Pieter Wisse
41.1
De term “affordance” kende ik nog niet. Wat ik bij Wikipedia erover leerde,
geeft me de indruk van een complicerende aanzet. Ja, metainformatie dient o.a.
ter gedragsbepaling van elementen die tot de verzameling behoren die met de
metainformatie in kwestie beschreven is. Je kunt dus zeggen dat affordance een
ander woord voor type is.
Traditioneel heeft type universele strekking, wat doorgaans met een
kleinschalig, apart informatiesysteem geen moeilijkheden oplevert. Op
netwerkschaal vervangt Metapatroon daarom de universele strekking van type door
type-is-context. Als je er een tweet aan wilt wijden, kan die bijv. luiden:
with Metapattern, context-is-type, or, equivalent, context-is-affordance, i.e.
more finely grained typing of behavior. Ik heb geen idee of dat precies klopt,
maar het lijkt me een redelijke reactie. Ik vrees overigens dat je
correspondenten in hun paradigma gevangen zitten. Als je ze de sleutel
toewerpt, vrees ik dat ze ‘m niet herkennen. Maar wie weet …
41.2
Zo’n schets blijft voorlopig over de kop gaan, omdat je steeds beter doorkrijgt
wat er stelselmatig aan het vraagstuk is resp. hoe je op die manier
evenwichtige verhoudingen schetst. Dat vind ik juist interessant … Mijn eerste
indruk is dat je een aanpak koos voor keuze van knooppunten en hoe je ze
verbindt, die wat anders is dan hoe ik het gedaan zou hebben. Allereerst ga ik
dat proberen te begrijpen. Het lijkt er o.a. op dat de variëteit die uit je toelichting
spreekt, nog niet helemaal verwerkt staat in je model. Zo vermeld je
“buitenlandse ondernemingen die in Nederland goederen kopen maar in een ander
land afzetten.” Wanneer dat relevant kàn zijn, moet het model het omvatten.
Juist naar dat aspect/onderwerp heb ik overigens al eens gekeken bij wijze van
voorbeeld voor SBR (ex-NTP). Dergelijke verruiming van het kader heeft dan
gevolgen voor v.a.e.n.w. (van alles en nog wat).
[Door Marcel van Mackelenburgh geplaatst als overleg
op website Essence; (daarom) door mij daar vervolgens bewerkt.]
41.3
Ik herken vooral ònstelselmatige uitgangspunten. Verder komt de geschetste
verhouding van MARIJ met wetgeving op mij merkwaardig over. Dat levert dus op
de relevante schaal niets op, integendeel. Was dat maar een verrassende
beoordeling? Het lijkt echter een zware trein die reeds enige gang heeft,
ondanks het feit dat ‘ie allang ontspoord is. Die houden we onmogelijk tegen.
41.4
Ik bekeek de presentatie die je doorstuurde. Eerlijk gezegd begrijp ik er niets
van. Sterker nog, ik kan me niet voorstellen dat überhaupt iemand, inclusief de
opstellers, daarvan een steekhoudend begrip heeft.
41.5
Om verschillende redenen liet ik daar - vooralsnog? - nadere, rubrieksgewijze
inleidingen achterwege. Eén ervan ¾ wel
degelijk nadat ik enkele pogingen waagde ¾
luidt dat ik, daargelaten of het überhaupt opbouwend kàn, geen verband wil
vàstzetten dat juist via citaten losser moet raken. Om “serendipiteit” nog wat
te bevorderen, heb ik wèl het idee om een voorziening toe te voegen, die
citaten desgevraagd één voor één in willekeurige volgorde toont. Maar goed, ook
dat is weer nogal wat werk.
Overigens overweeg ik nog altijd wel degelijk iets te doen ter vulling van de
rechter vensters die in Metapatroon,
handboek stelselmatig informatieverkeer opkomen na activering van een groen
rechthoekje. Dat zijn er nu drieënvijftig! Je ziet nu overal hetzelfde korte
tekstje bij wijze van leeswijzer verschijnen. Zo denk ik eraan om daar steeds
een illustratie uit een boek of artikel te plaatsen …, maar dat leidt volgens
mij dan weer àf van de citaten.
Ik besef dat de doelgroep van civiel informatiekundigen niet of nauwelijks
bestaat. Opnieuw, paradigmawissel. Haha, dat “even schrikken!” hoort er dus
bij. Als de aanzet niet consequent is, mislukt ’t geheid. De suggestie van
korte-termijn succes door op een bestaande doelgroep te mikken acht ik vals.
De etikettering met handboek is natuurlijk ook vals, maar opzettelijk.
Want wie als ontwerper recepten e.d. verwacht, is … geen ontwerper. In dat
opzicht herken ik een gemengde reactie in wat je schrijft. Jij pleit enerzijds
voor meer houvast, anderzijds voor de geboden presentatie “op frisse manieren.”
Zo’n tegenstrijdigheid los je als ontwerper zèlf pas op. Voor zulke
aansporingen, zie in het handboek ook het hoofdstuk met de titel ontwerper.
Je karakterisering van een hoofdstuk als “een handboek in een handboek” is m.i.
treffend. Zo is Metapatroon een taal als elke andere. Bijvoorbeeld, spreek je
Nederlands zodra je de grammatica beheerst en een aardige woordenschat hebt? Of
moet je voor deelname aan het Nederlandse maatschappelijk verkeer méér weten? Metapatroon, handboek stelselmatig informatieverkeer
gaf ik met nadruk de ruime strekking, omdat naar mijn overtuiging die
maatschappelijke kennis tot en met betrokkenheid onmisbaar is voor verantwoorde
ontwerpbijdragen met o.a. Metapatroon als gereedschap. Klopt, “dat werkt dus
niet echt mee aan begrip van het gebodene.” Maar, nogmaals, aan beperkter
begrip hebben we niets, integendeel.
41.6
Hierbij, met nogmaals mijn dank voor inzage, geef ik je graag een nadere
reactie op je model Rechtsvorm
met begeleidende tekst . Vooral nav de twee korte zinnen die je onder de noemer
van Toelichting bij je “eerste poging” schreef, breng ik subiet stelselmatig
geschut in stelling. Zie Stelselmatige verkenning van - variëteit van -
identiteitstellingen en, daarop voortbordurend, Stelselmatige verkenning van - variëteit van - gedrags- annex
rechtsvormen in maatschappelijk verkeer. Samen met jouw schets helpen ze
m.i. om alternatieven te verkennen. Zo van, hoe ruim neem je het kader? Merk je
dat de aanvankelijke moeite voor een verruimd kader vlot gaat lonen voor
noodzakelijke verbijzonderingen? Of bestaat dat verband niet?
Het is dus niet zo dat het ene model beslist beter of slechter is dan een
ander. Wat jouw model mooi doet, althans dat maak ik eruit op, is dat je
concreet de Handelsregisterwet en de Belastingwet náást elkaar plaatst. Zo
dwing je aandacht af voor netzo concrete verschillen die eruit volgen. Dat is
precies de basistruc. Zodra dat van reële verschillen eenmaal duidelijk is, kan
je via abstractie mikken op ruimer bereik. Op die manier kan je concreet met
abstract afwisselen, met alsmaar toenemend bereik èn precisie.
Wat je onder de noemer van Regels bij je model schreef, wijst er m.i. op dat
een zgn wandelroute ook verwarrend kan werken. Mijn fout, dus, excuus. De
volgorde tijdens de route betreft nota bene géén redenering in de zin dat de
volgende stap afhankelijk van de vorige is. Zoals in een stad, de gebouwen
staan er al. Je gaat er tijdens zo’n wandeling langs, maar de volgorde waarin
je dat doet zegt niets, nou ja, zeker niet alles, over de ontstaansgeschiedenis
oid.
Verder, wat je apart vermeldt als ‘privileges’ en ‘rechten en plichten’ zou ik
onderdeel van de resp. wetten laten. Ik elk geval heb ik de indruk, dat je met
dergelijke knooppunten nogal vlot uitdrukking geeft aan wat je als oorzaak van
enkele problemen ziet. Juist dankzij jouw aanzet hoeft dat ook niet (meer). Je
hebt immers de Belastingwet als afzonderlijk referentiepunt voor ¾ context van ¾
nadere verbijzonderingen opgevoerd. Daaraan kan je (dus) dienovereenkomstig
relevante rechtsvormen verbinden. Opnieuw, die zijn op stelselschaal beschouwd
niet beter of slechter dan waarvoor de Handelsregisterwet als grondslag dient.
Dankzij bepaalde verbijzonderingen ga je dóór met wat voor bepaalde taken wel
relevant is. Je merkt dat ik hier al propaganda voer voor stelselmatige
verruiming.
Je voegde tevens enkele opmerkingen onder de noemer Dekking aan je “eerste
poging” toe. Voor zover ik het in dit korte tijdbestek overzie, heb ik daarover
op mijn beurt vergelijkbaar commentaar. Wat de modellen waarnaar ik verwijs
hopelijk helpen verduidelijken, is dat je voor fundamentele ontwerpbeslissingen
staat. Neem een maatschap. Dat kan je opvatten als een ‘geval’ van
personenverband. Vervolgens kan je van alles en nog wat vanuit dat knooppunt
verbijzonderen. Nota bene, vergelijkbare en vaak dezelfde verbijzonderingen
moeten je óók treffen voor (natuurlijk) persoon respectievelijk organisatie.
Daarom bevatten die modellen de suggestie om zowel (natuurlijk) persoon als
personenverband zsm als het ware òm te polen, waardoor ze tevens als
organisatie gelden. Zie de knooppunten persoon-als-organisatie en
verband-als-organisatie. Op die manier blijven allerlei verbijzonderingen
enkelsporig vanuit organisatie lopen, terwijl je voor wat typisch is en blijft
voor persoon resp. personenverband altijd dáárvan kan uitgaan. Maar goed, het
is maar een idee.
Als algemene indruk wil ik graag kwijt, dat je model reeds het sterke argument
biedt om de relevante wet- en regelgeving erbij te halen. Daarin staan allerlei
voorwaarden e.d. die eveneens in productief model opgenomen moeten zijn.
Laat maar weten of je bovenstaande “notities” zinvol acht voor de
“overlegpagina” waarnaar je me ook verwees. Zo ja, dan hoor ik graag hoe ik ze
daar geplaatst krijg.
[Door Marcel van Mackelenburgh geplaatst als overleg
op website Essence; (daarom) door mij daar vervolgens bewerkt.]
41.7
Marcel van Mackelenbergh heeft volgens mij (Pieter Wisse) “het vertellen van
het verhaal” met zijn model van “het begrip rechtsvorm 2e poging” allesbehalve
“losgelaten.” Ik vind dat hij er een heldere paragraaf oid. aan toevoegde. De
concreetheid van exemplaren kan je nu eenmaal niet tot uitdrukking laten komen,
als je algemener verband op ruime(re) schaal schetst. De concrete gevallen
moeten uiteraard volgens de algemenere structuur ‘passen.’ Die ‘kant’ van het ‘verhaal’
zie ik Marcel in zijn Toelichting presenteren. Dat blijft dus mooi evenwichtig.
Graag maak ik een opmerking over de notatie volgens Metapatroon. Twee
knooppunten kunnen met een lijn worden verbonden. Zo’n lijn vertegenwoordigt
een relatie. Vervòlgens kan die relatie op haar beurt als een knooppunt tellen,
te weten om daarvanuit vèrdere relaties te vestigen. Dat karakter van
lijn-tegelijk-knooppunt drukt Metapatroon uit door de lijn dóór het staande
rechthoekje te laten lopen. Zie hoe Marcel ze in het model van zijn “eerste
poging” tekende.
In het besef dat het (pas) om aanzetten gaat, veroorloof ik me enkele
suggesties die de structuur van Marcels “2e poging” intact laat, maar het
‘verhaal’ toch een (volgende) wending geeft.
a. Waar “manifestatie” staat, stel ik ‘organisatie’ voor.
b. Beide knooppunten waar “gedrag” staat, zou ik dan ‘manifestatie’ noemen.
De structuur wijzigt door het knooppunt “criteria” te laten vervallen. Het idee
is dat “wet- en regelgeving” reeds de “criteria” in kwestie bevat (zodat er
geen extra knooppunt voor nodig is; zo vind ik “manifestatie” en “gedrag”
synoniem genoeg). De relatie annex het knooppunt die/dat Marcel “onderneming”
noemt, bestaat aldus direct tussen ‘organisatie’ en “wet- en regelgeving.”
Het is ook denkbaar, waardoor de oorspronkelijke structuur nota bene wèl
behouden blijft, om het knooppunt “criteria” het etiket “wet- en regelgeving”
te geven. Daardoor komt het knooppunt dat thans “wet- en regelgeving” heet vrij
om reëlere verhouding tussen overheid en wet- en regelgeving te modelleren.
Nogmaals, naar mijn overtuiging sluit Marcels “2e poging” het verhaal niet àf,
maar begint het jui stprimatelopen.br
[Als overleg geplaatst op Marcel van Mackelenberghs website Essence, 16
november]
41.8
De vraagstelling lijkt overgenomen van een psychotherapeutisch protocol oid.
Nou ja, jij weet dat beter. Wat ik als de crux van je reactie lees, is dat je
concreet moet mikken op de relevante informatieverzamelingen waartussen
informatieverkeer moet lopen. Daar zit inderdaad iets in.
41.9
De uitkomst lijkt eigenzinnig, … maar herkennen jullie hopelijk juist als
stelselmatig, dwz gericht op samenwerking voor optimaal informatieverkeer.
41.10
Weet je dat hij intussen onder Essence-noemer een wiki-website
startte? Nota bene, dat is dus geen initiatief van NOiV, Novay oid.
Je kunt daar zien, dat ik reageerde op zijn casus Rechtsvorm, eerste èn tweede
poging. In beide gevallen hadden wij voorafgaand overleg.
Waarom ik me ermee bemoei, is o.a. om onmiskenbaar duidelijk te laten zijn dat
het ‘gewoon’ allemaal Metapatroon is. Het lijkt er overigens op dat hij (nog)
niet kijkt naar wat er aan modelvoorbeelden beschikbaar is. Als je het mij
vraagt, bestaat het model allang waarop hij mikt. Maar goed, als leertraject
gaat het aardig.
41.11
Je column Xleutelring is
natuurlijk weer erg leuk om te lezen, … maar … wat ik meen te herkennen is dat
je nu ipv hub de term xleutelring enz. gebruikt voor informatierotonde. Ben je
op zoek naar het aansprekende woord? Zoals je weet, ben ik geen voorstander van
alsmaar het volgende synoniem proberen. Het ontgaat de lezer immers dat het om
synoniemen gaat. Verder meen ik dat zo’n woordspeling aanvankelijk weliswaar
even wat extra aandacht kan trekken, maar dat je de lezer er in één moeite door
een excuus mee verschaft de boodschap niet serieus te nemen. Daar doe ik mijn
moeite onder de noemer van informatierotonde natuurlijk niet voor.
41.12
De opzet van Informatiedemocratie
spreekt me aan. Je gebruikt passages uit een andere tekst, die je (in)past in
een zetting volgens je eigen ontwerp. Dat vind ik evenwichtig.
Ik ben benieuwd naar wat je als aanleiding zag om juist nu die column te
schrijven/plaatsen. Is het een reactie op Wat is het geval?
Ik probeerde overigens de link en merkte dat het Manifest
voor informatieverkeer dan jouw tekst vervangt. Ik besef dat het blijkbaar
een kwestie van smaak is, maar in elk geval ervaar ik het als gemis dat ik
daardoor de brontekst als het ware kwijtraak. Daarom geef ik er voorkeur aan om
iets dat toch vooral náást je eigen tekst (lees: bron) staat, in een nieuw
venster te late verschijnen. Zo houd ik tevens contact met je eigen tekst. Nou
ja, het is maar een suggestie.
Intussen verzon ik iets summiers voor diversen in Metapatroon,
handboek stelselmatig informatieverkeer. Als een punt staat daar o.a.:
· Jan van Til schrijft over Metapatroon inclusief grondslagen. Zijn teksten sluiten nauw op dit handboek aan. Sterk aanbevolen!
Kort en krachtig, dacht ik.
Na maanden had ik gisteren eindelijk tijd om de tekst te voltooien over Plato’s
aanzet voor Metapatroon. Zie Daar
heeft Plato natuurlijk een wezenlijk punt voor de informatiemaatschappij.
41.13
Het is natuurlijk niet eens grappig, als het klopt, hoe die projectleider voor
een zgn basisregistratie op die manier vooral ook zijn eigen project kansloos,
irrelevant e.d. maakt.
41.14
Ik wijs erop dat Information Dynamics het model van pIctugram èn het dienovereenkomstig werkende prototype
voor, zoals het heet, eigen rekening en risico ontwierp resp. ontwikkelde.
Wie zich grondig wil verdiepen in allerlei aspecten van Metapatroon kan terecht
bij Metapatroon, handboek stelselmatig informatieverkeer. Dat
is zoiets als een leergang “voor informatiekundige ontwerpers van een
informatiestelsel.”
41.15
Het is wel zo, dat zij er zonder wat hulp stellig niet uitkomen met wat toch
een àndere manier van kijken naar informatie vergt. Bied daarom ajb aan dat ze
vooral hun vragen e.d. moeten stellen.
41.16
De systeembeheerder gedroeg zich gaandeweg de bijeenkomst wat minder afwijzend.
Dat lijkt me qua tussenstand optimaal. Ik wist niet dat hij blokhoofd is voor
invoering van dat ene pakket. Laten we hem daarbij vooral niet storen. Des te
eerder raakt duidelijk wat jullie er gelet op ruimere samenhang al dan niet aan
hebben.
41.17
Zoals ik het voorbeeld begrijp, heeft het inderdaad wat verraderlijke trekjes.
Als voorwaarde geldt o.a. ”dat er in de interne modellen niets veranderd mag
worden.” Dat is dus evident een geval voor een informatierotonde. Vergeleken
met de betrekkelijk simpele uitleg in Informatierotonde
voor semantische interoperabiliteit bestaat echter een verschil. Terecht is
dat voor het voorbeeld tot “lastige verschillen” gerekend: “Informatie over
Opl[eidings]Niv[eau] staat op verschillende plaatsen.”
Partij A ‘ziet’ opleidingsniveau als eigenschap van student, met student als
een rol van persoon.
Voor partij B ‘is’ opleidingsniveau een eigenschap van een instellingdeel, met
een instelling samengesteld uit zulke delen en de relatie van persoon met
instelling benoemd als student.
In termen van relationele modellering zou je kunnen zeggen dat respectievelijke
(nauwe) systeemgrenzen afwijkende zgn normaliseringen opleverden. Partij A kent
geen instelling(en). De optimale normaalvorm volgens welke opleidingsniveau
past, is daar met student geïdentificeerd. Voor partij B zou dat duplicatie
betekenen; daar is instellingdeel beschikbaar voor normalisering van
opleidingsniveau.
Het lijkt erop dat een persoon volgens partij A ¾
hoogstens ¾ enkelvoudig student is en
dùs beschikt over een enkele eigenschap onder de noemer van opleidingsniveau.
Partij B biedt, naar het zich laat aanzien, ruimte voor relaties van één
persoon met méér instellingen. Zo kan z/hij als het ware meervoudig student
zijn en bijgevolg méér opleidingsniveaus als eigenschap kennen.
Overigens, nota bene, kan ik uit de weergave van het informatiemodel van partij
B niet eenduidig afleiden wat het opleidingsniveau of eventueel de
-niveaus van de student in kwestie is/zijn. Want een instelling kan méér
instellingdelen tellen, met voor èlk deel een eventueel verschillend
opleidingsniveau. Indien die niveaus inderdaad verschillen, is door de relatie
met een instelling als geheel niet duidelijk wèlk niveau geldt voor de student,
respectievelijk persoon. Daarvoor moet de relatie van persoon niet met
instelling, maar met instellingdéél gelegd zijn.
Voor een stelselmatig houdbaar model is instellingdeel uiteraard evenmin het
optimale aanknopingspunt voor opleidingsniveau. Zo kom ik op de strekking van Informatierotonde
voor semantische interoperabiliteit. Eenduidige routering van
informatieverkeer tussen structureel afwijkende informatiesystemen vergt
ontwerp enz. volgens een, zeg maar, bemiddelend informatiemodel. Met andere
woorden, er moet iets bij. Dat volgt niet zomaar uit transformaties
van oorspronkelijke modellen. Het voorbeeld lijkt zich echter tot dergelijke
transformaties te beperken. Dat leidt slechts tot zgn queries. Uitgaande van
persoon, wat geldt volgens partij A, respectievelijk partij B als
opleidingsniveau? Maar daarvoor is het niet nodig om de gescheiden
transformaties op basis van Metapatroon tot één model te verenigen. Dat is
meteen duidelijk.
Wat het gemeenschappelijk model wellicht alweer wat sterker helpt beseffen,
zijn beperkingen door (te) lokale normaliseringen. Zo verschijnt
opleidingsniveau dubbel in één en hetzelfde schema. Gaat het om reële
contextuele verbijzonderingen? Zo ja, prima. Zo nee, dan bestaat aanleiding
c.q. noodzaak voor verbetering.
Nogmaals, pas met een stelselmatige ontwerpslag ontstaat een informatiemodel
dat structurele richting voor informatieverkeer helpt bepalen enzovoort. Die
ontwerpslag, over voorbeeld gesproken, is mede voor het onderhavige voorbeeld
reeds met Oefenschema: basisregistraties enz. ingezet.
Wat het voorbeeld als “CombinatieQuery” opvoert, wijst m.i. op de noodzaak van
wat ik hierboven als extra voorziening het bemiddelend informatiemodel noemde.
Er bestaat immers geen waarborg dat het resultaat ‘past’ in het
informatiesysteem van partij A, respectievelijk van partij B. Maar hoe/waar
past het dan wèl?
Zo’n bemiddelend informatiemodel toont, zoals gezegd, tevens beperkingen van de
oorspronkelijke modellen. De vraag rijst dan, of die voorwaarde van
òngewijzigde systemen geldig moet blijven. Het zal in veel gevallen praktisch
blijken om er voor een ontwerp- en ontwikkelpad mee te beginnen. Maar praktisch
is het natuurlijk pas echt, wanneer informatie klopt.
Hoe het voorbeeld tot dusver gepresenteerd is, geeft (mij) geen aanwijzing
erover of al dan niet ontwerp van een stelselmatig informatiemodel voorgenomen
is. Vooralsnog ligt de nadruk met het voorbeeld op lokale analyse, niet of
nauwelijks meer.
Met stelselmatige bedoeling/strekking heeft Metapatroon werkelijk zin. Daarvoor
geldt echter ook een voorwaarde. Voor ontwerp is een ontwerper nodig; zie Metapatroon,
handboek stelselmatig informatieverkeer.
