Opgenomen (bewerkt) als hoofdstuk 5 resp. bijlage f in: Analyse van gerelateerdengegevens in het kader van RNI

 

 

Modellering gerelateerdebegrip

Pieter Wisse

Aanpak

Gelet op de geïnventariseerde betekenisverschillen van het gerelateerdebegrip is uniformering niet aan de orde. Variëteit vergt harmonisatie, wat neerkomt op het vestigen van samenhang tussen de reële verschillen. Tijdens eerder onderzoek heeft Bureau Forum Standaardisatie daarvoor de methode van contextuele verbijzondering gevalideerd.1
Als een zgn praktijkcasus geldt ondermeer de modellering van het gerelateerdebegrip. Op dergelijk vervolg had Forum Standaardisatie aangedrongen.

Contextuele verbijzondering neemt afstand van absolute uniformering van betekenis. Daarentegen vergt informatie altijd expliciete context voor eenduidigheid van betekenis. Bijvoorbeeld, wat betekent ‘blok’? Dat hangt er vanaf. Inderdaad, van de context in kwestie. Is de treinmachinist bezig met rangeren? Trekt de verhuizer aan een takel? Weert de volleybalspeler een smash af? Enzovoort.
Kortom, adequate verbijzondering van context vestigt (pas) eenduidige betekenis. Daarvoor maken relevante verbijzonderingen integraal ònderdeel van informatie uit. Hoe dat methodisch precies werkt, valt buiten het bestek van dit hoofdstuk, respectievelijk van dit rapport om grondig te verklaren. Het beginsel is echter duidelijk. Geen enkele informatie staat lòs. Zeker op stelselschaal is context onmisbaar om betekenis steeds scherp te ‘plaatsen.’

De bijlage beschrijft een zgn contextueel semantisch diagram. Dat gebeurt zoveel mogelijk stapsgewijs. Semantische modellering voor voorzieningen op stelselschaal blijkt kwalitatief nogal wat gewenning te vergen.
Het resultaat is een compact, onderhoudbaar informatiemodel voor ruime variëteit.

Het inzicht dat het contextueel semantisch diagram (CSD) in dit stadium faciliteert, vormde aanleiding voor het schetsen van een toekomstbeeld voor herordening op hoofdlijnen van (enkele) basisregistraties. Daaraan is Toekomstbeeld: herordening van basisregistraties gewijd.

 

 

Aandachtspunten & bevindingen

De term ‘gerelateerde’ wekt gauw verwarring. De bijlage verduidelijkt het nut van consequent onderscheid tussen enerzijds de (individuele) persoon, anderzijds het personenverband dat twee of méér personen vormen. Die lijn is voor een verkenning in Toekomstbeeld: herordening van basisregistraties doorgetrokken.

Het contextueel semantisch diagram (bijlage) bevestigt dat personenverband als basisbegip nog onvoldoende uitgekristalliseerd, algemeen bekend enzovoort is. Zeker voor de korte termijn is daarom de beperking met Register Niet-Ingezetenen (RNI) realistisch: géén registratie van personenverbanden van niet-ingezetenen.
Dit klinkt restrictiever dan het is. Voor gerelateerden als evenzovele individuele personen biedt RNI nadrukkelijk wèl de mogelijkheid van registratie. Voor het verband ertussen, dus als èxtra informatie, blijven afnemers/uitvoerders aangewezen op hun eigen voorzieningen.

Afnemers/uitvoerders zouden informatie over personenverbanden onderling kunnen uitwisselen. Het verdient overweging te onderzoeken of RNI daarvoor op wat langere termijn als verwijspunt kan dienen.
Een dergelijke voorziening heet elders ook wel een verwijsindex. In het geval van RNI zou zelfs, heel praktisch, een bestaande rubriek benut kunnen worden. Met invulling van ‘afnemerindicatie’ kunnen afnemers tevens elkaar over en weer attenderen op eventuele beschikbaarheid van aanvullende informatie zoals over personenverband(en) waarvan de persoon in kwestie deel uitmaakt.

Communicatie met afnemers/uitvoerders op basis van het contextueel semantisch diagram kan voorlichting helpen over de reikwijdte van het vraagstuk. Dat gaat verder dan niet-ingezetenen en hun eventuele personenverbanden. Zo lijkt reële variëteit van dergelijke verbanden zelfs eerder voor GBA een aandachtspunt met prioriteit.

Zolang afnemers/uitvoerders eigen voorzieningen (blijven) treffen voor registratie van personenverbanden, ongeacht of het verbanden van niet-ingezetenen betreft, kan het contextueel semantisch diagram in de bijlage daarvoor als een concreet referentiemodel onder de aandacht worden gebracht.

