36.
Aantekeningen uit correspondentie,
januari – februari 2010

Pieter Wisse

36.1
Mis ik iets door de formulering van jouw contragram? Er staat: “Het wezen van de betrekking is het betrekking van het wezen.” Ik ben in eerste aanleg geneigd “… is de betrekking …” te willen lezen, dus met gewijzigd lidwoord. Maar bij nader inzien vind ik “… is het betrekken …” zelfs extra suggestief. Op die manier speel je ook nog eens met variatie door werkwoord resp. zelfstandig naamwoord. Is dat ‘m?
Dankzij 2009.06.04 meen ik alweer iets beter te begrijpen, waarin het referentiekader van Jaap van Rees nog sterk traditioneel is. De aanleiding is jouw zinsnede “…opdat ik mij veilig en vertrouwd voel in mijn (informatie)samenleving?” Ik vroeg mij af, of “(informatie)samenleving” daar zomaar door informatieruimte vervangbaar is. Dan blijkt m.i. — jouw gebruik van — het bezittelijk voornaamwoord “mijn” meerduidig.
Enerzijds zou je daar een spoor van Van Rees’ duiding van informatieruimte in kunnen herkennen. Zoals ik zijn theorie onder die noemer althans begrijp, ziet hij zo’n ruimte àfgesloten, zeg ook maar niet-relationeel. Want een persoon of afdeling enz. is met informatie pas relationeel bezig via wat Van Rees toon- en kijkvensters noemt. Dergelijke vensters veronderstellen dus een binnenruimte inclusief specifieke (grens)overgangen van/naar een buitenruimte. Tegelijk, door zijn grens is de informatieruimte als binnenruimte betrekkelijk “veilig en vertrouwd” gedacht. Op deze manier benaderd is de aanduiding veilige binnenruimte dus eigenlijk een pleonasme.
Anderzijds heeft de combinatie van “mijn” met “samenleving” juist iets tegenstrijdigs. Moet dat niet ònze samenleving zijn? En omdat ook die samenstelling veel wegheeft van een pleonasme, gaat het feitelijk om dè samenleving. Dat is echter geen particuliere binnen-, maar algemene (buiten)ruimte. Wanneer wij in de aldus opgevatte informatieruimte maatregelen willen treffen “opdat [iemand zich] veilig en vertrouwd voel[t],” zijn we er natuurlijk niet met zgn vensters.
Nu gaat het Van Rees met zijn idee van informatieruimte stellig niet, zeker niet in eerste aanleg, om veiligheid. Maar via dat thema vind ik dus duidelijker herkenbaar, dat hij onverminderd naar een vàst informatiekundig fundament zoekt. Daarvoor geldt, zo reconstrueer ik, de informatieverwerker met zijn ‘eigen’ informatieruimte als atomair. Maar volgens mij gaat dat juist in tégen wat wezenlijk aan informatie is: middel voor betrèkking. Daarom telt tevens betrekking/relatie als fundamenteel, kortom, moet interdependentie het uitgangspunt zijn. Dat vergt open (verkeers)ruimte voor iedereen in wisselwerking met ‘relatief’ gesloten ruimte pèr deelnemer.
Jouw opmerkingen over wie-betaalt-wat onderstrepen m.i. het belang, zelfs noodzaak van infrastructurele aanpak in de zin van voorzieningen vanuit algemeen belang. Je wordt gauw tureluurs van de dwang van een zgn business case. Er is een visie nodig op maatschappelijke dynamiek. Daaruit volgt zicht op nodige en voldoende voorzieningen. Op de schaal van aparte deelnemers valt daarvoor onmogelijk financiering te verkrijgen.
Zoals jij in 2009.06 tenslotte Twitter uitlegt, zo kan ik nu als vervolg vermelden, positioneer jij wat je de Twitter-informatieruimte (TIR) noemt als binnen- noch buitenruimte, maar als een overgangsruimte. Daarvan verschilt het karakter principieel van hoe Van Rees toon- en kijkvensters bedoelt. Want volgens hem is een venster géén ruimte, maar eerder een (grens)pùnt. Met andere woorden, TIR is strijdig met Van Rees’ theorie van de informatie(binnen)ruimte (indien ik tenminste die theorie adequaat duid).

36.2
Telefonisch spraken we laatst over Twitter als onderdeel van media-mix. Inderdaad, dat jij en ik dat telefoongesprek voerden, bevestigde natuurlijk al dat zo'n mix bestaat èn nodig is. Kan jij je in de open Twitterruimte onsterfelijk maken door een symbool te lanceren dat daar staat voor een uitnodiging om via een ànder medium dieper op een opgerakeld onderwerp in te gaan? De Griekse hoofdletter omega wellicht, gevolgd door een vraagteken? Als dat andere medium een webpagina oid. is, kan je ook verder met Twitter er verkeer naartoe proberen te leiden.

36.3
Of je er nu hoofdstukken, paragrafen, alinea's of wat dan ook van maakt, naar mijn idee moet je die thema's als aanloop domweg aflopen, vóórdat je je (eigen) hoofdspoor bereikt en daarop verder kunt. Daar zit nogal wat onderzoek aan vast, want juist in de aanloop geef je er blijk van dat je voldoende op de hoogte bent van de stand-der-kennis terzake. Noem het maar due dilligence. Dat is dus niet het gedeelte waar je oorspronkelijk moet willen zijn, integendeel. Het is voor zo'n geloofwaardige (lees: acceptabele) aanloop dus de kunst om niet eindeloos literatuur te bestuderen, maar juist om zo weinig mogelijk bronnen optimaal, zeg maar, uit te melken. Een vrij extreem voorbeeld is zowaar het tweede hoofdstuk van mijn proefschrift. Dat is wel beschouwd helemaal gewijd aan één ènkele zin van C.S. Peirce. Maar ja, daar noem ik ook iemand. Kortom, als de auteur maar gezaghebbend genoeg is, kom je er prima mee weg. Ik zeg er trouwens graag bij, dat die concentratie daar erg productief bleek. Daarmee zette ik een noodzakelijke stap op weg naar het ontwerp van de semiotische enneade.
Voor een adequate aanloop moet je dus een stroom(pje) zoeken waarin je kunt méégaan. Eventuele kritiek komt pas later aan bod. Zo heb ik enkele weken geleden naar literatuur gezocht die jij op die manier zou kunnen benutten. Ik heb geen idee of het iets is, maar in Organization Modeling: Innovative Architectures for the 21st Century (Prentice Hall, 1999) door J. Morabito, I. Sack en A. Bhate is sprake van "organization molecule." Het heeft er dus weg van dat die auteurs minstens een vergelijkbare klok hoorden luiden. Dat zou je als bedrijf nare concurrentie moeten vinden, maar voor een proefschrift is het ronduit een uitkomst. Want stel dat ze inderdaad een aardig verhaal houden, dan kun je allereerst dáárvan verslag doen (selectief, prima) om vervolgens èrgens voor je vervolg in te haken. Een ander boek dat me zo op het eerste gezicht aanspreekt, is Managing in de the Modular Age: Architectures, Networks and Organizations (Blackwell, 2003), samengesteld door R. Garud, A. Kumaraswamy en R. Langlois. Dat is dus een bundel.
Mocht jijzelf allang geschikte literatuur kennen, des te beter. Je kunt dus heel ver gaan met het aanknopen tijdens zo'n aanloop. Nòg een vrij extreem voorbeeld (in de zin van zelfs meer citaten dan eigen tekst) is mijn PrimaVera-working paper (2010-01) dat vandaag verscheen. Alleen maar winnaars, want de geciteerde moet blij zijn met zoveel aandacht, terwijl ik me nog niet hoef bloot te geven met mijn eigen standpunten (wat mij voor het onderwerp, ontwerp en politiek, met name voor het tweede deelonderwerp, politiek dus, verstandig leek ;-). Om er zeker van te zijn dat de geciteerde geen bezwaar maakt, wilde ik graag dat het een 'wetenschappelijke' publicatie zou zijn. De PrimaVera-reeks straalt dat uit, terecht of niet.
Nadat ik je gehele tekst doornam, heb ik o.a. verder nagedacht waar jouw idee van hergebruik van primitieve transformaties vandaan zou kunnen komen. De voorbeelden die jij geeft, betreffen zonder uitzondering financiële dienstverlening. Volgens mij zit daar de clou. Geld ... geldt inderdaad als zoiets als de primitieve onder de ruilmiddelen. Het is dus niet zo verwonderlijk, is zelfs volstrekt logisch, dat strikt financiële transacties, respectievelijk het financiële aspect van transacties vergaand uniformeerbaar is. Ik herinner me dat ik pakweg tien jaar geleden erg onder de indruk was van het boek Business Specifications (Prentice Hall, 1999) door H. Kilov. Zijn procédé was om beschrijvingen van allerlei financiële producten uit de negentiende eeuw erbij te halen. Die bleken onveranderd geldig (!) als specificatie. Daarin zag en zie ik de bevestiging van geld als duurzame platmaker van gedrag. Kortom, financiële — aspecten van — transacties zijn niet representatief voor reële variëteit. Zolang je je beperkt tot financiële — aspecten van — transacties, kom je beslist behoorlijk ver vanuit (daarvoor) gestandaardiseerde bouwstenen. Sterker nog, ik deel je mening (dus ook Kilov volgend) dat het belachelijk is om afwijkende instrumentaties te handhaven voor facilitering van wat au fond dezelfde processen zijn. Maar op zijn beurt is geld ook maar facilitair voor een rijke variëteit.
Waarvan ik me eveneens meer bewust raakte, is dat de analogie met "assemblage" waarschijnlijk niet zo gelukkig is. De uniciteit zit 'm qua betekenis/gedrag niet zozeer in de primitieve bouwstenen, maar steeds in hun karakteristieke samenvoeging. Zeg ook maar dat het uitgangspunt al combinatorisch is. Dat veronderstelt inderdaad kleinere eenheden voor hun ... combinaties. Maar aan die componenten moet je dus letterlijk niet teveel betekenis toekennen. Want pas op het 'niveau' van de combinatie/configuratie is feitelijk van betekenis 'sprake.' Het motief is daarom m.i. niet zozeer assemblage, maar betekenisvol hergebruik op dienovereenkomstig configuratieniveau. Een bepaalde configuratie mag dus best wat kosten om te realiseren, als die vervolgens maar als zodanig herbruikbaar is. Daarbij speelt de interessante wetmatigheid, dat informatie door een kopie niet vèrbruikt wordt in de zin van erná niet-langer-bestaand. Het is wel zo, dat de waarde ervan kan wijzigen door hergebruik. Maar of informatie daardoor meer, of juist minder waard wordt, valt niet met algemeenheid te beweren. Dat varieert.
Ik bedoel (ook) maar, dat gebruik/verbruik wijst op kwalitatief onderscheid tussen materiële stoffen en informatie/tekens. Eerder noemde ik je al verschillende axiomatische schema's. Daaruit volgt een wezenlijke beperking voor zo'n analogie. Je verklaart onder de noemer van assemblage iets volgens het ene schema vergaand bruikbaar voor verschijnselen die juist dat àndere schema vergen voor hun redelijke verklaring/voorspelling enzovoort. Dat kan m.i. niet lang goed gaan.
Als onderzoeker moet je het dus maar leuk vinden, dat je nog niet weet waar je gaat uitkomen. Je moet gewoon steeds doorgaan met beginnen, zodat je op enig moment vindt dat je met een bepaald werkstuk wel klaar bent. Over "kern" gesproken (zie jouw onderwerpaanduiding), vlotter lukt volgens mij met onderzoek nooit.

36.4
Wat naar mijn smaak te veel in je benadering door elkaar blijft lopen, zijn beginselen en uitvoering. Over je voorstellen voor uitvoering kan ik informatiekundig e.e.a. opmerken (lees ook: erop afdingen). Omdat ik het onderscheid met beginselen begrijp, wil begrijpen, doet dat bij mij geen afbreuk aan je beginselen. Maar ik betwijfel dus, of jou dat algemeen lukt. De verleiding om je in één moeite door met uitvoering te bemoeien is natuurlijk ook groot. Bijvoorbeeld, zo blijf ik maar bezig om dotindividual principieel op ... beginselen gericht te houden.

36.5
Bij die gelegenheid hadden we het ook even over de aanzet voor (onderzoek)samenwerking met TU Delft. Hij en ik zijn het allang grondig met elkaar eens over de noodzaak van verbreding. Zeg maar, ga met voorzieningen ook wèrkelijk uit van behoeften van burgers en bedrijven. Faciliteer primair hun ònderlinge informatiebetrekkingen. Stel dáárvoor o.a. authenticatiemiddelen beschikbaar. Op die manier bekeken hebben we het pas over infrastructuur. En dàt, infrastructuur dus, is nu net hoofdthema voor de TU Delft, ihb de faculteit Techniek, Bestuur en Management. Kortom, als het onderzoekprogramma (of waarop we ook voor samenwerking uitkomen) dat maatschappelijk bereik krijgt, is hij het daarmee graag eens.
Verder publiceerde ik (gisteren verschenen op website van PrimaVera/Universiteit van Amsterdam) een artikel dat m.i. goed past in onze voorbereidingen: Agendering van informatieruimtelijke ordening. Daarin stel ik opnieuw het ministerie van VROM tot voorbeeld, ditmaal naar aanleiding van het boek Ontwerp en politiek. Daaruit citeer ik vrij uitvoerig in genoemd artikel onder het motto van "de bal het werk laten doen."
Maar dat is naar mijn idee niet slechts een voorbeeld. Onder die noemer van Ontwerp & politiek initieert VROM een onderzoekprogramma (ook TU Delft, maar faculteit Bouwkunde). We zouden tevens kunnen verkennen, of we daar niet daadwerkelijk op moeten aansluiten. Want de informatieruimte, wat dat ook is, maakt natuurlijk gewoon deel uit van de ... ruimte in het algemeen.

36.6
Je reactie gaat mank aan ... consistentie. Zo mooi is 'ie. Je ontmoet er dùs vooralsnog de aanhoudende weigering mee om evenwichtige verhoudingen te erkennen en ernaar te handelen. In klassieke zin is dat dilemma ... tragisch. Je wijst het noodlot aan. Er verandert pas iets, kennelijk, nadat het dilemma als persoonlijke nood wordt ervaren. Tegelijk verandert er dan wezenlijk niets, want zulk inzicht is op dat moment slechts bijverschijnsel van consistent verloop; voor zelfs maar de suggestie van reële invloed is het alweer allang te laat.

36.7
Zo’n contextueel semantisch diagram als overzicht in één keer strak krijgen lijkt me erg lastig. Want er gebeurde ook ditmaal weer iets door de stelselslag. Het overzichtdiagram is niet consistent met de verzamelde deelmodellen (die ik eerder, nota bene ter voorbereiding schetste). Dat komt, omdat je op reële stelselschaal veel minder klakkeloos kunt aannemen. In de locale verwaarlozing zitten vaak de tegenstrijdigheden verstopt, waar je op ruimere schaal van operationeel informatieverkeer (interoperabiliteit) toch iets op moet vinden.

36.8
Naar mijn idee heeft het, zeg maar, skelet voor je proefschrift voorrang. Je bent er, zo is mijn (verdere) indruk, naar je gevoel allang uit. Maar een productieve koers ben je voor dit genre m.i. nog aan het verkennen. Als je daarin (dus) etappes hebt aangeven, kunnen we ter verkenning van een bepáálde etappe wellicht een PV-working paper schrijven.

36.9
Het lijkt me allemaal goed nieuws, wat je schrijft. Want je mag met je voorstel toch maar mooi alweer een stukje verder. Op die manier blijft de tekst vooralsnog het dichtst bij de beslisser en kan hij altijd nog ingrijpen. Nogmaals, het kan menselijkerwijs niet anders, dus m.i. goed nieuws!
Tja, hoe breed wil je met zijn "doelstellingsvraag" gaan? Van mijn kant houd ik stug vol, dat productieve samenhang met dergelijke voorzieningen pas op maatschappelijke schaal valt te bereiken. Want het is allemaal gewoon infrastructuur, punt. Daarvan is het probleem echter dat het moeilijk positioneerbaar is als ... probleem, althans op de vertrouwde schaal van een aparte opdrachtgevende persoon en/of organisatie. Daarom is de roep om een business case ervoor ook onzin; daar kom je op die manier niet uit. Ik bedoel ook maar, dat zijn tweede punt eigenlijk voorop moet staan, waarbij je "droom" ook door visie kunt vervangen.

36.10
Zo zijn we met 'ruimte' dus gewoon semiotisch bezig. Elke dimensie kan je tevens als aspectruimte beschouwen. Volgens de tekendimensie is dan een venster een ... specifieke ruimte, volgens de objectdimensie is dat de ... situatie en volgens de interpretatiedimensie geldt als specifieke ruimte het ... motief.
Wat hij naar jouw indruk als "tegenbeweging" biedt, probeerde hijzèlf te bedenken. Dat was helemaal niet nodig. Want daarvoor bestaat allang een andere discipline, te weten sociale psychologie. Verder hebben we niets aan aparte antithese. Semiotische enneade is synthese. Betrekkingen ..., dus.

36.11
Eerder in je concepttekst maak je duidelijk, hoe de aanbestedingsregels evenwichtige marktwerking verstoren, dus ten nadele uitpakken van alle mogelijke leveranciers behalve de allergrootste (met de allergrootste mond). Kortom, waarop jouw voorstel nota bene in één moeite door mikt is, zeg maar, herstel van productieve marktdynamiek of je hoe je het maar wilt noemen. Dat zou je naar m.i. dus netzo nadrukkelijk bij de "mogelijkheden" moeten vermelden.
Mocht je nog extra inspiratie zoeken, zie mijn column Waanbesteding en de column Versukkeling die ik samen met Olf Kinkhorst schreef. Laatstgenoemde tekst herlezend krijg ik het idee, dat jij eveneens erop kunt wijzen hoeveel geld zo'n aanbestedingsprocedure wel niet kost. Of doe je dat al? Hoe dan ook, eindelijk eens òphouden met verspilling geldt natuurlijk ook als reële besparing/bezuiniging. Verder herinner ik me nu, dat ik de Europese richtlijn voor die column zelfs redelijk zorgvuldig bestudeerde.

36.12
Ik zag dat hij geen voorzitter (meer) was van die Raad, maar inmiddels programmadirecteur (en gevestigd als zelfstandig adviseur). Dat lijkt me ermee te maken hebben, dat hij als directeur wèl betaald kan krijgen, maar wellicht vergis ik me daarin vreselijk.

36.13
Zo vaak krijg ik de kans niet om met normale mensen te praten ..., gewoon over voetbal, dus. Kort overdekt, stond ik bij Excelsior. Toch ook wel vóór Feijenoord, wat natuurlijk alles te maken heeft met de Europa Cup in 1970. Mijn vriend had een oom met aandeelhouderskaarten van De Kuip en ... vijf dochters. Op de fiets op weg naar het stadion hoefden we ze, die kaarten, bedoel ik, slechts even af te halen. Onvergetelijke wedstrijden. Dat zou nu niet meer lukken, maar zo'n rechtsback van Legia Warschau die domweg ècht niet snapte wat 'm met Moulijn overkwam. En de trouwfoto's van mijn oudste zus zijn in het Cuppaviljoen op de Coolsingel gemaakt. Als je vindt dat haar echtgenoot daar wat zuur kijkt, tja, die is voor Sparta.

36.14
Misschien krijgen we alweer wat meer productief, praktisch bruikbaar gevoel voor de spanning door de term deconstructie in samenhang met de term destructie te beschouwen. Terwijl destructie slechts willekeurig fragmenterend werkt, geldt voor deconstructie eerder de associatie met ontleding. Dergelijke ontleding is vanuit respectievelijk, in omgekeerde richting, ... gericht op verband (lees ook: samenhang). Er is dus niet één "essentie" in zoiets als atomair-statische betekenis, maar die meervoudige dynamiek van ontleding en samenstelling. Wat jij "deconstructivistische fase" noemt, past daarom m.i. als "fase" in steeds kòrtcyclische ontwerpbeweginkjes. Dergelijke balancering zie ik dan methodisch gefaciliteerd door metapatroon in de 'vorm' van contextuele verbijzonderingen. De verbijzondering (lees ook: ontleding) pèr context gaat gepaard met samenhang tùssen contextueel afwijkende verbijzondering. Aanhangers van logisch atomisme vinden dat stellig géén logica. Dat is het natuurlijk wèl, een logica, maar een ... essentieel àndere, te weten een logica van structurele onderlinge afhankelijkheid. Zulke verhoudingen probeerde ik in Ontology for interdependency: steps to an ecology of information management te schetsen.

36.15
Jij gaf eerder duidelijk aan, dat je de diepte in wilt met "construeerbaarheid." De consequentie die je er m.i. aan moet verbinden, is dat je er een beschrijving van/voor opstelt die je met een octrooi(aanvraag) kunt vergelijken. Dus, je beschrijving biedt een ontwerp dat een, zeg maar, technisch toegeruste lezer tot functionerend instrument kan verwerkelijken. Indien je die informatie eventueel niet wilt prijsgeven vanwege zakelijk en/of ander belang, vervalt "construeerbaarheid" als je promotieonderwerp. Wetenschappelijk kan je niet volstaan met contouren van een toekomstvisie. Ook zgn ontwerponderzoek moet op één of andere manier empirisch zijn. Nogmaals, dat vergt zodanige detaillering dat een spreekwoordelijke derde persoon 'het' (ook) kan bouwen òf, wat je bedoeling uiteraard niet is, door feitelijke constructie je ontwerp kan weerleggen.
Ik verkeerde in de veronderstelling dat je reeds over zo'n gedetailleerde, operationaliseerbare beschrijving beschikte. Daarop baseerde ik mijn schatting dat je je proefschrift in pakweg (nog) een half jaar kon voltooien. Indien je daarentegen thans een begin maakt "om de relevante eigenschappen van die construeerbaarheid te ontdekken," gaat dat natuurlijk langer duren (mocht je het onder de voorwaarde van openbaarheid als onderwerp handhaven).
Mijn indruk is (vooralsnog) dat je je feitelijk richt op bedrijfsmatige informatieprocessen, zeg ook maar op het informatieaspect. Of omvat je kader tevens, bijvoorbeeld, de situatie dat iemand in een café een biertje bestelt en dat getapt, bediend enzovoort krijgt?
Je zou die ontwikkelmoeite niet doen, blijkbaar ook geld eraan uitgeven, wanneer je niet overtuigd was van de toegevoegde waarde met je aanpak. Voor een proefschrift is ook weer die overtuiging niet genoeg. Je moet, zoals ik eerder aangaf, de stand der kennis afdoende verkend èn, meestal samengevat, beschreven hebben. Zeg ook maar weer vergelijkbaar met een octrooi. Dat moet de techniek vooruit brengen en daarom betreft een nieuwheidonderzoek (dat overigens steeds vaker tijdens latere rechtsgang gebeurt ipv voorafgaand aan toekenning van octrooi) de stànd der techniek.
Wat je voor een proefschrift allemaal moet inventariseren, is uiteraard ook zakelijk voordelig. Je krijgt daardoor scherper zicht op wat wèrkelijk nieuw is, of juist niet, aan/met je aanpak. Bereid je ajb erop voor, dat er al héél véél bestaat. En voor wat dus niet nieuw blijkt, kan je nodeloze inspanningen vermijden. Bijvoorbeeld, wat wil je met — modellering van — werkstroom? Ga je dat anders opzetten dan de talloze manieren die ervoor bedacht zijn? Waarom? Of maak je een keuze uit de reeds ontwikkelde methoden? Welke?
Ik wil me er niet te veel mee bemoeien, maar je zou van die "software engineers" kunnen nagaan over welk in- en overzicht zij beschikken. Dat wil nog weleens tegenvallen en dan besteed je jouw geld aan hun hobby’s. Hopelijk zie ik dat in dit geval verkeerd ...
Terug naar je proefschrift. Wat jij aanduidt als de diepte van "construeerbaarheid" blijft door de breedte van je beoogde toepassingsgebied, te weten bedrijf, onbehapbaar volumineus wat — noodzakelijke oriëntatie op — eerder (wetenschappelijk) onderzoek betreft. In je concepttekst voor proefschrift poneerde je wat je ook nu voorstelt als "waardenmodel." Ik kon en kan (dus) nog niet nagaan, hoe je dat ziet meewerken voor "construeerbaarheid." Maar dat lijkt me verhoudingsgewijs onontgonnen (onderzoek)terrein. Of je nu zo'n aspect kiest of iets anders, elke beperking laat onverlet dat je voor een proefschrift a. een inventarisatie van eerdere resultaten moet samenstellen en b. een operationaliseerbaar model moet uitwerken.
Voor mijn doeltreffende bijdragen in dit stadium concentreer ik me graag op je proefschriftproces. Concreet wat je aangekondigde "programma van eisen" betreft, zou ik er daarom pas naar willen kijken voorzover jij het als onderdeel van je proefschrift ziet. Indien je het daarvoor niet geschikt acht, omdat het vertrouwelijk moet blijven, niet uitgewerkt genoeg is e.d., kan ik over je proefschrift duidelijk blijven (dat je daarin kennelijk op àndere manier navolgbare duidelijkheid moet bieden).

36.16
Ik neem als gezaghebbend uiteraard van je aan dat "[d]e bouwinformatica [...] nog niet door deze eerste fase heen [is,]" maar mijn aanvulling luidt dat ontkenning van deconstructie (nog) alom heerst. Bijvoorbeeld, zie Drogreden. Ja, als ik je goed begrijp, context helpt evenmin om 'zijn' tot 'kennen' te reduceren. Daarmee ben ik het grondig (lees dus ook: metafysisch) eens. Dat blijft ònverenigbaar. Maar wat we er vergeleken met die "eerste fase" wel degelijk reuze praktisch aan hebben, meen ik, is aanmerkelijke reductie van die ... reductie. Ook weer relatief gezien kunnen we zo, waar we enige ruimte gegund krijgen, alvast dóór naar een fase die vergeleken met de eerdere opbouwender is. Dat vind ik kwalitatief een enorme verbetering, die betekenis- annex verschilvolle meervoudigheid in samenhang.
Of er na de fase van contextuele verbijzondering een vòlgende fase kenbaar komt? Dat zou mooi zijn, maar wat daarvoor het paradigma zou kunnen zijn ...?!
En waarom zou je “het laten”? Wat je metafysisch opmerkt vind ik tegelijk juist pragmatisch. Want met zulke principieel genomen èrkenning kom je alweer een stuk verder dan met aanhoudende òntkenning (die, nota bene, natuurlijk netzo metafysisch van karakter is). Je "excuses" krijg je daarom van mij niet aangenomen!!