41.18
Prachtig! Volgens mij ben je concreet aangeland op een punt, dat we eerder al
eens grofweg aanwezen. Wat je opmerkt, zijn m.i. nodige voorzieningen voor een
federatieve opzet. Wat modellen betreft, moeten we (daarom) onderscheid (gaan)
maken tussen a. strikt conceptueel en b. federatieve implementatie. In
conceptueel opzicht is en blijft er één horizon. Dat helpt, zo niet dwingt tot
stelselmatig overzicht. Maar, inderdaad, zo kan het nooit wèrken met verspreide
informatieverzamelingen. Even simpel opgemerkt, dan moet er dus ergens
inderdaad minstens de verzameling resp. operationele beschikbaarheidshorizon
oid. als variabele bij … Je schrijft over “punten op de begrenzing.” Maar geldt
voor een optimale implementatie niet dat èlk punt zich tevens als grenspunt
moet (kunnen) manifesteren? Is dat niet nodig, opdat vanuit élk punt de
volgende “stap” gecoördineerd kan verlopen? Nou ja, trek je van deze reactie
ajb niets aan. Ik elk geval meen ik de strekking van je schets te herkennen.
Nogmaals, prachtig.
41.19
Je mag, nee, moet het als compliment opvatten, dat je daar buiten de ‘prijzen’
valt. De uitslag doet me overigens sterk denken aan de manier waarop
burger@overheid (of hoe het tegenwoordig heet, als het überhaupt nog bestaat)
inzendingen beoordeelt. Daar hoor je geheid nooit meer iets van … Nou ja, Stork
(Secure idenTity acrOss boRders linKed; ja, zo kan iedereen een acroniem maken)
heeft een erkende institutionele positie (waardoor het natuurlijk al onmogelijk
is om géén prijs te krijgen), maar wat aan dat ene voorstel nu zo specifiek
Storkerig is, ontgaat me. Het betreft een doel waarvan allang sprake is.
Realisatie lukt echter maar niet, omdat daarvoor nu juist zo’n samenhangende
opzet nodig is die … jij in Op weg naar een stelselmatige aanpak van
authenticatie en autorisatie voorzien van mijn illustraties
schetst. Om dat te kunnen inzien, moet je echter allereerst over
infrastructureel perspectief beschikken. Zulke mensen zijn dus nooit jurylid.
Dat blijft ook algemeen helaas de drempel, dwz het onvermogen om voor
informatieverkeer op de reële maatschappelijke schaal interoperabiliteit daadwerkelijk
infrastructureel ¾ zoals ooit al
bedoeld met Informatieverkeer
in publiek domein ¾ te faciliteren.
41.20
Ik wil niet ondankbaar klinken, … maar dergelijke congressen over zgn conceptueel
modelleren zijn er sinds jaar en dag. Tot dusver huldigen organisatoren het
standpunt dat waarvoor Metapatroon staat … geen modelleren kan zijn, want ze
kennen het niet. Ik doe dus geen moeite meer om na te gaan of die weerstand
inmiddels verdwenen is. De kans is helaas zó klein. En ik heb een hoop te doen,
dat me minder frustreert. Wat natuurlijk beter helpt, is dat iemand ànders
enthousiast over Metapatroon doet. Dat leek en lijkt mij een aardige opgave
voor bijv. het consortium Essence, maar daar gebeurt, over grote kans met
Metapatroon gesproken, tot mijn teleurstelling feitelijk precies het
omgekeerde. Als jij een poging wilt wagen …
41.21
Je presentatie van infOrch doet me
onverminderd het communicatieprobleem voor vernieuwing ervaren. Vat dit ajb als
compliment op! Je kunt onmogelijk alles tegelijk behandelen. Zo toon je daar
niet, hoe je de informatie ordent op de infrastructurele manier die je
propageert. De toeschouwer kan dus niet (op)merken, dat die manier kwalitatief
ànders is en dat daardoor pas de kritieke voorwaarde ontstaat voor je voorstel.
En wie dat niet herkent, kàn dat voorstel daarom gauw als herhaling afdoen van
het idee om proces en data te scheiden, vooruit, met vermelding van informatiedienst,
dienstenbus e.d. voor een actuele smaak. Dat leidde ooit tot database náást
programmatuur. Dat blijft een goed idee. Maar nu hebben we door opschaling nòg
een idee nodig. Als aanwijzing gebruik je de term infrastructuur. Zonder
verdere aanwijzingen valt je boodschap moeilijk te plaatsen, … maar zodra je je
boodschap langer maakt, gaat het helaas ook mis …
Sinds jaar en dag ontwikkelt Information Dynamics voor eigen rekening en risico
proefopstellingen, zeg maar als aanzetten tot zgn killer applications.
Blijkbaar worden ze zo niet ervaren. De verklaring geef jijzèlf overigens
impliciet onder de noemer infOrch. Want wat ik juist ‘killer’ vind aan
dergelijke prototypes, betreft stelselmatige betekenisordening. Daardoor
verdwijnt de traditionele toepassing, precies zoals ook jij dat schetst,
terwijl ‘men’ die echter nog altijd verwacht. De term application in de
samenstelling killer application zegt het al.
Met dank voor je concrete suggestie, nee, daarin ga ik niet investeren.
Information Dynamics heeft betaalde opdrachten nodig. Die verwacht ik met zo’n
voorbeeld niet te verwerven, mede omdat jij daarvoor geen suggestie doet.
41.22
De opzet noem ik even optimale getraptheid. Weliswaar verschilt daarbij de
betekenis van wat er tijdens elke trede gebeurt, maar je kan de stap steeds
volgens dezelfde basisvorm laten zetten.
41.23
Nee, daar bemoeien ze zich voor standaardisatie niet mee, overigens m.i. ten
onrechte. Ik vermoed dat ze dergelijke onderwerpen vooral intrasectoraal
vinden, dus die laten ze maar al te graag aan de respectievelijke sectoren zelf
over. Mijn idee is, dat in een netwerksamenleving min of meer geïsoleerd
opererende sectoren niet bestaan.
41.24
Over verwijzing gesproken, inmiddels las ik Uitgewerkte verzinsels. Ik neem aan
dat je het verzinsel ‘personenverband’ ontleende aan de bijlage die ik opstelde
voor Analyse van gerelateerdengegevens in het kader van RNI. Naar de desbetreffende bijlage kan je ook direct verwijzen: Modellering
gerelateerdebegrip. Daar bepaalde ik in de toelichting overigens
twee personen als de grenswaarde voor zo’n verband. Inmiddels vind ik één
persoon stelselmatig vruchtbaarder als het minimale aantal samenstellende
leden. Dat is natuurlijk als grèns ook ‘mooier.’
In jouw column stel je m.i. terecht dat het organisatie- resp. procesbegrip
“niet langer leidend” is. De zwaarste nadruk leg je er echter op dat zulke
begrippen als “oude verzinsels […] zijn uitgewerkt.” Dit laatste ben ik niet me
je eens, indien je dat inderdaad zo categorisch meent als je het daar stelt.
Dankzij expliciete contextuele verbijzondering kunnen we betekenissen met
grotere precisie voorstellen. Ook onder de noemers van organisatie en proces
hebben we betekenissen voor passende variëteit harder dan ooit nodig.
41.25
Wetenschappelijk gezien, of hoe dan ook voor evenwichtige verhoudingen voor
opbouwende samenwerking, gaat het er natuurlijk niet om of de term al dan niet
reeds bestaat, maar om gewijzigde betekenis die verwijzing rechtvaardigt. Haha,
dat geldt dus óók voor aangepaste betekenis(sen) van termen zoals organisatie
en proces. Ja, ik begreep uiteraard dat je “uitgewerkt zijn” niet zo
categorisch bedoelt, nou ja, het is voortdurend het dilemma met communicatie
van/volgens een kwalitatief ànder perspectief.
41.26
De zin van die indeling van problemen ontgaat me weliswaar, maar daardoor gaat voor
een samenhangende oplossing m.i. ook niets mis. Onder de noemer van “oorzaken”
lijkt het erop, alsof de aanname luidt dat per begrip één (standaard)definitie
moet gelden. Er staat echter niet expliciet dat de oplossing niet
in betekenissenvariëteit kan/mag liggen. Kortom, ruimte voor stelselmatige
semantiek volgens Metapatroon (verbijzondering naar context en tijd) krijg je
zeker geboden resp. kan je ‘gewoon’ nemen.
De tweede helft van de notitie kan je opvatten als “het kan KING niet schelen
hoe het gebeurt, maar regel het.” Hmm, dat lijkt me een wat simpele weergave
van de bemoeienis van VNG enzovoort.
De eerste vraag aan Forum Standaardisatie om, over definitie gesproken, de “rol
te definiëren […] voor het overheidsbreed afstemmen van semantiek en
informatiemodellen” vind ik passend, zij het dat Forum daarvoor niets meer of
minder dan een voorstel kan doen aan College Standaardisatie. Mijn eigen idee
erover is overigens, dat “rol” alom te sterk geassocieerd wordt met een
enkelvoudige organisatorisch-bestuurlijke voorziening, … die daardoor juist
géén oplossing biedt. Het gaat erom dat àlle betrokken partijen, tja, dus ook
en vooral burgers en bedrijven, bijdragen volgens evenwichtige verhoudingen.
Daarvoor is vooral een methode nodig; met Metapatroon valt inbreng redelijk te
… coördineren, waarbij een partij voor haar strikt eigen bijzonderheden als het
ware … haarzelf coördineert.
Inderdaad wijst formulering van de tweede vraag erop, dat het volgens KING gaat
om “een uitvoerende partij […] met de nodige bevoegdheden.” Ik zou zeggen, een
coördinerende partij die zich vooral erom bekommert dat overige partijen hun
verschillende bijdragen leveren via een methode waarmee tevens samenhang ertussen
gevestigd kan worden.
Toeval? O.a. over beide vragen van KING, maar dan opgevat zoals ik hierboven
kort stelselmatig probeer te duiden (en dus ook zònder ze te kennen), schreef
ik het opstel Wat is een semantische standaard en hoe kan
College Standaardisatie die vraag (anders) beantwoorden? Ga ajb je gang,
indien je dat verhaal wilt doorsturen. Hetzelfde geldt uiteraard voor dit
bericht met mijn reactie op die uitnodigende samenvatting.
41.27
Om je anekdote over tunnelvisie moet ik reuze lachen …, helaas. Met wat je er
vervolgens “van armoede zelf” over opmerkt, sla je m.i. juist de spijker op z’n
kop. Sleutelwoord: “verbinden.” Als we dáárvoor iets weten te verzinnen, hoeft
niet “alles […] helemaal opnieuw,” maar, precies zoals je aangeeft, juist zo
min mogelijk. Een (ander) woord waarmee je zo’n opzet kunt aanduiden, is:
federatief. Het is nu eenmaal zo, dat informatie her en der in beheer is en …
blijft. Met verschillende formats tot en met in verschillende betekenissen.
Voorzover dat, zeg maar, reële verschillen zijn, moeten we ze bij
wijze van spreken zelfs helpen versterken. Zulke erkenning (lees ook:
mensen gewoon serieus nemen) bevordert immers van de weeromstuit bereidheid om
nodeloze verschillen te elimineren.
Wat ik in mijn notitie Stelselmatige
ontknoping van richtlijn o.a. probeer te schetsen, zijn de twee uitersten
voor positionering van metainformatie. Je kunt dan, zo stel ik me voor, voor
èlk element van metainformatie nagaan, of erin volgens het ene danwel volgens
het andere uiterste voorzien is, of wellicht volgens een mengvorm. En als je
dat hebt aangewezen voor zoals-het-is, kan je je een voorstelling maken dat
eventueel te veranderen.
Het ene uiterste dat ik probeer te schetsen, is één classificatieschema. Jij
schrijft terecht: “De classificatie is volgens mij een bijzondere toepassing
van deze metagegevens.” Althans, ik lees in jouw opmerking, dat je náást een
classificatie óók al bepaalde (andere) metainformatie in bijvoorbeeld aparte,
toegespitste rubrieken ziet. Maar voor een referentiekader vind ik het tòch
nuttig om dat ene uiterste zo absoluut voor te stellen; het is denkbaar om àlle
metainformatie volgens één classificatieschema te ordenen. Okee, dat gebeurt in
de praktijk nergens.
Het andere uiterste voor ordening van metainformatie bestaat eruit, dat geen
ènkel element van metainformatie volgens een classificatieschema ingedeeld is.
Met andere woorden, èlk element ‘kent’ een eigen rubriek.
Beide uitersten vertegenwoordigen als het ware twee automatiseringsrichtingen
die van oudsher parallel verlopen: 1. documentaire en 2. administratieve
informatievoorziening. De amerikaanse aanduiding voor 2. is ook wel management
information systems, wat in het nederlands dan weer bestuurlijke
informatievoorziening is.
Wat de Richtlijn Metagegevens Overheidsinformatie
volgens mij toont, is toenadering vanuit documentair naar administratief. Dat
blijkt (dus) uit allerlei aparte rubrieken voor elementen van metainformatie.
Het is echter beslist niet zo, dat administratief is goed, dus administratiever
is beter. Als je kijkt naar informatiemodellen die ik voor Bureau Forum
Standaardisatie ontwierp voor administratieve informatievoorziening op
stelselschaal, kan je daarin duidelijk toenadering vanuit administratief naar
documentair herkennen. Want waarom zou je echt overal een aparte rubriek voor
inrichten, als je via een element van een classificatieschema prima toegang tot
informatie kan borgen? En omdat er sprake is van een schema, mag je
veronderstellen dat de geboden toegangen op elkaar afgestemd zijn. Dat
bevordert uiteraard de kwaliteit van het (zoek)resultaat in kwestie.
Op deze manier kunnen we documentaire en administratieve informatievoorziening
in één informatiestelsel geïntegreerd gaan beschouwen. Als je de Richtlijn volgens dit perspectief leest, mag je gerust
vaststellen dat vanuit de documentaire pool van het spectrum meer vorderingen
gemaakt zijn dan vanuit de administratieve pool. Nogmaals, voor een
evenwichtige opzet moeten we niet dóórschieten. Het ‘pure’ administratieve
uiterste is netzomin optimaal als het ‘pure’ documentaire uiterste dat is.
Zie bijvoorbeeld figuur 9 in mijn notitie. Ga je voor een ¾ waarde in een ¾ aparte rubriek (in de figuur naar links), of voor een
classificatie-element (in de figuur naar rechts)? Allebei tegelijk hoeft niet
resp. is maar verwarrend.
Een aanwijzing is trouwens, dat een aparte rubriek voor metainformatie (ook)
vanuit documentair perspectief het overwegen waard is, indien er vanuit
administratief perspectief hoe dan ook ‘normale’ informatie over bijgehouden
wordt.
De absoluut geldige waarheid over positionering van elk element van
metainformatie bestaat niet. Het heeft dus geen zin om daarnaar te zoeken. Dat kost
maar tijd.
Wat ik daarentegen óók herken in jouw aanpak, steun ik daarom. Ga van de
bestaande toestand uit. Als dat aardig werkt, doe er ajb niets aan, zeker niet
op korte termijn. Mocht er onverhoopt een probleem zijn, dan helpt dat spectrum
met beide uitersten je met reële oriëntatie (en onderschat het nut van een
classificatieschema niet …).
Stel dat je kiest voor een aparte rubriek. De kans is (nog) groot, dat je
daarvoor niet kunt aansluiten op een informatieverzameling elders. Zeg ook
maar, zo ver is de elektronische overheid niet. Je bent dan gedwongen om zèlf
in zo’n rubriek te voorzien. Okee, maar houd alvast rekening met externe
aansluiting. Dat helpt om te beginnen in de zin, dat je een ontwerp ervoor niet
helemaal zelf hoeft te verzinnen.
Je kunt ook besluiten om er pas via een aparte rubriek in te voorzien op het
moment dat zo’n aansluiting bestaat; voorlopig doe je het (nog) met een
classificatieschema.
Ja, ik zou ook bevorderen wat jij stelt: “Vooralsnog richt ieder ministerie
zijn eigen DMS (document management system) in met een eigen set van
metagegevens.” Jij schrijft er overigens “maar wel met oog voor de rijksbrede
samenwerking” bij. Ach, waarom zou je het meteen ingewikkelder maken dan het al
is? Ik zou zeggen, dat we gebaat zijn bij zoveel mogelijk duidelijkheid. In dit
vroege stadium is dat al lastig genoeg met/voor de “eigen set van metagegevens”
per ministerie. Als je die zsm te pakken krijgt, kan je de verbindingen
ertussen expliciteren. Als je nogmaals figuur 9 bekijkt, kan je er een relatie
bijtekenen die loopt van ¾ het ene
exemplaar van ¾ classificatieterm naar ¾ een ander exemplaar van ¾ classificatieterm. Zo kan je
classificatietermen van de verschillende ministeries (“enerzijds begrippen
binnen het ministerie en zijn beleidsveld”) laten verwijzen naar “anderzijds
rijksbrede begrippen.” In omgekeerde richting kan je dan tevens een zoekvraag
laten stellen in termen van “rijksbrede begrippen” die via zulke relaties
daadwerkelijk uitgevoerd wordt pèr ministerie volgens “begrippen binnen het
ministerie en zijn beleidsveld.” Dan heb je een aardig begin, terwijl er voor
elk ministerie qua metainformatie nog niets hoeft te veranderen. Praktisch
gezien zet je zo een stap die beslist reeds stelselmatig is, want je biedt
aldus samenhang. Dat gebeurt weliswaar via wat ik dan een informatierotonde
noem, maar gelet op de reële betekenisverschillen die ministeries (en zo verder
ook vaak onderdelen ervan) hanteren, blijf je feitelijk altijd behoefte houden
aan o.a. zo’n schakelkast.
Zoals ik het hierboven schetste voor classificaties, geldt vergelijkbaar voor
aparte ministeriële rubrieken in relatie tot rijksbrede rubrieken voor
metainformatie. Op die manier krijg je het beeld compleet. Dat is, in jouw
woorden, “het vormgeven van de mix van departementale en rijksbrede begrippen,
nu en in de toekomst.”
Let wel, die relaties ‘werken’ in twee richtingen. Zo “kun je [ook] je eigen
dialect spreken op een ministerie en in je beleidsveld” en in diezelfde taal ¾ via ermee verbonden “rijksbrede begrippen” ¾ toegang krijgen tot informatie dat in
beheer is bij andere ministeries enzovoort.
Samenvattend resp. als mijn suggestie voor “aanbeveling,” de veranderkundige
stelseltruc is m.i. om elk ministerie voor de “eerste fase” vooral zoveel
mogelijk met hun “eigen set” te laten komen. Zadel ze niet met onderlinge
afstemming op, in elk geval nòg niet. Bied daarvoor een aanvullende
voorziening; die is trouwens niet zo ingewikkeld.
Als dat aardig werkt, kan je stuk voor stuk een schoonmaakactie loslaten op
begrippen. Nodeloze betekenisverschillen laten zich dan gemakkelijk
verwijderen, in elk geval gemakkelijker dan wanneer je dat als vóórwaarde voor
deelname stelt.“[D]e ratio achter […] veralgemeniseren van de relatie” heb ik
hopelijk wat verduidelijk door een keuze- annex inrichtingsspectrum te schetsen
met aparte rubrieken (zgn administratief) en classificatieschema (zgn
documentair) als de uitersten.
Over je opmerking over “scheiding object en informatie” merk ik op mijn beurt
hier slechts kortweg op, dat ook dàt moet helpen op accenten zuiverder te
leggen. Zo zijn er allerlei beheerhandelingen waarvoor niet of nauwelijks gelet
wordt/hoeft te worden op inhoud. Daarvoor geldt een document dus vooral als
object. Weer andere (beheer)activiteiten betreffen juist (bijna) exclusief wèl
de inhoud, dat wil zeggen niet het object- maar het informatieaspect. Je kunt
zulke activiteiten beter positioneren, uit elkaar houden door reeds het
document/record volgens relevante aspecten te ontleden. Met figuur 1 probeer
aan te geven dat één record op die manier ontleed gedacht kan worden. Aldus
zijn dienovereenkomstige aanknopingspunten voor preciezere relaties
beschikbaar. In de verdere figuren maak ik daarvan inderdaad gericht gebruik.
Wat in de Richtlijn allemaal onder elkaar opgesomd
staat, blijkt verschillende aspecten te faciliteren.
Zoals ik het zie, ben je niet ‘slechts’ bezig met opschaling van documentaire
informatievoorziening. Op stelselschaal kom je niet om “verbinden” met
administratieve informatievoorziening heen. Dat ‘betekent’ een kwalitatief
nieuw vraagstuk voor ordening van betekenissen. Metapatroon is een methode die
voor de benodigde informatiemodellering geschikt is. Dat is noodzakelijkerwijs
een nieuwe methode. Onmiddellijk verwant aan nieuw zijn inderdaad: nog
onbekend, niet geaccepteerd enzovoort. Het is niet anders. Dat valt maar op één
manier wezenlijk te veranderen: opleiden. Oh ja, en natuurlijk met werkend
voorbeeld.
Indien Kennislab voor “verder onderzoek” contact met Essence opneemt èn Hec dat
als sponsor van Essence begeleidt, is dat prachtig. Het lijkt me overigens de
vraag, in hoeverre het vervolg “onderzoek” moet heten. Volgens mij hebben wij
zo met elkaar al een aardig plan.
41.28
Gangbare methoden zoeken allemaal nog naar een oplossing voor variëteit “door
er contextuele betekenis aan toe te voegen.” Met zulke toevoeging gebeurt
specificatie echter precies aan de verkeerde ‘kant.’ Volgens Metapatroon zit
context daarentegen niet in de entiteit, het object, of hoe je het
maar noemen wilt, maar eromhéén. Context of, beter gezegd, situatie is geen
gevolg, maar oorzaak van waarop je zicht wilt verkrijgen, te weten gedrag.
Steeds een context moet je daarom niet òm het totale object zien, maar slechts
om het gedeelte dat zich dienovereenkomstig gedraagt. Dat is toch veel …
logischer?! Voor een overzichtelijk schema komt dat neer op context vóór ipv
ná, resp. boven ipv onder het aldus verbijzonderde (object)gedrag.
Nijssen gaf de aanzet tot wat tegenwoordig Object Role Modeling (ORM) heet. Dat
faciliteert inderdaad dankzij expliciete rollen alweer meer variëteit. Voor
stelselmatige samenhang van verschillende betekenissen schiet ook NIAM, resp.
ORM echter tekort. Wat zelfs ronduit verwart, is dat het ook helemaal geen
natuurlijke taal is, wat je met NIAM als het ware slechts vertaalt. Dat beseft
Nijssen zèlf terdege, maar kennelijk vindt hij het een niet te versmaden
verkoopargument. Zie Bescheidenheid
voor mijn (zeer) korte bespreking van Nijssens boek Universele
Informatiekunde. Dat noemt hij tegenwoordig overigens Kenniskunde, maar daarmee volgt hij opnieuw dat oude
spoor.
