Ook verschenen in: Digitaal Bestuur,
14 juli 2009.
De DB-redactie wijzigde daar de titel in kortweg Algemeen
Belang.
Pieter Wisse
Het lukt maar niet om vitale voorzieningen voor
elektronische overheid de nodige infrastructurele draai te geven. Ik
veronderstel dat fragmentatie deels valt te wijten aan onvermogen van
beleidsbepalers. Als verklaring zoek ik het in wat zij van oudsher wèl
beheersen.
De sleutel tot reëel inzicht vormt het verschijnsel van de achterban en de
relatie van een politicus, respectievelijk bestuurder ermee. Want hij bekleedt
die leidende positie vergaand dienend, dat wil zeggen bij de gratie van wat
leden van zijn achterban in kwestie ervaren als behartiging van hùn specifieke
belangen. Daarom is het zo belangrijk dat hij als leider, stamhoofd of noem
maar op die bijdragen herkenbaar levert. Want voor degelijk
populariteitseffect, draagvlak enzovoort moet natuurlijk vooral voor de relevante
achterban annex doelgroep de herkomst van hun begunstiging duidelijk zijn en
blijven.
Kijk, dàt metier van suggestie beheersen van oudsher politici en tegenwoordig bestuurders
en steeds vaker tevens hogere ambtenaren prima. Anders bereik je zo’n positie
nooit, punt. Zij zouden op straf van positieverlies en wie weet erger twijfel
laten bestaan over hun instrumentele invloed. Dat overkomt een ambitieuze
leider dus nooit vrijwillig.
Dergelijke verhoudingen in maatschappelijk verkeer staan bekend als cliëntelisme.
Zoek het maar na. Het heeft weinig zin om die praktijk radicaal te veroordelen.
In een staatsinrichting die in politiek opzicht gebaseerd is op
vertegenwoordiging horen preferentiële interventies er zelfs tot op zekere
hoogte gewoon bij. Die verhoudingen, respectievelijk de bijbehorende leiders
moeten echter niet gaan overheersen.
Van oudsher bestaat een beproefd middel om contraproductief
cliëntelisme te overwinnen. Dat lukt nog het redelijkst door een onderwerp
voortaan te behartigen onder de noemer van het zgn algemeen belang.
Operationalisering van algemeen belang verkrijgt de karakteristieke gedaante
van infrastructuur. Dat zijn gewoon twee kanten van één medaille. Nota bene,
infrastructuur omvat materiële èn immateriële voorzieningen. Zeg ook maar,
rails èn regels. Het is voor technocraten wellicht wennen, maar wet- en
regelgeving behoren dus nadrukkelijk tot infrastructuur in de ruime betekenis
die de term verdient.
De neiging tot cliëntelisme verklaart overigens tegelijk waarom het meestal erg
lang duurt om algemeen belang van toepassing te laten zijn. Daardoor gaat
inderdaad altijd een invloedsfeer(tje) voor voorkeursbehandeling verloren. Dat
beperkt, klopt, mogelijkheden voor gedifferentieerde binding, identificatie
e.d. waaraan zowel leider als achterban onderlinge behoefte kennen en waarmee
zij hun relatie onderhouden, liefst nog versterken. Natuurlijk stuit
verwisseling naar algemeen belang daarom geheid op weerstand. Komt er trouwens
geen andere invloedsfeer voor in de plaats? Vooruit, algemeen belang is in
absolute zin inderdaad een illusie, maar alweer wat algemener belang kan reuze
praktisch uitpakken.
Eigenlijk volgt hieruit praktisch óók, omgekeerd, dat een milde dosis
cliëntelisme ronduit gezond is voor een samenleving, die daardoor per definitie
multicultureel is. Maar er zijn dus grenzen. Op de website van GBO.Overheid
staat m.i. terecht prominent als motto: “Op basisvoorzieningen en
infrastructuur concurreer je niet. Die gebruik je gemeenschappelijk.”
Voor infrastructuur komt aldus geredeneerd het eenvoudigst in aanmerking wat
voor de ene èn de andere achterban geen verschil (meer) uitmaakt. Het ontgaat
verzamelde leiders echter nog weleens wat hun respectievelijke achterbannen
allang feitelijk koud laat of, als onmisbare voorwaarde voor maatschappelijke
dynamiek, wat zij zelfs uitgesproken wèl willen delen. Zo heb ik nu sterk de
indruk dat de ontwikkeling van de elektronische overheid ernstig stagneert door
achterstallige empathie bij politici en bestuurders. Kennen zij de reële behoeften
aan informatieverkeer voldoende? Wat volgt daaruit voor kansen met passende
infrastructuur?