36.17
Bedankt dat je me wees op die openingspassage van Prelude 13. Een column die ik enkele jaren ervóór schreef, wijst op de moeilijkheidsgraad van vernieuwing die stoelt op kwalitatief gewijzigd paradigma (theorie); zie Vernieuwing als dynamiek van theorie, techniek en toepassing. Ik neem aan dat je er nogal wat in herkent.
De huidige stand van ‘zaken’ is, dat via Forum Standaardisatie contextuele verbijzondering (lees dus ook: metapatroon) gevalideerd is als modelleermethode voor de betekenissenvariëteit die reële stelselschaal kenmerkt. Op de website van het Forum, zie o.a. Semantiek op stelselschaal. Of dat helpt? In termen van innovatieverspreiding zijn het m.i. nog allemaal stappen op zoek naar de ware veranderkampioen(en). Die laten zich echter steeds lastiger vinden, vrees ik. Het is niet anders met een heuse paradigmawissel. Want daaraan zit blijkbaar nogal wat meer vast dan wat telt volgens louter zakelijk perspectief. Als het zo gemakkelijk was …
Zoals ik je kenschets van “een algemeen toepasbaar kennisgebied” vooralsnog blijf begrijpen, hanteer je zoiets als modelleerbaarheid als primair inrichtingscriterium. Daarmee bedoel je o.a. instantieerbaarheid, want met een gebeurtenis als impuls ‘loopt’ vervolgens de bijbehorende uitvoering ‘langs’ een zekere middelenconfiguratie die volgens dat model op-/klaargezet is.
Hieruit volgen eisen voor de aparte procesmodellen. Een specifiek model à la uitvoeringssjabloon omvat dus tevens a priori bepalingen van behoeften aan ge- en verbruiksmiddelen. Ik zou overigens zeggen, dat je je aldus beperkt tot een deelverzameling van processen.
Voor dergelijke middelen (inclusief mensen) is, zo begrijp ik verder, meer in het algemeen informatie beschikbaar over geplande … beschikbaarheid volgens eerdere op- resp. afboekingen voor procesuitvoeringen. Enzovoort. Dat is m.i. zoiets als de capaciteitsplanner (lees ook: scheduler) inclusief -boekhouding. Daar ‘meldt’ zich kennelijk de gebeurtenis, voorzien van het script/sjabloon voor de procesuitvoering in kwestie. Dat leidt, ik probeer nog steeds je lijn te reconstrueren, tot een nodige en voldoende middelen- ofwel capaciteitsconfguratie … en de (verdere) uitvoering gaat (daar) van start.
Dit roept de vraag of hoever vooruit de planning reikt. Wordt de capaciteit voor de totale uitvoering geboekt? De meest kortcyclische, dus optimaal flexibele aanpak is natuurlijk om dat steeds per kleinste uitvoeringseenheid, wat dat ook is, te doen. Bijgevolg wordt trouwens het criterium ruimer; de relevante deelverzameling mikt dienovereenkomstig op determineerbare uitvoeringseenheden; de gehele uitvoering kan dus eenheden tellen die als niet-determineerbaar gelden; nota bene, het capaciteitsbeslag moet daarvan eveneens bijgehouden worden om de planning niet in het honderd te laten lopen.
Ik besef dat mijn reconstructie wat andere ‘componenten’ vermeldt dan jouw beschrijving. Zo positioneer ik de modelgedreven instantiëring van computerprogrammatuur voor de aparte procesuitvoering ná de capaciteitstoewijzing, dus zo laat mogelijk. Dat lijkt me consequente toepassing van zgn dynamic binding. Voorts zie ik de werkstroomplanner dus als integraal onderdeel van de capaciteitsplanner. Behoort wat jij het “waardenmodel” noemt er dan niet eveneens netzo integraal toe? Bijvoorbeeld het geld dat de ene procesuitvoering opleverde, is toch beschikbaar als middel voor verdere procesuitvoeringen?
Ik oefende maar wat voor mijzelf en wacht graag je uitgewerkte tekst af om te ontdekken wat ik allemaal miste. Bereid je er proefschriftelijk op voor, dat je vroeg of laat argumenten moet leveren waaròm jouw schets van “een algemeen toepasbaar kennisgebied” al dan niet afwijkt en, zo ja, waar ‘m dat verschil precies in zit.

36.18
Genoeg te bespreken, lijkt mij, zoals hoe we eindelijk eens wat zindelijke aandacht krijgen voor niet alleen alleszins redelijke, maar vroeg of laat natuurlijk noodzakelijke veranderingen voor een evenwichtige informatiemaatschappij. Pff, mooie volzin is dat.

36.19
Gun me ajb even tijd voor een degelijk oordeel. Het is inderdaad de crux om de "vertrekpunten" terdege te begrijpen, zeg ook maar als constituerende elementen van een bepaalde context. Zodra we die scherp genoeg herkennen, kunnen we de afwijkingen duiden en nagaan welke reëel zijn (en welke je "merkwaardig" kunt blijven vinden).
Dat een natuurlijk persoon beschikt over één identiteit geldt trouwens evenmin algeméén voor GBA, om maar een voorbeeld te noemen. Door vergissing of fraude bevat GBA stellig nogal wat persoonsidentiteiten waarvan één natuurlijk persoon gebruik zou kunnen maken c.q. gebruik maakt. Dat je dat met zo'n register niet wilt, is iets anders. Je mag doel niet verwarren met feiten, al helemaal niet als dat doel praktisch onbereikbaar is.

36.20
Overigens wordt het alsmaar lastiger om productief aan te wijzen wat een stelsel is. Volgens mij gaat het met die zgn afspraken gewoon om een vooralsnog algemeen ontwerp. Waarschijnlijk klinkt ontwerp in dit stadium te directief voor een noodzakelijkerwijs federatieve opzet, vandaar "afsprakenstelsel." Maar je moet er m.i. dus als een ontwerpvoorstel naar kijken, punt. Dat ontwerp vind ik overigens niet stelselmatig, nou ja, vooruit, minimaal stelselmatig ... waarbij ik dus onder stelsel de allerruimste noemer versta die relevant is voor de feitelijke inrichting van informatieverkeer. Wat het voorliggende Afsprakenstelsel annex netwerkontwerp voor eHerkenning voor bedrijven probeert te dekken, is in functioneel opzicht enkele aspecten (authenticatie ...) en qua populatie en bijbehorende verkeersbewegingen (informatieve inter-/transacties) feitelijk een (kleine) deelverzameling. Die beperkingen verklaren vermoedelijk de vooringenomenheid. Zo mis ik, dat authenticatie een nota bene wederkerige behoefte kan zijn en dat voor serieuze inter-/transacties ook vrijwel zonder uitzondering ìs. Volgens het Afsprakenstelsel moet een bedrijf zich eenzijdig identificeren, omdat een overheidsorganisatie voldoende zekerheid wenst over de interactiepartner. Maar hoe zit het òmgekeerd? Nogmaals, zie hoofdstuk 6 van Informatieverkeer in publiek domein (Ictu, 2004). Hoe weet het bedrijf in kwestie dat het inderdaad contact heeft/krijgt met de correcte 'dienstverlener'? Wat je collega "afwijkend" noemt vergeleken met jouw verkenning naar samenhang, zou weleens met die beperking tot asymmetrische informatiebetrekkingen te maken kunnen hebben. Zo ja, vanuit een model (zoals in jouw tekst) met symmetrische mogelijkheden, laat zich dat als een bijzonder geval aanwijzen, klaar. Synthese kan aldus "lukken," dankzij contextuele verbijzonderingen.
Verder vind ik de opzet symptomatisch voor vernauwing tot wat oppervlakkig gezien een apart probleem lijkt. Daarvoor komt (dus) nog steevast een dienovereenkomstig aparte oplossing. Als die al werkt, blijven voordelen van heuse stelselmatigheid categorisch buiten bereik. In de analyse van het werkgeversbegrip rondom Belastingdienst, UWV en CBS zagen we al dat de organisatie bij wie informatie wordt uitgevraagd, allerlei externe organisatorische classificaties moet toepassen om aan uiteenlopende rapportageplichten te voldoen. Dergelijke classificaties hebben vaak weinig tot niets met de eigen, interne organisatie te maken. Kortom, administratieve lastenverzwáring. Daarmee laat zich de manier waarop machtigingen tellen vergaand vergelijken. Daarvoor blijken volgens het Afsprakenstelsel louter maatgevend, zeg ook maar wederom eenzijdig, de diensten zoals overheidsorganisaties ze leveren. Daaruit volgt dat de organisatie als het ware een èxtra functieclassificatie moet hanteren. Wat strikt beperkt tot zo'n apart aspect als authenticatie (en een beetje autorisatie) nog niet als lastenverzwaring herkenbaar is, raakt (pas) op reële stelselschaal wèl als zodanig zichtbaar.
Volgens mij is in zakelijk opzicht zo'n beetje alles in een moderne samenleving een "tweezijdige markt." Koop jij soms brood bij de boer die graan verbouwt? Als karakteristiek argument voor de gekozen opzet van het zgn netwerk voor eHerkenning voor bedrijven begrijp ik dat etiket in elk geval niet. Opvallend vind ik allereerst de afwezigheid van NHR als structureel element van het "netwerk." Daar hoort uiteraard ook GBA bij, als zo'n element, zelfs met voorrang, en bij voorkeur dan zoals bijlage G van het RNI-rapport BrP positioneert (dwz beperkt tot identificerende informatie over de individuele persoon, dus inclusief BSN en qua populatie juist uitgebreid/naadloos geïntegreerd met RNI). Zodra GBA/BrP en NHR prominent verschijnen binnen het netwerk voor eHerkenning voor bedrijven, toont het zgn marktverhaal uiteraard alweer anders.
Wat ook het voorstel voor eHerkenning meer in het algemeen illustreert, is de noodzaak van opdrachtgeverschap dat past bij interoperabiliteit. Zolang traditionele belangenvertegenwoordigers het monopolie over uitvoeringsmogelijkheden behouden, kunnen we praktisch fluiten naar samenhangende voorzieningen voor algemeen belang, infrastructuur dus. Mag ik 'opdrachtgeverschap voor interoperabiliteit' als punt voorstellen voor de Interoperabiliteitsagenda?

36.21
Wat een vruchtbaar misverstand! Althans, uit jouw reactie op wat ik je (door)stuurde, krijg ik de indruk dat jij meent dat het bijgevoegde schema "voortkomt uit zijn artikel." Dat klopt echter niet. Daarentegen zijn het, zoals ik schreef, "begrippen [in] hun samenhang (lees dus ook: betekenissen) zoals ik die volgens het voorstel voor Afsprakenstelsel begrijp." Als ironische noot kon ik daarom de woordspeling met dienstplichtig niet laten.
Jouw opmerkingen nav dàt schema zijn dus niet "hier en daar ook indirect opmerkingen [...] over [zijn] artikel," maar over ... Afsprakenstelsel voor eHerkenning voor bedrijven. Wat mij betreft scoor je er tien-uit-tien mee! Hartelijk bedankt voor je formulering. Inmiddels stuurde hij je zijn artikel toe. Je zult zien, zij het soms wat anders aangeduid, dat daarin jouw opmerkingen avant la lettre 'verwerkt' zijn. Dat gaat daar tot en met de fijnmazigst mogelijk schakel volgens procesorkestratie (waarvoor inderdaad ook op dat 'niveau' contracten/overeenkomsten gelden tussen betrokken partijen).
Mag ik je vragen om de tèkst van mijn eerdere bericht nogmaals te lezen? Herken je daarin (nu) mijn voorstel volgens de aanpak die jijzelf eerder als "verzoening" bestempelde? Jouw oordeel geldt m.i. als toets, of zijn (aanvankelijke) bedoeling met zijn artikel goed gemikt is, te weten als ... toetsingskader.

36.22
Een diagram met stelselmatige variëteit kan je vergelijken met een stadsplattegrond, waarop je (dus) allerlei wandelingen kunt uitzetten. Zoals ik het artikel begrijp en wat ik met enkele diagrammen zo getrouw mogelijk heb geprobeerd te illustreren, vertrèkt zijn betoog vanuit de (natuurlijke) persoon. (Want) het verifiëren van een persoonsidentiteit is nu eenmaal de associatie die de meeste mensen met authenticatie hebben. Dat vertrekpunt lijkt mij voor zo'n verkennende, agenderende tekst daarom reuze praktisch.
Zoals ik jouw opmerkingen begrijp, over context gesproken, is daar inderdaad de "volgorde [...] precies andersom." Die insteek staat ook al op het zgn oefenschema. Wat niet? Kies daar direct onder de horizon het knooppunt "toegangs-; vertrekmiddel". Daaronder kunnen inderdaad paspoort tot en met bioscoopkaartje vallen. Of een deursleutel enzovoort. Dank je wel voor het inzicht dat het slot de sleutel als het ware toetst.
Wat de gangbare associatie met persoonsidentificatie betreft, die acht ik zeker voor mandatering altijd wèl naadloos toepasselijk. Wanneer ik iemand mijn bioscoopkaartje dóórgeef, zodat hij de film kan zien, ben ik geneigd om dat géén mandaat te noemen. Hij kijkt niet namens mij en de bioscoopexploitant zag van zijn kant al af van personalisering. Een, zeg maar, echt mandaat moet herleidbaar zijn tot de betrokken personen (al dan niet als vertegenwoordigers van organisaties); zie genoemd vertrekpunt voor verkenning.
Wat ik grondig hoop dat hij met zijn artikel bereikt, is niet zozeer dat hij zulk gedetailleerd commentaar oproept, maar voldoende besef van belang van samenhang kweekt. Dat is de allerlastigste stap. Wij erkennen dat belang allang. Dus kunnen we ons onderling alweer verdere verkenningen veroorloven. Ik vrees echter dat de doelgroep voor het artikel onze discussie als welkome afleiding zou benutten. Zo van, "zie je nu wel!? Zij zijn er zèlf nog niet eens uit! Zolang hoeven wij dus niets."
Waren we maar zover dat we ruimte kregen voor "toets[ing] in praktijkimplementaties." Ik zie het artikel, nogmaals, als aanzet voor een hele vroege, noodzakelijke stap. Jammer dat het zo moet, maar dus onvermijdelijk. Het reële doel met het erin geschetste model in dit stadium is m.i. om enige sjoege van samenhang te bevorderen. Als dàt lukt, is het een prachtig resultaat. Een stelselmatig nog verbeterd model, daar komen we stellig uit zodra het zover is/mag zijn.

36.23
Gun je me ajb dat ik je verhaal voor zorgvuldige bestudering vaker grondig moet lezen? Na de eerste keer heb ik overigens wel meteen een vraag. Wat jij informatiestructuur (digitaal systeem) noemt, ben ik geneigd als zoiets als eerste-orde-logica op te vatten, zeg ook maar contextloos. Snijdt dat hout? (Want) over metapatroon meen ikzelf dat het een ànder soort logica inhoudt, een contextuele, dus. Het idee ervan is dat je (bouw)praktijk, resp. analoge (bouw)theorie alweer beter faciliteert (Ashby's Law of Requisite Variety). Zo wil ik ook graag je consequente nadruk op context/situatie in je verdere tekst interpreteren, te weten als eis aan relevante informatiestructuur (digitaal systeem) en, volgens jouw schema, zo door naar dito software (middelen).

36.24
Als een "model [dat] veel minder gedetailleerd" is, zou je het diagram kunnen beschouwen dat ik van enkele begrippen uit Afsprakenstelsel voor eHerkenning voor bedrijven maakte. Maar daar klopt toch wel erg weinig van. Voor het position paper Met zoveel woorden koos jijzèlf ervoor om contextueel semantische diagrammen helemaal wèg te laten. Dat vind ik daar een wijze, uitnodigende aanpak.
Ik zou echter niet weten, welke detaillering past tussen niets en bijvoorbeeld bijlage B van het rapport over het werkgeversbegrip. Mocht jij wel degelijk een concrete voorstelling hebben, graag!! In afwachting daarvan, dus omdat ik het domweg niet beter weet, lijken mij ook voor zijn artikel ruwweg de alternatieven: a. geen diagrammen of b. diagrammen zoals ze er nu staan. Niet alleen b. is "riskant," maar a. natuurlijk ook. Wat hij via b. kan bereiken (en dan ligt de nadruk op kans ipv risico), is dat lezers dankzij de detaillering beseffen dat een operationeel toetsingskader voor samenhang reëel is. Daarvoor hoeven ze die details niet te begrijpen. Als ze het vertrouwen, kunnen ze (pas) ruimte gunnen.
Ik vind het zelfs een spannend experiment, dat voor hem natuurlijk extra spannend is. Overigens is dat tegelijk ook raar, die spanning. Want wat willen Forumleden nog meer, dan dat het bureauhoofd een serieuze notitie schrijft over een thema dat prominent op hun eigen Interoperabiliteitsagenda vermeld staat?!
Jouw suggestie om "het model te laten toetsen door een [...] specialist" klinkt, alsof zo’n collega reeds overzicht over samenhang heeft. Als het een specialist op het gebied van authenticatie is, betwijfel ik zelfs of we er voor stelselmatige samenhang veel aan hebben. Vergis ik me? Ik houd het er vooralsnog op dat (juist) zulke specialisten ook veel over samenhang kunnen opsteken uit zijn artikel. Het zou inderdaad ook aardig zijn, over "riskant" gesproken, om te kijken hoe ze reageren op de metapatroondiagrammen.

36.25
Jammer dat de opdrachtgever voor die maatschappelijke voorziening feitelijk weigert om schema's te bekijken. Wie vertrouwt hij, als hij er zèlf niets van snapt? Daar kan hij het dus nog lastig mee krijgen. Maar goed, hij dringt er niet op aan dat je je schema’s schrapt omdat hij ze niet vat. Dat is al heel wat. Want maar al te vaak bots je onmiddellijk tegen het "argument from ignorance," zoals Th. Cathcart en D. Klein vermelden in hun boek Aristotle and an Aardvark go to Washington: Understanding Political Doublespeak Through Philosophy and Jokes (Abrams Image, 2007, p. 27): "Not knowing that a statement is true is taken to be proof that it is false." Werkt ook in Nederland openbaar bestuur inderdaad grotendeels (niet) volgens die logica? Zo ja, dan mag, nee, moet je extra gelukkig zijn met de ruimte die Brand je kennelijk vooralsnog gunt, gefeliciteerd!!
In het verlengde van Eenzijdig gestaakt dialoog haal ik een passage aan uit een later artikel door Marc Chavannes in NRC Handelsblad (17 januari 2010): “Het land wordt geregeerd door een gelegenheidsverbond dat eigenlijk alleen intern verantwoording aflegt.” Waarom blijven wij alsmaar òphoging van hun ontkenningsmuur betalen?
Wat die opdrachtgever in kwestie over organisaties opmerkte, terecht, staat gewoon met de diagrammen/schema's in je artikel geschetst. Klopt, een organisatie geldt pas als rechtspersoonlijke "constructie" op basis van een rechtsstelsel enz. Als wie dan ook dat allemaal in lopende tekst moet contextualiseren, gaat de soepele leesbaarheid verloren. Wie welwillend meeleest, begrijpt dat wel. Er lijkt me geen "verzet" aan de orde, omdat er m.i. geen reëel verschil van mening is tussen hem en jou.
Intussen doden we de tijd met deze correspondentie. Sterkte met geduld oefenen!

36.26
Zoals je nu "detaillering" aanwijst, raak je m.i. precies een punt dat hij en ik bespraken, te weten de verhouding van de diagrammen tov de tekst. In een eerder bericht aan jullie allebei maakte ik daarover nog een korte opmerking. Wat hij tekstueel doet, laat doorgaans veel còntext impliciet. Dat kan voor leesbaarheid eigenlijk niet anders, zo stemden we af (als ik me dat tenminste goed herinner; wellicht ziet hij dat anders). Maar zodra je er een stelselmatig redelijk houdbaar plaatje bij wilt tekenen, gaapt (dus) vaak een leegte tussen de expliciete aanknopingspunten in de tekst en de horizon. Dergelijke gaten zie je opgevuld in de diagrammen. Anders staat er op z'n stelselmatigs onzin getekend. Ik merk erbij op, dat volgens objectgerichte typenhiërarchie zulke aanvullingen naar boven geen details zouden heten, maar omgekeerd zoiets als veralgemeniseringen. Volgens metapatroon gaat detaillering vanaf een bepaald knooppunt inderdaad twee richtingen op. Ik citeer uit bijlage B van het recente rapport over het werkgeversbegrip:

Wie van een modelleermethode slechts ondersteuning voor nadere specificatie verwacht, modelleert gewoon nog niet op (ruimere) stelselschaal. Dat is primair een kwestie van instelling. Contextuele verbijzondering mikt op specificatie in twee richtingen. Het idee is dat nádere specificatie pas op z’n plaats is, wanneer die ‘plaats’ duidelijk genoeg is bepaald. Er zijn daarom feitelijk twee verbijzonderingen/specificaties aan de orde. Prioriteit verdient zelfs de plaatsbepaling, zeg ook maar de verbijzondering vàn context. Dat gebeurt in de ene richting (in de visuele diagrammen: naar boven). (Pas) daarna kan betekenis vòlgens (die) context worden verbijzonderd (de andere richting: naar beneden). Slechts zulke dùbbele verbijzondering door één methode borgt eenduidige betekenissen op stelselschaal.

Door de noodzakelijke detaillering naar boven, ontstaat voor detaillering naar beneden een configuratie van knooppunten die afwijkt van wat louter de tekst (die praktisch immers contextueel gebrekkig moet blijven) biedt. Voor consistente diagrammen geldt daardoor, je hebt opnieuw helemaal gelijk, dat ook naar beneden "het model meer detail aanbrengt dan de tekst." Tekst en diagrammen zijn, kortom, opzettelijk niet equivalent.
Nogmaals, de "scope" die jij vermeldde vind ik inderdaad ook "breder." Het risico dat we die zouden missen bestond echter niet, want het oefenschema (versie 1) documenteert die scope reeds. Het is m.i. wel zo, dat dankzij zijn, zeg maar, vernauwing tot persoonsidentiteit daarbinnen alweer verdere verdieping resulteerde. Volgens mij betreft dat vooral mandatering. Het oefenschema bevat her en der aanzetten onder de noemer van delegatie. Daar ligt dus een verzoeningstaak om tot een stelselmatig verbeterd toetsingskader te komen. Zo gaat dat stellig door, want we zijn nog maar net begonnen; zo knap zijn we ook weer niet, dat we inclusief aanpassingen aan onvoorziene veranderingen in een slag klaar zijn.

36.27
Metapatroon gaat conceptueel m.i. een volle (structuur)orde verder, te weten contextualisering van context: actieve interdependentie. Dat lukt door de samenhanglogica.

36.28
Wat mij betreft verdient allereerst de vergelijking van wereldbeelden (lees ook: ontologieën, maar dan ajb in filosofische betekenis) volle aandacht. Zeg maar logisch atomisme versus situationele interdependentie. Op wat inmiddels reële schaal van informatieverkeer is, schiet logisch atomisme tekort. Je zadelt jezelf dan ook met een nodeloze handicap op, indien je een bijbehorende modelleermethode blijft gebruiken. In termen van (knoop)punten en (verbindings)lijnen valt uiteraard altijd een vormelijke vertaling te bereiken, maar als situationele interdependentie nu eenmaal de regel is op heuse stelselschaal, moet je niet te lang een op z'n gunstigst suboptimale methode meeslepen. Het argument van vlottere acceptatie dankzij aansluiting op bekende methoden gaat natuurlijk niet op, want who the ... gebruikt er nu helemaal Merode?!
De nadruk op strikt vormelijke vertaalbaarheid leidt m.i. de aandacht àf van de keuze voor passend wereldbeeld. Voor wie dat snapt, is de keuze voor methode met optimaal passende variëteit echt geen punt meer.
Ik besef met deze reactie in herhaling te vervallen. Waarom?
Jouw methodische vergelijking zie ik als herhaling van wat je eerder met UML deed. Klopt dat? Naar mijn idee gaat het met zowel UML als Merode om objectgerichtheid, waarvan je de mogelijkheid van zgn associaties tussen object(typen) benut als equivalent van de contextueel geobjectiveerde relatie à la metapatroon. Tegelijk moet je voor metapatroon echter de objecten als het ware binnenstebuiten keren. Wie logisch atomisme als wereldbeeld handhaaft, blijft die praktische òmkering principieel ontgaan inclusief noodzakelijke detaillering in twee richtingen.
Wat je hoogstens vaststelt is, dat de verzameling eigenschappen (lees ook: attributen) van een object volgens objectgerichtheid volgens metapatroon verdeeld raakt over relevante contexten met een lege identiteitstelling als borg voor samenhang. Jouw eerdere vergelijking met ERD komt op hetzelfde neer; vervang object door entiteit. Maar ontwerpen is niet achteraf vaststellen, zeg ook maar analyseren (opnieuw: in filosofische betekenis). Voor een stelselmatig ontwerp moet je verzinnen welke contexten je aanneemt enzovoort. Die vallen niet uit de lucht. Dat stelselmatig verzinnen is dus echt een vak. De basale vertaalbaarheid in formele zin helpt daar niet bij. Er bestaat geen mechanisch recept om resultaat van locaal denken naar stelselmatig informatiemodel te converteren. Daarom moeten we nieuwe ontwerpers opleiden. Zij moeten met voorrang het wereldbeeld leren dat relevant is voor stelselmatigheid van informatievoorziening. Een verwijt maak ik hier niet mee. Er treden nu eenmaal nieuwe omstandigheden op. Vroeg of laat moeten we echter wel inzien dat oude middelen/methoden niet langer voldoen. Blijkbaar verschillen jij en ik onverminderd van mening over de mate waarin de wereld voor informatieverkeer kwalitatief verandert en bijgevolg erover of je al dan niet de sprong naar een aangepaste methode moet maken.
De vertaalbaarheid vanaf ERD, OO (objectoriëntatie) e.d. naar metapatroon pakt inhoudelijk (lees ook: betekenisvol) pas stelselmatig uit, indien je om te beginnen al met ERD enz. gedisciplineerd contextuele verbijzonderingen opstelde, resp. uitwerkte. Maar waarom zou je dat eerst omslachtig doen met Merode of iets dergelijks, als het met metapatroon meteen compact lukt? Met een geschikte methode is de kans op kwaliteit ook groter.
Verder vraag ik me af, of Merode zo zwaar in je vergelijking moet tellen. Zij hanteerden diverse aannames voor hun feitelijke informatiemodellen (dus vergaand lòs van al dan niet Merode als methode), die afwijken van hoe bijvoorbeeld ik het daar zou doen. Zo nemen zij wet- en regelgeving als modelkader annex impliciete context. Voorzover ik me herinner, herkennen zij daarin niet de reële variëteit die onlangs het RNI-onderzoek bevestigde. Je zou dat allemaal wereldbeeld kunnen noemen. Onder die noemer vind ik de verschillen/vergelijking dus wezenlijk. De methode die zij gebruiken past weliswaar redelijk bij hùn wereldbeeld, maar per saldo mist het resultaat stelselmatigheid en faciliteert daardoor natuurlijk niet adequaat de veranderde werkelijkheid van opgeschaald informatieverkeer.

