Stelselmatige ontknoping van richtlijn

Pieter Wisse

Hier staat het resultaat van een poging enkele stelselmatige opmerkingen te maken over de Richtlijn Metagegevens Overheidsinformatie (versie 2.5, juli 2009).

Stelselmatig wil zeggen, dat een bepaald perspectief niet de exclusieve maat vormt ter beoordeling van de uitkomst. Dat zit, als het goed is, juist omgekeerd. Een stelselmatige uitkomst faciliteert allerlei perspectieven, waar dat ene perspectief uiteraard bijhoort. Vergelijk het met een verkeersstelsel waarover verplaatsing van a naar b lukt, maar óók van c naar d, a naar c, enzovoort.
En het is reëel om dit geschrift een poging te noemen, omdat de verzameling perspectieven open is (grenzeloos, veranderlijk …). Kortom, infrastructuur is nooit àf.

Wat valt mij op aan de zgn entiteittypen? Ik som ze nog even op: 1. record, 2. actor, 3. activiteit en 4. mandaat.
Voor wat m.i. telt als perspectief voor de Richtlijn, komt record in aanmerking als primair entiteittype. Gelet op documentaire informatievoorziening zijn de overige typen secundair. Ze zijn volgens dat perspectief bedoeld om de betekenis van een record te verduidelijken.

Op stelselschaal, zeg ook maar geabstraheerd van enig specifiek perspectief zoals documentaire informatievoorziening, geldt die verhouding van primair en secundair echter niet algemeen. Of het type hetzelfde etiket heeft, doet er niet toe, maar bijvoorbeeld actor is relevant volgens talloze perspectieven. Sterker nog, twee zgn basisregistraties mikken er op. GBA (en NRI) doen dat voor natuurlijke personen als (niet-)ingezetenen, terwijl NHR actoren betreft in hoedanigheid van ondernemingen en rechtspersonen.

Vergelijkbaar gelden elders ook activiteit en mandaat als entiteittypen, maar stellig steeds volgens een specifiek perspectief dat dáár dan weer geldig verondersteld is. En daar is record weer geen primair, maar indien van toepassing een secundair entiteittype.

Zo blijft iedereen bezig met informatiemodellering tot en met operationele –voorziening volgens strikt eigen perspectief. Dat maakt interoperabiliteit praktisch onmogelijk.

In een stelselmatige opzet bekommert de Richtlijn zich niet in isolement om zulke secundaire entiteittypen. Daarin zou elders als het ware reeds primair voorzien moeten zijn, zodat slechts verwijzing volstaan; daaraan kunnen eventueel voor het eigen perspectief benodigde verbijzonderingen geknoopt worden.

De Richtlijn kan zich dan concentreren op record. Als zodanig is daardoor primair voorzien voor informatievoorziening volgens àndere perspectieven. Op hun beurt kunnen die stelselmatig met verwijzingen volstaan, enzovoort.

Zo ziet interoperabiliteit er stelselmatig geïdealiseerd uit. Het loont toch om van meet af aan een (informatie)model als leidraad te hanteren. Op z’n minst ontstaat daardoor besef, dat met geïsoleerde opzet concurrentie, kwaliteitsrisico, ondoelmatigheid e.d. in informatieverkeer bestaat.

Zodra je ruimer kijkt dan documentaire informatievoorziening is duidelijk dat in eerste aanleg modelmatige oriëntatie veel werk kan schelen èn voordelen kan opleveren. Helaas kan je voor stelselmatige positionering (nog) niet terecht bij de respectievelijke basisregistraties. Vooralsnog is Bureau Forum Standaardisatie het adres voor coördinatie van interoperabiliteit volgens stelselmatige aanpak (van informatiemodellering). Daar zijn resultaten beschikbaar van oefeningen met stelselmatige, nota bene onderling óók samenhangende, positionering van o.a. ¾ in termen van de Richtlijn ¾ actor, activiteit en mandaat. Waarom zou je dat apàrt blijven doen, als allang duidelijk is dat documentaire informatievoorziening een onlosmakelijk (lees ook: integraal èn integrerend) aspect van informatieverkeer is? Dat geldt zeker ook voor gebruiksrechten, die volgens de Richtlijn slechts verschijnen als zgn element van record. Op stelselschaal komt daarvoor een infrastructurele voorziening in aanmerking; dat is heel iets ànders.