41.29
Je vraag moet ik eerst anders verwoorden: “Welke” erkènde “autoriteit zit
trouwens wel op het goede spoor?” Antwoord: geen enkele. Dat is nu eenmaal zo
met èlk kwalitatief nieuw … “spoor.” Van wie zo’n spoor aanlegt, weet je één
ding nagenoeg zeker, te weten dat z/hij aanvankelijk ¾ wat behoorlijk lang kan duren ¾
juist géén erkenning verkrijgt resp. zelfs op weerstand stuit. Gevestigde
autoriteit wordt vaak nog het meest succesvol verdedigd met het valse argument
dat het nieuwe idee niet gesteund is door … autoriteit. Zo ‘redeneert’ menig
bestuurder. Tja, zo hoef je je nooit in enig idee te verdiepen; zie ook Fopvatting.
Inderdaad, de gangbare methoden kennen ‘ze’ evenmin.
Je moet voor een nieuw idee dus durven zoeken naar wat dat idee zèlf uitmaakt
voor wie je serieus neemt, niet louter afgaan op het gezag dat je wil blijven
volgen (en waarvan je veilige beloning verwacht). Dat is voor de meeste mensen
teveel gevraagd. Let wel, dit verwijt ik slechts de mensen die zich afficheren
als innovatief, terwijl ze feitelijk vernieuwing blokkeren. Klopt, “er is nog
een lange weg te gaan.” Dat hoort er ‘gewoon’ bij, het is niet anders. De kiem
van wat ik later Metapatroon ging noemen, rijpte overigens alweer twintig jaar
geleden. Er is dus ook al een lange weg afgelegd. Niet gek volgehouden voor
iemand zònder autoriteit. Maar, met dank, zo gaat het toch goed?
41.30
Onder de noemer van “pluriformiteit” wees hij destijds primair op verschillen.
Maar vervolgens moeten we dergelijke verschillen óók van samenhang voorzien.
Dat lukt dankzij stelselmatige benadering met Metapatroon (mits je
informatiekundig op stelselschaal kunt ontwerpen, uiteraard). Het perspectief
van samenhangende verschillen verklaart dan weer waarom (Bureau) Forum
Standaardisatie voor zgn semantische interoperabiliteit kiest voor beheersing
van reële betekenissenvariëteit ipv ¾
de illusie van ¾ absolute
standaardisatie.
41.31
Wat er qua stelselmatige modellering van wet- en regelgeving
ooit moet gebeuren, nou ja, volgens mij, illustreer ik als volgt. Vooruit,
laten we met Nederland beginnen. De drie (boek)delen van Verzameling Nederlandse Wetgeving
(SDU) liggen vóór me. De editie voor het studiejaar 2007/2008 lijkt me
voorlopig actueel genoeg. De start ligt helemaal voorin deel A en achterin deel
C zijn we ermee klaar.
Om een idee te krijgen van de opgave ben ik maar eens begonnen. Ik verwachtte
een vliegende start dankzij de geslaagde modelleeroefening met de eerste zin
van artikel 1 van de Grondwet, de zgn hoofdzin. Maar, nee, de Grondwet komt
‘pas’ na het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden. Kortom, zo eenvoudig
is het om een leek te verrassen.
Dat Statuut blijkt een behoorlijke puzzel.
Bij nader inzien is dat … logisch. Want juist Statuut, Grondwet e.d. bakenen
‘iets’ af voor een vervolg met (nadere) wet- en regelgeving, maar doen dat
noodgedwongen zonder zèlf ¾ al te opzichtig ¾
een beroep te ¾ kunnen ¾ doen op enig fundament. Dergelijke zgn grenswaarden hebben daarom
‘iets’ willekeurigs, terwijl ze die schijn nota bene zoveel mogelijk bedoelen
te vermijden om als fundament aanvaard te raken. Je zou ook kunnen zeggen, dat
daaraan altijd vèrder gepuzzeld kan worden. Vooruit, we noemen het model extra
provisorisch. Anders schiet het niet op.
Volgens het Statuut telt het Koninkrijk der Nederlanden verschillende landen.
Eén van die landen is Nederland. In het Statuut heeft het er m.i. hier en daar
weg van dat, vrij naar Orwell, alle landen weliswaar gelijk zijn, maar
Nederland in het ene Koninkrijk meer gelijk is dan Aruba, Curaçao en Sint
Maarten. Zijn dat trouwens de overige Nederlanden, zoals het meervoud in de
Statuuttitel uitgelegd kan worden? Met andere woorden, is Nederland (enkelvoud)
één van de meerdere Nederlanden (meervoud)? Of zijn Aruba enzovoort géén
Nederlanden, maar wèl landen in wat kennelijk ‘gewoon’ Koninkrijk der
Nederlanden heet? Oh ja, klopt de titel Verzameling
Nederlandse Wetgeving eigenlijk wel?
In sommige opzichten is Nederland nagenoeg gelijkgesteld aan het gehele
Koninkrijk, althans, zo komt het op mij over. Het koloniale moeder- annex
postmoderne sponsorland, zeg maar. In andere opzichten is het er onderdeel van
zoals de andere landen.
Dat hoeft geen probleem te zijn, integendeel, om met Metapatroon uit te
drukken. Maar om welke opzichten (lees ook: situaties) gaat het werkelijk?
In allerlei informatiemodellen duiken persoon, personenverband en organisatie
op als basale knooppunten. Als ik me daartoe beperk, wat is het Koninkrijk? Er
blijkt nogal wat voor te zeggen om het zeker in eerste aanleg als een
personenverband op te vatten (zie Wikipedia: staat).
Er zijn verschillende soorten personenverband. De typering als staat maakt van
een lid van het personenverband in kwestie een dienovereenkomstig staatsburger.
Typering als gemeente betekent dat een lid ingezetene is, enzovoort … Maar ja,
er bestaan vast niet-gemeentelijke ingezetenen. Hoe zit dàt dan?
Het ontwerpproces, met als doel de nodige en voldoende knooppunten in samenhang
voor passende variëteit, omvat dergelijke verkenningen. De aanleiding kan een
artikel in het Statuut zijn, maar stelselmatige borging verlangt dat er van
alles en nog wat bijgehaald kan, moet worden.
Artikel 1 van het Statuut bepaalt wie “de Kroon van het Koninkrijk” draagt. Is
dat iets om personenverbanderig te structureren? Zo ja, dan is flexibiliteit
gebaat bij nevengeschikte typeringen: 1. staat en 2. koninkrijk. Zoals staat de
rol staatsburger kent, geldt voor koninkrijk dan de rol kroon. Stel dat er op
enig moment geen sprake meer van koninkrijk is. Dan blijven de staatsburgers
daardoor als zodanig onveranderd. Omgekeerd is natuurlijk ook voorstelbaar.
In artikel 2 van het Statuut is geen sprake van de Kroon, maar van de Koning.
Hij “voert de regering.” Dat vind ik juist uitgesproken organisatorisch
klinken. De regering is een bestuursorgaan. Als we dat inderdaad zien als een
organisatie, wat bestuurt dat orgaan dan? Dat is volgens artikel 2 het
Koninkrijk.
Wanneer er verder niets anders zou zijn, kunnen we het Koninkrijk als
personenverband handhaven in relatie tot de regering (organisatie). Dat zou
algemener gezien, ja, we weten al iets van BW Boek 2, echter een uitzondering
vormen. Daarom lijkt het handiger om een personenverband tevens tot een
organisatie te kunnen verklaren.
Vervòlgens kunnen relaties van de ene naar een andere organisatie worden
aangegeven, zoals van de ene organisatie als bestuursorgaan naar een andere
organisatie als bestuurd systeem (vgl zgn besturingsparadigma De Leeuw).
Volgens deze interorganisatorische opzet passen vervolgens ook wetgevend orgaan
e.d.
Tussendoor niet zomaar een vraag: Staat het Koninkrijk der Nederlanden geregistreerd
in het Nieuw Handelsregister? Dat zal wel niet, maar waaròm dan niet?
Een organisatie kent functies. Een functie in de regering van het Koninkrijk is
regeringshoofd. Iemand die een (organisatorische) functie bekleedt, heet
functionaris in allerlei eerdere informatiemodellen. De huidige functionaris
‘regeringshoofd’ is (koningin) Beatrix.
Het is uiteraard ook denkbaar om kroon als organisatorische functie te
beschouwen, te weten van Koninkrijk der Nederlanden als organisatie. Dat
ontlast structurering volgens personenverband, terwijl volgens organisatie
dergelijke structuurmogelijkheden hoe dan ook beschikbaar zijn. Wat is
wijsheid? Het ene model is ongetwijfeld minder lastig herkenbaar, eenvoudiger
durf ik het niet te noem en, maar (daardoor) wat omslachtiger. Het is de
afweging tussen voor- en nadelen op korte tegenover lange(re) termijn.
Je merkt, ik ben nog wel even zoet met het Statuut. Maar als een model van/voor
dat Statuut eenmaal aardig klopt, zijn we naar mijn indruk ook ineens een heel
stuk opgeschoten.
41.32
Onlangs verwees ik je naar een opstel dat ik schreef nav Plato’s dialoog Philebus. Inmiddels staat die tekst als zgn working
paper op de universitaire website PrimaVera (UvA): Daar
heeft Plato natuurlijk een wezenlijk punt voor de informatiemaatschappij. Je
bent er vermoedelijk nog niet aan toegekomen, maar dat weerhoudt me er niet van
je te wijzen op nòg een working paper, zojuist verschenen: Aristoteles,
nee, (nog) géén interdisciplinair variëteitsfilosoof van de
informatiemaatschappij, (maar) wèl inspirerend. Klopt, voor een
oplegnotitie oid. vind je er geen bruikbare passages. Maar als je je wilt
vastbijten in vooral dat opstel over Aristoteles, krijg je m.i. heel praktisch
inzicht in principiële drempels voor semantische interoperabiliteit. Die
drempels blijken goed verhuld (geraakt), zodat we erover blijven en blijven
struikelen zonder besef dàt we onderuit gaan, waaròm het ons gebeurt, laat
staan hoé we dat kunnen, herstel, moeten veranderen. Plato besefte dat nota
bene (nog) wèl, zoals volgens mij uit Philebus
blijkt. Passend voor de kerstperiode als symbool van nieuwe tijd, nietwaar?
41.33
Zou hij beseffen wat hij in je losmaakte toen hij ons contact voorstelde …? Hij
laat wat je schrijft vermoedelijk ongelezen. Als dat zo is, helpt het (hij)
natuurlijk niet.
41.34
Wat personenverband betreft, wat mij betreft gaat het om zoiets als de spanning
met organisatie te faciliteren. Als laatste aanleiding pieker ik alweer enkele
weken over het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden. Bijvoorbeeld, als
je kijkt naar Ingezetene,
zie je daar organisatie/gemeenschap. Nu probeer ik het met
personenverband/gemeenschap, waarbij ik dàt consequent opvat als noemer van
(een) persoonsidentiteit. Er is aldus een organisatie Hyves èn een
personenverband/gemeenschap Hyves. Wie ‘lid’ is, is dat dan van de gemeenschap
en beschikt in dat kader over een identiteit. Het kan natuurlijk ook dat je de
identiteit die je in het kader van de ene gemeenschap hebt, inzet voor deelname
aan een andere gemeenschap. Dat doe je vaak met je Nederlandse
burgeridentiteit.
Dus, ja, ik ben het helemaal met je eens dat personenverband een begrip is dat
we stelselmatig hard nodig hebben. Mijn opvatting kan je niet verrassen, omdat
ik daarvoor dat begrip juist invoerde en jij je column Uitgewerkte verzinsels eraan
ontleende. Maar stelselmatig emplooi houdt m.i. óók o.a. organisatie. We moeten
voor passende variëteit verhoudingen aangeven tot en met ontwerpen.
41.35
Het spoor dat ik thans voor een modelleerverkenning volg, is dat ¾ zoals eerder ook ¾ personenverband en organisatie naast elkaar staan. Maar destijds
vestigde ik slechts één directe relatie ertussen, dwz in de zin dat een
personenverband zich vervolgens óók kan voordoen als organisatie. Nu probeer ik
het met twee relaties. Dat biedt nu eenmaal een rijkere basis voor
verbijzonderingen. In de ene richting ¾
en ik vervang voor de klank even personenverband door gemeenschap ¾ is er sprake van een
gemeenschapsorganisatie. Dat is dus een organisatie die haar wortel in een
gemeenschap heeft. Neem de gemeentelijke organisatie (als het goed is).
Omgekeerd, en dan was de organisatie er dus éérst, kan je een
organisatiegemeenschap hebben. Dat zijn bijvoorbeeld AH-klanten met hun
klantenkaart enz. Zo, jouw voorbeeld, is er ¾
volgens mij ¾ de organisatie LinkedIn
(waar de medewerkers primair bijhoren, zou ik zeggen) en de
organisatiegemeenschap LinkedIn van primair deelnemers/gebruikers.
Dankzij zulk onderscheid lukt het om o.a. vertegenwoordigende organen (ook)
mooi te positioneren. De Tweede Kamer, ik noem maar weer een voorbeeld, is een
organisatie. Via classificatie als vertegenwoordiging valt de bestemming aan te
geven. Dat is Nederland als personenverband/gemeenschap. Voor een
ondernemingsraad (organisatie) ligt als bestemming niet zozeer een
personenverband/gemeenschap voor de hand, nou ja, zo denk ik nu over, maar een
andere organisatie.
Als het tekeningetje ergens op lijkt, komt het uiteraard als voorbeeld in Metapatroon,
handboek stelselmatig informatieverkeer.
41.36
Als jij en ik dat voor ze moeten overbruggen, klopt het al niet meer. Ik blijf
er overigens bij, dat zulke organisaties als het ware natuurlijk zouden moeten
samenwerken, maar met het gebrek eraan hebben we het meteen over het manco van
de gehele elektronische overheid … en verder. Au fond doet iedereen maar wat.
Nee, dat is ook niet waar. Er is best nogal wat opzettelijke tegenwerking.
41.37
Het contextueel semantisch diagram Statutaire gemeenschapsverhoudingen helpt (ook) diverse
betekenissen ordenen volgens de samenhang in het Statuut voor het Koninkrijk
der Nederlanden stelselmatig. Zoals ik eerder schreef, dat was een lastige
puzzel. Maar dus ook weer erg interessant. En zo’n puzzel is natuurlijk nooit
àf …
In het diagram dat ik opstelde in het kader van het onderzoek naar
positionering van gerelateerden van niet-ingezetenen, nam ik personenverband
op. Daarbij wees ik op ruimere toepassingsmogelijkheden, zie p. 62 van het rapport Analyse van gerelateerdengegevens in het kader van RNI (Bureau Forum Standaardisatie, 31 oktober 2009):
Een zo neutraal mogelijk (bedoelde) term als personenverband bevordert op zijn beurt ruimere oriëntatie. Wat komt eventueel nog meer als dergelijk verband in aanmerking. Een commune, (volks)stam, jeugdbende …? Het idee met ontwerp van een open model is dat als ook dàt allemaal past, de zekerheid groot is dat zo’n model robuust in zijn flexibiliteit is.
Destijds meende ik, dat personenverband op wat grotere schaal dan gezin e.d.
vooral nuttig zou zijn voor, zeg maar, wat primitievere organisatievormen. En
voor het echte organisatorische werk zou een personenverband tevens tot …
organisatie moeten worden verklaard.
In dit recentere diagram komt, als het goed is, tot uitdrukking dat ik nu een
veel symmetrischer opvatting huldig. Dat maakt zoiets als spanning mogelijk
tussen enerzijds personenverband annex gemeenschap, anderzijds organisatie.
Expliciete verschillen bieden evenzovele aanknopingspunten voor (verdere)
verschillen … die o.a. volgens het Statuut reëel zijn.
Wat ik in de opgenomen wandelroute niet beschreef, is dat ook mandatering
wellicht handiger volgens deze opzet valt te faciliteren. Lid 2 van
Statuutartikel 2 stelt o.a.: “De Koning wordt in de [andere Koninkrijkslanden
dan Nederland] vertegenwoordigd door de Gouverneur.” Er zijn dus twee
functionarissen, zie 17. Daartussen kan een verband gelegd worden. Vervolgens
kan dat verband worden getypeerd (soort), bijvoorbeeld als mandaat. Dat heb ik
in het diagram meteen maar veralgemeniseerd. Zo kan het ene lid van een
gemeenschap zich laten vertegenwoordigen door 1. een ander lid (eventueel ook
nogeens van een andere gemeenschap) of 2. een functionaris. Een voorbeeld ad 1
is een familielid of buurvrouw. Ad 2 is dat bijvoorbeeld een accountant. Omgekeerd
kan een functionaris zich laten vertegenwoordigen door 3. een andere
functionaris (eventueel ook nogeens van een andere organisatie) of 4. een lid
van een gemeenschap. Een voorbeeld ad 3 is dus de Gouverneur die de Koning
vertegenwoordigt. Een voorbeeld ad 4 schiet me in de gauwigheid niet te binnen,
maar volgens het diagram kan dat dus óók.
Dit diagram beperkt zich dus niet tot samenhang die strikt voor het Statuut
relevant is. Het is zo, dat óók het Statuut stelselmatig moet passen. Zodra
samenhang aan de orde is, die kwalitatief nog niet de revue passeerde, geeft
het Statuut aldus aanleiding tot stelselmatige aanpassingen. De mate waarin dat
door/voor het Statuut gebeurde, vond ik verrassend. Dat komt, nogmaals, het
sterkst tot uitdrukking in wat er allemaal ‘hangt’ aan personenverband.
In dit verband is de beoordeling door de redactie van RegelMaat illustratief.
In een conceptartikel staat weliswaar nadrukkelijk dat Metapatroon een
stelseltaal is, maar de redactieleden beseffen m.i. (nog) niet wat ermee bedoeld
is. Dat blijkt uit de vraag, of we er niet iets praktisch mee kunnen
modelleren, dus vooral in de uitvoeringssfeer. Eigenlijk zeggen ze dat we met
de stelseltaal iets moeten vertellen dat vergaand ònstelselmatig is. Dat is een
val, zonder dat ze de kwade bedoeling hebben hem op te zetten. Ze beoordelen
iets (ver)nieuw(end)s volgens iets (vertr)ou(w)ds. Maar als we op hun verzoek
inderdaad iets kleinschaligs met Metapatroon modelleren, kunnen ze terecht
opmerken dat ze niets … nieuws zien. En dat dáárvoor die drukte met een
stelseltaal dus niet nodig is.
De Grondwet heeft uiteraard wèl stelselbereik. Dat liet zich raden. En nu heb
ik dat ook van het Statuut begrepen, te weten dat het relevant is voor
variëteit op stelselschaal. Die schaal vind ìk dan overigens juist reuze
praktisch.
41.38
Inmiddels zie ik enkele basale verhoudingen tòch weer anders …, kortom,
onverwachte inspiratiebron. Overigens zijn we er nog lang niet klaar mee.
Moeilijk, maar hoognodig.
41.39
Onlangs vernam ik dat jij wederom bezig bent/gaat met basisregistraties. Wat
mij betreft verklaren we dàt tot het hoofdonderwerp van ons a.s. gesprek. Want
hopelijk kan je op zo’n sleutelpositie daar helpen contraproductieve
voorzichtigheid eindelijk te laten varen. Het moet na ruim tien jaren (en heel
veel geld) toch evident zijn, dat de beoogde stelselmatigheid volgens de
oorspronkelijke aanpak illusoir blijft. Je hebt daarover mijn opstel Infrastructuur op een briefje gelezen. Duidelijk,
nietwaar? De noodzakelijke samenhang op stelselschaal is kwalitatief
een nieuwe opgave. Daarvoor is dus een aangepaste methode nodig,
toegepast door mensen met dito aangepaste (ontwerp)deskundigheid. Wie echter
blijft vragen, waar die methode op de relevante stelselschaal reeds gebruikt
wordt, snapt het domweg niet. Nieuw is nu eenmaal … nieuw.
Vergelijk het met programma’s, projecten enz. voor fysieke infrastructuur.
Steeds meer bestuurlijk georiënteerde ‘types’ worden erbij betrokken. Daar heb
ik niets tegen, zij het dat van de weeromstuit blijkbaar géén plaats is voor
‘types’ die weten hoe een brug werkelijk gebouwd moet worden, een
tunnel, enzovoort èn nota bene ook hoe dergelijke voorzieningen constructief
optimaal op elkaar aangesloten kunnen c.q. moeten worden. Zo kunnen we hoog of
laag springen, maar zonder bijdragen door professionele ontwerpers met
Metapatroon kunnen we een zgn stelsel van basisregistraties (blijven) vergeten.
Ik merk nog op, dat onbegrip van Metapatroon voor bestuurders natuurlijk geen
onderscheidend argument is. Methoden die tot dusver gevolgd zijn (en dus in
onbekwame handen geheid tot mislukkingen leidden) begrijpen ze evenmin, punt.
Au fond gaat het om vertrouwen, maar bestuurders ontbreekt het eveneens aan voldoende
inzicht om deskundigheid te herkennen die vertrouwen in stelselmatig resultaat
wettigt. Nogmaals, hopelijk breng jij daarin hoognodig spoedige verandering.
[nv]
41.40
Ik kan me voorstellen, dat je ook en wellicht vooral wil spreken over inzet van
mijn deskundigheid dáárvoor. Want ooit moet het toch professioneel ontwerpmatig
over stelselmatige boeg gegooid worden.
41.41
In Wat is het geval? ¾ of hoe de titel ooit gaat luiden ¾ uit ik kritiek op gangbare praktijk van rechtsinformatica. Het
opstel Aristoteles,
nee, (nog) géén interdisciplinair variëteitsfilosoof van de
informatiemaatschappij, (maar) wèl inspirerend wijst m.i. op de principiële
tekortkoming die algemeen geldt voor modellering/redenering volgens resp.
afgeleid van zgn syllogisme, predicatenlogica e.d. Dat is een enorme hindernis.
Dat geldt zelfs extra voor zgn informatiearchitecten die immers niet eens
beseffen dat ze een aristoteliaanse kennisleer volgen, laat staan welke
ònstelselmatige beperking die leer a priori oplegt. Nou ja, vervelen hoef ik me
voorlopig dus niet.
41.42
Zou ik met het verkeerde been uit bed gestapt zijn? Volgens mij is nr 22 van TK
32128/32130 bedrog … Daarom ben ik extra benieuwd naar jouw (eerste) indruk.
Slechts een ander etiket maakt van ‘iets’ nog geen zgn objectief criterium.