Ik geef een voorbeeld. Iedereen vindt onderscheid tussen burger en bedrijf in
allerlei opzicht realistisch. Ruw gesteld, het is hier immers maar een voorbeeld,
werpt het ministerie van Binnenlandse Zaken (en Koninkrijksrelaties) zich op
voor belangenbehartiging van natuurlijke personen als burger. Vergelijkbaar
behartigt het ministerie van Economische Zaken de belangen van (overige)
rechtspersonen als bedrijf. Tot zover, alles duidelijk. Stel even dat het over
hang- en sluitwerk van gebouwen gaat. Een burger woont in een huis, terwijl een
bedrijf met zijn medewerkers een kantoorpand gebruikt. Maar volgt uit zulk
verschil dat voor huis en kantoorpand overeenkomstig verschillende sloten met
dito sleutels onontbeerlijk zijn? Nee, daartussen bestaat geen verband.
Daarentegen is bij gelijke risico’s dezelfde sleutel e.d. wel zo eenvoudig.
Met DigiD, hoera, beschikt Nederland over een heuse infrastructurele voorziening
voor digitaal informatieverkeer. Wie schrijft overigens de
ontstaansgeschiedenis eens netjes op, met erkenning van pionierbijdragen door
Olf Kinkhorst en Ali Odaci (met mijn excuus aan wie ik hier in de gauwigheid
vergeet te vermelden; meldt u zich aub met een reactie op deze blog?). Hoe dan
ook, de ene DigiD voor burgers èn voor bedrijven, het is natuurlijk volstrekt
logisch.
Maar als we niet oppassen, gaat ronduit onbenullig cliëntelisme zelfs dat
spaarzame succes bederven. Ik reconstrueer als volgt. DigiD wordt door
Economische Zaken inmiddels blijkbaar vooral opgevat als ‘van’ Binnenlandse
Zaken. Tja, dat vormt aanleiding om die voorziening te laten vernauwen tot de
bijbehorende achterban. DigiD moet als het ware terùg naar DigiD voor Burgers.
Voor Economische Zaken schept dat ruimte voor bediening van zijn eigen
achterban met een àndere, apàrte voorziening voor zgn authenticatie. Nee, DigiD
voor Bedrijven gaat die niet langer heten. En zo komt het dat Economische Zaken
de aanzet gaf tot eHerkenning voor Bedrijven.
Wat dit voorbeeld betreft kunnen we bij nader inzien trouwens gerust zijn, die
extra authenticatievoorziening is niet levensvatbaar. Er is gemis aan minimale
aandacht voor wat onlosmakelijk infrastructuur moet zijn. Maar goed, nogal wat
geld kost zo’n mislukte poging altijd en dat is op voorhand verspild. En er
gaat weer kostbare tijd verloren, terwijl het publiek van burgers èn bedrijven
steeds minder geduld krijgt met overheidsorganisaties die drempels voor vlot
informatieverkeer opwerpen ipv ze te slechten.
Een ander voorbeeld, ik signaleer het slechts weer, is het Nationaal
uitvoeringsprogramma dienstverlening en e-overheid, kortweg bekend als
Nup. De analyse kan inmiddels kort zijn. Ook daarvan raakt cliëntelisme door de
opzet bestendigd. Dat hoeft geen bezwaar te zijn. Het pakt voor Nup echter
verkeerd uit, zelfs evident averechts, want gestelde doelen zijn door-en-door
afhankelijk van daadwerkelijke samenhang.
Vroeg of laat bestaat daarvoor slechts één remedie. Op (im)materiële voorzieningen
die geen verschil uitmaken, respectievelijk mógen uitmaken voor gelijke rechten
en plichten in maatschappelijk verkeer, verklaren we het regime van het
algemeen belang toepasselijk. Nogmaals, met één woord heten dergelijke
voorzieningen: infrastructuur.
De zgn elektronische overheid is pas levensvatbaar als aanzet tot
infrastructuur voor informatieverkeer op maatschappelijke schaal. Hieruit volgt
logisch simpel en veranderkundig weliswaar complex, maar onontkoombaar dat voor
duurzame resultaten de besturingsarrangementen à la Nup tekort schieten.
Bijvoorbeeld wat daarin regiegroepen heten, blijft feitelijk samengesteld uit
evenzovele vertegenwoordigers van cliëntelisme. Dat houdt algemeen belang juist
àf en werkt voor de opgave in kwestie dus nooit. Dat is toch jammer.
10 juli 2009, webeditie 2009 © Pieter Wisse