22.
Aantekeningen uit correspondentie,
oktober – november 2007

Pieter Wisse

Hier staan tekstpassages verzameld, voornamelijk overgenomen uit emailberichten die ik schreef in de periode oktober – november 2007. De volgorde van verzending bleef gehandhaafd.

 

 

22.1
Precies, zingeving is variabel. Met die aanname in IT is moeilijk. IT bij de overheid is extra moeilijk (Digitaal Bestuur, 28 september 2007) mikt Gerben Wierda zijn hamer keurig op de kop van de spijker. Maar dan gaat het mis! Hij raakt zelfs de hele plànk niet. Want nergens brengt hij de wezenlijke variabelen tot uitdrukking, laat staan samenhangend.
Betekenis (lees dus ook: zin) varieert eenduidig per individu èn voor iedereen ook nog eens per situatie. Verder veranderen situaties ‘natuurlijk.’ Daarom moet zgn subjectief situationisme aan stelselmatig beheersbare betekenisordening ten grondslag liggen. Die methode heb ik met de naam Metapatroon ontwikkeld: consistente context- èn tijdverbijzondering in het informatiestelsel. Dat is nieuw! Dus, het klopt pertinent niet wat Wierda beweert, te weten dat “de methoden en technieken die in de informatica ontwikkeld zijn om de complexiteiten in de IT te bevechten […] in essentie al enige decennia voor handen [zijn].” Door zo’n valse aanname verergert zijn vermeende oplossing slechts het werkelijke probleem.
Nou ja, nieuw … Alweer ruim anderhalf decennium ontmoet ik er weerstand mee. Toegegeven, het is reuze lastig om van paradigma te wisselen. Daarin is Wierda dus nog niet geslaagd, maar helaas is hij niet enige zoals blijkt uit bijvoorbeeld de droevige staat van elektronische overheid.
Tja, wat valt er over de reactie van Roland Drijver op Wierda’s tekst te vermelden? Als hij dié al te moeilijk vindt …

22.2
A-Select werkt als overslagplaats voor, zeg inderdaad maar, federatieve coördinatie van authenticatie. Min of meer impliciet, althans zo interpreteer ik het, is daarmee tevens autorisatie geregeld voor de onderdelen in de federatie die je 'toepassingen' kunt noemen. Daar mag je, mits je dus in voldoende mate geauthenticeerd bent, naar ‘binnen.’ Het toegangskaartje dat je voor de ene toepassing verkreeg, is dan tevens geldig voor een eventuele andere toepassing waar je naar binnen wilt (nota bene, zolang je de zgn sessie handhaaft en die andere toepassing geen hoger beveiligingsniveau van authenticatie vergt).
Die toegang tot allerlei toepassingen lukt dus via federatieve coördinatie met zgn single sign-on (onder voorwaarden ..., zie hierboven). Daarmee heb je echter nog geen enkele orde in wat je daaruit put. Daarvoor heb je metapatroon nodig; zie Schakelpaneel. Het lijkt erop alom nog de notie ontbreekt, dat je daarvoor een expliciet hulpmiddel moet hebben. Anders kan het nooit werken, punt.
Information Dynamics ontwikkelt metapatroon alvast dóór voor fijnmaziger autorisatie dan wat, vanuit het coördinatiepunt zoals A-Select gezien, slechts de toegang is tot de gehele toepassing. Ben je eenmaal door zo'n voordeur ... Elk apart (informatie)knooppunt in het informatiestelsel is feitelijk tegelijk een punt waarvoor bepaalde, wellicht specifieke regels voor autorisatie moeten (kunnen) gelden. Nu verschillen de regimes daarvoor per toepassing, maar (ook) daarvoor is stelselmatige uniformiteit van methode onmisbaar voor praktisch gebruik. Daardoor verandert wel het, zeg maar, klassieke toepassingsbegrip. Oeps, dat gaat niet meteen lukken.
De reden dat Information Dynamics nu zoveel tijd steekt in beheersing van A-Select, is dat voor een groeipad met metapatroon in de echte wereld van informatievoorziening het vertrekpunt van (zoiets als) A-Select reuze praktisch is. Gaandeweg werkt metapatroon steeds geïntegreerder met zgn identity management.

22.3
Digitaal Erfgoed Nederland houdt op 12 en 13 december 2007 een conferentie met het thema Zoek jezelf! Mijn (korte) voordracht is geïnspireerd door wat ik als therapeutische oproep opvat en heet Instelling voor betrekkelijke identiteit. Ter verdere aankondiging gaf ik de volgende omschrijving op.
In de informatiemaatschappij, of netwerksamenleving, zijn mensen aangesloten op een dekkend digitaal communicatiestelsel. Zij zijn deelnemers aan intensief, verspreid informatieverkeer. Dat betekent extra identiteitsdynamiek. Want identiteit is resultaat van sociale betrekkingen, wézenlijk betrekkelijk dus. Zo is identiteit ook veranderlijk. Die betrekkingen … veranderen immers. Dat geldt wederzijds, met zoveel apàrte identiteiten als er maatschappelijke actoren zijn.
Zoek jezelf? Slechts wie relevante betrekkingen kent, heeft zichzelf altijd gevonden. Over instelling gesproken, zoek dus vooral de ànder! Voor iedereen is erfgoed feitelijk zijn betrekkingen- ofwel identiteitsgeschiedenis. Werp geen nodeloze verkeersdrempels op door bijvoorbeeld eigen(wijze) technische voorzieningen. Wees àls instelling beschikbaar en bevorder betrekkingen, kortom identiteitsontwikkeling, via digitale infrastructuur voor informatieverkeer op maatschappelijke schaal.

22.4
Wat Wikipedia als enterprise architect vermeldt (geraadpleegd op 5 oktober 2007), vind ik juist door de expliciete vergelijking met een city planner minder gelukkig. Want het gaat daar wel degelijk nog altijd (maar) om één ènkele business organization. Van de maatschappelijke, dus pas ècht infrastructurele dimensie van stedenbouw is daarom nog geen sprake.
Nota bene, stedenbouwkundigen noemen zichzelf opzettelijk geen architect. Dat etiket laten ze ter vermijding van nodeloze verwarring aan de ontwerpers op gebouwschaal. Zie ook mijn working paper Civiele informatiekunde vergelijkenderwijs.