Overigens vind ik de “objectieve criteria” ter bepaling van wie telt als
partner wel weer wijzen op verschil tussen pre- en postcoördinatie. Indien de ¾ waarden van ¾
criteria stelselmatig beschikbaar zijn, hoef je dienovereenkomstig partnerschap
zelfs niet apart te registreren. Vergelijk het met leeftijd. Die volgt uit
peil- en geboortedatum; daarom is het zelfs handig om registratie tot
geboortedatum te beperken. Een ander voorbeeld is vreemdeling. Is iemand
ingezetene, terwijl z/hij (daar) géén staatsburger is?
Verder bekruipt mij het gevoel dat de opsteller het huwelijk beschouwt als
hoeksteen van de samenleving. Een zgn “basispartnerschap” telt blijkbaar per definitie
twee deelnemers. Vooruit, ongehuwd samenwonen behoort ook tot die klasse van
betekenissen, mits de partners in kwestie een “notarieel samenlevingscontract”
sloten. Nou ja, als ze zo’n contract niet hebben, maar als ongehuwden
samenwonen met hun eigen kind is het ook nog (nèt) een ¾ geval van ¾
basispartnerschap. Nota bene, dat kind resp. die kinderen maakt blijkbaar geen
deel uit van het “basispartnerschap” als “leefeenheid.” Volgens mij gaat daar
wat mis.
Zoals ik toelichtte in mijn bijdrage aan het RNI-rapport, overwoog ik o.a. de
term samenlevingsvorm. Die vond en vind ik echter te beperkend. Zo kwam ik op
personenverband. Er kan immers ook sprake zijn van verband zònder ¾ de voorwaarde van ¾ fysieke nabijheid in hetzelfde verblijfsobject. Daarvan geeft
nr 22 onder vermelding van pensioenrechten een voorbeeld.
Waarom personen een verband kennen, heeft met belangen te maken:
belangenleving. Dat kunnen belangen zijn die de betrokkenen (vooral) uit
zichzèlf ervaren. Andere belangen ‘ontstaan’ door wet- en regelgeving. Over
redelijk evenwicht ging m.i. ook precies de motie (TK 32128, nr 41) die
aanleiding tot nr 22 was, … maar waarop die reactie opnieuw volgens mij
helemaal niet ingaat.
In afwachting van jouw terechtwijzingen kijk ik er alvast nog wat nader naar.
Om bijvoorbeeld samenwonen als objectief criterium te kùnnen hanteren, moeten
partners hetzelfde verblijfsobject hebben. Tja, zo kan dat geregistreerd staan.
Maar hoe ‘objectief’ is dat, als het onverhoopt … niet klopt? Gaan we
dna-materiaal inleveren om objectief te kunnen laten vaststellen of een kind
een … eigen kind is?
De “harmonisatie” lijkt beperkt tot partnerschappen met leden waarvan de
Belangdienst inkomstenbelasting heft, respectievelijk waaraan diezelfde
Belastingdienst toelagen verstrekt. Een uitkering die de Belastingdienst niet
uitkeert, is blijkbaar … géén toelage. Ja, zo kan ik ook harmoniseren, al
helemaal als er weliswaar sprake is van één partnerbegrip, maar met … drie
betekenissen (zie hierboven voor huwelijk en de beide ervan afgeleide
“leefeenheden). Ik moet me sterk vergissen, of die drie betekenissen komen
exact overeen met de verschillen die voor diverse ‘toelagen’ gelden.
Indien ik inderdaad de spijker faliekant missla, klopt in nr 22 in elk geval
niet dat “de regelgeving voor de burger duidelijker” is, althans niet voor mij.
Tussen de regels van nr 22 staat naar mijn idee wèl overduidelijk dat er
allerlei ¾ soorten ¾ personenverbanden zijn èn blijven. Sommige
soorten verdwijnen, maar andere verschijnen. Het blijven er altijd méér.
Semantische interoperabiliteit moet (dus) ingericht zijn op veranderlijk
meervoud. En het ene personenverband vormt zèlf een objectief criterium; een
dergelijk verband moet als zodanig geregistreerd staan (precoördinatief). Een
ander personenverband geldt daarentegen (pas) als gevolgtrekking; om die te
maken moet dus andere informatie als criteria gebruikt kunnen worden
(postcoördinatief). Ik vermoed dat het meestal om een combinatie gaat. Komen de
geregistreerde huwelijkspartners nog in aanmerking voor toelage/uitkering x,
als blijkt (nb! gevolgtrekking) dat ze wonen in verschillende
verblijfsobjecten? Voor de ene wel, maar de andere juist niet?
41.43
Je kunt je “vraagtekens bij […] verantwoording en zo” laten vervallen. Juist
van een stelselmatige aanpak behoort dat een integraal/integrerend aspect te
zijn. Enkele A’s van de zgn A5 zijn audit trail en archivering. Dit laatste
‘dekt’ stellig wat jij bedoelt met “eigen geschiedenis bijhoudt (eigen records
management).”
Hoewel ik je “bijlage” dus nog niet kon bestuderen, merk ik verder op ¾ wellicht ten overvloede; zo ja, mijn
verontschuldiging ervoor ¾ dat
“classificatie” in het ruimere verband moet passen van de samenloop van zgn
documentaire en administratieve informatievoorziening. Zie mijn opmerkingen
over afwegingen tussen metainformatie volgens een (documentair)
classificatieschema of een ¾ relatie
met een ¾ (administratieve)
informatiewaarde. Met andere woorden, classificatie vergt zowel “uitdieping”
als verbreding. De verhouding classificatie/relatie moet veranderlijk zijn voor
optimale inrichting van … veranderingsproces. Daardoor bestaat er ook geen
“probleem” in de zin “dat nog te veel uitgegaan wordt van DMSsen en zo.” Je
moet praktisch kijken wat-er-al-is en daarop voortborduren. Dat lukt, nogmaals,
dankzij veranderlijke verhoudingen voor metainformatie; zie hierover eveneens
mijn eerdere notitie resp. verdere opmerkingen. Op die manier raken m.i.
eventuele “gaten in het beheer van informatie” concreet aanwijsbaar. De
“stelselbenadering” is er dus juist niet “om wat afstand te nemen,” maar om
hier en nu aan de slag te gaan: flexibel volgens duidelijke visie.
Stelselmatig associeer ik met infrastructuur. Dat noodzaakt zelfs tot
veralgemenisering, dwz wat jij “abstract” noemt. Er hoort ook bij, dat op de
“vraag welk probleem we aan het oplossen zijn” géén specifiek antwoord past.
Want infrastructuur wordt ingericht voor een hele klàsse van problemen
tegelijk. Dàt is de visie. Zodra je probleem voor probleem tot oplossingen wil
komen, weet je één ding zeker, te weten dat het resultaat nooit een deugdelijke
infrastructuur is. Kijk maar naar wat het gepruts met elektronische overheid
(niet) oplevert.
Ik kijk op mijn beurt naar je “bijlage” uit.
41.44
Mijn idee was om in alle simpelheid voor Metapatroon ook te claimen dat je er
verhouding tussen seriële en parallelle verwerking mee inzichtelijk kan helpen
maken. In jouw uitleg met voorbeelden lees ik bevestiging. Het is echter niet
zo, dat ik daarvan een relevant model kan opstellen. Maar zo algemeen meen ik
te herkennen dat iemand die er wèl verstand van heeft, jij dus, dat prima zou
kunnen.
41.45
Ik zie, met dank voor je verwijzing, wel degelijk overeenkomst, te weten dat
context ook dáár eenduidigheid dient. En die specifieke, platte betekenis van
context past natuurlijk prima in de methodische, recursieve opzet volgens
Metapatroon. Volgens mij zit overigens geen enkele oplossing “binnen
Metapatroon,” maar kan Metapatroon helpen een oplossing te ontwerpen enzovoort.
Dat begint en eindigt dus bij een professionele ontwerper, ontwikkelaar ...
Z/hij heeft er methodisch pas iets aan, vind ik, voor stelselmatig bereik. Maar
omgekeerd, zonder stelselmatig bereik van gereedschap hebben we er tegenwoordig
helemaal niets (meer) aan. Daar hoort bij, zo meen ik verder, dat àlle
(verschillende) aspecten van ¾
facilitering van ¾
informatievoorziening samenhangend gemodelleerd enz. moeten (kunnen) worden. Ik
wilde dat eens ruwweg ook aanstippen voor parallellisme/serialiteit van
verwerking. Wat verbindt allerlei zgn views?
Ik ben niet van plan dat voor parallellisme e.d. uit te diepen, vooral ook
omdat ik er in nader detail geen verstand van heb. Jij hebt dat wèl, maar hebt
veel beters te doen. Jouw reacties, nogmaals, bevestigen echter genoeg dat die
aanzet met dat tekstje steekhoudend is. Hup, op de website: Parallelle
informatieverwerking met Metapatroon.
41.46
Ja, ik besef(te) dat ik van alles en nog wat ten onrechte vermeng ... voor een
beknopte suggestie, dat samenhangende, nota bene, ... verschillen op z’n
metapatroons tevens nuttig zijn voor verkenning naar verhouding tussen
serialiteit en parallellisme. Ik laat het echter bij die suggestie, die door
abstractie blijkbaar prikkelend werkt. Voorts is dat genoeg als ‘bewijs’
ervoor, dat we ook integraal kijk op dergelijke aspecten hebben. Ik ben (dus)
blij, dat daarover nu ‘iets’ op de website staat. Uitwerking zie ik geen kans
vergroten op betaald werk en inkomsten hebben prioriteit. Daarvoor moeten we
onze tijd (verder) anders besteden.
De stippellijn ‘betekent’ overigens iets anders dan hoe jij ‘m interpreteert.
Ik probeer er ook weer de suggestie van een reeks mee te wekken. Ofwel, tussen
x in de 1e en x in de ie module moet je steeds hetzelfde
verband denken, evenals tussen x in de ie en x in de ne
module. Nou ja, laat ajb zitten. We moeten weer aan ànder werk.
41.47
Ik zie niet hoe welk inherent statisch model dan ook, een tekeningetje oid,
immers, ànders met dynamiek kan omgaan dan door reductie. In informatiemodellen
van werkstroom e.d. voorzie ik daarom zoiets als ¾
suggesties van exemplaren van ¾
activiteiten van onderlinge relatie die zgn precedentie inhouden. Zie
bijvoorbeeld Oefenschema: basisregistraties enz., bovenaan iets rechts
van het midden onder de noemer van project. Die aanduiding ontleende ik aan
theorie van netwerkplanning. Anders zou ik het niet weten.
Als je cardinaliteit bedoelt, dat kan je er eenvoudig bij vermelden. Dat doe ik
ook weleens, maar laat het inderdaad vrijwel altijd weg voor de vroegste stadia
van conceptueel modelleren.
Wat je beide punten betreft merk ik op dat ik voorkeur geef aan spaarzame
notatie. Dat bevordert overzicht, waaraan m.i. het meest gebrek is. Van
weeromstuit is zo’n model nog lang niet zoiets als een complete werktekening.
Zie ook Kritiek
op de pure methode. Er “schort” volgens mij dus niet zozeer iets aan, maar
er zijn min of meer opzettelijke beperkingen. Daarin moet wèl woorden voorzien,
je hebt natuurlijk gelijk. Nogmaals, ik prop dat liever niet allemaal in één
model.
41.48
Zo’n mooi compliment ga ik natuurlijk niet uit de weg. Toen ik die tekst
schreef, ontdekte ik gauw dat de ‘opgave’ nog verwikkelder ¾ ander woord voor stelselmatig ¾ is dan ik voordien dacht. De vlieger ging
dus helaas niet op om ‘m even eenvoudig te beschrijven. Ik heb inderdaad mijn
best gedaan om het nog zo eenvoudig mogelijk te houden. Maar je moet je
aandacht er wel degelijk scherp bijhouden. Ik antwoord dus graag met het
compliment aan jouw adres, dat jou dat lukte.
41.49
Gaan jullie daar langs? Ik ben benieuwd of de projectleider isolement van ¾ ontwerp, ontwikkeling enz. van ¾ die zgn basisregistratie ziet als
voorwaarde voor voortgang: onstelselmatige hond in de onmaatschappelijke pot.
41.50
Haha resp. sniksnik, ja, die Philebus-figuur van Plato is angstig actueel met
z’n verwaande desinteresse.
Antwoorden op dergelijke vragen die bij jou opkomen nav zo’n enkele zin vind
je, als het goed is, ... elders in het Aristoteles-opstel. Als je er een
keertje grondig doorheen gaat, besef je hopelijk o.a. hoe zgn moderne logica
facilitering belemmert van maatschappelijk informatieverkeer met reële
variëteit van dien. Zulk inzicht lijkt me enige studie waard. Met herhalingen
en/of voortijdige toelichting in correspondentie maak ik de boodschap niet
duidelijker.
41.51
Terecht benadruk ook jij interdependentie. Met andere woorden, verbindingen
zijn inherent. Het is dus eerder zo, dat we moeten ophouden met valse pogingen
tot isolering (die steevast resulteren in ònevenwichtige verhoudingen).
41.52
Jouw opmerkingen over Stelselmatige
ontknoping van richtlijn lees ik vooral als nogal specifieke ...
specificaties. Nu is het zo, dat hoe stelselmatiger voorzieningen opgezet zijn,
des te minder specificaties afzonderlijk herkenbaar zijn. Kijk opnieuw maar
naar het verkeersstelsel voor fysieke mobiliteit. Dat bijvoorbeeld jouw
vervoerbehoefte op enig moment begint op locatie a en dan na enige tijd eindigt
op locatie b is er als zodanig niet maatgevend voor. Daarvan is geabstraheerd
met o.a. het potentieel voor die ene concrete verplaatsing als
(infrastructureel) resultaat.
Een specialist heeft gauw de neiging om betekenissen volgens haar/zijn
specialisme op de voorgrond te plaatsen en daar te willen houden. Als je op die
manier voorzieningen ontwerpt enz., weet je echter zeker dat ze onbruikbaar
voor àndere specialisten zijn ... èn vroeg of laat eveneens voor je eigen
specialisme, want daarmee opereer je niet in isolement (ondanks wat een specialist
zichzelf erover wijsmaakt). Dat mag van de weeromstuit natuurlijk niet tot
ontkenning leiden. Er moet ruimte zijn voor alle relevante specialisaties èn
voor productieve combinaties. Soms moet een specialist daarvoor wat leren
schakelen. Wie gewend is over “archiefbescheiden” te spreken, bijvoorbeeld,
komt daarmee met stelselmatig bereik niet meer weg. Het is overigens niet zo,
dat ik meen dat mijn voorstel voor ontleding in object, informatie en drager
het laatste woord erover is. Het bereik met dergelijke configuratie is echter
alweer veel ruimer. De vraag is dan ondermeer hoe archiefbescheid (record)
daarop al dan niet productief valt te projecteren. Mijn antwoord luidt
uiteraard reeds positief, want anders had ik ’t zo niet gemodelleerd.
Vergelijkbaar mag niet de “speciale betekenis in de archivistiek” voorop staan
resp. bepalend zijn voor wat telt als classificatieschema. Het is eerder
òmgekeerd. Indien óók die “speciale betekenis” maar past, zit het met de
stelselmatige opzet wat dàt betreft (dus) óók wel goed voor “de archivistiek.”
Omdat de stelselmatige opzet (veel) ruimer mikt dan een enkel specialisme, is
het zelfs volstrekt logisch dat ... een specialist nogal wat niet kan plaatsen.
Wat weet zomaar een fietser, of zelfs een wereldkampioen wielrennen, van
details van luchtverkeer?
Als jij over het trottoir loopt, vraag jij dan (voortdurend) “wie garandeert
mij dat het stelsel intact blijft, dan wel goed beheerd enz.?” Nee, je
vertrouwt erop. Dat vertrouwen is nog niet gewettigd in een stelsel voor
informatieverkeer op maatschappelijke schaal. Maar je moet m.i. gescheiden
rollen niet verwarren. Ze kunnen bij Rijkswaterstaat natuurlijk niet beweren,
dat ze niet aan een sluis gaan werken zolang de garantie niet bestaat dat ‘ie
goed functioneert. Waarom niet? Omdat ook die garantie nota bene hùn taak,
verantwoordelijkheid is. Als jij dus kiest voor het “records continuum model”
hoort daar onlosmakelijk “afhankelijkheid van het stelsel” bij. De waarborgen
die je terecht eist, ... moet jij helpen vestigen. Als je die afhankelijkheid
daarentegen niet wenst, moet je ook over continuum ophouden. Inderdaad, dat is
in een heuse informatiemaatschappij uiteraard geen reële koers.
Ik begrijp aarzeling overigens prima. Je moet gaan vertrouwen op een aanpak,
stelselmatigheid, die niet je eigen specialisme vertegenwoordigt. Maar bedenk
ajb dat je je eigen specialisme allang beoefent dankzij allerlei
afhankelijkheden.
41.53
Zoals je me aanraadde, stuur ik je graag dit bericht als vervolg op ons gesprek
tijdens het partijtje van jouw neef resp. mijn ‘oude’ buurman.
Wat ik aankaart, is noodzaak van, vooruit, informatieruimtelijke ordening. Die
beschouwen we dan, als het goed is, nauw verweven met de alweer traditionelere
ruimtelijke ordening. Zo komen nieuwe vraagstukken èn kansen (scherper) in
beeld. Voor een volwassen informatiemaatschappij is bijbehorend geïntegreerde
planologie enzovoort onmisbaar.
Graag kom ik erover doorpraten [...].
Maatschappelijk perspectief leidt tot infrastructuur voor informatieverkeer,
eerder niet. Daardoor raakt o.a. duidelijk, waarom tot dusver steevast mislukt
wat elektronische overheid heet. Want alle retoriek ten spijt, dat heeft helaas
nog niets van heuse infrastructuur, integendeel.
Ik besef dat zulke verruimde kijk op informatieverkeer nog ongebruikelijk is.
Maar er liggen allang allerlei vliegen op één en dezelfde infrastructurele klap
te wachten, van maatschappelijke dynamiek (meer opbrengsten) tot en met die
elektronische overheid maar-dan-anders (doeltreffender èn -matiger: meer besparingen).
Ik weet weliswaar precies waar ze (vast)zitten, maar ja, als ik ga slaan,
gebeurt er natuurlijk niets ...
Populariseren van infrastructuur is ‘in eerste aanleg’ moeilijk, zo niet
onmogelijk. Want verdeling van financiële baten en lasten is gauw scheef, zoals
je direct opmerkte. Bestuurlijke verhoudingen daargelaten ... Sterker nog,
omdat er doorgaans méér telt voor evenwichtige verhoudingen, is dàt uiteraard
een voorname reden om ‘iets’ onder de noemer van het algemeen belang tot
infrastructuur te verklaren. Als je daarvoor kiest, lukt het vervolgens stellig
om de visie aantrekkelijk te presenteren.
Ter nadere oriëntatie kom je uiteraard niet toe aan nogal wat boeken en talloze
artikelen, columns e.d. die ik schreef. Om je toch enig idee te geven van
grondige verkenningen noem ik hier met de titel wel even Verkeersbegrip
van algemeen belang: geschiedenis van infrastructurele stelselmatigheid voor
toekomst van informatieverkeer (PrimaVera, working paper 2008-09, Univ. van
Amsterdam, 2008). Voor de artikeltekst hanteer ik als leidraad, niet toevallig
na een aanbeveling door je (her)nieuw(d)e collega, Van der Wouds boek Een Nieuwe Wereld. Verder vermeld ik als titel Agendering
van informatieruimtelijke ordening (PrimaVera, working paper 2010-01, Univ.
van Amsterdam, 2010). Nota bene in dat artikel bespreek ik ¾ enthousiast ¾
het boek Ontwerp en politiek (Uitgeverij 010,
2009) uit de gelijknamige reeks enzovoort die jullie ondersteunen. Ik citeer
mijzelf toch maar, zij het kort (p. 4):
Op maatschappelijke schaal draagt [...] óók informatiekundig ontwerpen onherroepelijk o.a. een politiek karakter, en omgekeerd. Dankzij Ontwerp en politiek laat zich dat in betrekkelijk kort bestek onderstrepen. Want vanuit de veronderstelling dat genoemd boek dus eigenlijk netzogoed over civiele informatiekunde gaat, haal ik relevante passages aan.
Eerlijk gezegd wilde ik daarover destijds al contact met de samensteller
zoeken; als je hem op mijn artikel wilt (laten) wijzen, graag.
Zoals je ziet, ben ik overtuigd van de noodzaak van beleidsontwikkeling voor
infrastructuur voor informatieverkeer op maatschappelijke schaal.
Je wederbericht wacht ik af.
[3 januari 2011, emailbericht aan DG Ruimte, Ministerie van Infrastructuur en
Milieu]
41.54
Allereerst maar eens zien of ik antwoord krijg en, zo ja, hoe dat luidt.
41.55
Ik probeer me alweer sinds jaren voor te stellen, hoe je het daar volhoudt ...
Is het dan de salariszekerheid die je koestert? En/of je idee dat het elders
niet beter is? Dit laatste kan ik helaas bevestigen.
41.56
Overigens botste ik ooit bij Digitaal Bestuur op
dezelfde ‘regel,’ te weten dat zo’n website niet wil dienen als
overstapstation. Je vraagt je dan af, hoeveel ze begrijpen van het medium dat
ze voor publicatie gebruiken.
41.57
Wat vind je ervan, als ik serieus werk ga maken van ¾ het opzetten van ¾ een
Ontwerpschool?
Ik zeg er meteen bij, dat het eindelijk enige inkomsten moet opleveren.
41.58
Het “exotische geval” past volgens mij in Statutaire gemeenschapsverhoudingen. Dat onlangs opgestelde
informatiemodel kan je beschouwen als uitbreiding van de modellenreeks die ik
bijdroeg aan, jou natuurlijk welbekend, het zgn RNI-onderzoek door Bureau Forum
Standaardisatie.
Hier beschrijf ik een dienovereenkomstige wandelroute, nota bene verwijzend
naar reeds in dat nieuwste model aangegeven nummers:
1. De vrouw (bekend als eiseres) en een bepaalde man kennen een ¾ exemplaar van ¾ personenverband/gemeenschap.
2. Huwelijk is een functie/rol/status en
3. via groepsoort op het personenverband van de vrouw en man in kwestie van
toepassing verklaard. Voor dat personenverband-als-huwelijk geldt o.a.
4. afzonderlijk-haar/zijn-eigen-leven-leidend als
groepspersoonsfunctie/-rol/-status (eveneens als relatie met
functie/rol/status; zie 2). Een
5. (natuurlijk) persoon heeft een
6. persoonsidentiteit onder de noemer van een bepaald
personenverband/gemeenschap (zie 1). Met die identiteit is z/hij een
7. soort betrokkene/deelnemer/lid volgens een
groepspersoonsfunctie/-rol/-status (zie 4) die geldt voor een groepsoort (zie
3) van toepassing op een personenverband/gemeenschap (zie 1).
