Ook verschenen in: Digitaal Bestuur,
28 april 2009.
De DB-redactie wijzigde daar de titel in Serieus
Ontwerpen en voegde als aanhef toe:
Het is de hoogste tijd een leerstoel in te stellen voor civiele
informatiekunde.
Pieter Wisse
Een ontwerpvàk kent karakteristieke voorwaarden voor vruchtbare
wisselwerking. Grif toegegeven, als mijn oog er in het dagblad op valt, lees ik
daarom met afgunst (frustratie?) een personeelsadvertentie waarin de faculteit
Bouwkunde van de TU Delft weer eens een hoogleraar werft. Daar begrijpen ze het
tenminste! Want doorgaans gaat het om een aanstelling in deeltijd. Dat is
wezenlijk. Praktijkervaring geldt daar terecht als onmisbaar. En onderzoek is
principieel onderzoek-door-ontwerp. Daarmee, nota bene met ontwerpen, moet de
hoogleraar in kwestie dus vooral dóórgaan. Dat staat niet voor niets uit- en
nadrukkelijk als eis vermeld. Daar komt natuurlijk bij, eerlijk is eerlijk, dat
topontwerpers die studenten extra motiveren niet of nauwelijks een academische
voltijdbaan ambiëren met een vaste aanstelling. Dat verklaart stellig ook
waarom dergelijke advertenties met enige regelmaat verschijnen. Afgezien van
het eventuele beloningverschil, een èchte ontwerper wil nu eenmaal … ontwerpen.
Noem het gerust roeping. Nee, dat begrijpen niet-ontwerpers inderdaad, het
ontkennende woord zegt het al, niet.
Voor zover ik weet bestaat er nog niet eens een leerstoel voor informatiekundig
ontwerpen. Ja, soms is ergens de aanduiding architectuur toegevoegd aan wat
informatievoorziening oid. heet. Maar alle retoriek ten spijt komt het
feitelijk neer op een architectuuropvatting die voorlopig weinig tot niets met
serieus ontwerpen van doen heeft. Raamwerken, zgn principes (die het overigens
vaak helemaal niet zijn), regels enzovoort overheersen daar het curriculum. Op
zichzelf ongetwijfeld reuze knap, maar dat kan allemaal hoogstens een
tussenstand vormen van ontwerp, dat altijd moet beginnen met verkenning volgens
openheid, vrijheid …
Wat professionele positionering betreft heeft de bouwkundige faculteit intussen
haar voorsprong alweer vergroot. Dat gebeurt ditmaal als “een gezamenlijke
actie van het ministerie van VROM en de TU Delft,” waarvoor ik ditmaal graag
óók dat ministerie complimenteer. Waaruit ik die voorsprong opmaak? Op 18 april
2009 voerde NRC Handelsblad de vacaturemelding voor een “Praktijkhoogleraar
Ontwerp en Politiek.” Daar gaat iemand “8 uur per week” aan de slag. Niet
langer, let wel, omdat anders gauw contact met de relevante werkelijkheid
verloren raakt.
Laat ik maar meteen de sprong maken naar wat ik bepleit als civiele
informatiekunde. Enkele jaren geleden alweer drong ik bij de toenmalige decaan
van de faculteit Techniek, Bestuur & Management, ook van de TU Delft, aan
op instelling van een leerstoel in deeltijd ervoor, civiele informatiekunde
dus. Ja, ik was precies aan het juiste adres. Inderdaad, infrastructuur is hèt
thema waaromheen de TU in het algemeen en TBM in het bijzonder nieuw opleidingenaanbod
en onderzoekprogramma’s ordent. Jammer, vond de decaan, dat ik dus een probleem
had. Een probleem? Zeg maar dat ik verbaasd was na zoveel aanvankelijke
instemming. Ja, vervolgde hij, want hoe kreeg ik dat idee verkocht?!
Daarop legde ik uit dat ik verder helemaal niets wilde verkopen, maar dat juist
hij dat als decaan moest doen. Is dat niet precies de verantwoordelijkheid van
een decaan? Vooruit, hij zou het meenemen. Dat was trouwens al méér dan zijn
voorganger kon opbrengen; die deelde mij slechts mee dat hij binnenkort met
pensioen ging (waar hij blijkbaar hard aan toe was).