22.5
Het interview dat je Automatisering Gids (5 oktober 2007) gaf, bevestigt mijn voortdurende bezorgdheid. Want zoals je weet, doe ik (ook) allang moeite om het referentiekader voor elektronische overheid zindelijk te krijgen. Als vervolg op ‘onze’ De klacht van de Keten en Informatieverkeer in publiek domein, zie voor een recente poging bijvoorbeeld een column die in de webeditie van Digitaal Bestuur verscheen: Naar bestuur volgens infrastructurele schaal.
Wij kunnen daarentegen op z’n best aanmodderen zolang elders de illusie onderhouden blijft dat elektronische overheid feitelijk slechts aparte overheidsinstellingen aangaat, alle retoriek van dienstverlening ten spijt. De noodzakelijke samenhang op de reële schaal van maatschappelijk informatieverkeer is daardoor praktisch het probleem van … niemand. Dat verandert pas door herpositionering als (maatschappelijke) infrastructuur.
Met dergelijke bestuurlijke veranderingen moeten uiteraard informatiekundige gepaard gaan. En zodra voorzieningen principieel stelselmatig ontworpen, ontwikkeld enzovoort zijn, kosten ze tot en met beheer natuurlijk ook slechts een fractie van wat thans verspilling door fragmentatie is. Je benadrukt het terecht zèlf in dat interview. Of in mijn woorden, wat zit er nu helemaal in de beheerportefeuille van de Gemeenschappelijke BeheerOrganisatie?
Kortom, mijn overtuiging luidt onverminderd dat het kabinetsbeleid aan een wezenlijke tegenstrijdigheid mank gaat. Het is precies de noemer ‘infrastructuur’ die consistentie herstelt. Daarvoor is het ministerie van Binnenlandse Zaken inderdaad niet het juiste adres. Ik citeer even uit genoemde column: “Die bestuurlijke opzet is netzo stompzinnig als bijvoorbeeld de Moerdijkbrug overlaten aan beleid, besluitvorming, beheer enzovoort door uitsluitend de gemeente Moerdijk. Sterker nog, aan het Bureau Buitenruimte van de lokale Afdeling Gemeentewerken. Dat gebeurt ook niet! Daarentegen vormt zo’n brug onderdeel van vitale infrastructuur voor mobiliteit. Als zodanig, nota bene infrastructuur, vergt zo’n voorziening overkoepelend bestuur op de reële mobiliteitsschaal. Die bestuursschaal is in dat geval nationaal. Prima, die ene gemeente is daarbij uiteraard óók betrokken.”
Ik heb het volste begrip voor je moeilijke positie. Herijking van het referentiekader lijkt dan nòg moeilijker. Voor het beoogde maatschappelijk effect met elektronische overheid kan ik het je echter niet eenvoudiger adviseren.

22.6
In het korte citaat van Mondriaan dat je opgaf, veronderstelt hij géén tegenstrijdigheid van idee met materie. Het ging hem met de “strijd [van] het ideële tegen het materiële” stellig om de moeilijkheid van materialisatie van een idee. In resultaat zijn ze zelfs onlosmakelijk verbònden, … maar voordat het lukt moet je daarvoor dus strijd leveren. Als ingenieur, au fond (ook) een ontwerper, begrijp ik dat prima.
Voorts lijkt Mondriaan met strijd te suggereren dat je voor het winnen van een oorlog nogal wat veldslagen moet durven verliezen. Zeg maar, zodra je beseft dat de ene manier/materialisatie voor een idee niet werkt, moet je er liefst subiet mee ophouden. Plan B, zonodig enzovoort. Want zonder die alerte moed kan je dat idee beter ook meteen vergeten. Wie een nieuw idee gelóóft, zo beweert Mondriaan terecht, veroordeelt zichzelf tot strijd voor zijn materialisatie. Wie dat niet lijkt te durven, heeft gewoon geen idéé.

22.7
De afgelopen weken heb ik je meermaals naar Kants verlichtingsopstel horen/zien verwijzen. Ben je niet te kieskeurig? Wanneer ik de rest ervan lees, meen ik dat Kant zich niet "geheel buiten die meute plaats"t, wat inderdaad een romantisch idee is, dus aantrekkelijk lijkt. Hij bespeelt reuze praktisch twee walletjes. Als teken is ook zijn opstel natuurlijk een verzoek tot inschikkelijkheid (every sign is a request for compliance). Dat is geen verwijt aan zijn adres, integendeel, want het dilemma is helaas onverminderd actueel.
De gemiddelde psychotherapeut begrijpt dat qua dilemma overigens niet, maar houdt als het goed is tenminste even zijn mond als je het tijdens een betaalde sessie voor jezelf probeert te duiden. Dergelijke zgn Rogeriaanse aanwezigheid verklaart ook precies waarom het computerprogramma Eliza (Weizenbaum) zo effectief is, huisdieren geliefd zijn enzovoort. Per saldo zou een huisdier e.d. echter weleens duurder kunnen uitpakken dan een psychotherapeut. Het is zoals altijd maar wat je wilt.

22.8
Met oriëntatie op Core Component Technical Specification, repsectievelijk Unified Context Methodology onderneem ik (ook) een, zeg maar, exploratieve diepteboring. Wat kom je zoal tegen? Wat laat zich daaruit voor de gehele bodemsamenstelling afleiden?
De meest algemene vraag die zich tot dusver bij mij opdringt, is of Forum en College Standaardisatie tevens een zo compleet mogelijk overzicht over dergelijke open standaarden moeten bieden.
Nu zijn juist open standaarden en is dus zo’n overzicht allesbehalve uniek voor Nederland. De nadere vraag lijkt me daarom of één of àndere instelling het wellicht allang bijhoudt. Of is het nog altijd ieder-domein-voor-zich? Nota bene, de problematische grens rondom een zgn domein laat ik hier nog maar even in het ‘midden.’
Indien zo’n overzicht onverhoopt nog nergens bestaat, en onderhouden blijft, moet Nederland er zeker niet alleen aan beginnen. Welk samenwerkingsverband is nuttig?
Stel dat ergens — een begin van — zo’n overzicht is, dan kan het College formeel commentaar toevoegen op een standaard in kwestie. Een dergelijke aanbeveling voor Nederlandse gebruikers kan het Forum voorbereiden in de zin van deskundige bijdragen coördineren.
In dit verband, wat is de verhouding tot NEN?
In de oude documentatie over UN/CEFACT vielen mij twee termen extra op: metaproject en cross-domain.
Naarmate de schaal en intensiteit van informatieverkeer groeit, zijn zgn domeinen ònmogelijk langer van elkaar apàrt te veronderstellen. Daardoor moet het zwaartepunt verschuiven naar de methode voor — weergave van — gevarieerde betekenissen. Dat kan prima een metaproject heten, want heeft algeméne reikwijdte. Zo’n methode deconstrueert (dus) zelfs traditionele domeinen en hun grenzen. Die àfbraak schept ruimte voor nieuwe constructie, eentje die wèl afgestemd is op huidig informatieverkeer en wat voor de toekomst redelijkerwijs verwacht wordt.
Zodra de methode verànderlijke betekenissen toestaat, verschuift dáárvoor de nadruk naar contextbepaling. Wat een teken ‘in’ een bepaalde, op zijn beurt trouwens eveneens veranderlijke context ‘betekent,’ valt eenduidig te verklaren, dus te standaardiseren. Zo’n contextuele betekenisstandaard vergt slechts overeenstemming tussen de partijen die betrokken te zijn bij … de context in kwestie. Daaruit volgt dat, uitgaande van de algemene methode voor betekenisdifferentiatie, betekenisstandaardisatie dienovereenkomstig gedifferentieerd kan, zelfs moet verlopen.

22.9
Ik heb een korte vraag: Wat is de status van je agendering? Heb je de indruk dat ze eraan willen trekken, of moet je nog vooral duwen?

inleidende opmerking voor volgende tekstpassage:
Zie 20.45 en 20.47 voor eerdere correspondentie.

22.10
Ik begrijp dat je thans optreedt als dekaan, prachtig! Kan je daarom mijn berichten aan je voorganger inmiddels ajb zelfs direct aan jou gericht opvatten? Ter aanscherping van mijn voorstel voeg ik er hier aan toe dat de faculteit Techniek, Bestuur en Management zsm een leerstoel civiele informatiekunde vestigt. Als dat in deeltijd begint, kom ik daarvoor graag in aanmerking. Want verder zou ik niet weten, ook internationaal niet, wie de reële, groeiende noodzaak enz. van infrastructuur voor informatieverkeer zo ruim maatschappelijk positioneert.

22.11
In uw recente artikel in NRC Handelsblad herkende ik voor mijzelf (opnieuw) een aanleiding voor een geschakeerder referentiekader voor identiteit. Allereerst hoop ik dat u vindt dat ik in Informatiekundig onbehagen uw opvatting behoorlijk samenvat. Vervolgens stel ik het op prijs wanneer u mijn voorstelling bestudeert. Ik verneem graag of u erover nader wilt schrijven/spreken.

