Ook verschenen in: Digitaal Bestuur, 15 januari 2010.
De DB-redactie wijzigde de titel in Opschieten.

 

 

Vermaatschappelijking

Pieter Wisse

Met civiele informatiekunde schiet het helaas nog niet op. Hoe valt die discipline voor informatieruimtelijke ordening te bevorderen? Als katalysator stelde ik eerder het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer tot voorbeeld; zie Voorbeeldige vacaturemelding. Concreet inspirerend vond ik de vacaturemelding voor een zgn praktijkhoogleraar Ontwerp & Politiek aan de TU Delft, maar dus gefinancierd door VROM.

Ditmaal vestig ik graag aandacht op een voorbeeldig nauw verwant spoor. Eveneens op initiatief van VROM — en dus stellig op z’n minst deels ook weer financieel gesponsord — verschijnt bij Uitgeverij 010 de tweetalige (!) reeks Ontwerp en politiek/Design and Politics.

Het allereerste boek draagt dezelfde titel als de voorgenomen reeks. Het Voorwoord schreef H.W.J. Ovink, directeur Nationale Ruimtelijke Ordening (VROM).

Met de aanstelling […] najaar [2009] van de hoogleraar [in kwestie,]

kondigt Ovink aan (p. 7),

start het ministerie van VROM een onderwijs-, onderzoek- en praktijkprogramma gericht op Ontwerp & Politiek.

Hij verklaart over het boek, dat (p. 7)

[het] de inspiratie en agendering voor d[a]t programma [is]. Het laat zien waarom onderwijs, onderzoek en praktijk verbonden moeten worden gericht op ontwerp en politiek.

Mijn opvatting luidt, dat dezèlfde noodzaak naadloos geldt voor inrichting van infrastructuur voor informatieverkeer. Dat verkeer verloopt in zoiets als de informatieruimte. Voor evenwichtige mogelijkheden voor verkeersdeelnemers moeten we ons daarom tevens, zeg maar, informatieruimtelijke ordening voorstellen. Op maatschappelijke schaal draagt daarom óók informatiekundig ontwerpen onherroepelijk o.a. een politiek karakter, en omgekeerd.

Dankzij Ontwerp en politiek laat zich dat in betrekkelijk kort bestek onderstrepen. Want vanuit de veronderstelling dat genoemd boek dus eigenlijk netzogoed over civiele informatiekunde gaat, haal ik ook verder enkele relevante passages aan.

Meteen in het Voorwoord is het prijs. Ovink hekelt dat (p. 6)

bestuurders worden geleid door voortgang en niet door doel en resultaat.

Waar dat gebeurt,

worden waan van de dag, proces en reactiviteit onze leidende principes.

Dat leidt ertoe, dat

ontwerpers niet meer weten waarom ze ontwerpen.

Is dat erg? Ja, volgens Ovink, want

de opgaven zijn […] groot, […] manifest en […] urgent[.]

Met andere woorden, wat zijn reële, dus maatschappelijke problemen èn kansen? Hoe mobiliseren we opbouwende actie? Daarvoor

hebben [we] verhalen en verhalenmakers nodig[.]

Als zodanig doet Ovink een beroep op

[b]estuurders en ontwerpers […]. De confrontatie van die verbeelding, van ontwerpers en bestuurders geeft richting aan de opgaven.

Wat verderop licht hij hun verhouding voor productieve “confrontatie” wat nader toe.

Het ontwerp en de ontwerper moeten weer vol in de arena van de opgaven stappen. Reflectief, agenderend en in gesprek.

Gebeurt er dan ook iets? Op haar beurt, aldus Ovinks dialectiek,

[vindt] de politiek […] haar kracht in die opgaven. Daar waar de vragen, de mensen, de oorsprong van de opgaven liggen.

Dat is voor de gebouwde omgeving en ruimtelijke ordening allemaal niet nieuw (p. 7):

Door een scherpe terugblik laat het [boek] de ontwikkeling zien van de relatie en positie van ontwerpers en bestuurders in de ruimtelijke ordening.

