Pieter Wisse
36.1
Mis ik iets door de formulering van jouw contragram? Er staat: “Het wezen van
de betrekking is het betrekking van het wezen.” Ik ben in eerste aanleg geneigd
“… is de betrekking …” te willen lezen, dus met gewijzigd lidwoord. Maar bij
nader inzien vind ik “… is het betrekken …” zelfs extra suggestief. Op die
manier speel je ook nog eens met variatie door werkwoord resp. zelfstandig
naamwoord. Is dat ‘m?
Dankzij 2009.06.04 meen ik alweer
iets beter te begrijpen, waarin het referentiekader van Jaap van Rees nog sterk
traditioneel is. De aanleiding is jouw zinsnede “…opdat ik mij veilig en
vertrouwd voel in mijn (informatie)samenleving?” Ik vroeg mij af, of
“(informatie)samenleving” daar zomaar door informatieruimte vervangbaar is. Dan
blijkt m.i. — jouw gebruik van — het bezittelijk voornaamwoord “mijn”
meerduidig.
Enerzijds zou je daar een spoor van Van Rees’ duiding van informatieruimte in
kunnen herkennen. Zoals ik zijn
theorie onder die noemer althans begrijp, ziet hij zo’n ruimte àfgesloten,
zeg ook maar niet-relationeel. Want een persoon of afdeling enz. is met
informatie pas relationeel bezig via wat Van Rees toon- en kijkvensters noemt.
Dergelijke vensters veronderstellen dus een binnenruimte inclusief specifieke
(grens)overgangen van/naar een buitenruimte. Tegelijk, door zijn grens is de
informatieruimte als binnenruimte betrekkelijk “veilig en vertrouwd” gedacht.
Op deze manier benaderd is de aanduiding veilige binnenruimte dus eigenlijk een
pleonasme.
Anderzijds heeft de combinatie van “mijn” met “samenleving” juist iets
tegenstrijdigs. Moet dat niet ònze samenleving zijn? En omdat ook die
samenstelling veel wegheeft van een pleonasme, gaat het feitelijk om dè
samenleving. Dat is echter geen particuliere binnen-, maar algemene
(buiten)ruimte. Wanneer wij in de aldus opgevatte informatieruimte maatregelen
willen treffen “opdat [iemand zich] veilig en vertrouwd voel[t],” zijn we er
natuurlijk niet met zgn vensters.
Nu gaat het Van Rees met zijn idee van informatieruimte stellig niet, zeker
niet in eerste aanleg, om veiligheid. Maar via dat thema vind ik dus
duidelijker herkenbaar, dat hij onverminderd naar een vàst informatiekundig
fundament zoekt. Daarvoor geldt, zo reconstrueer ik, de informatieverwerker met
zijn ‘eigen’ informatieruimte als atomair. Maar volgens mij gaat dat juist in
tégen wat wezenlijk aan informatie is: middel voor betrèkking. Daarom telt
tevens betrekking/relatie als fundamenteel, kortom, moet interdependentie het
uitgangspunt zijn. Dat vergt open (verkeers)ruimte voor iedereen in
wisselwerking met ‘relatief’ gesloten ruimte pèr deelnemer.
Jouw opmerkingen over wie-betaalt-wat onderstrepen m.i. het belang, zelfs
noodzaak van infrastructurele aanpak in de zin van voorzieningen vanuit
algemeen belang. Je wordt gauw tureluurs van de dwang van een zgn business
case. Er is een visie nodig op maatschappelijke dynamiek. Daaruit volgt zicht
op nodige en voldoende voorzieningen. Op de schaal van aparte deelnemers valt
daarvoor onmogelijk financiering te verkrijgen.
Zoals jij in 2009.06 tenslotte Twitter uitlegt, zo kan ik nu als vervolg
vermelden, positioneer jij wat je de Twitter-informatieruimte (TIR) noemt als
binnen- noch buitenruimte, maar als een overgangsruimte. Daarvan verschilt het
karakter principieel van hoe Van Rees toon- en kijkvensters bedoelt. Want
volgens hem is een venster géén ruimte, maar eerder een (grens)pùnt. Met andere
woorden, TIR is strijdig met Van Rees’ theorie van de informatie(binnen)ruimte
(indien ik tenminste die theorie adequaat duid).
36.2
Telefonisch spraken we laatst over Twitter als onderdeel van media-mix.
Inderdaad, dat jij en ik dat telefoongesprek voerden, bevestigde natuurlijk al
dat zo'n mix bestaat èn nodig is. Kan jij je in de open Twitterruimte
onsterfelijk maken door een symbool te lanceren dat daar staat voor een
uitnodiging om via een ànder medium dieper op een opgerakeld onderwerp in te
gaan? De Griekse hoofdletter omega wellicht, gevolgd door een vraagteken? Als
dat andere medium een webpagina oid. is, kan je ook verder met Twitter er
verkeer naartoe proberen te leiden.
36.3
Of je er nu hoofdstukken, paragrafen, alinea's of wat dan ook van maakt, naar
mijn idee moet je die thema's als aanloop domweg aflopen, vóórdat je je (eigen)
hoofdspoor bereikt en daarop verder kunt. Daar zit nogal wat onderzoek aan
vast, want juist in de aanloop geef je er blijk van dat je voldoende op de hoogte
bent van de stand-der-kennis terzake. Noem het maar due dilligence. Dat is dus
niet het gedeelte waar je oorspronkelijk moet willen zijn, integendeel. Het is
voor zo'n geloofwaardige (lees: acceptabele) aanloop dus de kunst om niet
eindeloos literatuur te bestuderen, maar juist om zo weinig mogelijk bronnen
optimaal, zeg maar, uit te melken. Een vrij extreem voorbeeld is zowaar het
tweede hoofdstuk van mijn proefschrift. Dat is wel beschouwd helemaal gewijd
aan één ènkele zin van C.S. Peirce. Maar ja, daar noem ik ook iemand. Kortom,
als de auteur maar gezaghebbend genoeg is, kom je er prima mee weg. Ik zeg er
trouwens graag bij, dat die concentratie daar erg productief bleek. Daarmee
zette ik een noodzakelijke stap op weg naar het ontwerp van de semiotische
enneade.
Voor een adequate aanloop moet je dus een stroom(pje) zoeken waarin je kunt
méégaan. Eventuele kritiek komt pas later aan bod. Zo heb ik enkele weken
geleden naar literatuur gezocht die jij op die manier zou kunnen benutten. Ik
heb geen idee of het iets is, maar in Organization
Modeling: Innovative Architectures for the 21st Century (Prentice Hall,
1999) door J. Morabito, I. Sack en A. Bhate is sprake van "organization
molecule." Het heeft er dus weg van dat die auteurs minstens een vergelijkbare
klok hoorden luiden. Dat zou je als bedrijf nare concurrentie moeten vinden,
maar voor een proefschrift is het ronduit een uitkomst. Want stel dat ze
inderdaad een aardig verhaal houden, dan kun je allereerst dáárvan verslag doen
(selectief, prima) om vervolgens èrgens voor je vervolg in te haken. Een ander
boek dat me zo op het eerste gezicht aanspreekt, is Managing
in de the Modular Age: Architectures, Networks and Organizations
(Blackwell, 2003), samengesteld door R. Garud, A. Kumaraswamy en R. Langlois.
Dat is dus een bundel.
Mocht jijzelf allang geschikte literatuur kennen, des te beter. Je kunt dus
heel ver gaan met het aanknopen tijdens zo'n aanloop. Nòg een vrij extreem
voorbeeld (in de zin van zelfs meer citaten dan eigen tekst) is mijn PrimaVera-working
paper (2010-01) dat vandaag verscheen. Alleen maar winnaars, want de geciteerde
moet blij zijn met zoveel aandacht, terwijl ik me nog niet hoef bloot te geven
met mijn eigen standpunten (wat mij voor het onderwerp, ontwerp en politiek,
met name voor het tweede deelonderwerp, politiek dus, verstandig leek ;-). Om
er zeker van te zijn dat de geciteerde geen bezwaar maakt, wilde ik graag dat
het een 'wetenschappelijke' publicatie zou zijn. De PrimaVera-reeks straalt dat
uit, terecht of niet.
Nadat ik je gehele tekst doornam, heb ik o.a. verder nagedacht waar jouw idee
van hergebruik van primitieve transformaties vandaan zou kunnen komen. De
voorbeelden die jij geeft, betreffen zonder uitzondering financiële
dienstverlening. Volgens mij zit daar de clou. Geld ... geldt inderdaad als
zoiets als de primitieve onder de ruilmiddelen. Het is dus niet zo
verwonderlijk, is zelfs volstrekt logisch, dat strikt financiële transacties,
respectievelijk het financiële aspect van transacties vergaand uniformeerbaar is.
Ik herinner me dat ik pakweg tien jaar geleden erg onder de indruk was van het
boek Business Specifications (Prentice Hall,
1999) door H. Kilov. Zijn procédé was om beschrijvingen van allerlei financiële
producten uit de negentiende eeuw erbij te halen. Die bleken onveranderd geldig
(!) als specificatie. Daarin zag en zie ik de bevestiging van geld als duurzame
platmaker van gedrag. Kortom, financiële — aspecten van — transacties zijn niet
representatief voor reële variëteit. Zolang je je beperkt tot financiële —
aspecten van — transacties, kom je beslist behoorlijk ver vanuit (daarvoor)
gestandaardiseerde bouwstenen. Sterker nog, ik deel je mening (dus ook Kilov
volgend) dat het belachelijk is om afwijkende instrumentaties te handhaven voor
facilitering van wat au fond dezelfde processen zijn. Maar op zijn beurt is
geld ook maar facilitair voor een rijke variëteit.
Waarvan ik me eveneens meer bewust raakte, is dat de analogie met
"assemblage" waarschijnlijk niet zo gelukkig is. De uniciteit zit 'm
qua betekenis/gedrag niet zozeer in de primitieve bouwstenen, maar steeds in
hun karakteristieke samenvoeging. Zeg ook maar dat het uitgangspunt al
combinatorisch is. Dat veronderstelt inderdaad kleinere eenheden voor hun ...
combinaties. Maar aan die componenten moet je dus letterlijk niet teveel
betekenis toekennen. Want pas op het 'niveau' van de combinatie/configuratie is
feitelijk van betekenis 'sprake.' Het motief is daarom m.i. niet zozeer
assemblage, maar betekenisvol hergebruik op dienovereenkomstig configuratieniveau.
Een bepaalde configuratie mag dus best wat kosten om te realiseren, als die
vervolgens maar als zodanig herbruikbaar is. Daarbij speelt de interessante
wetmatigheid, dat informatie door een kopie niet vèrbruikt wordt in de zin van
erná niet-langer-bestaand. Het is wel zo, dat de waarde ervan kan wijzigen door
hergebruik. Maar of informatie daardoor meer, of juist minder waard wordt, valt
niet met algemeenheid te beweren. Dat varieert.
Ik bedoel (ook) maar, dat gebruik/verbruik wijst op kwalitatief onderscheid
tussen materiële stoffen en informatie/tekens. Eerder noemde ik je al
verschillende axiomatische schema's. Daaruit volgt een wezenlijke beperking
voor zo'n analogie. Je verklaart onder de noemer van assemblage iets volgens
het ene schema vergaand bruikbaar voor verschijnselen die juist dat àndere
schema vergen voor hun redelijke verklaring/voorspelling enzovoort. Dat kan
m.i. niet lang goed gaan.
Als onderzoeker moet je het dus maar leuk vinden, dat je nog niet weet waar je
gaat uitkomen. Je moet gewoon steeds doorgaan met beginnen, zodat je op enig
moment vindt dat je met een bepaald werkstuk wel klaar bent. Over
"kern" gesproken (zie jouw onderwerpaanduiding), vlotter lukt volgens
mij met onderzoek nooit.
36.4
Wat naar mijn smaak te veel in je benadering door elkaar blijft lopen, zijn
beginselen en uitvoering. Over je voorstellen voor uitvoering kan ik
informatiekundig e.e.a. opmerken (lees ook: erop afdingen). Omdat ik het
onderscheid met beginselen begrijp, wil begrijpen, doet dat bij mij geen
afbreuk aan je beginselen. Maar ik betwijfel dus, of jou dat algemeen lukt. De
verleiding om je in één moeite door met uitvoering te bemoeien is natuurlijk
ook groot. Bijvoorbeeld, zo blijf ik maar bezig om dotindividual principieel op
... beginselen gericht te houden.
36.5
Bij die gelegenheid hadden we het ook even over de aanzet voor
(onderzoek)samenwerking met TU Delft. Hij en ik zijn het allang grondig met
elkaar eens over de noodzaak van verbreding. Zeg maar, ga met voorzieningen ook
wèrkelijk uit van behoeften van burgers en bedrijven. Faciliteer primair hun
ònderlinge informatiebetrekkingen. Stel dáárvoor o.a. authenticatiemiddelen
beschikbaar. Op die manier bekeken hebben we het pas over infrastructuur. En
dàt, infrastructuur dus, is nu net hoofdthema voor de TU Delft, ihb de
faculteit Techniek, Bestuur en Management. Kortom, als het onderzoekprogramma
(of waarop we ook voor samenwerking uitkomen) dat maatschappelijk bereik
krijgt, is hij het daarmee graag eens.
Verder publiceerde ik (gisteren verschenen op website van
PrimaVera/Universiteit van Amsterdam) een artikel dat m.i. goed past in onze
voorbereidingen: Agendering
van informatieruimtelijke ordening. Daarin stel ik opnieuw het ministerie
van VROM tot voorbeeld, ditmaal naar aanleiding van het boek Ontwerp en politiek. Daaruit citeer ik vrij uitvoerig
in genoemd artikel onder het motto van "de bal het werk laten doen."
Maar dat is naar mijn idee niet slechts een voorbeeld. Onder die noemer van
Ontwerp & politiek initieert VROM een onderzoekprogramma (ook TU Delft,
maar faculteit Bouwkunde). We zouden tevens kunnen verkennen, of we daar niet
daadwerkelijk op moeten aansluiten. Want de informatieruimte, wat dat ook is,
maakt natuurlijk gewoon deel uit van de ... ruimte in het algemeen.
36.6
Je reactie gaat mank aan ... consistentie. Zo mooi is 'ie. Je ontmoet er dùs
vooralsnog de aanhoudende weigering mee om evenwichtige verhoudingen te
erkennen en ernaar te handelen. In klassieke zin is dat dilemma ... tragisch.
Je wijst het noodlot aan. Er verandert pas iets, kennelijk, nadat het dilemma
als persoonlijke nood wordt ervaren. Tegelijk verandert er dan wezenlijk niets,
want zulk inzicht is op dat moment slechts bijverschijnsel van consistent
verloop; voor zelfs maar de suggestie van reële invloed is het alweer allang te
laat.
36.7
Zo’n contextueel semantisch diagram als overzicht in één keer strak krijgen
lijkt me erg lastig. Want er gebeurde ook ditmaal weer iets door de stelselslag.
Het overzichtdiagram is niet consistent met de verzamelde deelmodellen (die ik
eerder, nota bene ter voorbereiding schetste). Dat komt, omdat je op reële
stelselschaal veel minder klakkeloos kunt aannemen. In de locale verwaarlozing
zitten vaak de tegenstrijdigheden verstopt, waar je op ruimere schaal van
operationeel informatieverkeer (interoperabiliteit) toch iets op moet vinden.
36.8
Naar mijn idee heeft het, zeg maar, skelet voor je proefschrift voorrang. Je
bent er, zo is mijn (verdere) indruk, naar je gevoel allang uit. Maar een
productieve koers ben je voor dit genre m.i. nog aan het verkennen. Als je
daarin (dus) etappes hebt aangeven, kunnen we ter verkenning van een bepáálde
etappe wellicht een PV-working paper schrijven.
36.9
Het lijkt me allemaal goed nieuws, wat je schrijft. Want je mag met je voorstel
toch maar mooi alweer een stukje verder. Op die manier blijft de tekst
vooralsnog het dichtst bij de beslisser en kan hij altijd nog ingrijpen.
Nogmaals, het kan menselijkerwijs niet anders, dus m.i. goed nieuws!
Tja, hoe breed wil je met zijn "doelstellingsvraag" gaan? Van mijn
kant houd ik stug vol, dat productieve samenhang met dergelijke voorzieningen
pas op maatschappelijke schaal valt te bereiken. Want het is allemaal gewoon
infrastructuur, punt. Daarvan is het probleem echter dat het moeilijk
positioneerbaar is als ... probleem, althans op de vertrouwde schaal van een
aparte opdrachtgevende persoon en/of organisatie. Daarom is de roep om een
business case ervoor ook onzin; daar kom je op die manier niet uit. Ik bedoel
ook maar, dat zijn tweede punt eigenlijk voorop moet staan, waarbij je
"droom" ook door visie kunt vervangen.
36.10
Zo zijn we met 'ruimte' dus gewoon semiotisch bezig. Elke dimensie kan je
tevens als aspectruimte beschouwen. Volgens de tekendimensie is dan een venster
een ... specifieke ruimte, volgens de objectdimensie is dat de ... situatie en
volgens de interpretatiedimensie geldt als specifieke ruimte het ... motief.
Wat hij naar jouw indruk als "tegenbeweging" biedt, probeerde hijzèlf
te bedenken. Dat was helemaal niet nodig. Want daarvoor bestaat allang een
andere discipline, te weten sociale psychologie. Verder hebben we niets aan
aparte antithese. Semiotische enneade is synthese. Betrekkingen ..., dus.
36.11
Eerder in je concepttekst maak je duidelijk, hoe de aanbestedingsregels
evenwichtige marktwerking verstoren, dus ten nadele uitpakken van alle
mogelijke leveranciers behalve de allergrootste (met de allergrootste mond).
Kortom, waarop jouw voorstel nota bene in één moeite door mikt is, zeg maar,
herstel van productieve marktdynamiek of je hoe je het maar wilt noemen. Dat
zou je naar m.i. dus netzo nadrukkelijk bij de "mogelijkheden" moeten
vermelden.
Mocht je nog extra inspiratie zoeken, zie mijn column Waanbesteding
en de column Versukkeling
die ik samen met Olf Kinkhorst schreef. Laatstgenoemde tekst herlezend krijg ik
het idee, dat jij eveneens erop kunt wijzen hoeveel geld zo'n
aanbestedingsprocedure wel niet kost. Of doe je dat al? Hoe dan ook, eindelijk
eens òphouden met verspilling geldt natuurlijk ook als reële
besparing/bezuiniging. Verder herinner ik me nu, dat ik de Europese richtlijn
voor die column zelfs redelijk zorgvuldig bestudeerde.
36.12
Ik zag dat hij geen voorzitter (meer) was van die Raad, maar inmiddels
programmadirecteur (en gevestigd als zelfstandig adviseur). Dat lijkt me ermee
te maken hebben, dat hij als directeur wèl betaald kan krijgen, maar wellicht
vergis ik me daarin vreselijk.
36.13
Zo vaak krijg ik de kans niet om met normale mensen te praten ..., gewoon over
voetbal, dus. Kort overdekt, stond ik bij Excelsior. Toch ook wel vóór
Feijenoord, wat natuurlijk alles te maken heeft met de Europa Cup in 1970. Mijn
vriend had een oom met aandeelhouderskaarten van De Kuip en ... vijf dochters.
Op de fiets op weg naar het stadion hoefden we ze, die kaarten, bedoel ik,
slechts even af te halen. Onvergetelijke wedstrijden. Dat zou nu niet meer
lukken, maar zo'n rechtsback van Legia Warschau die domweg ècht niet snapte wat
'm met Moulijn overkwam. En de trouwfoto's van mijn oudste zus zijn in het
Cuppaviljoen op de Coolsingel gemaakt. Als je vindt dat haar echtgenoot daar
wat zuur kijkt, tja, die is voor Sparta.
36.14
Misschien krijgen we alweer wat meer productief, praktisch bruikbaar gevoel
voor de spanning door de term deconstructie in samenhang met de term destructie
te beschouwen. Terwijl destructie slechts willekeurig fragmenterend werkt,
geldt voor deconstructie eerder de associatie met ontleding. Dergelijke
ontleding is vanuit respectievelijk, in omgekeerde richting, ... gericht op
verband (lees ook: samenhang). Er is dus niet één "essentie" in
zoiets als atomair-statische betekenis, maar die meervoudige dynamiek van ontleding
en samenstelling. Wat jij "deconstructivistische fase" noemt, past
daarom m.i. als "fase" in steeds kòrtcyclische ontwerpbeweginkjes.
Dergelijke balancering zie ik dan methodisch gefaciliteerd door metapatroon in
de 'vorm' van contextuele verbijzonderingen. De verbijzondering (lees ook:
ontleding) pèr context gaat gepaard met samenhang tùssen contextueel afwijkende
verbijzondering. Aanhangers van logisch atomisme vinden dat stellig géén
logica. Dat is het natuurlijk wèl, een logica, maar een ... essentieel àndere,
te weten een logica van structurele onderlinge afhankelijkheid. Zulke
verhoudingen probeerde ik in Ontology for
interdependency: steps to an ecology of information management te schetsen.
36.15
Jij gaf eerder duidelijk aan, dat je de diepte in wilt met
"construeerbaarheid." De consequentie die je er m.i. aan moet
verbinden, is dat je er een beschrijving van/voor opstelt die je met een
octrooi(aanvraag) kunt vergelijken. Dus, je beschrijving biedt een ontwerp dat
een, zeg maar, technisch toegeruste lezer tot functionerend instrument kan
verwerkelijken. Indien je die informatie eventueel niet wilt prijsgeven vanwege
zakelijk en/of ander belang, vervalt "construeerbaarheid" als je
promotieonderwerp. Wetenschappelijk kan je niet volstaan met contouren van een
toekomstvisie. Ook zgn ontwerponderzoek moet op één of andere manier empirisch
zijn. Nogmaals, dat vergt zodanige detaillering dat een spreekwoordelijke derde
persoon 'het' (ook) kan bouwen òf, wat je bedoeling uiteraard niet is, door
feitelijke constructie je ontwerp kan weerleggen.
Ik verkeerde in de veronderstelling dat je reeds over zo'n gedetailleerde,
operationaliseerbare beschrijving beschikte. Daarop baseerde ik mijn schatting
dat je je proefschrift in pakweg (nog) een half jaar kon voltooien. Indien je
daarentegen thans een begin maakt "om de relevante eigenschappen van die
construeerbaarheid te ontdekken," gaat dat natuurlijk langer duren (mocht
je het onder de voorwaarde van openbaarheid als onderwerp handhaven).
Mijn indruk is (vooralsnog) dat je je feitelijk richt op bedrijfsmatige
informatieprocessen, zeg ook maar op het informatieaspect. Of omvat je kader
tevens, bijvoorbeeld, de situatie dat iemand in een café een biertje bestelt en
dat getapt, bediend enzovoort krijgt?
Je zou die ontwikkelmoeite niet doen, blijkbaar ook geld eraan uitgeven,
wanneer je niet overtuigd was van de toegevoegde waarde met je aanpak. Voor een
proefschrift is ook weer die overtuiging niet genoeg. Je moet, zoals ik eerder
aangaf, de stand der kennis afdoende verkend èn, meestal samengevat, beschreven
hebben. Zeg ook maar weer vergelijkbaar met een octrooi. Dat moet de techniek
vooruit brengen en daarom betreft een nieuwheidonderzoek (dat overigens steeds
vaker tijdens latere rechtsgang gebeurt ipv voorafgaand aan toekenning van
octrooi) de stànd der techniek.
Wat je voor een proefschrift allemaal moet inventariseren, is uiteraard ook
zakelijk voordelig. Je krijgt daardoor scherper zicht op wat wèrkelijk nieuw
is, of juist niet, aan/met je aanpak. Bereid je ajb erop voor, dat er al héél
véél bestaat. En voor wat dus niet nieuw blijkt, kan je nodeloze inspanningen
vermijden. Bijvoorbeeld, wat wil je met — modellering van — werkstroom? Ga je
dat anders opzetten dan de talloze manieren die ervoor bedacht zijn? Waarom? Of
maak je een keuze uit de reeds ontwikkelde methoden? Welke?
Ik wil me er niet te veel mee bemoeien, maar je zou van die "software
engineers" kunnen nagaan over welk in- en overzicht zij beschikken. Dat
wil nog weleens tegenvallen en dan besteed je jouw geld aan hun hobby’s.
Hopelijk zie ik dat in dit geval verkeerd ...
Terug naar je proefschrift. Wat jij aanduidt als de diepte van
"construeerbaarheid" blijft door de breedte van je beoogde toepassingsgebied,
te weten bedrijf, onbehapbaar volumineus wat — noodzakelijke oriëntatie op —
eerder (wetenschappelijk) onderzoek betreft. In je concepttekst voor
proefschrift poneerde je wat je ook nu voorstelt als "waardenmodel."
Ik kon en kan (dus) nog niet nagaan, hoe je dat ziet meewerken voor
"construeerbaarheid." Maar dat lijkt me verhoudingsgewijs onontgonnen
(onderzoek)terrein. Of je nu zo'n aspect kiest of iets anders, elke beperking
laat onverlet dat je voor een proefschrift a. een inventarisatie van eerdere
resultaten moet samenstellen en b. een operationaliseerbaar model moet
uitwerken.
Voor mijn doeltreffende bijdragen in dit stadium concentreer ik me graag op je
proefschriftproces. Concreet wat je aangekondigde "programma van
eisen" betreft, zou ik er daarom pas naar willen kijken voorzover jij het
als onderdeel van je proefschrift ziet. Indien je het daarvoor niet geschikt
acht, omdat het vertrouwelijk moet blijven, niet uitgewerkt genoeg is e.d., kan
ik over je proefschrift duidelijk blijven (dat je daarin kennelijk op àndere
manier navolgbare duidelijkheid moet bieden).
36.16
Ik neem als gezaghebbend uiteraard van je aan dat "[d]e bouwinformatica
[...] nog niet door deze eerste fase heen [is,]" maar mijn aanvulling
luidt dat ontkenning van deconstructie (nog) alom heerst. Bijvoorbeeld, zie Drogreden.
Ja, als ik je goed begrijp, context helpt evenmin om 'zijn' tot 'kennen' te
reduceren. Daarmee ben ik het grondig (lees dus ook: metafysisch) eens. Dat
blijft ònverenigbaar. Maar wat we er vergeleken met die "eerste fase"
wel degelijk reuze praktisch aan hebben, meen ik, is aanmerkelijke reductie van
die ... reductie. Ook weer relatief gezien kunnen we zo, waar we enige ruimte
gegund krijgen, alvast dóór naar een fase die vergeleken met de eerdere
opbouwender is. Dat vind ik kwalitatief een enorme verbetering, die betekenis-
annex verschilvolle meervoudigheid in samenhang.
Of er na de fase van contextuele verbijzondering een vòlgende fase kenbaar
komt? Dat zou mooi zijn, maar wat daarvoor het paradigma zou kunnen zijn ...?!
En waarom zou je “het laten”? Wat je metafysisch opmerkt vind ik tegelijk juist
pragmatisch. Want met zulke principieel genomen èrkenning kom je alweer
een stuk verder dan met aanhoudende òntkenning (die, nota bene, natuurlijk
netzo metafysisch van karakter is). Je "excuses" krijg je daarom van
mij niet aangenomen!!
