Ook verschenen in: De Vrije Psych, 27 januari 2010.
Pieter Wisse
Hoeveel symptomen zijn er nodig voor besef dat de zgn stelselherziening van
de (gezondheids)zorg ernstig mank gaat? Op 23 januari 2010 meldde NRC Handelsblad (p. 1 en p. 3) dat het Academisch
Ziekenhuis Maastricht “de behandeling van tientallen patiënten geweigerd
[heeft] omdat ze niet in de omgeving van het ziekenhuis wonen.” Wie niet slaagt
voor de “postcodecheck,” kortom, komt er niet in. Gebeurt dat uit èxtra zorg,
bijvoorbeeld om mensen een vermoeiende reis te besparen? Nee, blijkbaar niet.
Het ziekenhuis, nota bene a-ca-de-misch, zou financieel verlies lijden door
dergelijke behandelingen. De weigering is daarom een “bezuinigingsmaatregel.”
Want “[h]et gaat om behandelingen […] die door de verzekering niet
kostendekkend worden vergoed.”
De leiding van het ziekenhuis speelt bedrijfje. Zij meent volgens strikte
winst- en verliesrekeninglogica dat discriminatie toegestaan is. Daar past
netzo misplaatst bij, gegeven dat de verslaggeving door de krant klopt, dat zij
louter spijt betuigt over gebrekkige “communicatie” met de afgewezen patiënten.
Laten we nu eindelijk eens wat intelligenter zijn. Als we ons onmiddellijk
verliezen in verwijten aan de geciteerde ziekenhuischef, vergeten we opnieuw de
structurele aard van de problemen. Het moet allang duidelijk zijn, dat
marktwerking als beginsel voor gezondheidszorg … contraproductief is. Allerlei
locale reparatietjes pakken voorspelbaar averechts uit, omdat nu eenmaal niets
locaal is. Het blijft modderen. Herstel lukt natuurlijk pas ècht stelselmatig.
Het lijkt dat we voor aanpassingen slechts behoeven te rekenen met een
accumulatie van kwantitatieve factoren. We mogen echter kwalitatieve
veranderingen niet onderschatten. Per saldo moeten we daarom eerder vroeger dan
later geloven aan stelselherziening op kwalitatieve grondslag. Slechts langs
die weg ontstaat maatschappelijk draagvlak voor de bepèrkende factor, die (ook)
geld onvermijdelijk is voor zorgvoorzieningen. Wie daarentegen zorg principieel
als onderdeel van zakelijke markt positioneert, ondermijnt daardoor tot en met
wat wèl behoorlijk volgens marktwerking functioneert. Dan werkt zowel de reële
markt, als de zorg niet.
Niemand kan een alternatief uit z’n mouw schudden. Maar naar mijn idee draaien
evenwichtiger verhoudingen respectievelijk draagvlak geheid om solidariteit.
Hoe krijgen we dat operationeel? Vinden we, in dat geval zelfs met dank aan
Maastricht voor het voorbeeld, de “postcodecheck” rechtvaardig? Ligt het
genuanceerd? Zo ja, wanneer wèl, wanneer niet? Voor een huisarts is het
natuurlijk zo gek nog niet om die in de buurt te hebben. Maar verplicht?
Het zou m.i. ook helpen, als duidelijk(er) was waaraan we solidair eigenlijk
meebetalen. Is dat strikt persoonlijke zorg voor iemand (lees dus steeds:
uzèlf), of kent die zorg altijd ook een sterke component van vòlksgezondheid?
En moeten we volksgezondheid dan niet (veel) ruimer opvatten, zeg maar als
voorwaarde voor evenwichtiger verhoudingen in maatschappelijk verkeer? Is
solidariteit gewoon een ànder woord voor beschaving? Hebben we het algemener
beschouwd over (im)materiële infrastructuur?