Nu zijn we enkele jaren verder en er is daar dus nog niets, he-le-maal niets
mee gebeurd. Aangespoord, ronduit geïnspireerd door die recente advertentie doe
ik hierbij in het openbaar nog maar eens een poging. Daarvoor selecteerde ik,
simpel genoeg, tekstpassages uit de geplaatste personeelsadvertentie èn uit “de
uitgebreide functieomschrijving” die via verwijzing op het ww web beschikbaar
is. Ik citeer letterlijk (herkenbaar door aanhalingstekens), zij het dat ik
“Ontwerp en Politiek” steeds verving door Civiele Informatiekunde (herkenbaar
door rechte haken). En zonodig verduidelijkte ik ruimte tot informatieruimte.
Prima, “de nieuwe leerstoel [Civiele Informatiekunde] richt zich specifiek op
de rol van ontwerp in een politieke context.” Het gaat om versterking van “de
kennisbasis.” Waar zou die basis moeten liggen? “De inhoudelijke expertise op
het gebied van ontwerp moet terugkeren bij gemeenten, provincies en rijk.”
Relevant is de oriëntatie “op actoren en allianties in de netwerksamenleving.”
“De leeropdracht voor de leerstoel betreft het verrichten van onderzoek naar de
rol en de positie van het ontwerp en de ontwerper in de [informatie]ruimtelijke
ordeningspraktijk bij of voor de overheid.” Dat zie ik voor civiele
informatiekunde overigens nog ruimer: overheid draagt tevens principieel zorg
voor infrastructuur voor maatschappelijk informatieverkeer. Maar dat benadrukt
slechts dat “de leerstoel bijdraagt aan het versterken van de positie van het
[informatie]ruimtelijke ontwerp als integrerende discipline in een politieke
omgeving.”
Dat “de leerstoel wordt gefinancierd door VROM” ligt voor civiele
informatiekunde niet voor de hand. Dat brengt onmiddellijk een obstakel tot
uitdrukking. Wie gaat beleidsmatig eigenlijk over infrastructuur voor
informatieverkeer? Zo omvat die infrastructuur ondermeer de elektronische
overheid. Wel beschouwd is dat echter slechts een heel klein stukje, maar
vooruit, Binnenlandse Zaken als een sponsor. Verkeersdeelnemers zijn veelal
burgers. Opnieuw Binnenlandse Zaken, hiervoor met een groter aandeel. Ook
bedrijven doen intensief aan informatieverkeer mee. Sponsoring door Economische
Zaken, dus. Zou het die twee ministeries lukken om samen “0,2 fte” te
bekostigen van wat “bij een full time aanstelling maximaal € 6.995” zou
verdienen? Klopt, plus wat overhead.
Terug naar de inhoudelijke strekking van de leerstoel. Ik citeer gewoon verder.
Die “bestaat uit het ontwikkelen van strategieën voor het
[informatie]ruimtelijk ontwerp in een politieke en bestuurlijke context en de
samenhang daarvan met ontwerpen op hogere en lagere schalen. Daarbij kan het
ontwerp instrumenteel worden ingezet naast politieke en bestuurlijke invloeden
om ruimtelijke ontwikkelingen op gang te krijgen of te sturen.” In mijn publicaties
over civiele informatiekunde formuleerde ik het uiteraard anders, maar het komt
op hetzelfde neer. Bij infrastructuur gaat het wezenlijk om verband
door-de-schalen-heen. Dus inderdaad, met dank aan VROM/TU Delft voor de scherpe
voorzet, ook voor civiele informatiekunde telt “dat de ontwerper leert om het
krachtenveld, verbeelding, visies en verhalen te verbinden aan concrete
projecten. De kunst van verleiden, intelligent provoceren en het adequaat
inzetten van instrumenten is daarbij minstens zo belangrijk als goed kunnen
ontwerpen. De leerstoel legt daarbij verbanden tussen het hoge en lage
schaalniveau (van buurt tot en met regio) aangezien deze grote invloed op
elkaar kunnen uitoefenen.” Aan deze passage hoefde ik zelfs geen ènkel woord
veranderen!
Natuurlijk zijn er ook verschillen tussen de ruimte van de gebouwde omgeving en
de informatieruimte. Dat is dan, zou ik praktisch zeggen, pas een aandachtspunt
voor de hoogleraar civiele informatiekunde voor ná haar/zijn benoeming. Veel
tijd hoeft het opstellen van kopij voor de vacaturemelding in elk geval niet
meer te kosten.
20 april 2009, webeditie 2009 © Pieter Wisse