Voilà.
Oh ja, er kan een
8. verband zijn tussen verschillende exemplaren van soort
betrokkene/deelnemer/lid. Zo kan van afzonderlijk-haar/zijn-eigen-leven-leidend
pas sprake zijn ná samenlevend in een huwelijk.
Van het specifieke verband dat ik ad 8 suggereer, ben ik overigens allesbehalve
zeker. Nou ja, dan leggen we zulk (volgtijdelijk geldig) verband toch niet?! En
het gaat er (nog) niet om, of het “exotisch[e] geval” op deze manier al precies
klopt. Wat ook dit voorbeeld, met hartelijk dank, prachtig illustreert, is dat
een stelselmatig deugdelijke definitie geen lòs brokje tekst is, maar gauw zo’n
nogal ingewikkeld model.
Met dezelfde stelselmatige benadering valt het voor de KvK (dus) reuze mee met
de “problemen die ontstaan als gevolg van verschillen tussen soms
ongemakkelijke of onpraktische wettelijke definities en de weerbarstige
werkelijkheid.” Ik ben het niet met je eens, dat mensen “nog niet goed weten
waar te beginnen.” Het allergrootsteprobleemism.i.datzehetveeltè goed
weten, althans, menen te weten. Want ze beginnen s teevastbij...zichzèlf.
Jouw verslag maakt dat over je gesprekspartner volstrekt duidelijk. Lees je
eigen tekst er maar op na. Hij neemt steeds de wereld-volgens-KvK als leidraad,
... die vervolgens onvermijdelijk in de knoop raakt omdat dè wereld nu eenmaal
groter enzovoort is.
Voor mensen die zich nogal strikt oriënteren op wat ze als hùn taak opvatten,
en daarbuiten dus niet of nauwelijks, is het onbegrijpelijk dat de oplossing
vergt dat ze voor stelselmatige opzet juist loslaten wat ze “goed weten.” Hun
specialistische kennis is wèl onontbeerlijk voor toetsing. Zo van, klopt het
voorgestelde model óók voor ¾
facilitering van ¾ onze taken? Daarvoor
relevante “definities” zijn dan deelconfiguraties volgens het stelselmatige
model. Als je, weet je wel, die grote plaat, Oefenschema: basisregistraties enz. bestudeert (met wat
toelichting erbij), zie je bijvoorbeeld aan de linkerkant hoeveel knooppunten
met verbindingslijnen helpen om precisie omtrent vestiging e.d. te ... vestigen.
Jouw gespreksverslag geeft prima aan, welke specificaties (vooral) namens KvK
gelden. Hoe je ze ‘vertaalt’ naar stelselmatige opzet, vergt echter een slag
die apàrte opdrachtgevers nog vaak, zoals gezegd, praktisch belemmeren. Over
dit vraagstuk van reële verhoudingen op ruimere schaal dan van eigen taken
(zulk isolement allang een valse illusie, uiteraard) schreef ik ¾ niet toevallig ¾ onlangs iemand anders een bericht. De strekking acht ik
onverminderd toepasselijk voor NHR ... Zie [aantekening 41.52].
Nogmaals bedankt voor inzage in je inspirerende documentatie.
41.59
Het zetje kwam door het lezen van het boek(je) Architektur
(Fischer, 1956) door Walter Gropius, grondlegger van het Bauhaus. Daardoor
herinnerde ik me mijn column Ontwerpschool.
Overigens pleit ik consequent voor voorrang voor opleidingen, maar dat vindt vooralsnog
geen serieus gehoor. Het is ook lastig om mensen op te leiden, zolang je de
juiste opleiding zèlf nog niet hebt, sterker nog, zolang je niet eens begrijpt
dàt je opleiding mist. Ik zie daarin geen reden, integendeel, om mijn mening
over de noodzaak van ¾ voorrang voor ¾ opleidingen te herzien. Daarom wil ik er
binnenkort wat gedetailleerder over kunnen beginnen. Ja, Metapatroon,
handboek stelselmatig informatieverkeer biedt aanknopingspunten resp.
materiaal voor allerlei leergangen. Ja, zonder financiële inkomsten houdt het
op.
41.60
Hoe ik naar definities in wet- en regelgeving kijk, is toetsend of wat we als
stelselmatige opzet bedachten stand houdt. Zo ja, niets aan doen. Zo nee, dan
was de opzet blijkbaar nog niet stelselmatig genoeg; daar moet in/door dat
geval iets aan gebeuren.
Wat mij betreft, is de opzet onverminderd geldig voor die betekenissen van
partner. Pfff. Ik zal proberen te verklaren waaraan dat model zijn kennelijke
robuuste flexibiliteit ontleent. In de ‘vorm’ van personenverband is
registratie mogelijk van ‘iets’ dat deelnemers eraan in algemene zin als
partners bestempelt. Voor een specifieke taak moet echter wellicht gekeken
worden of, wat ik kortweg maar noem, ontbindende voorwaarden gelden. De
oplossing is dan niet om dat personenverband in kwestie te schrappen, want dat
blijft stellig voor àndere specifieke taken relevant. Daarentegen moet de
registratie dienovereenkomstig zijn uitgebreid. Zo bleef voor de eiseres in die
zaak weliswaar geldig dat zij gehuwd is, maar verdiende haar rol erin te zijn
aangeduid als “afzonderlijk-haar/zijn-eigen-leven-leidend” ipv samenlevend.
Kortom, het hangt van de taak af, of raadpleging van louter het geregistreerde
personenverband volstaat. Zo niet, dan moet overige informatie eveneens
beschikbaar zijn. En het is dus de kunst daarvoor een stelselmatige opzet te
bedenken, dwz flexibel, compact e.d. Er bestaat geen garantie, dat een bepaalde
opzet beantwoordt aan vòlgende eisen, maar een deskundige ontwerper komt een
eind. Verder moet structuur principieel veranderlijk zijn, zoals met
Metapatroon, juist omdàt geen enkele ontwerper onfeilbaar is.
Het is overigens één manier om te vertrekken vanuit een a priori
personenverband en ‘daarop’ eventueel ontbindende voorwaarden van toepassing te
verklaren. De àndere, zeg maar tegenovergestelde manier kent (dan) slechts
verbindende voorwaarden. Indien aan bepaalde voorwaarden voldaan is, vòlgt
daaruit dat de personen in kwestie elkaars partner zijn. Bijvoorbeeld,
opzettelijk met een flauw voorbeeld voor dit accent, alle mensen waarvan de
derde letter van de eerste voornaam een x is èn waarvan er steeds minstens tien
wonen binnen een straal van honderd meter zijn ... partners, omdat ze een
vrijkaartje voor de intocht van Sinterklaas ontvangen. Tja, wie weet. Voor zo’n
ad hoc-verband staan (uiteraard) niet a priori één of meer personenverbanden
geregistreerd. Haha, ja, iemand kan lid van méér van zulke verbanden tegelijk
zijn. De criteria/voorwaarden omvatten echter een onmiskenbare specificatie van
informatie die nodig is om volgens dàt perspectief te bepalen wie partners
zijn.
Tegen de benadering volgens louter verbindende voorwaarden valt in te brengen,
dat het partnerbegrip daardoor uit z’n ... verband getrokken wordt. Als
ontwerper luidt mijn antwoord, dat het me niets uitmaakt hoe je het noemt, maar
dat met zulk overzicht over beide manieren de opzet zo stelselmatig mogelijk
geborgd lijkt.
Tenslotte merk ik op, dat wat ontbindende voorwaarden voor de ene
taakuitvoering zijn, als verbindende voorwaarden voor een andere taakuitvoering
kunnen tellen. De vervlechting die een stelselmatige opzet kenmerkt, maakt
dergelijke wisseling van context annex perspectief mogelijk uitgaande van
dezèlfde informatie.
Begrijp ik het zelf eigenlijk nog wel ... We kunnen, herstel, moeten op deze manier(en)
inderdaad eens kijken naar wat partner zoal betekent volgens sociale zekerheid.
41.61
Nee, geen raakvlakken. Dat artikel ¾ ik
ken al het al ¾ is een herhaling van
wat ze iets meer dan een jaar geleden ook in Informatie
publiceerden. Zie mijn aantekeningen ¾
die je overigens al kent ¾ 34.3
en 34.70. Omdat hun nieuwe artikel ... niets nieuws biedt, heb ik er ...
niets aan toe te voegen.
41.62
Voor een indruk hoe die stelselmatige informatiemodellen met Metapatroon
opgezet zijn/worden, zie een voorbeeld van ¾
betekenis van ¾ ingezetene.
Met de juiste pijltjestoets verschijnt steeds het volgende plaatje. Wanneer je
daar even de tijd voor neemt, krijg je geheid gevoel voor beperkingen van
strikt toepassingsgerichte modellering.
Als achtergrond voor stelselmatige, dus infrastructurele positionering van o.a.
DigiD beveel ik je mijn column De
remedie van het algemeen belang (sterk) aan.
Verder bedacht ik, dat je het wellicht leuk vindt te kunnen verwijzen naar de
nota waarvan jij op het voorblad als co-auteur vermeld staat: Informatieverkeer in publiek domein. De inhoud is helaas
onverminderd actueel. Maar als je ervan maakt dat het een visionair verhaal is,
klinkt het natuurlijk wervender.
Wij wachten je eventuele nadere bericht af.
41.63
“Hans Boutellier is algemeen directeur van het Verwey-Jonker Instituut en
bijzonder hoogleraar Veiligheid & burgerschap aan de VU Amsterdam.” Ik
correspondeerde (kort) met hem over zijn oratie Nodale
orde: veiligheid en burgerschap in een netwerksamenleving (2007), omdat
hij m.i. voor een betere beschrijving ervan prima Metapatroon zou kunnen
gebruiken. Zie aantekening
22.13. Dat bleek wat te veel gevraagd ..., maar ja, je bent immers
hoogleraar geworden om je van suggesties niets te hoeven aantrekken. In zijn
nieuwste boek, De improvisatiemaatschappij, Over de
sociale ordening van een onbegrensde wereld (Boom, 2011), verwijst hij
dan ook (nog) niet naar mijn werk. Weliswaar schrijft Boutellier (p. 136):
Knooppunten en clusters daarvan zijn altijd ook weer verboden met andere netwerken waarin ze een andere rol kunnen spelen. De aard van de verhoudingen binnen een [...] netwerk is onder andere bepaald door de functie waar het knooppunt zich mee bezighoudt.
Maar met Metapatroon valt dat pas als één stelselmatige “ordening” te
begrijpen ... en dat blijft Boutellier dan ook ontgaan.
Zie ook aantekening
22.14 en aantekening
24.9.
41.64
LKIF is het acroniem voor Legal Knowledge Interchange Format. Daaraan wordt
gewerkt met het (Europese) Estrella-project, dat het Leibniz Instituut coördineert en
waarschijnlijk voor het overgrote deel ook uitvoert. Volgens Estrella is LKIF een
“language [...] provid[ing] a direct support for representing three types of
knowledge, which have been identified as most indispensable to law and legal
reasoning: terminological knowledge, legal rules and normative statements.”
Met LKIF als taal resp. als onderdeel vàn de taal in kwestie is LKIF-Core
Ontology opgesteld met OWL ... als taal. Om LKIF-Core Ontology te bekijken,
bewerken is (dus) een owl-reader en/of -editor nodig, dwz een
computerprogramma. Dat kan bijvoorbeeld met TopBraid Composer, een programma
dat onderdeel vormt van TopBraid Suite van de firma TopQuadrant.
De ònstelselmatigheid van LKIF-Core Ontology geeft Estrella zèlf reeds
onmiskenbaar aan: “[T]he LKIF core ontology is rather a library of ontologies
relevant for the legal domain than a monolithic body of definitions.” In deze
passage is nota bene het enkelvoud van domein verraderlijk, althans vanuit
stelselmatig perspectief. De kern bedoelt immers meerdere domeinmodellen te
faciliteren. Dat levert ontologieën in meervoud op, wat stelselmatig bekeken
aperte onzin is.
Daar heb je het antwoord naar de vraag naar “de merites.” Die zijn er
stelselmatig niet, integendeel. Ook LKIF met LKIF-Core Ontology vormt een
obstakel.
Dat heeft TopQuadrant echter nog niet in de gaten. Zoals ik het begrijp uit een
presentatie over Netherlands Ministry of Justice Metadata Workbench,
ondersteunt TopBraid Suite “model transformations.” De uitkomst bestaat uit
“CCTS Ontologies.” Wat dat zijn? Ik houd het op een verzameling zgn core
components. De grondstoffen voor zulke transformatie zijn dan “rich
ontologies,” dat wil zeggen “expressive models of domains.” Hoe reële
verschillen op stelselschaal tot zo’n kern worden verwerkt, lijkt echter geen
... issue. Dat stadium heeft Estrella m.i. evenmin bereikt.
Enfin, over “expressive models of domains” merkt TopQuadrant, in de presentatie
waarnaar ik hierboven al verwees, op dat “these include LKIF.” Daar dreigt
wederom verwarring. Want LKIF is géén domeinmodel, maar pretendeert via
LKIF-Core Ontology ¾ wat dus feitelijk
al LKIF-Core Ontologies is; zie hierboven ¾
een taal te bieden voor documentatie van (juridische) domeinen. Het is alweer
wat minder flauwekul, indien er zoiets als LKIF-based models had gestaan ipv
LKIF.
Wat inzicht ook niet helpt, is de suggestie dat het ministerie van Justitie iets
karakteristieks doet met haar Metadata Workbench. Maar zoals ik het inmiddels
zie, gaat het methodisch ‘gewoon’ om die TopBraid Suite. En dáár weer
onderliggend om CCTS, en zo door naar OWL, RDF ... Je kunt het volgens mij
vergelijken met het gebruik dat organisatie X maakt van Open Office. Omdat een
medewerker er daar een tekstje mee schrijft, heet dat toch ook niet het
Digitale X-Kantoor oid?
Een evenwichtig oordeel vergt alertheid over eventuele appels en peren.
Daarvoor ontwikkelde ik in Vernieuwing
als dynamiek van theorie, techniek en toepassing een m.i. relevante
indeling. Als je dat (korte) opstel leest, herken je hopelijk gemakkelijker dat
LKIF, CCTS enz. enz. de (ken)theorie ongemoeid laten die juist ...
problematisch geraakt is door opschaling van informatieverkeer. Sterker nog, de
ervoor gevolgde theorie blijft impliciet, zodat de achterlijkheid ervan
onmogelijk kàn opvallen. Daarom vind ik mijn (lange) opstel Aristoteles,
nee, (nog) géén interdisciplinair variëteitsfilosoof van de
informatiemaatschappij, (maar) wèl inspirerend relevant en actueel. Je ziet
daar de modaliteit die Aristoteles principieel met genus (klasse) aanwijst.
Dezelfde ònstelselmatige, verborgen geraakte hindernis komen we nog altijd
tegen, maar heet ‘ie dus domein volgens owl-ers e.d.
Ja, aan zijn navraag klopt, dat ik naar LKIF zou kijken. Dat heb ik toen ook gedaan.
Mijn opgefriste beoordeling tref je hierboven aan.
41.65
Zijn boek is verschenen in een serie waarover ik eerder enthousiast was, omdat
VROM (thans: I&M) de problematisering van de spanning tussen politiek en
ontwerp ermee sponsort, prachtig! Dat is dus precies het thema waarover ik
nader contact zoek met/via DG Ruimte en, als dat lukt, waaraan jullie m.i.
institutioneel vervolg kunnen geven. Bijvoorbeeld, zie Vermaatschappelijking.
41.66
De aanleiding voor dit berichtje is, dat ik weer eens het schetsboek Informatieverkeer in publiek domein begon te lezen. Afgezien
van schaarse tijdgebonden, inmiddels dus wat achterhaalde verwijzingen ben ik
eerlijk gezegd verbluft door de actualiteit. Prachtig! Ja, dus ook nogal
geschokt, maar goed.
Ten geleide tot en met hoofdstuk
2 dragen vooral jouw stempel (erken ik als toenmalige spookschrijver
graag voluit). Aan de aldaar geëtaleerde visie mankeert niets, integendeel, die
stáát. Er is onverminderd of zelfs toegenomen behoefte aan. Zo kom ik op de
suggestie, dat je kunt overwegen die tekst opnieuw ‘in circulatie’ te brengen.
Nogmaals, je hoeft er m.i. niets resp. nauwelijks iets aan te veranderen. Voor
heruitgave kan ik je het complete tekstbestand sturen.
41.67
Wellicht ten overvloede vermeld ik, dat het zgn schetsboek zijn idee was.
Daarvoor gaf hij mij destijds opdracht, maar vooral het voorwerk (Ten geleide en Inleiding)
en deel I (hoofdstukken 1 en 2) beschrijven zijn visie. Die verdient volgens mij
gewoon aandacht, punt. Willen jullie er ook eens naar kijken, bijvoorbeeld om
dat tekstgedeelte onder zijn naam, terecht dus, eens voor een vergadering te
agenderen? Of begrijp ik domweg niet, hoe het daar werkt?
41.68
Als hij beseft dat DG Ruimte tevens DG Informatieruimte is, hebben ‘we’ als
Nederlandse samenleving een heuse doorbraak (want wij leven steeds meer in een
informatiesamenleving). (Pas) dan krijgt bijbehorende infrastructuur
stelselmatige aandacht. Dat gebeurt tot dusver niet, wat het gemodder en
verspilling verklaart.
41.69
Jullie plan benadrukt, zie Inleiding, dat “de toegevoegde waarde van de
activiteiten [expliciet] duidelijk moeten worden.” Daarbij kampen jullie m.i.
in dit stadium met een principieel vraagstuk. Want wie dat duidelijk moet gaan
vinden, beschikt nog onvoldoende of zelfs helemaal niet over het
referentiekader ervoor. Zie verderop ook opmerkingen over “beleid.”
Van wat als “kader van de activiteiten” vermeld staat, komt slechts de Interoperabiliteitsagenda in de buurt. Maar ook die agenda
blijft georiënteerd op informatieverkeer waaraan altijd minstens overheid
deelneemt. Voor burgers en bedrijven vormt informatieverkeer met
overheidsinstellingen echter een uitzondering. Op maatschappelijke schaal biedt
zo’n geïsoleerde elektronische overheid daarom géén infrastructuur, maar dreigt
interoperabiliteit zelfs te frustreren.
Van “toegevoegde waarde” is met ¾
standaardisatie voor ¾
interoperabiliteit pas sprake op reële verkeersschaal. Bijzondere voorzieningen
voor een deelverzameling van informatieverkeer werken averechts. Zo beperkt is
elektronische overheid gepositioneerd.
Verduidelijking van “de toegevoegde waarde” vergt nota bene verruiming van het
“kader van de activiteiten.” Een eventueel nieuw Instellingsbesluit
biedt daarvoor een mooie gelegenheid. Dat roept dan stellig de nadere vraag op,
wèlke activiteiten o.a. jullie verrichten.
Voor een beredeneerde schets van bestuurlijke verhoudingen (governance) voor
interoperabiliteit, zie mijn opstel Wat is een
semantische standaard en hoe kan College Standaardisatie die vraag (anders)
beantwoorden?
Onder de noemer van “belangrijke ontwikkelingen in de omgeving” somt het plan
allereerst “een nieuw kabinet” op. Is de volgende passage toepasselijk?
Juist deze kabinetsperiode ziet belangrijke veranderingsmaatregelen op talloze terreinen. Zo wordt alom het ambtelijk apparaat in hoog tempo ingrijpend gemoderniseerd, dus van rijksdienst tot gemeentelijke overheid. Tegelijk hebben forse bezuinigingen plaats. Digitale informatie- en communicatietechnologie speelt een sleutelrol in veranderingen en voor nieuwe voorzieningen.
Deze zinnen zijn overgenomen uit de nota Informatieverkeer in publiek domein, gepubliceerd in 2004
(zie daar p.15). Als visie met consequent maatschappelijk bereik kan de nota
dus prima dienen, minimale aanpassingen daargelaten, om het referentiekader te
helpen vestigen ter verduidelijking van “de toegevoegde waarde.”
Het “einde van het programmabureau NOiV” komt (ook) goed uit voor herkadering.
Zònder (maatschappelijke) visie blijft het zo, dat een aanleiding gauw opgevat
raakt als apàrt probleem dat met een dienovereenkomstig apàrte maatregel valt
op te lossen. Daarvan is met infrastructuur voor informatieverkeer op
maatschappelijke schaal natuurlijk geen sprake.
Wat voor NOiV geldt, doet dat evenzogoed voor jullie, enzovoort. Infrastructuur
vergt stelselmatige sturing.
De verruiming tot maatschappelijke schaal keert ook de verhouding om tot de
“visie van het Rijk op ICT en Informatie.” Nu stelt het plan, dat die “visie
[...] directe invloed [zal] hebben op [jullie] activiteiten.” Dat lijkt
inderdaad zinnig volgens het beperkte kader van elektronische overheid en de
opvatting dat het Rijk als centrale overheid daarop de sterkste invloed heeft.
Maar stelselmatig bekeken is het natuurlijk precies andersom. Er is een visie
met maatschappelijk bereik, zie bijvoorbeeld Informatieverkeer
in publiek domein, waarvan wat het Rijk doet met “ICT en Informatie”
vooral àfgeleid moet zijn.
Het “belang van open data” moet volgens mij in nauwe samenhang met autorisatie
vorm krijgen. Dat maakt een algemene opzet mogelijk. Want in deze context komt
“open” neer op afwezigheid van de eis tot expliciete bevoegdheid voor
raadpleging. Verder verdient convergentie van voorheen gescheiden
administratieve en documentaire informatievoorziening aandacht; zie o.a. Stelselmatige
ontknoping van richtlijn.
Dit is meteen een aardig voorbeeld, dat ontwerp enz. van stelselmatige
voorzieningen vakwerk is. Wat zich voor een leek voordoet als een apàrt
probleem, is dat vaak niet; zie ook de opmerking hierboven. Het is de ‘kunst’
om met een zo gering mogelijk aantal voorzieningen te voorzien in zoveel
mogelijk (reële) behoeften; dat lukt met wisselende configuraties. Wie dat niet
begrijpt resp. weigert aan te nemen, houdt uiteraard moeite met acceptatie van
een referentiekader om “de toegevoegde waarde” te herkennen.
Voor het “toetsen van voorzieningen” is een visie op passende schaal
onontbeerlijk, punt.
O.a. “Europese ontwikkelingen” versterken de noodzaak van òpschaling van het
referentiekader. Ze hoofdstuk 14, Internationalisering, in Informatieverkeer in publiek domein.
Een sterk punt van het plan zijn de expliciete “criteria voor het kiezen van
activiteiten.” Daardoor kan de lezer nagaan, welke redelijkheid geldt.