22.12
Mijn analyse bevestigt de kloof tussen beleid en beheer van ondermeer elektronische overheid. Juist voor jou is dat uiteraard helemaal niets nieuws, maar gedeeld onbehagen is wellicht half onbehagen ...

22.13
Uw artikel in NRC Handelsblad (p. 17, 22 september 2007) vormt de aanleiding voor dit bericht. U stelt in Veiligheidsbeleid moet op zoek naar evenwicht dat “[d]e netwerksamenleving […] meer structuur [kent] dan we geneigd zijn te denken.” Dat vergt echter “een nieuwe manier om ordening te denken.”
Dat ben ik allemaal van harte met u eens. Maar wat is die “nieuwe manier,” wat is een geschikte methode? Onder de noemer van Metapatroon heb ik die ontwikkeld. Op zijn beurt ligt daaraan een ontologie voor gedragsinterdependentie aan ten grondslag.
Mijn stellige indruk uit uw artikel is dat u op zoek bent naar een methodisch instrument met nu precies … zulke precisie. Zo verduidelijkt een netwerkmodel à la Metapatroon tevens scherp wat u als derde scenario voorstelt, te weten een ònlosmakelijke, dynamische verhouding tussen verticale en horizontale inrichting.
Als knooppunten in dergelijke modellen verschijnen overigens niet maatschappelijke actoren als, zeg maar, gehéél. Daarentegen kàn relevant gedrag van een actor pas door situationele verbijzondering eenduidig gemodelleerd zijn. Dankzij zulke nadere differentiatie krijgt weergave van totale orde annex structuur een optimaal eenduidig karakter. Op die ‘manier’ herkent u tevens het antwoord op uw vraag of “binnen deze nieuwe tegenstelling tussen ‘het net’ en ‘het zelf’ een nieuwe vorm van orde denkbaar [is]?” Er bestaat géén tegenstelling, wèl zgn subjectief situationisme met het individu/subject betrokken in veranderlijk meervoud van situaties.
De reden waarom ik ooit een rijkere ontologie en methode ontwikkelde is inderdaad wat u nu aangeeft, te weten “een ontwikkeling […] die verdergaande consequenties kan hebben voor burgers en samenleving. Deze is nauw verbonden met de nieuwe condities van de samenleving, die losjes worden aangeduid met grote begrippen als globalisering, individualisering en informatisering.” Zo kwam ik, klopt, op een eenduidig formalisme voor “een nodale orde.” Daarmee gewapend ben ik trouwens ook aardig gevorderd met onderzoek naar eerdere aanzetten in diezelfde richting; dat acht ik wetenschappelijk van extra belang.
Uw ruime maatschappelijk begrip van veiligheid deel ik eveneens graag. Daaruit volgt, nogmaals, dat orde zo gestructureerd mogelijk voorgesteld moeten kunnen worden. Slechts op die basis kunnen evenwichtige analyse, verantwoorde beleidsaanbevelingen voor eventuele hèrordening enzovoort volgen. Wat ik interdependentie noem, acht ik hetzelfde als wat volgens u “burgerschap constitueert binnen een nodale orde.” En wat u als wezenlijk stelt voor veiligheid, te weten “diepe, existentiële kwaliteit van de samenleving,” blijkt uit de gevarieerde orde voor èlk individu. Dus, wat Bauman “een vloeibare samenleving” noemde, vind ik onvermogen uitdrukken om orde met nodige en voldoende precisie te modelleren. Dat is trouwens géén verwijt aan zijn adres; ik neem aan dat destijds “de nieuwe condities” nog ontbraken die een paradigmawissel thans onontkoombaar maken.
Terecht wilt u die tekortkoming aanpakken. Wat ik u hierbij van harte aanreik, is de onmisbare methode ervoor. Laat u mij aub spoedig weten of u daarvoor belangstelling heeft?
Tenslotte wens ik u graag geluk met uw benoeming tot bijzonder hoogleraar Veiligheid & burgerschap aan de Vrije Universiteit.[11 oktober 2007, emailbericht aan J.C.J. Boutellier]

inleidende opmerking voor volgende tekstpassage:
Zie 22.13 voor eerdere correspondentie.

22.14
Dank u voor uw prompte, uitnodigende antwoord. Met "wartaal" schetst u accuraat het communicatieprobleem met elke nieuwe visie. Ik kan het ook niet helpen. ;-) Mijn idee is dat Ontology for interdependency u een aardige inleiding biedt tot de methode voor orde-/structuurmodellering. Neemt u daar in de aanzet aub enkele accenten op informatietechnologie voor lief; u bent er vlot genoeg doorheen en (ook) die opmerkingen dragen stellig aan toelichting bij. Indien u vragen heeft, hoop ik dat u niet aarzelt ze aan mij voor te leggen. Aangezien u de sprong reeds maakte naar de noodzaak van omvattender ordening, kan de voorgestelde methode u overigens nauwelijks (meer) moeilijkheden bereiden.
Graag maak ik binnenkort tevens een afspraak voor een gesprek met u. Want ik ben zeker nieuwsgierig of u toepassingsmogelijkheden herkent. Bij die gelegenheid kan ik u eventueel ook enige 'instructie' geven.

22.15
De nadruk die Nora (Nederlandse Overheid Referentie Architectuur) legt op dienstenoriëntatie zou je mijn schuld kunnen noemen. Ik oordeel negatief, want de eenzijdige uitwerking betreur ik. Door zulke simplificatie blijft die benadering zinloos, of gaat zelfs fout.
Toen ik meewerkte aan het programma Architectuur Elektronische Overheid herkende ik, dat was midden 2004, dat allerlei (andere) programma's hun eigen zgn dienstenbus wilden ontwikkelen. Dergelijke strikt aparte 'bussen' zijn inderdaad in tegenspraak met de juist verbindende bedoeling van dienstenoriëntatie. Daarom regelde ik voorlichtingssessies. Volgens mij heb jij er indertijd ook eentje bijgewoond. Daar 'doceerde' de deskundige adviseur namens OSOSS. Prima voorstellingen! Het plan was om in eerste aanleg tenminste de Ictu-programma's op dezelfde buslijn te krijgen. Wij gingen ook op pad naar DIIOS (Binnenlandse Zaken), maar dat bleek ook hiervoor nog bruggen te ver. Waarom zouden de diverse programma’s dan stroomlijnen? Het amateurisme bleef alom overheersen.
Inmiddels verscheen een soort aanhangsel van Nora 2.0. In Service-Gerichte Architectuur geeft dezelfde adviseur, thans werkzaam bij het Kenniscentrum, nadere toelichting op dienstenoriëntatie. Die tekst bevestigt (mij) dat positionering van het eventuele interoperabiliteitsraamwerk ànders moet. Het thema waarop naar mijn overtuiging de benadering moet kàntelen, is semantiek. Genoemd aanhangsel vertoont echter nog steeds blinde vlekken. Eentje betreft dus semantiek. De auteur onderscheidt betekenis primair naar domein, terwijl het gevolg van netwerk nu juist is ... dat zulke traditionele domeinen zo niet helemaal ondermijnd raken, maar dan toch die primaire ordeningswaarde verliezen. Als je dat niet begrijpt, helpt dienstenoriëntatie natuurlijk nog niet. Dat lukt op netwerkschaal pas wanneer zo’n benadering geïntegreerd opgezet is met stelselmatige betekenisordening, enzovoort.
Over dienstenoriëntatie in samenhang met interoperabiliteit schreef ikzelf in die vroege voorlichtingperiode trouwens Infrastructuur voor informatiediensten. Door mijn nadruk op interoperabiliteit heb je er nu hopelijk iets aan voor het eventuele raamwerk.
Een andere blinde vlek? Onderschatting van de noodzaak van processtructuur. Die noodzaak verdwijnt uiteraard niet door het etiket dienstenoriëntatie. Het is de samenhang, structuur dus, tussen diensten die per saldo telt. Want anders hoef je een bepaalde bijdrage ook geen dienst te noemen, nietwaar? Een dienst veronderstelt interactie, dus relatie, dus proces!