36.29
Mijn indruk is dat we zelfs via email slaagden in inhoudelijke kortsluiting. Dank je wel voor wat je stellig in je notitie al schreef, maar wat mij nu (pas) duidelijk is. Ja, die hóófdrichting van ontwerp naar ontwikkeling houdt een passende positionering van instrumenten in, nota bene inclusief samenhang voor/van resultaten. Op mijn beurt ben ik het met jouw positionele aanduidingen (resp. contexten, zoals je stelt) eens.
Ik waag er hierbij nog wel een poging aan om te benadrukken dat ik allesbehalve "vertrouw [...] op een solitaire weg." Neem ajb van mij aan hoeveel moeite ik deed en doe, terwijl ik steevast nul op het rekest kreeg. Als er iemand is, die inziet dat metapatroon als het ware uit het niets moet komen, ben ikzèlf dat. Paradigmawissel, het is niet anders. Daarom ben ik wèl des te erkentelijker voor de gelegenheid te mogen meewerken aan "de projecten die we hebben gedaan." Verder heb ik nogal wat besef ontwikkeld van samenwerking die het bij nader inzien niet is. Ik weet dat samenwerking moét. Daarom probeer ik zo gauw mogelijk te ontdekken, of ergens 'muziek' in zit. Wees eerlijk, het enige 'orkest' waarin ik tot dusver mocht meespelen is Bureau FS. Je hebt gelijk, dat ik me in relatie tot andere partijen solitair opstel. Maar hopelijk besef je op jouw beurt dat ik dat liefst ànders, òmgekeerd doe. Maar zolang juist zo'n andere partij zich feitelijk solitair opstelt (door überhaupt geen wèrkelijke interesse te tonen, laat staan in evenwichtige verhoudingen samenwerking na te streven), haak ik maar weer af.
Laten we dus maar afwachten, of jouw contactpersoon opbouwend iets van samenwerking wil weten. Dat vergt naar mijn idee, dat ook hij zijn positionering relativeert. Die kans achten jij en ik blijkbaar allebei klein, zo niet totaal afwezig. Des te mooier is het dat jij desondanks een poging doet. Maar ben jij "solitair," indien Ad het categorisch niet begrijpt? Nee, dus.
Zullen we binnenkort eens in gesprek een boom over noodzakelijke bruggen opzetten? Waar, bijvoorbeeld, kan ik in jouw recente consortiumvoorstel een brug herkennen die aansluit op mijn positie?

36.30
Met je bericht tref je m.i. precies de verhoudingen zoals ik ze ervaarde. Als ontwerper heb ik erg genoten van je uitleg, want je houdt het simpel met elkaar schragende/versterkende elementen. Dat werkt dus. Het begint en eindigt met erkenning voor wie je het doet. Zeldzaam, neem dat ajb (helaas) van me aan. Zo kreeg ik de indruk/overtuiging dat niemand je voor de voeten moet lopen, dus zeker ik niet. Wat blijkbaar al lukte zoals ik uit je bericht opmaak, is dat je het brede water waarvoor je dacht te staan, gauw als nietig slootje herkende waar je ook weer netzo simpel overheen kunt stappen. En waarom dan niet?
Wat ik je onvolledig stuurde, nogmaals, is een oefening of ik 'het' goed begrijp. Zeg ook maar dat het voor mijzelf een manier is om alweer iets beter te vatten wat intrigeert door kwaliteit. Dank je wel, dat je er naar keek. Wanneer je er òmgekeerd iets van kunt gebruiken, ga ajb je gang; ik doe daar eigenlijk slechts verslag van jouw werk.
Ik puzzel er — tussendoor — nog wel wat aan/mee door. Onder de noemer van archivering, bijvoorbeeld, voeg ik dan vermelding van zgn digitale duurzaamheid toe. Daar past ook privacy, nota bene van de deelnemers. Verder lijkt me nog extra nadruk op het pakketkarakter geen overbodige luxe. Wat je met open source immers 'voor niets' aan programmatuur krijgt, ga je 'duur' betalen zodra je eraan laat sleutelen, met nogeens een (veel) hogere drempel als je toebent aan alweer de vòlgende aanbesteding.

36.31
Allereerst is het natuurlijk prachtig dat hij zo prompt reageerde op jouw notitie en aldus zeker aanknopingspunten levert voor ..., nou ja, daar ga jij achteraan. Succes!
Zelf zit ik, zachtjes uitgedrukt, niet zo goed in implementatie-aspecten en (dus) hoe dergelijke aspecten Merode als omvattend bedoelde methode mede constitueren. Ik heb de indruk dat dergelijke overwegingen enkele passages 'kleuren.' Daarvan blijft mijn begrip dus gebrekkig. Maar juist daardoor meen ik extra scherp het dilemma te herkennen dat meteen al zijn vraag naar definities oproept. Zo'n vraag is immers typisch voor een aanhanger van logisch atomisme. In ontologische zin staat daarin een atoom per ... definitie apart, wat natuurlijk de voorwaarde vormt om er een aparte ... definitie van te verstrekken. Volgens wat ik eerder als situationele interdependentie bestempelde, gaat die vlieger echter niet op. Daarvoor lukt het slechts om wat-iets-betekent relationeel te duiden, zeg ook maar structuralistisch. De gehele structuur, het systeem, het stelsel doet dus steevast mee. Dat is precies hoe bijvoorbeeld Charles S. Peirce de elementen van de zgn semiotische triade positioneerde; hun samenhang is ònlosmakelijk. Kortom, ik zou niet weten hoe ik definities van relatie, informatietype e.d. kan geven zònder schets van samenhang waarin ze als elementen verschijnen. Wel beschouwd is dat met logisch atomisme ook onmogelijk. Daar valt het echter bijna niemand meer op, omdat 'het logisch atomaire systeemdenken' ons met de paplepel ingegoten is. Daardoor ontgaat het ons als bewuste context. Of moet ik feitelijk hoofdcontext, dus horizon, zeggen?
(Ook) zijn verdere opmerkingen wekken op mij de indruk dat hij jouw vergelijking van metapatroon met Merode blijft proberen te duiden vanuit wat hijzelf kent als referentiekader (lees dus ook: wereldbeeld), maar waarvan hij zich niet bewust is. Want volgens mij geef jij uitleg, hoe contextuele verbijzondering als kwalitatief karakteristiek (modelleer)construct (voor betekenissenvariëteit op stelselschaal) met modelleerelementen à la Merode valt, in jouw termen, na te bouwen. Daarentegen interpreteert hij dat m.i. louter kwantitatief volgens een Merode-perspectief (dat overigens niet alleen voor die methode geldt; het ontgaat mij waarin Merode beslissend verschilt van andere methoden die als OO geafficheerd zijn). Maar goed, wil dat zeggen dat jij je niet helder uitdrukte? Nee, volgens mij niet. Ik snap het wèl degelijk, dus wat valt er aan duidelijkheid nog te wensen? De voorwaarde om je een voorstelling te maken van een ander paradigma annex geloof blijkt, zachtjes uitgedrukt, lastig op te brengen. Daarom moeten we ons ook haasten om kinderen tijdig de waarheid over Sinterklaas te vertellen; anders blijven ze er maar in geloven.
Iets verderop legt hij jou o.a. uit wat generalisatie/specialisatie is. Dat wist jij dus al. Aan wat jij over metapatroon oppert, te weten dat dergelijke overerving via typenhierarchie radicaal afwezig is, gaat hij voorbij. Bij wie in het objectgerichte paradigma zit, erin blijft zitten, kan dat ook onmogelijk doordringen. Is de hele clou, vooruit, het belangrijkste voordeel van objectgerichtheid niet om via overerving beheersing over informatievoorziening te verbeteren? Dat dogma (want die status krijgt het van lieverlee) pakken we gelovigen niet zomaar af.
Jouw suggestie om tevens Merode's gebeurtenistypen in een en hetzelfde (metapatroon)model op te nemen vindt volgens dat geloof evenmin genade. Daardoor, stelt hij, "verliezen ze hun specifieke betekenis." Wat hij mist, is dat je die netzogoed bòrgt, maar ànders. Letterlijk schrijf jij dat ze "hun betekenis danken aan een, ook expliciet te maken, Merode-context." Dat vind ik dus wederom overduidelijk. Maar wie nota bene context niet de status van "first class citizen" verleent, leest er dus domweg overheen. Mag ik een stukje uit eigen werk (Metapattern: context and time in information models, Addison-Wesley, 2001) citeren? "Considering context—not object—as the first principle is the very paradigm shift of metapattern. As a consequence, an object can only exist within one or more contexts. The type which determines behavior is no longer for an object-as-such but for an object-in-context. Actually, context is type."
Ik bied je mijn excuus aan, dat ik voor jou niets nieuws schreef. Maar ook van mijn kant wilde ik graag opbouwende aandacht besteden aan zijn commentaar. Hopelijk zit er voor jou toch iets bruikbaars tussen voor jullie gesprek.

36.32
Zijn beoordelingsverslag gaat natuurlijk ergens over, maar naar mijn indruk nauwelijks over de strèkking van onze onderzoekrapporten die hij ervoor bestudeerde. Waarover schrijft hij volgens mij dan wèl? Hoe komt dat? En kunnen we er iets aan repareren, als je dat al zou willen?
Voor een gedeelte van de verklaring ga ik om te beginnen terug naar wat hij eerder schreef in jouw opdracht. Daarin geeft hij een definitie van interoperabiliteit, die inhoudt dat verbonden systemen primair ooit apart òntstaan zijn en ook zo verder bèstaan. Hun onderlinge verbindingen zijn als het ware slechts aanvullingen, géén integrale voorziening. Die opvatting hanteert hij tevens, consequent dus, in het onderhavige verslag zoals hij uitlegt wat een system of systems is. Daar wreekt zich de onvertaalbaarheid van ‘stelsel.’ Voor ons benadert stelsel sterk de, zoals hij het uitdrukt, “seamlessness” die hij slechts karakteristiek voor “system” benoemt. Voor hem houdt het met mogelijke naadloosheid voorbij systeem op. Wij kunnen naadloosheid dankzij het etiket stelsel door-de-schalen-heen positioneren.
Bijgevolg kunnen wij stelselmatigheid als uitgangspunt voor inrichting op schaal van interoperabiliteit kiezen. Daardoor verandert de aard van interoperabiliteit vergeleken met zijn idee ervan. Stroomlijning komt in beeld, die zelfs ondenkbaar zou zijn zolang stelselmatigheid op de manier van system of systems louter als resultante kan optreden. En toch komt er in het Engels volgens mij niets dichter bij stelsel dan … system of systems.
Voor hem zijn en blijven volgens het perspectief van interoperabiliteit in het systemensysteem de samenstellende systemen (dus) zelfvoorzienend. Elk systeem moet bevoorraad zijn met nodige en voldoende, zeg maar, ruwe informatie voor eigen verwerking. Omdat informatie (lees bij hem: data) als het ware op primitief niveau binnen elk systeem compleet beschikbaar moet zijn, kan hij bijvoorbeeld niet plaatsen wat, laat staan hoe, de zgn dienstgerichtheid van informatievoorziening ten nauwste moet samenhangen, zeg maar rustig integraal aspect vormt van stelselmatige semantiek. Vooruit, en omgekeerd.
Of hij het met uitgebreidere informatie over metapatroon had kunnen begrijpen, weet ik niet. We moeten toegeven, dat hij karig gevoed is (maar hij heeft blijkbaar niet zelfstandig naar méér informatie gezocht of erom verzocht).
Voor metapatroon geldt: “contexts are […] assumed to be disjunct.” Dat staat op p. 5 van Metapattern: context and time in information models (Addison-Wesley, 2001). Deel I van dat boek, dwz mèt die passage, is als het artikel The pattern of metapattern (in: PrimaVera, working paper nr 2004-01, Universiteit van Amsterdam, 2004) beschikbaar via het Internet.
Informatie over een object is dus zodanig contextueel verbijzonderd, dat geen ènkele verbijzondering enige àndere verbijzondering van het object in kwestie overlapt. Dat is uiteraard een krankzinnige veronderstelling voor wie blijft uitgaan van vergaand, zo niet strikt gescheiden òpgezette en vervolgens beheerde systemen. Maar met ruimte voor stelselmatige opzet is dat niet alleen realistisch, maar herkenbaar als volstrekt logisch … volgens stèlsellogica. En dan geldt inderdaad netzo volstrekt consequent (stelsel)logisch, dat diensten uiteraard conform precies hetzelfde niet-redundante (meta)patroon voor informatie moeten zijn ingericht voor wèrkend stelselmatig resultaat. Zo is het! Herstel, zo kàn het!
Hij herkent dat echter niet. Hoe hij op zijn beurt suggereert dat het zou kunnen, borduurt nog voort op in hun wezen toch vooral aparte systemen met op grondstofniveau bijbehorend compleet informatiebeheer. Nogmaals, in die opzet is het ònlogisch dat wat voor het ene systeem als eigen context geldt disjunct ofwel niet-overlappend kàn zijn met wat elders netzo goed een eigen context is, maar dus van/volgens een ànder systeem. Daarom, zo lijkt mij, tamboereert hij erop. Hij slaat helaas de trommel van stelselmatige semantiek mis.
Met overlappingen aldus onveranderd als ‘gegeven’ zijn verderop de voorstellen van hem voor wat we verzoening kunnen noemen, ook begrijpelijk, zo niet logisch. Hij is ook duidelijk over zijn referentiekader, volgens welk het allemaal niet nieuw is. In dat verband noemt hij o.a. Topic Maps. Maar, zoals toegelicht in mijn artikel Topic Maps uprooted (in: PrimaVera, working paper nr 200603, Universiteit van Amsterdam, 2006):

Topic Maps was initially primarily designed to meet the requirement of joining smaller maps into a single larger map. […]After merging, only a single map needs to be consulted for navigating. […] What Topic Maps essentially provides is a prescription for separate subject maps, i.e. adding constraints, in order for their merger into a comprehensive subject map to succeed. […] I repeat that Topics Maps, seen from this perspective, is first of all about preventing ambiguity when subject maps are merged.

Dat is inderdaad maximaal haalbare semantische interoperabiliteit voor een systemensysteem. Als wij met stelselmatige systematiek niet … stelselmatiger mikten, zouden zijn aanbevelingen dus beslist hout snijden. Hij loopt echter een paradigma àchter.
Hoewel hij toch wel degelijk enkele diagrammen voor z’n kiezen kreeg, lijkt hij methodisch niet te volgen dat context als “conceptual mechanism” relatief is, waardoor het door-en-door verweven raakt. Voor zover ik het onderzocht, heeft context die betekenis/werking niet in de “considerable body of prior research on the concept” waarnaar hij in het algemeen verwijst, met daarbij vermelding van enkele concrete scholen. Voor hoe metapatroon zich ertoe verhoudt, verwijs ik op mijn beurt èrg graag naar het grondslagenwerk voor transformaties van/naar ERD en objectgerichtheid (OO). Dat gebeurde voor OO onlangs nog eens dunnetjes opnieuw met Merode. Ik bevroedde eerder niet, hoe blij ik ooit met dergelijke analytische vergelijkingen zou zijn!
Hij merkt op, dat “citing and briefly discussing at least some of these many precedents would only strengthen the case.” Van zulke verwijzingen zagen we in onze rapporten opzettelijk juist àf, om zeg maar veranderkundige redenen. Dat neemt niet weg, dat hij voor andere doelgroepen gelijk heeft. Maar, nogmaals, hij had ook even kunnen informeren of er wellicht zulk materiaal beschikbaar is. Afgezien van bedoelde analytische vergelijkingen met ERD en OO in Semantiek op stelselschaal, heb ikzelf nota bene in het Engels van alles en nog wat geschreven over precies wat hij, terecht dus, verlangt. Dat kan ik zó opgeven. De verwijzing naar mijn vergelijking met Topic Maps vermeldde ik trouwens hierboven al.
Hij klinkt zuinig over de rapporten wat betreft “uniqueness or novelty in their identification of context as a central issue in semantics.” Doen wij algemeen gezien die claim? Volgens mij geldt die meer in het bijzonder context als relatief, dus verweven element in de stelselmatige ordening van betekenissen. Als hij context in die … betekenis elders kan aanwijzen, wil ik dat natuurlijk meteen weten. Ik hem ‘m echter zo nog nergens ontdekt.
De beoordeling dat “the documents stop short of developing their arguments in several key directions” acht ik vergaand ongegrond gelet op de richtingen die hij vervolgens daadwerkelijk aangeeft. Met stelselmatige semantiek volgens contextuele verbijzondering zijn wij het paradigma voorbij, nogmaals, volgens welk hij dergelijke gebreken meent te zien. Wat hij bestempelt als het “key semantic issue [of] the irreducibility of semantic variation” is dat inderdaad volgens zijn idee van systemensysteem, maar kan dankzij stelselmatigheid simpelweg verdwijnen (waarbij het verkrijgen van ruimte voor feitelijke toepassingen veranderkundig nogal ingewikkeld is, maar daarover gaat zijn redenering niet).
Wat hij “meta-semantics” noemt, ja, dat is onlosmakelijk belangrijk. Nee, dat viel buiten het bestek van die rapporten. In samenhang adresseer jij daarvan nu de belangrijkste elementen in je eigen artikel Op weg naar een stelselmatige aanpak van authenticatie en autorisatie: een gedachtenexperiment (concept, 8 januari 2010).
Als antwoord op de vraag “how to represent contextual specifications in actual databases or knowledge bases” ontwikkelde Information Dynamics voor eigen rekening en risico allang (proef)programmatuur. Daar zijn ook allerlei prototypes mee gemaakt, zoals Icit. Zeg het maar …
Paul zit op de lijn van aansluiting op bestaande implementatiemiddelen. Prima, doe het maar … Ik geloof niet, dat je langs die weg levensvatbare programmatuur krijgt, maar wie daar tijd en geld voor over heeft, moet het vooral proberen.
Waarom hij opmerkt dat “the source documents also avoid any discussion of how to actually deal with semantic variation” heb ik inmiddels hopelijk voldoende verklaard. Dat “issue” verdwijnt dankzij het stelselmatig paradigma in combinatie met operationaliseerbare contextuele verbijzondering. Als voorwaarde voor “meaningful interoperation” geldt, zoals gezegd, dat contexten niet-overlappend (gemaakt) moeten zijn. Dat moet je vervolgens ook grondig bijhouden, zoals elke infrastructuur.
Met mijn directe(re) reacties op passages vorderde ik tot bovenaan pagina 5 van de 15 pagina’s die zijn verslag telt. Op de verdere 10 pagina’s gaat hij vooral dóór op wat hij als dat “key issue” beschouwt. Maar dat is allemaal niet langer relevant, zodra het ècht stelselmatig mag.
Stel dat je mijn interpretatie van zijn beoordeling reëel vindt. Is het dan de moeite waard om zijn kennis bij te spijkeren? Je zou zijn verslag ook zonder meer kunnen voorleggen. Wat gebeurt er dan? Ik vermoed: weinig tot niets. Mag ik ook een keertje zeggen dat een tekst moeilijk toegankelijk is?

36.33
Doorlezen van jouw bericht lukte me vlot. En, nòg mooier, erop reageren ook! Ik ben natuurlijk erg blij dat ook jij herkent dat hij nu juist met zijn hoofdpunt (“key issue”) de verkeerde weg kiest resp. de weg die wij aanwijzen, zoals jij stelt, "over het hoofd ziet."
Opzoeken hoefde ik die franse term niet, dankzij zijn suggestieve commentaar. Wat hij al niet paraat heeft! In elk geval hebben jij en ik er dus kunsthistorisch toch iets van opgestoken. Want ik neem aan dat Magritte wist waarmee hij bezig was. Intussen maakt dat de figuur extra relevant. Niks vervangen, dus, ajb. Er telt blijkbaar nog een context erbij ... qed.

36.34
Dank je wel voor je uitnodigingsbericht. Ik houd echter graag aan mijn voornemen vast om geen deelnemer te zijn aan allerlei zgn sociale netwerken. Welke wèl, welke niet? Ik besteed nu al (erg) veel tijd aan correspondentie via email; daaraan heb ik genoeg. Mijn vraag, in omgekeerde richting dus, aan jou is waarom je jouw "foto's, video's en evenementen" niet 'gewoon' op een website publiceert. Dan kan ècht iedereen erbij (of je moet dat juist niet willen).

36.35
Zolang we productief langs elkaar heen praten/schrijven, is het natuurlijk prima.

36.36
Enige argwaan is gewettigd. Je moet je afvragen, hoeveel die hoge ambtenaar méént van wat hij schrijft/laat opschrijven. Maar goed, omdat het er stáát, mag ik het allemaal als zodanig aannemen. Dat komt mij prima uit, te weten voor wat ik méén over ontwerp en politiek.
Geeuw, ja, "nog meer oud nieuws" in De nieuwe concurrentie. Maar voorlopig kunnen we zulk nieuws helaas niet vaak genoeg brengen!
Zelf ben ik onverminderd ònbetaald druk in de weer, zowat drukker dan ooit. Zo beoordeelde een Amerikaan enkele van 'onze' rapporten. Nee, hij miste de crux. Dat moet ik dan maar weer aan de opdrachtgever voor die beoordeling proberen te verklaren. Je begrijpt de spanning tussen duidelijk en diplomatiek. In dit geval zit het alweer mee, dat iemand anders op dezelfde tekortkoming in 's mans analyse wees.
Maar goed, ik mik daar dus op vervolg. Dat vind ik in dit stadium de minst slechte gok ..., want het blijft alles weghebben van een kansspel. Dat houdt trouwens in, dat ik onverhoopt uitblijven van betaald werk niet persoonlijk moet nemen. Maar intussen ben ik dan wel failliet ..., dat is alles.

36.37
Hierbij doe ik een beknopte poging jouw “denkmodel […] voor een stelselmatige aanpak van authenticatie en autorisatie” te vergelijken met de “visie [op] authenticatie.”
Het document met bedoelde visie verschaft als referentiekader een inleiding tot de opzet van — het huidige — DigiD. Het betreft DigiD als wèrkende voorziening. Wat moet er netzo praktisch gebeuren, zodra de beheersopgave tevens nauw verwante voorzieningen zoals PKI.Overheid en GMV omvat? Dat vergt inderdaad “een breder perspectief.” Wat als “visie” geafficheerd staat, blijft echter vrijwel tot zulke verbreding … bepèrkt. Onder de noemer van machtiging betrekt de “visie” uiteraard “niet-natuurlijke personen” erbij. Dat bevestigt nog maar eens de noodzaak, zo mogen we het rustig noemen, van samenhang met de zgn eHerkenning voor bedrijven (lees ook: de onzin van een gescheiden voorziening ervoor). Toch bevat de “visie” wel degelijk enkele uitstapjes. Zo passeert de overweging de revue, welke gevolgen opheffing van het authenticiatiemonopolie voor elektronische overheidsdiensten heeft voor DigiD.
Jouw “denkmodel” abstraheert van implementatie. Er valt daarom niet onmiddellijk iets over de mate van conflict/harmonie tussen “denkmodel” en “visie” te beweren. Daarvoor moet eerst het verhoudingsgewijs abstracte “denkmodel” geconcretiseerd, respectievelijk de verhoudingsgewijs concrete “visie” geabstraheerd worden.
Het zou er gauw op kunnen lijken, dat conflict bestaat tussen betekenissen van gemachtigde en vertegenwoordiger. Naar mijn indruk zijn dergelijke verschillen, als ze er al zijn, triviaal en (dus) eenvoudig te harmoniëren/contextualiseren.
Wezenlijker acht ik de feitelijke beperking van de “visie” tot de Nederlandse elektronische overheid, terwijl het “denkmodel” opzettelijk grenzeloos georiënteerd is. Concretisering van het “denkmodel” komt daardoor geheid uit op een federatieve opzet van voorzieningen voor authenticatie enz. Volgens de “visie” is dat nog een … visie, omdat DigiD thans als monopolist een (begrensd) domein bestrijkt.
Wat ik ook in de “visie” nog altijd niet ontdekte, is erkenning van wederkerigheid van authenticatiebehoeften. Voor het vestigen van vertrouwen is dat gebrek natuurlijk geen reële basis. Het verhaal blijft ook daar, dat de dienstaanbieder eenzijdig authenticatie van burger of bedrijf eist. Maar hoe zit het òmgekeerd? Het onvermogen van overheidsinstellingen om juist óók zichzelf als deelnemer aan informatieverkeer te beschouwen, vormt een stok door de wielspaken. Daardoor gaat het nooit ‘rollen.’ In het “denkmodel” staat de oplossingsrichting duidelijk aangegeven, dwz de èxpliciete (zelf)relativering tot verkeersdeelnemer. Daardoor komt in zicht, dat er tot en met de fijnmazigste informatieve interactie sprake is van overeenkomst/contract tussen betrokken deelnemers. De “visie” houdt deelname door overheidsinstellingen echter nog vergaand impliciet, zeg ook maar òngecontextualiseerd.
Zowel de “visie” als het “denkmodel” zijn opbouwende teksten. Ze moeten immers èlk begrepen worden in het licht van een bepaalde opgave. De “visie” voldoet, zolang de opgave nogal beperkt blijft. Het “denkmodel” kent de veronderstelling, dat die beperking spoedig knelt respectievelijk dat eigenlijk allang doet. Op ruime schaal moet inderdaad samenhang voorop staan ipv een oorspronkelijke centrale voorzieningen met allerlei aanvullingen. Het belang van het “denkmodel” staat of valt met opschaling van verkeersbereik. Wie durft eraan te twijfelen?
Samenvattend, het loont om “denkmodel” en “visie” op elkaar af te stemmen, indien redelijke overeenstemming bestaat over de reële opgave. Daarbij kan het “denkmodel” verduidelijken welke beperking de “visie” vooralsnog heeft. Omgekeerd wijst “de visie” erop nogeens op, voor jouzelf ten overvloede, dat het “denkmodel” nog lang geen direct bruikbaar voorschrift voor implementatie geeft.