36.17
Bedankt dat je me wees op die openingspassage van Prelude
13. Een column die ik enkele jaren ervóór schreef, wijst op de
moeilijkheidsgraad van vernieuwing die stoelt op kwalitatief gewijzigd
paradigma (theorie); zie Vernieuwing
als dynamiek van theorie, techniek en toepassing. Ik neem aan dat je er nogal
wat in herkent.
De huidige stand van ‘zaken’ is, dat via Forum Standaardisatie contextuele
verbijzondering (lees dus ook: metapatroon) gevalideerd is als modelleermethode
voor de betekenissenvariëteit die reële stelselschaal kenmerkt. Op de website
van het Forum, zie o.a. Semantiek
op stelselschaal. Of dat helpt? In termen van innovatieverspreiding zijn
het m.i. nog allemaal stappen op zoek naar de ware veranderkampioen(en). Die
laten zich echter steeds lastiger vinden, vrees ik. Het is niet anders met een
heuse paradigmawissel. Want daaraan zit blijkbaar nogal wat meer vast dan wat
telt volgens louter zakelijk perspectief. Als het zo gemakkelijk was …
Zoals ik je kenschets van “een algemeen toepasbaar kennisgebied” vooralsnog
blijf begrijpen, hanteer je zoiets als modelleerbaarheid als primair
inrichtingscriterium. Daarmee bedoel je o.a. instantieerbaarheid, want met een
gebeurtenis als impuls ‘loopt’ vervolgens de bijbehorende uitvoering ‘langs’
een zekere middelenconfiguratie die volgens dat model op-/klaargezet is.
Hieruit volgen eisen voor de aparte procesmodellen. Een specifiek model à la
uitvoeringssjabloon omvat dus tevens a priori bepalingen van behoeften aan ge-
en verbruiksmiddelen. Ik zou overigens zeggen, dat je je aldus beperkt tot een
deelverzameling van processen.
Voor dergelijke middelen (inclusief mensen) is, zo begrijp ik verder, meer in
het algemeen informatie beschikbaar over geplande … beschikbaarheid volgens
eerdere op- resp. afboekingen voor procesuitvoeringen. Enzovoort. Dat is m.i.
zoiets als de capaciteitsplanner (lees ook: scheduler) inclusief -boekhouding.
Daar ‘meldt’ zich kennelijk de gebeurtenis, voorzien van het script/sjabloon
voor de procesuitvoering in kwestie. Dat leidt, ik probeer nog steeds je lijn
te reconstrueren, tot een nodige en voldoende middelen- ofwel
capaciteitsconfguratie … en de (verdere) uitvoering gaat (daar) van start.
Dit roept de vraag of hoever vooruit de planning reikt. Wordt de capaciteit
voor de totale uitvoering geboekt? De meest kortcyclische, dus optimaal
flexibele aanpak is natuurlijk om dat steeds per kleinste uitvoeringseenheid,
wat dat ook is, te doen. Bijgevolg wordt trouwens het criterium ruimer; de
relevante deelverzameling mikt dienovereenkomstig op determineerbare
uitvoeringseenheden; de gehele uitvoering kan dus eenheden tellen die als
niet-determineerbaar gelden; nota bene, het capaciteitsbeslag moet daarvan
eveneens bijgehouden worden om de planning niet in het honderd te laten lopen.
Ik besef dat mijn reconstructie wat andere ‘componenten’ vermeldt dan jouw
beschrijving. Zo positioneer ik de modelgedreven instantiëring van
computerprogrammatuur voor de aparte procesuitvoering ná de
capaciteitstoewijzing, dus zo laat mogelijk. Dat lijkt me consequente
toepassing van zgn dynamic binding. Voorts zie ik de werkstroomplanner dus als
integraal onderdeel van de capaciteitsplanner. Behoort wat jij het
“waardenmodel” noemt er dan niet eveneens netzo integraal toe? Bijvoorbeeld het
geld dat de ene procesuitvoering opleverde, is toch beschikbaar als middel voor
verdere procesuitvoeringen?
Ik oefende maar wat voor mijzelf en wacht graag je uitgewerkte tekst af om te
ontdekken wat ik allemaal miste. Bereid je er proefschriftelijk op voor, dat je
vroeg of laat argumenten moet leveren waaròm jouw schets van “een algemeen
toepasbaar kennisgebied” al dan niet afwijkt en, zo ja, waar ‘m dat verschil
precies in zit.
36.18
Genoeg te bespreken, lijkt mij, zoals hoe we eindelijk eens wat zindelijke
aandacht krijgen voor niet alleen alleszins redelijke, maar vroeg of laat
natuurlijk noodzakelijke veranderingen voor een evenwichtige
informatiemaatschappij. Pff, mooie volzin is dat.
36.19
Gun me ajb even tijd voor een degelijk oordeel. Het is inderdaad de crux om de
"vertrekpunten" terdege te begrijpen, zeg ook maar als constituerende
elementen van een bepaalde context. Zodra we die scherp genoeg herkennen,
kunnen we de afwijkingen duiden en nagaan welke reëel zijn (en welke je
"merkwaardig" kunt blijven vinden).
Dat een natuurlijk persoon beschikt over één identiteit geldt trouwens evenmin
algeméén voor GBA, om maar een voorbeeld te noemen. Door vergissing of fraude
bevat GBA stellig nogal wat persoonsidentiteiten waarvan één natuurlijk persoon
gebruik zou kunnen maken c.q. gebruik maakt. Dat je dat met zo'n register niet
wilt, is iets anders. Je mag doel niet verwarren met feiten, al helemaal niet
als dat doel praktisch onbereikbaar is.
36.20
Overigens wordt het alsmaar lastiger om productief aan te wijzen wat een
stelsel is. Volgens mij gaat het met die zgn afspraken gewoon om een vooralsnog
algemeen ontwerp. Waarschijnlijk klinkt ontwerp in dit stadium te directief
voor een noodzakelijkerwijs federatieve opzet, vandaar
"afsprakenstelsel." Maar je moet er m.i. dus als een ontwerpvoorstel
naar kijken, punt. Dat ontwerp vind ik overigens niet stelselmatig, nou ja,
vooruit, minimaal stelselmatig ... waarbij ik dus onder stelsel de allerruimste
noemer versta die relevant is voor de feitelijke inrichting van
informatieverkeer. Wat het voorliggende Afsprakenstelsel annex netwerkontwerp
voor eHerkenning voor bedrijven probeert te dekken, is in functioneel opzicht
enkele aspecten (authenticatie ...) en qua populatie en bijbehorende
verkeersbewegingen (informatieve inter-/transacties) feitelijk een (kleine)
deelverzameling. Die beperkingen verklaren vermoedelijk de vooringenomenheid.
Zo mis ik, dat authenticatie een nota bene wederkerige behoefte kan zijn en dat
voor serieuze inter-/transacties ook vrijwel zonder uitzondering ìs. Volgens
het Afsprakenstelsel moet een bedrijf zich eenzijdig identificeren, omdat een
overheidsorganisatie voldoende zekerheid wenst over de interactiepartner. Maar
hoe zit het òmgekeerd? Nogmaals, zie hoofdstuk 6 van Informatieverkeer
in publiek domein (Ictu, 2004). Hoe weet het bedrijf in kwestie dat het
inderdaad contact heeft/krijgt met de correcte 'dienstverlener'? Wat je collega
"afwijkend" noemt vergeleken met jouw verkenning naar samenhang, zou
weleens met die beperking tot asymmetrische informatiebetrekkingen te maken
kunnen hebben. Zo ja, vanuit een model (zoals in jouw tekst) met
symmetrische mogelijkheden, laat zich dat als een bijzonder geval aanwijzen,
klaar. Synthese kan aldus "lukken," dankzij contextuele
verbijzonderingen.
Verder vind ik de opzet symptomatisch voor vernauwing tot wat oppervlakkig
gezien een apart probleem lijkt. Daarvoor komt (dus) nog steevast een
dienovereenkomstig aparte oplossing. Als die al werkt, blijven voordelen van
heuse stelselmatigheid categorisch buiten bereik. In de analyse van het
werkgeversbegrip rondom Belastingdienst, UWV en CBS zagen we al dat de
organisatie bij wie informatie wordt uitgevraagd, allerlei externe
organisatorische classificaties moet toepassen om aan uiteenlopende
rapportageplichten te voldoen. Dergelijke classificaties hebben vaak weinig tot
niets met de eigen, interne organisatie te maken. Kortom, administratieve
lastenverzwáring. Daarmee laat zich de manier waarop machtigingen tellen
vergaand vergelijken. Daarvoor blijken volgens het Afsprakenstelsel louter
maatgevend, zeg ook maar wederom eenzijdig, de diensten zoals
overheidsorganisaties ze leveren. Daaruit volgt dat de organisatie als het ware
een èxtra functieclassificatie moet hanteren. Wat strikt beperkt tot zo'n apart
aspect als authenticatie (en een beetje autorisatie) nog niet als
lastenverzwaring herkenbaar is, raakt (pas) op reële stelselschaal wèl als
zodanig zichtbaar.
Volgens mij is in zakelijk opzicht zo'n beetje alles in een moderne samenleving
een "tweezijdige markt." Koop jij soms brood bij de boer die graan
verbouwt? Als karakteristiek argument voor de gekozen opzet van het zgn netwerk
voor eHerkenning voor bedrijven begrijp ik dat etiket in elk geval niet.
Opvallend vind ik allereerst de afwezigheid van NHR als structureel element van
het "netwerk." Daar hoort uiteraard ook GBA bij, als zo'n element,
zelfs met voorrang, en bij voorkeur dan zoals bijlage G van het RNI-rapport BrP
positioneert (dwz beperkt tot identificerende informatie over de individuele
persoon, dus inclusief BSN en qua populatie juist uitgebreid/naadloos
geïntegreerd met RNI). Zodra GBA/BrP en NHR prominent verschijnen binnen het
netwerk voor eHerkenning voor bedrijven, toont het zgn marktverhaal uiteraard
alweer anders.
Wat ook het voorstel voor eHerkenning meer in het algemeen illustreert, is de
noodzaak van opdrachtgeverschap dat past bij interoperabiliteit. Zolang
traditionele belangenvertegenwoordigers het monopolie over
uitvoeringsmogelijkheden behouden, kunnen we praktisch fluiten naar
samenhangende voorzieningen voor algemeen belang, infrastructuur dus. Mag ik
'opdrachtgeverschap voor interoperabiliteit' als punt voorstellen voor de Interoperabiliteitsagenda?
36.21
Wat een vruchtbaar misverstand! Althans, uit jouw reactie op wat ik je
(door)stuurde, krijg ik de indruk dat jij meent dat het bijgevoegde schema
"voortkomt uit zijn artikel." Dat klopt echter niet. Daarentegen zijn
het, zoals ik schreef, "begrippen [in] hun samenhang (lees dus ook:
betekenissen) zoals ik die volgens het voorstel voor Afsprakenstelsel
begrijp." Als ironische noot kon ik daarom de woordspeling met
dienstplichtig niet laten.
Jouw opmerkingen nav dàt schema zijn dus niet "hier en daar ook indirect
opmerkingen [...] over [zijn] artikel," maar over ...
Afsprakenstelsel voor eHerkenning voor bedrijven. Wat mij betreft scoor je er
tien-uit-tien mee! Hartelijk bedankt voor je formulering. Inmiddels stuurde hij
je zijn artikel toe. Je zult zien, zij het soms wat anders aangeduid, dat
daarin jouw opmerkingen avant la lettre 'verwerkt' zijn. Dat gaat daar tot en
met de fijnmazigst mogelijk schakel volgens procesorkestratie (waarvoor
inderdaad ook op dat 'niveau' contracten/overeenkomsten gelden tussen betrokken
partijen).
Mag ik je vragen om de tèkst van mijn eerdere bericht nogmaals te lezen? Herken
je daarin (nu) mijn voorstel volgens de aanpak die jijzelf eerder als
"verzoening" bestempelde? Jouw oordeel geldt m.i. als toets, of zijn
(aanvankelijke) bedoeling met zijn artikel goed gemikt is, te weten als ...
toetsingskader.
36.22
Een diagram met stelselmatige variëteit kan je vergelijken met een
stadsplattegrond, waarop je (dus) allerlei wandelingen kunt uitzetten. Zoals ik
het artikel begrijp en wat ik met enkele diagrammen zo getrouw mogelijk heb
geprobeerd te illustreren, vertrèkt zijn betoog vanuit de (natuurlijke)
persoon. (Want) het verifiëren van een persoonsidentiteit is nu eenmaal de
associatie die de meeste mensen met authenticatie hebben. Dat vertrekpunt lijkt
mij voor zo'n verkennende, agenderende tekst daarom reuze praktisch.
Zoals ik jouw opmerkingen begrijp, over context gesproken, is daar inderdaad de
"volgorde [...] precies andersom." Die insteek staat ook al op het
zgn oefenschema. Wat niet? Kies daar direct onder de horizon het knooppunt
"toegangs-; vertrekmiddel". Daaronder kunnen inderdaad paspoort tot
en met bioscoopkaartje vallen. Of een deursleutel enzovoort. Dank je wel voor
het inzicht dat het slot de sleutel als het ware toetst.
Wat de gangbare associatie met persoonsidentificatie betreft, die acht ik zeker
voor mandatering altijd wèl naadloos toepasselijk. Wanneer ik iemand mijn
bioscoopkaartje dóórgeef, zodat hij de film kan zien, ben ik geneigd om dat
géén mandaat te noemen. Hij kijkt niet namens mij en de bioscoopexploitant zag
van zijn kant al af van personalisering. Een, zeg maar, echt mandaat moet
herleidbaar zijn tot de betrokken personen (al dan niet als vertegenwoordigers
van organisaties); zie genoemd vertrekpunt voor verkenning.
Wat ik grondig hoop dat hij met zijn artikel bereikt, is niet zozeer dat hij
zulk gedetailleerd commentaar oproept, maar voldoende besef van belang van
samenhang kweekt. Dat is de allerlastigste stap. Wij erkennen dat belang
allang. Dus kunnen we ons onderling alweer verdere verkenningen veroorloven. Ik
vrees echter dat de doelgroep voor het artikel onze discussie als welkome
afleiding zou benutten. Zo van, "zie je nu wel!? Zij zijn er zèlf nog niet
eens uit! Zolang hoeven wij dus niets."
Waren we maar zover dat we ruimte kregen voor "toets[ing] in
praktijkimplementaties." Ik zie het artikel, nogmaals, als aanzet voor een
hele vroege, noodzakelijke stap. Jammer dat het zo moet, maar dus
onvermijdelijk. Het reële doel met het erin geschetste model in dit stadium is
m.i. om enige sjoege van samenhang te bevorderen. Als dàt lukt, is het een
prachtig resultaat. Een stelselmatig nog verbeterd model, daar komen we
stellig uit zodra het zover is/mag zijn.
36.23
Gun je me ajb dat ik je verhaal voor zorgvuldige bestudering vaker grondig moet
lezen? Na de eerste keer heb ik overigens wel meteen een vraag. Wat jij informatiestructuur
(digitaal systeem) noemt, ben ik geneigd als zoiets als eerste-orde-logica
op te vatten, zeg ook maar contextloos. Snijdt dat hout? (Want) over
metapatroon meen ikzelf dat het een ànder soort logica inhoudt, een
contextuele, dus. Het idee ervan is dat je (bouw)praktijk, resp. analoge
(bouw)theorie alweer beter faciliteert (Ashby's Law of Requisite Variety).
Zo wil ik ook graag je consequente nadruk op context/situatie in je verdere
tekst interpreteren, te weten als eis aan relevante informatiestructuur
(digitaal systeem) en, volgens jouw schema, zo door naar dito software
(middelen).
36.24
Als een "model [dat] veel minder gedetailleerd" is, zou je het
diagram kunnen beschouwen dat ik van enkele begrippen uit Afsprakenstelsel voor
eHerkenning voor bedrijven maakte. Maar daar klopt toch wel erg weinig van.
Voor het position paper Met zoveel woorden koos
jijzèlf ervoor om contextueel semantische diagrammen helemaal wèg te laten. Dat
vind ik daar een wijze, uitnodigende aanpak.
Ik zou echter niet weten, welke detaillering past tussen niets en bijvoorbeeld
bijlage B van het rapport over het werkgeversbegrip. Mocht jij wel degelijk een
concrete voorstelling hebben, graag!! In afwachting daarvan, dus omdat ik het
domweg niet beter weet, lijken mij ook voor zijn artikel ruwweg de
alternatieven: a. geen diagrammen of b. diagrammen zoals ze er nu staan. Niet
alleen b. is "riskant," maar a. natuurlijk ook. Wat hij via b. kan
bereiken (en dan ligt de nadruk op kans ipv risico), is dat lezers dankzij de
detaillering beseffen dat een operationeel toetsingskader voor samenhang reëel
is. Daarvoor hoeven ze die details niet te begrijpen. Als ze het vertrouwen,
kunnen ze (pas) ruimte gunnen.
Ik vind het zelfs een spannend experiment, dat voor hem natuurlijk extra
spannend is. Overigens is dat tegelijk ook raar, die spanning. Want wat willen
Forumleden nog meer, dan dat het bureauhoofd een serieuze notitie schrijft over
een thema dat prominent op hun eigen Interoperabiliteitsagenda vermeld staat?!
Jouw suggestie om "het model te laten toetsen door een [...]
specialist" klinkt, alsof zo’n collega reeds overzicht over samenhang heeft.
Als het een specialist op het gebied van authenticatie is, betwijfel ik zelfs
of we er voor stelselmatige samenhang veel aan hebben. Vergis ik me? Ik houd
het er vooralsnog op dat (juist) zulke specialisten ook veel over samenhang
kunnen opsteken uit zijn artikel. Het zou inderdaad ook aardig zijn, over
"riskant" gesproken, om te kijken hoe ze reageren op de
metapatroondiagrammen.
36.25
Jammer dat de opdrachtgever voor die maatschappelijke voorziening feitelijk
weigert om schema's te bekijken. Wie vertrouwt hij, als hij er zèlf niets van
snapt? Daar kan hij het dus nog lastig mee krijgen. Maar goed, hij dringt er
niet op aan dat je je schema’s schrapt omdat hij ze niet vat. Dat is al heel
wat. Want maar al te vaak bots je onmiddellijk tegen het "argument from
ignorance," zoals Th. Cathcart en D. Klein vermelden in hun boek Aristotle and an Aardvark go to Washington: Understanding
Political Doublespeak Through Philosophy and Jokes (Abrams Image, 2007,
p. 27): "Not knowing that a statement is true is taken to be proof that it
is false." Werkt ook in Nederland openbaar bestuur inderdaad grotendeels
(niet) volgens die logica? Zo ja, dan mag, nee, moet je extra gelukkig zijn met
de ruimte die Brand je kennelijk vooralsnog gunt, gefeliciteerd!!
In het verlengde van Eenzijdig
gestaakt dialoog haal ik een passage aan uit een later artikel door Marc
Chavannes in NRC Handelsblad (17 januari 2010):
“Het land wordt geregeerd door een gelegenheidsverbond dat eigenlijk alleen
intern verantwoording aflegt.” Waarom blijven wij alsmaar òphoging van hun
ontkenningsmuur betalen?
Wat die opdrachtgever in kwestie over organisaties opmerkte, terecht, staat
gewoon met de diagrammen/schema's in je artikel geschetst. Klopt, een organisatie
geldt pas als rechtspersoonlijke "constructie" op basis van een
rechtsstelsel enz. Als wie dan ook dat allemaal in lopende tekst moet
contextualiseren, gaat de soepele leesbaarheid verloren. Wie welwillend
meeleest, begrijpt dat wel. Er lijkt me geen "verzet" aan de orde,
omdat er m.i. geen reëel verschil van mening is tussen hem en jou.
Intussen doden we de tijd met deze correspondentie. Sterkte met geduld oefenen!
36.26
Zoals je nu "detaillering" aanwijst, raak je m.i. precies een punt
dat hij en ik bespraken, te weten de verhouding van de diagrammen tov de tekst.
In een eerder bericht aan jullie allebei maakte ik daarover nog een korte
opmerking. Wat hij tekstueel doet, laat doorgaans veel còntext impliciet. Dat
kan voor leesbaarheid eigenlijk niet anders, zo stemden we af (als ik me dat
tenminste goed herinner; wellicht ziet hij dat anders). Maar zodra je er een
stelselmatig redelijk houdbaar plaatje bij wilt tekenen, gaapt (dus) vaak een
leegte tussen de expliciete aanknopingspunten in de tekst en de horizon.
Dergelijke gaten zie je opgevuld in de diagrammen. Anders staat er op z'n
stelselmatigs onzin getekend. Ik merk erbij op, dat volgens objectgerichte
typenhiërarchie zulke aanvullingen naar boven geen details zouden heten, maar
omgekeerd zoiets als veralgemeniseringen. Volgens metapatroon gaat detaillering
vanaf een bepaald knooppunt inderdaad twee richtingen op. Ik citeer uit bijlage
B van het recente rapport over het werkgeversbegrip:
Wie van een modelleermethode slechts ondersteuning voor nadere specificatie verwacht, modelleert gewoon nog niet op (ruimere) stelselschaal. Dat is primair een kwestie van instelling. Contextuele verbijzondering mikt op specificatie in twee richtingen. Het idee is dat nádere specificatie pas op z’n plaats is, wanneer die ‘plaats’ duidelijk genoeg is bepaald. Er zijn daarom feitelijk twee verbijzonderingen/specificaties aan de orde. Prioriteit verdient zelfs de plaatsbepaling, zeg ook maar de verbijzondering vàn context. Dat gebeurt in de ene richting (in de visuele diagrammen: naar boven). (Pas) daarna kan betekenis vòlgens (die) context worden verbijzonderd (de andere richting: naar beneden). Slechts zulke dùbbele verbijzondering door één methode borgt eenduidige betekenissen op stelselschaal.
Door de noodzakelijke detaillering naar boven, ontstaat voor detaillering
naar beneden een configuratie van knooppunten die afwijkt van wat louter de
tekst (die praktisch immers contextueel gebrekkig moet blijven) biedt. Voor
consistente diagrammen geldt daardoor, je hebt opnieuw helemaal gelijk, dat ook
naar beneden "het model meer detail aanbrengt dan de tekst." Tekst en
diagrammen zijn, kortom, opzettelijk niet equivalent.
Nogmaals, de "scope" die jij vermeldde vind ik inderdaad ook
"breder." Het risico dat we die zouden missen bestond echter niet,
want het oefenschema (versie 1) documenteert die scope reeds. Het is m.i. wel
zo, dat dankzij zijn, zeg maar, vernauwing tot persoonsidentiteit daarbinnen
alweer verdere verdieping resulteerde. Volgens mij betreft dat vooral mandatering.
Het oefenschema bevat her en der aanzetten onder de noemer van delegatie. Daar
ligt dus een verzoeningstaak om tot een stelselmatig verbeterd toetsingskader
te komen. Zo gaat dat stellig door, want we zijn nog maar net begonnen; zo knap
zijn we ook weer niet, dat we inclusief aanpassingen aan onvoorziene
veranderingen in een slag klaar zijn.
36.27
Metapatroon gaat conceptueel m.i. een volle (structuur)orde verder, te weten
contextualisering van context: actieve interdependentie. Dat lukt door de samenhanglogica.
36.28
Wat mij betreft verdient allereerst de vergelijking van wereldbeelden (lees
ook: ontologieën, maar dan ajb in filosofische betekenis) volle aandacht. Zeg
maar logisch atomisme versus situationele interdependentie. Op wat inmiddels
reële schaal van informatieverkeer is, schiet logisch atomisme tekort. Je
zadelt jezelf dan ook met een nodeloze handicap op, indien je een bijbehorende
modelleermethode blijft gebruiken. In termen van (knoop)punten en
(verbindings)lijnen valt uiteraard altijd een vormelijke vertaling te bereiken,
maar als situationele interdependentie nu eenmaal de regel is op heuse
stelselschaal, moet je niet te lang een op z'n gunstigst suboptimale methode
meeslepen. Het argument van vlottere acceptatie dankzij aansluiting op bekende
methoden gaat natuurlijk niet op, want who the ... gebruikt er nu helemaal
Merode?!
De nadruk op strikt vormelijke vertaalbaarheid leidt m.i. de aandacht àf van de
keuze voor passend wereldbeeld. Voor wie dat snapt, is de keuze voor methode
met optimaal passende variëteit echt geen punt meer.
Ik besef met deze reactie in herhaling te vervallen. Waarom?
Jouw methodische vergelijking zie ik als herhaling van wat je eerder met UML
deed. Klopt dat? Naar mijn idee gaat het met zowel UML als Merode om objectgerichtheid,
waarvan je de mogelijkheid van zgn associaties tussen object(typen) benut als
equivalent van de contextueel geobjectiveerde relatie à la metapatroon.
Tegelijk moet je voor metapatroon echter de objecten als het ware
binnenstebuiten keren. Wie logisch atomisme als wereldbeeld handhaaft, blijft
die praktische òmkering principieel ontgaan inclusief noodzakelijke
detaillering in twee richtingen.
Wat je hoogstens vaststelt is, dat de verzameling eigenschappen (lees ook:
attributen) van een object volgens objectgerichtheid volgens metapatroon
verdeeld raakt over relevante contexten met een lege identiteitstelling als
borg voor samenhang. Jouw eerdere vergelijking met ERD komt op hetzelfde neer;
vervang object door entiteit. Maar ontwerpen is niet achteraf vaststellen, zeg
ook maar analyseren (opnieuw: in filosofische betekenis). Voor een stelselmatig
ontwerp moet je verzinnen welke contexten je aanneemt enzovoort. Die vallen
niet uit de lucht. Dat stelselmatig verzinnen is dus echt een vak. De basale
vertaalbaarheid in formele zin helpt daar niet bij. Er bestaat geen mechanisch
recept om resultaat van locaal denken naar stelselmatig informatiemodel te
converteren. Daarom moeten we nieuwe ontwerpers opleiden. Zij moeten met
voorrang het wereldbeeld leren dat relevant is voor stelselmatigheid van
informatievoorziening. Een verwijt maak ik hier niet mee. Er treden nu eenmaal
nieuwe omstandigheden op. Vroeg of laat moeten we echter wel inzien dat oude
middelen/methoden niet langer voldoen. Blijkbaar verschillen jij en ik
onverminderd van mening over de mate waarin de wereld voor informatieverkeer
kwalitatief verandert en bijgevolg erover of je al dan niet de sprong naar een
aangepaste methode moet maken.
De vertaalbaarheid vanaf ERD, OO (objectoriëntatie) e.d. naar metapatroon pakt
inhoudelijk (lees ook: betekenisvol) pas stelselmatig uit, indien je om te
beginnen al met ERD enz. gedisciplineerd contextuele verbijzonderingen
opstelde, resp. uitwerkte. Maar waarom zou je dat eerst omslachtig doen met
Merode of iets dergelijks, als het met metapatroon meteen compact lukt? Met een
geschikte methode is de kans op kwaliteit ook groter.
