Pieter Wisse
Op 15 juni 2006 verscheen “een noodeditie” van NRC Handelsblad. Linksboven op de voorpagina biedt de uitgever excuses aan, keurig hoor. Ook geeft hij daar als korte verklaring dat de oorzaak “een omvangrijke technische storing van het redactionele computersysteem” is. De aangekondigde afwijking valt mij trouwens nauwelijks op; ik stel een hanteerbaar dagblad zeer op prijs. Zelfs schromelijk overdreven is daarom de aanduiding “noodeditie” voor wat nagenoeg een normale krant blijkt. Als dàt nood heet …
Maar de redactie vindt de bijna overbodige mededeling door de uitgever
blijkbaar nog veel te mager. Oók op de voorpagina, nota bene, staat rechtsboven
een uitgebreidere tekst van Derk Walters. Hij schetst de verschijning van de
krant op die donderdag, het staat er nèt niet letterlijk, als een strijd tussen
goed en kwaad. Want slechts dankzij heroïsche inspanningen van redacteuren,
hemzelf ongetwijfeld inbegrepen, is de glorieuze overwinning behaald. Zoals
meteen de kop luidt, “De krant komt altijd uit — ook als de bits en bytes niet
meewerken.”
Hoewel niemand uitsluitsel over de exacte oorzaak van de storing kon geven,
althans, van wat Walters schrijft word ik niets wijzer, wijst hij desondanks de
kwade tegenstander aan. Opnieuw — even de juridische redacteur naar laten
kijken, soms? — staat het er niet letterlijk, maar ik kan er niets anders van
maken dan een beschuldigende toon. Zo noemt hij niet alleen het bedrijf “dat de
automatisering bij NRC Handelsblad verzorgt.” In één moeite door maakt Walters
ook voorpaginanieuws van een medewerkster; haar persoonsnaam vergezelt enkele
citaten. Terecht?
Zijn uitsmijter vormt een minivraaggesprek met de hoofdredacteur. Als het
klopt, heeft Folkert Jensma nooit eerder nagedacht over afhankelijkheid van
gereedschappen. “Er moeten reservesystemen komen,” beweert hij nu.
De nieuwswaarde van het verslag over “stress en berusting op de redactie”
acht ik nihil. Maar juist dàt maakt het zo interessant, waarvoor ik dank
verschuldigd ben aan de verkrampte krant. De kansen voor publieke agendering
van informatiekundig belang zijn schaars, zodat ik deze meteen aangrijp.
Wie ontwikkelingen niet volgt, mist dat wij een samenleving onderhouden waarin
in hoog tempo alsmaar meer aspecten van ons informatieverkeer door digitale
technologie gefaciliteerd raken. Ik geef toe dat het reuze lastig is om
daarover tijdig, genuanceerd, begrijpelijk, uitdagend enzovoort verslag te
doen. Ik geloof ook niet dat ik NRC Handelsblad
tekort doe als ik stel dat die krant daarin niet voorop loopt. Dat hoeft ook
niet, kàn voor zo’n dagblad zelfs niet eens, maar tegelijk mag de achterstand
op de werkelijkheid ook niet al te groot zijn. Nu bevestigt Walters c.s.
plotseling waaraan die blinde vlek, zeg ook maar zelfoverschatting, bij de
zelfverzekerde kwaliteitskrant ligt. Zijn misser maakt duidelijk hoezeer het de
journalisten in kwestie domweg ontbreekt aan relevante kennis en ervaring. Wat
gebeurde er? Op de vijftiende juni van het jaar tweeduizendzes doen pakweg een
handjevol krantredacteuren pas de ervaring op dat wat zij voor vanzelfsprekend
hielden … het helemaal niet is. “While I was sleeping …,” begint Thomas
Friedman inmiddels wat wijzer geworden zijn boek The
World is Flat. Hè, hè, eindelijk. Bij NRC
Handelsblad ontbreekt helaas nòg sterker minimaal voldoende
deskundigheid voor evenwichtiger verslaggeving. In de overmaat aan gekwetste
ijdelheid verdrinkt terughoudendheid. Het verwende jongetje beklaagt zich
ongeremd over vermeend onrecht.