Door de combinatie van a. beperkte informatie en b. open criteria voor wie voor registratie in aanmerking komt, verdient RNI extra aandacht van besluitvormers over de elektronische overheid. Want met die opzet kan RNI model staan voor positionering van andere basisregistraties inclusief hun optimale samenhang, zoals Toekomstbeeld: herordening van basisregistraties probeert te verkennen.

 

 

Conclusies

Wat als lastige modelleeropgave beschouwd werd, blijkt door toepassing van contextuele verbijzondering stelselmatig recht-toe-recht-aan oplosbaar. Voor stelselmatige modellering is deze praktijkcasus geslaagd.

De koers met wat registratie in RNI omvat, staat niet lòs van — ontwikkelingen van — andere (basis)registraties.
Het verdient dus geen aanbeveling om in RNI tevens informatie op te nemen over personenverbanden (van niet-ingezetenen). Maar waar gebeurt het allemaal wèl? Hoe consequent is dat?
GBA biedt voor ingezetenen evenmin volledige informatie. Die vaststelling zou aanleiding kunnen zijn om in samenhang met de ontwikkeling van GBA-V en zo door naar BrP op langere termijn de mogelijkheden te onderzoeken voor herordening van basisregistraties. Daarmee lijkt interoperabiliteit gediend.

De onderzoekvragen waren er niet op gericht om RNI qua positionering als basisregistratie als vooruitstrevend te laten bestempelen. In belangrijke opzichten is dat hier echter wel degelijk de conclusie. De vraag is dan, wat vòlgt?
Natuurlijk bepaalt GBA in sterke mate RNI. Het verdient aanbeveling dat óók andersom te bekijken.

 

 

bijlage

Contextueel semantisch diagram

 

 

Inventarisatie van variëteit

De analyse van wet- en regelgeving biedt een gerichte inventarisatie voor conceptuele modellering. Op zoek naar wat ‘gerelateerde’ alleen al in formeel verband met publieke taken betekent, blijken verschillende betekenissen relevant. Omdat de analyse/het onderzoek niet uitputtend was, is de reële variëteit zelfs groter dan analytisch concreet gerapporteerd is (zie Semantiek op stelselschaal: issues en oplossingsrichtingen).

Volgens sociale antropologie worden betrekkingen/relaties tussen (natuurlijke) personen vaak vanuit een bepááld persoon geschetst: ego.2 Een àndere persoon kan dan, in RNI-jargon, een gerelateerde van ego zijn.

Zoals de analyse van wet- en regelgeving laat zien, bestaat voor ego potentieel ruime variëteit van sóórten relaties met … gerelateerden. Zo kan, nota bene gezien vanuit ego, de àndere persoon bijvoorbeeld:

¾ huwelijkspartner
¾ geregistreerd partner
¾ fiscaal partner
¾ toeslagpartner
¾ zorgverzekeringpartner
¾ zorgplichtpartner
¾ samenlevingscontractpartner
¾ huishoudpartner

zijn. Deze opsomming put de mogelijkheden echter niet uit. Want verder kent ego eventueel een relatie waarin de àndere persoon bijvoorbeeld

¾ (natuurlijk) kind
¾ geadopteerd kind
¾ pleegkind
¾ onder voordij geplaatst kind

is. Het laatstgenoemde voorbeeld wijst erop, dat ook persoonlijke relaties formeel tevens als het ware negatief bestaan, zoals

¾ uit ouderlijke macht ontzet kind.

Met nadruk heten de genoemde sóórten relaties/gerelateerden hier voorbeelden. Want voor toelichting op stelselmatige informatiemodellering doet het er minder toe, dat dergelijke ‘gevallen’ correct zijn. Het zijn en blijven er hoe dan ook véél.
Voor de variëteit blijkt onder de noemer van woonland zelfs een vermenigvuldigingsfactor aan de orde voor een gerelateerde als eventuele zorgverzekeringpartner. Wie als zodanig geldt in het woon(buiten)land in kwestie, telt méé.

 

 

Een klakkeloos informatiemodel

Uitgaande van een bepaald natuurlijk persoon (ego) kunnen eventuele gerelateerden simpelweg enkelvoudig volgens karakteristieke sóórt gemodelleerd staan. Dat is in figuur 1 gebeurd. Nogmaals, die figuur toont niet de volledige verzameling gerelateerdentypen. De woonlandvariëteit van zorgverzekingpartner is zelfs symbolisch aangeduid als reeks van 1 tot en met n.