Daarvan valt (ook) voor civiele informatie uiteraard veel te leren. Zo is onverminderd geldig

dat [slechts] de gerichtheid op de echte opgaven, op de inhoud en niet op het proces, ons kan helpen voor een doorbraak in ons handelen.

Ovink voegt er als voorwaarde aan toe

dat het ontwerp en de ontwerper[, respectievelijk] de politiek en het politieke elkaar daarin versterken.

Het moet voorts een confrontatie zijn

die agendeert vanuit een internationaal perspectief.

Ook deze aansporing voor erkenning van feitelijke schaal moet zelfs met extra nadruk voor informatieverkeer evident zijn.

Voor het gehele boek Ontwerp en politiek geldt hoe frappant de inhoud vrijwel zonder uitzondering relevant is voor, zeg maar, informatieruimtelijke ordening. Ik beveel lezing dringend aan!

Nota bene, het is dus beslist niet zo, dat voor opgaven met de gebouwde omgeving de verhouding tussen politiek en ontwerp alom volwassen is. Ook daaraan kan en moet van alles en nog wat verbeteren. Maar de agendering van veelal interdisciplinaire aandachtspunten, problemen, kansen enzovoort kan nagenoeg naadloos overgenomen worden; dat scheelt al enorm. Daar is nogeens extra naadloos aan, dat fysieke ruimte en informatieruimte als alsmaar sterker afhankelijk van elkaar (interdependent) opgevat moeten zijn. Wat ooit begon als vergelijking, blijkt feitelijk steeds meer één en dezèlfde, dus integrale opgave. De overeenkomsten zijn daarom geen toeval, maar berusten op identiteit. De zgn informatiesamenleving is immers geen aparte samenleving. Het woord zegt het al, er is en blijft één samenleving. Het voorvoegsel bedoelt een aspect te benadrukken, dat thans extra opvalt. De deelnemers aan het geïntensiveerde informatieverkeer hebben nog daarvoor echter altijd fysieke plaats, respectievelijk verplaatsingen nodig. Welke plaats(en) met verbindingen dat optimaal is (zijn), verandert mede onder invloed van beschikbare voorzieningen voor hun informatieverkeer.

Ontwerp en politiek besluit met een vraaggesprek door E. Freijters en O. Klijn met dezelfde H.W.J. Ovink die het Voorwoord schreef. Dat korte slothoofdstuk draagt de titel: Ruimtelijke ordening is alles tegelijk.

Aan zowel Voorwoord als vraaggesprek is extra belangwekkend dat Ovink zijn verklaringen maakt, nogmaals, als directeur Nationale Ruimtelijke Ordening. Hij bevindt zich dus in de “bureaucratie,” zoals in het boek één van de groepen actoren aangeduid staat. Dat verleent zijn oproep tot veranderingen bijzondere betekenis. Met behoud van hun volgorde in het vraaggesprek rijg ik zinsneden van Ovink aaneen (pp. 332-347):