22.16
Via een schakelpaneel à la metapatroon kan informatie uit allerlei verzamelingen samenhangend verschijnen op allerlei manieren qua inhoud en/of vorm. Jouw vraag betreft het beheer van dergelijke resultaten.
Wellicht helpt de vergelijking met verkeersborden. De ANWB 'doet' die borden (of dat was tenminste zo) en dat kan je opvatten als het schakelniveau. Wat er op die borden aangegeven staat, bepaalt de concrete route van elke deelnemer vanaf een vertrekpunt naar een bestemming. Aan het wegenstelsel doet de ANWB echter niets. Die organisatie heeft dus ook geen kopie ervan 'in beheer,' nogmaals, helemaal niets. Zolang zij die borden maar adequaat, ja, dat natuurlijk wel, beheren.
Het schakelpaneel kan je dus met die verzameling (verkeers)borden vergelijken. Als je ze optimaal beheert, lever je de overeenkomstig optimale bijdragen aan het verkeersverloop. De auto's, de wegen enzovoort moeten allerlei andere partijen netzo adequaat beheren. Zo zijn verantwoordelijkheden ook zo scherp mogelijk gescheiden.
Een schakelpaneel werkt inderdaad als een Informatierotonde. Daar horen zgn instructies bij voor bewerking van langskomend verkeer naar inhoud (bijvoorbeeld: optellen) en vorm (plaats op het scherm enz.). Die instructies hangen als het ware eveneens aan de verkeersborden. De opgave is dus om verkeersborden te benoemen, ze op de juiste plaats te planten met de juiste opschriften die steeds bij zo'n lokatie passen.
Over het informatieverkeer dat de rotonde verlaat, dus zo’n samenhangende rapportage als een resultaat ... Indien de grondstoffen intact en beschikbaar blijven, kan je dat altijd reconstrueren. Waarom zou je het dan bewaren? Maar wanneer je daarop niet kunt vertrouwen, moet je inderdaad ook een schakelresultaat als zodanig beheren. Excuus, nee, jij als schakelaar moet dat wederom niet doen. Dat lijkt me de opgave van de geadresseerde in kwestie, toch?!
Daarvoor monteer je aan het daarvoor bestemde verkeersbord (ook) gewoon een haakje om dat resultaat aan op te hangen. In zo’n geval lijkt me dat trouwens beter vergelijkbaar met een bord dat aangeeft dat je een bepaalde gemeente bereikt hebt. Je bènt dan blijkbaar ergens, terwijl een richtingbord aangeeft hoe je ergens kòmt, … omdat je er nu eenmaal nog niet bent.
Dat ligt weer anders, indien het een tussen- en geen eindresultaat betreft. Voor een (mogelijk) tussenresultaat moet je een richtingbord … oprichten.
De crux blijft dat je jouw visie voor ‘beheer’ van samenhangende rapportages uit diverse bronnen van netzo diverse organisaties, projecten enzovoort strak volgt. In termen van deze beeldspraak: jij bent van de borden, niet van het asfalt. Als er een stukje asfalt bijkomt, kan jij altijd wel weer een bord maken met aanwijzingen ernaartoe. Daarmee moet je allereerst op kleine, dus overzichtelijke schaal gaan spelen, oefenen. Zie Schakelpaneel.

22.17
Met de kleurstelling die jij aanraadt, begon ik ... en dat vond ik zouteloos. Mijn rode accenten dienen inderdaad prikkelend, zo niet provocerend, om focus te laten verspringen. Semiotische dynamiek. Het effect op jou overtreft mijn verwachting.
Omdat je zo heftig reageert, heb ik natuurlijk toch 'rood' weer even uitgezet. Maar nee, ik houd het erin. Want het werkt, althans op mij, zoals ik graag wil dat het doet. Dus niet mis, maar juist raak. Het gaat daarbij om het doel. Over verwachting gesproken, ik meen dat wie-het-nu-niet-snapt zeker niet door mijn inleidende voordracht overtuigd raakt. Zo herinneren sommige mensen zich mijn schets van zgn relationeel boekhouden als "oh ja, dat verhaal met die emmertjes." Ik gebruikte een cascade van emmertjes echter niet om mijn nieuwe opzet toe te lichten, maar ter analyse van waarom de oude opzet faalde. Zo werkt communicatie blijkbaar (niet). Die nieuwe opzet maakte geen enkele indruk: ander paradigma. Ik ben dus al reuze blij, wanneer mensen zich mijn voordracht herinneren als "dat verhaal met die rode streepjes." Dan zijn ze het, en mij, tenminste niet helemaal vergeten. Van de nood een deugd maken. Meer verwacht ik er niet van. En op deze manier vergroot ik volgens mij zelfs de minieme kans — als die überhaupt bestaat — dat zo'n verhaal wèl opvalt bij iemand, dus een individueel persoon, die zich juist aangesproken voelt door zo'n afwijkende voorstelling en die er wie-weet iets praktisch mee wil (laten) doen. Volgens hetzelfde idee mik ik met het afsluitende contragram opzettelijk over de hoofden heen van wie feitelijk slechts geamuseerd wenst te worden en/of bevestigd in traditionele opvatting. Uitnodiging, ja, je hebt gelijk. Maar ik probeer daarmee noodgedwongen zo selectief mogelijk te zijn. Dat moet met zo'n meerduidige slotzin geheid lukken. Niets welkom, indien het betekent dat ik tijd ga besteden aan op voorhand hopeloze voorlichting. Jij vindt dat rood een “ramp,” maar dàt pakt voor mij rampzalig uit. Prima, zodra iemand mij ervoor betaalt, kan ik met algemene voorlichting over een nieuw paradigma lager en dus breder proberen te mikken. Als zelfs jouw werkgever echter zover nog niet is ... Rood kleurt het alarmsignaal en dat staat voor mijn bedrijf allang aan.

22.18
Het is onbegonnen werk om overal op te reageren, maar juist in het artikel DigiD & privacy (Automatisering Gids, 19 oktober 2007) door Jacobs en Jochems zag ik bruikbare aanknopingspunten voor promotie van het m.i. noodzakelijk nieuwe paradigma voor (overheids)informatievoorziening. De inhoud van mijn commentaar is zeker niet geschikt voor populaire voorlichting, integendeel. Dat zal dus wel plaatsing op mijn eigen website worden. ;-) Maar wanneer jij het rustig doorleest, herken je hopelijk nadere argumentatie die jijzelf tzt kunt gebruiken. Principieel geldt dat de paradigmawissel slechts een zure appel lijkt zolang je er niet van durft te proeven; het moet er ooit van komen ...

inleidende opmerking voor volgende tekstpassage:
Zie 22.13 en 22.14 voor eerdere correspondentie.