36.38
Ik vertoef daar door publicatie graag in jullie morele gezelschap. Hopelijk dient de tekst al is het maar een beetje de zaak die m.i. op maatschappelijke schaal één en dezelfde is.
Liefst schrijven we zulke stukjes natuurlijk helemaal niet. Maar ik vrees dat we er nog niet mee klaar zijn.

36.39
Daar maakt hij gewag van domeinen. De stelselmatigheid waarop wij mikken, overstijgt echter principieel zulke (traditionele) domeinen. Als modelleermethode die juist (dankzij expliciete, verweven contextuele verbijzondering) dáárvoor inherent geschikt is, onderscheidt metapatroon zich daarom van wat nog gangbaar is.

36.40
Het betreft alles bijelkaar nogal wat huiswerk over civiele informatiekunde, ontologie resp. metapatroon. Het is voor hem echter allemaal vroeg of laat onvermijdelijk voor reële beoordeling van die rapporten.

36.41
Ik ben geen fan van communicatiebureaus die voorlichtingsmateriaal samen-, laat staan vergaand zelfstandig opstellen. Naar mijn idee krijg je op z'n gunstigst een flauw aftreksel van je oorspronkelijke tekst. Dan moet je het toch vooral weer zèlf doen. Hoeveel geld gaat dat bureau alleen al kosten aan schrijfwerk over iets dat ze toch niet snappen? Als je datzelfde bedrag steekt in een behoorlijke oplage van je inderdaad wat langere tekst, krijg je om een uitgave met minstens goud-op-snee. Je houdt dus geld over. Stel dat je er inderdaad gewoon een verzorgde brochure van wilt maken, vooruit, noem dat gerust óók een fact sheet, dan wil(len) jij (wij) daarvoor natuurlijk best nog wat puntjes op de i zetten resp. aanvullingen leveren. Misschien is het nog een beter idee om in één uitgave zowel de nederlandstalige als de engelstalige versie op te nemen. Dat staat extra interessant en je slaat (minstens) twee vliegen met dezelfde klap.

36.42
Volgens mij tref je juist de plank accuraat. Maar wie weet slaan we 'm allebei mis ... Zijn tragiek, een effect dus niet louter nadelig voor hemzèlf maar voor de samenleving, is volgens mij dat hij het allemaal zèlf verzonnen moet hebben. Dat schiet niet op. In zeker opzicht blijf ik proberen contact te krijgen, zie bijvoorbeeld redelijk recente teksten die ik wijdde aan wat hij publiceerde. Daarop krijg ik echter geen reactie. Geen discussie, dus, althans merk ik er niets van.
Waarop hij stukloopt, is vooral de te ver doorgevoerde bouwmetafoor. Zeg ook maar, een gebouw kan je als teken beschouwen, maar omgekeerd geldt niet ieder teken als een gebouw in de zin die hij er voor zijn informatiekundige theorie aan verleent. Als je passende variëteit wilt benaderen, moet je het rijkste axiomatische stelsel benutten. Dat omvat 'armere' situaties. Andersom dus principieel nooit. Hoe informatie op stelselschaal samenhangend èn ... accuraat valt te modelleren, blijft daarom langs die weg onbereikbaar.
Nou ja, graag of niet. Iedere tel die ik zou besteden om hem mijn werk serieus te laten nemen, versterkt zijn weertand ertegen slechts. Nee, dat vind ik natuurlijk (ook) niet leuk. Maar ik kan beter op mijn tellen passen.

36.43
Nee, van die "presentatie van het advies Vertrouwen op democratie van de Raad voor het openbaar bestuur" wist ik nog niet. Wat een timing overigens, jouw signalering. Gisteren leverde ik ter publicatie op devrijepsych.nl een column in met de titel ... Democratie als patiënt. Zodra die er staat, laat ik het je graag weten. Of kijk anders binnenkort op mijn website, onder columns.
In mijn tekst staat het niet met zoveel woorden, maar de klakkeloze nadruk op participatie is in dit stadium zelfs ontwrichtend. De meeste mensen willen (nog) helemaal niet actief meedoen aan openbaar bestuur. Bovenaan de verlanglijst staat, dat ze niet langer geminacht, misbruikt e.d. willen worden. Faciliteerkunde, dus. Zolang politici en bestuurders hun opgave niet als faciliteren zien, maar als het exploiteren waarop het feitelijk (te) vaak uitdraait, kent de participatie waartoe ze oproepen slechts één verschijningsvorm. Dat is revolutie, waarop ik ècht niet zit te wachten (lees: dat vooruitzicht boezemt me regelrecht angst in). Zo, dat was weer even genoeg cultuurpessimisme. Voor onverbeterlijk optimisme, lees de oproep met Democratie als patiënt!
Hoe uitnodigend, over participatie gesproken, wil BZK overigens zijn? Heb jij ooit de vaste ondertekening gelezen van een emailbericht dat jij van daaruit verstuurt? "Bezoekt u binnenkort een BZK-locatie?" staat daar. Zo ja, "[d]an dient u ..." Waarom staat er niet "Wilt u dan aub ..."? Nota bene, dat is nog afgezien ervan, over faciliteren gesproken, dat die toegangslegitimatie door burgers averechts werkt.

36.44
Overigens zit mijn bijdrage er alweer zo’n beetje op, want ik ben het gewoon eens met hoe zij dat ene zgn sociale medium ziet als onderdeel van jullie ruimer communicatie-instrumentarium. In zo’n kader is daarom ook gauw duidelijk(er) hoe je moet omgaan met eventuele vervanging van één of ander onderdeel. Lees ook: waarop je extra moet letten om je doelgroep niet te benadelen doordat iets nieuws onverhoopt niet blijkt te functioneren. Je kunt ook zeggen dat het goede nieuws is, dat jullie een gewaardeerde communicatiepositie op z’n minst moeten verdedigen. Het enige dat ik nog vóór de tweede koffieronde tijdens ons kennismakingsgesprek deed, was om aan te wijzen dat wat zij neerzette, m.i. allang keurig op een rijtje staat.

36.45
Volgens mij zijn nu juist dergelijke functionarissen aan zet. Ik vind onze positionerende notitie over samenwerking voor onderzoek kort en bondig aangeven waaraan jij en ik zoal denken. Het is natuurlijk altijd maar de vraag, of zij die tekst, hoe kort ook, überhaupt lazen. Maar het lijkt me (dus) allereerst al een aardige controlevraag om te informeren of onze notitie voor hen aanleiding vormt voor opmerkingen. Dat zou wel moeten ... Wij kunnen nòg wel een notitie schrijven, maar dat lijkt me in dit stadium dus moeite voor niets. Ben je het hiermee eens?

36.46
De kernvraag lijkt mij, of je gesprekspartners 'hun' respectievelijke programma's (of wat ze verder doen) vooral als op-zichzelf-staand beschouwen en dus uitvoeren. Of zien ze het 'eigen' resultaat wel degelijk als een onderdeel van een omvattender, zeg maar even, stelsel? Zo ja, wat laten zij dan als dat ruimere verband gelden? Hoe stemmen zij hun bijdrage erop af? Wat zijn de obstakels?
Overigens sluit ik niet uit, dat enkele van die gesprekspartners nota bene zèlf zo'n obstakel vormen. Ik wil ermee zeggen, dat je erop moet rekenen dat je juist dáár moeilijk iemand vindt die geïnspireerd "een korte presentatie" kan geven "om op gang te komen." Wie kijkt (veel) verder dan z'n neus lang is?
Je kunt het ook omgekeerd bekijken. Als jij en ik ervan overtuigd waren, dat jullie programma's allang prachtig op elkaar afgestemd zijn, hadden wij dit 'traject' nooit zinvol geacht. Als zo'n o.i. noodzakelijke impuls van buiten kàn onderzoeksamenwerking met bijvoorbeeld TU Delft dienen. Of dat werkt, willen we dus proberen.
Wie weet, valt daardoor binnen jullie zgn uitvoeringsorganisatie schroom weg. En wie weet blijkt een programmamanager ineens wèl een sterk verhaal over samenhang te hebben. Op die manier zou je het dus ook kunnen benaderen. Je vraagt eenvoudig "Heb jij een sterk verhaal, heel beknopt, over de samenhang waarin jouw programma past?" Wie "Ja" antwoordt, mag het subiet vertellen. Dan gebeurt er altijd iets om opbouwend op voort te borduren.

36.47
Dankzij jouw vervolgversie begin ik op mijn beurt alweer scherper te herkennen, wat ik eventueel kan bijdragen. Als aanknopingspunt neem ik hier even wat jij reconciliation noemt. In filosofische zin hoort er m.i. een problematiseringsslag vóór. Wat jij beschrijft, en daarover hebben we het vaker gehad, betreft au fond gedetermineerde bewerkingen voor explicitering van locale precisie. Ook al klopt mijn interpretatie van je bedoeling niet, laat ajb maar even ... Jij blijft als het ware binnen de modeldimensie. Met die filosofische aanvullingen bedoel ik de veronderstelling van de werkelijkheid waarvan het model een ... model is. Die overgang gebeurt 'vanuit' allerlei motieven. Tot dusver leidt, nogal gesimplificeerd, ik weet het, elk motief tot een apart, bijbehorend model. Maar omdat verschillende motieven ook weer niet helemaal niets met elkaar te maken hebben, vertonen de aldus resulterende modellen vaak vergaande overlappingen. Wat jij zo prachtig, krachtig toelicht is metapatroon als methode voor ontrafeling. Daardoor zijn modelgedeeltes die ooit vanuit het ene motief ontstonden met grotere kans herbruikbaar vanuit een ander motief. Maar een absolute waarborg bestaat nu eenmaal niet. Wat jij opwerpt als reconciliation, vind ik zoiets als een asymptoot. Door contextuele verbijzondering kàn je weliswaar véél dichter in de buurt komen, maar (aan)raken moet een illusie blijven. Want als je dat zou kunnen, dekt het model de werkelijkheid. Dat is de omgekeerde wereld. Ja, ik besef dat menigeen lijdt aan die illusie, respectievelijk hun medemensen eronder laten lijden, maar ikzelf geef voorrang aan andere illusies ...
Eigenlijk betekent elk nieuw motief weer dat je modelmatig op weg moet naar de asymptoot. Naarmate je met contextuele verbijzondering een aardig voorraadje opbouwt, kan je 'm vlotter dichtbij benaderen. Ik zou dat echter — mag het even, voor de discussie? — geen reconciliation willen noemen. Zouden we het zelfs moeten omdraaien? Is elke apart geïdentificeerde contextuele verbijzondering niet veeleer — resultaat van, ik geef het maar een verwante naam — deconciliation?
Zolang we slechts — vooruit, ook een beetje overdreven — complete modellen hebben voor afstemming, leidt het geringste verschil ertussen tot het vòlgende, zoveelste model enzovoort. Er is op die manier/schaal feitelijk géén hergebruik. Wat met contextuele verbijzondering lukt, is een kwalitatieve verandering van de verhouding tussen pre- en postcoördinatie. Met elke contextueel verbijzonderd (knoop)punt vestig je een geprecoördineerd 'element' dat aldus beschikbaar is voor uiteenlopende postcoördinatiebewegingen (lees ook: vanuit allerlei motieven).
Uiteraard kan het voorkomen, dat voor een via postcoördinatie te vervullen informatiebehoefte nog niet de optimale geprecoördineerde elementen, zeg maar, klaar staan. Dat is met bijvoorbeeld een bibliotheekcatalogus niet anders. Vóór 1994 was er nog (bijna) nergens een 'ingang' op Internet. Die moest er dus bijkomen.
Wat mij inspireert aan waarop jij met Agile Semantics mikt, zo begrijp ik je althans tot dusver, is de kortsluiting met diensten à la Soa. Waarover wij het zondermeer eens zijn, is de noodzaak van/kans voor integratie van statische en dynamische benaderingen. Hoe jij dat vanuit 'dienst' ziet, herken ik echter nog niet goed. Daarvan ga ik dus een hoop opsteken.
Voorlopig is mijn eigen idee over (informatie)diensten, dat (aan)vragers ervan volgens een spectrum ingedeeld kunnen worden. Aan het ene uiterste (A) bevinden zich dan aanvragers die (nog) silogewijs (inter)opereren. Zo van, geef mij nu maar àlle (ruwe) informatie. Die houd ik allemaal op eigen voorraad en ga ermee aan de slag wanneer mij dat schikt. Het andere uiterste (Z) wordt gekenmerkt — nogmaals, volgens mijn huidige idee — door aanvragers die informatieverwerking juist zoveel mogelijk uitbesteden. Zij willen slechts geïnformeerd zijn over wat precies relevant is voor een specifieke informatiebehoefte (inclusief specifiek tijdstip).
Van A tot en met Z zijn het allemaal informatiediensten, maar wat er in verschillende gevallen praktisch voor interoperabiliteit nodig is, varieert m.i. dienovereenkomstig. Ik heb de indruk dat we verduidelijking van die variëteit nodig hebben om netzo praktisch te schetsen wat van het ene tot het andere geval karakteristiek is voor informatiediensten inclusief waaraan in semantisch opzicht vrager en antwoorder zèlf moeten voldoen om zo min mogelijk last te hebben van hun afstand tot de asymptoot.

Overigens sluit ik niet uit, dat voldoende geabstraheerd A, Z en alles ertussen wel degelijk hetzelfde 'geval' blijkt te zijn. Sterker nog, jij hebt vermoedelijk je overzicht allang klaar.

36.48
Met mijn tekstalternatief begin ik meteen al ruimer. We moeten eindelijk ophouden om burgers en bedrijven onvermeld te laten als we het hebben over publieke dienstverlening. Door expliciete vermelding van burgers en bedrijven, verkrijgt semantische interoperabiliteit pas reëel bereik.
Nota bene, in de opgegeven voorbeelden gaat het zelfs in geen ènkel geval om informatieuitwisseling tussen overheden onderling, maar steeds met burgers. Die inconsistentie is dus weg door de verruimde aanhef.

36.49
Oeps, dat moet een misverstand zijn. Dat werkte ik uiteraard in de hand met het zinnetje "Er is feitelijk géén hergebruik." De zin ervóór is wezenlijk (voor context ...). Dat zien we toch al met de zgn basisregistraties?! NHR, bijvoorbeeld, doet het nèt weer iets anders dan GBA, enzovoort. Dat is op z'n minst een drempel voor reconciliation. Kortom, ik oefen daar kritiek uit op de huidige praktijk.
Nogmaals, jij koos niet voor niets de insteek volgens diensten. Ditmaal ben ik dan die er tenminste voorlopig nog aan vast zou willen houden. Ik meen dat pogingen tot het slaan van een praktische brug best nog meer opleveren.

Hoe je modelleurs van de huidige generatie al dan niet òm krijgt, kaartte ik in die passages niet aan. Althans, daarvan was en ben ik me niet bewust. Door de veranderlijke werkelijkheid houd je gewoon altijd een gat. Zoals jijzelf benadrukt, daarom heb je een open benadering nodig.

Over wat je schrijft over "dezelfde software-implementatie" kan ik je geen gedegen mening geven. Ik vermoed, ja en nee. Martijn Houtman is niet voor niets, dat hoop ik tenminste, voortdurend aan het sleutelen aan een platform. Ja, daarvoor probeert hij optimaal bestaande componentenbibliotheken te benutten. Nee, blijkbaar moet er hier en daar toch een onsje bij. Dat zit 'm (voorzover ik kan beoordelen) vooral in de reïficatie van de relatie; daarvoor zijn wat extra identificerende eigenschappen nodig. Vergeet verder ajb niet dat volgens metapatroon een rigoreus tijdbeheer geldt. Bijelkaar zit er zoveel potentiële variëteit in het platform/infrastructuur, dat Information Dynamics erg vlot bijvoorbeeld het model van het differentiële werkgeversbegrip (als proefopstelling) aan de praat kan krijgen. Dat zie ik met een andere “software-implementatie” niet zo gauw lukken. Maar wie weet vergis ik me schromelijk en ben al jarenlang voor de gek gehouden.

36.50
Duidelijk voelt hij zich op z'n tenen getrapt. Van iemand die communicatie als vak beschouwt, zijn ze natuurlijk gauw langer.

36.51
Ik krijg het gevoel dat we in herhalingen vervallen. Ik stip toch opnieuw enkele punten aan c.q. reageer op jouw bericht. Verder beschouw ik dit antwoord, met dus èxtra dank voor je voorzet, als prima oefening voor ons a.s. overleg met de amerikaanse beoordelaar. Weliswaar zegt Merode hem niets, maar dat gesprek zal stellig eveneens gaan over paradigma’s, notaties en wat ze met elkaar te maken hebben.
De bestaansafhankelijkheid (engels: existence dependence) à la Merode kent het gehele object als noemer. Metapatroon is gebaseerd op existence interdependence.
Van existence interdependence is existence dependence een grensgeval. Op die grens bevindt het object zich principieel in één situatie, die als zodanig (daarom) impliciet blijft.
Dus, nee, ik volg je conclusie niet dat “[d]eze notie [van bestaansafhankelijkheid, dwz volgens Merode] erg dicht [komt] bij, of […] wellicht synoniem [is] met, contextuele verbijzondering.” Helaas, daarom betwijfel ik of voor “[hen] de betekenis van contextuele verbijzondering weer een stapje duidelijker geworden” is.
Het wereldbeeld ‘achter’ metapatroon is verenigbaar met, dekt compleet het wereldbeeld ‘achter’ Merode als een grensgeval. Omgekeerd is dat (dus) niet zo, tenzij je slechts te maken hebt met monosituationele objecten.
Door de schaal te knijpen, kan je de illusie van monosituationele objecten (blijven) koesteren. Soms is informatievoorziening kleinschalig genoeg. Inderdaad, wat zou je je dan druk maken om (veranderlijk) multisituationele objecten? Je moet je tegenwoordig natuurlijk wel afvragen, of kleinschaligheid van informatievoorziening nog bestaat in de zgn informatiemaatschappij.
Vanmiddag kwam Peter Waters, naar verluidt geïnspireerd door wat steeds maar weer hetzelfde vlak onder de modelhorizon verschijnt, met het idee van een superstructuur. Na wat heen-en-weer met Marijke Abrahamse erbij kwamen we op de aanduiding semantische hoofdstructuur. Wat is daarop in de informatiemaatschappij uiteindelijk niet aangesloten?
De notaties van metapatroon, Merode en noem maar op zijn wèl verenigbaar. Daarover hebben we het eigenlijk al uitputtend gehad. Want het betreft au fond allemaal puntjes verbonden door lijntjes (grafen). Die analytische kant (topologie?) begrijp jij m.i. als de beste.
Voor de doelmatigheid van een notatie moet je echter kijken naar het wereldbeeld dat er ‘achter’ verondersteld is. De notatie van metapatroon is dus afgestemd — wie weet kan het beter, suggesties altijd welkom! — op existence interdependence. Die van Merode, blijkbaar, op existence dependence.
Voor louter existence dependence doet de metapatroonnotatie het stellig niet beter, handiger e.d. dan de Merodenotatie. Waarschijnlijk met zo’n beetje gelijke doelmatigheid, want hoe lastig kan dat grensgeval zijn? Omgekeerd blijken de Merodenotatie, de ERD-notatie, de UML-notatie … voor existence interdependence allemaal òndoelmatiger dan de metapatroonnotatie. Dat hoeft natuurlijk niet te verrassen. Metapatroon is er gericht voor ontworpen.
Ik blijf van mening dat je het vervolg met software-implementatie door onderweg van methode te wisselen te lichtvaardig opvat. Maar goed, als iemand jou ervoor wil betalen om dat uit te zoeken, juich ik dat altijd toe. Mijn ònbetaalde prioriteit heeft het zeker niet; nogmaals, ik geloof er niet in.
Wat ik me kan voorstellen, maar dat verdient ethisch geen schoonheidsprijs, is dat je mensen vooralsnog zoet houdt met de suggestie dat ze wat verderop hun vertrouwde methode weer kunnen oppakken. Intussen, en dat proef ik uit jouw verhaal, maak je “in een vroegere versie” met metapatroon een degelijk informatiemodel op relevante schaal. Dan kan je later nog wel zien, of die voorgespiegelde methodewissel überhaupt lukt, respectievelijk of daaraan nog behoefte bestaat.
Jouw positionering van metapatroon als een familielid bemoeilijkt m.i. een reële vergelijking. Je kunt beter uitgaan van de dekking van variëteit. Dan wordt duidelijk dat metapatroon overkoepelender mogelijkheden biedt. Zoals ik aangaf, objectgerichtheid is er een grensgeval van. Een ander grensgeval is bijvoorbeeld het hiërarchisch informatiemodel, terwijl het zgn netwerkmodel, vooruit, wat ruimer, zoiets als een grenszone bezet.
Strikt qua notatie beschouwd kom je met transformaties redelijk ver (hiërarchie, netwerk), zo niet er helemaal (objecten met associaties; zij het dus met ondoelmatiger resultaat). Maar mijn vergelijkingen betreffen primair achterliggende wereldbeelden.
Wellicht heb ik domweg een slecht geheugen, maar volgens mij gebruik ikzelf de term “onverenigbaar” nagenoeg exclusief om gedragingen/eigenschappen van één en hetzelfde object te karakteriseren. Die kùnnen onverenigbaar lijken. Hun ogenschijnlijke onverenigbaarheid los je (pas) op door contextuele verbijzondering. Voilà, eenduidigheid: verschillen in samenhang. Een criterium voor wat als geldige context doorgaat is o.a. dat erbinnen géén onverenigbaarheid ‘bestaat.’
In jouw bericht associeer je “onverenigbaarheid” echter met andere thema’s.
Het opmerkelijke in onze discussie is dat wij allebei realisme claimen. Zo stel jij o.a.: “Mijn overtuiging is gesterkt dat deze synthetische benadering niet alleen veranderkundig handiger is, maar ook gewoon juist.”
Laten we er geen wedstrijd van maken, wie het hardst roept dat er veranderkundige obstakels zijn. Die zijn er en ze zijn groot. We verschillen nog van mening over wat handig is. Door jouw bericht is mijn afwijkende “overtuiging” niet gewijzigd.
Ik blijf erbij, dat jij voor advies over al dan niet zùlke synthese zèlf in staat moet zijn om à la metapatroon ‘oorspronkelijk’ te modelleren. Dat vind ik dus wezenlijk iets ànders dan transformatie van een bestaand model dat volgens een andere modelleermethode ontstond.
Mag ik even streng zijn?! Voor je oriëntatie heb ik je vaker literatuurverwijzingen opgegeven, waarvan ik echter nooit van je vernam of je de desbetreffende tekst daadwerkelijk grondig bestudeerde. Mijn dringende advies luidt dat je 1. The ontological atom of behavior: toward a logic for information modeling beyond the classics (in: PrimaVera, working paper 2002-5, Amsterdam University, 2002) en 2. Ontology for interdependency: steps to an ecology of information management (in: PrimaVera, working paper 2007-05, Amsterdam University, 2007) leest en hèrleest, totdat je het verschil ziet tussen (object) existence dependency en (behavior) existence interdependency.
De vereiste atomiciteit ‘verkleint’ een volle structuurorde van object-als-geheel naar gedraging-/eigenschap-van-object. Om meerdere, eventueel (ogenschijnlijk) onverenigbare gedragingen uit elkaar te houden is een ‘verschilsorteerder’ nodig: situatie (context). Omdat gedragingen atomair zijn, kan je op het ‘niveau’ van objecten eenduidig spreken van (hun) interdependentie.
Je mag het allemaal onzin vinden, wat daar staat, maar léés het ajb. Als je het qua wereldbeeld liever van een ander wilt horen, lees bijvoorbeeld ook mijn inleiding tot — schitterend! — werk van de filosoof Justus Buchler, 3. Metapattern of natural complexes: enlisting Justus Buchler's metaphysics for informational infrastructure (PrimaVera, working paper 2006-15, Amsterdam University, 2006). Dàn kunnen we tenminste onze herhalingen van welles-nietes kortsluiten.