Figuur 1: Platte projectie van inventarisatie naar informatiemodel.

 

Kenmerkend voor dergelijke één-op-één-modellering van variëteit is dat het model gewijzigd/uitgebreid moet worden voor èlke extra (soort) gerelateerde die vervolgens ook relevant blijkt te zijn.
Vooral voor zgn niet-ingezetenen liggen aldus (vele) uitbreidingen in het verschiet. Zo gaat het model volgens figuur 1 er impliciet van uit, dat het enige ‘woonland’ dat bijvoorbeeld voor huwelijkspartner geldt, blijkbaar Nederland is. Maar voor één of meer (Nederlandse) publieke taken zou weleens behoefte kunnen bestaan aan informatie over een huwelijk zoals dat oorspronkelijk èlders is voltrokken. Kortom, wat voor zorgverzekering als woonlandbeginsel bekend staat, kan nader beschouwd allerlei soorten gerelateerden treffen met vermenigvuldiging van variëteit onder zo’n noemer van dien.

 

 

Naar een (zoveel mogelijk) open informatiemodel

Onder een open model wordt (hier) een informatiemodel verstaan, dat òngewijzigd ruime variëteit faciliteert. Hoe lukt dat?

Een andere kijk op relaties biedt volgens de sociale antropologie de zgn netwerkbenadering.3 Een apart netwerk is dan een verzameling individuele personen mèt hun onderlinge relaties. Zeg ook maar dat zo’n netwerk als bestaand aangenomen is apàrt van de personen die de verzameling allemaal constitueren. Er is dus géén geprivilegieerd persoon (ego) aangewezen van waaruit àndere personen eenzijdig als gerelateerde bestempeld zijn.
Omdat hier door de term netwerk echter verwarring dreigt, verdient een andere term voorkeur: personenverband.
Een term zoals samenlevingsvorm is ogenschijnlijk vergaand dekkend. Bij nader inzien blijken óók allerlei verzamelingen van individuele personen relevant, waarbij de leden niet ‘samenleven.’ Verwantschap, wellicht? Dat draagt eveneens een beperking, zij het een andere.

Een zo neutraal mogelijk (bedoelde) term als personenverband bevordert op zijn beurt ruimere oriëntatie. Wat komt eventueel nog meer als dergelijk verband in aanmerking. Een commune, (volks)stam, jeugdbende …?
Het idee met ontwerp van een open model is dat als ook dàt allemaal past, de zekerheid groot is dat zo’n model robuust in zijn flexibiliteit is.

Figuur 2 toont de stap van, zeg maar, objectivering van personenverband. Een bepaald (natuurlijk) persoon kent lidmaatschap van nul, respectievelijk méér personenverbanden. Voor ‘méér’ staat de parameter n symbool. Aan de andere kant telt een bepaald personenverband minstens twee lidmaatschappen (want met slechts één lidmaatschap is er ‘iets’ aan de orde dat de individuele persoon in kwestie blijkbaar direct betreft.

Figuur 2: Persoonslidmaatschappen van personenverbanden.

 

Slechts de aanduiding van lidmaatschap dekt echter de ruime variëteit niet waarop figuur 1 reeds wijst.
Het zgn woonland biedt een aanknopingspunt. Dat blijkt vooral een zegswijze. Het gaat specifieker om het rechtsstelsel waaraan handelingen, instellingen e.d. op een bepaald territorium (geografisch gebied) onderhevig zijn.

Volgens een stelselmatige modelleerbenadering geldt dan als aanzet:

¾ er zijn rechtsstelsels.

Daarnaast zijn er, netzo algemeen gesteld,

¾ soorten personenverband èn
¾ soorten lidmaatschap van een personenverband.

Nu lijkt het vèr weg van het gerelateerdebegrip, maar uitwerking van onderlinge samenhang schept al veel duidelijkheid. Zie daarvoor figuur 3. Daarvoor is een methode voor contextuele verbijzondering gebruikt, Metapatroon, die ondermeer in eerdere publicaties van Bureau Forum Standaardisatie toegelicht staat.4

Figuur 3: Verbijzondering van personenverband enz. naar rechtsstelsel.

 

Vanuit een ènkel perspectief lijkt de opzet volgens figuur 3 nodeloos omslachtig. Maar zo’n aanzet legt de basis voor realistische verbijzondering. Een geregistreerd partnerschap volgens het Chileense rechtsstelsel? Past. Adoptie in Nieuw-Zeeland? Past. Enzovoort.