22.19
Dank u vriendelijk voor een exemplaar van Nodale orde (Vrije Universiteit, 2007). Ik ontving het eind vorige week. Uw oratie, een uitgebreidere tekst vergeleken met het krantenartikel waarop ik oorspronkelijk reageerde, las ik inmiddels ook zorgvuldig. Graag ben en blijf ik het eens met wat u als derde scenario schetst, te weten “een democratische nodale orde.” Ik herhaal dat ik echter vooral een methodische bijdrage aan uw onderzoeksprogramma voorstel.
In mijn eerste bericht maakte ik een opmerking over Bauman die nu overbodig blijkt. U schreef immers zèlf al dat “ook in de vloeibare samenleving van Bauman orde denkbaar is.” Ja! Het is daarom naar mijn idee óók en vooral een wezenlijk onderzoeksresultaat om dergelijke orde zo scherp mogelijk tot uitdrukking te (kunnen) brengen. Maar dàt vergt een heuse methode voor eenduidige modellering.
Uiteraard viel mij uw citaat van Barabási extra op: “To describe society we must dress the links of the social network with actual dynamical interactions between people.” Voor de nodige precisie zie ik het tevens andersom. Dus, op basis van modellering (descriptions) van specifieke interacties raken patronen herkenbaar. Metapatroon biedt daarvoor passende variëteit.
Als er maar genoeg interacties zijn die ook voldoende vergelijkbaar zijn, kunnen ze geacht worden een sociaal verband te constitueren. Dat verband, een zoveelste situatie (zie ook verderop), moet inderdaad óók weer in het model opgenomen kunnen worden …
U roept terecht de vraag op of “de netwerklogica ook van toepassing” is. Ja en nee, zou ik gelet op het bovenstaande zeggen. Voor wie puur kwantitatieve sociologie beoefent, dus met statistische verdichting, klopt het wel aardig waarnaar u met “netwerklogica” verwijst. Die logica vind ik echter te grof, kan zelfs als “metafoor” verwarren, voor wie volgens sociale psychologie kijkt naar aparte persoonlijke, nota bene gemotiveerde gedragingen. Dat komt m.i. doordat er kwalitatief andersoortige axioma’s gelden. Dat verklaart waarom, u slaat de spijker op z’n kop, “[b]ij het leunen van de sociale wetenschappen op andere vakgebieden […] vaak iets ongemakkelijks [ontstaat].”
Ik hoop dat u het opvat als opbouwende kritiek dat ik in uw oratie uw gebruik van de term ‘netwerk’ nog wat wankel vind. Want ik meen te herkennen dat u er afwijkende betekenissen aan hecht. Door principieel, èxpliciet onderscheid ertussen zou u volgens mij elders weer veel extra kunnen verduidelijken.
Even tussendoor, juist met metapatroon is dergelijke betekenisdifferentiatie, zeg maar, normaal. Voor eenduidigheid moet steeds de context in kwestie vermeld zijn.
Enerzijds verschijnt netwerk bij u als het ‘nieuwe àlles.’ Zo voert u dè netwerksamenleving op. Anderzijds suggereert u met dezelfde term dikwijls een specifieke déélverzameling.
Over het onderlinge verband tussen dergelijke deelverzamelingen wijdt u niet uit. Dáár ligt volgens mij wèl de crux voor zgn nodige en voldoende precisie. Voor inzicht in orde als structúúr is, zoals u stelt, “Burgers zijn […] onderdeel van velerlei netwerken en dienen hun identiteit op te bouwen als een bricolage van samenstellende elementen” een mooie aanzet. Maar wèlke elementen? Hoe werkt hun concrete samenstèlling?
Voor deze tweede betekenis die ik bij u waarneem, gebruik ik de term ‘situatie.’ Dat is nota bene een relatief begrip, althans volgens wat ik u als modelleer- en denk;-)methode suggereer. Nog even in uw terminologie, een (deel)netwerk kan op zijn beurt kleinschaliger (deel)netwerken tellen, respectievelijk element vormen van een grootschaliger (deel)netwerk, enzovoort. Hun verband verloopt via knooppunten, maar voor precisie zijn ze fijnmaziger (situering!) dan wat ik vermoed dat u ermee bedoelt.
Ja, kunt u opmerken, op die manier geldt er blijkbaar ook één, allesomvattende situatie. Wat is dan het verschil met netwerk?
Dat is er inderdaad niet, zolang de begripsrelativiteit ‘door de schalen heen’ bewust telt èn scherp aangegeven staat.
Voor agendering van wat ik noodzakelijke aanpassingen acht, wijs ik bij gelegenheid eveneens op netwerksamenleving, vernetwerking (toegegeven, een opvallend lelijk woord) enzovoort. Qua formele methode is het daarentegen handiger om te veronderstellen dat het netwerkkarakter principieel is. Zoals ik onlangs in een commentaar schreef: “Evolutionair is de mens allang toegerust voor situationele variëteit.” Er was dus eigenlijk altijd al een netwerksamenleving. Dat viel echter niet of nauwelijks op, omdat actoren doorgaans slechts in een gering aantal verschillende situaties verkeerden èn de overgangen betrekkelijk langzaam verliepen. Dan komt niemand op het idee om een gesitueerde actor als specifiek, verànderlijk … gesitueerd en vervolgens zelfs als een knooppunt (een begrip dat relaties met àndere knooppunten vóóronderstelt) te beschouwen en ook zo te gaan noemen. Maar met terugwerkende kracht valt èlke samenleving natuurlijk prima te modelleren volgens wat we nu ‘netwerk’ noemen. Dat is gewoon óók een netwerk, zij het karig voorzien van relaties dóór grenzen van deelnetwerken en minder dynamisch. Als simpele vergelijking — metafoor? ;-) — geldt dat stilstand eveneens als beweging kan worden beschouwd; de snelheid is en blijft dan ‘precies’ nul; voor wat het waard is, bewegingloos is wèl een gangbare term, maar snelheidloos niet.
Alle samenlevingsvormen, in alle stadia, kunnen aldus gekenmerkt zijn als een bepááld netwerk, als een bepáálde orde. Dat maakt historische ontwikkelingen en toekomstverwachtingen veel eenvoudiger inzichtelijk.
Uw oratie bood mij bevestiging dat u “voor een nodale oriëntatie, en […] op zoek naar de consequenties ervan” als hulpmiddel/voorwaarde ondermeer een solide modelleermethode met passende variëteit behoeft. Daarover hoop ik spoedig nader met u van gedachten te wisselen. Indien u zich oriënteerde op mijn werk, herkende u stellig mijn motivatie voor bijdragen als informatiekundige aan ontwikkeling van “de relatie tussen veiligheid en burgerschap in een netwerkmaatschappij.”

22.20
Ik ben het met u eens dat de ingang lastig is. Dat komt overigens vooral omdat de meeste mensen er in de verkeerde richting naar zoeken. Vanàf zo'n nieuwe ingang valt het juist weer mee. Dat is natuurlijk ook waarom het de moeite loont.

22.21
Ik begrijp je verhaal. Nou ja, dan weet je het al ... ;-) Mijn opvatting is dat je met zo'n identificatiemiddel op noodzakelijkerwijs het hoogste betrouwbaarheidsniveau iets probeert te bieden waarvoor je zelfs maar niet de gelegenheid krijgt om over mee te praten. Dat zit m.i. potdicht door gevestigde leveranciers.
Verder lijkt het me hoe dan ook de beste aanpak om te mikken om de positie als regelaar, eigenlijk facilitator van het informatieverkeer. Dat is precies onze unieke toegevoegde waarde met metapatroon, dus zonder concurrentie. Maar hoe vertellen we het aan ... Moeilijk, maar daar hebben we tenminste de kans.
Vanuit die coördinerende positie kan je je vervolgens eventueel gaan bemoeien met, waarom niet, voorzieningen zoals identificatiemiddelen. Maar wel uitbesteed of, beter gezegd, gepartnerd, zou ik zeggen. Verder zou ik dan letten op ontwikkelmogelijkheden. Zo van, kan zus-en-zo middel groeien naar dit-en-dit betrouwbaarheidsniveau.