Het ontwerp moet veel meer betrekking hebben op de opgave en veel minder op de opdracht[. …] Het ontwerp maakt de[…] opgave politiek. Bovendien agendeert en expliciteert het ontwerp wat de betekenis is van deze maximale confrontatie. […] Samen met de overheersende beleidscyclus heeft [de] verslaving aan processen er toe bijgedragen dat de overheid los is komen te staan van de echte opgaven. De procesbenadering leidt […] vooral tot voortganggedachtes in plaats van oplossingen. Als er voortgang is, […] dan lijkt het alsof het goed is. Los van de vraag of we dichter bij een oplossing gekomen zijn. […] Wat zijn nu de grote opgaven waar aan we moeten werken en hoe doen we dat? Hoe krijgen we opdrachtgevers gemobiliseerd […]? […] Het maken van fouten wordt falen in plaats van dat het de basis vormt voor een nieuw inzicht. [… W]e [zijn] geneigd eerder naar voortgang dan naar resultaat te kijken, vooral omdat het laatste moeilijk meetbaar is. Juist daar gaat het dus mis. [… In het bijzonder over VROM merkt Ovink op:] Wij richten ons steeds duidelijker op de opgaven, zelfs als we niet zeker weten wat die opgaven zijn. [… Inmiddels hebben we] geleerd dat de werkelijke opgaven te maken hebben met thema’s [die] eigenlijk helemaal niet meer ondersteund worden vanuit de traditionele kolommen van de ruimtelijke ordening. [… D]at vergeten we met ons sectorale denken en werken nogal eens. [… D]e verandering van het systeem moet voortkomen uit het besef dat zonder de inhoudelijke gerichtheid, zonder het waarom, er geen reden is voor handelen. […] Iedereen moet beginnen met zijn eigen verhaal te maken, zelf bedenken wat visie is, expliciet maken wat zijn belangen zijn en ernaar handelen. Dat is een goede instrumentele basis voor de inhoudelijke gerichtheid. [… H]et begint niet met wie er over gaat, maar het begint met waar het naartoe moet en met welk resultaat. […] Een goed ontwerp agendeert, want het is de uitvergroting van het probleem. […] Hoe kunnen we datgene waar we goed in zijn inzetten op nieuwe kansrijke posities te creëren? […] We zijn hartstikke goed in ontwerpen, maar de opvolging, het [politiek] in positie brengen van het ontwerp, blijft vaak achterwege. [… Volgens] een hernieuwde Nederlandse ontwerptraditie [… is h]et ontwerp […] maximaal politiek maar ook maximaal gedegen. [… Maar het vergt] de kwaliteit en de inhoud om op het hoogste niveau te acteren […] zowel inspirerend als agenderend. […] Duidelijk is dat er een ander type benadering nodig is. Alles in een proces gieten, stap voor stap en gericht op voortgang werkt niet meer. […] Om het tij te keren [moet] de vraag naar de opgave weer op de agenda[. …] De kracht […] zit in verschillen. Lang was onze […] planning erop gericht om die verschillen te neutraliseren. [… V]erschillen maken [echter] groei en ontwikkeling gericht mogelijk. […] Gelijktijdig moet je durven testen, risico lopen en vooruitlopen op de toekomst[. …:] continue confrontatie tussen de verschillende sporen van ontwerp, onderhandelingen, onderzoek, reflectie, dialoog en allianties[. …] De distantie helpt ons op een verkeerde manier om te kunnen ontsnappen aan de agenderende kwaliteit.  […] Vanuit […] apolitiek reflectie ontstaat noch de juiste confrontatie, noch het juiste gesprek. […] Naast het agenderen van de nieuwe dingen is een ontwerp een verleiding om zaken echt anders te doen of te benaderen. Dus ook vanuit dat perspectief is het ontwerp zeer relevant, het zet aan tot verandering. […] Maar politici laten het een beetje lopen als het gaat over de ruimtelijke ordening. [… M]en [denkt] in de ruimtelijke ordening nog heel sterk […] in termen van concepten. […] Maar ik zie niets in deze bijna blauwdrukachtige hantering van het concept. […H]et is een samenstel van alles tegelijk doen[, …] onderhevig aan een voortdurende dynamiek. Het meervoudige karakter ervan maakt het bovendien ingewikkeld en biedt bijgevolg weinig houvast. Het is moeilijker om in te geloven. […] Daarmee bouw je aan de opgave. Maar daarmee veranderen de opgaven ook. We moeten dus leren elke keer heel adaptief te zijn. Zo’n adaptieve benadering leidt niet tot één concept maar maakt planning veel meer contextgevoelig.

Het maatschappelijk bemeten stelsel voor informatieverkeer kent vooralsnog geen katalysator/kampioen die helpt met de noodzakelijke verbinding tussen ontwerp en politiek. Wie maakt ernst met agendering? Kijk eens naar de Interoperabiliteitsagenda: Ruimte voor richting van Forum Standaardisatie. Want de stelselmatige verkeersopgave bestaat voor evenwichtiger informatiebetrekkingen allang.

 

noot
Dit is een verkorte versie van mijn artikel Agendering van informatieruimtelijke ordening, in: PrimaVera, working paper nr 2010-01, Universiteit van Amsterdam, 2010.

 

 

6 januari 2010, webeditie 2010 © Pieter Wisse