Verder vraag ik me af, of Merode zo zwaar in je vergelijking moet tellen. Zij
hanteerden diverse aannames voor hun feitelijke informatiemodellen (dus
vergaand lòs van al dan niet Merode als methode), die afwijken van hoe
bijvoorbeeld ik het daar zou doen. Zo nemen zij wet- en regelgeving als
modelkader annex impliciete context. Voorzover ik me herinner, herkennen zij
daarin niet de reële variëteit die onlangs het RNI-onderzoek bevestigde. Je zou
dat allemaal wereldbeeld kunnen noemen. Onder die noemer vind ik de
verschillen/vergelijking dus wezenlijk. De methode die zij gebruiken past
weliswaar redelijk bij hùn wereldbeeld, maar per saldo mist het resultaat
stelselmatigheid en faciliteert daardoor natuurlijk niet adequaat de veranderde
werkelijkheid van opgeschaald informatieverkeer.
36.29
Mijn indruk is dat we zelfs via email slaagden in inhoudelijke kortsluiting.
Dank je wel voor wat je stellig in je notitie al schreef, maar wat mij nu (pas)
duidelijk is. Ja, die hóófdrichting van ontwerp naar ontwikkeling houdt een
passende positionering van instrumenten in, nota bene inclusief samenhang
voor/van resultaten. Op mijn beurt ben ik het met jouw positionele aanduidingen
(resp. contexten, zoals je stelt) eens.
Ik waag er hierbij nog wel een poging aan om te benadrukken dat ik allesbehalve
"vertrouw [...] op een solitaire weg." Neem ajb van mij aan hoeveel
moeite ik deed en doe, terwijl ik steevast nul op het rekest kreeg. Als er
iemand is, die inziet dat metapatroon als het ware uit het niets moet komen,
ben ikzèlf dat. Paradigmawissel, het is niet anders. Daarom ben ik wèl des te
erkentelijker voor de gelegenheid te mogen meewerken aan "de projecten die
we hebben gedaan." Verder heb ik nogal wat besef ontwikkeld van
samenwerking die het bij nader inzien niet is. Ik weet dat samenwerking moét.
Daarom probeer ik zo gauw mogelijk te ontdekken, of ergens 'muziek' in zit.
Wees eerlijk, het enige 'orkest' waarin ik tot dusver mocht meespelen is Bureau
FS. Je hebt gelijk, dat ik me in relatie tot andere partijen solitair opstel.
Maar hopelijk besef je op jouw beurt dat ik dat liefst ànders, òmgekeerd doe.
Maar zolang juist zo'n andere partij zich feitelijk solitair opstelt (door
überhaupt geen wèrkelijke interesse te tonen, laat staan in evenwichtige
verhoudingen samenwerking na te streven), haak ik maar weer af.
Laten we dus maar afwachten, of jouw contactpersoon opbouwend iets van
samenwerking wil weten. Dat vergt naar mijn idee, dat ook hij zijn
positionering relativeert. Die kans achten jij en ik blijkbaar allebei klein,
zo niet totaal afwezig. Des te mooier is het dat jij desondanks een poging
doet. Maar ben jij "solitair," indien Ad het categorisch niet
begrijpt? Nee, dus.
Zullen we binnenkort eens in gesprek een boom over noodzakelijke bruggen
opzetten? Waar, bijvoorbeeld, kan ik in jouw recente consortiumvoorstel een
brug herkennen die aansluit op mijn positie?
36.30
Met je bericht tref je m.i. precies de verhoudingen zoals ik ze ervaarde. Als
ontwerper heb ik erg genoten van je uitleg, want je houdt het simpel met elkaar
schragende/versterkende elementen. Dat werkt dus. Het begint en eindigt met
erkenning voor wie je het doet. Zeldzaam, neem dat ajb (helaas) van me aan. Zo
kreeg ik de indruk/overtuiging dat niemand je voor de voeten moet lopen, dus
zeker ik niet. Wat blijkbaar al lukte zoals ik uit je bericht opmaak, is dat je
het brede water waarvoor je dacht te staan, gauw als nietig slootje herkende
waar je ook weer netzo simpel overheen kunt stappen. En waarom dan niet?
Wat ik je onvolledig stuurde, nogmaals, is een oefening of ik 'het' goed
begrijp. Zeg ook maar dat het voor mijzelf een manier is om alweer iets beter
te vatten wat intrigeert door kwaliteit. Dank je wel, dat je er naar keek.
Wanneer je er òmgekeerd iets van kunt gebruiken, ga ajb je gang; ik doe daar
eigenlijk slechts verslag van jouw werk.
Ik puzzel er — tussendoor — nog wel wat aan/mee door. Onder de noemer van
archivering, bijvoorbeeld, voeg ik dan vermelding van zgn digitale duurzaamheid
toe. Daar past ook privacy, nota bene van de deelnemers. Verder lijkt me nog
extra nadruk op het pakketkarakter geen overbodige luxe. Wat je met open source
immers 'voor niets' aan programmatuur krijgt, ga je 'duur' betalen zodra je
eraan laat sleutelen, met nogeens een (veel) hogere drempel als je toebent aan
alweer de vòlgende aanbesteding.
36.31
Allereerst is het natuurlijk prachtig dat hij zo prompt reageerde op jouw
notitie en aldus zeker aanknopingspunten levert voor ..., nou ja, daar ga jij
achteraan. Succes!
Zelf zit ik, zachtjes uitgedrukt, niet zo goed in implementatie-aspecten en
(dus) hoe dergelijke aspecten Merode als omvattend bedoelde methode mede
constitueren. Ik heb de indruk dat dergelijke overwegingen enkele passages
'kleuren.' Daarvan blijft mijn begrip dus gebrekkig. Maar juist daardoor meen
ik extra scherp het dilemma te herkennen dat meteen al zijn vraag naar
definities oproept. Zo'n vraag is immers typisch voor een aanhanger van logisch
atomisme. In ontologische zin staat daarin een atoom per ... definitie apart,
wat natuurlijk de voorwaarde vormt om er een aparte ... definitie van te
verstrekken. Volgens wat ik eerder als situationele interdependentie bestempelde,
gaat die vlieger echter niet op. Daarvoor lukt het slechts om wat-iets-betekent
relationeel te duiden, zeg ook maar structuralistisch. De gehele structuur, het
systeem, het stelsel doet dus steevast mee. Dat is precies hoe bijvoorbeeld
Charles S. Peirce de elementen van de zgn semiotische triade positioneerde; hun
samenhang is ònlosmakelijk. Kortom, ik zou niet weten hoe ik definities van
relatie, informatietype e.d. kan geven zònder schets van samenhang waarin ze
als elementen verschijnen. Wel beschouwd is dat met logisch atomisme ook
onmogelijk. Daar valt het echter bijna niemand meer op, omdat 'het
logisch atomaire systeemdenken' ons met de paplepel ingegoten is. Daardoor
ontgaat het ons als bewuste context. Of moet ik feitelijk hoofdcontext, dus
horizon, zeggen?
(Ook) zijn verdere opmerkingen wekken op mij de indruk dat hij jouw
vergelijking van metapatroon met Merode blijft proberen te duiden vanuit
wat hijzelf kent als referentiekader (lees dus ook: wereldbeeld), maar waarvan
hij zich niet bewust is. Want volgens mij geef jij uitleg, hoe contextuele
verbijzondering als kwalitatief karakteristiek (modelleer)construct (voor
betekenissenvariëteit op stelselschaal) met modelleerelementen à la Merode
valt, in jouw termen, na te bouwen. Daarentegen interpreteert hij dat m.i.
louter kwantitatief volgens een Merode-perspectief (dat overigens niet alleen
voor die methode geldt; het ontgaat mij waarin Merode beslissend verschilt van
andere methoden die als OO geafficheerd zijn). Maar goed, wil dat zeggen dat
jij je niet helder uitdrukte? Nee, volgens mij niet. Ik snap het wèl degelijk,
dus wat valt er aan duidelijkheid nog te wensen? De voorwaarde om je een
voorstelling te maken van een ander paradigma annex geloof blijkt, zachtjes
uitgedrukt, lastig op te brengen. Daarom moeten we ons ook haasten om
kinderen tijdig de waarheid over Sinterklaas te vertellen; anders blijven ze er
maar in geloven.
Iets verderop legt hij jou o.a. uit wat generalisatie/specialisatie is. Dat
wist jij dus al. Aan wat jij over metapatroon oppert, te weten dat dergelijke
overerving via typenhierarchie radicaal afwezig is, gaat hij voorbij. Bij
wie in het objectgerichte paradigma zit, erin blijft zitten,
kan dat ook onmogelijk doordringen. Is de hele clou, vooruit, het belangrijkste
voordeel van objectgerichtheid niet om via overerving beheersing over
informatievoorziening te verbeteren? Dat dogma (want die status krijgt het van
lieverlee) pakken we gelovigen niet zomaar af.
Jouw suggestie om tevens Merode's gebeurtenistypen in een en hetzelfde (metapatroon)model
op te nemen vindt volgens dat geloof evenmin genade. Daardoor, stelt hij,
"verliezen ze hun specifieke betekenis." Wat hij mist, is dat je
die netzogoed bòrgt, maar ànders. Letterlijk schrijf jij dat ze "hun betekenis
danken aan een, ook expliciet te maken, Merode-context." Dat vind ik dus
wederom overduidelijk. Maar wie nota bene context niet de status van
"first class citizen" verleent, leest er dus domweg overheen. Mag ik
een stukje uit eigen werk (Metapattern: context and time
in information models, Addison-Wesley, 2001) citeren? "Considering context—not
object—as the first principle is the very paradigm shift of metapattern. As a
consequence, an object can only exist within one or more contexts. The
type which determines behavior is no longer for an object-as-such but for an
object-in-context. Actually, context is type."
Ik bied je mijn excuus aan, dat ik voor jou niets nieuws schreef. Maar ook van
mijn kant wilde ik graag opbouwende aandacht besteden aan zijn commentaar.
Hopelijk zit er voor jou toch iets bruikbaars tussen voor jullie gesprek.
36.32
Zijn beoordelingsverslag gaat natuurlijk ergens over, maar naar mijn indruk
nauwelijks over de strèkking van onze onderzoekrapporten die hij ervoor
bestudeerde. Waarover schrijft hij volgens mij dan wèl? Hoe komt dat? En kunnen
we er iets aan repareren, als je dat al zou willen?
Voor een gedeelte van de verklaring ga ik om te beginnen terug naar wat hij
eerder schreef in jouw opdracht. Daarin geeft hij een definitie van
interoperabiliteit, die inhoudt dat verbonden systemen primair ooit apart
òntstaan zijn en ook zo verder bèstaan. Hun onderlinge verbindingen zijn als
het ware slechts aanvullingen, géén integrale voorziening. Die opvatting
hanteert hij tevens, consequent dus, in het onderhavige verslag zoals hij
uitlegt wat een system of systems is. Daar wreekt zich de onvertaalbaarheid van
‘stelsel.’ Voor ons benadert stelsel sterk de, zoals hij het uitdrukt,
“seamlessness” die hij slechts karakteristiek voor “system” benoemt. Voor hem
houdt het met mogelijke naadloosheid voorbij systeem op. Wij kunnen
naadloosheid dankzij het etiket stelsel door-de-schalen-heen positioneren.
Bijgevolg kunnen wij stelselmatigheid als uitgangspunt voor inrichting op
schaal van interoperabiliteit kiezen. Daardoor verandert de aard van
interoperabiliteit vergeleken met zijn idee ervan. Stroomlijning komt in beeld,
die zelfs ondenkbaar zou zijn zolang stelselmatigheid op de manier van system
of systems louter als resultante kan optreden. En toch komt er in het Engels
volgens mij niets dichter bij stelsel dan … system of systems.
Voor hem zijn en blijven volgens het perspectief van interoperabiliteit in het
systemensysteem de samenstellende systemen (dus) zelfvoorzienend. Elk systeem
moet bevoorraad zijn met nodige en voldoende, zeg maar, ruwe informatie voor
eigen verwerking. Omdat informatie (lees bij hem: data) als het ware op
primitief niveau binnen elk systeem compleet beschikbaar moet zijn, kan hij
bijvoorbeeld niet plaatsen wat, laat staan hoe, de zgn dienstgerichtheid van
informatievoorziening ten nauwste moet samenhangen, zeg maar rustig integraal
aspect vormt van stelselmatige semantiek. Vooruit, en omgekeerd.
Of hij het met uitgebreidere informatie over metapatroon had kunnen begrijpen,
weet ik niet. We moeten toegeven, dat hij karig gevoed is (maar hij heeft
blijkbaar niet zelfstandig naar méér informatie gezocht of erom verzocht).
Voor metapatroon geldt: “contexts are […] assumed to be disjunct.” Dat staat op
p. 5 van Metapattern: context and time in information
models (Addison-Wesley, 2001). Deel I van dat boek, dwz mèt die passage,
is als het artikel The
pattern of metapattern (in: PrimaVera, working paper nr 2004-01,
Universiteit van Amsterdam, 2004) beschikbaar via het Internet.
Informatie over een object is dus zodanig contextueel verbijzonderd, dat geen
ènkele verbijzondering enige àndere verbijzondering van het object in kwestie
overlapt. Dat is uiteraard een krankzinnige veronderstelling voor wie blijft
uitgaan van vergaand, zo niet strikt gescheiden òpgezette en vervolgens
beheerde systemen. Maar met ruimte voor stelselmatige opzet is dat niet alleen
realistisch, maar herkenbaar als volstrekt logisch … volgens stèlsellogica. En
dan geldt inderdaad netzo volstrekt consequent (stelsel)logisch, dat diensten
uiteraard conform precies hetzelfde niet-redundante (meta)patroon voor
informatie moeten zijn ingericht voor wèrkend stelselmatig resultaat. Zo is
het! Herstel, zo kàn het!
Hij herkent dat echter niet. Hoe hij op zijn beurt suggereert dat het zou
kunnen, borduurt nog voort op in hun wezen toch vooral aparte systemen met op
grondstofniveau bijbehorend compleet informatiebeheer. Nogmaals, in die opzet
is het ònlogisch dat wat voor het ene systeem als eigen context geldt disjunct
ofwel niet-overlappend kàn zijn met wat elders netzo goed een eigen context is,
maar dus van/volgens een ànder systeem. Daarom, zo lijkt mij, tamboereert hij
erop. Hij slaat helaas de trommel van stelselmatige semantiek mis.
Met overlappingen aldus onveranderd als ‘gegeven’ zijn verderop de voorstellen
van hem voor wat we verzoening kunnen noemen, ook begrijpelijk, zo niet
logisch. Hij is ook duidelijk over zijn referentiekader, volgens welk het
allemaal niet nieuw is. In dat verband noemt hij o.a. Topic Maps. Maar, zoals
toegelicht in mijn artikel Topic Maps uprooted
(in: PrimaVera, working paper nr 200603, Universiteit van Amsterdam, 2006):
Topic Maps was initially primarily designed to meet the requirement of joining smaller maps into a single larger map. […]After merging, only a single map needs to be consulted for navigating. […] What Topic Maps essentially provides is a prescription for separate subject maps, i.e. adding constraints, in order for their merger into a comprehensive subject map to succeed. […] I repeat that Topics Maps, seen from this perspective, is first of all about preventing ambiguity when subject maps are merged.
Dat is inderdaad maximaal haalbare semantische interoperabiliteit voor een
systemensysteem. Als wij met stelselmatige systematiek niet … stelselmatiger
mikten, zouden zijn aanbevelingen dus beslist hout snijden. Hij loopt echter
een paradigma àchter.
Hoewel hij toch wel degelijk enkele diagrammen voor z’n kiezen kreeg, lijkt hij
methodisch niet te volgen dat context als “conceptual mechanism” relatief is,
waardoor het door-en-door verweven raakt. Voor zover ik het onderzocht, heeft
context die betekenis/werking niet in de “considerable body of prior research
on the concept” waarnaar hij in het algemeen verwijst, met daarbij vermelding
van enkele concrete scholen. Voor hoe metapatroon zich ertoe verhoudt, verwijs
ik op mijn beurt èrg graag naar het grondslagenwerk voor transformaties
van/naar ERD en objectgerichtheid (OO). Dat gebeurde voor OO onlangs nog eens
dunnetjes opnieuw met Merode. Ik bevroedde eerder niet, hoe blij ik ooit met
dergelijke analytische vergelijkingen zou zijn!
Hij merkt op, dat “citing and briefly discussing at least some of these many
precedents would only strengthen the case.” Van zulke verwijzingen zagen we in
onze rapporten opzettelijk juist àf, om zeg maar veranderkundige redenen. Dat
neemt niet weg, dat hij voor andere doelgroepen gelijk heeft. Maar, nogmaals,
hij had ook even kunnen informeren of er wellicht zulk materiaal beschikbaar
is. Afgezien van bedoelde analytische vergelijkingen met ERD en OO in Semantiek
op stelselschaal, heb ikzelf nota bene in het Engels van alles en nog wat
geschreven over precies wat hij, terecht dus, verlangt. Dat kan ik zó opgeven.
De verwijzing naar mijn vergelijking met Topic Maps vermeldde ik trouwens hierboven
al.
Hij klinkt zuinig over de rapporten wat betreft “uniqueness or novelty in their
identification of context as a central issue in semantics.” Doen wij algemeen
gezien die claim? Volgens mij geldt die meer in het bijzonder context als
relatief, dus verweven element in de stelselmatige ordening van betekenissen.
Als hij context in die … betekenis elders kan aanwijzen, wil ik dat natuurlijk
meteen weten. Ik hem ‘m echter zo nog nergens ontdekt.
De beoordeling dat “the documents stop short of developing their arguments in
several key directions” acht ik vergaand ongegrond gelet op de richtingen die
hij vervolgens daadwerkelijk aangeeft. Met stelselmatige semantiek volgens
contextuele verbijzondering zijn wij het paradigma voorbij, nogmaals, volgens
welk hij dergelijke gebreken meent te zien. Wat hij bestempelt als het “key
semantic issue [of] the irreducibility of semantic variation” is dat inderdaad
volgens zijn idee van systemensysteem, maar kan dankzij stelselmatigheid
simpelweg verdwijnen (waarbij het verkrijgen van ruimte voor feitelijke
toepassingen veranderkundig nogal ingewikkeld is, maar daarover gaat zijn
redenering niet).
Wat hij “meta-semantics” noemt, ja, dat is onlosmakelijk belangrijk. Nee, dat
viel buiten het bestek van die rapporten. In samenhang adresseer jij daarvan nu
de belangrijkste elementen in je eigen artikel Op weg
naar een stelselmatige aanpak van authenticatie en autorisatie: een
gedachtenexperiment (concept, 8 januari 2010).
Als antwoord op de vraag “how to represent contextual specifications in actual
databases or knowledge bases” ontwikkelde Information Dynamics voor eigen
rekening en risico allang (proef)programmatuur. Daar zijn ook allerlei
prototypes mee gemaakt, zoals Icit. Zeg het maar …
Paul zit op de lijn van aansluiting op bestaande implementatiemiddelen. Prima,
doe het maar … Ik geloof niet, dat je langs die weg levensvatbare programmatuur
krijgt, maar wie daar tijd en geld voor over heeft, moet het vooral proberen.
Waarom hij opmerkt dat “the source documents also avoid any discussion of how
to actually deal with semantic variation” heb ik inmiddels hopelijk voldoende
verklaard. Dat “issue” verdwijnt dankzij het stelselmatig paradigma in
combinatie met operationaliseerbare contextuele verbijzondering. Als voorwaarde
voor “meaningful interoperation” geldt, zoals gezegd, dat contexten
niet-overlappend (gemaakt) moeten zijn. Dat moet je vervolgens ook grondig
bijhouden, zoals elke infrastructuur.
Met mijn directe(re) reacties op passages vorderde ik tot bovenaan pagina 5 van
de 15 pagina’s die zijn verslag telt. Op de verdere 10 pagina’s gaat hij vooral
dóór op wat hij als dat “key issue” beschouwt. Maar dat is allemaal niet langer
relevant, zodra het ècht stelselmatig mag.
Stel dat je mijn interpretatie van zijn beoordeling reëel vindt. Is het dan de
moeite waard om zijn kennis bij te spijkeren? Je zou zijn verslag ook zonder
meer kunnen voorleggen. Wat gebeurt er dan? Ik vermoed: weinig tot niets. Mag
ik ook een keertje zeggen dat een tekst moeilijk toegankelijk is?
36.33
Doorlezen van jouw bericht lukte me vlot. En, nòg mooier, erop reageren ook! Ik
ben natuurlijk erg blij dat ook jij herkent dat hij nu juist met zijn hoofdpunt
(“key issue”) de verkeerde weg kiest resp. de weg die wij aanwijzen, zoals jij
stelt, "over het hoofd ziet."
Opzoeken hoefde ik die franse term niet, dankzij zijn suggestieve commentaar.
Wat hij al niet paraat heeft! In elk geval hebben jij en ik er dus
kunsthistorisch toch iets van opgestoken. Want ik neem aan dat Magritte wist
waarmee hij bezig was. Intussen maakt dat de figuur extra relevant. Niks
vervangen, dus, ajb. Er telt blijkbaar nog een context erbij ... qed.
36.34
Dank je wel voor je uitnodigingsbericht. Ik houd echter graag aan mijn
voornemen vast om geen deelnemer te zijn aan allerlei zgn sociale netwerken.
Welke wèl, welke niet? Ik besteed nu al (erg) veel tijd aan correspondentie via
email; daaraan heb ik genoeg. Mijn vraag, in omgekeerde richting dus, aan jou
is waarom je jouw "foto's, video's en evenementen" niet 'gewoon' op
een website publiceert. Dan kan ècht iedereen erbij (of je moet dat juist niet
willen).
36.35
Zolang we productief langs elkaar heen praten/schrijven, is het natuurlijk
prima.
36.36
Enige argwaan is gewettigd. Je moet je afvragen, hoeveel die hoge ambtenaar
méént van wat hij schrijft/laat opschrijven. Maar goed, omdat het er stáát, mag
ik het allemaal als zodanig aannemen. Dat komt mij prima uit, te weten voor wat
ik méén over ontwerp en politiek.
Geeuw, ja, "nog meer oud nieuws" in De nieuwe concurrentie. Maar
voorlopig kunnen we zulk nieuws helaas niet vaak genoeg brengen!
Zelf ben ik onverminderd ònbetaald druk in de weer, zowat drukker dan ooit. Zo
beoordeelde een Amerikaan enkele van 'onze' rapporten. Nee, hij miste de crux.
Dat moet ik dan maar weer aan de opdrachtgever voor die beoordeling proberen te
verklaren. Je begrijpt de spanning tussen duidelijk en diplomatiek. In dit
geval zit het alweer mee, dat iemand anders op dezelfde tekortkoming in 's mans
analyse wees.
Maar goed, ik mik daar dus op vervolg. Dat vind ik in dit stadium de minst
slechte gok ..., want het blijft alles weghebben van een kansspel. Dat houdt
trouwens in, dat ik onverhoopt uitblijven van betaald werk niet persoonlijk
moet nemen. Maar intussen ben ik dan wel failliet ..., dat is alles.
36.37
Hierbij doe ik een beknopte poging jouw “denkmodel […] voor een stelselmatige
aanpak van authenticatie en autorisatie” te vergelijken met de “visie [op]
authenticatie.”
Het document met bedoelde visie verschaft als referentiekader een inleiding tot
de opzet van — het huidige — DigiD. Het betreft DigiD als wèrkende voorziening.
Wat moet er netzo praktisch gebeuren, zodra de beheersopgave tevens nauw
verwante voorzieningen zoals PKI.Overheid en GMV omvat? Dat vergt inderdaad
“een breder perspectief.” Wat als “visie” geafficheerd staat, blijft echter
vrijwel tot zulke verbreding … bepèrkt. Onder de noemer van machtiging betrekt
de “visie” uiteraard “niet-natuurlijke personen” erbij. Dat bevestigt nog maar
eens de noodzaak, zo mogen we het rustig noemen, van samenhang met de zgn
eHerkenning voor bedrijven (lees ook: de onzin van een gescheiden voorziening
ervoor). Toch bevat de “visie” wel degelijk enkele uitstapjes. Zo passeert de
overweging de revue, welke gevolgen opheffing van het authenticiatiemonopolie
voor elektronische overheidsdiensten heeft voor DigiD.
Jouw “denkmodel” abstraheert van implementatie. Er valt daarom niet
onmiddellijk iets over de mate van conflict/harmonie tussen “denkmodel” en
“visie” te beweren. Daarvoor moet eerst het verhoudingsgewijs abstracte
“denkmodel” geconcretiseerd, respectievelijk de verhoudingsgewijs concrete
“visie” geabstraheerd worden.
Het zou er gauw op kunnen lijken, dat conflict bestaat tussen betekenissen van
gemachtigde en vertegenwoordiger. Naar mijn indruk zijn dergelijke verschillen,
als ze er al zijn, triviaal en (dus) eenvoudig te harmoniëren/contextualiseren.
Wezenlijker acht ik de feitelijke beperking van de “visie” tot de Nederlandse
elektronische overheid, terwijl het “denkmodel” opzettelijk grenzeloos
georiënteerd is. Concretisering van het “denkmodel” komt daardoor geheid uit op
een federatieve opzet van voorzieningen voor authenticatie enz. Volgens de
“visie” is dat nog een … visie, omdat DigiD thans als monopolist een (begrensd)
domein bestrijkt.
Wat ik ook in de “visie” nog altijd niet ontdekte, is erkenning van
wederkerigheid van authenticatiebehoeften. Voor het vestigen van vertrouwen is
dat gebrek natuurlijk geen reële basis. Het verhaal blijft ook daar, dat de
dienstaanbieder eenzijdig authenticatie van burger of bedrijf eist. Maar hoe
zit het òmgekeerd? Het onvermogen van overheidsinstellingen om juist óók
zichzelf als deelnemer aan informatieverkeer te beschouwen, vormt een stok door
de wielspaken. Daardoor gaat het nooit ‘rollen.’ In het “denkmodel” staat de
oplossingsrichting duidelijk aangegeven, dwz de èxpliciete (zelf)relativering
tot verkeersdeelnemer. Daardoor komt in zicht, dat er tot en met de
fijnmazigste informatieve interactie sprake is van overeenkomst/contract tussen
betrokken deelnemers. De “visie” houdt deelname door overheidsinstellingen
echter nog vergaand impliciet, zeg ook maar òngecontextualiseerd.
Zowel de “visie” als het “denkmodel” zijn opbouwende teksten. Ze moeten immers
èlk begrepen worden in het licht van een bepaalde opgave. De “visie” voldoet,
zolang de opgave nogal beperkt blijft. Het “denkmodel” kent de
veronderstelling, dat die beperking spoedig knelt respectievelijk dat eigenlijk
allang doet. Op ruime schaal moet inderdaad samenhang voorop staan ipv een
oorspronkelijke centrale voorzieningen met allerlei aanvullingen. Het belang
van het “denkmodel” staat of valt met opschaling van verkeersbereik. Wie durft
eraan te twijfelen?