22.22
Vermoedelijk kreeg hij monotheïsme met de paplepel ingegoten, zodat hij zich inderdaad hulpeloos voelt bij het omdraai-advies. Het kan er bij hem wellicht niet eens 'in' dat je een andere kant op zou kùnnen kijken, laat staan dat er variëteit valt te ontdekken.

22.23
In de eerste helft van de 1980-er jaren was ik, zeg maar, hoofd I van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Met die diplomatieke cultuur in herinnering noem ik de inhoud van je bericht — wanneer je tutoyering hier òndiplomatiek acht, hoor ik het graag — ouderwets 'ruiterlijk.' Hartelijk bedankt!
Ik heb daar overigens nog wel meer geleerd. Als ik je bijvoorbeeld zou willen neersabelen, had ik een andere tekst geschreven. Sterker nog, ... daar was ik natuurlijk nooit aan begonnen.
Alweer de diplomatieke insteek is echter opbouwend. Daarvoor is hier en daar een prikkel weleens behulpzaam. Helemaal verleerd ben ik het blijkbaar niet, ;-) want we wisselen prompt zomaar berichten uit over serieuze inhoud.
Waar jij nuance toevoegt, verwijder ik die hier juist even. Het artikel door J&J vind ik ongetwijfeld nog veel grotere onzin dat jij. Achterhaald paradigma enzo. (Dat was weer zo'n prikkel; zou deze goed uitpakken?) Hun opstelling is echter zeker geen complete flauwekul en hoe dan ook moeten we allemaal samen door. Dus, iedereen-met-een-opvatting is belangrijk. Het is moeilijk genoeg, precies zoals je toelicht. Als we elkaar kunnen helpen, lukt het alweer veel beter. Als de ene J, nota bene hoogleraar in een relevante discipline, niet kan en wil aansluiten, meedoen enz. in urgente bestrijding van schijnproblemen, neemt hij zichzelf niet serieus en kunnen jij en ik samen daar terecht ons beklag over doen. De aanzet hebben we, nietwaar? Maar ik ben reuze optimistisch. Kortsluiting van J met jou is natuurlijk een prachtige gelegenheid, een kans, om zijn relevantie op te voeren. Indien je elkaar over en weer de nodige ruimte laat voor reële accenten, zie ik geen gevaar voor stagnatie, integendeel. Zo begrijpen Paul Jansen en ik prima dat bijvoorbeeld ons idee over informatie-eigendom niet, herhaal niet erop kan rekenen zomaar ingevoerd te worden. Nooit? Wij vinden het wèl een vruchtbaar perspectief voor frisse (beleids)oriëntatie op het complexe vraagstuk van privacy in de snel veranderende informatiemaatschappij. Het maakt nieuwe problemen èn kansen zichtbaar, helpt ze te verduidelijken. Juist een radicaal thema helpt optimale beleidscontinuïteit te bereiken; we missen dan tenminste zo weinig mogelijk dat wel degelijk allang bestáát.
Je suggestie voor "een opbouwende discussie hierover" vind ik om te beginnen sportief en verder zeer welkom. Is het een idee om binnenkort daaraan allereerst een verkennend gesprekje te wijden. Graag kom ik daarvoor langs en stellig doet Paul Jansen met wie ik sinds enkele jaren "een evenwichtig stelsel voor informatieverkeer" propageer inclusief passende voorstellen/publicaties aan zo'n verkenning graag mee.
Mocht J nadere contacten verwelkomen, dan horen we dat wel. Ik ben vóór; anders had ik me de moeite van mijn commentaar op het artikel door J&J wel bespaard (want wat draagt slechts/slechte kritiek bij?).

22.24
Als ik het netjes zeg, vind ik zijn bericht teleurstellend.
Ik stel ondermeer vast dat hij
— geen antwoord geeft op de uitgebreide argumenten die ik gaf in mijn commentaar op het artikel DigiD & privacy dat hij onlangs publiceerde;
— geen belangstelling toont om schijnproblemen rondom  beveiliging, privacy e.d. te ontzenuwen;
— wel zijn hoogleraarsalaris (mede) betaald krijgt uit belastingopbrengsten.
Het lijkt me dat het oordeel 'schijnprofessor' zijn gedrag redelijk samenvat. Dat vind ik overigens eveneens èrg netjes uitgedrukt.
Dat hij nota bene over het onderwerp 'privacy' zo verstek laat gaat, vind ik extra opmerkelijk.
Ik begrijp ook dat mijn oordeel hem niets interesseert, althans niet zolang hij mij irrelevant acht voor zijn positie.
Voor mijzelf interesseert het me dat ik zijn schijnvertoning aanwijs.