Zodra jijzelf een informatiemodel op serieuze schaal gemaakt hebt, krijg je volgens mij pas gevoel voor (on)mogelijkheden van een “synthetische benadering.” Dankzij jouw achtergrond tot dusver heb je daarin dan stellig meteen veel méér inzicht dan ik heb!
Op korte termijn concreet wat jouw gesprekpartners over Merode e.d. betreft: Wanneer zij (conceptuele) informatiemodellen hebben opgesteld, wil BFS die natuurlijk weleens bestuderen, lijkt mij.
Ik ben benieuwd wat er gebeurt, als jij ernaar vraagt. Zeg ook maar, bieden zij voor metapatroon daadwerkelijk een opening tijdens “een vroegere fase”? Als zij op jouw vraag niets sturen, geloof jij dan dat zij later wèl opteren voor een “synthetische benadering”? Ik dus niet. Hoe eerder we weten, of verdere moeite zinvol is, des te beter. Daarvoor is dit een realistische casus.
Stel dat wij die opening daar wèl geboden krijgen, dan weet ik natuurlijk niet hoe gauw ik jou gelijk geef …

36.52
Wat jij "stijl" noemt, vind ik een paradigma. Zullen we het daarbij even houden? Maar we moeten we onze discussie niet te snel toepspitsen. Er kan van alles en nog wat verschillen. Langs die weg van erkenning van verschillen kunnen we (veranderlijke) samenhang inclusief overeenkomst optimaliseren. Die openheid acht ik mede karakteristiek voor paradigma/stijl van metapatroon. Dat blijkt echter tegen de instelling van (ook) vele automatiseerders in te druisen. Zij ontlenen schijnzekerheid aan gesloten benadering. (Dat doe ik dan weer met andere onderwerpen ...) Daar moeten we inderdaad een tactiek op verzinnen. Volgens mij valt "tactisch gezien enorme winst" daar niet te behalen. We hebben te maken met a. autoriteitsgevoelige mensen, anders zouden het niet bij hun detacheringbureaus uithouden of b. minder assertieve mensen, die het weliswaar prima (kunnen) begrijpen, maar zich bij hun werkgever niet durven te manifesteren. Daarom moeten we het hebben van de mensen die zij als hun autoriteit beschouwen resp. waarvan zij een veilige werkomgeving behoren te krijgen: opdrachtgevers, dus. Ook lastig, zoals blijkt.
Nogmaals, ik maak graag alle ruimte voor pogingen om automatiseerders direct te beïnvloeden. Als jij ze kunt wijsmaken, dat er eigenlijk verschil bestaat ... zie ik echter niet, mede gelet op de overheersend gesloten/angstige instelling, waarom zij gemotiveerd zouden raken voor veràndering.
Zolang je de gedragsnoemer "object" noemt, vind ik het moeilijk herkenbaar of je daadwerkelijk volgens de "stijl" van contextuele verbijzondering "uitvouwt." In de òpzet van Merode e.d. zit volgens mij wel degelijk het monosituationele gedragskarakter van objecten. Dankzij zgn associaties kàn je met Merode enz. tevens multisituationeel modelleren, mee eens. Maar als je contextueel verbijzonderde knooppunten "object" blijft noemen, is er intussen kwalitatief iets veranderd: ander paradigma/stijl. Dat valt je niet op, zolang je mechanisch een bestaand objectenmodel vertaalt. Maar ga eens een model volgens contextuele verbijzondering ontwerpen. Een situationele objectgedraging is als atoom niet langer een absoluut geldig verschil met andere objectgedragingen, maar tevens door samenhang ermee gekenmerkt.
Volgens metapatroon is elke contextuele verbijzondering, zoals jij het stelt, "in de tijd vervat." Voer jij trouwens ook een correspondentie met Snoeck en Dedene waarin jij ze zulke vragen over metapatroon stelt?
Infrastructuur vind ikzelf (veel) ruimer dan hoofdstructuur. Wilde je het gewoon even kwijt dat "elke suggestie dat deze hoofdstructuur absoluut en onveranderlijk is, van tafel [moet]"? Ja, dat is evident.
Ik ben extra blij met de laatste alinea in je bericht. Zoals ik het zie, vergt het punt stelselmatige semantiek van de Interoperabiliteitsagenda een veranderingsproces. Hebben we al een mijlpaal bereikt? Zo ja, welke? Ik citeer uit een vingeroefening die ik deed voor het fact sheet over semantische interoperabiliteit: “De belangrijkste stap heeft Forum Standaardisatie eigenlijk al gemaakt. Dat betreft principiële erkenning, dat stèlselmatige semantiek een karakteristieke aanpak vergt.” Er is echter méér bereikt. Nog een citaat: “Na theoretische validatie van contextuele verbijzondering ter borging van semantische interoperabiliteit zijn onder auspiciën van Forum Standaardisatie enkele praktijkonderzoeken verricht.” Die resultaten maken in dit stadium een aanbeveling door Forum aan College Standaardisatie mogelijk. Zoals BFS het in een concepttekst stelt: “Het Forum stelt voor deze methode [van contextuele verbijzondering] binnen de e-overheid in te zetten, daar waar overzicht verkregen moet worden en/of samenhang gecreëerd moet worden. [Dat is mogelijk] zonder verstoring van bestaande ontwikkelingen.” Aan College kan Forum voorts melden dat het nog niet klaar is met het agendapunt in kwestie. Wederom een citaat uit eigen werk: “Zoals met elke vernieuwing valt terughoudendheid te verwachten. De vraag is ook normaal, bijvoorbeeld, hoe contextuele verbijzondering zich verhoudt tot modelleermethoden die kleinschaliger mikken. Of, indien u een stelselmatig informatiemodel ontwierp, hoe kunt u met ontwikkeling van informatievoorziening verder?”
Die stijlfiguur "u" klopt natuurlijk niet in een tekst voor het College. Wat ik met zo'n passage probeer te suggereren, is dat er nog allerlei vragen zijn, voor antwoorden waarop Forum het voortouw kan/moet blijven nemen. Daar zitten volgens mij precies de vragen bij, die jij opwerpt. Als dat zo is, geven ze de richting aan waarin we de vòlgende mijlpaal moeten zoeken. Jij "heb[t] daar wel een beeld bij," dat is prachtig. Maar voor serieuze uitwerking moeten we serieus de tijd nemen.
Dus, als jij mij vraagt "Hoe zie jij dat?" dan zie ik de prioriteit voor een operationele Forum-aanbeveling aan College Standaardisatie, vergezeld van een plan op hoofdlijnen voor verdere stappen. Mensen zoals jij en ik kunnen slechts zinvolle bijdragen aan zo'n plan leveren, wanneer we inderdaad al een aardig "beeld" hebben.
Maar of er al dan niet "een compleet Metapattern-eigen traject van model naar werkend(e) syste(e)m(en)" bestaat, daarover maakte ik me nog niet zo druk. Ik maakte me inclusief investeringen tot dusver en nog steeds wèl druk om een, zeg maar, programmatuurplatform om verschillen-in-samenhang à la metapatroon te demonstreren. Juist van dat praktische r&d-resultaat valt uiteraard veel te leren over verhouding tot (andere) "traject"instrumentaria voor operationele informatievoorziening. Ik loop er niet op vooruit. Antwoord op jouw "belangrijke vraag" vergt nogal wat nader onderzoek, want zo simpel is het natuurlijk niet. Evident, toch?

36.53
Een bron van misverstand lijkt mij jouw nadruk op "software-ontwikkelmethodiek," terwijl we met activiteiten volgens het agendapunt stelselmatige semantiek m.i. zover nog niet gevorderd zijn. Ik heb in dàt opzicht niets "verkaveld," probeer evenmin iets "aan een opdrachtgever verkocht [te] krijg[en]" e.d. Ik meen wel, nogmaals, dat jij een te rooskleurig beeld hebt van (verdere) ontwikkeling van modulen die geborgd op stelselschaal moeten werken. Jij hebt een opdracht van BFS waarin volgens mij past dat je een plan mag maken voor verkenning van ontwikkeling op stelselschaal.
Als gevolg van jouw nadruk lijk jij overigens impliciet op ontwikkelaars te mikken. Over professionaliteit gesproken, je slaat professionele ontwerpers/modelleurs over. Daarop leg ik op mijn beurt de nadruk. Wat niet helpt, zachtjes uitgedrukt, is dat ze er nauwelijks meer zijn. Professionals die er niet zijn, kan ik onmogelijk "veel te snel in een hok plaats[en]." Hoe zorgen we ervoor dat we genoeg ontwerpprofessionals krijgen? Opleiding! Dat vind ik pas ècht open. Zonder professionele ontwerpers heb je natuurlijk niets aan welke "software-ontwikkelmethodiek" dan ook. Kortom, alles op z'n tijd.
Om wat jij "een semantische discussie" noemt kort te sluiten, raadde ik je dringend bestudering van enkele artikelen aan. Laat ajb weten of je na bestudering er nog zo over denkt.

36.54
Wat ik niet begrijp, is jouw aarzeling. Jij zegt, dat "de/een basis [...] voor de implementatie van (software)systemen [...] principieel [...] aannemelijk gemaakt/bewezen [lijkt] door Martijn Houtmans implementatie." Zo ja, waarom vind je het dan nog "lastig de waarde van contextuele verbijzondering aan de man te brengen"? Wat kan je daarvoor nog méér wensen dan zulk bewijs dat het werkt?
Ik zou het verwarrend vinden, indien jij enerzijds beseft dat er allang een bewijs van implementatie bestaat, maar het anderzijds ontkent door ernaar vanaf nul op zoek te willen. Voor een aansprekend plan voor verdere stappen lijkt het me prima dat we tevens met ontwikkelaspecten zo concreet aan de slag kunnen.
Voordat ik jouw vraag beantwoord, ben jij verder aan de beurt.

36.55
Die “stap” had jijzèlf gelukkig allang gemaakt. Het zou ook ronduit curieus zijn, als het juist op dit punt anders was. Zie ter illustratie paragraaf C.6, Implementatieconcept, uit ‘jouw’ bijlage C van Semantiek op stelselschaal (p. 43).
Dat jij “altijd gedacht [hebt] dat Metapattern-modellen worden gemaakt om uiteindelijk software-implementaties te realiseren” klopt nog steeds. Jij had dat dus reeds vroegtijdig correct geconstateerd.
Ik herinnerde je er slechts aan, zodat jijzelf je “*denk*wijze [kunt] verrijken met een *handel*wijze.” Daar begint het praktisch.
Het leek erop dat jij voorwaarden stelt om "de waarde van contextuele verbijzondering aan de man te brengen." Daar kan ik inkomen. Wat ik als zulke voorwaarden in jouw aandeel aan onze correspondentie meende te herkennen, wees ik daarom zo duidelijk mogelijk als allemaal vervuld aan.
Maar ik vergiste me; dat zijn ze kennelijk nog niet allemaal. Ik kan je slechts stimuleren ze duidelijk, consistent te formuleren. Wat de bedoeling met “Metapattern-modellen” betreft, heeft dat alvast je belangrijke hèrontdekking ervan opgeleverd. Dat lijkt weliswaar niet erg op te schieten, maar als je tegen een paradigmawissel aanhikt horen allerlei heen-en-weer bewegingen er natuurlijk bij. Kortom, het kàn netzo praktisch niet sneller.
Wederom een bron van misverstand lijkt mij je “wens” om “expliciet te [krijg]en over waar (bij welk(e) doel(en)) [jij] dan wél moet beginnen.” Dat klinkt als een persoonlijke queeste. In relatie tot BFS, waarvan ik onze correspondentie als aspect beschouw, verkeer ik echter in de veronderstelling dat wij “doel(en)” voor Forum Standaardisatie mogen helpen te stellen en, zo mogelijk, tevens helpen bereiken.
Als adviseur heb ook jij daarvoor ideeën. Met mij kan je erover discussiëren, erg graag zelfs. Maar voor afstemming enz. moet je uiteraard bij BFS zijn.
Wat ik je eerder schreef, betrof een suggestie om voor besluitvorming door annex rapportage aan College Standaardisatie onderscheid tussen aanbeveling en plan te maken. Daarmee probeerde ik op mijn beurt juist extra ruimte te helpen scheppen voor accenten die o.a. jij belangrijk acht.
Ik zie die accenten dus soms anders, maar zou het betreuren wanneer jij mijn argumentatie in onze correspondentie opvat als obstructie van jouw punt(en).
Nog maar een keer voor àlle duidelijkheid, als jij Forum Standaardisatie weet de overtuigen van het belang zich met “software-implementatie” te bemoeien, prima!
Daarover heb ik een opvatting, niets meer, niets minder.
Over wat jou “nog niet duidelijk” is: Zijn “er andere-dan-database-implementaties mee te realiseren”?
Nee, principieel niet.
Maar voordat je door dit korte antwoord in een jou vertrouwd vakje onmiddellijk een vinkje zet, of juist niet, wijs ik je erop dat ‘information dynamics’ netzo goed een statische basis kent. Zo liggen (ook) voorschriften voor diensten, orkestratie, autorisatie e.d. uiteraard ergens vàst. Mijn idee is dat je dankzij contextuele verbijzondering tevens die dynamiek stelselmatig samenhangend kunt en dan feitelijk onlosmakelijk moet modelleren. Ik kaartte dat al vaker bij je aan.
Mocht je geïnteresseerd zijn in een opstel dat ik erover schreef, hoef je het me slechts te laten weten.
Als jij wilt, ja, zoek vooral “aansluiting […] bij bestaande […] software-ontwikkelomgevingen.” Wat ik je ook al vaker liet weten, is dat ik allerlei pogingen in die richting ondernam.
Nota bene, ik ben helemaal niet tégen, maar vóór. Daarbij let ik op kans van slagen inclusief zakelijk evenwichtige verhoudingen. Jij doet niet anders, terecht.
Gelet op onze relatie met BFS vind ik dan de relevante vraag, of Forum Standaardisatie zich moet bemoeien met bedoelde ontwikkelomgevingen c.q. eventueel verband ertussen. Mij lijkt het van niet (opvatting), maar als jij dat voor de Forumleden overtuigend weet te beargumenteren, nogmaals, prima (ruimte).
Als je het ermee eens bent kunnen jij en ik onze discussie hierover vooralsnog als — je hebt gelijk dat het “ook wel veel tijd kost” — afgerond beschouwen. Verder zou ik zeggen, leg je daadwerkelijke voorstel voor een gedeelte van het plan tijdig, dus prompt aan BFS voor.
Op je “analogie-vraag” luidt mijn antwoord: nee. Hoe ik dat toelichtte, was voor jou aanleiding om van een “semantische discussie” te spreken. Je sloeg daarmee de spijker op z’n kop! Het is een door-en-door semantisch vraagstuk. Jij wenst ergens vanàf te zijn terwijl ik, zoals jij ze noemt “besproken verschillen” zelfs principieel vind.
Ik stel daarom voor dat wij over dit onderwerp onze discussie eveneens afsluiten. Als je opmerkingen, vragen e.d. hebt nav de literatuur waarnaar ik je verwees, heropen ik ‘m zéér graag.

36.56
Het klopt dat ik hem probeer(de) vast te pinnen op wat hijzelf als zijn logica poneert. Pfff, wat kost dat een tijd!! Maar als hij consequenties ervan steeds ontwijkt, ditmaal met de wel erg flauwe smoes dat hij niet wist waaròm je ook alweer informatiemodellen opstelt, wie speelt dan wie in het "kat-en-muis-spel"?
Goed, het is duidelijk correspondentie van hem en mij even niet eraan bijdraagt dat hij ... duidelijk(er) kan maken wat hij ... bijdraagt. Mag ik je/jullie suggereren om hem ernaar te vragen? Dat helpt zeker. Als je wilt kan je uiteraard verwijzen naar mijn laatste bericht.

36.57
Graag, als je het mij gunt, geef ik je een compliment: 1. Niet alleen maakte je telkens duidelijk zoiets als een Oefenschema-2 niet te zien zitten, maar je toonde je afkerigheid zó diplomatiek dat ik jou op mijn beurt zó serieus nam door er niet aan te beginnen. 2. Je gaf onlangs met je suggestie van “superstructuur” nogeens een wezenlijk zetje.
We laten hèt Oefenschema dus staan, herstel, hangen als het monument dat het is.
Voor de toekomst gooien we het over de boeg van de semantische hoofdstructuur, zou (ook) ik graag zeggen. Voor de ordening gaf Martijn Houtman nòg recenter eveneens een zetje. Voor de proefopstelling (bijna klaar) van pIctugram deed hij een suggestie voor verdere gedragsontleding. Wat Martijn aldus voor personeelsinformatie aangaf, spoort prachtig met het algemenere idee van gecontextualiseerde persoonsidentiteiten dat al achter jouw eigen artikel Op weg naar een stelselmatige aanpak van authenticatie en autorisatie: een gedachtenexperiment zit; zie daarin vooral figuur 2. En nòg ruimer combinerend blijkt samenhang à la personenverband ruimer toepasbaar.
Ik begrijp dat je hieruit niet zo direct wijs kunt worden. Ik wilde je, met behalve compliment ook dank, alvast mijn enthousiasme laten weten.
Wordt vervolgd.

36.58
Vooral van Xamenhang heb ik genoten. Met de vervanging van de s door de x geef je veel mooier, als je me toestaat erop voort te borduren, de kwalitatieve verxandering aan. Als je het Samenhang 2.0 had genoemd, vooruit, 3.0, maak je m.i. tegenwoordig slechts duidelijk geen idee te hebben hoe het zit.
Met mijn door jou geïnspireerde woordspeling wil ik graag onderstrepen, dat jij een passend idioom initieert. Jijzelf wijst die kans al concreet aan met je term "eXpliciteren."
Het doet mij denken aan fopvatting. Het verschil is dat fop- niet verder komt dan kritiek, terwijl -x- opbouwende strekking heeft! Zo blijkt het Nieuw regulerend beginsel niet betekenis, maar betekenix. Dat klopt, nota bene, precies met de leegheid die èlk apàrt knooppunt moet 'hebben' voor vòlle interdependentie.
Overigens ben ik het òneens met de vraagstelling waarmee je Xamenhang besluit. Als er "één probleem" is, vind ik dat beslist niet "Wie gaat het ons uitleggen?" Wij doen allang niet anders.
Als drempel voor inzicht telt volgens mij, dat bijna iedereen gelooft dat "samenhang [...] steeds vaker ver te zoeken [is]." Opnieuw helpt -x- opmerkzaam te maken op dynamiek enz. De strikt atomaire kijk op de werkelijkheid leidt ertoe, dat het ene (lees: eigen) atoom/object zelfvoorzienend gedacht/gevoeld is. Als fopslokkend superatoom geldt uiteraard het narcistisch ego. Samenhang wordt daarvoor helemaal niet vèr gezocht, maar òmgekeerd als integraal onderdeel van het zèlf aangenomen. Wie zo vòl gelooft te zijn van zichzèlf, kortom, zoekt nooit ver, integendeel. Je moet jezèlf leeg genoeg durven veronderstellen voor reële, veranderlijke samenhang, herstel, verxanderlijke xamenhang. Aanduidingen zoals dichtbij, veraf e.d. kunnen door hun (impliciete) waardeoordeel aandacht belemmeren voor de volheid van de leegte (is de leegte van de volheid) via interdependentie.
Ga jij een verxameling aanleggen?

36.59
Vertaling van mijn schema’s in jouw artikel lukte vrij vlot, zij het dat ik er voor de veelgeprezen walking routes even in moest komen voor een geschikt idioom. Hier en daar leest het alsof Sir Humprey zijn vertrouwde zand in de ogen van minister Jim Hacking strooit, ... but it'll do.

36.60
Vlak nadat ik je schreef dat wie nù nog de toevoeging 2.0 gebruikt er helemaal niets van begrijpt, wijs jij me op een artikel getiteld Raadslid 2.0 ... Zie Zelfkritiek voor mijn bewerking.

36.61
Dat publiceerbaar maken voor de website zou je (dus) volgens mijn inmiddels beproefde, door Jan van Til eveneens in praktijk gebrachte, aantekeningmethode kunnen doen. Kijk gewoon nog even na of wat je oorspronkelijk gericht schreef (ook) voor het grote publiek resp. willekeurige lezer geschikt is. Vaak hoef je er daarvoor nauwelijks meer iets aan te veranderen. Doe dat zonodig, klaar.
De volgende stap is natuurlijk, dat je in eerste aanleg voor algemeen publiek schrijft. Zo’n tekst stuur je eventueel (ook) nog, bijzaak dus, gericht aan een min of meer toevallige ontvanger …

36.62
Om het toch maar weer een misverstand te noemen, wellicht moeten we ons beter bewust zijn van elkaars stijl tijdens veranderingsprocessen. Als ik jouw etikettering van modelleerstijlen mag lenen, jij zou primair weleens eens invullend(er) begeleider kunnen zijn, terwijl ik het aanvullend(er) benader. Ik vind jouw voorstel zelfs véél aan kracht winnen door de keuze voor c.q. tegen het ene òf andere "scenario" te vermijden. Waarom zou je er slechts één willen invullen, terwijl ze vooral elkaar ... aanvullen? En dan is het toch zelfs stèrk dat wij qua personele bezetting kennelijk een mooie spreiding van belangstelling, kennis e.d. over het relevante spectrum bieden?! Per saldo gaat het uiteraard om evenwicht tussen aan- en invullen.

36.63
Bedoel je met "basisidentiteiten" (knoop)punten die vergaand zelfstandig beschikbaar zijn als aanknopingspunt voor (verdere) relaties? Zo ja, dan begrijp ik je. Want er zit m.i. zoiets als een achtereenvolgend bestáánsverband tussen die identiteiten. Zeg maar, de èchte basisidentiteit is dan de persoonsidentiteit. Die is nodig om een dupo (duoverband persoon/organisatie) te 'maken.' En vervolgens is zo'n dupo nodig voor functionaris. Of begrijp ik je toch verkeerd?
Kijk ajb wat je consequent acht. Vaak is dat ook precies wat het minste werk vergt, maar niet altijd. Op mijn beurt heb ik pas later tijd om serieus vèrder te denken over die stroomlijning. Je neemt dus een voorsprong!

36.64
Ik begreep dat je de dupo strikt als relatie genomen hebt. Zo heb ik dat (dus) nu in het model getekend. Hoe dan ook, er is een uniek aanknopingspunt. Uit overwegingen van symmetrie zie je er zowel organisatorische registerpersoon als persoonlijke registerorganisatie aan hangen, met allebei als, zeg, kenmerk een eventueel nummer oid. Zoiets als het burgerservicenummer is dan een geval van een kenmerk van organisatorische registerpersoon.
Verder deed ik een poging om je (verder) kortsluitende suggestie te verwerken dat een dupo waarvan org. = x die tot functionaris wordt voor een organisatorische functie waarvan org. = y, daarom vanzelf detachering is. Ja, maar het kan niet zo impliciet blijven (wie weet ook al niet, omdat er nog andere noemers zijn dan detachering voor dergelijke o-verschillen). Dat verschil heb ik nu aangegeven vanuit functionaris. In het geval van een expliciete plaatsing werkt de functionaris onder een arbeidsovereenkomst (dus moet x = y zijn), terwijl er bij een expliciete detachering blijkbaar een detacheringovereenkomst oid is (met x òngelijk aan y). Op deze manier kan één en dezèlfde functionaris ook allebei tegelijk hebben, dus voor een gedeelte in-dienst en voor een ander gedeelte gedetacheerd.
Omdat we nu de dupo hebben, hoeft plaatsing aan de andere kant m.i. niet langer aan werknemer vast te zitten; dat kan meteen aan arbeidsovereenkomst. Vergelijkbaar is detachering de relatie tussen functionaris en detacheringovereenkomst. Er zit volgens mij overigens niets in de weg om met één detacheringovereenkomst gelijktijdig en/of achtereenvolgens meer dan één persoon te detacheren (wat met de vorige modelversie ook al kon, nou ja, doet er niet meer toe).
Ik houd (nog) vast aan overeenkomst in het algemeen met daaraan verbonden persoonlijke en/of organisatorische partijen. Dat heeft dus gevolgen voor àfgeleide vormen van overeenkomst zoals arbeids- en detacheringovereenkomst.

36.65
Intussen mijmer ik door langs het spoor dat jij opende met wat ik vervolgens kortweg dupo noemde. Dypo? Bipo? Hoe zit het bijvoorbeeld met een gedetacheerde medewerker die toegang moet hebben tot het gebouw van de (andere) organisatie? Voor de detachering, zeg maar, zèlf volstaat als functionaris hoe jij dat voorstelde (met vervolgens passende verbijzondering naar detacheringovereenkomst; zie mijn vorige aantekening).
De oplossing is zoals altijd om onderscheid te maken. Dus ook, toegang-tot-gebouw moet lòsstaan van functionaris-zijn. Enzovoort, van complete werkplek tot en met verbruiksmiddelen zoals potlood en vlakgum. Indien de (andere) organisatie over gebouwbeheer gaat, vormt dàt wèl aanleiding voor een dupo ... en zo door naar toegangsmiddel (enzovoort) in kwestie.
Aan de casus is dan weer extra interessant, dat nòg weer een àndere (andere) organisatie het beheer resp. de beveiliging doet van het gebouw waarin de ene (andere) organisatie kantoor houdt. Voor het doel van de toegangsmiddelen is er dus niet (eens) een dupo 'met' de inhurende organisatie nodig, maar met de feitelijke beheerorganisatie. Zo past ook het geval, dat de gedetacheerde medewerker haar/zijn werk doet op kantoor van de detacherende organisatie.

36.66
Sterkte met al die knooppunten die ik verwaarloos, herstel, over het hoofd zie. Daar moeten we trouwens ook maar eens over praten. Is er een manier om alle relevante verwerkingselementen samenhangend te modelleren? Zo ja, biedt een tekening zoals ik die maak daarvoor een bruikbare aanzet? Of moet dat dan anders? Hierbij gaat het me er niet zozeer om, dat ikzelf ze allemaal aangeef. Dat vat ik tòch niet. Mijn idee is meer dat wie-dan-ook daardoor beter gaat snappen resp. kan opnemen, wat er voor wèrkende informatievoorziening à la metapatroon nodig is. Dus praktisch (veel) méér dan wat ik conceptueel nogal abstraherend zoal schets als een informatiemodel.

36.67
Hoe konden we 'm missen? Xemantiek, natuurlijk!. Verder, xstelsel is (te) lastig uitspreekbaar. Stelxel, dan maar ? Dus, stelxelmatige xemantiek. En eigenlijk moet het geen xemantiek zijn, maar praxmatiek.