Zo is op stelselschaal ook herkenbaarder dat wat de Richtlijn vermeldt als classificatie en relatie verschillende implementaties zijn voor vergaande overlappende informatiebehoefte. Want een (bepaalde) relatie geldt o.a. als verbijzonderde classificatie. Zo kunnen relaties (ook) opgenomen zijn/worden in een classificatie of, omgekeerd, kunnen bepaalde classificatie (ook) tot aparte relaties zijn/worden verbijzonderd. Dat blijkt dus onderwerp van ontwerp te (kunnen) zijn.

Vanuit documentair perspectief kan en moet je uiteraard eisen stellen aan wat stelselmatig beschikbaar komt als informatie over actor, activiteit, mandaat … Maar je zou je er verder niet druk om hoeven te maken. Zo van, dat komt wel …
Ik geef toe, dat valt altijd (sterk) tegen. Vooruit, dan moet je het alsnog doen, maar doe het dan tenminste wèl stelselmatig.

Voor deze opmerkingen veronderstel ik (optimistisch), dat qua verwijzingsbasis elders adequaat voorzien is in wat voor documentaire informatievoorziening secundaire entiteittypen zijn. Dat geeft ruimte voor onderzoek naar record. Is dat entiteittype met de Richtlijn eigenlijk al stelselmatig genoeg uitgewerkt?

Wat volgt zijn schetsen, opgesteld volgens Metapatroon. Ik pretendeer er allerminst mee een definitief model te presenteren. Vat het als discussiestuk op.
In figuur 1 is record als entiteittype verdwenen. In plaats daarvan verschijnen meerdere knooppunten met samenhang.
Het voert te ver om hier een complete leergang Metapatroon op te nemen; zie Metapatroon, handboek stelselmatig informatieverkeer. Hopelijk zijn enkele leesaanwijzingen genoeg om de strekking te laten overkomen. De dikke streep bovenin is de horizon, dwz de grens van het relevante stelsel voor informatieverkeer. Herkenbaar aan de vetgedrukte hoofdletters H telt het model twee zgn homogene hiërarchieën. Uitgaande van een verzameling ‘losse’ objectdelen kunnen ze deel-voor-deel een hiërarchische structuur vormen. Het spreekwoordelijke voorbeeld is een (klassieke) organisatiestructuur. Maar dat kan dus ook met objecten, zeg maar vanaf een stuklijst (de losse elementen) tot geassembleerd ‘product.’
Zoals een object-als-structuur hiërarchisch kan zijn samengesteld uit objectdelen veronderstelt de onderstaande schets dat ook voor informatie-als-structuur, dwz als resultaat van hiërarchische samenvoeging van informatiedelen.
Met object is hier iets strikt materieels bedoeld. Zeg maar: vorm. En informatie slaat dan op louter inhoud. Nu is louter inhoud onvoorstelbaar, maar goed, voor een stelselmatig model lijkt het een bruikbare kunstgreep om die suggestie toch te doen.
(Want) dat onderscheid tussen vorm en inhoud leidt tot een expliciete relatie ertussen: informatiedrager.

figuur 1: stelselmatige oplossing van record.

 

Het lijkt ingewikkelder gemaakt. Wat levert deze ontleding op? Dat blijkt gauw genoeg door de elementen na te lopen die de Richtlijn voor record verplicht stelt tot en met aanbeveelt. Zij zijn eenduidiger te positioneren. Nogmaals, ik beperk me opzettelijk tot record als entiteittype (element 1 volgens de Richtlijn).

Elk exemplaar volgens een knooppunttype in figuur 1 draagt een “identificatiekenmerk” (element 2).

