-zetten van uitgangspunten van de verzamelingenleer ontgaat mij als wiskundig ingenieur natuurlijk niet. Zo kom ik tot mijn oordeel dat Badiou, althans in Being and Event, onzin vertelt. Hij is door ijdelheid verstrikt in zijn ontologie van de leegte.

15.96
Ik vind de redenering zoals jij die namens ITCRegie verschafte bizar en het gevolg ervan maatschappelijk uiterst schadelijk. Ik heb er met allerlei mensen over gesproken, die mijn klacht toejuichen. Nogmaals, je kunt niet volhouden dat je innovatie bevordert ... en tegelijk beweren dat je iets niets begrijpt omdat het nieuw is. Dat komt er praktisch op neer dat je het fijn vindt om een stevig salaris te ontvangen, maar het verdomt om er iets passends voor te doen. Zodoende negeert ICTRegie mij als Nederlandse ondernemer met een wezenlijke innovatie. Ik ben dus (ook) reuze benieuwd of de verantwoordelijke ministers jullie gemakzucht steunen.

15.97
Ik blijf veranderkundig spel op diverse schaakborden proberen te ontwikkelen. Het is in elk geval het zoveelste experiment met als hypothese dat ik voor de netzoveelste keer geen reactie krijg.

15.98
Zoals je wellicht verwacht, ben ik nog altijd minder enthousiast. Ik herken namelijk geen wezenlijke beweging, louter aangepaste retoriek. De burger centraal is namelijk net zulke onzin als — het al dan niet impliciete — de overheid centraal. Het gaat algemeen om verkeer, niet om een bepaalde deelverzameling van deelnemers. Zo blijft het dus hetzelfde liedje van overheidsdienstverlening, maar dat is slechts een (klein) gedeelte van de informatieverkeersstroom die 'over' het informatiestelsel in het publiek domein 'loopt.'
Ja, ik vind het als beleidstekst vanuit BZK best aardig en wellicht zelfs het beste dat we ervan kunnen verwachten. Dat is echter nog altijd niets. Het gaat zo domweg nooit werken, want de maatschappelijke praktijk is nu eenmaal sterker.

15.99
Je aangebrandheid acht ik ongepast. Je herhaalt een standaardmededeling, dus zonder enige aandacht voor mijn argumenten dat ik met een stelselmatige vernieuwing kom. Daaraan neem ik aanstoot, wat mij terecht lijkt. Natuurlijk zoek ik graag samenwerking in allervriendelijkste sfeer, maar blijkbaar gaat daarvan weleens onvoldoende aansporing uit. Ja, je bevestigt aldus ook dat mijn signaal waarschijnlijk niets productiefs oplevert. Waarom je dat bevestigt? Je komt met kritiek aan mijn adres, zonder een spoor van zelfreflectie. Overigens deel ik jullie darwinistische benadering van vernieuwing niet, althans niet als het zoals in mijn geval gaat om heuse doorbraaktechnologie. Nieuwe paradigma's ontstaan niet door concurrentie; dat lukt slechts met incrementele aanpassingen, maar ja, daarvan vraag ik me dan af wat er werkelijk innovatief aan is.
Ik vraag alleen maar dat ICTRegie zijn werk behoorlijk doet. Nou ja, je hebt je verdediging voor de ministers tenminste klaar.

15.100
Ja, zo kan je zelfgenoegzaamheid volhouden. Vanuit een machtspositie verplaatst hij aldus het probleem van zijn eigen tekortkoming naar de manier waarop ik mij uiteindelijk gedwongen voel hem erop te wijzen. Die truc kennen jij en ik nu wel. Wij poneren met een nieuwe boodschap constructief een kans, die de argwanende ontvanger echter subiet tot helemaal ons probleem verklaart. Zo hoeft hij er niets aan te doen en, je weet maar nooit, ontwijkt zonder enige gesublimeerde moeite door de dreiging die er voor hem vanuit zou kunnen gaan. Wij kunnen zo vaak als we willen herhalen dat er helemaal geen dreiging bestaat. Nogmaals, het betreft een heuse kans, roepen we dan. Is dat echt zó kansloos?

 

 

mei – september 2006, webeditie 2006 © Pieter Wisse