Walters’ verhaal is dus pas werkelijk interessant als illustratiemateriaal
voor algemeen heersend gebrek. Alom houden verantwoordelijke functionarissen
zich onwetend van veranderdynamiek op maatschappelijke schaal. Hun bemoeienis
met technologie, met nu wat extra nadruk op de digitale variant, reikt
doorgaans niet verder dan hoe zij vroeger met speelgoed omgingen. Het is steeds
eventjes jammer als er iets stukgaat, maar met wat zeuren krijg je altijd
kant-en-klaar weer wat nieuws. Sterker nog, zo wordt het leuk om zèlf
regelmatig iets kapot te maken. Je bent er immers niet afhankelijk van en
anders ga je je maar vervelen.
Waarschijnlijk daarom komt later zelfs de geringste storing over als zo’n
levensbedreigende schok. De zoveelste ontdekking van alweer een beetje extra
onmacht leidt bij volwassen mensen strikt redelijk tot een inhaalslag. Het
onredelijke kind zoekt het daarentegen in ontkenning van zijn eigen
verantwoordelijkheid. Is het niet zo dat iedereen schuld kan dragen aan falen …
behalve hijzelf?
Van welke krant dan ook is het natuurlijk te veel gevraagd om onvolwassen lezers tot redelijkheid op te voeden. Desondanks valt het op, indien de Nederlandse krant met de meeste pretenties in die richting precies hetzelfde irrationele gedrag vertoont als het even tegenzit met hedendaagse hulpmiddelen. Nogmaals, dat is pas ècht belangwekkend. Met onbeteugelde aandacht voor haarzèlf tijdens een non-crisis levert NRC Handelsblad onbedoeld een genadeloos scherp verslag van sluimerende maatschappelijke wanorde.
Ware de krant een narcist, dan is elke oproep tevergeefs om tenminste
voortaan wat redelijker (niet) te berichten. Ik kijk gewoon wat er verder
gebeurt. Hoopgevend is overigens allerminst wat Jensma twee dagen later
schrijft, dus in de krant van 17 juni 2006. Walters’ eerdere bijdrage roept lezers
tevens tot een reactie op. NRC Handelsblad
publiceert vervolgens korte passages uit een achttal van zulke reacties. Maar
wat antwoordt de hoofdredacteur erop? Jensma gaat door waar Walters met
zelfmedelijden opgehouden was. Hij stelt dat het “[v]oor journalisten een
onbestaanbare, zelfs onverdraaglijke gedachte” is als de krant niet kan
verschijnen. Kom, kom, had de redactie heus collectieve zelfmoord gepleegd? Wie
ònverdraaglijkheid serieus meent met louter een computerstorinkje als
aanleiding, valt moeilijk serieus te némen, is ronduit megalomaan, verwart
zichzelf als de boodschapper met de boodschap. Zo iemand lijkt me zelfs bij
uitstek òngeschikt als journalist. Kijk, bijvoorbeeld voor een piloot is dat
anders wanneer het vliegtuig dat hij dacht te besturen, door volautomatische
fouten neerstort op een woonwijk. Boeiend, zou mijn oudste dochter enkele jaren
geleden opgemerkt hebben, dat redacteuren “die ochtend tot half één [leefden]
met de gedachte dat [z]e de lezers moesten uitleggen waarom ze geen, een totaal
verminkte of volledig uitgeklede krant zouden ontvangen.” Is dat gebeurd? Nee.