Van “aggregatieniveau” (element 3) of, beter gezegd, hiërarchische ordening, is volgens figuur 1 sprake voor zowel informatie (inhoud), als object (vorm). Zo ligt het voor de hand om een blad papier in een map als objectenhiërarchie te beschouwen. Voor een alinea in een paragraaf is daarentegen een informatiehiërarchie toepasselijker. Dergelijk onderscheid maakt (meta)informatievoorziening uiteraard veel flexibeler.

Een “naam” (element 4) in oorspronkelijke zin is, indien van toepassing, slechts nodig voor exemplaren van knooppunttypen die met een liggende rechthoek afgebeeld staan. Die naam komt in afgeleide knooppunten ‘terug.’

Een “classificatie” (element 5) veronderstelt een classificatieschema, dat op zijn beurt termen telt. Een bepaalde term kan gelden voor diverse schema’s. In figuur 2 is een eenvoudige aanzet voor dergelijke variëteit toegevoegd.

figuur 2: classificatietermen.

 

De vraag rijst dan wàt precies valt te classificeren. Dankzij de ontleding van record kunnen dat óók objecten en informatiedragers zijn.
Hier neem ik aan, dat het vooralsnog inhoudsclassificatie betreft. Daarvoor biedt zowel informatiedeel als informatie een aanknopingspunt. Het laatstgenoemde, informatie dus, is relevant indien classificatie afhankelijk is van de plaats van een informatiedeel in een ruimer inhoudelijk verband. Bijvoorbeeld, geldt voor een alinea in de ene paragraaf een betekenis die afwijkt van dezèlfde alinea maar in een àndere paragraaf oid? Dergelijke vragen zijn kenmerkend voor stelselmatige informatiemodellering. Wat dit voorbeeld betreft, houd ik het gemakshalve op classificatie per informatiedeel; zie figuur 3.

figuur 3: onderwerpclassificatie per informatiedeel.

 

Elk exemplaar volgens welk knooppunttype dan ook kan van een “omschrijving” (element 6) voorzien zijn.

De “plaats” (element 7) kan in fysieke zin slechts met object verband houden. Nu heeft de Richtlijn plaats niet als entiteittype aangewezen. Op stelselschaal verdient plaats die status natuurlijk wel. Sterker nog, pas op die reële schaal van informatieverkeer valt er een geschikt ontwerp voor interoperabiliteit voor te maken, zoals ik eerder beweerde over actor, activiteit en mandaat. Dat houdt onvermijdelijk ontleding in, zoals hier stelselmatig met record gebeurt.
Voorlopig beschouw ik “plaats” als een verschijningsvorm van “relatie” (element 15). Volgens de Richtlijn gaat het met relatie om willekeurig aan te brengen samenhang. Zeg ook, variabel. Zo’n algemene mogelijkheid laat zich modelmatig uitdrukken door een knooppunt(type) x te noemen. Er kan (dus) een relatie y mee gevestigd worden. In figuur 4 kan voor x o.a. locatie worden gelezen; in dat geval betreft het tussen object en locatie de relatie plaats(bepaling).
Zie hierboven ook mijn opmerking over de relatieve verhouding tussen classificatie en wat de Richtlijn als classificatie laat gelden. Let wel dat zo’n relatie neerkomt op stelselmatige afhankelijkheid. De verwijzing naar het relevante externe punt functioneert pas, … zodra het bestaat en … bereikbaar is.

figuur 4: naar stelselmatige relaties.

 

De Richtlijn verklaart “jurisdictie” (element 8) niet van toepassing op record. Het betreft een eigenschap van actor, activiteit resp. mandaat. Op stelselschaal ligt het voor de hand erin te voorzien waar hun betekenis(sen) primair geldt (gelden). Dat is ook precies, niet toevallig, wat Bureau Forum Standaardisatie ontwikkelt als aanzet voor ¾ modellering van ¾ wet- en regelgeving in ruimst mogelijke betekenissen (lees dus ook: mandaat, althans zoals de Richtlijn dat bedoelt) binnen het ene, dus stelselmatige kader voor interoperabiliteit.

