Waanbesteding

Pieter Wisse

De procedure voor zgn. Europese aanbesteding bedoelt het concurrentieveld te egaliseren; onder het regime van openbaarheid kan elke dienstverlener of producent meedingen. Deze goede bedoeling raakt echter simpel gefrustreerd. Dat valt zelfs extra op in de ict-sector. De praktijk leidt ook daar tot gezapigheid, terwijl overheden alsmaar de verwachting blijven uitspreken hoezeer innovatie met informatie- en communicatietechnologie de economische ontwikkeling opstuwt.

Zo lijkt er rekening te zijn gehouden met de extra moeite die het een bedrijf nu kost een offerte in te dienen. Afhankelijk van de aard van de levering, gelden de regels daarom pas vanaf een bepaalde opdrachtsom. Eronder kan een overheidsinstelling een opdracht onveranderd helemaal volgens eigen voorkeur verstrekken.

Dat klinkt aardig. Dus kleine opdrachten voor de kleine bedrijven en grote opdrachten voor de grote bedrijven. Het is echter de vraag of de opdrachtsom netjes correleert met bedrijfsomvang (lees ook: vermogen tot overhead) van de leverancier. Juist waar economische dynamiek per definitie speelt, dwz. aan het innovatiefront, telt dat helemaal niet zo beslist.

Maar het verloopt nog averechtser. Het zijn niet alleen de leveranciers die met extra werk opgezadeld zijn door de Europese aanbestedingsprocedure. De inkopende partij heeft er ook administratieve lasten bijgekregen. Zij vindt er steeds vaker het volgende op. Weet je wat? De overheidsinstelling besteedt geen aparte dienst- en productleveringen meer aan, maar een positie op de shortlist. Zo doet een groeiend aantal instellingen vervolgens alleen nog maar daadwerkelijke zaken met de luttele firma’s die zich zo’n preferente leveringspositie verwierven. Je zou toch zeggen dat dynamiek op die manier krachtig gedempt wordt.

Het kan nog krommer. Voor hun administratieve gemak zetten de meeste overheidsinkopers de maximale som voor vrije opdrachtverstrekking pakweg tien à twintig keer lager vast dan wat de Europese richtlijn voorschrijft. Met zicht op groter omzetvolume geven leveranciers beslist meer korting. Wat voor kleine bedrijven rest aan potentiële omzet is het schijntje.

Regeringen beweren echter steevast dat het midden- en kleinbedrijf de motor van vernieuwing is. Zelfs die motor heeft brandstof nodig. Het vooruitzicht op enige winst is echter drastisch verminderd. Feitelijk bestaat de overheid niet langer als hun klant.

Intussen blijft ook het protest gedempt tegen de aanbestedingsregels die de economische structuur koersvast van de wal in de sloot drijven. De argumenten zouden dus van bescheiden bedrijven moeten komen. Maar die zijn blijkbaar te angstig om uit de gunst van enerzijds de opdrachtverstrekkende, anderzijds de opdrachtnemende elite te raken.

Hoogstens werkt een kleiner bedrijf bij de gratie van de strijkstok van zo’n exclusieve mantelpartij eens aan een grote(re) overheidsopdracht mee. Wie denkt dat zo enige ruimte voor vernieuwing ontstaat, begrijpt nog niets van het primaire motief van inkopers: vooral geen verrassingen! Wie maakt dus onze overheidsinstellingen duidelijk dat ze onze samenleving duurder, logger enzovoort maken met hun minikartels in de vorm van naïeve raamcontracten? Met zulk opbouwend protest zou de ict-sector eens werkelijk voorop gaan lopen.

 

 

2004, webeditie 2005 © Pieter Wisse.