Samenvattend, het loont om “denkmodel” en “visie” op elkaar af te stemmen,
indien redelijke overeenstemming bestaat over de reële opgave. Daarbij kan het
“denkmodel” verduidelijken welke beperking de “visie” vooralsnog heeft.
Omgekeerd wijst “de visie” erop nogeens op, voor jouzelf ten overvloede, dat
het “denkmodel” nog lang geen direct bruikbaar voorschrift voor implementatie
geeft.
36.38
Ik vertoef daar door publicatie graag in jullie morele gezelschap. Hopelijk
dient de tekst al is het maar een beetje de zaak die m.i. op maatschappelijke
schaal één en dezelfde is.
Liefst schrijven we zulke stukjes natuurlijk helemaal niet. Maar ik vrees dat
we er nog niet mee klaar zijn.
36.39
Daar maakt hij gewag van domeinen. De stelselmatigheid waarop wij mikken,
overstijgt echter principieel zulke (traditionele) domeinen. Als
modelleermethode die juist (dankzij expliciete, verweven contextuele
verbijzondering) dáárvoor inherent geschikt is, onderscheidt metapatroon zich
daarom van wat nog gangbaar is.
36.40
Het betreft alles bijelkaar nogal wat huiswerk over civiele informatiekunde,
ontologie resp. metapatroon. Het is voor hem echter allemaal vroeg of laat
onvermijdelijk voor reële beoordeling van die rapporten.
36.41
Ik ben geen fan van communicatiebureaus die voorlichtingsmateriaal samen-, laat
staan vergaand zelfstandig opstellen. Naar mijn idee krijg je op z'n gunstigst
een flauw aftreksel van je oorspronkelijke tekst. Dan moet je het toch vooral
weer zèlf doen. Hoeveel geld gaat dat bureau alleen al kosten aan schrijfwerk
over iets dat ze toch niet snappen? Als je datzelfde bedrag steekt in een
behoorlijke oplage van je inderdaad wat langere tekst, krijg je om een uitgave
met minstens goud-op-snee. Je houdt dus geld over. Stel dat je er inderdaad
gewoon een verzorgde brochure van wilt maken, vooruit, noem dat gerust óók een
fact sheet, dan wil(len) jij (wij) daarvoor natuurlijk best nog wat puntjes op
de i zetten resp. aanvullingen leveren. Misschien is het nog een beter idee om
in één uitgave zowel de nederlandstalige als de engelstalige versie op te
nemen. Dat staat extra interessant en je slaat (minstens) twee vliegen met
dezelfde klap.
36.42
Volgens mij tref je juist de plank accuraat. Maar wie weet slaan we 'm allebei
mis ... Zijn tragiek, een effect dus niet louter nadelig voor hemzèlf maar voor
de samenleving, is volgens mij dat hij het allemaal zèlf verzonnen moet hebben.
Dat schiet niet op. In zeker opzicht blijf ik proberen contact te krijgen, zie
bijvoorbeeld redelijk recente teksten die ik wijdde aan wat hij publiceerde.
Daarop krijg ik echter geen reactie. Geen discussie, dus, althans merk ik er
niets van.
Waarop hij stukloopt, is vooral de te ver doorgevoerde bouwmetafoor. Zeg ook
maar, een gebouw kan je als teken beschouwen, maar omgekeerd geldt niet ieder
teken als een gebouw in de zin die hij er voor zijn informatiekundige theorie
aan verleent. Als je passende variëteit wilt benaderen, moet je het rijkste
axiomatische stelsel benutten. Dat omvat 'armere' situaties. Andersom dus
principieel nooit. Hoe informatie op stelselschaal samenhangend èn ... accuraat
valt te modelleren, blijft daarom langs die weg onbereikbaar.
Nou ja, graag of niet. Iedere tel die ik zou besteden om hem mijn werk serieus
te laten nemen, versterkt zijn weertand ertegen slechts. Nee, dat vind ik
natuurlijk (ook) niet leuk. Maar ik kan beter op mijn tellen passen.
36.43
Nee, van die "presentatie van het advies Vertrouwen
op democratie van de Raad voor het openbaar bestuur" wist ik nog
niet. Wat een timing overigens, jouw signalering. Gisteren leverde ik ter
publicatie op devrijepsych.nl een column in met de titel ... Democratie
als patiënt. Zodra die er staat, laat ik het je graag weten. Of kijk anders
binnenkort op mijn website, onder columns.
In mijn tekst staat het niet met zoveel woorden, maar de klakkeloze nadruk op
participatie is in dit stadium zelfs ontwrichtend. De meeste mensen willen
(nog) helemaal niet actief meedoen aan openbaar bestuur. Bovenaan de
verlanglijst staat, dat ze niet langer geminacht, misbruikt e.d. willen worden.
Faciliteerkunde,
dus. Zolang politici en bestuurders hun opgave niet als faciliteren zien, maar
als het exploiteren waarop het feitelijk (te) vaak uitdraait, kent de
participatie waartoe ze oproepen slechts één verschijningsvorm. Dat is
revolutie, waarop ik ècht niet zit te wachten (lees: dat vooruitzicht boezemt
me regelrecht angst in). Zo, dat was weer even genoeg cultuurpessimisme. Voor
onverbeterlijk optimisme, lees de oproep met Democratie
als patiënt!
Hoe uitnodigend, over participatie gesproken, wil BZK overigens zijn? Heb jij
ooit de vaste ondertekening gelezen van een emailbericht dat jij van daaruit
verstuurt? "Bezoekt u binnenkort een BZK-locatie?" staat daar. Zo ja,
"[d]an dient u ..." Waarom staat er niet "Wilt u dan aub
..."? Nota bene, dat is nog afgezien ervan, over faciliteren gesproken,
dat die toegangslegitimatie door burgers averechts werkt.
36.44
Overigens zit mijn bijdrage er alweer zo’n beetje op, want ik ben het gewoon
eens met hoe zij dat ene zgn sociale medium ziet als onderdeel van jullie
ruimer communicatie-instrumentarium. In zo’n kader is daarom ook gauw
duidelijk(er) hoe je moet omgaan met eventuele vervanging van één of ander
onderdeel. Lees ook: waarop je extra moet letten om je doelgroep niet te
benadelen doordat iets nieuws onverhoopt niet blijkt te functioneren. Je kunt
ook zeggen dat het goede nieuws is, dat jullie een gewaardeerde
communicatiepositie op z’n minst moeten verdedigen. Het enige dat ik nog vóór
de tweede koffieronde tijdens ons kennismakingsgesprek deed, was om aan te
wijzen dat wat zij neerzette, m.i. allang keurig op een rijtje staat.
36.45
Volgens mij zijn nu juist dergelijke functionarissen aan zet. Ik vind onze
positionerende notitie over samenwerking voor onderzoek kort en bondig aangeven
waaraan jij en ik zoal denken. Het is natuurlijk altijd maar de vraag, of zij
die tekst, hoe kort ook, überhaupt lazen. Maar het lijkt me (dus) allereerst al
een aardige controlevraag om te informeren of onze notitie voor hen aanleiding
vormt voor opmerkingen. Dat zou wel moeten ... Wij kunnen nòg wel een notitie
schrijven, maar dat lijkt me in dit stadium dus moeite voor niets. Ben je het
hiermee eens?
36.46
De kernvraag lijkt mij, of je gesprekspartners 'hun' respectievelijke
programma's (of wat ze verder doen) vooral als op-zichzelf-staand beschouwen en
dus uitvoeren. Of zien ze het 'eigen' resultaat wel degelijk als een onderdeel
van een omvattender, zeg maar even, stelsel? Zo ja, wat laten zij dan als dat
ruimere verband gelden? Hoe stemmen zij hun bijdrage erop af? Wat zijn de
obstakels?
Overigens sluit ik niet uit, dat enkele van die gesprekspartners nota bene zèlf
zo'n obstakel vormen. Ik wil ermee zeggen, dat je erop moet rekenen dat je juist
dáár moeilijk iemand vindt die geïnspireerd "een korte presentatie"
kan geven "om op gang te komen." Wie kijkt (veel) verder dan z'n neus
lang is?
Je kunt het ook omgekeerd bekijken. Als jij en ik ervan overtuigd waren, dat
jullie programma's allang prachtig op elkaar afgestemd zijn, hadden wij dit
'traject' nooit zinvol geacht. Als zo'n o.i. noodzakelijke impuls van buiten
kàn onderzoeksamenwerking met bijvoorbeeld TU Delft dienen. Of dat werkt,
willen we dus proberen.
Wie weet, valt daardoor binnen jullie zgn uitvoeringsorganisatie schroom weg.
En wie weet blijkt een programmamanager ineens wèl een sterk verhaal over
samenhang te hebben. Op die manier zou je het dus ook kunnen benaderen. Je
vraagt eenvoudig "Heb jij een sterk verhaal, heel beknopt, over de
samenhang waarin jouw programma past?" Wie "Ja" antwoordt, mag
het subiet vertellen. Dan gebeurt er altijd iets om opbouwend op voort te
borduren.
36.47
Dankzij jouw vervolgversie begin ik op mijn beurt alweer scherper te herkennen,
wat ik eventueel kan bijdragen. Als aanknopingspunt neem ik hier even wat jij
reconciliation noemt. In filosofische zin hoort er m.i. een
problematiseringsslag vóór. Wat jij beschrijft, en daarover hebben we het vaker
gehad, betreft au fond gedetermineerde bewerkingen voor explicitering van
locale precisie. Ook al klopt mijn interpretatie van je bedoeling niet, laat
ajb maar even ... Jij blijft als het ware binnen de modeldimensie. Met die
filosofische aanvullingen bedoel ik de veronderstelling van de werkelijkheid
waarvan het model een ... model is. Die overgang gebeurt 'vanuit' allerlei
motieven. Tot dusver leidt, nogal gesimplificeerd, ik weet het, elk motief tot
een apart, bijbehorend model. Maar omdat verschillende motieven ook weer niet
helemaal niets met elkaar te maken hebben, vertonen de aldus resulterende
modellen vaak vergaande overlappingen. Wat jij zo prachtig, krachtig toelicht
is metapatroon als methode voor ontrafeling. Daardoor zijn modelgedeeltes die
ooit vanuit het ene motief ontstonden met grotere kans herbruikbaar vanuit een
ander motief. Maar een absolute waarborg bestaat nu eenmaal niet. Wat jij
opwerpt als reconciliation, vind ik zoiets als een asymptoot. Door contextuele
verbijzondering kàn je weliswaar véél dichter in de buurt komen, maar
(aan)raken moet een illusie blijven. Want als je dat zou kunnen, dekt het model
de werkelijkheid. Dat is de omgekeerde wereld. Ja, ik besef dat menigeen lijdt
aan die illusie, respectievelijk hun medemensen eronder laten lijden, maar
ikzelf geef voorrang aan andere illusies ...
Eigenlijk betekent elk nieuw motief weer dat je modelmatig op weg moet naar de
asymptoot. Naarmate je met contextuele verbijzondering een aardig voorraadje
opbouwt, kan je 'm vlotter dichtbij benaderen. Ik zou dat echter — mag het
even, voor de discussie? — geen reconciliation willen noemen. Zouden we het
zelfs moeten omdraaien? Is elke apart geïdentificeerde contextuele
verbijzondering niet veeleer — resultaat van, ik geef het maar een verwante
naam — deconciliation?
Zolang we slechts — vooruit, ook een beetje overdreven — complete modellen
hebben voor afstemming, leidt het geringste verschil ertussen tot het vòlgende,
zoveelste model enzovoort. Er is op die manier/schaal feitelijk géén
hergebruik. Wat met contextuele verbijzondering lukt, is een kwalitatieve
verandering van de verhouding tussen pre- en postcoördinatie. Met elke
contextueel verbijzonderd (knoop)punt vestig je een geprecoördineerd 'element'
dat aldus beschikbaar is voor uiteenlopende postcoördinatiebewegingen (lees
ook: vanuit allerlei motieven).
Uiteraard kan het voorkomen, dat voor een via postcoördinatie te vervullen
informatiebehoefte nog niet de optimale geprecoördineerde elementen, zeg maar,
klaar staan. Dat is met bijvoorbeeld een bibliotheekcatalogus niet anders. Vóór
1994 was er nog (bijna) nergens een 'ingang' op Internet. Die moest er dus
bijkomen.
Wat mij inspireert aan waarop jij met Agile Semantics mikt, zo begrijp ik je
althans tot dusver, is de kortsluiting met diensten à la Soa. Waarover wij het
zondermeer eens zijn, is de noodzaak van/kans voor integratie van statische en
dynamische benaderingen. Hoe jij dat vanuit 'dienst' ziet, herken ik echter nog
niet goed. Daarvan ga ik dus een hoop opsteken.
Voorlopig is mijn eigen idee over (informatie)diensten, dat (aan)vragers ervan
volgens een spectrum ingedeeld kunnen worden. Aan het ene uiterste (A) bevinden
zich dan aanvragers die (nog) silogewijs (inter)opereren. Zo van, geef mij nu
maar àlle (ruwe) informatie. Die houd ik allemaal op eigen voorraad en ga ermee
aan de slag wanneer mij dat schikt. Het andere uiterste (Z) wordt gekenmerkt —
nogmaals, volgens mijn huidige idee — door aanvragers die informatieverwerking
juist zoveel mogelijk uitbesteden. Zij willen slechts geïnformeerd zijn over
wat precies relevant is voor een specifieke informatiebehoefte (inclusief
specifiek tijdstip).
Van A tot en met Z zijn het allemaal informatiediensten, maar wat er in
verschillende gevallen praktisch voor interoperabiliteit nodig is, varieert
m.i. dienovereenkomstig. Ik heb de indruk dat we verduidelijking van die
variëteit nodig hebben om netzo praktisch te schetsen wat van het ene tot het
andere geval karakteristiek is voor informatiediensten inclusief waaraan in
semantisch opzicht vrager en antwoorder zèlf moeten voldoen om zo min mogelijk
last te hebben van hun afstand tot de asymptoot.
Overigens sluit ik niet uit, dat voldoende geabstraheerd A, Z en alles ertussen wel degelijk hetzelfde 'geval' blijkt te zijn. Sterker nog, jij hebt vermoedelijk je overzicht allang klaar.
36.48
Met mijn tekstalternatief begin ik meteen al ruimer. We moeten eindelijk
ophouden om burgers en bedrijven onvermeld te laten als we het hebben over
publieke dienstverlening. Door expliciete vermelding van burgers en bedrijven,
verkrijgt semantische interoperabiliteit pas reëel bereik.
Nota bene, in de opgegeven voorbeelden gaat het zelfs in geen ènkel geval om
informatieuitwisseling tussen overheden onderling, maar steeds met burgers. Die
inconsistentie is dus weg door de verruimde aanhef.
36.49
Oeps, dat moet een misverstand zijn. Dat werkte ik uiteraard in de hand met het
zinnetje "Er is feitelijk géén hergebruik." De zin ervóór is
wezenlijk (voor context ...). Dat zien we toch al met de zgn
basisregistraties?! NHR, bijvoorbeeld, doet het nèt weer iets anders dan GBA,
enzovoort. Dat is op z'n minst een drempel voor reconciliation. Kortom, ik
oefen daar kritiek uit op de huidige praktijk.
Nogmaals, jij koos niet voor niets de insteek volgens diensten. Ditmaal ben ik
dan die er tenminste voorlopig nog aan vast zou willen houden. Ik meen dat
pogingen tot het slaan van een praktische brug best nog meer opleveren.
Hoe je modelleurs van de huidige generatie al dan niet òm krijgt, kaartte ik in die passages niet aan. Althans, daarvan was en ben ik me niet bewust. Door de veranderlijke werkelijkheid houd je gewoon altijd een gat. Zoals jijzelf benadrukt, daarom heb je een open benadering nodig.
Over wat je schrijft over "dezelfde software-implementatie" kan ik je geen gedegen mening geven. Ik vermoed, ja en nee. Martijn Houtman is niet voor niets, dat hoop ik tenminste, voortdurend aan het sleutelen aan een platform. Ja, daarvoor probeert hij optimaal bestaande componentenbibliotheken te benutten. Nee, blijkbaar moet er hier en daar toch een onsje bij. Dat zit 'm (voorzover ik kan beoordelen) vooral in de reïficatie van de relatie; daarvoor zijn wat extra identificerende eigenschappen nodig. Vergeet verder ajb niet dat volgens metapatroon een rigoreus tijdbeheer geldt. Bijelkaar zit er zoveel potentiële variëteit in het platform/infrastructuur, dat Information Dynamics erg vlot bijvoorbeeld het model van het differentiële werkgeversbegrip (als proefopstelling) aan de praat kan krijgen. Dat zie ik met een andere “software-implementatie” niet zo gauw lukken. Maar wie weet vergis ik me schromelijk en ben al jarenlang voor de gek gehouden.
36.50
Duidelijk voelt hij zich op z'n tenen getrapt. Van iemand die communicatie als
vak beschouwt, zijn ze natuurlijk gauw langer.
36.51
Ik krijg het gevoel dat we in herhalingen vervallen. Ik stip toch opnieuw
enkele punten aan c.q. reageer op jouw bericht. Verder beschouw ik dit
antwoord, met dus èxtra dank voor je voorzet, als prima oefening voor ons a.s.
overleg met de amerikaanse beoordelaar. Weliswaar zegt Merode hem niets, maar
dat gesprek zal stellig eveneens gaan over paradigma’s, notaties en wat ze met
elkaar te maken hebben.
De bestaansafhankelijkheid (engels: existence dependence) à la Merode kent het
gehele object als noemer. Metapatroon is gebaseerd op existence interdependence.
Van existence interdependence is existence dependence een grensgeval.
Op die grens bevindt het object zich principieel in één situatie, die als
zodanig (daarom) impliciet blijft.
Dus, nee, ik volg je conclusie niet dat “[d]eze notie [van bestaansafhankelijkheid,
dwz volgens Merode] erg dicht [komt] bij, of […] wellicht synoniem [is] met,
contextuele verbijzondering.” Helaas, daarom betwijfel ik of voor “[hen] de
betekenis van contextuele verbijzondering weer een stapje duidelijker geworden”
is.
Het wereldbeeld ‘achter’ metapatroon is verenigbaar met, dekt compleet het
wereldbeeld ‘achter’ Merode als een grensgeval. Omgekeerd is dat (dus) niet zo,
tenzij je slechts te maken hebt met monosituationele objecten.
Door de schaal te knijpen, kan je de illusie van monosituationele objecten
(blijven) koesteren. Soms is informatievoorziening kleinschalig genoeg.
Inderdaad, wat zou je je dan druk maken om (veranderlijk) multisituationele
objecten? Je moet je tegenwoordig natuurlijk wel afvragen, of kleinschaligheid
van informatievoorziening nog bestaat in de zgn informatiemaatschappij.
Vanmiddag kwam Peter Waters, naar verluidt geïnspireerd door wat steeds maar
weer hetzelfde vlak onder de modelhorizon verschijnt, met het idee van een
superstructuur. Na wat heen-en-weer met Marijke Abrahamse erbij kwamen we op de
aanduiding semantische hoofdstructuur. Wat is daarop in de
informatiemaatschappij uiteindelijk niet aangesloten?
De notaties van metapatroon, Merode en noem maar op zijn wèl verenigbaar.
Daarover hebben we het eigenlijk al uitputtend gehad. Want het betreft au fond
allemaal puntjes verbonden door lijntjes (grafen). Die analytische kant
(topologie?) begrijp jij m.i. als de beste.
Voor de doelmatigheid van een notatie moet je echter kijken naar het
wereldbeeld dat er ‘achter’ verondersteld is. De notatie van metapatroon is dus
afgestemd — wie weet kan het beter, suggesties altijd welkom! — op existence interdependence.
Die van Merode, blijkbaar, op existence dependence.
Voor louter existence dependence doet de metapatroonnotatie het stellig niet
beter, handiger e.d. dan de Merodenotatie. Waarschijnlijk met zo’n beetje
gelijke doelmatigheid, want hoe lastig kan dat grensgeval zijn? Omgekeerd
blijken de Merodenotatie, de ERD-notatie, de UML-notatie … voor existence interdependence
allemaal òndoelmatiger dan de metapatroonnotatie. Dat hoeft natuurlijk niet te
verrassen. Metapatroon is er gericht voor ontworpen.
Ik blijf van mening dat je het vervolg met software-implementatie door onderweg
van methode te wisselen te lichtvaardig opvat. Maar goed, als iemand jou ervoor
wil betalen om dat uit te zoeken, juich ik dat altijd toe. Mijn ònbetaalde
prioriteit heeft het zeker niet; nogmaals, ik geloof er niet in.
Wat ik me kan voorstellen, maar dat verdient ethisch geen schoonheidsprijs, is
dat je mensen vooralsnog zoet houdt met de suggestie dat ze wat verderop hun
vertrouwde methode weer kunnen oppakken. Intussen, en dat proef ik uit jouw
verhaal, maak je “in een vroegere versie” met metapatroon een degelijk
informatiemodel op relevante schaal. Dan kan je later nog wel zien, of die
voorgespiegelde methodewissel überhaupt lukt, respectievelijk of daaraan nog
behoefte bestaat.
Jouw positionering van metapatroon als een familielid bemoeilijkt m.i. een
reële vergelijking. Je kunt beter uitgaan van de dekking van variëteit. Dan
wordt duidelijk dat metapatroon overkoepelender mogelijkheden biedt. Zoals ik
aangaf, objectgerichtheid is er een grensgeval van. Een ander grensgeval is
bijvoorbeeld het hiërarchisch informatiemodel, terwijl het zgn netwerkmodel,
vooruit, wat ruimer, zoiets als een grenszone bezet.
Strikt qua notatie beschouwd kom je met transformaties redelijk ver
(hiërarchie, netwerk), zo niet er helemaal (objecten met associaties; zij het
dus met ondoelmatiger resultaat). Maar mijn vergelijkingen betreffen primair
achterliggende wereldbeelden.
Wellicht heb ik domweg een slecht geheugen, maar volgens mij gebruik ikzelf de
term “onverenigbaar” nagenoeg exclusief om gedragingen/eigenschappen van één en
hetzelfde object te karakteriseren. Die kùnnen onverenigbaar lijken. Hun
ogenschijnlijke onverenigbaarheid los je (pas) op door contextuele
verbijzondering. Voilà, eenduidigheid: verschillen in samenhang. Een criterium
voor wat als geldige context doorgaat is o.a. dat erbinnen géén onverenigbaarheid
‘bestaat.’
In jouw bericht associeer je “onverenigbaarheid” echter met andere thema’s.
Het opmerkelijke in onze discussie is dat wij allebei realisme claimen. Zo stel
jij o.a.: “Mijn overtuiging is gesterkt dat deze synthetische benadering niet
alleen veranderkundig handiger is, maar ook gewoon juist.”
Laten we er geen wedstrijd van maken, wie het hardst roept dat er
veranderkundige obstakels zijn. Die zijn er en ze zijn groot. We verschillen
nog van mening over wat handig is. Door jouw bericht is mijn afwijkende
“overtuiging” niet gewijzigd.
Ik blijf erbij, dat jij voor advies over al dan niet zùlke synthese zèlf in
staat moet zijn om à la metapatroon ‘oorspronkelijk’ te modelleren. Dat vind ik
dus wezenlijk iets ànders dan transformatie van een bestaand model dat volgens
een andere modelleermethode ontstond.
Mag ik even streng zijn?! Voor je oriëntatie heb ik je vaker
literatuurverwijzingen opgegeven, waarvan ik echter nooit van je vernam of je
de desbetreffende tekst daadwerkelijk grondig bestudeerde. Mijn dringende
advies luidt dat je 1. The
ontological atom of behavior: toward a logic for information modeling beyond
the classics (in: PrimaVera, working paper 2002-5, Amsterdam University,
2002) en 2. Ontology
for interdependency: steps to an ecology of information management (in:
PrimaVera, working paper 2007-05, Amsterdam University, 2007) leest en
hèrleest, totdat je het verschil ziet tussen (object) existence dependency en
(behavior) existence interdependency.
De vereiste atomiciteit ‘verkleint’ een volle structuurorde van
object-als-geheel naar gedraging-/eigenschap-van-object. Om meerdere, eventueel
(ogenschijnlijk) onverenigbare gedragingen uit elkaar te houden is een
‘verschilsorteerder’ nodig: situatie (context). Omdat gedragingen atomair zijn,
kan je op het ‘niveau’ van objecten eenduidig spreken van (hun)
interdependentie.
Je mag het allemaal onzin vinden, wat daar staat, maar léés het ajb. Als je het
qua wereldbeeld liever van een ander wilt horen, lees bijvoorbeeld ook mijn
inleiding tot — schitterend! — werk van de filosoof Justus Buchler, 3. Metapattern of natural
complexes: enlisting Justus Buchler's metaphysics for informational
infrastructure (PrimaVera, working paper 2006-15, Amsterdam University,
2006). Dàn kunnen we tenminste onze herhalingen van welles-nietes kortsluiten.
Zodra jijzelf een informatiemodel op serieuze schaal gemaakt hebt, krijg je
volgens mij pas gevoel voor (on)mogelijkheden van een “synthetische
benadering.” Dankzij jouw achtergrond tot dusver heb je daarin dan stellig
meteen veel méér inzicht dan ik heb!
Op korte termijn concreet wat jouw gesprekpartners over Merode e.d. betreft:
Wanneer zij (conceptuele) informatiemodellen hebben opgesteld, wil BFS die
natuurlijk weleens bestuderen, lijkt mij.
Ik ben benieuwd wat er gebeurt, als jij ernaar vraagt. Zeg ook maar, bieden zij
voor metapatroon daadwerkelijk een opening tijdens “een vroegere fase”? Als zij
op jouw vraag niets sturen, geloof jij dan dat zij later wèl opteren voor een
“synthetische benadering”? Ik dus niet. Hoe eerder we weten, of verdere moeite
zinvol is, des te beter. Daarvoor is dit een realistische casus.
Stel dat wij die opening daar wèl geboden krijgen, dan weet ik natuurlijk niet
hoe gauw ik jou gelijk geef …
36.52
Wat jij "stijl" noemt, vind ik een paradigma. Zullen we het daarbij
even houden? Maar we moeten we onze discussie niet te snel toepspitsen. Er kan
van alles en nog wat verschillen. Langs die weg van erkenning van verschillen
kunnen we (veranderlijke) samenhang inclusief overeenkomst optimaliseren. Die
openheid acht ik mede karakteristiek voor paradigma/stijl van metapatroon. Dat
blijkt echter tegen de instelling van (ook) vele automatiseerders in te
druisen. Zij ontlenen schijnzekerheid aan gesloten benadering. (Dat doe ik dan
weer met andere onderwerpen ...) Daar moeten we inderdaad een tactiek op
verzinnen. Volgens mij valt "tactisch gezien enorme winst" daar niet
te behalen. We hebben te maken met a. autoriteitsgevoelige mensen, anders
zouden het niet bij hun detacheringbureaus uithouden of b. minder assertieve
mensen, die het weliswaar prima (kunnen) begrijpen, maar zich bij hun werkgever
niet durven te manifesteren. Daarom moeten we het hebben van de mensen die zij
als hun autoriteit beschouwen resp. waarvan zij een veilige werkomgeving
behoren te krijgen: opdrachtgevers, dus. Ook lastig, zoals blijkt.