22.25
Jij schreef, beknopt maar juist daardoor veelbetekenend:
“Ik wens jullie veel succes bij de verdere intellectuele rijping van jullie gedachtengoed. Ik voorzie voor mijzelf daar geen rol bij.”
Verder niets, duidelijker kan niet.
Wat een welkom bericht, bedankt! Met jouw expliciete “wens” toon je je een solidaire deelnemer aan de samenleving, met inderdaad tevens allerlei principiële gevolgen voor jouzèlf.
Dat van die gevolgen besef jij natuurlijk allang. Voor de overige deelnemers aan deze correspondentie en wellicht voor verdere publiciteit zet ik ze hieronder op een rijtje. Lees jij voor je eigen zekerheid en eventueel als geheugensteuntje ajb extra aandachtig mee?
Jij, Bart Jacobs dus, zou ook maar de geringste twijfel aan de oprechtheid van je “wens” aan ons adres terecht als aantasting van je integriteit moeten opvatten. Prima, in je volkomen oprèchte “wens” voor “succes” met òns “gedachtengoed,” dus dat van Paul Jansen en mijzelf, moét ik zelfs het volste vertrouwen stellen.
Daaruit is meteen de conclusie gerechtvaardigd — waarom zou je ons anders dat succes danwel resultaat zo hartelijk toewensen, nietwaar? — dat jij instemt met mijn fundamentele kritiek (zie Stelselmatige privacy) op wat jij blijkbaar apàrt als jouw “gedachtengoed” poneert (DigiD & privacy; Automatisering Gids, 19 oktober 2007, pp. 22-23). Dáármee is uiteraard ook meteen jouw eigen, wezenlijke “rol” aan de orde. Klopt, gevòlgen voor èn door jouzelf.
Door je ondertekening als hoogleraar van DigiD & privacy maak je terecht bekend dat je een specifiek publiek ambt bekleedt. Het publiek, zeg maar de burgers moeten erop aankunnen dat juist een hoogleraar ze adequaat voorlicht, helpt met handelingsoriëntatie enzovoort. Vooral een hoogleraar kent een langdurige werking; hij, of zij, natuurlijk, leert een aanzienlijk gedeelte van de jeugd vaardigheden, kennis en houding. Op de kwaliteit van hoogleraren moeten burgers omgekeerd dus extra letten.
Zodra een hoogleraar ontdekt dat een publicatie een verkeerde voorstelling geeft, beschaamt hij het publiek vertrouwen extra sterk wanneer hij het erbij zou laten zitten.
Het valt te prijzen dat Jochems en jijzelf publiekelijk aanwijzingen verschaffen over cruciale thema’s als veiligheid en privacy. Goed gezien, daar moeten ‘we’ in de informatiemaatschappij iets, nee, zelfs véél mee.
Zoals jij thans met jouw “wens” erkent, ja, je oprechtheid telt als solide aanname, vind jij inmiddels jullie verbeteringsvoorstellen echter tekortschieten.
Iemand die publiciteit zoekt met voorstellen en vervolgens ontdekt dat noodzakelijke verbeteringen met prioriteit … zijn eigen voorstellen betreffen, handelt onfatsoenlijk indien hij zulke correctie achterwege laat. Mee eens? Gelet op de publieke aard van zijn ambt zou een hoogleraar bovendien formeel onverantwoordelijk handelen, indien hij bedoeld herstel van zijn “gedachtengoed” nalaat.
Dezelfde oprechtheid waarmee jij je “wens” uitte, verzekert stellig dat jij op de kortst mogelijke termijn minstens een evenwichtige herziening publiceert. Want dàt hoort onlosmakelijk bij jouw eigen “rol.” Dáárvoor hoef je bijvoorbeeld Jansen en mij verder geen succes te wensen.
Waarom spoedigst?
Door onvermijdelijke veranderingen die op maatschappelijke schaal uiteraard niemand helemaal kàn overzien, is enige schade hier en daar, zo nu en dan, netzo onvermijdelijk. Herstel heeft echter altijd haast. Dat telt vooral voor verbeteringen voor beeldvorming met maatschappelijk bereik, want vertrouwen door burgers moet verdiend blijven.
Daaraan ga jij dus iets doen, mooi zo. Anders zou een andere correspondentiedeelnemer helaas gelijk hebben dat overheidsinstellingen die infrastructurele maatregelen voor de informatiemaatschappij willen en moéten treffen “steevast getracteerd [worden] op verlammende discussies over privacy die vaak helemaal niet over privacy gaan en discussies over veiligheid die vooral angst oproepen.” Indien jij dat oordeel onverhoopt bevestigt door je aan nadere, corrigerende publicaties te onttrekken, zeg je feitelijk dat je bijdragen überhaupt irrelevant zijn voor ontwikkeling van privacy en veiligheid. Jij had je zelfs de moeite van DigiD & privacy kunnen besparen.
Het is, nogmaals, jouw karakteristieke maatschappelijke “rol” inclusief formele, publieke verantwoordelijkheid — ik wijs er tussendoor maar op dat hoogleraren als regel hun salaris uit belastinginkomsten verkrijgen — om óók opbouwende bijdragen te leveren.
Volgens jouw achterhaalde paradigma voor veiligheid en privacy maak(te) je eveneens nog het contraproductieve onderscheid tussen “gedachtengoed” van A, respectievelijk B, enzovoort. Juist voor zùlke thema’s is dat door en door ònlogisch. Privacy en tot en met individuele veiligheid zijn immers grotendeels pas door maatregelen op maatschappelijke schaal verantwoord te bevorderen.
Jij begrijpt bijvoorbeeld Paul Jansen en mij dus principieel nog altijd niet, wanneer je onverminderd suggereert dat het ons zou gaan om zoiets als òns, als het ware particuliere, “gedachtengoed.” Zoals jij tot dusver jouw “gedachtengoed” blijkbaar van inmenging afschermt, is (was?) precies verkeerd. Dat krijgen we pas met een nieuw, te weten wezenlijk (verkeers)stelselmatig paradigma optimaal deugdelijk op orde.
Met jouw uitgesproken “wens,” waarvan graag akte, heb je gelukkig aangegeven dat jij je voorstelling afstemt. Welkom.

22.26
Wat mij betreft is het zo afgesloten, want ik verwacht geen reactie van de hoofdgeadresseerde. Afgezien van ironie (het wanhopige wapen van de zwakke) ben ikzèlf met dat bericht vooral niet oprecht ;-) waar ik verklaar die zgn gevolgen voor "de overige deelnemers aan deze correspondentie [...] op een rijtje" te zetten. Dat deed ik primair voor mijzelf, maar dat begreep je gelukkig al.
Zoals gezegd, er zit natuurlijk iets, nee, véél wanhopigs in. Hoe scherper ik een boodschap kennelijk meen de moeten maken, des te kanslozer is het dat ik ergens doorheen prik en daadwerkelijk iets raak.
Die scherpte merkt de ontvanger volgens mij helemaal niet op. Zeg ook maar dat ik me daarover geen enkele zorgen maak. Als hij hem al leest, vindt hij stellig meteen "Die is gek." Dat is vanuit zijn perspectief van comfortabel isolement ook zo. Zijn succesbericht, bijvoorbeeld, was naar mijn idee feitelijk aan jou (belangrijk) gericht, helemaal niet aan mij (irrelevant). Zelfs die moeite had hij anders niet genomen.
Door zo'n gekstempel gauw op andere mensen te drukken, een vlug vreemdelingstempel is inderdaad ook gebruikelijk, lukt het vaak om een gevestigde positie te handhaven.
Wat je allemaal niet leert vanuit het perspectief van Nederlandse diplomatie ... realisme van de marginaliteit.
Ruzie is slechts mogelijk in een relatie. Die ontkent hij, dus het is precies zoals jij zei, daarvoor is het verspilde moeite.
Door die moeite hoop ikzèlf zo gezond mogelijk te blijven, ondanks ... mag ik ook eens iemand voor gek verklaren?

22.27
Mijn indruk is dat we als therapeuten voorlopig weinig kunnen toevoegen volgens Verruimend paradigma. Dat is jammer, maar de kleinste sprong vergt vaak de langste tijd: de aanloop van het springen is het springen van de aanloop. Blijkbaar hoort hij wèl ergens een klok luiden; die klinkt echter uit een kerk van een ander geloof en dat is zowat.
Intussen hebben we volgens mij het thema voor de IGD2008 te pakken. Iets met paradigma, lijkt me. Groningen blijft voor de meeste mensen toch 'een dag er eens helemaal uit.' De Groningse universiteit erbij betrekken? Daar moeten toch mensen werken die de Informatiekundige GrongingenDagen als een kans (gaan) zien ... Over paradigma gesproken, dan moeten ze het inderdaad 'zien.'

22.28
De clou van ‘De kleren van de keizer’ is niet dat de keizer voor gek gezet is. Zijne Belachelijkheid is slechts bedoeld als middel. Het doel is de emancipatie van het volk tot burgers.
Het misverstand over de clou komt omdat het middel nooit werkt. Een heerser kan zichzèlf nu eenmaal niet belachelijk zien. Hij kàn geen idee hebben waarom de mensen zo hartelijk lachen. Uitlachen kan hij alleen, dus dat is het niet.
Eigenlijk toont het sprookje hoe wij onszelf voor de gek houden met de verkeerde voorstelling. Doorgaans blijft dat ene kind de eenzame democraat. En bijna niemand blijft kind genoeg.

22.29
De leerstoel is voor een bijzonder hoogleraar. Dat is tijdelijk, loopt dus binnenkort àf. De financiering gebeurt door een bedrijf. Hij heeft dat bedrijf een tijdje geleden verlaten.
Een ijdeltuit verzijgt dat allemaal. Hij maakt ervan dat hij vertrekt. Hij gaat elders offers brengen voor opgaven die ertoe doen.
Er is gewoon tegen hem gezegd dat hij daar weg moet.

