Minister

Pieter Wisse

De maatschappelijke ontwikkeling verdient een institutionele impuls door oprichting van het Ministerie van de Informatiemaatschappij en bijbehorende benoeming van een machtig minister.

 

Paars zit alweer bijna vier jaar op het pluche. Tijd voor verkiezingen, dus. Daarna komt de kabinetsformatie. In het Nederlandse coalitielandschap is dat de beste, en overigens vaak enige, gelegenheid om de inrichting van het openbaar bestuur ŕnders dan triviaal te wijzigen. Het is echter een misvatting, dat het nieuwe regeeraccoord pas ná de verkiezingen tot stand komt. Politici en bestuurders sleutelen daar al driftig aan, voortdurend eigenlijk. Wie zijn voorstel vergeet tijdig te doen, veroordeelt zijn verandering tot een extra kabinetsperiode in de wachtkamer.

U begrijpt nu mijn timing. Maar welke verandering in het openbaar bestuur, en dan in het bijzonder in de rijksdienst, stel ik voor? Voordat ik mijn plan prijsgeef, licht ik even toe wat volgens mij de organisatorische hoofdlijn van de rijksdienst bepaalt. Dat zijn maatschappelijke of, nauwkeuriger gezegd, sociaaleconomische thema´s. Kortom, wat geldt als belangrijk? Mijn antwoord: Dat is wat belangrijke (lees: machtige) mensen belangrijk vinden. Hun motief? Ik zei het al, dat is meestal economisch, soms sociaaleconomisch en zelden sociaal. U ziet dus wel dat ik politicus noch bestuurder ben.

Als zo´n thema maar belangrijk genoeg wordt gevonden door genoeg belangrijke mensen, volgt vaak institutionalisering in de vorm van een ministerie. Neem bijvoorbeeld oorlog. Inderdaad kende Nederland nog niet zo lang geleden het Ministerie van Oorlog. Het is overigens de vraag of de opvolger, het Ministerie van Defensie, een wezenlijke maatschappelijke verandering weerspiegelt of dat het slechts een naamswijziging in dienst van betere public relations is. Maar goed, voor zulke maatschappijkritiek leest u deze column niet.

Mijn idee is het om de logische conclusie te trekken uit de alsmaar groeiende verspreiding en toepassing van — wat inmiddels zo mooi heet — informatie- en communicatietechnologie. Simpel geredeneerd moet daar dus een apart ministerie voor komen, met een eigen minister. Het zou echter een enorme vergissing zijn om voor deze heroriëntatie van de rijksdienst het accent op technologie te — blijven — leggen. Ook zijn de verspreiding en toepassing ervan niet wezenlijk genoeg om vruchtbaar te institutionaliseren. Het gaat erom de noemer van de maatschappelijke effecten te herkennen. Mijn voorstel luidt: informatiemaatschappij.

Want een Ministerie van Informatie- en Communicatietechnologie zou niets anders worden dan een zielloze herschikking. Dus, een beetje industriebeleid van Economische Zaken met wat telecommunicatiebeleid van Verkeer & Waterstaat. Vooruit, nog wat coördinatie van informatievoorziening in het openbaar bestuur van Binnenlandse Zaken erbij. Ook voor de hand liggend, enkele onderdelen van Onderwijs voor wat leermiddelen en -methoden betreft. En zo valt er van alle bestaande ministeries wel iets in te pikken.

Dat wordt dus niets. Maar gelukkig is er die noemer van de informatiemaatschappij. Als ik zuiver en naďef tegelijk ben, kan zo´n institutioneel thema werkelijk iets toevoegen. Dat lukt echter niet met een strikt economische invalshoek. Het gezegde luidt niet voor niets: business as usual. Er is een invalshoek nodig, die helaas als bijna tegenovergesteld geldt. De sociale, dus. Ik zie daarom als kern van het Ministerie van de Informatiemaatschappij graag het huidige Directoraat-generaal van Cultuur. Verrassend? Dat is de laatste jaren al zo vaak heen en weer geschoven tussen ministeries, dat een nieuwe positionering er wel bij kan. En ditmaal is het ernst door de promotie tot ministerie. Cultuur gaat voortaan informatiemaatschappij heten. Dŕt is vervolgens de kristallisatiekern van verdere institutionalisering in de rijksdienst.

Nog één vraag staat er open. Wie wordt de allereerste minister van de Informatiemaatschappij? Ik geef toe dat duurzaam succes van mijn plan vooral afhangt van de manier waarop de nieuwe minister met haar of zijn nieuwe ministerie op het politiek-bestuurlijke krachtenveld meespeelt. Omdat ikzelf niet beschikbaar ben, blijven als kandidaten m.i. de lijsttrekkers van de naar verwachting twee grootste partijen over. Stel dat Bolkestein of Kok die (eerste) minister van de Informatiemaatschappij wordt, is het dan geen prima idee?

 

© 1997, webeditie 2001.
Eerder verschenen in: Informatie Management, 1998, nr 1/2 en De informatie-architect, 1998, nr 0.