Nou dan! Geeuw, geeuw. Maar Jensma hengelt hunkerend door naar erkenning, want
“[d]e krant van donderdag was echter technisch smetteloos en alleen wat
dunner.” Zo’n krant, daar bent u toch voor! Moeten we u daarvoor nu extra komen
bedanken? En ook al was de krant een keer niet uitgekomen, wat is daar zo erg
aan? Ja, helemaal tegenwoordig. En ik bedoel, èrg voor de lezers? Er zijn heus
nog wel meer kranten, het razendsnel groeiende aantal alternatieve
nieuwsdiensten daargelaten. Verdient eventuele onderbreking van een enkele
nieuwsdienst werkelijk vermelding door die ene dienst zèlf als zo’n beetje het
allergrootste nieuws?
Ter rechtvaardiging om “op de voorpagina […] verslag van een brand [te doen]
die we alleen zelf meemaakten,” voert Jensma op dat het “[l]eerzaam voor een
volgende keer” is. Voor wie leerzaam? Voor de lezers soms? Het zou best kunnen.
Maar hoe luidt de les dan concreet? Wàt precies leerde NRC
Handelsblad van het tijdelijke ongemak voor enkele redacteuren dat zo relevant
voor de lezers is?
Beste Jensma, wat uzelf er gauw van moet leren is dat digitale technologie
een ònlosmakelijk aspect van maatschappelijk verkeer uitmaakt, met alle
gevolgen voor ontwikkeldynamiek van dien. Inderdaad, dat betreft tevens het
proces waarmee elke dag de krant tot stand komt. Het lijkt me de opgave met
bijbehorende verantwoordelijkheid voor de uitgever om u daarvoor adequate
gereedschappen beschikbaar te stellen. Eerlijk gezegd verbaast het me dat
jullie niet beschikken over, als u me term veroorlooft, noodvoorzieningen voor
redactionele taken. Hoe naïef kan je zijn? Vindt de uitgever dat te duur? Dan
is het logisch dat het weleens niet werkt, punt. Oh ja, laat u na alle nodeloze
ophef aub nog wel even netjes weten wat nu de wèrkelijke oorzaak van de storing
was. De lès, weet u nog? Walters kon niet wachten uw leverancier met de schuld
op te zadelen en van de weeromstuit zichzelf vrij te pleiten. Ik vind dat al
geen manier, omdat de toegang tot het publiek asymmetrisch is. Misschien zat er
wel een redacteur vingernagels te knippen — Walters? — en raakte per ongeluk
tegelijk een netwerkdraadje, wie weet? Ja, verdachtmaking is simpel. Of houdt de redactie met een zelfgemaakt programmaatje een toto bij
voor het wereldkampioenschap voetbal en ging het daardoor mis? U houdt niet van
speculaties? Daar ben ik het mee eens. Maar goed, dat geldt allemaal intern en
val me daarmee verder nooit lastig als krantlezer. Of doe het op z’n minst met
zelfspot; ja, dat vergt inderdaad nogal wat deskundigheid.
Alweer iets anders is de vraag wat een krant zoals NRC
Handelsblad eigenlijk is, nu en in de toekomst. Het ligt voor de hand
dat de krant met de samenleving mééverandert. U kunt van die nood — oeps! —
trouwens simpel een deugd maken. Dit incident beschouwen we dan maar als een
ongelukkig ontwikkelkramp(je). Want u kunt gerust die kwalitatieve
veranderingen ruimer thematiseren en, voilá, aan relevante onderwerpen volgens
verantwoord perspectief ineens geen gebrek. Dus, beter laat dan nooit, stel
deskundige redacteuren aan. Misbruik uw krant niet voor het serveren van een
onuitstaanbaar brouwsel uit zelfverheerlijking en zelfbeklag. Bedrijf gewoon
professionele journalistiek. Verschaf dus voortaan ook zakelijke berichtgeving
over ontwikkelingen in en van de informatiemaatschappij.
Dr ir Pieter Wisse (www.informationdynamics.nl/pwisse) is informatiekundig ontwerper en directeur van Information Dynamics te Voorburg.
juni 2006 © Pieter Wisse