Aan dekking (element 9) herkent de Richtlijn voor een record twee aspecten: tijd en geografisch gebied.
Wat tijd betreft, is Metapatroon er snel klaar mee. Voor èlk exemplaar van ieder knooppunt geldt tijdbeheer onder de noemers van registratie en geldigheid.
Voor geografisch gebied komt de relationele x/y-benadering in aanmerking die hierboven met plaats geïllustreerd staat. Ik merk op dat plaats en geografisch gebied stelselmatig productief als synoniem kunnen doorgaan. Dat lukt met een opzet zgn door-de-schalen-heen. Dat leidt tot een desbetreffende homogene hiërarchie, maar houd ik buiten het bestek van deze opmerkingen.
Wèl hoort hier antwoord op de vraag, wat telt als aanknopingspunt voor geografisch gebied. Opnieuw beperk ik dat vooralsnog tot informatiedeel. Om de relaties per aanknopingspunt uit elkaar te houden, zijn ze vanaf figuur 5 geïndexeerd.

figuur 5: relatiepatronen.

 

De externe identificatiekenmerken (element 10) zoals de Richtlijn ze aanduidt, zijn m.i. te beschouwen als a. relatie(s) van informatiedrager met object en b. diverse relaties à la element 15 vanuit object en vooral informatiedrager. Kortom, ook tussen informatiedrager en x bestaan relaties. Variabel gemodelleerd is de toevoeging eenvoudig; zie figuur 6.
Uit zowel de ontleding van record ònderling als daardoor gevestigde verschillende aanknopingspunten voor ym, yn en yp (en wie weet verder …) blijkt hoezeer precisie met het stelselmatige model toeneemt.

figuur 6: een “plaats” voor elke relatie en elke relatie op z’n plaats.

 

De “taal” (element 11) past bij informatiedeel. Daar kan een classificatieterm voor bestaat. En/of er bestaat een x voor talen, waarmee voor de taal/talen in kwestie dan relatie(s) yn gelden, nou ja, eigenlijk yn, a.

“Event geschiedenis” (element 12) kent diverse subelementen. Zoals aangegeven moet “datum/periode” voor èlk knooppuntexemplaar bijgehouden (kunnen) worden. Het “type” zoals de Richtlijn het in die context stelt, betreft “soort activiteit of gebeurtenis.” Als oplossing vermeldt de Richtlijn een ¾ keuze uit een ¾ gecontroleerde woordenlijst. Eén of ànder classificatieschema, dus. Maar het kan natuurlijk ook met “relatie.” In dat geval is het de vraag, of de relevante aanknopingspunten gedekt zijn. Om het zekere voor het onzekere te nemen heb ik in figuur 7 botweg àlle knooppunten die ontstaan zijn door ontleding van record, voorzien van “relatie.” Dan grijp je nooit mis. En op stelselschaal is de kans natuurlijk groot, dat er vanuit enig perspectief behoefte aan bestaat.

figuur 7: borging van stelselmatige dekking.

 

Met “relatie” zo variabel gepositioneerd ligt kortsluiting voor de hand. Een classificatieterm duidt immers ‘iets’ aan. Wanneer zo’n … x in het informatiestelsel met een knooppuntexemplaar geïdentificeerd is, valt een relatie(exemplaar) te vestigen. Dat toont figuur 8. Merk op dat niet term, maar classificatieterm als aanknopingspunt voor relatie genomen is. Dat ligt aan de context die classificatieschema vormt voor de betekenis van term tot (eigen) classificatieterm.

figuur 8: equivalentie van “relatie” en onderwerpclassificatie, dwz parallelle ontsluiting.