Het eerste criterium is eerder pragmatisch, dan structureel. Volgens het
huidige Instellingsbesluit beëindigen jullie het
werk eind 2011. Daarom moeten “activiteiten [...] afgerond/overdraagbaar zijn
in december 2011.”
Ten tweede “moet [er] behoefte aan zijn bij de stakeholders.” Dit leidt tot de
hoofdvraag: Wie zijn belanghebbend? Zien jullie dat geabstraheerd als het
algemeen belang, omdat pas op die schaal “toegevoegde waarde” telt met
interoperabiliteit voor informatieverkeer?
Deze vraag is zelfs retorisch, gelet op het derde criterium, te weten dat
“activiteiten [...] moet[en] interoperabiliteit bevorderen.” Het heeft er
echter weg van, dat het onlosmakelijk verband tussen interoperabiliteit en
(verkeers)schaal tot dusver onvoldoende erkend is. De beperkte schaal van
elektronische overheid is contraproductief.
Volgens het vierde criterium moet, waarmee jullie je bemoeien, “bovensectoraal
zijn, [of] sectoraal geen eigenaar of meerdere conflicterende eigenaren”
kennen. De bovensectorale positionering wordt bevestigd door het bestuurlijke
kader dat Wat is een semantische standaard en hoe kan
College Standaardisatie die vraag (anders) beantwoorden? schetst. Wat
conflicten betreft, is het de vraag of bijbehorende verschillen reëel zijn. Zo
ja, dan gaat met een winnaar resp. verliezer van een conflict noodzakelijke
variëteit verloren. In plaats daarvan verdienen zulke verschillen erkenning en
moeten ze voor interoperabiliteit van nodige samenhang worden voorzien.
Jullie, vijfde criterium, maken je verder druk, indien iets “geen andere
eigenaar [heeft] bovensectoraal.” Zie voor een algemener kader opnieuw Wat is een semantische standaard ...
Het zesde criterium luidt dat “activiteiten [...] moet[en] passen in het Instellingsbesluit.” Tja, wat is passen? Volgens
artikel 7 adviseren jullie over “de uitvoering van beleid op het gebied van
interoperabiliteit en standaardisatie.” De maatregelen voor
overheidsinstellingen gelden echter óók, dat is nu eenmaal kenmerkend voor
verkeer, voor burgers en bedrijven als deelnemers aan het informatieverkeer.
Voilà, maatschappelijke schaal, dus infrastructuur voor informatieverkeer. Maar
als daarvoor nog geen stelselmatig beleid bestaat, doen jullie dan ... niets?
Of zien juist jullie er zoiets als professionele verantwoordelijkheid in om op
dat gemis te wijzen, voorzien van suggesties voor zulk beleid?
De Interoperabiliteitsagenda bevat
beleidsaanzetten. Het zevende criterium, te weten dat “activiteiten [...]
moet[en] passen in de Interoperabiliteitsagenda,”
is daarom onverminderd houdbaar. De praktische uitvoering moet uiteraard
zonodig aangepast worden, indien een ruimer kader expliciet gaat tellen.
Als achtste, en laatste, criterium heet het, dat “activiteiten [...] moeten
onderling samenhang vertonen.” Dat is natuurlijk precies waarom een
(ontwerp)visie op infrastructuur voor maatschappelijk informatieverkeer onontbeerlijk
is. In Informatieverkeer in publiek domein, ihb
in deel II, Schetsen van informatiekundige stelselmatigheid, staat daarvoor een
aanzet opgenomen. Het doet er hier even niet toe, of die schets al dan niet
bruikbaar is. Het principiële punt is dat van vooropgezette ¾ uiteraard tevens veranderlijke! ¾ stelselmatigheid. Nota bene,
samenhang-voor-algemeen-belang bepaalt wat als element van infrastructuur past
(ipv de verwachting, omgekeerd dus, dat lukraak verzamelde middelen als bij
toverslag samenhang vertonen dankzij etikettering als standaard).
41.70
Ik herlees de tekst nog enkele keren voor nauwkeurige bestudering, ... maar
meen al genoeg te weten dat ‘we’ zo niet verder komen, integendeel. De
meevaller is, dat de tekst vrijwel ongewijzigd kan blijven ¾ of las ik werkelijk te vluchtig ¾ mits het toetsingskader wordt vervangen
door een heus stelselmatig ontwerp. Vergelijk het met een stuklijst. Daar
staan, eenvoudig gezegd, de onderdelen op voor een product. Dat is handig voor
inkoop, voorraadbeheer e.d. Maar je moet dat product-als-samenhang kennen om er
de passende stuklijst van àf te leiden. Anders is het onzin, punt. Dat is nog
helemaal afgezien van de assemblage van onderdelen tot product. Wie denkt dat
samenhang inherent aan de stuklijst is, is allereerst onbenullig en nadat z/hij
erover voorgelicht is ronduit ... nalatig. De steriliteit van louter een lijst
geldt netzogoed voor zgn open standaarden als voor zgn basisvoorzieningen. Een
basisvoorziening is natuurlijk ook een ... standaard, zij het met
samengesteldere functionaliteit dan wat gewoonlijk met de term standaard
aangeduid wordt ... en met voor een basisvoorziening als element van
(maatschappelijke) infrastructuur nogeens het voorbehoud dat zo’n standaard
daardoor juist niet (langer) open is, maar verandert in wat ik een
algemeen-belang standaard noem. Want zodra ‘onze’ burgers en bedrijven er voor
hun (informatie)verkeer afhankelijk van zijn, willen ‘we’ toch doorslaggevende
invloed op beheer ervan hebben, nietwaar? Nee, klopt, dat is niet open. Verder
zijn er onmisbare middelen enz. waarop invloed een illusie is. Dan doet ‘open’
er (ook) niet toe, wat voor dergelijke gevallen uit ‘onmisbaar’ volgt. Okee,
voordat ik er een compleet opstel aan wijd, zal ik de tekst nog maar eens
herlezen ...
Ja, precies, met jouw “gedachte” mik jij dus wèl infrastructureel. In een
informatiemaatschappij kan je Internettoegang inderdaad vergelijken met een
trottoir. Daarop mag iedereen lopen zònder directe belasting/heffing. Het gaat
er even niet om, of nu nèt die maatregel die jij voorstelt getroffen wordt. Wat
principieel telt, is het maatschappelijk perspectief op informatieverkeer.
Overigens bestaat ‘het’ “landelijk dekkend wifinetwerk” wellicht allang
nagenoeg dekkend. Alsjeblieft, niks aanleggen door de overheid; dat is een
kwestie van huurovereenkomsten met desbetreffende providers. Ook mee eens, na
verloop van tijd kan die opzet wijzigen.
41.71
Door je instemmende reactie, onlangs, op Wat is een
semantische standaard en hoe kan College Standaardisatie die vraag (anders)
beantwoorden? voelde ik me aangespoord tot enig verder advies. Daarvoor
herkende ik aanknopingspunten in het gedeelte van jullie plan dat de diverse
activiteiten beschrijft. Omdat jijzelf vraagtekens plaatste bij de
stelselmatigheid van sommige van die activiteiten, waagde ik het gewisselde
perspectief ‘maar eens’ als uitgangspunt te nemen. Dat heb ik geprobeerd zo
consequent mogelijk vol te houden. Wat daardoor hopelijk aardig lukte, is om
voor de activiteiten tevens hun samenhang wat explicieter te benoemen ... en
voor het eventuele vervolg de infrastructurele koers sterk aan te raden.
Samenvatting: Er is veel stelselmatig werk te doen. Voorlopig blijft de
primaire opgave die stelselmatige behoefte manifest te krijgen.
De concepttekst van het plan beschrijft, na een Inleiding, veertien
“activiteiten.” Als laatste (nr 14) staat “toekomst” vermeld, met als gepland
“resultaat” o.a. “een verkenning naar behoeften, effecten en rendement van
werkzaamheden rondom interoperabiliteit en standaardisatie, zo mogelijk
gerelateerd aan kabinetsprioriteiten.”
Daarvoor kom ik terug op de noodzaak van een passend referentiekader. Dat kader
ontbreekt m.i. nog altijd bij zowel beoordelaars als ... opstellers van zo’n
verkenning. Hoewel die deugdelijke verkenning naar mijn idee allang bestaat,
blijft die alom onbegrepen. Waarom? Dat moet liggen aan een wijd verspreid
kader, zeg ook maar paradigma, dat echter niet (langer) toepasselijk is.
De zoveelste poging tot verkenning is niet alleen overbodig, omdat het
resultaat van eerdere pogingen beschikbaar is èn inhoudelijk voldoet. Zelfs een
ernstiger bezwaar is, dat het vooralsnog zinloos is. Ook het zoveelste
resultaat ‘komt’ nooit ‘aan’ zolang voorwaarden voor opbouwend begrip
ontbreken. Voorrang verdient daarom voorlichting over een stelselmatig
referentiekader voor interoperabiliteit. Wie subiet het pleonasme met
stelselmatig en interoperabiliteit herkent, heeft ’t overigens al aardig door.
Een begripsdrempel die tot dusver onneembaar hoog blijkt, laat zich als
“scaling fallacy” benoemen. Het is een “misvatting,” zo stelt Lidwell c.s. in Universele ontwerpprincipes (BIS Publishers, tweede
druk, 2006), nogmaals, het is een “misvatting om te veronderstellen dat als een
systeem op een bepaalde schaal werkt, dat ook op een kleinere of grotere schaal
het geval zal zijn.”
Maar als ontwerpers al gauw geneigd zijn die fout te maken, is de kans zelfs
nog veel groter dat opdrachtgevers het “schaaleffect” niet beseffen.
Grofweg tellen voor opdrachtgevers e.d. allang twee schaalniveaus, te weten dat
van de (traditionele) toepassing voor geïsoleerde informatieverwerking resp.
van het (nieuwe) stelsel voor maatschappelijk informatieverkeer. Waar gaat het
mis? De veronderstelling is vals, dat informatievoorziening op stelselschaal
louter een òpschaling vergt van wat werkt op toepassingsschaal.
De schaal van aparte toepassingen is vertrouwd, geeft een gevoel van beheersing
enzovoort. Juist wie dat gevoel heeft, beseft niet dat het vals is. Nota bene,
tevens komt die schaal praktisch overeen met gangbare budgettoewijzing.
Aangezien een budget correspondeert met een potentiële opdrachtgever, is en ...
blijft dat ook als het ware de natuurlijke schaal voor opdrachtnemers. Dit
verklaart stellig in belangrijke mate waarom commerciële adviseurs, ontwerpers
e.d. in meerderheid onbekend ¾ willen ¾ zijn met het “schaaleffect.”
De stelselmatige oriëntatie valt pas ... stelselmatig te vestigen via opleiding
van toekomstige beroepsbeoefenaren. Dat duurt dus even. Maar als ‘we’ daarmee
wachten, duurt het uiteraard nòg langer.
Het is een redelijke vraag, of jullie je het “schaaleffect” ¾ in het Engels m.i. duidelijker,
confronterender geëtiketteerd als “scaling fallacy” ¾ moeten aantrekken. Als wezenlijke bijdrage erken ik, dat jullie
daarop feitelijk reeds positief antwoordden met interoperabiliteit als leidend
thema (ipv standaardisatie). Tegelijk hebben jullie aldus ‘pas’ a gezegd.
Consequent moet daarop b enzovoort nog volgen.
Over verkenning zelfs inclusief stelselmatig referentiekader gesproken, de nota
Informatieverkeer in publiek domein (Ictu, 2004)
biedt allerlei schetsen. Neem hoofdstuk 18, Ontwerpslag
tussen behoeften en voorzieningen. Dat begint met te wijzen op
het grote verschil tussen enerzijds wat een professionele ontwerper ‘doet,’ anderzijds wat iemand meent dat een ontwerp zou moeten zijn wanneer zij/hij zich er als amateur mee bemoeit.
Let wel, ook verreweg de meeste toepassingsprofessionals blijken stelselamateurs. Zij lijden aan “misvatting” over “schaaleffect,” dus. Want als stelselmatig
amateuristisch geldt de neiging om een bepaalde behoeftestelling autonoom op te vatten. Er zou dienovereenkomstig ook precies één manier bestaan om de gestelde behoefte vervullen (lees ook: effect behalen). Als we zo’n manier een maatregel, voorziening, middel, oplossing noemen, leiden gevarieerde behoeften zodoende tot even zovele, zeg maar, voorzieningen.
Daarentegen,
het professionele ontwerp ‘scharniert’ met aan de ene kant een reeks behoeften èn aan de andere kant de voorzieningen als een configuratie. Daarbij is het aantal geïntegreerde voorzieningen, als het goed is, (veel) geringer dan de opgesomde behoeften. Elke behoefte is vervuld middels de voorzieningenconfiguratie (meestal door een deelconfiguratie). De voordelen van zo’n ontwerpslag kunnen groot zijn. Ze variëren van financiële besparing tot kwaliteitswaarborg. Het is zelfs zo, nogmaals, dat talloze behoeften onmogelijk te vervullen zijn, wanneer oplossing op oplossing gestapeld zou worden.
Met andere woorden, het is ònmogelijk om zindelijk over voorzieningen te
oordelen zònder ontwerp van, inzicht in de configuratie die erdoor tot stand
komt en functioneert. Vanwege de reële, dwz maatschappelijke schaal van interoperabiliteit
geldt de configuratie in kwestie als infrastructuur.
De term infrastructuur bedoelt óók voor stelselmatige voorzieningen
voor informatieverkeer op maatschappelijke schaal het passende referentiekader
te helpen oproepen. Dat appèl is tot dusver niet geslaagd. Dat vind ik een
kwestie van volhouden. Het amateuristische alternatief is immers dóórgaan
volgens toepassingsschaal, met averechtse gevolgen van dien op stelselschaal,
met (financiële) verspilling ipv besparing.
Naar mijn opvatting moeten jullie (daarom) voor je “toekomst” na de a van
interoperabiliteit expliciet de b van infrastructuur propageren. Oh, staat dat
niet in het Instellingsbesluit? Maar het is nu
eenmaal zo, dat jullie je werk niet adequaat kunnen doen zònder
infrastructureel referentiekader. Op z’n minst moeten jullie, zolang verder
niemand er institutioneel in voorziet, de infrastructuur voor informatieverkeer
agenderen/thematiseren en als kader hanteren voor zijn bijdragen. Anders
kloppen die bijdragen immers niet, omdat de stelselmatige positionering ervan
mist.
Voor dergelijke positionering is volgens mij figuur 9 in Informatieverkeer in publiek domein geschikt. Dat model
toont “integratiefuncties in samenhang.” Voor die functies grijpt het model
terug op de nota Architectuur Elektronische Overheid
(BZK, 2002). Weliswaar bevat laatstgenoemde nota iets dat “architectuurmodel”
heet, maar dat betreft niet de zgn integratiefuncties. In Informatieverkeer in publiek domein is allereerst een
stelselmatig model opgesteld (zie daar figuur 8), waarna ter toetsing die
eerder onderscheiden integratiefunctie er ‘op’ geprojecteerd zijn (wat redelijk
dekkend dus figuur 9 opleverde).
Dankzij zo’n model valt bijvoorbeeld na te gaan, vervolgens ook redelijk uit te
leggen enzovoort, wat ‘eigenlijk’ de bijdrage aan het verkeersstelsel is pèr
standaard die reeds opgenomen is op de lijst pas-toe-of-leg-uit resp. gangbaar.
Voortaan kan of, beter gezegd, moet die toets gebeuren met wat als standaard of
basisvoorziening aangemeld wordt. Het hoofdcriterium is, dat ‘iets’ een nodig
element van infrastructuur vormt. Dat houdt meteen noodzaak van zgn adoptie in;
anders werkt het, nota bene de complete infrastructuur, domweg niet.
Diplomatiek uitgedrukt, voor de “toetsingsprocedure lijsten open
standaardaarden” (nr 1) ontstaat wat extra houvast met het bedoelde
infrastructuurmodel. Op zijn beurt moet dat model uiteraard zonodig aangepast
worden. Zo zou ik eveneens audit trail op één of andere manier erin tot
uitdrukking willen laten komen.
Hoe de doelgroepen van deze activiteit aangegeven zijn, illustreert de
overlevering van de toepassingsschaal. De primaire doelgroep op stelselschaal
is natuurlijk gevormd door burgers en bedrijven, maar zij blijven zelfs
helemaal onvermeld.
Voor “adoptie-advies open standaarden” (nr 2) geldt hetzelfde. Een krachtig
‘advies’ aan het adres van een overheidsinstelling betreft budget. Zodra
infrastructuur beschikbaar is voor informatieverkeer, kan het ontbreken van
uitleg over afwijkingen leiden tot korting. In beginsel is infrastructuur naar
haar aard echter alternatiefloos. Een burger moet op de fiets e.d. rechts
houden, klaar.
Consequente erkenning van verhoudingen op stelselschaal ¾ die dus kwalitatief verschillen van wat telt op
toepassingsschaal ¾ en bijbehorende
infrastructuur voor informatieverkeer plaatsen adoptie in een ander
perspectief.
Onder de noemer van infrastructuur kan voorts het open karakter van een
standaard oid juist problematisch zijn. Elders heb ik voorgesteld om ivm
infrastructuur te spreken van algemeen-belang standaard. De verkeersregel
‘rechts houden’ is géén open standaard.
Ook voor “borging, monitoring en rapportage” van open standaarden (nr 3) geldt
(dus) hetzelfde. Waarom krijgt borging van gebruik door burgers en bedrijven
geen voorrang, indien allereerst dáár de administratieve lastenverlichting
bereikt moet zijn? En vòlgen overheidsinstellingen dan niet min of meer
vanzelf?
Intussen houdt fragmentatie aan. Als reactie op Nora
stelt elke bestuurslaag een ‘eigen’ referentiearchitectuur op, ... wat Nora feitelijk overbodig maakt. Daaraan is positief,
opnieuw in een poging tot diplomatieke formulering, dat het op stelselschaal
tenminste niet in één klap fout gaat door de toepassingsoriëntatie die ook Nora nog overwegend kenmerkt. Marij,
Gemma e.d. mikken echter evenmin op ¾ bijdragen aan ¾ reële infrastructuur op dienovereenkomstige stelselschaal van
informatieverkeer.
Of “professionalisering beheer” van open standaarden (nr 4) ondersteuning
behoeft, vind ik afhangen van welke betekenis ‘open’ heeft in de context van
infrastructuur. Wanneer ‘open’ daarvoor bij nader inzien een risico inhoudt,
omdat een algemeen-belang standaard iets ànders betekent, vervalt de ratio voor
zo’n activiteit. Opnieuw, daarover valt echter pas iets verstandigs te beweren
volgens een relevant, dwz stelselmatig referentiekader.
Het idee voor “toetsing basisvoorzieningen” (nr 5) is typisch amateuristisch in
de zin zoals hierboven bedoeld. Infrastructuur is geen aggregaat van
standaarden, basisvoorzieningen e.d. Van een hulpmiddel in afzondering valt
onmogelijk begrijpelijk te maken waarom gebruik nuttig is. Opname op een lijst,
extra moeite voor adoptie, borging van beheer enzovoort kàn ertoe leiden dat
een overheidsinstelling zich tot gebruik laat verleiden, overreden. Als het
niet past, komt informatievoorziening zelfs van de drup in de regen.
Maar als jullie je met toetsing mogen bemoeien, ... fantastisch! Gebruik
daarvoor die figuur 9 en help samenhang te vestigen.
Wat “semantiek” (nr 6) betreft, juist voor dàt thema verduidelijkt infrastructuur
wat vroeg of laat ànders uitpakt. Traditioneel is informatie ‘slechts’
integraal onderdeel van een (bepaalde) toepassing, lees ook informatiesysteem.
Dat verband is met aparte databases (dus) losser geraakt, zij het dat zo’n
database dan beperkt blijft tot een organisatie(deel).
Maar op stelselschaal is zelfs aan de orde welke informatie al dan niet als ¾ onderdeel van ¾ infrastructuur telt. Pas als zgn basisregistraties op die
manier bekeken worden, valt er lijn in te ontdekken resp. tussen te vestigen.
Principiëler nog markeert wet- en regelgeving wat (minstens) aan informatie
stelselmatig geldt. Dat is bevestigd door modelleerverkenningen naar Grondwet
en Koninkrijksstatuut. Op dergelijke infrastructurele informatie, kan netzo
stelselmatig nadere informatie geënt zijn; dat lukt (eveneens) met Metapatroon
via (verdere) verbijzondering naar context en tijd.
Informatiemodellering op stelselschaal met Metapatroon is in allerlei opzichten
nog onbekend. Daarom heeft opleiding tot professionele ontwerpers prioriteit.
Daarin voorzien bestaande onderwijsinstellingen echter (nog) niet. Wellicht
neem ik initiatief voor een Ontwerpschool,
mochten (vooral) jullie dat steunen ...
Onder de noemer van infrastructuur is het evident, dat “internationaal” (nr 7)
aandacht vergt. Onmiddellijk relevant is uitlijning met o.a. Een digitale agenda voor Europa, die reeds structureel
mikt op informatieverkeer door en voor burgers en bedrijven. Daarmee vergeleken
is de Nederlandse elektronische overheid feitelijk strikt overheidscentrisch.
Omgekeerd lijkt elders vooral de aanpak van semantiek nog te ontbreken, die
voor informatieverkeer op stelselschaal onontbeerlijk is. Dat kan Nederland
daarom bijdragen.
Als “communicatie” (nr 8) geldt public relations. De “strategie” van
“versimpelen van de boodschap” werkt voor stelselmatige inhoud echter (nog)
niet vanwege het ontbrekende referentiekader om het “maatschappelijke
nut/noodzaak (essentie) van [jullie] werk” op waarde te schatten. Hoe dan wel?
Waar de vooralsnog lastige “boodschap” over zou moeten komen, is bij het
ministerie van Infrastructuur en Milieu. Ik citeer verder uit de aanhef van
hoofdstuk 18 van Informatieverkeer in publiek domein:
Nergens staat [...] verondersteld dat de informatiekundige architectuurschetsen eenvoudig begrijpelijk zijn. Integendeel, dat zijn ze stellig (nog) niet, want dat kan (nog) niet. Ze proberen in te leiden tot samenhang op een tot dusver onbekende schaal: de elektronische overheid die in de netwerksamenleving geïntegreerd is. Vernieuwing met zulke variëteit is nu eenmaal lastig.
Zonder beleidsmatige erkenning van de stelselschaal waarop informatieverkeer
verloopt en bijbehorende behoefte aan resp. noodzaak van infrastructuur blijft
“het werk” zweven.
Aan “interoperabiliteit in de veiligheidssector” (nr 9) als activiteit is
problematisch, dat er geen sprake is van een sector in de zin van ‘iets’
waar(over) nagenoeg apart informatieverkeer verloopt. Hoe “het begrip
veiligheid” inmiddels dient als “semantisch sleepnet,” beschrijft H. Boutellier
in De improvisatiemaatschappij (Boom, 2011, pp.