Nogmaals, ik maak graag alle ruimte voor pogingen om automatiseerders direct te
beïnvloeden. Als jij ze kunt wijsmaken, dat er eigenlijk verschil bestaat ...
zie ik echter niet, mede gelet op de overheersend gesloten/angstige instelling,
waarom zij gemotiveerd zouden raken voor veràndering.
Zolang je de gedragsnoemer "object" noemt, vind ik het moeilijk
herkenbaar of je daadwerkelijk volgens de "stijl" van contextuele
verbijzondering "uitvouwt." In de òpzet van Merode e.d. zit volgens
mij wel degelijk het monosituationele gedragskarakter van objecten. Dankzij zgn
associaties kàn je met Merode enz. tevens multisituationeel modelleren, mee
eens. Maar als je contextueel verbijzonderde knooppunten "object"
blijft noemen, is er intussen kwalitatief iets veranderd: ander
paradigma/stijl. Dat valt je niet op, zolang je mechanisch een bestaand
objectenmodel vertaalt. Maar ga eens een model volgens contextuele
verbijzondering ontwerpen. Een situationele objectgedraging is als atoom niet
langer een absoluut geldig verschil met andere objectgedragingen, maar tevens
door samenhang ermee gekenmerkt.
Volgens metapatroon is elke contextuele verbijzondering, zoals jij het stelt,
"in de tijd vervat." Voer jij trouwens ook een correspondentie met
Snoeck en Dedene waarin jij ze zulke vragen over metapatroon stelt?
Infrastructuur vind ikzelf (veel) ruimer dan hoofdstructuur. Wilde je het
gewoon even kwijt dat "elke suggestie dat deze hoofdstructuur absoluut en
onveranderlijk is, van tafel [moet]"? Ja, dat is evident.
Ik ben extra blij met de laatste alinea in je bericht. Zoals ik het zie, vergt
het punt stelselmatige semantiek van de Interoperabiliteitsagenda een
veranderingsproces. Hebben we al een mijlpaal bereikt? Zo ja, welke? Ik citeer
uit een vingeroefening die ik deed voor het fact sheet over semantische
interoperabiliteit: “De belangrijkste stap heeft Forum Standaardisatie
eigenlijk al gemaakt. Dat betreft principiële erkenning, dat stèlselmatige
semantiek een karakteristieke aanpak vergt.” Er is echter méér bereikt. Nog een
citaat: “Na theoretische validatie van contextuele verbijzondering ter borging
van semantische interoperabiliteit zijn onder auspiciën van Forum
Standaardisatie enkele praktijkonderzoeken verricht.” Die resultaten maken in
dit stadium een aanbeveling door Forum aan College Standaardisatie mogelijk.
Zoals BFS het in een concepttekst stelt: “Het Forum stelt voor deze methode
[van contextuele verbijzondering] binnen de e-overheid in te zetten, daar waar
overzicht verkregen moet worden en/of samenhang gecreëerd moet worden. [Dat is
mogelijk] zonder verstoring van bestaande ontwikkelingen.” Aan College kan
Forum voorts melden dat het nog niet klaar is met het agendapunt in kwestie.
Wederom een citaat uit eigen werk: “Zoals met elke vernieuwing valt terughoudendheid
te verwachten. De vraag is ook normaal, bijvoorbeeld, hoe contextuele
verbijzondering zich verhoudt tot modelleermethoden die kleinschaliger mikken.
Of, indien u een stelselmatig informatiemodel ontwierp, hoe kunt u met
ontwikkeling van informatievoorziening verder?”
Die stijlfiguur "u" klopt natuurlijk niet in een tekst voor het
College. Wat ik met zo'n passage probeer te suggereren, is dat er nog allerlei
vragen zijn, voor antwoorden waarop Forum het voortouw kan/moet blijven nemen.
Daar zitten volgens mij precies de vragen bij, die jij opwerpt. Als dat zo is,
geven ze de richting aan waarin we de vòlgende mijlpaal moeten zoeken. Jij
"heb[t] daar wel een beeld bij," dat is prachtig. Maar voor serieuze
uitwerking moeten we serieus de tijd nemen.
Dus, als jij mij vraagt "Hoe zie jij dat?" dan zie ik de prioriteit
voor een operationele Forum-aanbeveling aan College Standaardisatie, vergezeld
van een plan op hoofdlijnen voor verdere stappen. Mensen zoals jij en ik kunnen
slechts zinvolle bijdragen aan zo'n plan leveren, wanneer we inderdaad al een
aardig "beeld" hebben.
Maar of er al dan niet "een compleet Metapattern-eigen traject van model
naar werkend(e) syste(e)m(en)" bestaat, daarover maakte ik me nog niet zo
druk. Ik maakte me inclusief investeringen tot dusver en nog steeds wèl druk om
een, zeg maar, programmatuurplatform om verschillen-in-samenhang à la
metapatroon te demonstreren. Juist van dat praktische r&d-resultaat valt
uiteraard veel te leren over verhouding tot (andere) "traject"instrumentaria
voor operationele informatievoorziening. Ik loop er niet op vooruit. Antwoord
op jouw "belangrijke vraag" vergt nogal wat nader onderzoek, want zo
simpel is het natuurlijk niet. Evident, toch?
36.53
Een bron van misverstand lijkt mij jouw nadruk op
"software-ontwikkelmethodiek," terwijl we met activiteiten volgens
het agendapunt stelselmatige semantiek m.i. zover nog niet gevorderd zijn. Ik
heb in dàt opzicht niets "verkaveld," probeer evenmin iets "aan
een opdrachtgever verkocht [te] krijg[en]" e.d. Ik meen wel, nogmaals, dat
jij een te rooskleurig beeld hebt van (verdere) ontwikkeling van modulen die
geborgd op stelselschaal moeten werken. Jij hebt een opdracht van BFS waarin
volgens mij past dat je een plan mag maken voor verkenning van ontwikkeling op
stelselschaal.
Als gevolg van jouw nadruk lijk jij overigens impliciet op ontwikkelaars te
mikken. Over professionaliteit gesproken, je slaat professionele
ontwerpers/modelleurs over. Daarop leg ik op mijn beurt de nadruk. Wat niet
helpt, zachtjes uitgedrukt, is dat ze er nauwelijks meer zijn. Professionals
die er niet zijn, kan ik onmogelijk "veel te snel in een hok
plaats[en]." Hoe zorgen we ervoor dat we genoeg ontwerpprofessionals
krijgen? Opleiding! Dat vind ik pas ècht open. Zonder professionele ontwerpers
heb je natuurlijk niets aan welke "software-ontwikkelmethodiek" dan
ook. Kortom, alles op z'n tijd.
Om wat jij "een semantische discussie" noemt kort te sluiten, raadde
ik je dringend bestudering van enkele artikelen aan. Laat ajb weten of je na
bestudering er nog zo over denkt.
36.54
Wat ik niet begrijp, is jouw aarzeling. Jij zegt, dat "de/een basis [...]
voor de implementatie van (software)systemen [...] principieel [...]
aannemelijk gemaakt/bewezen [lijkt] door Martijn Houtmans implementatie."
Zo ja, waarom vind je het dan nog "lastig de waarde van contextuele
verbijzondering aan de man te brengen"? Wat kan je daarvoor nog méér
wensen dan zulk bewijs dat het werkt?
Ik zou het verwarrend vinden, indien jij enerzijds beseft dat er allang een
bewijs van implementatie bestaat, maar het anderzijds ontkent door ernaar vanaf
nul op zoek te willen. Voor een aansprekend plan voor verdere stappen lijkt het
me prima dat we tevens met ontwikkelaspecten zo concreet aan de slag kunnen.
Voordat ik jouw vraag beantwoord, ben jij verder aan de beurt.
36.55
Die “stap” had jijzèlf gelukkig allang gemaakt. Het zou ook ronduit curieus
zijn, als het juist op dit punt anders was. Zie ter illustratie paragraaf C.6,
Implementatieconcept, uit ‘jouw’ bijlage C van Semantiek op stelselschaal (p.
43).
Dat jij “altijd gedacht [hebt] dat Metapattern-modellen worden gemaakt om
uiteindelijk software-implementaties te realiseren” klopt nog steeds. Jij had
dat dus reeds vroegtijdig correct geconstateerd.
Ik herinnerde je er slechts aan, zodat jijzelf je “*denk*wijze [kunt] verrijken
met een *handel*wijze.” Daar begint het praktisch.
Het leek erop dat jij voorwaarden stelt om "de waarde van contextuele
verbijzondering aan de man te brengen." Daar kan ik inkomen. Wat ik als
zulke voorwaarden in jouw aandeel aan onze correspondentie meende te herkennen,
wees ik daarom zo duidelijk mogelijk als allemaal vervuld aan.
Maar ik vergiste me; dat zijn ze kennelijk nog niet allemaal. Ik kan je slechts
stimuleren ze duidelijk, consistent te formuleren. Wat de bedoeling met
“Metapattern-modellen” betreft, heeft dat alvast je belangrijke hèrontdekking
ervan opgeleverd. Dat lijkt weliswaar niet erg op te schieten, maar als je
tegen een paradigmawissel aanhikt horen allerlei heen-en-weer bewegingen er
natuurlijk bij. Kortom, het kàn netzo praktisch niet sneller.
Wederom een bron van misverstand lijkt mij je “wens” om “expliciet te [krijg]en
over waar (bij welk(e) doel(en)) [jij] dan wél moet beginnen.” Dat klinkt als
een persoonlijke queeste. In relatie tot BFS, waarvan ik onze correspondentie
als aspect beschouw, verkeer ik echter in de veronderstelling dat wij
“doel(en)” voor Forum Standaardisatie mogen helpen te stellen en, zo mogelijk,
tevens helpen bereiken.
Als adviseur heb ook jij daarvoor ideeën. Met mij kan je erover discussiëren,
erg graag zelfs. Maar voor afstemming enz. moet je uiteraard bij BFS zijn.
Wat ik je eerder schreef, betrof een suggestie om voor besluitvorming door
annex rapportage aan College Standaardisatie onderscheid tussen aanbeveling en
plan te maken. Daarmee probeerde ik op mijn beurt juist extra ruimte te helpen
scheppen voor accenten die o.a. jij belangrijk acht.
Ik zie die accenten dus soms anders, maar zou het betreuren wanneer jij mijn
argumentatie in onze correspondentie opvat als obstructie van jouw punt(en).
Nog maar een keer voor àlle duidelijkheid, als jij Forum Standaardisatie weet
de overtuigen van het belang zich met “software-implementatie” te bemoeien,
prima!
Daarover heb ik een opvatting, niets meer, niets minder.
Over wat jou “nog niet duidelijk” is: Zijn “er
andere-dan-database-implementaties mee te realiseren”?
Nee, principieel niet.
Maar voordat je door dit korte antwoord in een jou vertrouwd vakje onmiddellijk
een vinkje zet, of juist niet, wijs ik je erop dat ‘information dynamics’ netzo
goed een statische basis kent. Zo liggen (ook) voorschriften voor diensten,
orkestratie, autorisatie e.d. uiteraard ergens vàst. Mijn idee is dat je
dankzij contextuele verbijzondering tevens die dynamiek stelselmatig
samenhangend kunt en dan feitelijk onlosmakelijk moet modelleren. Ik kaartte
dat al vaker bij je aan.
Mocht je geïnteresseerd zijn in een opstel dat ik erover schreef, hoef je het
me slechts te laten weten.
Als jij wilt, ja, zoek vooral “aansluiting […] bij bestaande […]
software-ontwikkelomgevingen.” Wat ik je ook al vaker liet weten, is dat ik
allerlei pogingen in die richting ondernam.
Nota bene, ik ben helemaal niet tégen, maar vóór. Daarbij let ik op kans van
slagen inclusief zakelijk evenwichtige verhoudingen. Jij doet niet anders,
terecht.
Gelet op onze relatie met BFS vind ik dan de relevante vraag, of Forum
Standaardisatie zich moet bemoeien met bedoelde ontwikkelomgevingen c.q.
eventueel verband ertussen. Mij lijkt het van niet (opvatting), maar als jij
dat voor de Forumleden overtuigend weet te beargumenteren, nogmaals, prima
(ruimte).
Als je het ermee eens bent kunnen jij en ik onze discussie hierover vooralsnog
als — je hebt gelijk dat het “ook wel veel tijd kost” — afgerond beschouwen.
Verder zou ik zeggen, leg je daadwerkelijke voorstel voor een gedeelte van het
plan tijdig, dus prompt aan BFS voor.
Op je “analogie-vraag” luidt mijn antwoord: nee. Hoe ik dat toelichtte, was
voor jou aanleiding om van een “semantische discussie” te spreken. Je sloeg
daarmee de spijker op z’n kop! Het is een door-en-door semantisch vraagstuk.
Jij wenst ergens vanàf te zijn terwijl ik, zoals jij ze noemt “besproken
verschillen” zelfs principieel vind.
Ik stel daarom voor dat wij over dit onderwerp onze discussie eveneens
afsluiten. Als je opmerkingen, vragen e.d. hebt nav de literatuur waarnaar ik
je verwees, heropen ik ‘m zéér graag.
36.56
Het klopt dat ik hem probeer(de) vast te pinnen op wat hijzelf als zijn logica
poneert. Pfff, wat kost dat een tijd!! Maar als hij consequenties ervan steeds
ontwijkt, ditmaal met de wel erg flauwe smoes dat hij niet wist waaròm je ook
alweer informatiemodellen opstelt, wie speelt dan wie in het
"kat-en-muis-spel"?
Goed, het is duidelijk correspondentie van hem en mij even niet eraan bijdraagt
dat hij ... duidelijk(er) kan maken wat hij ... bijdraagt. Mag ik je/jullie
suggereren om hem ernaar te vragen? Dat helpt zeker. Als je wilt kan je
uiteraard verwijzen naar mijn laatste bericht.
36.57
Graag, als je het mij gunt, geef ik je een compliment: 1. Niet alleen maakte je
telkens duidelijk zoiets als een Oefenschema-2 niet te zien zitten, maar je
toonde je afkerigheid zó diplomatiek dat ik jou op mijn beurt zó serieus nam
door er niet aan te beginnen. 2. Je gaf onlangs met je suggestie van
“superstructuur” nogeens een wezenlijk zetje.
We laten hèt
Oefenschema dus staan, herstel, hangen als het monument dat het is.
Voor de toekomst gooien we het over de boeg van de semantische hoofdstructuur,
zou (ook) ik graag zeggen. Voor de ordening gaf Martijn Houtman nòg recenter
eveneens een zetje. Voor de proefopstelling (bijna klaar) van pIctugram
deed hij een suggestie voor verdere gedragsontleding. Wat Martijn aldus voor
personeelsinformatie aangaf, spoort prachtig met het algemenere idee van
gecontextualiseerde persoonsidentiteiten dat al achter jouw eigen artikel Op weg naar een stelselmatige aanpak van authenticatie en
autorisatie: een gedachtenexperiment zit; zie daarin vooral figuur 2. En
nòg ruimer combinerend blijkt samenhang à la personenverband ruimer toepasbaar.
Ik begrijp dat je hieruit niet zo direct wijs kunt worden. Ik wilde je, met
behalve compliment ook dank, alvast mijn enthousiasme laten weten.
Wordt vervolgd.
36.58
Vooral van Xamenhang heb ik
genoten. Met de vervanging van de s door de x geef je veel mooier, als je me
toestaat erop voort te borduren, de kwalitatieve verxandering aan. Als je het
Samenhang 2.0 had genoemd, vooruit, 3.0, maak je m.i. tegenwoordig slechts
duidelijk geen idee te hebben hoe het zit.
Met mijn door jou geïnspireerde woordspeling wil ik graag onderstrepen, dat jij
een passend idioom initieert. Jijzelf wijst die kans al concreet aan met je
term "eXpliciteren."
Het doet mij denken aan fopvatting.
Het verschil is dat fop- niet verder komt dan kritiek, terwijl -x- opbouwende
strekking heeft! Zo blijkt het Nieuw
regulerend beginsel niet betekenis, maar betekenix. Dat klopt, nota bene,
precies met de leegheid die èlk apàrt knooppunt moet 'hebben' voor vòlle
interdependentie.
Overigens ben ik het òneens met de vraagstelling waarmee je Xamenhang besluit. Als er "één probleem" is,
vind ik dat beslist niet "Wie gaat het ons uitleggen?" Wij doen
allang niet anders.
Als drempel voor inzicht telt volgens mij, dat bijna iedereen gelooft dat
"samenhang [...] steeds vaker ver te zoeken [is]." Opnieuw helpt -x-
opmerkzaam te maken op dynamiek enz. De strikt atomaire kijk op de
werkelijkheid leidt ertoe, dat het ene (lees: eigen) atoom/object zelfvoorzienend
gedacht/gevoeld is. Als fopslokkend superatoom geldt uiteraard het narcistisch
ego. Samenhang wordt daarvoor helemaal niet vèr gezocht, maar òmgekeerd als
integraal onderdeel van het zèlf aangenomen. Wie zo vòl gelooft te zijn van
zichzèlf, kortom, zoekt nooit ver, integendeel. Je moet jezèlf leeg genoeg
durven veronderstellen voor reële, veranderlijke samenhang, herstel,
verxanderlijke xamenhang. Aanduidingen zoals dichtbij, veraf e.d. kunnen door
hun (impliciete) waardeoordeel aandacht belemmeren voor de volheid van de
leegte (is de leegte van de volheid) via interdependentie.
Ga jij een verxameling aanleggen?
36.59
Vertaling van mijn schema’s in jouw artikel lukte vrij vlot, zij het dat ik er
voor de veelgeprezen walking routes even in moest komen voor een geschikt
idioom. Hier en daar leest het alsof Sir Humprey zijn vertrouwde zand in de
ogen van minister Jim Hacking strooit, ... but it'll do.
36.60
Vlak nadat ik je schreef dat wie nù nog de toevoeging 2.0 gebruikt er helemaal
niets van begrijpt, wijs jij me op een artikel getiteld Raadslid
2.0 ... Zie Zelfkritiek
voor mijn bewerking.
36.61
Dat publiceerbaar maken voor de website zou je (dus) volgens mijn inmiddels
beproefde, door Jan van Til
eveneens in praktijk gebrachte, aantekeningmethode kunnen doen. Kijk gewoon nog
even na of wat je oorspronkelijk gericht schreef (ook) voor het grote publiek
resp. willekeurige lezer geschikt is. Vaak hoef je er daarvoor nauwelijks meer
iets aan te veranderen. Doe dat zonodig, klaar.
De volgende stap is natuurlijk, dat je in eerste aanleg voor algemeen publiek
schrijft. Zo’n tekst stuur je eventueel (ook) nog, bijzaak dus, gericht aan een
min of meer toevallige ontvanger …
36.62
Om het toch maar weer een misverstand te noemen, wellicht moeten we ons beter
bewust zijn van elkaars stijl tijdens veranderingsprocessen. Als ik jouw
etikettering van modelleerstijlen mag lenen, jij zou primair weleens eens
invullend(er) begeleider kunnen zijn, terwijl ik het aanvullend(er) benader. Ik
vind jouw voorstel zelfs véél aan kracht winnen door de keuze voor c.q. tegen
het ene òf andere "scenario" te vermijden. Waarom zou je er slechts
één willen invullen, terwijl ze vooral elkaar ... aanvullen? En dan is het toch
zelfs stèrk dat wij qua personele bezetting kennelijk een mooie spreiding van belangstelling,
kennis e.d. over het relevante spectrum bieden?! Per saldo gaat het uiteraard
om evenwicht tussen aan- en invullen.
36.63
Bedoel je met "basisidentiteiten" (knoop)punten die vergaand
zelfstandig beschikbaar zijn als aanknopingspunt voor (verdere) relaties? Zo
ja, dan begrijp ik je. Want er zit m.i. zoiets als een achtereenvolgend
bestáánsverband tussen die identiteiten. Zeg maar, de èchte basisidentiteit is
dan de persoonsidentiteit. Die is nodig om een dupo (duoverband
persoon/organisatie) te 'maken.' En vervolgens is zo'n dupo nodig voor
functionaris. Of begrijp ik je toch verkeerd?
Kijk ajb wat je consequent acht. Vaak is dat ook precies wat het minste werk
vergt, maar niet altijd. Op mijn beurt heb ik pas later tijd om serieus vèrder
te denken over die stroomlijning. Je neemt dus een voorsprong!
36.64
Ik begreep dat je de dupo strikt als relatie genomen hebt. Zo heb ik dat (dus)
nu in het model getekend. Hoe dan ook, er is een uniek aanknopingspunt. Uit
overwegingen van symmetrie zie je er zowel organisatorische registerpersoon als
persoonlijke registerorganisatie aan hangen, met allebei als, zeg, kenmerk een
eventueel nummer oid. Zoiets als het burgerservicenummer is dan een geval van
een kenmerk van organisatorische registerpersoon.
Verder deed ik een poging om je (verder) kortsluitende suggestie te verwerken
dat een dupo waarvan org. = x die tot functionaris wordt voor een
organisatorische functie waarvan org. = y, daarom vanzelf detachering is. Ja,
maar het kan niet zo impliciet blijven (wie weet ook al niet, omdat er nog
andere noemers zijn dan detachering voor dergelijke o-verschillen). Dat
verschil heb ik nu aangegeven vanuit functionaris. In het geval van een
expliciete plaatsing werkt de functionaris onder een arbeidsovereenkomst (dus
moet x = y zijn), terwijl er bij een expliciete detachering blijkbaar een
detacheringovereenkomst oid is (met x òngelijk aan y). Op deze manier kan één
en dezèlfde functionaris ook allebei tegelijk hebben, dus voor een gedeelte
in-dienst en voor een ander gedeelte gedetacheerd.
Omdat we nu de dupo hebben, hoeft plaatsing aan de andere kant m.i. niet langer
aan werknemer vast te zitten; dat kan meteen aan arbeidsovereenkomst.
Vergelijkbaar is detachering de relatie tussen functionaris en
detacheringovereenkomst. Er zit volgens mij overigens niets in de weg om met
één detacheringovereenkomst gelijktijdig en/of achtereenvolgens meer dan één
persoon te detacheren (wat met de vorige modelversie ook al kon, nou ja, doet
er niet meer toe).
Ik houd (nog) vast aan overeenkomst in het algemeen met daaraan verbonden
persoonlijke en/of organisatorische partijen. Dat heeft dus gevolgen voor
àfgeleide vormen van overeenkomst zoals arbeids- en detacheringovereenkomst.
36.65
Intussen mijmer ik door langs het spoor dat jij opende met wat ik vervolgens
kortweg dupo noemde. Dypo? Bipo? Hoe zit het bijvoorbeeld met een gedetacheerde
medewerker die toegang moet hebben tot het gebouw van de (andere) organisatie?
Voor de detachering, zeg maar, zèlf volstaat als functionaris hoe jij dat voorstelde
(met vervolgens passende verbijzondering naar detacheringovereenkomst; zie mijn
vorige aantekening).
De oplossing is zoals altijd om onderscheid te maken. Dus ook,
toegang-tot-gebouw moet lòsstaan van functionaris-zijn. Enzovoort, van complete
werkplek tot en met verbruiksmiddelen zoals potlood en vlakgum. Indien de
(andere) organisatie over gebouwbeheer gaat, vormt dàt wèl aanleiding voor een
dupo ... en zo door naar toegangsmiddel (enzovoort) in kwestie.
Aan de casus is dan weer extra interessant, dat nòg weer een àndere (andere)
organisatie het beheer resp. de beveiliging doet van het gebouw waarin de ene
(andere) organisatie kantoor houdt. Voor het doel van de toegangsmiddelen is er
dus niet (eens) een dupo 'met' de inhurende organisatie nodig, maar met de
feitelijke beheerorganisatie. Zo past ook het geval, dat de gedetacheerde
medewerker haar/zijn werk doet op kantoor van de detacherende organisatie.
36.66
Sterkte met al die knooppunten die ik verwaarloos, herstel, over het hoofd zie.
Daar moeten we trouwens ook maar eens over praten. Is er een manier om alle
relevante verwerkingselementen samenhangend te modelleren? Zo ja, biedt een
tekening zoals ik die maak daarvoor een bruikbare aanzet? Of moet dat dan
anders? Hierbij gaat het me er niet zozeer om, dat ikzelf ze allemaal aangeef.
Dat vat ik tòch niet. Mijn idee is meer dat wie-dan-ook daardoor beter gaat
snappen resp. kan opnemen, wat er voor wèrkende informatievoorziening à la
metapatroon nodig is. Dus praktisch (veel) méér dan wat ik conceptueel nogal
abstraherend zoal schets als een informatiemodel.
36.67
Hoe konden we 'm missen? Xemantiek, natuurlijk!. Verder, xstelsel is (te)
lastig uitspreekbaar. Stelxel, dan maar ? Dus, stelxelmatige xemantiek. En
eigenlijk moet het geen xemantiek zijn, maar praxmatiek.
36.68
Of je het een "andere discussie" noemt of niet, maar blijkbaar
behoren jij en ik wel degelijk tot vergelijkbare culturen, zo niet tot één en
dezèlfde cultuur. Zoals je weet, woonde ik midden vorig jaar de bijeenkomst bij
die zgn in het teken stond van zijn afscheid van organisatie x ... Wat jij als
je verdrietige gevoel beschrijft, ervaarde ik tijdens dat eerdere 'afscheid.'
Omdat ik daarom sterk vermoedde, dat tijdens zijn
"uitvaartplechtigheid" een vergelijkbaar onwezenlijke sfeer zou (moeten)
heersen, zag ik ervan af die bij te wonen. Ik blijf hem graag op mijn manier
herinneren ...
Tjonge, wat een nieuws! Wanneer jijzelf per saldo gelukkig bent met jullie
overgang naar organisatie y, wens ik je er graag geluk mee. Ja, die
moeilijkheidsgraad om iets belangrijks "zelfstandig te doen" in de
zin dat je er ook buiten je eigen hok wat mee kunt beginnen, ken ik maar al te
goed. Je mag natuurlijk ook zeggen, dat jij er al een keer in geslaagd bent met
jullie eerdere product!
Tja, ik weet nog steeds niet precies wat het is, maar overheidsopdrachtgevers
slagen erin om slechts mensen met ernstige bewustzijnsvernauwing in te
schakelen. Dat zal wel iets met fit te maken hebben. Ik elk geval gaan de
luiken dan neer. Wie er van buiten nog iets over durft op te merken, krijgt
onmiddellijk het op de mens gespeelde verwijt dat z/hij de voortgang
ondermijnt. Het is dus onmogelijk om zelfs maar het minste begrip ervoor te
wekken, dat ondermijning nota bene zelfs geheid is door op de ingeslagen weg
voort te gaan.