 

Als subelementen van “event geschiedenis” kunnen stelselmatig gezien “beschrijving” en “verantwoordelijke functionaris” voor record vervallen. Volgens de Richtlijn gaat het om een “nadere omschrijving van de gebeurtenis” respectievelijk “degene die verantwoordelijk is voor de gebeurtenis of activiteit.” Daarvoor geldt record uiteraard niet als ingang, maar de activiteit in kwestie.

Ook voor “event plan” (element 13) borgt ontleding van record grotere precisie. Het plan betreft beheer en daarvoor helpt vooral het onderscheid tussen enerzijds objectdeel en object, anderzijds informatiedrager. Dat leidt tot dienovereenkomstige deelplannen.

“Nationaliteit” (element 14) is volgens de Richtlijn op record niet van toepassing.

Juist op “relatie” (element 15) ben ik reeds uitvoerig ingegaan.

Voor gebruiksrechten (element 16) geldt m.i. dat daarvoor volgens een enkel perspectief geen zinvolle voorziening voor valt te ontwikkelen. Dat moet op infrastructurele schaal gebeuren. (Ook) voor documentaire informatievoorziening moeten uiteraard nodige en voldoende aanknopingspunten beschikbaar zijn. Dat doel dient ontleding van record nadrukkelijk óók. De precisie van autorisatie kan sterk opgevoerd worden dankzij onderscheid volgens object(deel), informatie(deel) en informatiedrager. Daarbij gaat het o.a. om “vertrouwelijkheid” (element 17) en “openbaarheid” (element 18).

Wat de Richtlijn voor “vorm” (element 19) aangeeft, slaat volgens mijn ontleding juist op inhoud, dwz informatie, en informatiedrager. De waarden voor de gestelde eigenschappen kunnen m.i. het beste aan een classificatieschema worden ontleend. Figuur 9 is aldus uitgebreid, zie de relatie formatteringsclassificatie vanuit informatiedrager. Er zit natuurlijk meer aan formattering vast. Hier ligt nadruk erop dat stelselmatige positionering mogelijk is en loont. Zo is die classificatie van belang voor het deelplan van beheer.

figuur 9: ook informatiedragers classificeren.

 

Zoals de Richtlijn “integriteit” (element 20) voorstelt, kan het gaan om maatregelen voor zowel object(deel) als informatiedrager.

Dat geldt ook voor “formaat” (element 21) met zijn subelementen. Die kunnen verdeeld worden over de samenstellende delen van record. Als één van die subelementen geldt wederom “relatie.” Dat past dus ook al, omdat voor èlk samenstellend onderdeel in de mogelijkheid van “relatie” voorzien is.

Meer elementen telt de Richtlijn voor record niet. Met Metapatroon als modelleergereedschap heb ik een poging tot inpassing in stelselmatige betekenissenordening gedaan. Het komt erop neer dat de Richtlijn scherper moet kiezen … om in het verruimde verkeersverband te kunnen delen. De focus hoort op record en hoe dat begrip stelselmatig nòg weer productiever raakt.
Hoewel het lezen van informatiemodellen à la Metapatroon enige gewenning vergt, is hopelijk reeds duidelijk dat een model zoals figuur 9 toont dankzij samenhang operationeel relevanter èn preciezer is dan de Richtlijn die nauwelijks structuur biedt.
Tenslotte maak ik attent op het ontwikkelpad dat het stelselmatige model suggereert. Zolang voor een “relatie” geen ander aanknopingspunt bestaat (lees ook: voorwaarden voor interoperabiliteit ontbreken), kan in de relevante informatiebehoefte worden voorzien met een classificatieschema dat binnen het documentaire domein voor dat doel (nog) bijgehouden blijft. Dat is een redelijke koers. In elk geval, hoe begrijpelijk die vaak ook is door uitblijvende samenwerking, moet de reflex worden bestreden om onder documentaire noemer informatievoorziening te realiseren waarvoor stelselmatig de primaire verantwoordelijkheid elders ligt. De ontwikkeling van allerlei infrastructuur leidt nooit tot … infrastructuur.

 

 

19 november 2010, webeditie © Pieter Wisse/Information Dynamics