65-66): “Veiligheid nam conceptueel bezit van de morele ruimte en kreeg daarmee
een ordenende kwaliteit.” Kortom, “veiligheid gaat [...] over van alles en nog
wat.”
(Ook) dat moet dus precies òmgekeerd. Infrastructuur op maatschappelijke schaal
moet tevens informatieverkeer faciliteren, waarover verkeersdeelnemers beweren
dat het ‘gaat’ over veiligheid. Onder die noemer kunnen overigens wèl allerlei
aspecten nadruk verkrijgen, zoals beveiliging, betrouwbaarheid,
controleerbaarheid ... Nota bene, ertussen bestaat a priori, want stelselmatig
gevestigd, samenhang. Die samenhang kan onmogelijk voor de ene zgn sector
afwijken van infrastructuur voor een andere sector. Er is immers op de
verbindende stelselschaal principieel één infrastructuur.
Zo mogelijk geldt het bovenstaande a fortiori voor “hergebruik
overheidsinformatie” (nr 10). Zie Stelselmatige
ontknoping van richtlijn als illustratie van de benadering, stelselmatig
volgens Metapatroon, tot convergentie van wat voorheen vaak gescheiden opgezet
is als administratieve resp. documentaire informatievoorziening. In de
hierboven aangehaalde integratiefuncties komt dat onderscheid nog tot
uitdrukking (registraties vs. bibliotheken), terwijl bedoelde figuur 9 uit
Informatieverkeer in publiek domein hun convergentie/integratie veronderstelt.
Het is uiteraard de vraag, of beperking geldt voor (her)gebruik van
(overheids)informatie. Zie daarom verderop “identificatie, authenticatie en
autorisatie.”
Ook de “financiële keten” (nr 11) staat allesbehalve lòs. Qua facilitering van
informatieverkeer is de aanname van “het financiële domein” contraproductief.
Geld(waardering) is daarentegen de verbindende factor tussen wat kwalitatief,
inderdaad, van alles en nog wat kan zijn. (Ook) daar passen juist géén aparte
voorzieningen bij, maar wèl infrastructuur die o.a. geschikt is voor
informatieverkeer, waarover verkeersdeelnemers in dat geval beweren dat het
‘gaat’ over geld. Een verkenning nav SBR heeft al aangetoond, dat voor
berichten annex rapportages een (veel) algemenere opzet voor de hand ligt met Boek
2 van Burgerlijk Wetboek als bron voor ontwerp.
Een activiteit die staat of valt met stelselmatig perspectief is
“identificatie, authenticatie en autorisatie” (nr 12). Niet toevallig staan die
sleuteltermen alledrie vermeld in de hier vaker genoemde figuur 9. Peter Waters
heeft het verband beschreven in het opstel Op weg naar
een stelselmatige aanpak van authenticatie en autorisatie (2009).
Vanwege de stelselschaal is het onderwerp autorisatie door-en-door semantisch.
De verbijzondering van betekenissen moet immers nodig en voldoende zijn voor
passende toewijzing van bevoegdheden. Met andere woorden, zonder stelselmatige
semantiek valt er met autorisatie op dezelfde stelselschaal niets zinnigs te
beginn en.br
Van alles en nog wat speelt opnieuw bij “organisatorische standaardisatie [...]
e-dossiers” (nr 13). Volgens de toelichting mikt de activiteit (veel) ruimer,
te weten op “aansluitvoorwaarden [...] op zowel organisatorisch, semantisch als
technisch gebied (incl. eisen m.b.t. authenticatie en autorisatie [...]).” De
vraag luidt: “Wat moet geregeld zijn om vertrouwd te kunnen samenwerken?”
Dàt is de stelselvraag par excellence! Daarop is voor maatschappelijk
informatieverkeer principieel slechts één antwoord: infrastructuur. Die vraag
kan daarom uitstekend dienen als motto voor jullie “toekomst” (nr 14). Met deze
aanbeveling is dit commentaar rond.
41.72
Wat ik bedoelde met mijn eerdere reactie op jouw vermelding van “klasje” is een
groep van max. vijf deelnemers gedurende een middag. Die deelnemers zijn dan jouw
chef en naaste collega’s. Voor zo’n middag ben ik bereid dat nog steeds gratis
te doen, maar het houdt een keertje op. Ik waardeer je enthousiasme voor “het
verdedigen van [mijn] zakelijk belang,” maar houd daarover zèlf natuurlijk het
laatste woord.
Wat jij nu voorstelt, kom naar mijn indruk zelfs erop neer dat ik die complete
groep opleidt. En dat zou ik dan zònder betaling ervoor moeten doen. Nee, dat
was en is niet mijn bedoeling, integendeel. Zo’n afspraak herinner ik me zeker
niet, zodat blijkbaar van een misverstand sprake is. Sterker nog, dat is een
principieel bezwaar dat ik tegen de opzet van die groep heb, te weten dat
betrokken medewerkers van de organisatoren ervan uitgaan ‘het’ ze wel even
zonder opleiding lukt. Althans, over “huiswerk” gesproken, ik heb (ook) nooit
gemerkt dat ze materiaal bestuderen dat Information Dynamics op het ww web,
klopt, wèl gratis, over Metapatroon beschikbaar stelt. Want daarover zou ik dan
toch vragen gekregen hebben ... Wie (alsnog) opleiding in/begeleiding met
Metapatroon wenst, kan daarvoor offerte aanvragen.
41.73
Jij kunt me die vragen ook persoonlijk stellen, zoals je tot dusver deed. Ik
kan me niet herinneren iemand géén antwoord op een serieus bedoelde
Metapatroon-vraag gegeven te hebben, als ik tenminste wat redelijks meen te
kunnen beweren.
41.74
[verplaatst]
41.75
[verplaatst]
41.76
Zodra een beleidsambtenaar mijn aantekeningen nodig heeft als stok om ergens
een hond te slaan, is er bijna weer hoop. Die illusie koester ik niet.
Nou ja, uit de desbetreffende aantekeningen heb ik de passages
verwijderd/gewijzigd waarin ik me uit ergste boosheid, frustratie e.d. te
kinderachtig uitdruk. Eerlijk is eerlijk, dat komt de duidelijkheid van mijn
standpunt ten goede. Verder zette ik de twee conceptteksten voor klachtbrief
aan de minister van EZ voorlopig apart.
Jouw en mijn aantekeningen zijn vaak gewijd aan de worsteling met structurele
vernieuwing. Als, zeg maar, chroniqueur van beschavingstekort betreur ik daarom
het schrappen van juist die persoonlijkste passages. Maar er blijft genoeg educatief
en/of historisch onderzoekmateriaal over.
41.77
[verplaatst]
41.78
Waarom eigenlijk aantekeningen? Tijdens winter 2005-6 correspondeerde ik met
een Amerikaan uitvoerig over Metapatroon. In gevarieerde, persoonlijk
geadresseerde toelichtingen, verdere verkenningen e.d. van mijn kant meende ik
ook algemener relevant aanvullend voorlichtings- en studiemateriaal over
Metapatroon te herkennen.
Klopt, open. Gevoel van verantwoordelijkheid voor maatschappelijke bijdragen.
Daarvoor hoefde ik, zo stelde ik vast, mijn oorspronkelijke correspondentieteksten
niet of nauwelijks te bewerken. Niet alleen scheelde die opzet mij het vele
èxtra werk, dat aan het schrijven van een opstel, laat staan van een boek zit.
Wat ik aantekeningen noemde, vond en vind ik informatief dankzij de sfeer van
persoonlijke interactie waarin ze ontstaan.
Na die aanleiding ging ik eveneens mijn eerdere correspondentie langs,
voorzover ik in digitale vorm erover beschikte. Verder had ik in de loop der
tijd aanzetjes voor columns, artikelen e.d. geschreven. Dat materiaal had
echter niet allemaal Metapatroon als onderwerp. Daarom bedacht ik er
verschillende noemers voor. Wat ik met terugwerkende kracht in 2006 als
verzamelde aantekeningen publiceerde, staat op die manier geordend.
De thematische opzet verliet ik vrijwel meteen voor mijn vèrdere verzamelde
aantekeningen. Vanaf maart 2006 zijn ze chronologisch, omdat ze met zulke
pakketjes het gemakkelijkst zijn bij te houden resp. beschikbaar te stellen.
Zelfs de meeste aantekeningen gaan in directe zin overigens niet over Metapatroon.
Voor ontwerpers leek en lijkt het mij zeker zo relevant om enigszins te kunnen
meebeleven, hoe moeilijk vernieuwing valt, mij althans, met een idee enz. dat
tot en met principieel anders is dan waaraan mensen gewend zijn, waarnaar zij
ònbewust handelen. En wie weet komen mijn kinderen er ooit aan toe ze te lezen.
Optimaal (leer)effect vergt naar mijn overtuiging zelfs, dat ik juist mijn
eigen bijdragen oorspronkelijk weergeef, dwz ongeretoucheerd, zeg ook maar
zoals het met correspondentie wat mijn aandeel betreft ècht gebeurde. In
allerlei aantekeningen leest de lezer dus mee over hoop, zorg, wanhoop,
vreugde, frustratie, woede, angst, verwachting en ga zo maar door. De ontwerper
is vooral een mèns. Inderdaad, daar(door) sta ikzelf vaak niet in het
gunstigste licht, integendeel. Nogmaals, ik doe een poging om een open beeld te
tonen. Wat kom ik als ontwerper zoal tegen? Wat blijkt fout, trots, onhandig,
werkzaam, noem maar op, aangepakt? Waarom houd ik vol? Of doe ik dat feitelijk
niet?
Voor aantekeningen volg ik o.a. Manifest
voor informatieverkeer als leidraad. De overeenkomstige vraag is steeds, in
hoeverre informatie identificeerbaar met een persoon kan of moet verschijnen.
Wat mijn persoonsinformatie betreft, ga ik er volgens het manifest dus in
beginsel zèlf o ver.Maarsteedsrijstdevraagmbtànderepersonen.Van wie
geldt welke informatie eveneens als mijn persoonsinformatie? Of acht ik
publieke vermelding, waarop een aantekening nu eenmaal neerkomt, ook zonder
voorafgaande instemming redelijk of zelfs noodzakelijk? Dat heeft alles met
gedeelde situaties te maken, relaties dus. En met motieven. Bijvoorbeeld,
waarom zou ik de Amerikaan in kwestie met naam noemen? Of niet? Nota bene,
welke aanspraak of zelfs formeel recht kan hij op zijn beurt laten gelden op
vermelding, of niet?
Met structurele publicatie van aantekeningen verandert trouwens het verband met
correspondentie. Het vooruitzicht van de aantekening beïnvloedt de
correspondentietekst. En de onderhavige aantekening is zelfs geschreven als ...
aantekening, dus zonder vooropgezette ontvanger.
Tenslotte merk ik op, dat met verwijzingen (ook) verzamelde aantekeningen
geïntegreerd zijn in Metapatroon,
handboek stelselmatig informatieverkeer.
41.79
Met zgn virtuele machines kunnen jullie enkele vliegen in één klap slaan, te
weten automatisch in real-time bijhouden van informatiekopieën waardoor geen
aparte slag voor back-ups nodig is. Voor een back-up hoeft gebruik dus niet
onderbroken te worden, terwijl in het onverhoopte geval van een storing het
schaduwsysteem prompt de informatievoorziening voortzet. De kosten van programmatuur
voor zulke virtuele machines heb je er aan besparingen op beheer vlot uit.
41.80
Voor Information Dynamics is Martijn Houtman ver gevorderd met onderzoek naar
stelselmatige integratie van autorisatie. Kenmerkend voor de oplossing op open
schaal is precoördinatie, die dankzij Metapatroon optimaal valt te faciliteren.
Dat is natuurlijk niet verrassend, want dat strookt met het contextbegrip op
z’n metapatroons.
41.81
Het verdient natuurlijk alle lof, dat jij met je “3e poging” waagt
“nauwkeurig te beschrijven hoe je contextuele verbijzondering nu precies doet.”
Je resultaat doet Metapatroon c.q. stelselmatige semantiek echter geen recht.
Ik zie eerlijk gezegd ook niets terug van de suggesties die ik deed nav je
oorspronkelijke model resp. je “2e poging.”
Indien je allereerst (ruim) de tijd en moeite neemt om Metapatroon,
handboek stelselmatig informatieverkeer te bestuderen, zou je moeten
ontdekken waar je ten onrechte bochten afsnijdt of zelfs helemaal de verkeerde
kant op gaat. Een snelkookrecept voor professioneel modelleren op stelselschaal
bestaat nu eenmaal niet.
Ik geef je, als ik het belerend stel, ;-) ik herhaal alvast een aanwijzing. Je
komt naar mijn indruk niet lòs van een nogal specifiek probleem. Zolang je je
aldus beperkt, kan je weliswaar de illusie koesteren “nauwkeurig” en “precies”
te werken, maar komt de toegevoegde waarde door ¾
gebruik van ¾ Metapatroon nooit uit de
verf ... en bereik je geen èchte oplossing.
Hoe dan wèl? De clou is dat je radicaal de verkeersinsteek kiest. Wie jij een
specifieke “partij” noemt, moet je dan beschouwen als voorbeeld van een
verkeersdeelnemer, dus niet maatgevend. Met n deelnemers vertegenwoordigt het
stelselmatige perspectief (lees ook: verkeersinsteek) niet zozeer de (n+1)e
“partij,” maar veeleer zoiets als het verdwijnpunt. Vandaar de ¾ metafoor van de ¾ horizon. Zie bijvoorbeeld On
"nil" modality and Metapattern voor mijn aanbeveling om
juist niet dóór te tellen, maar vanaf een structureel nulpunt te vertrekken.
De term “verzoening” gebruik ikzelf nooit (meer) ter verklaring van de
bedoeling met Metapatroon. Qua betekenissen draait het om samenhangende
verschillen. En hun samenhang is géén verzoening, vind ik. Samenhang verbindt
verschillen, die daardoor onderlinge ... verschillen blijven, nota bene kùnnen
en vaak zelfs moéten blijven.
Afgezien van je woordkeuze acht ik je aanname zelfs uitgesproken ònstelselmatig
dat “per model precies één begrip verzoend [wordt].” Integendeel, het gaat
altijd wezenlijk om àlle reële verschillen. Nogmaals, daarvoor moet je het
“begrip” dat je aanvankelijk problematisch veronderstelde, vooralsnog durven
loslaten omdat het op de relevante stelselschaal kennelijk te nauw bemeten is.
Zo pakt het geheid uit, dus begin er dan maarmee.Jijhoudtechtervàst aan
“onderneming,” dat je zelfs als het “doelbegrip” kwalificeert. Maar daardoor is
stelselmatig verband ... stelselmatig onbereikbaar en blijft interoperabiliteit
gemodder met afzonderlijke ¾
voorzieningen voor afzonderlijke ¾
koppelingen.
Je conclusie dat in je model de regelgeving voor het handelsregister afvalt, is
zachtjes uitgedrukt overhaast. Als je goed kijkt naar je eigen model, zie je
dat de regelgeving voor de omzetbelasting de overige betekenissen
contextualiseert, dwz tot en met wat je als inschrijving handelsregister toont.
Maar zo ziet de Kamer van Koophandel het uiteraard niet, wat precies de geldige
aanleiding vormt om je nader op verschillen in samenhang te oriënteren.
Iemand van/namens KvK was wellicht netzo onstelselmatig uitgegaan van
regelgeving voor het handelsregister om op die manier tot de slotsom te komen
dat de regelgeving voor de omzetbelasting kan ... afvallen. Zo schiet je dus
niets op.
Verder, althans, voorzover ik je begrijp, vind ik evenmin stelselmatig
gedimensioneerd wat je beweert over “de gegevensverzamelingen [...] die we
nodig hebben.” Zoals jij ze beschrijft, gaat het om twee weliswaar sterk
overlappende populaties, maar beide verzamelingen tellen exemplaren die niet in
allebei voorkomen. Rara, hoe krijg je dat gecoördineerd? Inderdaad, dat zou met
‘de’ basisregistratie in kwestie moeten lukken, zij het niet dat dáármee nu net
dat populatievraagstuk speelt. Voor de stelselmatige oplossing, zie Willen
de èchte basisregistraties...?. Zie ook Informatierotonde
voor semantische interoperabiliteit.
Indien je een 4e poging onderneemt, kan je daarvoor ook de
voorbeeldmodellen raadplegen die Metapatroon,
handboek stelselmatig informatieverkeer bevat. Over een exemplaar
van het zgn Oefenschema beschik je reeds.
41.82
Op de schaal, naar de aard e.d. van ons bedrijf vind ik het wezenlijk dat hij
over zo’n “zorg” meepraat. Zijn oordeel waardeer ik als evenwichtig, wat
stellig het resultaat van ons overleg ten goede komt.
41.83
1. Indien je Metapatroon met UML wil vergelijken, heb je het m.i. over de zgn
klassendiagrammen volgens UML. Vervolgens moet je beseffen welk wereldbeeld
daarvoor impliciet verondersteld is. Daarin vertegenwoordigt een klasse een
objectenverzameling. In eerste aanleg is daarbij (dus) geabstraheerd van de
gedragingen van de objecten in kwestie. Een object met àlle gedragingen
bijelkaar behoort tot een bepaalde klasse.
Metapatroon ‘ziet’ een klasse resp. type fijnmaziger, te weten per situationele
gedraging van een object. Het ene object is als het ware verdeeld over
netzoveel klassen/typen als er afwijkende noemers (lees dus: situaties) zijn voor
zijn dienovereenkomstig gevarieerde gedragingen. De afbeelding van een situatie
is een context. Methodisch is context door Metapatroon verweven dankzij voortgezette
verbijzondering. Zie verderop 2.
Het is uiteraard mogelijk om de bouwstenen van o.a. de UML-notatie voor
klassendiagrammen ¾ want feitelijk gaat
het op dàt beschouwingsniveau louter om punten en lijnen ¾ te benutten volgens het wereldbeeld dat expliciet
kenmerkend is voor Metapatroon. Het is dan m.i. veel minder de vraag, of dat
vanwege de gehandhaafde notitie nog steeds UML is, of niet. Zònder besef van de
gewijzigde betekenis van klasse is dat irrelevant. Zie ook The ontological atom of behavior: toward a logic for
information modeling beyond the classics.
Wat klasse/type volgens een Venndiagram inhoudt, komt overeen met de betekenis
die UML ervan/-voor veronderstelt. Daarvoor gelden bovenstaande opmerkingen dus
evenzeer.
2. Je intuïtie klopt! Volgens Metapatroon is het niet een begrip, dat
je steeds verbindt “met twee bovenliggende begrippen.” Anders kan je terecht
o.a. de vraag stellen, waarom als regel precies twee begrippen
verbonden zijn. Waarom niet een willekeurig aantal?
Eigenlijk staat het antwoord hierboven al gegeven. Het binaire karakter berust
op de principiële situering van gedrag. Het ene knooppunt vertegenwoordigt dan
de situatie in kwestie, terwijl het andere knooppunt het object betreft dat
(nadere) situering vergt. Dat zijn er dus precies twéé!! De relatie ertussen
vormt aldus het gesitueerde object in kwestie, die daarmee op zijn beurt als
knooppunt voor de inherent binaire verbijzonderingsprocedure beschikbaar is,
enzovoort.
De richting van een relatie kan worden opgevat als lopend van object naar
situatie. Overigens is het op stelselschaal vaak zo, dat tussen twee
knooppunten feitelijk twee relaties nodig zijn, de ene om x als object in y als
situatie te verbijzonderen en de andere relatie om dat voor y als object in x
als situatie te doen. Dat is (pas) evenwichtig.
De neiging bestaat om bijvoorbeeld een persoon slechts volgens een organisatie
te verbijzonderen. Maar het omgekeerde kan natuurlijk óók. Dat is in pIctugram geschetst met enerzijds organisatorische
registerpersoon, anderzijds persoonlijke registerorganisatie.
3. Er zijn allerlei oorzaken voor, dat informatiemodellen verschillen, zelfs
als ze afkomstig zijn van dezelfde ontwerper. De aanduiding subjectief
situationisme voor het wereldbeeld achter Metapatroon zegt het eigenlijk al.
Als het subject niet verschilt, is het de situatie wel.
Uiteindelijk gaat convergerende invloed uit van de stelselschaal. Zeker zodra
het stelselmatig informatiemodel dient voor infrastructurele voorzieningen,
bestaat dáárvoor uiteraard navenant minder ruimte voor differentiatie. Die
(verdere) variëteit moet tot uitdrukking komen in eigen, nota bene betekenisvol
aansluitende voorzieningen van deelnemers aan informatieverkeer.
4. Het wereldbeeld achter Metapatroon leidt tevens tot karakteristieke logica,
te weten (een) stelsellogica. Zie o.a. Ontology
for interdependency: steps to an ecology of information management.
De gedragsbeschrijving is slechts waar binnen de bijbehorende context,
punt. Wie gedragsbeschrijvingen uit verschillende
contexten volgens een waarheidscriterium wil vergelijken enzovoort, mist domweg
de betekenis die waarheid stelselmatig (hooguit) heeft. Het contextuele
waarheidsbereik houdt overigens tevens positivisme in, zij het dus ... pèr
context en dus nooit ruimer.
41.84
Het artikel Actieplan NOiV lijkt mislukt (in: Automatisering Gids, 14 januari 2011, p. 3) bevestigt
de noodzaak van stelselmatig verband. Dat is inderdaad lastig, zo’n
strategische verandering, gelet op de voorkeur van beleidsmakers voor lijsten.
Maar zolang maatregelen zich daartoe beperken, lijsten dus van open standaarden
en nu ook basisvoorzieningen, dreigt voortdurende kritiek. Er ontstaat een
heuse knoop, omdat het feit van kritiek eigenlijk wel redelijk is, maar de
verslaggever allerlei valse, want ònstelselmatige argumenten benut ... wat de
kritiek weer ònredelijk maakt. Dat krijgt NOiV enzovoort, zo vrees ik, nooit
netjes ontwart. Uiteraard kan NOiV proberen deze bui te laten overwaaien, maar
zonder koerswijziging kunnen ze spoedig de volgende verwachten. En wat wèrkelijk
telt, te weten maatschappelijk resultaat waarvoor we allemaal betalen, blijft
afwezig.
Het is bijna weer grappig, als het niet zo tegenstrijdig was, dat meteen op p.
5 het artikel Oracle vangt bot in aanbestedingszaak
staat. De inhoud illustreert scherp voor welke onmogelijke opgave o.a. NOiV
gesteld is zònder evenwichtig referentie- annex beleidskader.