Nu gaat het met zo'n karakteristiek vanzelfsprekende module zoals voor
authenticatie altijd nog wel lukken, maar dat valt over elektronische overheid
meer in het algemeen niet vol te houden. Als troost heb je hier overigens, dat
besef ik, helemaal niets aan. Een dicht luik is een dicht luik, punt. Jouw
term, helaas toepasselijk: "gedeisd."
Overigens vind ik, als je me toestaat, dat jijzelf al tegenmaatregelen nam om
je ergernis redelijk beperkt te krijgen. Mijn voorspelling luidt dat er vroeg
of laat, okee, laat, een federatieve opzet voor authenticatie komt. Ik beweer
daarmee m.i. allesbehalve iets origineels. Dan komt er dus (wederom) ruimte
voor ruimere toepassing van voorzieningen zoals organisatie y ze biedt, resp.
kan bieden dankzij wat jullie daar voorlopig in enige luwte (verder)
ontwikkelt. Het is dus meer, wat jou positie betreft, lijkt mij, of de leiding
van y in staat is tot strategie op wat langere termijn. Vind je dat ik onzin
schrijf, of snijdt het enig hout?
In elk geval is Martijn Houtman wat aansluitbaarheid van authenticatiemiddelen
op òns platform betreft zover gevorderd, dat hij optimaal orthogonaal kan
koppelen. Zeg ook maar dat modulariteit zo tot zijn recht komt.
Op eHerkenning voor bedrijven heb ik eveneens slechts vaag zicht, maar volgens
mij scherp genoeg om te 'herkennen' dat de slag gaat aanbreken over
verdienmodellen. Daar komen ze voorlopig niet uit.
Wij vinden het allebei interessant en leuk om het contact met jou voort te
zetten. Vroeg of laat, daar heb je het weer, hebben we daar zakelijk iets aan
omdat we tenminste weten waarop we moeten letten.
Mijn inspanningen richten zich nog onverminderd op verkrijgen van draagvlak
voor metapatroon voor wat via Forum Standaardisatie stelselmatige semantiek
heet. Dat is een lange weg, maar ik zie (nog) geen kortere. Voorlopig zijn de
stapjes vóóruit en dat is al heel wat. Intussen, zoals ik aangaf, blijft
Martijn dat platform voor informatievoorziening op basis van verbijzondering
naar context en tijd verbeteren. Op dit moment bouwt hij er weer eens een
concrete proefopstelling mee (nog altijd op onze eigen rekening en risico, het
is niet anders).
36.69
Wat leuk om een bericht van je te krijgen! Mij verloopt het hetzelfde. Dus heb
ik zeker aan je gedacht, maar tot mijn schaamte beken ik dat het steeds maar
niet tot actie leidde. Dank je wel voor dat artikelafschrift. Ik bekeek 't
meteen na ontvangst. Waarop ik in eerste aanleg let, zijn de (al dan niet
impliciete) axioma's, zeg maar het paradigma. Van mono-objectief naar
"multilevel" is uiteraard al een verbetering, maar multisituationeel
is het nog lang niet, laat staan op de verweven manier waarvoor het etiket
interdependent toepasselijk is.
Ja, dat is overdrachtelijk gezien inderdaad erg hard zwemmen, overwegend ook
nog eens onbetaald. Daarbij ben ik de belangrijkste kostwinner voor het gezin.
Of ik ermee vooruit kom? Die stroom is soms zelfs sterker. Over stroom
gesproken, de tegenstroom ontkent de werkelijkheid van informatiestromen allang
die alom lopen. Via Forum Standaardisatie zit er zowaar schot in; onder de
noemer van semantische interoperabiliteit daagt daar erkenning van
betekenissenvariëteit en dat voor passende variëteitbeheersing allereerst
informatiemodellering volgens zgn contextuele verbijzondering (lees:
metapatroon) aangewezen is. Maar goed, Forum adviseert 'slechts' College
Standaardisatie, dat bestaat uit hogere ambtenaren van (enkele)
overheidsorganisaties uit de diverse lagen (daar heb je ze weer) van openbaar
bestuur. Daar zit feitelijk van nature dus een rem op ... interoperabiliteit.
Maar goed, adoptie door Forum als oplossingsrichting is al prachtig.
In wetenschappelijke, herstel, academische kring weigert men nog altijd er
domweg naar te kijken. Onlangs, bijvoorbeeld, woonde ik weer eens een
PrimaVera-seminar bij. En omdat professor M inmiddels (weer) betrokken raakte
bij elektronische overheid, wat het ook is, probeerde ik hem opnieuw te
prikkelen. Maar binnen een halve seconde begint hij over zichzelf. Dat is bijna
komisch, als je dat herhaalt. Dus, ik begon er (weer) over en hij negeerde het
compleet.
Je kunt je natuurlijk de vraag stellen, ook weer herstel, ik moet mijzelf
natuurlijk de vraag stellen of ik niet netzo autistisch bezig ben. Ik meen dat
de aard van wat ik voorstel (facilitering van open interdependentie) die vraag
adequaat genoeg beantwoordt.
36.70
Voor nadere duiding van de cyclus context-connections-collaborations (nu tel ik
vier c’s) moet je m.i. niet zozeer vanuit metapatroon, maar ruimer opgevat
vanuit de semiotische enneade interpreteren.
In de enneade draait de dynamiek om focus.
Als toelichting op “3C” staat allereerst “see the context.” Rara, dat “zien”
mag niet buiten het verklarend kader blijven. Dat hoort er netzogoed in! Wàt je
langs de veronderstelde werkelijkheidsdimensie ziet resp. doet, is situationeel
gedrag (waarvoor het zich gedragende object — tevens — een dienovereenkomstig
verbijzonderde identiteit toegedacht krijgt). Nota bene, “adaptability”
manifesteert zich als gedrag. Maar ook dat gedrag maakt geen onderdeel uit van
“3C” als referentiekader kader, laat staan onlosmakelijk. De “resonans” die jij
meent te bespeuren, blijft m.i. (ook) daarom vergezocht, helaas.
Naar mijn idee kan je het beter omdraaien. Welk “modelletje” met armere
variëteit resoneert niet als je het vergelijkt met de rijkere variëteit volgens
de semiotische enneade? (Ook) aan “3C” ontbreekt dan nogal wat wezenlijks. En
daar heb je het weer. Moeten we “3C”proberen (f)op te krikken? Ik houd het
erop, dat gewoon een paradigmasprong nodig is, klaar.
Uitgaande van “3C” is jouw uitbreiding met action-meaning tot “3CAM” uiteraard
een verbetering. Je geeft echter nog steeds geen structuur aan, zoals de
enneade doet. Je mist voorts nog altijd vier elementen voor zo’n negental.
Voor de èchte sprong moet je voor samenhang het wereldbeeld volgens logisch
atomisme lòslaten en die volgens interdependentie vàstpakken. Van laatstgenoemd
wereldbeeld is de semiotische enneade tegelijk een model.
Wie “3CAM” als “wissiaans” bestempelt, doet de semiotische enneade ernstig
tekort.
36.71
Allereerst, door zijn bericht zie ik mijn misverstand in. In de aanduiding die
hij gebruikte, dwz “3CAM,” staat de a voor adaptability (dus niet voor action)
en de m voor model (dus niet voor meaning). Dat haalde ik door elkaar. Maar ik
zie nu ook, dat action volgens hem een noemer moet zijn voor zowel connections
als collaborations. Over structuur van referentiekader gesproken, dergelijke
vermenging lijkt me geen vooruitgang.
Ik blijf bij de beeldspraak van de sprong. Zoals ik je begrijp, probeer jij met
zulke “voorbereiding” de afzetplank geleidelijk dichter bij de noodzakelijke
landingplaats te manoeuvreren. Maar dat kàn niet, althans volgens mij is dat
heilloos (zoals ik blijf herhalen). Vóóruit, je moet, contraintuïtief voor wie
feitelijk naar die plank staart, voor een heuse sprong allereerst een stuk naar
àchteren lopen (lees: ontleren). Want voor de netzo noodzakelijke aanloop heb
je ruimte nodig.
Die plank “ontdooien” helpt evenmin, integendeel. Om de vereiste, nota bene
niet-manipuleerbare afstand te halen, moet je je krachtig kunnen àfzetten.
Daarvoor moet je vooral niet aan die plank morrelen, maar dus ‘m gewoon laten
liggen, zeg ook maar juist bevriezen. Anders kom je er nooit vanàf.
Met wat ik hierboven in de jij-vorm schrijf, bedoel ik meer in het algemeen een
mens, natuurlijk mijzelf inbegrepen.
Zoveel mensen bezigen ineens de term context. Je moet kijken, verzoek tot
inschikkelijkheid, wat ze ermee doén.
Terloops illustreert hij (mij) in zijn toelichtende bericht wat er mis kan gaan
met zo’n medium als Twitter. Je wekt de schijn om ergens serieus op in te gaan,
maar als puntje bij paaltje komt “ga [je] het ‘lekker’ niet uitzoeken.” Van wie
verwacht je dat dan wèl? En als je dat van niemand verwacht(te), wat had het
dan voor zin om erover te beginnen resp. erop dóór te gaan?
Ipv mij op “3C,” op zijn variant enz. te laten reageren, zou je die 3C-man
kunnen vragen wat hij van de semiotische enneade vindt. Nee, dat verwacht ik
niet van je, dus laat maar zitten.
Wat is sprong anders dan een metafoor voor de noodzaak van “leren loslaten”?
Vind je die niet duidelijk genoeg? Blijkbaar herken je sprong niet meer als
zodanig, met het risico dat je zelfs de plank mist.
Mijn indruk is dat jij meent een ander mens te kunnen overtuigen. Maar als het
om overtuiging (lees: paradigma) gaat en de mens in kwestie is ouder dan pakweg
tien jaar, weet hij slechts zichzèlf te overtuigen. Dat komt er voor
verandering van motief enz. op neer, dat je een onontkoombare situatie moet
scheppen voor zèlflering. Als je dàt overtuigen noemt, prima. Zeker, er bestaan
ook mensen die open staan voor directe argumentatie. De kans dat ze een
leidinggevende positie bekleden neemt m.i. echter (sterk) af.
Overigens gedraag ik me ook halsstarrig. Zo blijf ik vooralsnog ervan
overtuigd, dat je slechts via een sprong van het ene naar het andere paradigma
kunt komen.
Je kunt je trouwens afvragen wat je wilt. Je gelijk of je zin? Hoewel het
moeilijk genoeg blijft om een situatie te scheppen waarin iemand ànders jou je
zin geeft, is dat verhoudingsgewijs weleens minder moeilijk haalbaar. En wie
maar vaak genoeg zijn zin krijgt, lijkt uiteindelijk gelijk te hebben.
Is het daarom veranderkundig gezien eigenlijk nog wel een reële vraag? Je zin
krijg je pràktisch pas door een persoonlijke relatie. Kortom, je gelijk
kennelijk ook. Beseffen we dat niet allang?
De zin van het gelijk is het gelijk van de zin.
36.72
Wat hij afwijzend over informatieeigendom opmerkt, klinkt helaas (nog)
vertrouwd. (Ook) hij redeneert gehoorzaam binnen het bestaande kader van
maatschappelijke verhoudingen. Daarvan meent hij het stellig te moeten hebben,
dus zit die beperking er logisch nu eenmaal 'in.' Hij werkt niet voor niets
voor dat zgn expertisecentrum.
De crux van persoonlijk eigendom van persoonsinformatie is nu nèt om reële
verhoudingen evenwichtig(er) te krijgen. Hij zit echter vast en verwart zoals
menig vermeend specialist aldus (zijn) middel met (ander) doel.
36.73
De inhoud van verandering is de verandering van inhoud.
Nee, het is je (dus) niet gelukt. Waarom poneer je “scheiding tussen inhoud en
motiverend proces”? Het is toch altijd, zie nota bene de “twee basisredenen”
die jijzèlf noemt, inclusief “willen”?! Als één van de negen onlosmakelijke
elementen telt de semiotische enneade daarom motief. Via focus is een concept,
èlk concept, onlosmakelijk gemotiveerd!
Het risico, ja, de enneade is uiteraard óók zo’n model, vind ik dat mensen bang
zijn om ervoor uit te komen dat ze het niet begrijpen. Inderdaad, de kleren van
de keizer. Indien angst regeert, hebben zij dus niets geléérd. Dan kunnen zij
om te beginnen aan zichzelf geen leiding geven, laat staan verantwoordelijke
bijdragen leveren aan samenleving.
Uit angst doen ze méé, herstel, doen alsòf. Wie ijdel is, kan zich door
gespeelde bewondering bedrieglijk gestreeld voelen. Met faciliteerkunde
heeft dat echter niets te maken.
De enneade heeft geen zalving ontvangen. Zolang dàt niet gebeurt, hoeft niemand
uit angst zelfs maar te doen alsòf hij eraan meedoet. Negeren volstaat (en
streelt door de impliciete bevestiging van de heersende doctrine in één moeite
door ijdelheid van de doctrinaire heerser). Dat houdt kans op erkenning
minimaal. Voor de enneade komt daar nogeens bij dat subjectief situationisme
niet aantrekkelijk klinkt voor wie gezag verwart met gehoorzaamheid.
Een beproefd machtsmiddel is om mensen juist aan te praten dat ze zich in
“drijfzand” bevinden. Het dilemma is, dat aldus geconditioneerde mensen
hoogstens vèrs drijfzand wensen. Voor zover ik weet, is individuele
psychotherapie de enige manier om er structureel iets aan te veranderen. Ik
bedoel maar weer, persoonlijke relaties met erkenning van contingentie van
dien.
Maar ik ben de laatste die jou ervan ‘wil’ weerhouden het met “3C” te proberen.
Ik ben benieuwd naar je ervaring ermee. Is onze correspondentie trouwens al
jouw toepassing ervan?
36.74
Ik heb de indruk dat er bij jou andere berichten aankomen dan ik verstuurde. Ik
probeer(de) in enneadische termen opbouwend te duiden wat jij beweert.
Blijkbaar kan ik dat beter nalaten. Als jij mij vertrouwt, vice versa, zijn wij
het grondig met elkaar eens over wat de sleutel tot veranderingen vormt:
persoonlijke relaties.
36.75
Ik vind er dus iets van. Terwijl “3C” bij jou blijft resoneren, zoals
jij in je laatste bericht nogmaals stelt, zie ik er blijkbaar minder in. Voor
mijn reactie (nogmaals, waarom jij mij uitdrukkelijk vroeg) hanteerde ik niet
zozeer metapatroon maar ruimer genomen de semiotische enneade als
referentiekader. Mijn vergissing was kennelijk, dat mij dat kader
onder-ons-geschreven logisch, verhelderend enz. leek. Maar vervolgens begreep
ik verdere berichten van jou niet goed. Ik kreeg de indruk dat jij afwijkende
veranderkundige opvattingen van jou resp. mij aanwees, terwijl ik ze enneadisch
gezien vooral zie stroken.
Inmiddels heb ik, nota bene pas uit jouw laatste bericht, begrepen dat jij die
enneadische dynamiek niet hanteert als kader om mijn beweringen te
interpreteren. Dan hebben we dus langs elkaar heen geschreven. Ik deed met mijn
vorige, korte bericht een poging om dat kort te sluiten. Hierbij herhaal ik die
poging. Volgens een gezegde, dat jij ook stellig kent, is er niets zo praktisch
als een goede theorie. Voortgezette correspondentie nav jouw oorspronkelijke
vraag acht ik dus niet productief, omdat ik geen beroep kan doen op de theorie
die m.i. nodig is voor zorgvuldige beantwoording ervan.
Dat komt voortdurend voor, zo’n patstelling, zodat je je er niet over hoeft te
verbazen. Ik doe het in elk geval niet.
36.76
Waarop ik je o.a. vind uitkomen, is een krachtig criterium voor vakmanschap.
Met nadruk voor kritieke voorzieningen is het niet genoeg/verantwoord, dat ze
een beetje kloppen en tegelijk vergaand niet. We moeten meer ons best doen.
36.77
Hartelijk bedankt voor je stormdoos ik ben me d’r
eentje: brainstormen in je uppie, die ik zojuist per post bezorg kreeg!
Ik beken dat ik nadat je mij 'm toonde er begerig over doorsudderde ... Als
geschenk van de maakster zèlf ben ik er extra blij mee, vooral omdat ik dankzij
je uitleg weet dat jij het ook allemaal zèlf ... maakte.
Prozaïscher dan zo'n mooie doos heb jij vast allang over een digitale versie
gedacht. Bestaat die al?
36.78
Ik beken meteen maar dat ik je beide onderzoeksvoorstellen vooringenomen
bekeek. Wat volgens mij als "practical reasons" voor enige beperking
geldt, hangt van het vraagpunt af dat je behandelt. Mijn idee is dat je van
buiten naar binnen zou kunnen onderzoeken. Daarvoor moet je je eerste vraagpunt
zelfs oprekken tot, zeg maar, de informatiemaatschappij. Dankzij zo'n algemeen
kader, kan je je volgende vraag toegespitser behandelen, en zo door. Nota bene,
jouw oorspronkelijke beginvraag heeft een ànder karakter (daar zou je
"worsteling” met je opzet weleens kunnen wortelen). Want met dergelijke
casussen toets je (praktisch) pas de (theoretische) uitkomst van wat ik als
voorafgaande vragen aanraad.
Allereerst oriënteer je je dus juist breed, maatschappelijk. Literatuur die
daarvoor nuttig is, bestaat in overvloed. Ik deed een korte peiling. Een tekst
waarop eigenlijk iedereen uitkomt, is inderdaad dat drieluik van Manuel
Castells. Dat heet The Information Age: Economy, Society
and Culture. De titel van deel 1 luidt The Rise
of the Network Society, van deel 2 The Power of
Identity en van deel 3 End of Millennium.
Een klein boekje zoals Cyberculture Theorists
door David Bell bespreekt, voilà, werk van Castells en Haraway. Laatstgenoemde
lijkt me overigens wat te postmodern voor jouw doel en je moet natuurlijk op je
tijd letten. Een wat dikkere poging tot overzicht is The
Information Society door Robert Hassan die, daar hem je 'm weer, werk
van Castells behandelt. Verder kan je denken aan Information
Space door Max Boisot. Nogal wat variëteit mag je verwachten van Technomanifestos: Visions from the Information Revolutionaries
door Adam Brate; hij behandelt spraakmakende theoretici van de laatste
decennia. Dat is bijelkaar toch nog een behoorlijk stapeltje. Maar met Castells
zit je proefschriftelijk dus nooit fout.
Terwijl jij op voorhand de beperking tot "government" aangeeft, lijkt
het mij per saldo (dus) juist eenvoudiger wanneer je pas onderweg die
verbijzondering als het ware invoegt. Want dan kan je gericht opmerken, welke
afwijkende (archief)voorzieningen er voor overheidsbemoeienis (eventueel) nodig
zijn tov de algemene(re) aanzet. Dat gaat reuze meevallen, verwacht ik.
Infrastructuur is immers ... infrastructuur.
Als voorbeeld hoe je in de slipstream van een andere auteur je eigen
boodschap richting en vaart kunt geven verwijs ik je naar mijn opstel Verkeersbegrip van
algemeen belang. Tegelijk heb je hopelijk iets aan de inhoud, waarin ik
voor informatieverkeer pleit voor heuse infrastructuur. Daarvan maakt
archivering uiteraard een onlosmakelijk aspect uit. Zie voor zo'n visie een
ander opstel, Civil
information management.
36.79
Nee, ik geloof niet dat zij daar opzettelijk vertragen. Zo gaat het nu eenmaal
in solide bureaucratie. Zodra alles tegelijk belangrijk moet zijn, krijgt
eigenlijk niets meer aandacht, laat staan voorrang. Als je bedoelt dat er
gevaar is dat zulk uitstel leidt tot afstel, deel ik je zorg. Volgens mij kan
je er helaas echter niets meer aan doen dan je ... doet. Zeg ook maar dat we
niet alles op een kaart moeten zetten. Onder de noemer van "ontbrekende
samenhang" zijn er natuurlijk talloze thema's. En tussen die thema's mag
overkoepelende samenhang niet ontbreken: semantische hoofdstructuur.
Uitgaande van zo'n hoofdstructuur heb je als het ware een vliegende start met
een min of meer afgebakend thema, ... waarvan resultaten zonodig neerslag
verkrijgen in aangepaste hoofdstructuur ... enzovoort. Kijk maar hoe we vanaf
Suwinet bezig zijn. De hoofdstructuur vertegenwoordigt als het ware de koers
voor semantische interoperabiliteit, terwijl je etappes per thema oid aflegt.
Zo voorkom je dat een thema, onderwerp, dossier ... voor de zoveelste keer in
isolement wordt aangepakt, met belemmering van interoperabiliteit van dien.
In dit verband denk ik ook aan zoiets als een master class metapattern.
Deelnemers krijgen o.a. de opdracht hun eigen thema te modelleren. Daarmee
breiden we als vanzelf het portfolio met thema's uit ...
36.80
Een man sprak Albert Einstein aan. “Meneer Einstein, u heeft prachtig werk
verricht. Dat steun ik graag!”
Einstein wachtte af, wat de man verder zou zeggen. Die sprak inderdaad door.
“En nu hoorde ik laatst van 3C. Daarvan vraag ik me af, zo maar een idee, of
het strookt met E=mc2? Wat vindt u?”
“Dat kan ik zo gauw niet zeggen,” antwoordde Einstein, “want ik weet niet
waarop u met 3C doelt.”
“Wat ik dacht,” ging de man enthousiast verder, “is, als dat inderdaad zo is,
zou 3C mensen dan niet kunnen helpen om E=mc2 te begrijpen? Dat
bevordert, reuze praktisch, nietwaar, acceptatie van dat prachtige werk van u.”
Nu was het niet de eerste keer dat Einstein op die manier aangesproken werd.
Daarom zei hij, “Voordat ik onderzoek naar 3C doe en u antwoord geef, wil ik
nagaan of u de strekking van uw vraag aanvaardt.”
De man keek Einstein wat verbaasd aan. “De strekking is toch, dat uw werk meer
aanhangers moet krijgen? Daarbij help ik u!”
“Ik bedoel vooralsnog iets ànders. Op uw vraag of ik vind dat 3C met E=mc2
strookt, kan ik u kortweg met ja of nee antwoorden. Maar neemt u daar genoegen
mee? Of stelt u mijn toelichting op prijs?”
Ditmaal was het de man, die afwachtte.
“Het ligt in mijn aard,” ging Einstein verder, “mij over zo’n oordeel te
verantwoorden.”
“Als u die moeite wilt nemen, dan graag, natuurlijk,” haakte de man aan.
“Weet alstublieft wat u daarmee zegt,” benadrukte Einstein. “Of ik u ja of nee
antwoord, moet onderzoek nog uitwijzen. Maar omdat u mij vraagt naar
overeenkomst e.d. van 3C met E=mc2, kiest ù feitelijk voor het
referentiekader dat toepasselijk is. Dat moét de relativiteitstheorie zijn,
punt. Mag ik u vragen, bent u goed met die theorie bekend?”
“Nee,” zei de man beslist, “dat laat ik liever aan u over. Ik vraag het niet
voor niets aan u.”
“Maar dan kan ik u geen toelichting geven op de vraag zoals u ‘m mij stelt,”
concludeerde Einstein. “U zult erop moeten vertouwen dat mijn oordeel, ja òf
nee, verantwoord is.”
Wat Einstein in dit dialoog doet, is zowel zijn gesprekspartner als zichzelf
tenminste nog zo serieus mogelijk nemen in wat zich anders onvermijdelijk tot
hun communicatiedilemma, verwarring enzovoort ontwikkelt. Dat bedoelde ik
eerder met mijn oproep tot kortsluiting van onze discussie. Beter laat dan
nooit.
Ik verschafte toelichting die m.i. strak is volgens de semiotische enneade.
Daarvan kreeg ik een vertekening terùg, althans volgens diezelfde enneade.
Ik ga niemand proberen te verplichten volgens de enneade te interpreteren. Dat
is mijn aard niet en elke poging zou trouwens maar averechts werken.
Maar zodra ik merk dat de enneade om wat voor redenen dan ook onbruikbaar voor
toelichting is, zie ik er verder vanaf. Zowel voor jou, als voor mij is verdere
moeite dan vruchteloos.
Ik probeer verantwoordelijkheid te nemen voor onze discussie door naar het
ontstane dilemma te handelen.
Wat ik aanvankelijk miste, was dat jij met je vraag of 3C wellicht iets
metapatronigs heeft, nog helemaal niet een ijzeren consequentie ervan
aanvaardde, Die luidt, dat dáárdoor nota bene metapatroon (in dit geval zegt
het woord het letterlijk al) en zo door naar de semiotische enneade (subjectief
situationisme) het geldige referentiekader voor mijn antwoord plus toelichting
vormt. Het is niet anders.
Waarop ik met bovenstaand dialoog mik, is dat welke vraagsteller dan ook beseft
dat hij altijd een voorwaarde impliceert. Dat is niet alleen een voorwaarde
voor de beoordelaar, maar tegelijk (!) voor zijn èigen zindelijke interpretatie
van toelichting.
Einstein was zo wijs om het gevaar in het vroegste stadium te herkennen. Hij
zou inderdaad gekke Henkie zijn door zich te onderwerpen aan een impliciete
voorwaarde, waaraan de vraagsteller zich vervolgens onttrekt.
Zodra je het dilemma herkent waarvan de kiem in je oorspronkelijke vraag ligt,
hoef je er niet langer “flabbergasted” over te zijn.
Op het aanhoudende gevaar af van verwarring, doe ik toch een poging om in jouw
voorlaatste bericht aan te wijzen wat ik als vertekeningen van mijn opvatting
(concept) zie. Volgens mij stroken onze bedoelingen (motief) wèl prima.
In semiosis draait ‘het’ langs de enneadische dimensie van interpretatie, zeg
ook maar cognitie, om focus. Als zodanig verbindt focus motief met concept.
Voorzover je van een momènt in semiosis mag spreken, behelst motief voor dàt
moment de, zeg maar, irrationele factor, terwijl concept er de rationele factor
van vormt.
Er bestaat, althans volgens de enneade, geen irrationaliteit òf rationaliteit.
In semiosis volgens enneadisch recept doen ze allebei onlosmakelijk méé.
Als jij “meer gevoelde […] motivatie” onderscheidt van “rationeel begrepen
motivatie,” heb je inderdaad mijn eerdere pogingen tot toelichting gelezen “nog
steeds […] zonder het werkelijk te snappen.” Volgens de enneade past de
associatie van motief met gevoel, maar is “rationeel begrepen motivatie” onzin.
Jij “gun[t …] anderen dezelfde meer gevoelde […] motivatie.” Zoals ik je
begrijp, propageer je daarmee een ander soort motivatie dan je mij lijkt toe te
schrijven, te weten een “rationeel begrepen motivatie.” De tegenstelling die je
aldus tussen onze opvattingen suggereert, vind ik echter schijn. Wij zijn het
volkómen met elkaar eens! De enneade bevestigt nota bene jouw voorkeur voor
“gevoelde […] motivatie,” want een ander soort motivatie bestaat niet eens.
Kan je je een beetje voorstellen, hoe ik ervan opkijk door jou een opvatting
toegeschreven te krijgen, waarvan ik nu net consequent het tegendeel beweer?