36.68
Of je het een "andere discussie" noemt of niet, maar blijkbaar behoren jij en ik wel degelijk tot vergelijkbare culturen, zo niet tot één en dezèlfde cultuur. Zoals je weet, woonde ik midden vorig jaar de bijeenkomst bij die zgn in het teken stond van zijn afscheid van organisatie x ... Wat jij als je verdrietige gevoel beschrijft, ervaarde ik tijdens dat eerdere 'afscheid.' Omdat ik daarom sterk vermoedde, dat tijdens zijn "uitvaartplechtigheid" een vergelijkbaar onwezenlijke sfeer zou (moeten) heersen, zag ik ervan af die bij te wonen. Ik blijf hem graag op mijn manier herinneren ...
Tjonge, wat een nieuws! Wanneer jijzelf per saldo gelukkig bent met jullie overgang naar organisatie y, wens ik je er graag geluk mee. Ja, die moeilijkheidsgraad om iets belangrijks "zelfstandig te doen" in de zin dat je er ook buiten je eigen hok wat mee kunt beginnen, ken ik maar al te goed. Je mag natuurlijk ook zeggen, dat jij er al een keer in geslaagd bent met jullie eerdere product!
Tja, ik weet nog steeds niet precies wat het is, maar overheidsopdrachtgevers slagen erin om slechts mensen met ernstige bewustzijnsvernauwing in te schakelen. Dat zal wel iets met fit te maken hebben. Ik elk geval gaan de luiken dan neer. Wie er van buiten nog iets over durft op te merken, krijgt onmiddellijk het op de mens gespeelde verwijt dat z/hij de voortgang ondermijnt. Het is dus onmogelijk om zelfs maar het minste begrip ervoor te wekken, dat ondermijning nota bene zelfs geheid is door op de ingeslagen weg voort te gaan.
Nu gaat het met zo'n karakteristiek vanzelfsprekende module zoals voor authenticatie altijd nog wel lukken, maar dat valt over elektronische overheid meer in het algemeen niet vol te houden. Als troost heb je hier overigens, dat besef ik, helemaal niets aan. Een dicht luik is een dicht luik, punt. Jouw term, helaas toepasselijk: "gedeisd."
Overigens vind ik, als je me toestaat, dat jijzelf al tegenmaatregelen nam om je ergernis redelijk beperkt te krijgen. Mijn voorspelling luidt dat er vroeg of laat, okee, laat, een federatieve opzet voor authenticatie komt. Ik beweer daarmee m.i. allesbehalve iets origineels. Dan komt er dus (wederom) ruimte voor ruimere toepassing van voorzieningen zoals organisatie y ze biedt, resp. kan bieden dankzij wat jullie daar voorlopig in enige luwte (verder) ontwikkelt. Het is dus meer, wat jou positie betreft, lijkt mij, of de leiding van y in staat is tot strategie op wat langere termijn. Vind je dat ik onzin schrijf, of snijdt het enig hout?
In elk geval is Martijn Houtman wat aansluitbaarheid van authenticatiemiddelen op òns platform betreft zover gevorderd, dat hij optimaal orthogonaal kan koppelen. Zeg ook maar dat modulariteit zo tot zijn recht komt.
Op eHerkenning voor bedrijven heb ik eveneens slechts vaag zicht, maar volgens mij scherp genoeg om te 'herkennen' dat de slag gaat aanbreken over verdienmodellen. Daar komen ze voorlopig niet uit.
Wij vinden het allebei interessant en leuk om het contact met jou voort te zetten. Vroeg of laat, daar heb je het weer, hebben we daar zakelijk iets aan omdat we tenminste weten waarop we moeten letten.
Mijn inspanningen richten zich nog onverminderd op verkrijgen van draagvlak voor metapatroon voor wat via Forum Standaardisatie stelselmatige semantiek heet. Dat is een lange weg, maar ik zie (nog) geen kortere. Voorlopig zijn de stapjes vóóruit en dat is al heel wat. Intussen, zoals ik aangaf, blijft Martijn dat platform voor informatievoorziening op basis van verbijzondering naar context en tijd verbeteren. Op dit moment bouwt hij er weer eens een concrete proefopstelling mee (nog altijd op onze eigen rekening en risico, het is niet anders).

36.69
Wat leuk om een bericht van je te krijgen! Mij verloopt het hetzelfde. Dus heb ik zeker aan je gedacht, maar tot mijn schaamte beken ik dat het steeds maar niet tot actie leidde. Dank je wel voor dat artikelafschrift. Ik bekeek 't meteen na ontvangst. Waarop ik in eerste aanleg let, zijn de (al dan niet impliciete) axioma's, zeg maar het paradigma. Van mono-objectief naar "multilevel" is uiteraard al een verbetering, maar multisituationeel is het nog lang niet, laat staan op de verweven manier waarvoor het etiket interdependent toepasselijk is.
Ja, dat is overdrachtelijk gezien inderdaad erg hard zwemmen, overwegend ook nog eens onbetaald. Daarbij ben ik de belangrijkste kostwinner voor het gezin. Of ik ermee vooruit kom? Die stroom is soms zelfs sterker. Over stroom gesproken, de tegenstroom ontkent de werkelijkheid van informatiestromen allang die alom lopen. Via Forum Standaardisatie zit er zowaar schot in; onder de noemer van semantische interoperabiliteit daagt daar erkenning van betekenissenvariëteit en dat voor passende variëteitbeheersing allereerst informatiemodellering volgens zgn contextuele verbijzondering (lees: metapatroon) aangewezen is. Maar goed, Forum adviseert 'slechts' College Standaardisatie, dat bestaat uit hogere ambtenaren van (enkele) overheidsorganisaties uit de diverse lagen (daar heb je ze weer) van openbaar bestuur. Daar zit feitelijk van nature dus een rem op ... interoperabiliteit. Maar goed, adoptie door Forum als oplossingsrichting is al prachtig.
In wetenschappelijke, herstel, academische kring weigert men nog altijd er domweg naar te kijken. Onlangs, bijvoorbeeld, woonde ik weer eens een PrimaVera-seminar bij. En omdat professor M inmiddels (weer) betrokken raakte bij elektronische overheid, wat het ook is, probeerde ik hem opnieuw te prikkelen. Maar binnen een halve seconde begint hij over zichzelf. Dat is bijna komisch, als je dat herhaalt. Dus, ik begon er (weer) over en hij negeerde het compleet.
Je kunt je natuurlijk de vraag stellen, ook weer herstel, ik moet mijzelf natuurlijk de vraag stellen of ik niet netzo autistisch bezig ben. Ik meen dat de aard van wat ik voorstel (facilitering van open interdependentie) die vraag adequaat genoeg beantwoordt.

36.70
Voor nadere duiding van de cyclus context-connections-collaborations (nu tel ik vier c’s) moet je m.i. niet zozeer vanuit metapatroon, maar ruimer opgevat vanuit de semiotische enneade interpreteren.
In de enneade draait de dynamiek om focus.
Als toelichting op “3C” staat allereerst “see the context.” Rara, dat “zien” mag niet buiten het verklarend kader blijven. Dat hoort er netzogoed in! Wàt je langs de veronderstelde werkelijkheidsdimensie ziet resp. doet, is situationeel gedrag (waarvoor het zich gedragende object — tevens — een dienovereenkomstig verbijzonderde identiteit toegedacht krijgt). Nota bene, “adaptability” manifesteert zich als gedrag. Maar ook dat gedrag maakt geen onderdeel uit van “3C” als referentiekader kader, laat staan onlosmakelijk. De “resonans” die jij meent te bespeuren, blijft m.i. (ook) daarom vergezocht, helaas.
Naar mijn idee kan je het beter omdraaien. Welk “modelletje” met armere variëteit resoneert niet als je het vergelijkt met de rijkere variëteit volgens de semiotische enneade? (Ook) aan “3C” ontbreekt dan nogal wat wezenlijks. En daar heb je het weer. Moeten we “3C”proberen (f)op te krikken? Ik houd het erop, dat gewoon een paradigmasprong nodig is, klaar.
Uitgaande van “3C” is jouw uitbreiding met action-meaning tot “3CAM” uiteraard een verbetering. Je geeft echter nog steeds geen structuur aan, zoals de enneade doet. Je mist voorts nog altijd vier elementen voor zo’n negental.
Voor de èchte sprong moet je voor samenhang het wereldbeeld volgens logisch atomisme lòslaten en die volgens interdependentie vàstpakken. Van laatstgenoemd wereldbeeld is de semiotische enneade tegelijk een model.
Wie “3CAM” als “wissiaans” bestempelt, doet de semiotische enneade ernstig tekort.

36.71
Allereerst, door zijn bericht zie ik mijn misverstand in. In de aanduiding die hij gebruikte, dwz “3CAM,” staat de a voor adaptability (dus niet voor action) en de m voor model (dus niet voor meaning). Dat haalde ik door elkaar. Maar ik zie nu ook, dat action volgens hem een noemer moet zijn voor zowel connections als collaborations. Over structuur van referentiekader gesproken, dergelijke vermenging lijkt me geen vooruitgang.
Ik blijf bij de beeldspraak van de sprong. Zoals ik je begrijp, probeer jij met zulke “voorbereiding” de afzetplank geleidelijk dichter bij de noodzakelijke landingplaats te manoeuvreren. Maar dat kàn niet, althans volgens mij is dat heilloos (zoals ik blijf herhalen). Vóóruit, je moet, contraintuïtief voor wie feitelijk naar die plank staart, voor een heuse sprong allereerst een stuk naar àchteren lopen (lees: ontleren). Want voor de netzo noodzakelijke aanloop heb je ruimte nodig.
Die plank “ontdooien” helpt evenmin, integendeel. Om de vereiste, nota bene niet-manipuleerbare afstand te halen, moet je je krachtig kunnen àfzetten. Daarvoor moet je vooral niet aan die plank morrelen, maar dus ‘m gewoon laten liggen, zeg ook maar juist bevriezen. Anders kom je er nooit vanàf.
Met wat ik hierboven in de jij-vorm schrijf, bedoel ik meer in het algemeen een mens, natuurlijk mijzelf inbegrepen.
Zoveel mensen bezigen ineens de term context. Je moet kijken, verzoek tot inschikkelijkheid, wat ze ermee doén.
Terloops illustreert hij (mij) in zijn toelichtende bericht wat er mis kan gaan met zo’n medium als Twitter. Je wekt de schijn om ergens serieus op in te gaan, maar als puntje bij paaltje komt “ga [je] het ‘lekker’ niet uitzoeken.” Van wie verwacht je dat dan wèl? En als je dat van niemand verwacht(te), wat had het dan voor zin om erover te beginnen resp. erop dóór te gaan?
Ipv mij op “3C,” op zijn variant enz. te laten reageren, zou je die 3C-man kunnen vragen wat hij van de semiotische enneade vindt. Nee, dat verwacht ik niet van je, dus laat maar zitten.
Wat is sprong anders dan een metafoor voor de noodzaak van “leren loslaten”? Vind je die niet duidelijk genoeg? Blijkbaar herken je sprong niet meer als zodanig, met het risico dat je zelfs de plank mist.
Mijn indruk is dat jij meent een ander mens te kunnen overtuigen. Maar als het om overtuiging (lees: paradigma) gaat en de mens in kwestie is ouder dan pakweg tien jaar, weet hij slechts zichzèlf te overtuigen. Dat komt er voor verandering van motief enz. op neer, dat je een onontkoombare situatie moet scheppen voor zèlflering. Als je dàt overtuigen noemt, prima. Zeker, er bestaan ook mensen die open staan voor directe argumentatie. De kans dat ze een leidinggevende positie bekleden neemt m.i. echter (sterk) af.
Overigens gedraag ik me ook halsstarrig. Zo blijf ik vooralsnog ervan overtuigd, dat je slechts via een sprong van het ene naar het andere paradigma kunt komen.
Je kunt je trouwens afvragen wat je wilt. Je gelijk of je zin? Hoewel het moeilijk genoeg blijft om een situatie te scheppen waarin iemand ànders jou je zin geeft, is dat verhoudingsgewijs weleens minder moeilijk haalbaar. En wie maar vaak genoeg zijn zin krijgt, lijkt uiteindelijk gelijk te hebben.
Is het daarom veranderkundig gezien eigenlijk nog wel een reële vraag? Je zin krijg je pràktisch pas door een persoonlijke relatie. Kortom, je gelijk kennelijk ook. Beseffen we dat niet allang?
De zin van het gelijk is het gelijk van de zin.

36.72
Wat hij afwijzend over informatieeigendom opmerkt, klinkt helaas (nog) vertrouwd. (Ook) hij redeneert gehoorzaam binnen het bestaande kader van maatschappelijke verhoudingen. Daarvan meent hij het stellig te moeten hebben, dus zit die beperking er logisch nu eenmaal 'in.' Hij werkt niet voor niets voor dat zgn expertisecentrum.
De crux van persoonlijk eigendom van persoonsinformatie is nu nèt om reële verhoudingen evenwichtig(er) te krijgen. Hij zit echter vast en verwart zoals menig vermeend specialist aldus (zijn) middel met (ander) doel.

36.73
De inhoud van verandering is de verandering van inhoud.
Nee, het is je (dus) niet gelukt. Waarom poneer je “scheiding tussen inhoud en motiverend proces”? Het is toch altijd, zie nota bene de “twee basisredenen” die jijzèlf noemt, inclusief “willen”?! Als één van de negen onlosmakelijke elementen telt de semiotische enneade daarom motief. Via focus is een concept, èlk concept, onlosmakelijk gemotiveerd!
Het risico, ja, de enneade is uiteraard óók zo’n model, vind ik dat mensen bang zijn om ervoor uit te komen dat ze het niet begrijpen. Inderdaad, de kleren van de keizer. Indien angst regeert, hebben zij dus niets geléérd. Dan kunnen zij om te beginnen aan zichzelf geen leiding geven, laat staan verantwoordelijke bijdragen leveren aan samenleving.
Uit angst doen ze méé, herstel, doen alsòf. Wie ijdel is, kan zich door gespeelde bewondering bedrieglijk gestreeld voelen. Met faciliteerkunde heeft dat echter niets te maken.
De enneade heeft geen zalving ontvangen. Zolang dàt niet gebeurt, hoeft niemand uit angst zelfs maar te doen alsòf hij eraan meedoet. Negeren volstaat (en streelt door de impliciete bevestiging van de heersende doctrine in één moeite door ijdelheid van de doctrinaire heerser). Dat houdt kans op erkenning minimaal. Voor de enneade komt daar nogeens bij dat subjectief situationisme niet aantrekkelijk klinkt voor wie gezag verwart met gehoorzaamheid.
Een beproefd machtsmiddel is om mensen juist aan te praten dat ze zich in “drijfzand” bevinden. Het dilemma is, dat aldus geconditioneerde mensen hoogstens vèrs drijfzand wensen. Voor zover ik weet, is individuele psychotherapie de enige manier om er structureel iets aan te veranderen. Ik bedoel maar weer, persoonlijke relaties met erkenning van contingentie van dien.
Maar ik ben de laatste die jou ervan ‘wil’ weerhouden het met “3C” te proberen. Ik ben benieuwd naar je ervaring ermee. Is onze correspondentie trouwens al jouw toepassing ervan?

36.74
Ik heb de indruk dat er bij jou andere berichten aankomen dan ik verstuurde. Ik probeer(de) in enneadische termen opbouwend te duiden wat jij beweert. Blijkbaar kan ik dat beter nalaten. Als jij mij vertrouwt, vice versa, zijn wij het grondig met elkaar eens over wat de sleutel tot veranderingen vormt: persoonlijke relaties.

36.75
Ik vind er dus iets van. Terwijl “3C” bij jou blijft resoneren, zoals jij in je laatste bericht nogmaals stelt, zie ik er blijkbaar minder in. Voor mijn reactie (nogmaals, waarom jij mij uitdrukkelijk vroeg) hanteerde ik niet zozeer metapatroon maar ruimer genomen de semiotische enneade als referentiekader. Mijn vergissing was kennelijk, dat mij dat kader onder-ons-geschreven logisch, verhelderend enz. leek. Maar vervolgens begreep ik verdere berichten van jou niet goed. Ik kreeg de indruk dat jij afwijkende veranderkundige opvattingen van jou resp. mij aanwees, terwijl ik ze enneadisch gezien vooral zie stroken.
Inmiddels heb ik, nota bene pas uit jouw laatste bericht, begrepen dat jij die enneadische dynamiek niet hanteert als kader om mijn beweringen te interpreteren. Dan hebben we dus langs elkaar heen geschreven. Ik deed met mijn vorige, korte bericht een poging om dat kort te sluiten. Hierbij herhaal ik die poging. Volgens een gezegde, dat jij ook stellig kent, is er niets zo praktisch als een goede theorie. Voortgezette correspondentie nav jouw oorspronkelijke vraag acht ik dus niet productief, omdat ik geen beroep kan doen op de theorie die m.i. nodig is voor zorgvuldige beantwoording ervan.
Dat komt voortdurend voor, zo’n patstelling, zodat je je er niet over hoeft te verbazen. Ik doe het in elk geval niet.

36.76
Waarop ik je o.a. vind uitkomen, is een krachtig criterium voor vakmanschap. Met nadruk voor kritieke voorzieningen is het niet genoeg/verantwoord, dat ze een beetje kloppen en tegelijk vergaand niet. We moeten meer ons best doen.

36.77
Hartelijk bedankt voor je stormdoos ik ben me d’r eentje: brainstormen in je uppie, die ik zojuist per post bezorg kreeg! Ik beken dat ik nadat je mij 'm toonde er begerig over doorsudderde ... Als geschenk van de maakster zèlf ben ik er extra blij mee, vooral omdat ik dankzij je uitleg weet dat jij het ook allemaal zèlf ... maakte.
Prozaïscher dan zo'n mooie doos heb jij vast allang over een digitale versie gedacht. Bestaat die al?

36.78
Ik beken meteen maar dat ik je beide onderzoeksvoorstellen vooringenomen bekeek. Wat volgens mij als "practical reasons" voor enige beperking geldt, hangt van het vraagpunt af dat je behandelt. Mijn idee is dat je van buiten naar binnen zou kunnen onderzoeken. Daarvoor moet je je eerste vraagpunt zelfs oprekken tot, zeg maar, de informatiemaatschappij. Dankzij zo'n algemeen kader, kan je je volgende vraag toegespitser behandelen, en zo door. Nota bene, jouw oorspronkelijke beginvraag heeft een ànder karakter (daar zou je "worsteling” met je opzet weleens kunnen wortelen). Want met dergelijke casussen toets je (praktisch) pas de (theoretische) uitkomst van wat ik als voorafgaande vragen aanraad.
Allereerst oriënteer je je dus juist breed, maatschappelijk. Literatuur die daarvoor nuttig is, bestaat in overvloed. Ik deed een korte peiling. Een tekst waarop eigenlijk iedereen uitkomt, is inderdaad dat drieluik van Manuel Castells. Dat heet The Information Age: Economy, Society and Culture. De titel van deel 1 luidt The Rise of the Network Society, van deel 2 The Power of Identity en van deel 3 End of Millennium. Een klein boekje zoals Cyberculture Theorists door David Bell bespreekt, voilà, werk van Castells en Haraway. Laatstgenoemde lijkt me overigens wat te postmodern voor jouw doel en je moet natuurlijk op je tijd letten. Een wat dikkere poging tot overzicht is The Information Society door Robert Hassan die, daar hem je 'm weer, werk van Castells behandelt. Verder kan je denken aan Information Space door Max Boisot. Nogal wat variëteit mag je verwachten van Technomanifestos: Visions from the Information Revolutionaries door Adam Brate; hij behandelt spraakmakende theoretici van de laatste decennia. Dat is bijelkaar toch nog een behoorlijk stapeltje. Maar met Castells zit je proefschriftelijk dus nooit fout.
Terwijl jij op voorhand de beperking tot "government" aangeeft, lijkt het mij per saldo (dus) juist eenvoudiger wanneer je pas onderweg die verbijzondering als het ware invoegt. Want dan kan je gericht opmerken, welke afwijkende (archief)voorzieningen er voor overheidsbemoeienis (eventueel) nodig zijn tov de algemene(re) aanzet. Dat gaat reuze meevallen, verwacht ik. Infrastructuur is immers ... infrastructuur.
Als voorbeeld hoe je in de slipstream van een andere auteur je eigen boodschap richting en vaart kunt geven verwijs ik je naar mijn opstel Verkeersbegrip van algemeen belang. Tegelijk heb je hopelijk iets aan de inhoud, waarin ik voor informatieverkeer pleit voor heuse infrastructuur. Daarvan maakt archivering uiteraard een onlosmakelijk aspect uit. Zie voor zo'n visie een ander opstel, Civil information management.

36.79
Nee, ik geloof niet dat zij daar opzettelijk vertragen. Zo gaat het nu eenmaal in solide bureaucratie. Zodra alles tegelijk belangrijk moet zijn, krijgt eigenlijk niets meer aandacht, laat staan voorrang. Als je bedoelt dat er gevaar is dat zulk uitstel leidt tot afstel, deel ik je zorg. Volgens mij kan je er helaas echter niets meer aan doen dan je ... doet. Zeg ook maar dat we niet alles op een kaart moeten zetten. Onder de noemer van "ontbrekende samenhang" zijn er natuurlijk talloze thema's. En tussen die thema's mag overkoepelende samenhang niet ontbreken: semantische hoofdstructuur.
Uitgaande van zo'n hoofdstructuur heb je als het ware een vliegende start met een min of meer afgebakend thema, ... waarvan resultaten zonodig neerslag verkrijgen in aangepaste hoofdstructuur ... enzovoort. Kijk maar hoe we vanaf Suwinet bezig zijn. De hoofdstructuur vertegenwoordigt als het ware de koers voor semantische interoperabiliteit, terwijl je etappes per thema oid aflegt. Zo voorkom je dat een thema, onderwerp, dossier ... voor de zoveelste keer in isolement wordt aangepakt, met belemmering van interoperabiliteit van dien.
In dit verband denk ik ook aan zoiets als een master class metapattern. Deelnemers krijgen o.a. de opdracht hun eigen thema te modelleren. Daarmee breiden we als vanzelf het portfolio met thema's uit ...

36.80
Een man sprak Albert Einstein aan. “Meneer Einstein, u heeft prachtig werk verricht. Dat steun ik graag!”
Einstein wachtte af, wat de man verder zou zeggen. Die sprak inderdaad door. “En nu hoorde ik laatst van 3C. Daarvan vraag ik me af, zo maar een idee, of het strookt met E=mc2? Wat vindt u?”
“Dat kan ik zo gauw niet zeggen,” antwoordde Einstein, “want ik weet niet waarop u met 3C doelt.”
“Wat ik dacht,” ging de man enthousiast verder, “is, als dat inderdaad zo is, zou 3C mensen dan niet kunnen helpen om E=mc2 te begrijpen? Dat bevordert, reuze praktisch, nietwaar, acceptatie van dat prachtige werk van u.”
Nu was het niet de eerste keer dat Einstein op die manier aangesproken werd. Daarom zei hij, “Voordat ik onderzoek naar 3C doe en u antwoord geef, wil ik nagaan of u de strekking van uw vraag aanvaardt.”
De man keek Einstein wat verbaasd aan. “De strekking is toch, dat uw werk meer aanhangers moet krijgen? Daarbij help ik u!”
“Ik bedoel vooralsnog iets ànders. Op uw vraag of ik vind dat 3C met E=mc2 strookt, kan ik u kortweg met ja of nee antwoorden. Maar neemt u daar genoegen mee? Of stelt u mijn toelichting op prijs?”
Ditmaal was het de man, die afwachtte.
“Het ligt in mijn aard,” ging Einstein verder, “mij over zo’n oordeel te verantwoorden.”
“Als u die moeite wilt nemen, dan graag, natuurlijk,” haakte de man aan.
“Weet alstublieft wat u daarmee zegt,” benadrukte Einstein. “Of ik u ja of nee antwoord, moet onderzoek nog uitwijzen. Maar omdat u mij vraagt naar overeenkomst e.d. van 3C met E=mc2, kiest ù feitelijk voor het referentiekader dat toepasselijk is. Dat moét de relativiteitstheorie zijn, punt. Mag ik u vragen, bent u goed met die theorie bekend?”
“Nee,” zei de man beslist, “dat laat ik liever aan u over. Ik vraag het niet voor niets aan u.”
“Maar dan kan ik u geen toelichting geven op de vraag zoals u ‘m mij stelt,” concludeerde Einstein. “U zult erop moeten vertouwen dat mijn oordeel, ja òf nee, verantwoord is.”
Wat Einstein in dit dialoog doet, is zowel zijn gesprekspartner als zichzelf tenminste nog zo serieus mogelijk nemen in wat zich anders onvermijdelijk tot hun communicatiedilemma, verwarring enzovoort ontwikkelt. Dat bedoelde ik eerder met mijn oproep tot kortsluiting van onze discussie. Beter laat dan nooit.
Ik verschafte toelichting die m.i. strak is volgens de semiotische enneade. Daarvan kreeg ik een vertekening terùg, althans volgens diezelfde enneade.
Ik ga niemand proberen te verplichten volgens de enneade te interpreteren. Dat is mijn aard niet en elke poging zou trouwens maar averechts werken.
Maar zodra ik merk dat de enneade om wat voor redenen dan ook onbruikbaar voor toelichting is, zie ik er verder vanaf. Zowel voor jou, als voor mij is verdere moeite dan vruchteloos.
Ik probeer verantwoordelijkheid te nemen voor onze discussie door naar het ontstane dilemma te handelen.
Wat ik aanvankelijk miste, was dat jij met je vraag of 3C wellicht iets metapatronigs heeft, nog helemaal niet een ijzeren consequentie ervan aanvaardde, Die luidt, dat dáárdoor nota bene metapatroon (in dit geval zegt het woord het letterlijk al) en zo door naar de semiotische enneade (subjectief situationisme) het geldige referentiekader voor mijn antwoord plus toelichting vormt. Het is niet anders.
Waarop ik met bovenstaand dialoog mik, is dat welke vraagsteller dan ook beseft dat hij altijd een voorwaarde impliceert. Dat is niet alleen een voorwaarde voor de beoordelaar, maar tegelijk (!) voor zijn èigen zindelijke interpretatie van toelichting.
Einstein was zo wijs om het gevaar in het vroegste stadium te herkennen. Hij zou inderdaad gekke Henkie zijn door zich te onderwerpen aan een impliciete voorwaarde, waaraan de vraagsteller zich vervolgens onttrekt.
Zodra je het dilemma herkent waarvan de kiem in je oorspronkelijke vraag ligt, hoef je er niet langer “flabbergasted” over te zijn.
Op het aanhoudende gevaar af van verwarring, doe ik toch een poging om in jouw voorlaatste bericht aan te wijzen wat ik als vertekeningen van mijn opvatting (concept) zie. Volgens mij stroken onze bedoelingen (motief) wèl prima.
In semiosis draait ‘het’ langs de enneadische dimensie van interpretatie, zeg ook maar cognitie, om focus. Als zodanig verbindt focus motief met concept. Voorzover je van een momènt in semiosis mag spreken, behelst motief voor dàt moment de, zeg maar, irrationele factor, terwijl concept er de rationele factor van vormt.
Er bestaat, althans volgens de enneade, geen irrationaliteit òf rationaliteit. In semiosis volgens enneadisch recept doen ze allebei onlosmakelijk méé.
Als jij “meer gevoelde […] motivatie” onderscheidt van “rationeel begrepen motivatie,” heb je inderdaad mijn eerdere pogingen tot toelichting gelezen “nog steeds […] zonder het werkelijk te snappen.” Volgens de enneade past de associatie van motief met gevoel, maar is “rationeel begrepen motivatie” onzin.
Jij “gun[t …] anderen dezelfde meer gevoelde […] motivatie.” Zoals ik je begrijp, propageer je daarmee een ander soort motivatie dan je mij lijkt toe te schrijven, te weten een “rationeel begrepen motivatie.” De tegenstelling die je aldus tussen onze opvattingen suggereert, vind ik echter schijn. Wij zijn het volkómen met elkaar eens! De enneade bevestigt nota bene jouw voorkeur voor “gevoelde […] motivatie,” want een ander soort motivatie bestaat niet eens.
Kan je je een beetje voorstellen, hoe ik ervan opkijk door jou een opvatting toegeschreven te krijgen, waarvan ik nu net consequent het tegendeel beweer?
Voorts kan de enneade helpen om andere passages te problematiseren. Jij schrijft o.a. dat “mijn ‘willen’ is (dus) op geen manier gekoppeld aan het (werkelijk) inhoudelijk snappen.” Daarover kunnen we van mening blijven verschillen. Maar laten we dan opbouwend herkennen waarin ‘m dat verschil zit. Nogmaals, volgens de enneadische semiosis zijn bewustzijn en het onbewuste, respectievelijk rationaliteit en irrationaliteit niet gecompartimenteerd. Dergelijke verschijnselen vertonen samenhang, zijn door-en-door betrekkelijk. Daarvoor biedt semiosis een productieve maat(voering). Er geldt zelfs dat “inhoudelijk snappen” principieel ònmogelijk is zònder “willen” (lees: motief).
Zo moet je dan ook opvatten, hoe ik de noodzaak van de sprong aangeef. Het lijkt erop dat jij veronderstelt dat ik als motief voor zo’n sprong “inhoudelijke rationaliteit en filosofie van het begrepen nieuwe paradigma” zie. Dat is weer precies òmgekeerd van wat ik volgens de enneade bedoel. Op die manier verwar je m.i. vertrek- met aankomstplaats. Wie vóórafgaand aan de sprong dat allemaal al weet, … hoeft natuurlijk niet meer te springen. Het motief voor een sprong is op het ene moment van semiosis per definitie irrationeel. Er resulteert een concept, dat op zijn beurt dus per definitie … rationeel is.
We zouden het natuurlijk ook geen sprong hoeven te noemen, wanneer het nut van dat resultaat reeds vóór de aanloop en afzet geborgd was. Een sprong is dus avontuur.
Terwijl de enneade dankzij de inherent irrationele factor laat beseffen dat eigenlijk èlke semiosis via motief een avontuur is, lijk jij mij krampachtig vasthouden aan rationaliteit toe te dichten. Zo ja, dan las je inderdaad een ander bericht dan ik je wilde sturen. “[Mijn] redenering” probeerde ik tot precies de òmgekeerde conclusie te leiden dan dat “willen alleen een resultaat van snappen zou kunnen zijn.” Nogmaals, het (rationele) snappen kan slechts resultaat van (irrationeel) willen zijn. Dat is overigens allesbehalve mijn oorspronkelijke idee; zie bijvoorbeeld Schopenhauer. Mijn bijdrage is de synthese van Schopenhauers wereld-als-wil-en–voorstelling met Peirce’s semiotische triade met mijn eigen metapatroon.
Ik merk nog op, dat jouw hoofdindeling van motieven (ergens vandaan resp. ergens naartoe willen) een rationalisering is die m.i. een èchte sprong belemmert. Want daarvoor moet je (juist) ook dàt loslaten. Zolang je dat nalaat, zweef je hoogstens. Dat gaat wat heen en weer, maar vertrekken nòch aankomen wil maar niet lukken.
Inmiddels heb ik er alweer behoorlijk wat uren in gestoken om dit bericht te schrijven. Is het te veel gevraagd, dat jij vergelijkbare tijd besteedt aan bestudering van mijn geschriften over semiosis e.d.?
Jij en ik kunnen het er ook over eens zijn, dat wij vooral karakteristieke accenten zetten. Voor zulke samenwerking hoeven we elkaars referentiekaders minder grondig te begrijpen en kunnen we toelichting over en weer zelfs beter nalaten. Dat geeft Einstein duidelijk aan.