De kiem van mislukking zat natuurlijk in de motie Vendrik (2002). Zie Open
standaarden zijn infrastructureel voor mijn ¾
tja, mislukte ¾ poging er in 2006 een
volwassen, infrastructurele wending aan te geven. Zoals je weet, ben ik
inmiddels in verband met infrastructuur wat minder gemakzuchtig met de aanduiding
open voor standaarden. Voor infrastructuur verdient algemeen belang voorrang,
wat weleens zelfs strijdig met open is.
Waarom bevordering van open source software vaak een farce is, al helemaal in
de feitelijk piepkleine overheidsmarkt voor gespecialiseerde administratieve
programmatuur, beschreef ik in Van
open bron naar dicht kanaal. (Ook) daarmee vertel ik niets nieuws. Maar,
nogmaals, de zaak die Oracle aankaartte, illustreert dat weer eens
overduidelijk.
41.85
Moeten de adviseurs van ... er trouwens (ook) niet eens naar kijken? Tja,
liefst de voorzitter zèlf, uiteraard. Of brengen zij de nodige aandacht niet
op? Per saldo kunnen ze er (veel) tijdwinst mee boeken, maar ja, zo zit
openbaar bestuur niet in elkaar ...
41.86
Toen ik er eens over doordacht, nieuwsberichten genoeg, ... voelde ik hoezeer
“verlegenheid” een daderterm is. Zo zie je maar weer, zonder context zijn we
nergens.
Blijkbaar is verlegenheid zowat het uiterste dat een dader nadien over
haar/zijn (mis)daad opbrengt en het gevoelsobject is slecht(s) helemaal haar-
of hemzelf. Vandaar het eufemistische karakter, de poging tot associatie met,
het valse beroep op het geweten ... van het slachtoffer. Nee, de dader denkt
niet aan, voelt niet om het slachtoffer.
Wie verlegenheid wil vermijden, heeft blijkbaar zèlf angst bekend te raken als
dader. Rara, wie kan bij uitstek bekendheid geven aan daad èn dader? Precies,
het slachtoffer, zo logisch is het ‘gewoon’ vanuit daderperspectief. Daarom
wendt de dader zich ... opnieuw tot haar/zijn slachtoffer, ditmaal met
doofpotdruk als verzoek tot inschikkelijkheid. Of laat dat over aan iemand met
vermeend groter gezag, die zich (dus) navenant extra bekommert om reputatie. Zo
maakt z/hij een nota bene dùbbel slachtoffer, wat de engelse uitdrukking
“adding insult to injury” beklemmend aangeeft. Druist dat ook allemaal in tegen
jouw rechts ... gevoel? Het verwordt overigens zelfs tot zgn folie à deux,
indien het (oorspronkelijke) slachtoffer van de weeromstuit de
(oorspronkelijke) dader chanteert. Wellicht is dat verdringing van èchte pijn,
boosheid enzovoort door ..., oeps, verlegenheidsangst. Dat lijkt, voortaan met
twee daders resp. slachtoffers, evenwichtig, maar in werkelijkheid zijn ze dan
allebei gestoord zonder uitzicht op herstel. Brrr.
41.87
Wanneer werkt “voorsorteren op de toekomst” inderdaad niet, of zelfs averechts?
Precies, als het gebeurt door iemand zònder toekomstvisie. Dat gaat altijd
fout, is een verspilling van tijd en geld, bemoeilijkt later herstel enzovoort.
Ik ben het zelfs grondiger met je eens dan je wellicht vermoedt: Niet doen,
stop!
Maar met de associatie die je legt, mis je m.i. juist de crux van wat ik als
informatiekundige stelselmatigheid propageer. Neem de afstemming e.d. tussen
informatievoorziening door de “twee partijen” volgens jouw casus. Is dat
toekomst? Nee, dringend actueel.
De aanduiding “voorsorteren” klopt daarvoor dus niet. Het is allang een kwestie
van herordenen. En wie dat met visie doet, dat kan niet missen, bevordert
tegelijk ... toekomstvastheid.
Prima, je kunt in eerste aanleg die “twee partijen” als een (informatie)stelsel
beschouwen. Met dat bereik, precies zoals jij voorstelt, kijk je er “vanuit een
derde punt” naar. Je resulterende model geeft daar echter geen blijk meer van.
Althans, wat ik meen te herkennen is dat je desondanks één van die “twee
partijen” als dat “derde punt” liet functioneren. Ook volgens jouw eigen
veronderstellingen is dat echter onstelselmatig. Daardoor blijft zelfs op die
kleine schaal opbouwende herordening ònbereikbaar. Dat heeft eigenlijk nog
niets met “voorsorteren” te maken.
Als er actueel sprake is van reële betekenisverschillen, is netzo actueel (een)
“veralgemenisering” noodzakelijk. De afstemming lukt immers onderling niet.
Nooit. Er moet dan apàrt zoiets als een scharnier tussen, ... pùnt!
Het etiket onderneming vind ik daarvoor ongelukkig, maar vooruit. Als ik de
grens van jouw casus erken, zou ik ermee beginnen om onderneming direct ‘aan’
de horizon te ‘hangen.’ Nota bene, wat onderneming dáár betekent, moet je
‘open’ durven laten. Want als je er al dan niet bewust een betekenis volgens de
ene partij in opneemt, kom je er voor de betekenis volgens de andere partij
domweg niet uit.
Pas dankzij de òngekwalificeerde betekenis van onderneming kan je met nodige en
voldoende precisie aan relevante betekenisverschillen beginnen. Dat moet
evenwichtig gebeuren. Als je het op die “twee partijen” houdt, krijg je vanuit
onderneming-als-veralgemenisering (dus) zowel
onderneming-volgens-de-ene-partij, als onderneming-volgens-de-andere-partij.
Maak er in beide gevallen maar relaties van tussen
onderneming-als-veralgemenisering en de horizon.
Oh, wil je ook (kunnen) tonen waaròm een onderneming-als-veralgemenisering
geldt als onderneming-volgens-de-ene-partij resp.
onderneming-volgens-de-andere-partij? Hang dan allereerst een knooppunt wet- en
regelgeving aan de horizon. Vestig vervolgens een relatie tussen
onderneming-volgens-de-ene-partij en wet- en regelgeving; noem het aldus
afgeleide knooppunt grondslag. Doe hetzelfde vanuit
onderneming-volgens-de-andere-partij.
Als je het zo doet, herken je eerder dat bijvoorbeeld “duurzaam deelnemen aan
het economisch verkeer” gedekt is door wet- en regelgeving. Ofwel, indien aan
zo’n criterium voldaan wordt dan wel gaat worden, is blijkbaar
onderneming-volgens-de-ene-partij aan de orde als relevante verschijningsvorm
van onderneming-als-veralgemenisering. Of is het
onderneming-volgens-de-andere-partij? In het model past het allemaal en dat
noem ik dan stelselmatig. Ja, het model sorteert in één moeite door voor op
wijziging van criteria. Dat betreft ‘inhoud’ van wet- en regelgeving. De
wijziging van een criterium laat onverlet dat een verschijningsvorm van
onderneming via grondslag verwijst naar wet- en regelgeving.
Overweeg eens nader, hoe je “privilege” vindt passen in de geschetste opzet.
Wat mij betreft, verdwijnt het. Er bestaat kennelijk verschil in wettelijke
criteria op basis waarvan de ene partij ‘iets’ wel beschouwt als onderneming,
maar de andere dat juist niet doet. Dat is natuurlijk ook precies het ... punt
waarom je grijpt naar een stelselmatig, dwz overkoepelend model.
Tot dusver heb ik je beperking tot betrokkenheid van “twee partijen” gevolgd.
Tegen zo’n getalsmatige grens verzet ik me als ontwerper. Wees gerust, in dit
stadium doe ik dat helemaal niet principieel. Voor ‘verzet’ heb ik, nota bene
heel praktisch, een professioneel motief. Want die grens lijkt me willekeurig.
Laat ik ‘gewoon’ eens een andere insteek toetsen. Als opgave stel ik me dan om
het zó te modelleren, dat het juist past voor willekeurige partijen. Een
primitieve aanzet lukt als volgt. Begin op dezelfde manier met
onderneming-als-veralgemenisering, dus direct aan de horizon. Hang daar partij
náást, dus ook direct aan de horizon. Vestig nu een relatie tussen enerzijds
onderneming-als-veralgemenisering, anderzijds partij. Noem het bijbehorende
knooppunt zoiets als partijdige onderneming. Vandaaruit kan je verder via
grondslag naar wet- en regelgeving.
Heb je wederom meegetekend? Het resultaat is een model met minder knooppunten,
te weten vijf ipv zes, maar (veel) méér mogelijkheden. Het is ‘open,’ dus
stelselmatig, wat partijdigheid betreft. Abstractie met bijbehorende
compactheid kan het model voor actualiteit sterk verbeteren. Wie dàt niet
praktisch vindt ... Ja, (veel) toekomstvaster is zo’n stelselmatige opzet
natuurlijk óók. Laat je actuele verbeteringen soms achterwege, omdat je niet
met “voorsorteren op de toekomst” geassocieerd wil zijn?
Voor wat ik kortweg maar stelselmatig noem, blijkt de ontwerper niet zo serieus
te moeten nemen welke “begrippen bekend of gegeven” zijn. We moeten beseffen,
vanaf de minste betekenisverschillen, hoezeer onze ervaring van wat bekendheid
met een ènkel teken lijkt ... context impliceert. Daaraan ga je in je “3e
poging” naar mijn indruk vrijwel klakkeloos voorbij. Dat roept bij mij de
associatie met NIAM op. Daarvoor geldt trouwens weer de noodzaak om onderscheid
te maken tussen wat (ook) met NIAM-notatie allemaal mogelijk is ¾ of dat dan handig uitpakt, laat ik hier in
het midden ¾ en het wereldbeeld dat
methodische toepassing wil sturen. In het geval van NIAM betreft dat
wereldbeeld een m.i. naïeve opvatting van taal. Die is onbruikbaar op ruimere
schaal. Want met dat wereldbeeld kom je consistent niet verder dan opnieuw een
geïsoleerd stukje van de wereld ... die natuurlijk nooit zulke strikt aparte
stukken heeft gekend. Inmiddels is wereldwijd informatieverkeer met digitale
technologieën gefaciliteerd. Daar moeten we (dus) met voorrang voor reële
betekenissenvariëteit stelselmatig iets mee.
Je hebt volkomen gelijk, als je beweert dat je niet de gehele wereld
gemodelleerd hoeft te hebben om de afstemming van informatieverkeer tussen
“twee partijen” te verbeteren. Gauw blijkt echter, dat je er praktisch met “een
derde punt” niet bent. De noodzakelijke veralgemenisering vergt dito
registratie, zeg ook maar een derde partij. Dat kan in formele zin de
desbetreffende basisregistratie zijn, maar sinds de correcte aanzet door
Stroomlijning Basisgegevens lijkt het besef ver weg geraakt dat de enig
bruikbare ‘basis’ bestaat uit een belangeloze identificatie van maatschappelijk
object. Daarom blijven partijen allemaal zèlf basisregistratietje spelen. Okee,
zolang het niet anders kan. Maar doe het dan tenminste zo stelselmatig
mogelijk. Strakker èn praktischer dan met een zgn informatierotonde kan ik dat
overigens niet verzinnen. Daar heeft elke partij hier en nu het meeste aan.
Verzwijg dan maar dat “voorsorteren op de toekomst” netzo praktisch gebeurt.
Uitdrukkelijk wèl over toekomst gesproken, met wet- en regelgeving en
basisregistraties staan hierboven twee noemers, die ooit samenhangend verwerkt
moeten zijn in een informatiemodel met infrastructurele dekking. Let wel, voor
informatieverkeer via infrastructuur is dat hèt model, ... omdat er van zulke
infrastructuur op maatschappelijke schaal natuurlijk precies één is. Daaruit
volgt dat de interoperabiliteit tussen de “twee partijen” waarop jij nu
specifiek mikt, verloopt en dus past volgens stelselmatige(r) voorzieningen. Je
kunt zeggen, nou, daar wacht ik wel op. Maar zeker als je aan het oefenen bent
met Metapatroon voor stelselmatige informatiemodellering, vind je wèrkelijk
zinnige oefenstof uiteraard slechts op stelselschaal.
41.88
Ik ben inderdaad eventjes gaan zitten voor die commentaren. Ik besef dat ik bof
met jou als lezer, want ik meen dat je je niet zo gauw beledigd voelt. Daardoor
veroorloof ik me de uitdaging tot paradigmawissel scherper te formuleren. Want
zonder schokeffect lukt het helaas niet. Stelselmatig modelleren is pas als
eenvoudig, zelfs triviaal herkenbaar volgens een bepaald, ik noemde de term
reeds vaker, wereldbeeld. Wie zich op een platte wereldkaart oriënteert, komt
niet op het idee dat de kortste vliegroute van Amsterdam naar Tokio toch ècht
over de Noordpool loopt. Hoe krijg je dàt in je bol?
41.89
Het lijkt me onwaarschijnlijk dat je, zoals ik je herhaaldelijk aanraadde, Metapatroon,
handboek stelselmatig informatieverkeer reeds grondig bestudeerde. Moet ik
de inhoud van dat handboek soms helemaal opnieuw gaan opschrijven als reactie
op wat jij aan vragen opbrengt? Je begrijpt hopelijk, nu ik je erop wijs, dat
zulke tijdbesteding vanuit mijn perspectief nutteloos is. Maar dat is het m.i.
óók vanuit het jouwe. Waarom kijk je niet meteen waar het allemaal staat?
Ik behandel je vragen graag, maar indien van toepassing dus met verwijzing naar
wat ikzelf beschouw als het huidige standaardwerk over Metapatroon en/of direct
naar andere publicaties. Ik doe dat steeds in de veronderstelling dat je er
serieus naar kijkt. Welke toegevoegde waarde kan je dan bieden met je
Essence-wiki? Documentatie van casussen, prima! Wat mij betreft wijd je je
Essence-wiki voorts aanvullend aan zorgvuldig commentaar op Metapatroon,
handboek stelselmatig informatieverkeer in plaats van, zoals het op mij nu
overkomt, een nieuw standaardwerk over Metapatroon te willen schrijven,
overigens zonder Metapatroon met name te noemen. Wat is dat toch?
Je “aantekeningen contextueel verbijzonderen” zijn feitelijk enkele
aantekeningen over Metapatroon.
Hoe jij stelt dat een Metapatroonmodel er uitziet, betreft slechts de slag
waarmee situationeel gedrag eenduidig valt te positioneren. Een model is (pas)
weer resultaat van een heleboel van dergelijke ‘slagen.’ Ja, die slag moet je
onder de knie zien te krijgen.
Mede omdat het wereldbeeld erachter (interdependentie) verschilt van het
wereldbeeld achter ERD, UML e.d. (logisch atomisme), kent Metapatroon een
notatie die het aanknopingspunt voor situationeel gedrag toont als relatie van
object met situatie (de lijn) èn als dat knooppunt (de staande rechthoek). Nota
bene, als commentaar op je “2e poging” schreef ik je onlangs:
Twee knooppunten kunnen met een lijn worden verbonden. Zo’n lijn vertegenwoordigt een relatie. Vervòlgens kan die relatie op haar beurt als een knooppunt tellen, te weten om daarvanuit vèrdere relaties te vestigen. Dat karakter van lijn-tegelijk-knooppunt drukt Metapatroon uit door de lijn dóór het staande rechthoekje te laten lopen.
Wellicht is het een idee om te overwegen, dat ik de Metapatroonnotatie met
reden koos. Zie (dus) verder Metapatroon,
handboek stelselmatig informatieverkeer.
In je aanduidingen “linksboven,” “rechtsboven” en “middenonder” komt het
relevante wereldbeeld m.i. onvoldoende tot uitdrukking; hoe jij het stelt, is
dan weer te abstract. Eerder deze week schreef ik je in een reactie op vragen
o.a.:
Volgens Metapatroon is het niet een begrip, dat je steeds
verbindt “met twee bovenliggende begrippen.” Anders kan je terecht o.a. de
vraag stellen, waarom als regel precies twee begrippen verbonden zijn. Waarom
niet een willekeurig aantal?
[...] Het binaire karakter berust op de principiële situering van gedrag. Het
ene knooppunt vertegenwoordigt dan de situatie in kwestie, terwijl het andere
knooppunt het object betreft dat (nadere) situering vergt. Dat zijn er dus
precies twéé!! De relatie ertussen vormt aldus het gesitueerde object in
kwestie, die daarmee op zijn beurt als knooppunt voor de inherent binaire verbijzonderingsprocedure
beschikbaar is, enzovoort.
De richting van een relatie kan worden opgevat als lopend van object naar
situatie. Overigens is het op stelselschaal vaak zo, dat tussen twee
knooppunten feitelijk twee relaties nodig zijn, de ene om x als object in y als
situatie te verbijzonderen en de andere relatie om dat voor y als object in x
als situatie te doen. Dat is (pas) evenwichtig.
De neiging bestaat om bijvoorbeeld een persoon slechts volgens een organisatie
te verbijzonderen. Maar het omgekeerde kan natuurlijk óók. Dat is in pIctugram geschetst met enerzijds organisatorische
registerpersoon, anderzijds persoonlijke registerorganisatie.
Ik herken in je nieuwe aantekeningen niet dat je het verband ziet. Opnieuw,
zie verder Metapatroon, handboek stelselmatig informatieverkeer.
Jij herhaalt je toelichting in termen van drie concepten. Daarbij lijk je niet
verder te kijken dan een ènkele verbijzonderingsslag. Voor vruchtbaar,
stelselmatig gebruik van Metapatroon moet je de wereld principieel
interdependent zien, waarvoor je situatie, (object)identiteit en (object)gedrag
recursief benut. Je moet niet ophouden bij wat je kenmerkend vindt aan de
notatie, zo simpel is het met geen enkele methode, maar vat die notatie in het
vroege leerstadium hoogstens op om je grondig te verdiepen in nodige en
voldoende ontologische axioma’s voor variëteit. Kijk naar de opbouw van Metapatroon,
handboek stelselmatig informatieverkeer. Slechts een miniem gedeelte
behandelt de notatie zèlf.
Ik benadruk dat een èxtra knooppunt voor samenhang tussen verschillende
knooppunten met bijbehorend verschillende betekenissen tegelijk de sleutel
biedt voor omgang met verschillen van exemplaarpopulaties. Onlangs schreef ik
je daarover o.a.:
De noodzakelijke veralgemenisering vergt dito registratie, zeg ook maar een derde partij. Dat kan in formele zin de desbetreffende basisregistratie zijn, maar sinds de correcte aanzet door Stroomlijning Basisgegevens lijkt het besef ver weg geraakt dat de enig bruikbare ‘basis’ bestaat uit een belangeloze identificatie van maatschappelijk object. Daarom blijven partijen allemaal zèlf basisregistratietje spelen.
41.90
Ik modder daar eerlijk gezegd maar wat door. Ik heb het gevoel dat het enige
dat ik in mijn positie vooralsnog kan proberen is, dat ze niet te veel
afdwalen. Als dat lukt, is er tenminste nog een reële kans e.e.a. ooit
structureel aan te pakken.
41.91
Dat moet allemaal wel geklungel zijn ipv boze opzet.
41.92
Over schaaleffect gesproken, haha, “bier niet op schaal.” Betekenis varieert
met context, wat mijn levenswerk is om mensen (ook) voor digitale
informatievoorziening aan hun verstand te peuteren. Erg moeilijk.
41.93
[verplaatst]
41.94
Ons voorstel komt er zeker voor de overgangsperiode op neer, dat wij ze onder
curatele plaatsen. Dan gebeurt het dus zoals wij bepalen en, vooruit, op
resultaten mag best (ook) hun etiket, als dat zo nodig moet.
41.95
Metapatroon, feitelijk een idee om te modelleren, een ontwerpmethode, dus,
voldoet m.i. niet aan voorwaarden van octrooieerbaarheid. Op mijn eigen teksten
rust uiteraard wèl auteursrecht resp. dat van Information Dynamics. Als
gewoonterecht voor wetenschap & beroep geldt, fair use heet dat, dat je er
op jouw beurt voor geschriften beperkte passages letterlijk uit kunt overnemen,
mits je tevens een adequate bronverwijzing opneemt. Mocht jij serieus werken
aan een academische promotie, dan vertel ik je hier uiteraard niets nieuws mee.
De onmogelijkheid van octrooibescherming ten spijt, Metapatroon behoort tot de
intellectuele eigendom van Information Dynamics, punt. Information Dynamics is
mijn bedrijf.
Je mag nota bene wat gepubliceerd is, dwz openbaar gemaakt, natuurlijk wèl
gebruiken. Graag, zelfs. Dat is precies de reden, waarom ik zo uitvoerig
publiceer. Information Dynamics maakt Metapatroon als methode opzettelijk
vrijelijk beschikbaar. In die zin, volledig open. Dus, wat je bijvoorbeeld
opsteekt van Metapatroon, handboek stelselmatig informatieverkeer, kan
je naar eigen goeddunken toepassen (zolang je maar niets letterlijk overneemt,
nou ja, niet te veel en al helemaal niet zonder bronvermelding; je moet het dus
Metapatroon blijven noemen).
Een voorwaarde voor succes is focus. Daar helpt één naam zeker bij. De naam van
de modelleermethode van Information Dynamics is nu eenmaal Metapatroon. Zodra
je een andere naam ervoor gaat gebruiken, ondermijn je focus enzovoort. Verder
maakt Information Dynamics er zelfs formeel bezwaar tegen als eigenaar van
Metapatroon. Duidelijk genoeg?
Heb jij werkelijk ook verder nog niet over “het commerciële kader” nagedacht?
Nogmaals, Information Dynamics is een bedrijf. Indien jij “successen [wil] boeken
met Metapatroon”, maar meent ze op eigen kracht (nog) niet te kunt bereiken,
kan je namens je werkgever voor ondersteuning bij Information Dynamics terecht
volgens een zakelijke overeenkomst. Hoewel je stelt “open [te staan] voor
iedere andere aanpak”, wil je daarvan echter niets weten. Het zij zo.
Tot dusver heb ik geprobeerd je een beetje, zeg maar, persoonlijk te begeleiden
tijdens je kennismaking met Metapatroon. Oneindig kan het op die basis
natuurlijk niet duren.
41.96
Het onderstreept dat (verkeers)regels integraal èn integrerend onderdeel van
het verkeersstelsel zijn. En verklaart de noodzaak van een overkoepelend,
infrastructureel model.
41.97
Alweer een maand geleden sprak ik de directeur (opnieuw) over de proef. Wat
adviseer je mij? Moet ik hem niet laten weten, dat wij nog steeds wachten,
alles bijelkaar ruim een jaar, om aan de slag te gaan? Of gebeurt er weliswaar
van alles, maar onttrekt zich dat aan mijn blik?
November 2010 - januari 2011, webeditie 2011 © Pieter Wisse