Gelet op materiële beperkingen, komt de kwalitatieve grondslag (dus)
uiteindelijk neer op zoiets als ethiek van betaalbaarheid? Als het criterium
niet de postcode is, wat weegt dan wèl zodra keuzes nodig zijn? Telt
voorafgaand gedrag? Maar leidt dàt criterium niet tot een politiestaat? Of in
een open samenleving, wie durft verantwoordelijkheid aan zodra èlke behandeling
een aspect van expliciete triage kent? Genoemd Maastrichts ziekenhuis probeerde
zich eraan te onttrekken met een laffe smoes ten koste van patiënten. Op wat de
chef daar ooit onmiddellijk als concrete aanleiding had kunnen, nee, had moeten
aangrijpen om averechtse structuur openlijk ter discussie stellen, reageerde
hij volgens NRC Handelsblad pas na onwelkome
publiciteit met voor “[h]et personeel […] een spreekverbod.” En voorlopig
houden die medewerkers zich er kennelijk ook nog aan. Zorg? Wellicht mogen
patiënten zich zelfs gelukkig prijzen, dat behandeling in dàt ziekenhuis ze
tenminste bespaard gebleven is.
Voor (gezondheids)zorg is en blijft marktwerking als leidend beginsel hoe dan ook
òngeschikt. Het idee is kennelijk, dat een markt zou moeten helpen om
verantwoordelijkheid principieel aan de individuele mens toe te wijzen. Maar
als patiënt is iemand gauw minder toerekeningsvatbaar. Daartegen nemen ‘we’
onszelf via solidariteit in bescherming, respectievelijk gunnen we elkáár
ontplooiingsmogelijkheden tot wederzijds voordeel. Dat vergt dat we onszèlf
allereerst serieus nemen als deelnemers aan één samenleving.
Vanzelf zal dat helaas niet gaan. Zo rapporteerde NRC
Handelsblad op 25 januari 2010 (p. 3) o.a. een bot staaltje
vervolgontkenning. Een redacteur vroeg niet zo maar iemand om commentaar. De
persoon in kwestie is medisch specialist in het gewraakte ziekenhuis en tevens
hoogleraar, omdat het een academisch ziekenhuis is. Voorts, let aub èxtra op,
is hij lid van de Eerste Kamer. Alles bijelkaar is hij, zeg maar even, medisch,
onderwijskundig inclusief onderzoek èn politiek-bestuurlijk aansprakelijk. Dat
schept verwachtingen, waarop de redacteur terecht mikte. Waarom blijft banaliteit
verrassen? Want de man antwoordt: “Ik ga me er niet in mengen. Ik werk in dit
ziekenhuis.”
Over vermijding van inmenging gesproken, is het toeval dat de geciteerde
volksvertegenwoordiger tot dezelfde politieke partij behoort als de huidige
minister van Volksgezondheid? Of is hij ècht alleen maar bezorgd om wat stellig
(nog) zijn best betaalde baantje is? Indien hij links- òf rechtsom model staat
voor de judeo-christelijke cultuur, begrijp ik toch niet zo goed wat daaraan zo
krampachtig valt te verdedigen. Zijn verantwoordelijkheden volgens àlle
functies die hij bekleedt, waarvan die van hoogleraar en volksvertegenwoordiger
nota bene publieke functies zijn, kan hij echter zomaar wegpoetsen zodra hem
dat past.
Nou ja, of het citaat woordelijk klopt, doet er niet toe. Het blijft duidelijk
genoeg, dat ook hij zich probeert te verschuilen. Wat voor inzicht levert dat
op? We wisten al, dat we ziekenhuizen met zulke behandelaars beter kunnen
mijden. Daar komen dus zulke onderwijs- en onderzoekinstellingen bij. En met
zulke volksvertegenwoordigers lijkt het erop, dat we onze complete democratie
moeten ontvluchten.
Maar zoals het alweer tientallen jaren oude liedje zegt, vlùchten kan niet
meer. Daarom, wat doén we eraan?! Het helpt structureel natuurlijk niets, integendeel,
om alsmaar verontwaardigd over incidenten te doen. Hoe kunnen we ze vèrhelpen?
25-26 januari 2010, webeditie 2010 © Pieter Wisse