Figuur 3 moet zó gelezen worden, dat (bijvoorbeeld) een bepaald rechtsstelsel geldt als de context voor erkenning van een soort personenverband. En vervolgens geldt het samengestelde informatiespoor van rechtsstelsel plus erkend soort personenverband als context voor erkenning van een soort lidmaatschap (van een soort personenverband).

Met figuur 3 staan nodige en voldoende mogelijkheden voor stelselmatige classificatie gereed. Het gáát primair om (individuele) personen en de personenverbanden waarvan zij deel uitmaken/lid zijn. In figuur 4 zijn die twee basisbegrippen direct ònder de stelselhorizon toegevoegd.

Figuur 4: Hoe verder met persoon, respectievelijk personenverband?

 

Vanuit een bepaald personenverband kan nu eenduidig worden aangegeven, zie figuur 5, dat het gaat om een erkènd verband volgens een bepaald rechtsstelsel. Daarvan kan vervolgens een persoon als lid erkend zijn, waarna ook haar/zijn karakteristieke rol in dat personenverband als formeel erkend geregistreerd kan staan.

Figuur 5: Eenduidige betekenissen op open stelselschaal.

 

Wat nog ontbreekt, is de mogelijkheid van woonlandtoets. Figuur 6 toont tevens de daarvoor verder benodigde informatie.

Figuur 6: Vergelijk woonland met rechtsgebied.

 

Merk op, dat het informatiemodel personenverbanden toestaat met vaste of wisselende leden. Zo houdt een huwelijk op met bijvoorbeeld echtscheiding, terwijl het voetbalteam E8 met invallers nog altijd E8 is.

Maar ook figuur 6 bevat beslist niet het ultieme model. Dat valt op stelselschaal voor geen enkel informatiemodel te claimen, want de werkelijkheid is veranderlijk.
Zo neigt figuur 6 sterk naar gebruik door bevoegde overheidsorganen, zij het reeds ongeacht (woon)land. Maar de horizon kan nog verder verruimd worden. Daarvan laat figuur 7 het resultaat van een vingeroefening zien. Het verschil met figuur 6? Volgens figuur 7 staat een personenverband in eerste aanleg zònder kwalificering van overheidserkenning geregistreerd staat. Daarná volgt eventuele erkenning (van relevante aspecten zoals het gehele verband, of de rol van een lid). Achter figuur 6 schuilt nog de aanname dat niet-erkende verschijnselen voor overheid niet … bestaan, want ze zijn niet geregistreerd; zo werkt het maatschappelijk verkeer natuurlijk grotendeels niet.

 

Figuur 7: Verdere veralgemenisering/stelselmatigheid.

 

Nogmaals, zo’n informatiemodel annex contextueel semantisch diagram zoals figuur 7 toont, oogt stellig ingewikkeld voor wie niet vertrouwd is met contextuele verbijzondering als modelleermethode. Vergeleken met de benadering à la figuur 1 bevat het schema echter gauw (veel) minder knooppunten, terwijl het in tegenstelling ermee een open karakter draagt. Het ondersteunt registratie van willekeurige personenverbanden bestaande uit willekeurige personen met willekeurige rollen in relatie tot willekeurige rechtsstelsels. Het impliciete Nederlandse perspectief is (daarom) verdwenen. Hetzelfde model dient èlke soevereine rechtsstaat. Het is een kwestie van vergelijken van woonland (van de persoon) met rechtsterritorium en zo door naar rechtsstelsel waaronder het relevante personenverband erkend is, of niet.

 

 

noten

1. Zie Semantiek op stelselschaal: issues en oplossingsrichtingen (BFS, juni 2009).
2. Kinship, Descent, and Alliance door H.W. Scheffler, in: Handbook of Social and Cultural Anthropology, ed. J.J. Honigmann, Rand McNally, 1973, pp. 747-793.
3. Network Analysis door N.E. Whitten en A.W. Wolfe, in: Handbook of Social and Cultural Anthropology, ed. J.J. Honigmann, Rand McNally, 1973, pp. 717-746. Zie in hetzelfde handboek Pluralism door P.L. van den Berghe (pp. 959-977). Zie ook Kinship, Networks, and Exchange, Th. Schweizer en D.R. White (editors), Cambridge University Press, 1998, herdruk 2008.
4. Zie ondermeer Stelselmatige semantiek door Suwinet (april 2008) en Semantiek op stelselschaal: issues en oplossingsrichtingen (juni 2009).

 

 

oktober 2009, webeditie 2010 © Pieter Wisse