Voorts kan de enneade helpen om andere passages te problematiseren. Jij
schrijft o.a. dat “mijn ‘willen’ is (dus) op geen manier gekoppeld aan het
(werkelijk) inhoudelijk snappen.” Daarover kunnen we van mening blijven
verschillen. Maar laten we dan opbouwend herkennen waarin ‘m dat verschil zit.
Nogmaals, volgens de enneadische semiosis zijn bewustzijn en het onbewuste,
respectievelijk rationaliteit en irrationaliteit niet gecompartimenteerd. Dergelijke
verschijnselen vertonen samenhang, zijn door-en-door betrekkelijk. Daarvoor
biedt semiosis een productieve maat(voering). Er geldt zelfs dat “inhoudelijk
snappen” principieel ònmogelijk is zònder “willen” (lees: motief).
Zo moet je dan ook opvatten, hoe ik de noodzaak van de sprong aangeef. Het
lijkt erop dat jij veronderstelt dat ik als motief voor zo’n sprong
“inhoudelijke rationaliteit en filosofie van het begrepen nieuwe paradigma”
zie. Dat is weer precies òmgekeerd van wat ik volgens de enneade bedoel. Op die
manier verwar je m.i. vertrek- met aankomstplaats. Wie vóórafgaand aan de
sprong dat allemaal al weet, … hoeft natuurlijk niet meer te springen. Het
motief voor een sprong is op het ene moment van semiosis per definitie
irrationeel. Er resulteert een concept, dat op zijn beurt dus per definitie …
rationeel is.
We zouden het natuurlijk ook geen sprong hoeven te noemen, wanneer het nut van
dat resultaat reeds vóór de aanloop en afzet geborgd was. Een sprong is dus
avontuur.
Terwijl de enneade dankzij de inherent irrationele factor laat beseffen dat
eigenlijk èlke semiosis via motief een avontuur is, lijk jij mij krampachtig
vasthouden aan rationaliteit toe te dichten. Zo ja, dan las je inderdaad een
ander bericht dan ik je wilde sturen. “[Mijn] redenering” probeerde ik tot
precies de òmgekeerde conclusie te leiden dan dat “willen alleen een resultaat
van snappen zou kunnen zijn.” Nogmaals, het (rationele) snappen kan slechts
resultaat van (irrationeel) willen zijn. Dat is overigens allesbehalve mijn
oorspronkelijke idee; zie bijvoorbeeld Schopenhauer. Mijn bijdrage is de
synthese van Schopenhauers wereld-als-wil-en–voorstelling met Peirce’s
semiotische triade met mijn eigen metapatroon.
Ik merk nog op, dat jouw hoofdindeling van motieven (ergens vandaan resp.
ergens naartoe willen) een rationalisering is die m.i. een èchte sprong
belemmert. Want daarvoor moet je (juist) ook dàt loslaten. Zolang je dat
nalaat, zweef je hoogstens. Dat gaat wat heen en weer, maar vertrekken nòch
aankomen wil maar niet lukken.
Inmiddels heb ik er alweer behoorlijk wat uren in gestoken om dit bericht te
schrijven. Is het te veel gevraagd, dat jij vergelijkbare tijd besteedt aan
bestudering van mijn geschriften over semiosis e.d.?
Jij en ik kunnen het er ook over eens zijn, dat wij vooral karakteristieke
accenten zetten. Voor zulke samenwerking hoeven we elkaars referentiekaders
minder grondig te begrijpen en kunnen we toelichting over en weer zelfs beter
nalaten. Dat geeft Einstein duidelijk aan.
36.81
Dus, hoe 3C "kanarie" resp. "jongetje dat roept dat de keizer
geen kleren draagt" helpt om opbouwende veranderingen te bevorderen,
ontgaat mij. Sterker nog, ik herken slechts dat 3C (wat overigens ook “inhoud”
is) aandacht weleens zou kunnen àfleiden. Maar goed, ontdek het ajb wanneer jij
er wèl in gelooft!
Als ik je verder goed begrijp, ben ik trouwens helemaal géén lid van de
doelgroep voor dergelijke boodschappen van jou. Zoals ik je al voorstelde, had
jij je oorspronkelijke vraag niet aan mij, maar meteen aan de 3C-man moeten
richten. Dat strookt met wat je als "missie" beschrijft.
Je weerstand tegen modellen e.d. vind ik in romantisch opzicht herkenbaar, zo
niet loffelijk. Maar op die manier krijgen we geen digitale infrastructuur voor
informatieverkeer op maatschappelijke schaal aan de praat en houden we die
(dynamisch) beheersbaar. Of ik moet me wezenlijk vergissen in de aard van
beschikbare hulpmiddelen.
Waarom krijgt (pas) een dode kanarie mijnwerkers in beweging? Omdat ze leerden,
dat er dàn iets zodanig mis kan zijn dat ze maar beter het zekere voor het
onzekere en dus de benen kunnen nemen. Maar als jij dood neervalt, en precies
hetzelfde geldt uiteraard als mij dat overkomt, vat niemand dat als signaal op
dat informatieverkeer onevenwichtig geregeld is en dat zij er dus dringend van
alles aan moeten verbeteren. Mensen 'volgen' je pas, zodra ze jou daar
belangrijk genoeg voor vinden. Zolang je dat niet bent, opnieuw, dat geldt voor
ons allebei, moet je iemand zien mee te krijgen naar wie ze wel als zodanig
(f)opkijken. Of de 3C-man daarvoor de juiste man op de juiste plaats is, waag
ik te betwijfelen. Maar goed, ... vind je dat hij constructief met jouw signaal
aan de slag is?
Verschillen, je hebt helemaal gelijk. Je voedt m.i. je "allergie"
echter nodeloos met vermeende verschillen. Volgens mij 'zit' je daarvoor
minstens zo sterk 'op' inhoud. Prima, maar laten we tegenstellingen ajb niet
overdrijven. Dat maakt verschillen gauw contraproductief. (Ook) over
principiële betrekkelijkheid van modellen zijn jij en ik het toch van meet af
aan eens?! Okee, als je mijn uitgebreide teksten erover niet wenst te lezen,
moet je het gewoon van mij willen aannemen dat wij daarover niet hoeven te
discussiëren. Dat kennelijk reële verschil maak ik dan maar. Anders schieten we
niet op.
36.82
Je geeft m.i. mooi aan hoe interdependentie verloopt volgens teken als
oorzaaksoort. Zeg ook maar semiotische chaostheorie.
Voor de a.s. IGD lijkt mij een onderwerp met herkenbaarder praktische
"strekking," hoe (bijvoorbeeld) Gasunie kan aansluiten op/profiteren
van zgn semantische hoofdstructuur. BFS herkent, dat door verschillende
modelleeroefeningen toch steeds dezelfde knooppunten direct onder de horizon
gegroepeerd raken. Voilà, aanzet tot semantische hoofdstructuur. Zie ook het
oefenschema; wat daar pakweg in eerste, tweede en derde linie allemaal aan de
horizon 'hangt,' geeft al een duidelijke indruk van wat zo'n hoofdstructuur
behelst. Daar zitten stellig veel van precies dezelfde knooppunten bij, waarop
je voor Gasunie enzovoort uitkomt via stelselmatig modelleren. Dan heb je dus
iets te pakken dat zich leent voor infrastructuur (in de maatschappelijke zin
van het woord).
36.83
Hoe en waar mijn “derde tekstblok” leidt tot … je blokkade, weet ik natuurlijk
niet. Wellicht zoek je er wel meer achter dan ik bedoel. Mag ik wat (verder)
opwerpen? Ik hoor wel of je het een verduidelijking vindt, of juist bevestiging
van onzin.
Met de term focus (lees ook: brandpunt) zinspeel ik op vergelijking met optica.
Daarvan weet ik overigens niet zo veel. Maar mijn simpele ‘beeld’ is dat een
strikte verhouding inherent is aan — de aanname van — focus. Die bestaat dan
tussen letterlijk enerzijds de waarnemer, anderzijds het waargenomene. Met één
en dezelfde waarneming kunnen die twee ònmogelijk overlappen. Dat staat focus
als het ware niet toe.
‘Wil’ je de waarnemer in het waargenomene veranderen, dan vergt dat een andere
focus. Nota bene, bijgevolg verandert de waarnemer méé.
Een andere vergelijking met fysica omvat zwaartepunt. Als je iets met geringste
inspanning wilt (laten) bewegen, moet je het zwaartepunt als draaipunt
benutten. Ik besef de vergelijking nogal te misbruiken, maar brandpunt (focus)
tevens als zwaartepunt vind ik cognitieve dynamiek aardig illustreren. Door
verplaatsing van brandpunt annex zwaartepunt beweegt de principiële verhouding
van waarnemer tot waargenomene mee, inclusief wat telt als ‘inhoud’ van beide
(samenhangende) elementen. Enzovoort, enzovoort … Ik herinner je in dit verband
graag aan wat jijzèlf allemaal verspreid schreef over situationele dynamiek.
Kenmerkend voor genoemde verhouding, althans, als we die vergelijking met
optica volgen, vind ik dat via focus uitsluitend het waargenomene ‘in’ beeld
komt. De waarnemer blijft categorisch ‘buiten’ (zijn eigen) beeld. Gelet op wat
hij waarneemt, verbergt focus dus altijd de waarnemer voor zichzèlf. Hij
bestaat, zo nemen we maar aan om niet in tegenstrijdigheid te geraken, wel
degelijk vóór de focus. Als zodanig vormt hij noodzakelijkerwijs zijn eigen
mysterie.
Let op, mysterie als interdependente factor heeft logische waarde.
Je kunt wel proberen om de waarnemer ‘in’ beeld de krijgen. Wat je daardoor
echter alsmaar ziet, is steeds iets àchter de focus terwijl pèr waargenomene
het mysterie van de waarnemer in kwestie ònlosmakelijk aanhoudt. Het mysterie
van de waarnemer is de waarnemer van het mysterie.
Je zou de (semiotische) triade met object-teken-interpretant kunnen beschouwen
als een nogal statisch model à la optica. Object is het waargenomene,
interpretant de waarnemer en teken functioneert ertussen als, vooruit, focus.
Wat de triade daardoor nog mist, is suggestie van beweeglijkheid.
De truc met de enneade komt neer op dùbbele toepassing van verhouding à la
optica. Dat toont de interpretant niet langer als één … blok, maar gedifferentieerd
volgens diezèlfde verhouding. Daarin gaf ik focus een àndere positie. De
associatie is daarvoor minder met optica, maar veeleer met concentratie,
aandacht. Niet langer in waarneming, maar volgens de enneade houdt focus in
aandacht de aandachtige en het aangedachte uit elkaar.
Nu is het meer in het bijzonder het bestaan van de aandachtige dat we ‘moeten’
veronderstellen op basis van focus en het aangedachte. Als het aangedachte is
de aandachtige gelet op precies diezèlfde aanname ònmogelijk (lees: tegenstrijdig).
Vóór een aangedachte (concept) staat op èlk aandachtsmoment dus het mysterie
van een onlosmakelijk bijbehorende aandachtige eràchter: motief.
Poging tot ontraadseling houdt verdraaiing van aandacht in. Daardoor is het
oorspronkelijke motief niet langer als motief ‘zichtbaar,’ maar als concept …
volgens een ànder motief. Het is als een hond die in zijn staart probeert te
bijten door rondjes te draaien. Dat helpt niet, maar is kennelijk toch een
nuttige oefening voor andere bewegingen. Daarom is dat niet het enige dat een
(gezonde) hond doet.
Je ziet dat (ook) de enneade van de veronderstellingen aan elkaar hangt. Als
die niet kloppen, stort ‘ie als een kaartenhuis in elkaar. Vooralsnog ken ik
echter geen rijker model, dus doe ik het er maar mee.
Als je de triade en de enneade onderling vergelijkt, lokaliseert de enneade het
mysterie alweer met (veel) grotere precisie inclusief (meer)
dynamiekpotentieel. Daardoor kan het juist productiever werken. Zodra je beseft
hoezeer cognitieve/mentale beweeglijkheid ertoe doet, ben je (dus) gemotiveerd
te blijven oefenen.
De ontwerpgang van de enneade kan je nalezen in hoofdstukken 2 (helemaal) en 4
(begin en rondom figuur 4.5.2) van Semiosis
& Sign Exchange.
36.84
Zoals ik hem begrijp, ervaart hij welk model dan ook als belemmering voor
ruimte die gevoel moet hebben. Hij betuigt, zeg ik maar even, eerbied voor
mysterie. Laat dat nu precies zijn, wat de enneade kraakhelder onderstreept.
Het is ook nooit goed?! Maar omdat hij kennelijk niet wil weten dat wij het
dáárover allang grondig eens zijn, houd ik met hem erover op.
Er lijkt mij wezenlijker iets anders aan de hand. Dat zal ik eens proberen te
peilen.
36.85
Over gevoel gesproken, het mijne is dat onze correspondentie weliswaar
vernuftig is, maar juist iets verborgen houdt. Hebben we het eigenlijk over
uitzichtloosheid?
[onderwerp: sprongetje]
36.86
Is het dat je nog het piepkleine stapje moet maken naar het noodzakelijke, zeg
maar, mechanisme dat voldoet aan de eis van beweeglijkheid die je zo duidelijk
stelt? Ben je nog met requirements bezig? Nee, toch (ook) niet. Je vermeldt
tevens contextuele verbijzondering als oplossingsrichting. De enneade is gewoon
een ontwerpschets en maakt dat mechanisme hopelijk wat begrijpelijker.
36.87
Ik dacht meer aan druk die jij jezelf wellicht oplegt door te propageren wat je
niet snapt. Omgekeerd legt dat bij mij ook druk, want dat loopt gauw op
antipropaganda uit. Op die manier zijn we allebei slechter af. Dat probeerde ik
te peilen, want als dat inderdaad zo is, blijf ik er natuurlijk niet actief aan
meedoen. Wat vind je?
36.88
Ik ervaar de spanning als destructief. Mijn energie verspil ik er maar mee.
Geduld, ja, maar niet contraproductief. Daarom stap ik uit, overdrachtelijk gesproken,
de wedstrijd die ikzelf niet startte, ook nooit wilde en eerder juist
harmonieus probeerde te beëindigen. Op deze manier heb ik evenmin zin in een
IGD. Voor mijn gevoel is dat een informatiekundig feestje. De lol ben ik echter
kwijt.
36.89
Ik heb vervolgens gekeken naar enige documentatie over:
— clever recordkeeping metadata project
— toepassingsprofiel metagegevens rijksoverheid.
Als grondslag voor dat toegangsprofiel keek ik ook naar de algemenere
Richtlijn, waar dan weer een (meta)schema in verschijnt (“de vijf entiteiten”
in samenhang) uit de school van dat clever recordkeeping …
Mijn indruk is gebaseerd op vooralsnog vluchtige bestudering.
Aan het toepassingsprofiel kan ik eerlijk gezegd inhoudelijk weinig anders
ontdekken dan wat Peter (Waters) eerder bereikte met ‘zijn’metadataproject
vanuit Overheid.nl. Is het verschil dat het nu geen Dublin Core heet/mag heten?
Aan clever recordkeeping valt mij vooral op dat het onder de noemer van Soa
vooral gaat, althans in de documentatie erover, over voorzieningen voor
informatieverkeer die helemaal niet specifiek voor recordkeeping metadata zijn.
Dat leidt m.i. de aandacht àf, van wat karakteristiek is. Dat is de manier om
afwijkende verzamelingen metadata – met zoveel mogelijk behoud van betekenis –
te transformeren. De toelichting hoe dat zou moeten functioneren is beslist
karig (of ik vond domweg niet de juiste beschrijving). Zoals ik kan nagaan
behandelt een broker — de verzoeken om — transformaties van metadata. Daarvoor
telt die broker o.a. een registry en een repository. Uitgaande van de
aangeboden metadata resulteert zoiets als een crosswalk door
registry/repository in metadata waar de beoogde ontvanger geacht wordt wat mee
aan te kunnen. Daarvoor zijn mappings van deelverzamelingen beschikbaar in de
registry/repository.
Als ik een er gooi naar mag doen hoe (Bureau) Forum Standaardisatie er tegenaan
zou kijken, moet de dringende oproep van clever recordkeeping metadata project
om vooral nieuwe record-concepten te durven denken nog serieuzer worden genomen
dan zij deden. Ik kom op twee hoofdsoorten van records, de traditionele en de
reconstrueerbare.
Een reconstrueerbaar record is, het woord bedoelt het al te zeggen, een record
dat niet als resultaat persistent hoeft te blijven. Het kan immers als identiek
opnieuw worden samengesteld. Daarvoor moet uiteraard aan nogal wat voorwaarden
voldaan zijn. In semantische opzicht zijn dat nu precies de voorwaarden die
‘borgbaar’ zijn door stelselmatige verbijzondering volgens context èn tijd.
Daaruit volgt dat RRs naadloos òpgaan in de algemene, infrastructurele
opzet/inrichting van/voor informatievoorziening annex –verkeer.
Interessante stelling voor je proefschrift?
Dan, zeg maar, blijven traditionele records (TRs) over. Dat zijn er niet alleen
nog altijd genoeg, maar worden er eveneens explosief steeds méér. YouTube, noem
maar op …
Allereerst moeten we àfzien van ‘eigen’ infrastructuur voor TR metadata. Want
door zulke verbijzondering is het onmiddellijk al geen èchte infrastructuur.
Verder bepaalt het record nog altijd, retoriek van herpositionering ten spijt,
het referentiekader van clever recordkeeping en toegangsprofiel. Dat zou BFS
oprekken tot waarvoor onlangs het etiket semantische hoofdstructuur opkwam.
Daar maken die “vijf entiteiten” gewoon onderdeel van uit.
Nota bene, die hoofdstructuur mikt principieel op RRs. Daarvan vormen TRs als
het ware het eenvoudigste grensgeval. Dat zit dus wel goed, zodra het voor RRs
klopt.
De metagegevens zoals het toepassingsprofiel ze opsomt, hoeven we niet meer …
te verzinnen. Daarmee kunnen we inderdaad vlot nagaan of/hoe ze op ruime(re)
stelselschaal zouden passen. Naarmate dat beter lukt, volgt navenante
opschaling van hun mogelijke werkingssfeer. Zoals wij allang weten kan èn moet
DIV integraal bijdragen.
Ik verontschuldig me voor eventuele slordigheden in dit verhaal dat ik
enthousiast zonder verdere correctieslagen verstuur. Ik vind het leuk om zo
mijn frisse indrukken te geven en ben uiteraard benieuwd of je het in jouw lijn
vindt.
36.90
Wellicht kan je hem toch een kort berichtje sturen dat hij
"organisational" juist moet lezen als "across organisations and
domains." Anders staat hij wel èrg op het verkeerde been. Beetje suf van
de vertaler, die dat zo langzamerhand toch geleerd zou moeten hebben. Of is het
steeds een andere?
36.91
Zoals jij eerder je beeldspraak introduceerde, vatte ik de vijver als
kunstmatig op en wees je mij aan als degene die begon met scheppen. Wat ik
probeer te verduidelijken is dat ik geen zin heb om nòg harder te moeten
scheppen, omdat iemand anders minstens zo ijverig terùgschept. Dan schep ik
liever elders per saldo productiever dóór. Zo ben ik trouwens al vaker verkast.
Daar zit dus maar èrg langzaam voortgang in, maar ik verdwijn tenminste niet in
een permanent gat waaraan ikzelf met een òpbouwend doel begon.
Ik weet natuurlijk, dat het zeker nota bene zijn bedoeling niet is om het zand,
de aarde e.d. netzo hard weer te dumpen. Daar vind ik het echter wel op
neerkomen. Maar als ik dat blijkbaar niet uitgelegd krijg, doe ik niemand er
een plezier mee in herhaling te vervallen.
Natuurlijk ga ik ernstig te rade, of die interpretatie van strijdigheid mijzelf
valt te verwijten. De kiem ervan is het afwijkende referentiekader, zeg ook
maar mijn ontwerpschets voor de vijver in kwestie. Ja, verschillen kunnen juist
extra productief werken. Maar daarvoor moeten ze stroken, niet strijdig
blijven.
Voor een vijver met zo natuurlijk mogelijk ruimte voor gevarieerd leven moet je
'm voldoende verdiepen. Wat de één eventueel als òngerijmd ervaart, verzond de
ànder natuurlijk als gerijmd. Dan is het dus de opgave om de achtergrond te
proberen te duiden, waartegen de boodschap in kwestie als gerijmd, consistent
e.d. verschijnt. Samengevat is dat zowel de kans, als het risico met zgn
antipsychiatrie. Als ik aanneem dat hij terugschrikt voor die inhoudelijke
verdieping, herken ik wel degelijk een lijn. Punt?
Eigenlijk zeg ik botweg, "Je kunt hoog of laag springen, maar je moet nu
eenmaal springen!" Hoe ik hem kan lezen, is dat hij niet wil, kan, durft
,,, te springen. Die mededeling blijft echter verborgen. Op inhoud, stelt hij,
hoèft hij ook helemaal niet te springen. En op verandering, althans zo lees ik
verder, heeft juist hij de sprong allang gemaakt en spoort hij òmgekeerd mij
tot de noodzakelijke sprong aan.
Mijn reactie was en blijft dat zulke scheiding van inhoud en verandering onzin
is. Maar het heeft géén zin, dat ik hun verbinding blijf proberen uit te leggen
volgens een referentiekader dat daarvoor op voorhand ongeldig verklaard is. Als
onneembare drempel voert hij immers die scheiding aan. Voor wie er a priori aan
wil vasthouden vormt het kader dat ze in wisselwerking toont, inderdaad ...
onzin. Dat is een knoop die niemand kan helpen ontwarren door harder aan
touwtjes te trekken.
Wat er gebeurde toen ik daadwerkelijk wat harder trok resp. duwde, was dat hij
zich nog sterker op emotionaliteit beriep. Het is allereerst de vraag, met véél
dank jouw toegewijd bemiddelende vriendschap, of ik dat eigenlijk wel goed zie.
Voorlopig weet ik dus niet beter.
Graag hanteer ik voor opbouwende communicatie veronderstellingen. Zo draagt hij
een academische doctorstitel. Ja, bijvoorbeeld ook een voornaamgenoot van hem
heeft zo'n titel. Dan vind ik het normaal, niet alleen dat ik verwijzing naar
literatuur opgeef die ik relevant acht, maar tevens dat de doctor in kwestie er
serieus kennis van neemt, desgewenst erover in discussie treedt enzovoort. Dr.
Voornaamgenoot reageert er niet eens op. Dr. Hijzèlf probeert tenministe nog te
verklaren waaròm hij bestudering nutteloos acht. Intussen is een voorwaarde die
ik hanteer voor redelijke verstandhouding netzogoed ontkend. Zo'n patstelling
in een wedstrijd waaraan ik noodgedwongen meedeed, is voor mij een helder
signaal eruit te stappen. In besef van betrekkelijkheid is dat dus een
positieve uitkomst.
Wie weet helpt zijn proefschrift (mij) de sleutel tot begrip van zijn
opstelling te herkennen. Daarin moet hij toch in wetenschappelijk opzicht
verder gegaan zijn dan ongedifferentieerd beroep op gevoel. Vlak nadat wij
elkaar leerden kennen, verzocht ik hem om een exemplaar maar dat had hij toen
niet beschikbaar. Ik ben echter onverminderd benieuwd. Laat dus ajb zien, meld
ik hierbij als verzoek tot inschikkelijkheid. Ja, ik heb ontknoping nog lang
niet opgegeven.
36.92
Leuke samenloop. Ik verstuurde zojuist een bericht waarin ik o.a. over doctor
schrijf. Mijn opmerkingen betreffen dat de dokter waarnaar jij verwijst weleens
niet de behandeling biedt die jij veronderstelt. Rara, hoe sluit je dat kort?
Daarvoor moet je die dokter zèlf op z'n minst eens laten uitleggen wat z/hij
dan wèl doet. In mijn geval vroeg je er weliswaar naar, maar vond mijn antwoord
kennelijk niet bevredigend. Is het niet frappant dat jij je met de allerbeste
bedoelingen inspant, maar daarvoor niet de waardering lijkt te ontvangen die je
meent te verdienen? Dat is zelfs de tragiek van verschillende paradigma's. Dat
kan inderdaad even duren.
36.93
Kort en krachtig, ja! Ik ga overigens wel verder dan jij. Er bestaat domweg
geen "succeskans" volgens de geschetste opzet. We kunnen dus tevens
helpen een debacle te vermijden. Dat moet subiet duidelijk zijn als je kijkt
naar het "bedrijfsobjectenmodel" volgens de "domeinoverstijgende
ontologie." Dat heeft in de verste verte nog niets van semantische
hoofdstructuur. Als je die voor LEAF niet nodig hebt, waarvoor eigenlijk nog
wel? Nogmaals, ja!
36.94
In Zeep verzoent treft Jan van Til
m.i. precies het noodzakelijke overbruggingskarakter van betekenisordening voor
ict-systemen. De verbinding met “machinaal-vast-gedrag” vergt aan één van beide
kanten een, in mijn termen, strikt modelmatige basis. Voorzover ik weet is
daarvoor thans metapatroon het minst slechte model (lees ook: methode), mits
gehanteerd vanuit de filosofie (lees ook: het metamodel) van de semiotische
enneade. Want daardoor maak je, opnieuw naar mijn overtuiging dus inclusief wat
ik weet over andere modellen/methoden annex filosofieën, nog het minste kapot
aan die àndere van beide kanten die Van Til veronderstelt.
Aan een enkel “zinnetje,” hoe inspirerend ook, heb je constructief nog niets.
Vrij naar Ockam, die jij ook al aanhaalde, welke elementen zijn nodig en
voldoende? Daarbij mogen we hun onlosmakelijke samenhang niet vergeten.
Of jouw “zinnetje” resoneert? Ja! Nogmaals, als je mij dat vraagt, licht ik dat
graag toe. En omdat je het mij vraagt, kies ik daarvoor het
referentiekader dat mij passend lijkt. Waarop ik je wijs, is dat ik dat doe èn
redelijk acht. Laten we niet vervallen in welles-nietes over arrogante houding.
Overigens was je oorspronkelijke vraag of 3C resoneert met metapatroon.
Nogmaals, dat vind ik vergezocht. Blijkbaar vind jij het wèl sterk resoneren
met jouw “zinnetje,” prima. Maar dat is dus een andere vraag. Als je met
Twitter niet tot slechts 140 lettertekens beperkt zou zijn, had je mij dat
wellicht ter inleiding van je daadwerkelijke vraag gemeld.
Intussen brengt deze discussie ‘ons’ niets dichterbij een kans om te tonen dat
informatievraagstukken op maatschappelijke schaal met een verandering van
richting minder slecht, dus alweer iets beter, oplosbaar zijn. Als jij daarvoor
reclame wilt maken met “Alle gedrag is geworteld in emotie” ben ik het algemeen
beschouwd weliswaar grondig met je eens (zoals herhaaldelijk benadrukt), maar
heb als het om metapatroon gaat toch liever dat je tegenover een potentiële
opdrachtgever wat specifieker over praktische structuur van informatieverkeer
bent. Want jouw aankondiging lijkt me minder wervend om ergens met metapatroon
aan de bak te komen. Nu ga ik niet over wat wie dan ook over metapatroon
beweert, maar heb gevraagd èn zonodig ongevraagd een mening. Daar moet je
kunnen inkomen.