36.81
Dus, hoe 3C "kanarie" resp. "jongetje dat roept dat de keizer geen kleren draagt" helpt om opbouwende veranderingen te bevorderen, ontgaat mij. Sterker nog, ik herken slechts dat 3C (wat overigens ook “inhoud” is) aandacht weleens zou kunnen àfleiden. Maar goed, ontdek het ajb wanneer jij er wèl in gelooft!
Als ik je verder goed begrijp, ben ik trouwens helemaal géén lid van de doelgroep voor dergelijke boodschappen van jou. Zoals ik je al voorstelde, had jij je oorspronkelijke vraag niet aan mij, maar meteen aan de 3C-man moeten richten. Dat strookt met wat je als "missie" beschrijft.
Je weerstand tegen modellen e.d. vind ik in romantisch opzicht herkenbaar, zo niet loffelijk. Maar op die manier krijgen we geen digitale infrastructuur voor informatieverkeer op maatschappelijke schaal aan de praat en houden we die (dynamisch) beheersbaar. Of ik moet me wezenlijk vergissen in de aard van beschikbare hulpmiddelen.
Waarom krijgt (pas) een dode kanarie mijnwerkers in beweging? Omdat ze leerden, dat er dàn iets zodanig mis kan zijn dat ze maar beter het zekere voor het onzekere en dus de benen kunnen nemen. Maar als jij dood neervalt, en precies hetzelfde geldt uiteraard als mij dat overkomt, vat niemand dat als signaal op dat informatieverkeer onevenwichtig geregeld is en dat zij er dus dringend van alles aan moeten verbeteren. Mensen 'volgen' je pas, zodra ze jou daar belangrijk genoeg voor vinden. Zolang je dat niet bent, opnieuw, dat geldt voor ons allebei, moet je iemand zien mee te krijgen naar wie ze wel als zodanig (f)opkijken. Of de 3C-man daarvoor de juiste man op de juiste plaats is, waag ik te betwijfelen. Maar goed, ... vind je dat hij constructief met jouw signaal aan de slag is?
Verschillen, je hebt helemaal gelijk. Je voedt m.i. je "allergie" echter nodeloos met vermeende verschillen. Volgens mij 'zit' je daarvoor minstens zo sterk 'op' inhoud. Prima, maar laten we tegenstellingen ajb niet overdrijven. Dat maakt verschillen gauw contraproductief. (Ook) over principiële betrekkelijkheid van modellen zijn jij en ik het toch van meet af aan eens?! Okee, als je mijn uitgebreide teksten erover niet wenst te lezen, moet je het gewoon van mij willen aannemen dat wij daarover niet hoeven te discussiëren. Dat kennelijk reële verschil maak ik dan maar. Anders schieten we niet op.

36.82
Je geeft m.i. mooi aan hoe interdependentie verloopt volgens teken als oorzaaksoort. Zeg ook maar semiotische chaostheorie.
Voor de a.s. IGD lijkt mij een onderwerp met herkenbaarder praktische "strekking," hoe (bijvoorbeeld) Gasunie kan aansluiten op/profiteren van zgn semantische hoofdstructuur. BFS herkent, dat door verschillende modelleeroefeningen toch steeds dezelfde knooppunten direct onder de horizon gegroepeerd raken. Voilà, aanzet tot semantische hoofdstructuur. Zie ook het oefenschema; wat daar pakweg in eerste, tweede en derde linie allemaal aan de horizon 'hangt,' geeft al een duidelijke indruk van wat zo'n hoofdstructuur behelst. Daar zitten stellig veel van precies dezelfde knooppunten bij, waarop je voor Gasunie enzovoort uitkomt via stelselmatig modelleren. Dan heb je dus iets te pakken dat zich leent voor infrastructuur (in de maatschappelijke zin van het woord).

36.83
Hoe en waar mijn “derde tekstblok” leidt tot … je blokkade, weet ik natuurlijk niet. Wellicht zoek je er wel meer achter dan ik bedoel. Mag ik wat (verder) opwerpen? Ik hoor wel of je het een verduidelijking vindt, of juist bevestiging van onzin.
Met de term focus (lees ook: brandpunt) zinspeel ik op vergelijking met optica. Daarvan weet ik overigens niet zo veel. Maar mijn simpele ‘beeld’ is dat een strikte verhouding inherent is aan — de aanname van — focus. Die bestaat dan tussen letterlijk enerzijds de waarnemer, anderzijds het waargenomene. Met één en dezelfde waarneming kunnen die twee ònmogelijk overlappen. Dat staat focus als het ware niet toe.
‘Wil’ je de waarnemer in het waargenomene veranderen, dan vergt dat een andere focus. Nota bene, bijgevolg verandert de waarnemer méé.
Een andere vergelijking met fysica omvat zwaartepunt. Als je iets met geringste inspanning wilt (laten) bewegen, moet je het zwaartepunt als draaipunt benutten. Ik besef de vergelijking nogal te misbruiken, maar brandpunt (focus) tevens als zwaartepunt vind ik cognitieve dynamiek aardig illustreren. Door verplaatsing van brandpunt annex zwaartepunt beweegt de principiële verhouding van waarnemer tot waargenomene mee, inclusief wat telt als ‘inhoud’ van beide (samenhangende) elementen. Enzovoort, enzovoort … Ik herinner je in dit verband graag aan wat jijzèlf allemaal verspreid schreef over situationele dynamiek.
Kenmerkend voor genoemde verhouding, althans, als we die vergelijking met optica volgen, vind ik dat via focus uitsluitend het waargenomene ‘in’ beeld komt. De waarnemer blijft categorisch ‘buiten’ (zijn eigen) beeld. Gelet op wat hij waarneemt, verbergt focus dus altijd de waarnemer voor zichzèlf. Hij bestaat, zo nemen we maar aan om niet in tegenstrijdigheid te geraken, wel degelijk vóór de focus. Als zodanig vormt hij noodzakelijkerwijs zijn eigen mysterie.
Let op, mysterie als interdependente factor heeft logische waarde.
Je kunt wel proberen om de waarnemer ‘in’ beeld de krijgen. Wat je daardoor echter alsmaar ziet, is steeds iets àchter de focus terwijl pèr waargenomene het mysterie van de waarnemer in kwestie ònlosmakelijk aanhoudt. Het mysterie van de waarnemer is de waarnemer van het mysterie.
Je zou de (semiotische) triade met object-teken-interpretant kunnen beschouwen als een nogal statisch model à la optica. Object is het waargenomene, interpretant de waarnemer en teken functioneert ertussen als, vooruit, focus.
Wat de triade daardoor nog mist, is suggestie van beweeglijkheid.
De truc met de enneade komt neer op dùbbele toepassing van verhouding à la optica. Dat toont de interpretant niet langer als één … blok, maar gedifferentieerd volgens diezèlfde verhouding. Daarin gaf ik focus een àndere positie. De associatie is daarvoor minder met optica, maar veeleer met concentratie, aandacht. Niet langer in waarneming, maar volgens de enneade houdt focus in aandacht de aandachtige en het aangedachte uit elkaar.
Nu is het meer in het bijzonder het bestaan van de aandachtige dat we ‘moeten’ veronderstellen op basis van focus en het aangedachte. Als het aangedachte is de aandachtige gelet op precies diezèlfde aanname ònmogelijk (lees: tegenstrijdig). Vóór een aangedachte (concept) staat op èlk aandachtsmoment dus het mysterie van een onlosmakelijk bijbehorende aandachtige eràchter: motief.
Poging tot ontraadseling houdt verdraaiing van aandacht in. Daardoor is het oorspronkelijke motief niet langer als motief ‘zichtbaar,’ maar als concept … volgens een ànder motief. Het is als een hond die in zijn staart probeert te bijten door rondjes te draaien. Dat helpt niet, maar is kennelijk toch een nuttige oefening voor andere bewegingen. Daarom is dat niet het enige dat een (gezonde) hond doet.
Je ziet dat (ook) de enneade van de veronderstellingen aan elkaar hangt. Als die niet kloppen, stort ‘ie als een kaartenhuis in elkaar. Vooralsnog ken ik echter geen rijker model, dus doe ik het er maar mee.
Als je de triade en de enneade onderling vergelijkt, lokaliseert de enneade het mysterie alweer met (veel) grotere precisie inclusief (meer) dynamiekpotentieel. Daardoor kan het juist productiever werken. Zodra je beseft hoezeer cognitieve/mentale beweeglijkheid ertoe doet, ben je (dus) gemotiveerd te blijven oefenen.
De ontwerpgang van de enneade kan je nalezen in hoofdstukken 2 (helemaal) en 4 (begin en rondom figuur 4.5.2) van Semiosis & Sign Exchange.

36.84
Zoals ik hem begrijp, ervaart hij welk model dan ook als belemmering voor ruimte die gevoel moet hebben. Hij betuigt, zeg ik maar even, eerbied voor mysterie. Laat dat nu precies zijn, wat de enneade kraakhelder onderstreept. Het is ook nooit goed?! Maar omdat hij kennelijk niet wil weten dat wij het dáárover allang grondig eens zijn, houd ik met hem erover op.
Er lijkt mij wezenlijker iets anders aan de hand. Dat zal ik eens proberen te peilen.

36.85
Over gevoel gesproken, het mijne is dat onze correspondentie weliswaar vernuftig is, maar juist iets verborgen houdt. Hebben we het eigenlijk over uitzichtloosheid?
[onderwerp: sprongetje]

36.86
Is het dat je nog het piepkleine stapje moet maken naar het noodzakelijke, zeg maar, mechanisme dat voldoet aan de eis van beweeglijkheid die je zo duidelijk stelt? Ben je nog met requirements bezig? Nee, toch (ook) niet. Je vermeldt tevens contextuele verbijzondering als oplossingsrichting. De enneade is gewoon een ontwerpschets en maakt dat mechanisme hopelijk wat begrijpelijker.

 

36.87
Ik dacht meer aan druk die jij jezelf wellicht oplegt door te propageren wat je niet snapt. Omgekeerd legt dat bij mij ook druk, want dat loopt gauw op antipropaganda uit. Op die manier zijn we allebei slechter af. Dat probeerde ik te peilen, want als dat inderdaad zo is, blijf ik er natuurlijk niet actief aan meedoen. Wat vind je?

36.88
Ik ervaar de spanning als destructief. Mijn energie verspil ik er maar mee. Geduld, ja, maar niet contraproductief. Daarom stap ik uit, overdrachtelijk gesproken, de wedstrijd die ikzelf niet startte, ook nooit wilde en eerder juist harmonieus probeerde te beëindigen. Op deze manier heb ik evenmin zin in een IGD. Voor mijn gevoel is dat een informatiekundig feestje. De lol ben ik echter kwijt.

36.89
Ik heb vervolgens gekeken naar enige documentatie over:
— clever recordkeeping metadata project
— toepassingsprofiel metagegevens rijksoverheid.
Als grondslag voor dat toegangsprofiel keek ik ook naar de algemenere Richtlijn, waar dan weer een (meta)schema in verschijnt (“de vijf entiteiten” in samenhang) uit de school van dat clever recordkeeping …
Mijn indruk is gebaseerd op vooralsnog vluchtige bestudering.
Aan het toepassingsprofiel kan ik eerlijk gezegd inhoudelijk weinig anders ontdekken dan wat Peter (Waters) eerder bereikte met ‘zijn’metadataproject vanuit Overheid.nl. Is het verschil dat het nu geen Dublin Core heet/mag heten?
Aan clever recordkeeping valt mij vooral op dat het onder de noemer van Soa vooral gaat, althans in de documentatie erover, over voorzieningen voor informatieverkeer die helemaal niet specifiek voor recordkeeping metadata zijn. Dat leidt m.i. de aandacht àf, van wat karakteristiek is. Dat is de manier om afwijkende verzamelingen metadata – met zoveel mogelijk behoud van betekenis – te transformeren. De toelichting hoe dat zou moeten functioneren is beslist karig (of ik vond domweg niet de juiste beschrijving). Zoals ik kan nagaan behandelt een broker — de verzoeken om — transformaties van metadata. Daarvoor telt die broker o.a. een registry en een repository. Uitgaande van de aangeboden metadata resulteert zoiets als een crosswalk door registry/repository in metadata waar de beoogde ontvanger geacht wordt wat mee aan te kunnen. Daarvoor zijn mappings van deelverzamelingen beschikbaar in de registry/repository.
Als ik een er gooi naar mag doen hoe (Bureau) Forum Standaardisatie er tegenaan zou kijken, moet de dringende oproep van clever recordkeeping metadata project om vooral nieuwe record-concepten te durven denken nog serieuzer worden genomen dan zij deden. Ik kom op twee hoofdsoorten van records, de traditionele en de reconstrueerbare.
Een reconstrueerbaar record is, het woord bedoelt het al te zeggen, een record dat niet als resultaat persistent hoeft te blijven. Het kan immers als identiek opnieuw worden samengesteld. Daarvoor moet uiteraard aan nogal wat voorwaarden voldaan zijn. In semantische opzicht zijn dat nu precies de voorwaarden die ‘borgbaar’ zijn door stelselmatige verbijzondering volgens context èn tijd. Daaruit volgt dat RRs naadloos òpgaan in de algemene, infrastructurele opzet/inrichting van/voor informatievoorziening annex –verkeer.
Interessante stelling voor je proefschrift?
Dan, zeg maar, blijven traditionele records (TRs) over. Dat zijn er niet alleen nog altijd genoeg, maar worden er eveneens explosief steeds méér. YouTube, noem maar op …
Allereerst moeten we àfzien van ‘eigen’ infrastructuur voor TR metadata. Want door zulke verbijzondering is het onmiddellijk al geen èchte infrastructuur.
Verder bepaalt het record nog altijd, retoriek van herpositionering ten spijt, het referentiekader van clever recordkeeping en toegangsprofiel. Dat zou BFS oprekken tot waarvoor onlangs het etiket semantische hoofdstructuur opkwam. Daar maken die “vijf entiteiten” gewoon onderdeel van uit.
Nota bene, die hoofdstructuur mikt principieel op RRs. Daarvan vormen TRs als het ware het eenvoudigste grensgeval. Dat zit dus wel goed, zodra het voor RRs klopt.
De metagegevens zoals het toepassingsprofiel ze opsomt, hoeven we niet meer … te verzinnen. Daarmee kunnen we inderdaad vlot nagaan of/hoe ze op ruime(re) stelselschaal zouden passen. Naarmate dat beter lukt, volgt navenante opschaling van hun mogelijke werkingssfeer. Zoals wij allang weten kan èn moet DIV integraal bijdragen.
Ik verontschuldig me voor eventuele slordigheden in dit verhaal dat ik enthousiast zonder verdere correctieslagen verstuur. Ik vind het leuk om zo mijn frisse indrukken te geven en ben uiteraard benieuwd of je het in jouw lijn vindt.

36.90
Wellicht kan je hem toch een kort berichtje sturen dat hij "organisational" juist moet lezen als "across organisations and domains." Anders staat hij wel èrg op het verkeerde been. Beetje suf van de vertaler, die dat zo langzamerhand toch geleerd zou moeten hebben. Of is het steeds een andere?

36.91
Zoals jij eerder je beeldspraak introduceerde, vatte ik de vijver als kunstmatig op en wees je mij aan als degene die begon met scheppen. Wat ik probeer te verduidelijken is dat ik geen zin heb om nòg harder te moeten scheppen, omdat iemand anders minstens zo ijverig terùgschept. Dan schep ik liever elders per saldo productiever dóór. Zo ben ik trouwens al vaker verkast. Daar zit dus maar èrg langzaam voortgang in, maar ik verdwijn tenminste niet in een permanent gat waaraan ikzelf met een òpbouwend doel begon.
Ik weet natuurlijk, dat het zeker nota bene zijn bedoeling niet is om het zand, de aarde e.d. netzo hard weer te dumpen. Daar vind ik het echter wel op neerkomen. Maar als ik dat blijkbaar niet uitgelegd krijg, doe ik niemand er een plezier mee in herhaling te vervallen.
Natuurlijk ga ik ernstig te rade, of die interpretatie van strijdigheid mijzelf valt te verwijten. De kiem ervan is het afwijkende referentiekader, zeg ook maar mijn ontwerpschets voor de vijver in kwestie. Ja, verschillen kunnen juist extra productief werken. Maar daarvoor moeten ze stroken, niet strijdig blijven.
Voor een vijver met zo natuurlijk mogelijk ruimte voor gevarieerd leven moet je 'm voldoende verdiepen. Wat de één eventueel als òngerijmd ervaart, verzond de ànder natuurlijk als gerijmd. Dan is het dus de opgave om de achtergrond te proberen te duiden, waartegen de boodschap in kwestie als gerijmd, consistent e.d. verschijnt. Samengevat is dat zowel de kans, als het risico met zgn antipsychiatrie. Als ik aanneem dat hij terugschrikt voor die inhoudelijke verdieping, herken ik wel degelijk een lijn. Punt?
Eigenlijk zeg ik botweg, "Je kunt hoog of laag springen, maar je moet nu eenmaal springen!" Hoe ik hem kan lezen, is dat hij niet wil, kan, durft ,,, te springen. Die mededeling blijft echter verborgen. Op inhoud, stelt hij, hoèft hij ook helemaal niet te springen. En op verandering, althans zo lees ik verder, heeft juist hij de sprong allang gemaakt en spoort hij òmgekeerd mij tot de noodzakelijke sprong aan.
Mijn reactie was en blijft dat zulke scheiding van inhoud en verandering onzin is. Maar het heeft géén zin, dat ik hun verbinding blijf proberen uit te leggen volgens een referentiekader dat daarvoor op voorhand ongeldig verklaard is. Als onneembare drempel voert hij immers die scheiding aan. Voor wie er a priori aan wil vasthouden vormt het kader dat ze in wisselwerking toont, inderdaad ... onzin. Dat is een knoop die niemand kan helpen ontwarren door harder aan touwtjes te trekken.
Wat er gebeurde toen ik daadwerkelijk wat harder trok resp. duwde, was dat hij zich nog sterker op emotionaliteit beriep. Het is allereerst de vraag, met véél dank jouw toegewijd bemiddelende vriendschap, of ik dat eigenlijk wel goed zie. Voorlopig weet ik dus niet beter.
Graag hanteer ik voor opbouwende communicatie veronderstellingen. Zo draagt hij een academische doctorstitel. Ja, bijvoorbeeld ook een voornaamgenoot van hem heeft zo'n titel. Dan vind ik het normaal, niet alleen dat ik verwijzing naar literatuur opgeef die ik relevant acht, maar tevens dat de doctor in kwestie er serieus kennis van neemt, desgewenst erover in discussie treedt enzovoort. Dr. Voornaamgenoot reageert er niet eens op. Dr. Hijzèlf probeert tenministe nog te verklaren waaròm hij bestudering nutteloos acht. Intussen is een voorwaarde die ik hanteer voor redelijke verstandhouding netzogoed ontkend. Zo'n patstelling in een wedstrijd waaraan ik noodgedwongen meedeed, is voor mij een helder signaal eruit te stappen. In besef van betrekkelijkheid is dat dus een positieve uitkomst.
Wie weet helpt zijn proefschrift (mij) de sleutel tot begrip van zijn opstelling te herkennen. Daarin moet hij toch in wetenschappelijk opzicht verder gegaan zijn dan ongedifferentieerd beroep op gevoel. Vlak nadat wij elkaar leerden kennen, verzocht ik hem om een exemplaar maar dat had hij toen niet beschikbaar. Ik ben echter onverminderd benieuwd. Laat dus ajb zien, meld ik hierbij als verzoek tot inschikkelijkheid. Ja, ik heb ontknoping nog lang niet opgegeven.

36.92
Leuke samenloop. Ik verstuurde zojuist een bericht waarin ik o.a. over doctor schrijf. Mijn opmerkingen betreffen dat de dokter waarnaar jij verwijst weleens niet de behandeling biedt die jij veronderstelt. Rara, hoe sluit je dat kort? Daarvoor moet je die dokter zèlf op z'n minst eens laten uitleggen wat z/hij dan wèl doet. In mijn geval vroeg je er weliswaar naar, maar vond mijn antwoord kennelijk niet bevredigend. Is het niet frappant dat jij je met de allerbeste bedoelingen inspant, maar daarvoor niet de waardering lijkt te ontvangen die je meent te verdienen? Dat is zelfs de tragiek van verschillende paradigma's. Dat kan inderdaad even duren.

36.93
Kort en krachtig, ja! Ik ga overigens wel verder dan jij. Er bestaat domweg geen "succeskans" volgens de geschetste opzet. We kunnen dus tevens helpen een debacle te vermijden. Dat moet subiet duidelijk zijn als je kijkt naar het "bedrijfsobjectenmodel" volgens de "domeinoverstijgende ontologie." Dat heeft in de verste verte nog niets van semantische hoofdstructuur. Als je die voor LEAF niet nodig hebt, waarvoor eigenlijk nog wel? Nogmaals, ja!

36.94
In Zeep verzoent treft Jan van Til m.i. precies het noodzakelijke overbruggingskarakter van betekenisordening voor ict-systemen. De verbinding met “machinaal-vast-gedrag” vergt aan één van beide kanten een, in mijn termen, strikt modelmatige basis. Voorzover ik weet is daarvoor thans metapatroon het minst slechte model (lees ook: methode), mits gehanteerd vanuit de filosofie (lees ook: het metamodel) van de semiotische enneade. Want daardoor maak je, opnieuw naar mijn overtuiging dus inclusief wat ik weet over andere modellen/methoden annex filosofieën, nog het minste kapot aan die àndere van beide kanten die Van Til veronderstelt.
Aan een enkel “zinnetje,” hoe inspirerend ook, heb je constructief nog niets. Vrij naar Ockam, die jij ook al aanhaalde, welke elementen zijn nodig en voldoende? Daarbij mogen we hun onlosmakelijke samenhang niet vergeten.
Of jouw “zinnetje” resoneert? Ja! Nogmaals, als je mij dat vraagt, licht ik dat graag toe. En omdat je het mij vraagt, kies ik daarvoor het referentiekader dat mij passend lijkt. Waarop ik je wijs, is dat ik dat doe èn redelijk acht. Laten we niet vervallen in welles-nietes over arrogante houding.
Overigens was je oorspronkelijke vraag of 3C resoneert met metapatroon. Nogmaals, dat vind ik vergezocht. Blijkbaar vind jij het wèl sterk resoneren met jouw “zinnetje,” prima. Maar dat is dus een andere vraag. Als je met Twitter niet tot slechts 140 lettertekens beperkt zou zijn, had je mij dat wellicht ter inleiding van je daadwerkelijke vraag gemeld.
Intussen brengt deze discussie ‘ons’ niets dichterbij een kans om te tonen dat informatievraagstukken op maatschappelijke schaal met een verandering van richting minder slecht, dus alweer iets beter, oplosbaar zijn. Als jij daarvoor reclame wilt maken met “Alle gedrag is geworteld in emotie” ben ik het algemeen beschouwd weliswaar grondig met je eens (zoals herhaaldelijk benadrukt), maar heb als het om metapatroon gaat toch liever dat je tegenover een potentiële opdrachtgever wat specifieker over praktische structuur van informatieverkeer bent. Want jouw aankondiging lijkt me minder wervend om ergens met metapatroon aan de bak te komen. Nu ga ik niet over wat wie dan ook over metapatroon beweert, maar heb gevraagd èn zonodig ongevraagd een mening. Daar moet je kunnen inkomen.
Als jij een methode met beter passende variëteit kent voor informatieverkeer op maatschappelijke schaal moet je je natuurlijk niet op metapatroon fixeren, maar op wat naar jouw overtuiging geschikter is. Ik hoop dat je er in dat geval over publiceert inclusief het model zèlf, zodat elke belangstellende ervan kennis kan nemen. Dat is toch wel een aardige vorm van communicatie, schrijven en lezen, om inzicht te verschaffen in wat vaak zeker aanvankelijk lastige begrippen e.d. zijn. Daar krijg je mij niet zomaar vanaf.
In je proefschrift, zo veronderstel ik, heb je op zo’n manier stellig toch wat wetenschappelijks gedaan rondom de emotionele gedragsbasis. Zoals je er nu over schrijft, sluit ik zelfs niet uit dat je meteen een nieuw idee over wetenschap ontwikkelde. Stuur het me ajb, of een verwijzing naar een elektronisch afschrift, zodat ik je ideeën kan bestuderen. Dan kan ik o.a. zien of jij op 26 ‘letters’ uitkomt, of wie weet zijn het er voor jouw model ook wel 9. Met 1 kan je het daarin onmogelijk gered hebben, maar wellicht heb ik dat mis.
Je lijkt het echter onprettig te vinden, dat ik je proefschrift lees. Als er onverhoopt geen proefschrift bestaat, laat me dat ook weten. Dan vraag ik er niet meer naar. Mocht je je doctortitel (waarvan jij een certificaat op je website weergeeft) verkregen hebben bij de instelling die het dagblad The Observer beschreef in het artikel Get a doctorate in 28 days, dan begrijp ik je ontwijkende opstelling. Voor een schelmenstreek heb ik alleszins waardering, maar een wetenschapsfilosofisch serieuze discussie breng je er niet verder mee.