Als jij een methode met beter passende variëteit kent voor informatieverkeer op
maatschappelijke schaal moet je je natuurlijk niet op metapatroon fixeren, maar
op wat naar jouw overtuiging geschikter is. Ik hoop dat je er in dat geval over
publiceert inclusief het model zèlf, zodat elke belangstellende ervan kennis
kan nemen. Dat is toch wel een aardige vorm van communicatie, schrijven en
lezen, om inzicht te verschaffen in wat vaak zeker aanvankelijk lastige
begrippen e.d. zijn. Daar krijg je mij niet zomaar vanaf.
In je proefschrift, zo veronderstel ik, heb je op zo’n manier stellig toch wat
wetenschappelijks gedaan rondom de emotionele gedragsbasis. Zoals je er nu over
schrijft, sluit ik zelfs niet uit dat je meteen een nieuw idee over wetenschap
ontwikkelde. Stuur het me ajb, of een verwijzing naar een elektronisch
afschrift, zodat ik je ideeën kan bestuderen. Dan kan ik o.a. zien of jij op 26
‘letters’ uitkomt, of wie weet zijn het er voor jouw model ook wel 9. Met 1 kan
je het daarin onmogelijk gered hebben, maar wellicht heb ik dat mis.
Je lijkt het echter onprettig te vinden, dat ik je proefschrift lees. Als er
onverhoopt geen proefschrift bestaat, laat me dat ook weten. Dan vraag ik er
niet meer naar. Mocht je je doctortitel (waarvan jij een certificaat op je
website weergeeft) verkregen hebben bij de instelling die het dagblad The Observer beschreef in het artikel Get
a doctorate in 28 days, dan begrijp ik je ontwijkende opstelling. Voor een
schelmenstreek heb ik alleszins waardering, maar een wetenschapsfilosofisch
serieuze discussie breng je er niet verder mee.
36.95
Mag ik uit het eerste gedeelte van je toelichting concluderen, toegespitst, dat
"recordkeeping metadata" Dublin Core omspant? Daarmee bedoel ik: Kan
je met "recordkeeping metadata" alles dat Dublin Core toestaat, maar
omgekeerd niet (omdat DC wat beperkter is)? Jij noemt het (immers) een subset.
"Gelezen" is een groot woord, maar mijn eerste indruk van
"CRKM" heb ik inderdaad aan het eindrapport ontleend. En ik heb wat
andere verwijzingen vervolgd.
De kans is natuurlijk groot dat ik er nog altijd veel te weinig van weet, ...
maar het lijkt me (ook) interessant als we met enkele "metadata schema's
(tot op element niveau)" zouden kunnen oefenen volgens de insteek van
contextuele verbijzondering. Als dat leidt tot een eenduidig stelselmatig
informatiemodel (en ik zie niet in waarin dat niet zou lukken), is daarmee de
opgave voor "vertalingen (evt. vertaalsoftware)" ineens prima te doen
(want je hoéft niet meer te vertalen in traditionele zin).
Op mijn beurt is "nog niet duidelijk" wat jij in dat verband bedoelt
met "het stelsel" dat je "moet bewaren." Ik vermoed, gelet
op de zin die je erop laat volgen, dat je doelt op de verzameling relevante
metadata. Zo ja, dan vind ik het het meestbelovende uitgangspunt om géén
onderscheid tussen data en metadata te maken. Dus, zoals je wellicht vruchtbaar
TR en RR kunt onderscheiden, geldt voor metadata hetzelfde: TM en RM. Ergens
moet natuurlijk de schoenveter liggen waaraan de baron zich (verder) omhoog kan
trekken. Nogmaals, dat is waarop contextuele verbijzondering praktisch mikt.
Over wat je in je laatste alinea aankaart kunnen we m.i. gemakkelijk (lang)
langs elkaar heen schrijven. Zullen we er eens over praten? Als simplistische
voorzet poneer ik twee varianten:
1. Ga van een document (record) uit en faciliteer (tevens) wat er procesmatig
mee gebeurt.
2. Ga van een proces uit en faciliteer (tevens) wat documentair gebeurt.
Wanneer ik aldus een valse tegenstelling schep, moet je het maar zeggen.
36.96
Ik stel(de) de vraag "Wat vind jij het verschil/overeenkomst met
stelselmatige semantiek?" aan je, om te snappen waarom we er volgens jou
naar moeten kijken. Ik neem niet aan, dat je in het wilde weg een verwijzing
opstuurt. Is dat omdat de VS groot en machtig zijn? Omdat die benadering inhoudelijk
interessant voor ons is? Wie weet heb jij (ook) andere redenen?
36.97
Wanneer ik het woord "ontologies" in meervoud vermeld zie, zoek ik in
eerste aanleg naar bevestiging dat stelselmatig daar, neutraal uitgedrukt,
anders opgevat is dan zoals wij doen. Want dat kàn eigenlijk niet anders. Dat
is natuurlijk precies wat we morgen met de amerikaanse beoordelaar allereerst
moeten proberen te verduidelijken, te weten elkaars veronderstellingen.
In zijn reviewtekst maakt hij de zijne (opnieuw) duidelijk, dus dat helpt
enorm. Onzerzijds moeten we proberen te bereiken, dat hij zijn begrip van
system of systems opschort (filosofisch: bracketing). Want zoals we hem onlangs
al suggereerden, onder de noemer van stelsel is de integrerende connotatie
sterker dan de autonome tav de samenstellende delen. Dat is bij een system of
systems dus andersom, niet alleen voor hem; hij vertegenwoordigt aldus het
gangbare begrip.
Als communicatiehobbel zie ik dat hij zich vervolgens moet willen (kunnen)
voorstellen dat integrerende semantiek überhaupt mogelijk is op die (alsmaar)
ruimere schaal. Volgens mij zit zijn eerste interpretatie van contextuele
verbijzondering hem daarvoor nog in de weg. Nota bene, gelet op die
interpretatie vind ik hem consequent. En dat hij erop kwam, vind ik logisch.
Want wat hij nog miste (en inderdaad niet kon aantreffen in de BFS-rapporten),
is dat het niet eenzijdig contextuele verbijzondering is, maar tegelijk
contextuele verbinding. Wat hij als "join" propageert, vindt in
verbindingen à la metapatroon feitelijk z'n consequentste toepassing. Over join
gesproken! Dat lukt onder de voorwaarde, dat eigenschappen annex
gedragbeschrijvingen van een object van context tot context géén overlap
vertonen. Zònder het complementaire verbindingsmechanisme is die voorwaarde
inderdaad onzin. Hij vraagt zich dus terecht af, hoe je dan ooit tot een
vergelijk van betekenissen enzovoort kunt komen. Hij blijft zich, zoals we hem
kennen, uiterst minzaam uitdrukken. Maar tussen zijn regels door staat volgens
mij gewoon dat hij vindt dat we geschift zijn. Zonder die principiële
verbindingen van context tot context zouden we dat inderdaad zijn. Maar juist
dànkzij dergelijke verbindingen in aanvulling op verbijzonderingen kunnen we op
de schaal van een system of systems enzovoort voortaan de semantische
verhoudingen laten kantelen van vooral autonome onderdelen naar stelselmatige
integratie.
36.98
Ik neem hem graag serieus. Je kunt tegen iemand met wetenschappelijke pretentie
toch rustig zeggen, joh, neem voor de lol eens even aan dat de aarde om de zon
draait ...
36.99
Je vijveridylle kon werkelijk stromende noodlotkracht niet keren, integendeel.
Inmiddels lijkt die kracht wel uitgewoed en opgelost. Ik hoop dat jij je geen
zorgen maakt over verloop en bestemmingen.
36.100
Bedankt voor je attente telefoontje, vanochtend. Hij schreef mij vorige week
“dotindividual […] pak ik voorlopig verder zelf/alleen op.” Dat bood hem
blijkbaar de ruimte om vlot met versie 4 van iDNA Manifest te komen.
Inmiddels heb ik die versie bekeken. Ik herken waarop hij mikt met verdichting
tot zes artikelen. Als ik het popularisering mag noemen, heb ik echter de
indruk dat die zgn versie 4 daardoor juist minder kans maakt op serieuze
aandacht door mensen die daadwerkelijke invloed voor veranderingen kunnen
uitoefenen. Dat is natuurlijk geen kwestie van waarheid, maar persoonlijke
inschatting. Jouw telefoontje bevestigt ‘als het ware’ dat jij minder begrijpt
wat je met versie 4 aanmoet dan met versie 3. Gisteren sprak iemand mij er
overigens al op aan dat hij het manifest waarnaar hij in een nota bene
beleidsnotitie met instemming (!) verwezen had, niet meer kon vinden. Ik hield
het erop, dat hij inderhaast de verkeerde verwijzing gebruikte …
Naar mijn idee zijn in versie 4 allerlei aanknopingspunten voor principiële
verkenning verloren gegaan. Zulke verkenning, discussie enzovoort betreft in
elk geval mijn idee om een geschrift als manifest te positioneren.
Bedoelde verkenning vanuit gewijzigd beginsel moet eigenlijk nog beginnen. Die
noodzakelijke ruimte lijkt artikel 4 (van versie 4) feitelijk af te sluiten
door reeds een bepaalde inrichting vóór te schrijven. Daardoor dreigt de
discussie niet over beginsel en wat daaraan wezenlijk vastzit te gaan, maar
over dàt ene onderdeel van concrete oplossingsrichting (waartegen m.i.
inderdaad bezwaar valt te opperen; ikzelf vind het althans ongewenst
beperkend). Als dat inderdaad zo uitpakt, is versie 4 helaas geen onderdeel van
de oplossing, maar van het probleem. Dat is zou tragisch zijn.
De kracht van versie 3 vind ik o.a. de voorrang voor het ene beginsel plùs
suggestieve schets van voorwaarden in termen van rechten en plichten voor
evenwichtige verhoudingen. Versie 3 probeert de lezer zo strikt mogelijk bij
die principiële les te houden, mèt voldoende herkenbaar houvast. Dat is
moeilijk genoeg.
Kortom, ik geloof niet dat die nieuwe tekst als vòlgende manifestversie helpt.
De artikelen 1, 2, 3, 5 en 6 vind ik wèl een goede samenvatting. Dat is
inderdaad zo’n beetje de kern van versie 3, waaraan dus niets verandert. Ter
inleiding, bijvoorbeeld als je er een voordracht over houdt, moet je m.i. dus
juist nalaten om het nieuwe artikel 4 te vermelden.
Indien je wilt beschikken over de versie die ik in dit stadium onverminderd
vruchtbaar acht voor daadwerkelijke aanknopingspunten voor veranderingen, zie
de tekst met beginselen
van de open informatierechtsstaat als ondertitel.
Het spijt me van de verwarring. Nogmaals, ik ben je dankbaar voor het
initiatief dat je ter verduidelijking nam. Je zou hem kunnen vragen of
dotindividual aanspreekpunt blijft, als het zo is dat jij niet met versie 4
maar versie 3 dóórwilt. Indien je dat wel gelooft, of hij antwoordt namens
dotindividual ontkennend, kan je ervoor natuurlijk altijd bij mij terecht.
36.101
Toen je gisteren via de website van dotindividual zocht naar iDNA Manifest zoals jij het kent (versie 3), begreep ik
niet waarom je het daar niet aantrof. Mede omdat vanochtend iemand anders mij
netzo verwonderd opbelde, ging ik op zoek en ontdekte dat mijn oorspronkelijke
co-auteur manifestversie 4 publiceerde.
Waarom ik dat niet wist? Vorige week meldde hij: “dotindividual […] pak ik
voorlopig verder zelf/alleen op.” Daarmee verklaarde ik mij gauw accoord
(gelukkig met de ruimte om mij sterker op metapatroon te concentreren) en hield
bijgevolg niet bij wat daar gebeurde.
Ik besef dat verwarring over manifestversies slecht uitkomt, nèt op het moment
dat jij een belangrijke verwijzing opnam in jouw artikel. Jij schrijft je
waardering letterlijk uit en dan dit …, mijn verontschuldiging voor mijn
aandeel in dit verloop van gebeurtenissen. Overigens kom je via die directe
verwijzing (zoals ‘ie dus in voetnoot 5 in jouw artikel vermeld staat) nog
altijd wèl bij versie 3 uit, maar of dat zo blijft kan ik niet garanderen. Mag
ik je desondanks voorstellen om het in je concepttekst zo te houden? Voor een
exemplarisch non-paper zoals jij schreef, is dat wellicht niet eens zo gek.
Wie weet vind jij versie 4 een verbetering. Zo ja, dan kan je tzt je verwijzing
wijzigen. Zo nee, dan is het de vraag of je met versie 3 eigenlijk nog wel
verwijst naar een versie die dotindividual voor geldig houdt. Zullen we het
daarover hebben tegen de tijd, dat je je tekst eventueel definitief maakt?
Wat ik ervan vind, blijkt uit de versie die ik volgens onze afspraak ga
vertalen om ‘m Jeff te sturen. Dat is versie 3. Want zgn versie 4 vind ik
vooral een samenvatting. Dat gaat vanzelfsprekend gepaard aan navenant verlies
van reliëf voor principiële aandacht. Voorts staat er nu een passage in (punt
4) waarmee ik het oneens ben.
Versie
3 houd ik op mijn website beschikbaar, maar dat is dus géén dotindividual
en het lijkt me voor jouw artikel wat teveel van het goede indien je voor zo’n
manifest verwijst naar mijn persoonlijke website. Dat zou aandacht kunnen
àfleiden van stelselmatige semantiek, wat toch voorrang verdient als
noodzakelijke instrumentatie voor de visie op authenticatie enz. die jij in je
artikel etaleert.
Nogmaals mijn excuus voor de verwarring waarop mijn afscheid van dotindividual
blijkbaar uitloopt. Ik lever graag mijn bijdrage om die zo gering mogelijk te
houden.
36.102
Aan de opdracht aan jullie ligt, zo begrijp ik, de veronderstelling ten
grondslag dat jullie metapatroon beheersen. Als dat ècht zo was, grondige
beheersing ervan, dus, hoeven we o.a. dit "workshopje" natuurlijk
niet meer te houden. Ik vind het echter wel redelijk c.q. normaal dat jullie
vooraf literatuur terdege bestuderen (voor verwijzingen, zie eerdere correspondentie)
èn als het even kan wat oefenen met modellering.
Wat verdere literatuur betreft, gaat het voor serieuze modellering nu nèt om,
zeg maar even, metapatroon zèlf. Ook in het recente gesprek met de amerikaanse
beoordelaar werd nogeens duidelijk, dat merkte ik althans, dat in de rapporten
waarop jij doelt daarover wezenlijke informatie ontbreekt. Dat is trouwens geen
kritiek op onze rapporten, want ze waren nooit als modelleerhandleiding
geschreven.
Lees ter voorbereiding op de workshop dus wèl op z'n minst tevens wat de
amerikaan als aanvullende literatuur aangeraden kreeg. Zie het bericht met als
onderwerp essential reading on contextual specification / metapattern en
waarvan jij afschrift ontving. Ik ga ervan uit dat jij dat destijds las enzovoort.
Vergis ik me?
Omdat ik alsmaar m.i. relevante literatuurverwijzingen herhaal, krijg ik de
indruk dat je er niet naar wilt kijken. Zo ja, wat is je drempel?
Wat die offerte betreft, ik ben geen zgn mantelpartij, dus kwam ik niet eens in
aanmerking voor de aanvraag ervoor.
36.103
Ik raak het spoor bijster. Help! Wat hij slechts "gescand" heeft, is
juist het opstel (The pattern of metapattern) dat
hij extra intensief had moeten bestuderen ..., op z'n laatst anderhalf jaar
geleden. Kijk, de amerikaan had uit zichzelf zelfs het boek Metapattern er bijgehaald. Professioneel.
Is het verder de bedoeling dat zijn collega’s op jullie kosten mogen leren, nog
afgezien of dat gaat lukken, wat ze volgens de offerteaanvraag toch minstens
een beetje onder de knie moeten hebben? Wat gaan zij eigenlijk verderop in het
project doen? Waarom doen we niet meteen workshops oid met mensen die een ècht
probleem moeten oplossen, zoals ontbrekende samenhang tussen basisregistraties?
Daar zouden ze bij kunnen zitten, zo'n beetje zoals één van die collega’s
eerdere bijeenkomsten bijwoonde. Dan hoeft hijzelf zelfs die halve dag er niet
aan te besteden.
Evenmin begrijp ik waarom hij ook weer in dit verband erop hamert dat "het
een plek moet en kan krijgen in het bestaande landschap." Om te beginnen
hebben we daarover geen verschil van mening, klaar. Maar als hij die "plek
[...] in het bestaande landschap" wil helpen inrichten, prima, moet hij
natuurlijk óók terdege kennen wàt hij daarin zo'n betrekkelijke plaats wil
geven. Met louter kennis van "het bestaande landschap" kom je er
nooit. Waarom vind ik dat zo logisch en blijf ik de indruk houden dat hij dat
niet snapt? Mijn poging om de tegenstelling te effenen lijkt die juist te
verscherpen.
Nou ja, het lijkt mij verstandig als ik even pauzeer in die correspondentie.
Kunnen we begin a.s. week ajb even overleggen over een productieve aanpak (en
eventueel of ik gek ben)?
36.104
Met dank voor je leestip neem ik aan dat je doelt op het artikel Taal kent geen wetten in de wetenschapsbijlage van NRC Handelsblad (27 februari 2010, pp. 8-9). In
combinatie met het artikel De eenkennige cel
(dezelfde bijlage, p. 11) was ik al begonnen om toch maar eens een reactie te
schrijven. Want dat van die "eenkennige cel" is m.i. onzin, maar wat
de zgn semiotische enneade suggereert is wel degelijk "eenkennige"
focus ... en zo door naar de tekendimensie met, zeg maar,
"eenkennige" signatuur-in-context. Voilà het ruimere verband. Dus,
ja, met jouw associatie ben ik het eens.
Stel dat die semiotische enneade (die de grondslag voor o.a. metapatroon vormt)
enig hout snijdt, dan geeft het als model aan welke "universele a priori
structuur zit in het menselijk taalgebruik." Taal kent dus wèl
(structuur)wetten. Althans, volgens mij kan de driedeling van elk teken in context,
signatuur en intext ervoor doorgaan.
Wat het eerstgenoemde artikel prachtig illustreert, is de variëteit van con-
met bijbehorende intextualisering rondom signatuur. Daarvoor blijken inderdaad geen
algeméén geldige constructies aanwijsbaar, hoogstens wat Wittgenstein in
enigszins verwant verband "family resemblances" noemde.
Ook metapatroon biedt slechts één van oneindige mogelijkheden voor
tekenvorming. Zijn (hoofd)structuur is alweer beter begrijpelijk in een bepaald
milieu. Dat is als principieel kader de ontologie/metafysica van
interdependente gedragingen. Daaruit volgt — de eis — dat metapatroon niet
alleen contextueel moet laten verbijzonderen, maar nota bene tevens combineren.
Daardoor vervalt, heel praktisch, schaal als hindernis voor passende variëteit.
Netzo praktisch mikt metapatroon op digitalisering. Dat vergt een strak
(genoeg) formalisme. Dankzij recursieve opzet blijft dat formalisme compact,
wat (zeer) geschikt is voor verwerking door digitale (hulp)middelen. Daarbij
zijn boven- en ondergrens van recursie open, ook een bijdrage aan flexibele
schaalbaarheid die tèlt. Want dat maakt het mogelijk om gaandeweg als impliciet
herkende context (alsnog) als samenstellend onderdeel van context te
expliciteren.
Metapatroon verschilt (dus) nogal van wat we intermenselijke omgangstalen
kunnen noemen. Als vertaalmiddel tùssen erkende (omgangs)talen in de Europese
Unie lijkt mij een structuur à la metapatroon òngeschikt, laat staan nòg
ruimer.
Wat metapatroon zou moeten hèlpen bereiken, volgt m.i. uit de basale
veronderstelling die eraan ten grondslag ligt: interdependente werkelijkheid
gestructureerd volgens situationele objectgedragingen. Dáárvan staat
metapatroon modellering toe met redelijk resultaat, uiteraard voorzover die
veronderstelling klopt.
Wat modellering betreft, bestaat er m.i. dus niet primair een vertaalprobleem.
Het is een kwestie van wereldbeeld en daarop gebaseerde nadere ideeën van
verschijnselen. Daaraan geven sprekers van een bepaalde taal uitdrukking op
manieren die karakteristiek zijn voor hun zgn leefwereld, ... die veranderlijk
is en waarbij veranderde taal altijd herleidbaar is tot een individueel mens
die 'nieuw' taalgedrag vertoonde. Als dat aanslaat ...
Leefwereld, wereldbeeld e.d. passen netzogoed in het recursieve stramien van
metapatroon. Daardoor kunnen karakteristieke, pragmatische zienswijzen op z'n
minst náást elkaar in een stelselmatig model opgenomen zijn. Vervolgens kan
blijken of nadere samenhang bestaat en, zo ja, welke precies. Dat gaat dan
volgens allerlei "family resemblances" enzovoort stellig verder dan
"dat een taal zijn eigen betekeniscontext met zich meebrengt."
Metapatroon faciliteert immers context door-de-schalen-heen.
Hoe dat meertalig uitpakt, moeten we volgens mij in detail nog ontdekken. Tot
dusver hebben we modellen van het nederlands naar het engels vertaald.
Gemakshalve gold daarbij de aanname dat de nederlandse en engelse
culturen/leefwerelden met één en dezèlfde samenhang toekunnen. Het bleef dus
simpelweg bij bordjes verhangen. Op die manier kunnen we bij èlk knooppunt in
een contextueel semantisch diagram pèr taal een (naam)bordje hangen, klaar. Of?
Door afwijkende eisen die verschillende milieus stellen (even darwinistisch
geredeneerd) komt het geheid voor dat betekenissen navenant verschillen. Stel
dat het noorse begrip wijn verschilt van het griekse. Dan moeten niet zozeer de
noorse en griekse talen gaan meespelen in contextuele verbijzondering, maar de
noorse respectievelijk griekse cultuur/leefwereld. In dit versimpelde voorbeeld
leidt dat tot — betekenissen van — wijn volgens 1. louter noorse cultuur, 2.
louter griekse cultuur en 3. (eventuele) overlapping van noorse en griekse
cultuur.
Met erkenning van dergelijke reële verschillen gaat metapatroon (veel) verder
dan een opbouwende bijdrage aan "een elegante oplossing [...] voor
meertaligheid." Wezenlijk is facilitering van verschillen èn samenhang
tussen culturen tot en met individuele burgers. Tegelijk, als het ooit zover
komt, blijft metapatroon bepèrkt tot gebruik in digitale (hulp)middelen. Als
intermenselijke omgangstaal moeten we het niet propageren, ik begin er althans
niet aan.
Maar hebben we het eigenlijk over hetzelfde krantenartikel?
36.105
Om te beginnen, er zat een strikvraag verborgen in mijn vorige bericht.
Noorwegen is geen lid van de Europese Unie, wel van de Europese Economische
Ruimte. Okee, dat besefte ik ook pas nadat ik je dat bericht stuurde. Verder
zakte je voor de ruimdenkendheidtest, omdat je niet dóór het stereotiep van
vrouwelijk blond heen keek dat "de eenkennige cel" illustreerde.
Ik ben me er niet van bewust, dat ik metapatroon afwees als het door jou
gesuggereerde hulpmiddel bij meertaligheid. Wat ik probeerde, juist ter
versterking, was allereerst zgn problematisering van meertaligheid om
metapatroon vervolgens realistisch, productief te positioneren. Dat
betekent dat, zoals jij het uitdrukt, "[d]e daarin verschijnende
meertaligheid moet dus evengoed worden afgebeeld op de formele structuur van
digitale platformen" m.i. iets te kort door de bocht is. En "of je taal
en cultuur zo orthogonaal zou moeten aanpakken" lijkt mij daarentegen weer
te ruim door de bocht (en was dus evenmin wat ik wilde suggereren). Een
genuanceerde benadering kan je trouwens al bij Herder (1744-1803) nalezen.
Indien jij accoord gaat met vervanging van "[d]e daarin verschijnende
meertaligheid" door "[d]e daarin verschijnende
multiculturaliteit," dan klopt volgens mij ook beter wat jij vervolgens
opmerkt. Dat heeft nu nogal wat van een pleonasme weg. Ik vind het althans niet
verrassend dat in "zo'n meertalige softwaremachine [...] meerdere talen
naar voren [komen]."
Mijn voorstel voor een gewijzigde zin luidt: "Mocht [multiculturaliteit
tot] semantische structuur van [een] softwaremachine moeten worden
gemodelleerd[,] komen daar onvermijdelijk termen in meerdere talen naar
voren." Op die manier zeg je iets betekenisvols over de verhouding tussen
cultuur en taal. Daarmee ga ik accoord!
Met mijn verwijzing naar Herder wil ik maar zeggen, dat wij hiermee
helemaal geen originele ideeën opperen. Wat allang gemeengoed is in allerlei
vakgebieden, moeten we eindelijk maar eens operationaliseren voor stelselmatige
informatievoorziening met digitale techniek.
Hoe jij bordjes omhangen lijkt op te vatten, doet mij overigens twijfelen of ik
eerder duidelijk genoeg erover was, dat die manier niet, herhaal, niet
... genoeg is. Met vertaling volgens louter bordjes omhangen per knooppunt
kunnen we een eind komen zolang de betrokken culturen structureel vergaand
gelijk zijn. Dat zijn ze dus niet. Ik zou zelfs willen zeggen, per definitie
niet, want anders betrof het geen àndere ... cultuur.
Het draait ondermeer erop uit, zoals jijzèlf mooi aangeeft met verrijking van
het wijnvoorbeeld, dat aan een bepaald knooppunt wèl een noors naambordje
hangt, maar géén grieks ... Dankzij verbinding tussen dergelijke contextuele
verbijzonderingen bestaat desondanks stèlselmatig samenhang.
Tot de verschillen die metapatroon uitnodigt te erkennen, behoort óók
ònlosmakelijk zulke onvertaalbaarheid. Wat levende talen doorgaans laten zien,
is dat voor dit voorbeeld de griekse taal de noorse term assimileert oid zodra
die oorspronkelijk strikt noorse wijnvariant relevant raakt voor de griekse
leefwereld. Dan hebben we toch (ook) een 'grieks' bordje. Een andere aanpak
komt neer op staatsterrorisme. Die verklaart bijvoorbeeld de noorse variant
voor ònwettig, bedoeld als (f)opmaat voor uitsterving ... in de verwachting dat
zoiets niet-bestaands uiteraard niet gemodelleerd behoeft te worden. Ziedaar
opnieuw de omkering van werkelijkheid en (verkeers)regel. Waarom werkt dat toch
maar niet?
Januari – februari 2010, webeditie 2010 © Pieter Wisse