36.95
Mag ik uit het eerste gedeelte van je toelichting concluderen, toegespitst, dat "recordkeeping metadata" Dublin Core omspant? Daarmee bedoel ik: Kan je met "recordkeeping metadata" alles dat Dublin Core toestaat, maar omgekeerd niet (omdat DC wat beperkter is)? Jij noemt het (immers) een subset.
"Gelezen" is een groot woord, maar mijn eerste indruk van "CRKM" heb ik inderdaad aan het eindrapport ontleend. En ik heb wat andere verwijzingen vervolgd.
De kans is natuurlijk groot dat ik er nog altijd veel te weinig van weet, ... maar het lijkt me (ook) interessant als we met enkele "metadata schema's (tot op element niveau)" zouden kunnen oefenen volgens de insteek van contextuele verbijzondering. Als dat leidt tot een eenduidig stelselmatig informatiemodel (en ik zie niet in waarin dat niet zou lukken), is daarmee de opgave voor "vertalingen (evt. vertaalsoftware)" ineens prima te doen (want je hoéft niet meer te vertalen in traditionele zin).
Op mijn beurt is "nog niet duidelijk" wat jij in dat verband bedoelt met "het stelsel" dat je "moet bewaren." Ik vermoed, gelet op de zin die je erop laat volgen, dat je doelt op de verzameling relevante metadata. Zo ja, dan vind ik het het meestbelovende uitgangspunt om géén onderscheid tussen data en metadata te maken. Dus, zoals je wellicht vruchtbaar TR en RR kunt onderscheiden, geldt voor metadata hetzelfde: TM en RM. Ergens moet natuurlijk de schoenveter liggen waaraan de baron zich (verder) omhoog kan trekken. Nogmaals, dat is waarop contextuele verbijzondering praktisch mikt.
Over wat je in je laatste alinea aankaart kunnen we m.i. gemakkelijk (lang) langs elkaar heen schrijven. Zullen we er eens over praten? Als simplistische voorzet poneer ik twee varianten:
1. Ga van een document (record) uit en faciliteer (tevens) wat er procesmatig mee gebeurt.
2. Ga van een proces uit en faciliteer (tevens) wat documentair gebeurt.
Wanneer ik aldus een valse tegenstelling schep, moet je het maar zeggen.

36.96
Ik stel(de) de vraag "Wat vind jij het verschil/overeenkomst met stelselmatige semantiek?" aan je, om te snappen waarom we er volgens jou naar moeten kijken. Ik neem niet aan, dat je in het wilde weg een verwijzing opstuurt. Is dat omdat de VS groot en machtig zijn? Omdat die benadering inhoudelijk interessant voor ons is? Wie weet heb jij (ook) andere redenen?

36.97
Wanneer ik het woord "ontologies" in meervoud vermeld zie, zoek ik in eerste aanleg naar bevestiging dat stelselmatig daar, neutraal uitgedrukt, anders opgevat is dan zoals wij doen. Want dat kàn eigenlijk niet anders. Dat is natuurlijk precies wat we morgen met de amerikaanse beoordelaar allereerst moeten proberen te verduidelijken, te weten elkaars veronderstellingen.
In zijn reviewtekst maakt hij de zijne (opnieuw) duidelijk, dus dat helpt enorm. Onzerzijds moeten we proberen te bereiken, dat hij zijn begrip van system of systems opschort (filosofisch: bracketing). Want zoals we hem onlangs al suggereerden, onder de noemer van stelsel is de integrerende connotatie sterker dan de autonome tav de samenstellende delen. Dat is bij een system of systems dus andersom, niet alleen voor hem; hij vertegenwoordigt aldus het gangbare begrip.
Als communicatiehobbel zie ik dat hij zich vervolgens moet willen (kunnen) voorstellen dat integrerende semantiek überhaupt mogelijk is op die (alsmaar) ruimere schaal. Volgens mij zit zijn eerste interpretatie van contextuele verbijzondering hem daarvoor nog in de weg. Nota bene, gelet op die interpretatie vind ik hem consequent. En dat hij erop kwam, vind ik logisch. Want wat hij nog miste (en inderdaad niet kon aantreffen in de BFS-rapporten), is dat het niet eenzijdig contextuele verbijzondering is, maar tegelijk contextuele verbinding. Wat hij als "join" propageert, vindt in verbindingen à la metapatroon feitelijk z'n consequentste toepassing. Over join gesproken! Dat lukt onder de voorwaarde, dat eigenschappen annex gedragbeschrijvingen van een object van context tot context géén overlap vertonen. Zònder het complementaire verbindingsmechanisme is die voorwaarde inderdaad onzin. Hij vraagt zich dus terecht af, hoe je dan ooit tot een vergelijk van betekenissen enzovoort kunt komen. Hij blijft zich, zoals we hem kennen, uiterst minzaam uitdrukken. Maar tussen zijn regels door staat volgens mij gewoon dat hij vindt dat we geschift zijn. Zonder die principiële verbindingen van context tot context zouden we dat inderdaad zijn. Maar juist dànkzij dergelijke verbindingen in aanvulling op verbijzonderingen kunnen we op de schaal van een system of systems enzovoort voortaan de semantische verhoudingen laten kantelen van vooral autonome onderdelen naar stelselmatige integratie.

36.98
Ik neem hem graag serieus. Je kunt tegen iemand met wetenschappelijke pretentie toch rustig zeggen, joh, neem voor de lol eens even aan dat de aarde om de zon draait ...

36.99
Je vijveridylle kon werkelijk stromende noodlotkracht niet keren, integendeel. Inmiddels lijkt die kracht wel uitgewoed en opgelost. Ik hoop dat jij je geen zorgen maakt over verloop en bestemmingen.

36.100
Bedankt voor je attente telefoontje, vanochtend. Hij schreef mij vorige week “dotindividual […] pak ik voorlopig verder zelf/alleen op.” Dat bood hem blijkbaar de ruimte om vlot met versie 4 van iDNA Manifest te komen.
Inmiddels heb ik die versie bekeken. Ik herken waarop hij mikt met verdichting tot zes artikelen. Als ik het popularisering mag noemen, heb ik echter de indruk dat die zgn versie 4 daardoor juist minder kans maakt op serieuze aandacht door mensen die daadwerkelijke invloed voor veranderingen kunnen uitoefenen. Dat is natuurlijk geen kwestie van waarheid, maar persoonlijke inschatting. Jouw telefoontje bevestigt ‘als het ware’ dat jij minder begrijpt wat je met versie 4 aanmoet dan met versie 3. Gisteren sprak iemand mij er overigens al op aan dat hij het manifest waarnaar hij in een nota bene beleidsnotitie met instemming (!) verwezen had, niet meer kon vinden. Ik hield het erop, dat hij inderhaast de verkeerde verwijzing gebruikte …
Naar mijn idee zijn in versie 4 allerlei aanknopingspunten voor principiële verkenning verloren gegaan. Zulke verkenning, discussie enzovoort betreft in elk geval mijn idee om een geschrift als manifest te positioneren.
Bedoelde verkenning vanuit gewijzigd beginsel moet eigenlijk nog beginnen. Die noodzakelijke ruimte lijkt artikel 4 (van versie 4) feitelijk af te sluiten door reeds een bepaalde inrichting vóór te schrijven. Daardoor dreigt de discussie niet over beginsel en wat daaraan wezenlijk vastzit te gaan, maar over dàt ene onderdeel van concrete oplossingsrichting (waartegen m.i. inderdaad bezwaar valt te opperen; ikzelf vind het althans ongewenst beperkend). Als dat inderdaad zo uitpakt, is versie 4 helaas geen onderdeel van de oplossing, maar van het probleem. Dat is zou tragisch zijn.
De kracht van versie 3 vind ik o.a. de voorrang voor het ene beginsel plùs suggestieve schets van voorwaarden in termen van rechten en plichten voor evenwichtige verhoudingen. Versie 3 probeert de lezer zo strikt mogelijk bij die principiële les te houden, mèt voldoende herkenbaar houvast. Dat is moeilijk genoeg.
Kortom, ik geloof niet dat die nieuwe tekst als vòlgende manifestversie helpt. De artikelen 1, 2, 3, 5 en 6 vind ik wèl een goede samenvatting. Dat is inderdaad zo’n beetje de kern van versie 3, waaraan dus niets verandert. Ter inleiding, bijvoorbeeld als je er een voordracht over houdt, moet je m.i. dus juist nalaten om het nieuwe artikel 4 te vermelden.
Indien je wilt beschikken over de versie die ik in dit stadium onverminderd vruchtbaar acht voor daadwerkelijke aanknopingspunten voor veranderingen, zie de tekst met beginselen van de open informatierechtsstaat als ondertitel.
Het spijt me van de verwarring. Nogmaals, ik ben je dankbaar voor het initiatief dat je ter verduidelijking nam. Je zou hem kunnen vragen of dotindividual aanspreekpunt blijft, als het zo is dat jij niet met versie 4 maar versie 3 dóórwilt. Indien je dat wel gelooft, of hij antwoordt namens dotindividual ontkennend, kan je ervoor natuurlijk altijd bij mij terecht.

36.101
Toen je gisteren via de website van dotindividual zocht naar iDNA Manifest zoals jij het kent (versie 3), begreep ik niet waarom je het daar niet aantrof. Mede omdat vanochtend iemand anders mij netzo verwonderd opbelde, ging ik op zoek en ontdekte dat mijn oorspronkelijke co-auteur manifestversie 4 publiceerde.
Waarom ik dat niet wist? Vorige week meldde hij: “dotindividual […] pak ik voorlopig verder zelf/alleen op.” Daarmee verklaarde ik mij gauw accoord (gelukkig met de ruimte om mij sterker op metapatroon te concentreren) en hield bijgevolg niet bij wat daar gebeurde.
Ik besef dat verwarring over manifestversies slecht uitkomt, nèt op het moment dat jij een belangrijke verwijzing opnam in jouw artikel. Jij schrijft je waardering letterlijk uit en dan dit …, mijn verontschuldiging voor mijn aandeel in dit verloop van gebeurtenissen. Overigens kom je via die directe verwijzing (zoals ‘ie dus in voetnoot 5 in jouw artikel vermeld staat) nog altijd wèl bij versie 3 uit, maar of dat zo blijft kan ik niet garanderen. Mag ik je desondanks voorstellen om het in je concepttekst zo te houden? Voor een exemplarisch non-paper zoals jij schreef, is dat wellicht niet eens zo gek.
Wie weet vind jij versie 4 een verbetering. Zo ja, dan kan je tzt je verwijzing wijzigen. Zo nee, dan is het de vraag of je met versie 3 eigenlijk nog wel verwijst naar een versie die dotindividual voor geldig houdt. Zullen we het daarover hebben tegen de tijd, dat je je tekst eventueel definitief maakt?
Wat ik ervan vind, blijkt uit de versie die ik volgens onze afspraak ga vertalen om ‘m Jeff te sturen. Dat is versie 3. Want zgn versie 4 vind ik vooral een samenvatting. Dat gaat vanzelfsprekend gepaard aan navenant verlies van reliëf voor principiële aandacht. Voorts staat er nu een passage in (punt 4) waarmee ik het oneens ben.
Versie 3 houd ik op mijn website beschikbaar, maar dat is dus géén dotindividual en het lijkt me voor jouw artikel wat teveel van het goede indien je voor zo’n manifest verwijst naar mijn persoonlijke website. Dat zou aandacht kunnen àfleiden van stelselmatige semantiek, wat toch voorrang verdient als noodzakelijke instrumentatie voor de visie op authenticatie enz. die jij in je artikel etaleert.
Nogmaals mijn excuus voor de verwarring waarop mijn afscheid van dotindividual blijkbaar uitloopt. Ik lever graag mijn bijdrage om die zo gering mogelijk te houden.

36.102
Aan de opdracht aan jullie ligt, zo begrijp ik, de veronderstelling ten grondslag dat jullie metapatroon beheersen. Als dat ècht zo was, grondige beheersing ervan, dus, hoeven we o.a. dit "workshopje" natuurlijk niet meer te houden. Ik vind het echter wel redelijk c.q. normaal dat jullie vooraf literatuur terdege bestuderen (voor verwijzingen, zie eerdere correspondentie) èn als het even kan wat oefenen met modellering.
Wat verdere literatuur betreft, gaat het voor serieuze modellering nu nèt om, zeg maar even, metapatroon zèlf. Ook in het recente gesprek met de amerikaanse beoordelaar werd nogeens duidelijk, dat merkte ik althans, dat in de rapporten waarop jij doelt daarover wezenlijke informatie ontbreekt. Dat is trouwens geen kritiek op onze rapporten, want ze waren nooit als modelleerhandleiding geschreven.
Lees ter voorbereiding op de workshop dus wèl op z'n minst tevens wat de amerikaan als aanvullende literatuur aangeraden kreeg. Zie het bericht met als onderwerp essential reading on contextual specification / metapattern en waarvan jij afschrift ontving. Ik ga ervan uit dat jij dat destijds las enzovoort. Vergis ik me?
Omdat ik alsmaar m.i. relevante literatuurverwijzingen herhaal, krijg ik de indruk dat je er niet naar wilt kijken. Zo ja, wat is je drempel?
Wat die offerte betreft, ik ben geen zgn mantelpartij, dus kwam ik niet eens in aanmerking voor de aanvraag ervoor.

36.103
Ik raak het spoor bijster. Help! Wat hij slechts "gescand" heeft, is juist het opstel (The pattern of metapattern) dat hij extra intensief had moeten bestuderen ..., op z'n laatst anderhalf jaar geleden. Kijk, de amerikaan had uit zichzelf zelfs het boek Metapattern er bijgehaald. Professioneel.
Is het verder de bedoeling dat zijn collega’s op jullie kosten mogen leren, nog afgezien of dat gaat lukken, wat ze volgens de offerteaanvraag toch minstens een beetje onder de knie moeten hebben? Wat gaan zij eigenlijk verderop in het project doen? Waarom doen we niet meteen workshops oid met mensen die een ècht probleem moeten oplossen, zoals ontbrekende samenhang tussen basisregistraties? Daar zouden ze bij kunnen zitten, zo'n beetje zoals één van die collega’s eerdere bijeenkomsten bijwoonde. Dan hoeft hijzelf zelfs die halve dag er niet aan te besteden.
Evenmin begrijp ik waarom hij ook weer in dit verband erop hamert dat "het een plek moet en kan krijgen in het bestaande landschap." Om te beginnen hebben we daarover geen verschil van mening, klaar. Maar als hij die "plek [...] in het bestaande landschap" wil helpen inrichten, prima, moet hij natuurlijk óók terdege kennen wàt hij daarin zo'n betrekkelijke plaats wil geven. Met louter kennis van "het bestaande landschap" kom je er nooit. Waarom vind ik dat zo logisch en blijf ik de indruk houden dat hij dat niet snapt? Mijn poging om de tegenstelling te effenen lijkt die juist te verscherpen.
Nou ja, het lijkt mij verstandig als ik even pauzeer in die correspondentie. Kunnen we begin a.s. week ajb even overleggen over een productieve aanpak (en eventueel of ik gek ben)?

36.104
Met dank voor je leestip neem ik aan dat je doelt op het artikel Taal kent geen wetten in de wetenschapsbijlage van NRC Handelsblad (27 februari 2010, pp. 8-9). In combinatie met het artikel De eenkennige cel (dezelfde bijlage, p. 11) was ik al begonnen om toch maar eens een reactie te schrijven. Want dat van die "eenkennige cel" is m.i. onzin, maar wat de zgn semiotische enneade suggereert is wel degelijk "eenkennige" focus ... en zo door naar de tekendimensie met, zeg maar, "eenkennige" signatuur-in-context. Voilà het ruimere verband. Dus, ja, met jouw associatie ben ik het eens.
Stel dat die semiotische enneade (die de grondslag voor o.a. metapatroon vormt) enig hout snijdt, dan geeft het als model aan welke "universele a priori structuur zit in het menselijk taalgebruik." Taal kent dus wèl (structuur)wetten. Althans, volgens mij kan de driedeling van elk teken in context, signatuur en intext ervoor doorgaan.
Wat het eerstgenoemde artikel prachtig illustreert, is de variëteit van con- met bijbehorende intextualisering rondom signatuur. Daarvoor blijken inderdaad geen algeméén geldige constructies aanwijsbaar, hoogstens wat Wittgenstein in enigszins verwant verband "family resemblances" noemde.
Ook metapatroon biedt slechts één van oneindige mogelijkheden voor tekenvorming. Zijn (hoofd)structuur is alweer beter begrijpelijk in een bepaald milieu. Dat is als principieel kader de ontologie/metafysica van interdependente gedragingen. Daaruit volgt — de eis — dat metapatroon niet alleen contextueel moet laten verbijzonderen, maar nota bene tevens combineren. Daardoor vervalt, heel praktisch, schaal als hindernis voor passende variëteit. Netzo praktisch mikt metapatroon op digitalisering. Dat vergt een strak (genoeg) formalisme. Dankzij recursieve opzet blijft dat formalisme compact, wat (zeer) geschikt is voor verwerking door digitale (hulp)middelen. Daarbij zijn boven- en ondergrens van recursie open, ook een bijdrage aan flexibele schaalbaarheid die tèlt. Want dat maakt het mogelijk om gaandeweg als impliciet herkende context (alsnog) als samenstellend onderdeel van context te expliciteren.
Metapatroon verschilt (dus) nogal van wat we intermenselijke omgangstalen kunnen noemen. Als vertaalmiddel tùssen erkende (omgangs)talen in de Europese Unie lijkt mij een structuur à la metapatroon òngeschikt, laat staan nòg ruimer.
Wat metapatroon zou moeten hèlpen bereiken, volgt m.i. uit de basale veronderstelling die eraan ten grondslag ligt: interdependente werkelijkheid gestructureerd volgens situationele objectgedragingen. Dáárvan staat metapatroon modellering toe met redelijk resultaat, uiteraard voorzover die veronderstelling klopt.
Wat modellering betreft, bestaat er m.i. dus niet primair een vertaalprobleem. Het is een kwestie van wereldbeeld en daarop gebaseerde nadere ideeën van verschijnselen. Daaraan geven sprekers van een bepaalde taal uitdrukking op manieren die karakteristiek zijn voor hun zgn leefwereld, ... die veranderlijk is en waarbij veranderde taal altijd herleidbaar is tot een individueel mens die 'nieuw' taalgedrag vertoonde. Als dat aanslaat ...
Leefwereld, wereldbeeld e.d. passen netzogoed in het recursieve stramien van metapatroon. Daardoor kunnen karakteristieke, pragmatische zienswijzen op z'n minst náást elkaar in een stelselmatig model opgenomen zijn. Vervolgens kan blijken of nadere samenhang bestaat en, zo ja, welke precies. Dat gaat dan volgens allerlei "family resemblances" enzovoort stellig verder dan "dat een taal zijn eigen betekeniscontext met zich meebrengt." Metapatroon faciliteert immers context door-de-schalen-heen.
Hoe dat meertalig uitpakt, moeten we volgens mij in detail nog ontdekken. Tot dusver hebben we modellen van het nederlands naar het engels vertaald. Gemakshalve gold daarbij de aanname dat de nederlandse en engelse culturen/leefwerelden met één en dezèlfde samenhang toekunnen. Het bleef dus simpelweg bij bordjes verhangen. Op die manier kunnen we bij èlk knooppunt in een contextueel semantisch diagram pèr taal een (naam)bordje hangen, klaar. Of?
Door afwijkende eisen die verschillende milieus stellen (even darwinistisch geredeneerd) komt het geheid voor dat betekenissen navenant verschillen. Stel dat het noorse begrip wijn verschilt van het griekse. Dan moeten niet zozeer de noorse en griekse talen gaan meespelen in contextuele verbijzondering, maar de noorse respectievelijk griekse cultuur/leefwereld. In dit versimpelde voorbeeld leidt dat tot — betekenissen van — wijn volgens 1. louter noorse cultuur, 2. louter griekse cultuur en 3. (eventuele) overlapping van noorse en griekse cultuur.
Met erkenning van dergelijke reële verschillen gaat metapatroon (veel) verder dan een opbouwende bijdrage aan "een elegante oplossing [...] voor meertaligheid." Wezenlijk is facilitering van verschillen èn samenhang tussen culturen tot en met individuele burgers. Tegelijk, als het ooit zover komt, blijft metapatroon bepèrkt tot gebruik in digitale (hulp)middelen. Als intermenselijke omgangstaal moeten we het niet propageren, ik begin er althans niet aan.
Maar hebben we het eigenlijk over hetzelfde krantenartikel?

36.105
Om te beginnen, er zat een strikvraag verborgen in mijn vorige bericht. Noorwegen is geen lid van de Europese Unie, wel van de Europese Economische Ruimte. Okee, dat besefte ik ook pas nadat ik je dat bericht stuurde. Verder zakte je voor de ruimdenkendheidtest, omdat je niet dóór het stereotiep van vrouwelijk blond heen keek dat "de eenkennige cel" illustreerde.
Ik ben me er niet van bewust, dat ik metapatroon afwees als het door jou gesuggereerde hulpmiddel bij meertaligheid. Wat ik probeerde, juist ter versterking, was allereerst zgn problematisering van meertaligheid om metapatroon vervolgens realistisch, productief te positioneren. Dat betekent dat, zoals jij het uitdrukt, "[d]e daarin verschijnende meertaligheid moet dus evengoed worden afgebeeld op de formele structuur van digitale platformen" m.i. iets te kort door de bocht is. En "of je taal en cultuur zo orthogonaal zou moeten aanpakken" lijkt mij daarentegen weer te ruim door de bocht (en was dus evenmin wat ik wilde suggereren). Een genuanceerde benadering kan je trouwens al bij Herder (1744-1803) nalezen.
Indien jij accoord gaat met vervanging van "[d]e daarin verschijnende meertaligheid" door "[d]e daarin verschijnende multiculturaliteit," dan klopt volgens mij ook beter wat jij vervolgens opmerkt. Dat heeft nu nogal wat van een pleonasme weg. Ik vind het althans niet verrassend dat in "zo'n meertalige softwaremachine [...] meerdere talen naar voren [komen]."
Mijn voorstel voor een gewijzigde zin luidt: "Mocht [multiculturaliteit tot] semantische structuur van [een] softwaremachine moeten worden gemodelleerd[,] komen daar onvermijdelijk termen in meerdere talen naar voren." Op die manier zeg je iets betekenisvols over de verhouding tussen cultuur en taal. Daarmee ga ik accoord!
Met mijn verwijzing naar Herder wil ik maar zeggen, dat wij hiermee helemaal geen originele ideeën opperen. Wat allang gemeengoed is in allerlei vakgebieden, moeten we eindelijk maar eens operationaliseren voor stelselmatige informatievoorziening met digitale techniek.
Hoe jij bordjes omhangen lijkt op te vatten, doet mij overigens twijfelen of ik eerder duidelijk genoeg erover was, dat die manier niet, herhaal, niet ... genoeg is. Met vertaling volgens louter bordjes omhangen per knooppunt kunnen we een eind komen zolang de betrokken culturen structureel vergaand gelijk zijn. Dat zijn ze dus niet. Ik zou zelfs willen zeggen, per definitie niet, want anders betrof het geen àndere ... cultuur.
Het draait ondermeer erop uit, zoals jijzèlf mooi aangeeft met verrijking van het wijnvoorbeeld, dat aan een bepaald knooppunt wèl een noors naambordje hangt, maar géén grieks ... Dankzij verbinding tussen dergelijke contextuele verbijzonderingen bestaat desondanks stèlselmatig samenhang.
Tot de verschillen die metapatroon uitnodigt te erkennen, behoort óók ònlosmakelijk zulke onvertaalbaarheid. Wat levende talen doorgaans laten zien, is dat voor dit voorbeeld de griekse taal de noorse term assimileert oid zodra die oorspronkelijk strikt noorse wijnvariant relevant raakt voor de griekse leefwereld. Dan hebben we toch (ook) een 'grieks' bordje. Een andere aanpak komt neer op staatsterrorisme. Die verklaart bijvoorbeeld de noorse variant voor ònwettig, bedoeld als (f)opmaat voor uitsterving ... in de verwachting dat zoiets niet-bestaands uiteraard niet gemodelleerd behoeft te worden. Ziedaar opnieuw de omkering van werkelijkheid en (verkeers)regel. Waarom werkt dat toch maar niet?

 

 

Januari – februari 2010, webeditie 2010 © Pieter Wisse