22.30
Wat mij betreft behoeft toekenning van informatie-eigendom aan de persoon in kwestie helemaal geen pùnt in de wet- en regelgeving te zijn (ook al omdat ik niet zie hoe dat praktisch gaat lukken; in elk geval maken wij dat niet meer mee). Ik vergelijk het maar met een perspectivisch ofwel verdwijnpunt. Over een paradigmawissel gesproken, dat punt ligt/blijft als het ware buiten de afbeelding, maar verschaft juist daardoor ordening voor alles erin. Dus, zodra je maar doet alsof de persoon daadwerkelijk informatie-eigenaar is, raakt beheersbare samenhang tussen allerlei feitelijke stelselvoorzieningen gevestigd. Waarom over principes strijden als het praktisch lukt?

22.31
Een psychotherapeutische oriëntatie helpt bij veranderingen. Zo moet een veranderaar annex behandelaar proberen om het gedrag van de zgn cliënt niet persoonlijk op te vatten. Dat geldt voor nota bene zowel belediging als verleiding.
Iemand die zich deels verzet tegen wat hij anderdeels wil, vertoont zgn overdracht. Ofwel, hij valt door verwarring terug op een gedragsrepertoire dat ooit functioneel was in een situatie waarmee hij de hier-en-nu situatie nog het meest vergelijkbaar acht. Dat is menselijk. Dus ook de behandelaar kan terugvallen en dat heet dan tegenoverdracht.
Het professionele van de behandelaar bestaat er vooral uit om die tegenoverdracht te belemmeren. Hij blijft dan zo authentiek mogelijk in de hier-en-nu situatie, ondanks de spanning erin. Als de cliënt die authenticiteit voor zichzèlf als gedragsoriëntatie herkent en daadwerkelijk gebruikt, klaar.
De ideale mens doet wat gevoel/intuïtie ingeeft, maar pas nadat hij zijn eventuele (tegen)overdracht zo bewust mogelijk naging. Niemand is ideaal.

22.32
Ook weer iemand die niet kan samenwerken en dus luisteren overbodig vindt.

22.33
Over stemcomputers, waarom stemmen we eigenlijk nog? Nou vooruit, maar het moet inderdaad handiger kunnen. Ik meen overigens wel te begrijpen waarom je geen reactie kreeg op jouw ingezonden brief (NRC Handelsblad, 4 oktober 2007). Jij bent 'niemand,' vertegenwoordigt ook 'niemand' enzovoort. Helemaal alléén kom je met een mening. Daarmee raak je hoogstens wat andere alléners.

22.34
Ja, prachtig, dat verband met de legendarische thuisreiziger. Nu jij dat over 'niemand' aanwijst, Odysseus ging het volgens mij meer om de kleren van zijn echtgenote Penelope. De keizer kleedde zich voor iedereen uit, terwijl O. dat wat zijn vrouw betreft juist tot hemzelf beperkt wilde houden. Wat is de moraal van het verschil?

22.35
Jericho heeft met die ‘geboden’ veel van een manifest voor informatiebeveiliging. Met metapatroon zitten wij allang op de lijn die Jericho nu voorstelt.
Maar goed, ja, wij onderschrijven (ook) Jericho dus! Bovendien zijn wij ver gevorderd met operationalisering. Nota bene, dat vergt een nieuw paradigma voor informatiemodellering vanwege eisen van eenduidigheid op maatschappelijke schaal: verbijzondering naar context en tijd. Pas daarmee kan ondermeer Jericho adequaat geïnstrumenteerd worden.
Het probleem is vaak dat er weer een bepaald aspect (te) apart behandeld wordt. Nogmaals, de stelselmatige betekenisordening biedt het algemene fundament. De rest is uitwerken en invoeren, maar dankzij zo'n fundament lukt dat met nodige en voldoende samenhang.

22.36
Maar hoe werkt dat dan? Die rudimentaire vorm valt onmogelijk te extrapoleren tot passende variëteit. Ik kan het ook niet helpen, daar is de noodzaak van de paradigmawissel annex -sprong weer.

22.37
Wie op zo’n manier al bij de eerste de beste aanname de àndere kant op gaat, wìl het stellig niet eens begrijpen.
Zij hebben blijkbaar geen boodschap aan een informatierotonde … Zolang het eigen karretje maar vooruit komt, of ze althans die schijn maar wekken.
Het lijkt er inderdaad op alsof zij CCTS (Core Component Technical Specification) als een methode voor standaardisatie opvatten, waarbij de reikwijdte hoogstens de eigen organisatie is.
Tja, zelfs op die schaal vertonen gedragingen van een bepaald object verschillen die pas door superpositie met diverse situaties eenduidig zijn. Daar schiet CCTS dus al principieel te kort, laat staan dat je er een heuse rotonde mee aan het draaien krijgt.
Zou de werkgroep UCM (Unified Context Methodology) niets opleveren? Zegt die externe adviseur dat? Wat een snelle conclusie! Die werkgroep is nauwelijks begonnen. Zo zijn er nog geen resultaten van de aangekondigde oriëntatie op metapatroon …
Klopt, every sign is a request for compliance. Wat wil die externe adviseur bereiken? Hij speelt blijkbaar handig in op ‘de situatie’ en bestendigt die daardoor zelfs. Daar doe je inderdaad weinig tegen zolang de overmacht elders berust.
Intussen ondermijnt hij de werkgroep UCM waarvan hijzèlf nota bene lid is. Je moet maar durven.
Het is meestal onrealistisch invloed te overschatten. Dat geldt zeker voor mijn bijdragen, want die zijn gericht op samenhang en wie wil dat eigenlijk?
Maar de invloed die ik er soms mee heb, is dat partijen zich terugtrekken … want ze willen feitelijk geen partij zijn, maar de baas. Heb ik leden van de werkgroep UMC afgeschrokken? Zij zullen metapatroon beslist niet bekeken hebben, of dat ooit doen, maar door inzage in mijn correspondentie met hun voorzitter wellicht wel de indruk verkregen dat er belemmeringen kunnen rijzen.
Nee, dat lijkt me sterk. Dat zou betekenen dat ze iets ànders serieus kunnen nemen dan waarmee ze zèlf komen.
Ja, actoren selecteren bepaalde elementen, maar volgens CCTS doen ze dat nu juist door vermelding van (bedrijfs)context. Dáár is nu, nogmaals volgens CCTS, net het contextmechanisme voor bedoeld!
Het klinkt wel stoer dat zoiets “heel praktisch” is, maar daarmee pas je gewoon CCTS toe. Zoals jijzelf weet, maar voor mijzelf schrijf ik het nog even op, valt “een bepaald CCTS-element” pas, nota bene, conform CCTS te “gebruiken,” nádat het opgenomen werd in een omvattend core component.
Nogmaals, dat is context à la CCTS. Niets nieuws. Wèl ontereikend, omdat passende variëteit niet gewaarborgd is.
Dat toetrekken van macht door een marktpartij, althans de poging, is met CCTS reeds gebeurd. De werkgroep UCM is slechts de voortzetting.
Die poging (is) met CCTS mislukt uiteraard, want andere partijen herkennen volgens dezelfde egoïstische houding haarfijn dat zij juist in een lastiger positie gaan verkeren zodra zij erin méégaan. Ik geloof niet dat de bedoelde adviseur dat mechanisme rationeel begrijpt, maar blijkbaar voelt hij het prima aan.
Dankzij metapatroon kan CCTS evenwichtig opgezet gaan worden. Tja, dat is niet de bedoeling van de meeste werkgroepdeelnemers. Dáárvoor doen ze geen moeite.
Geef jezelf ajb een compliment voor je naïviteit. Jij kunt tenminste vertrouwen opbrengen. Maar enige kritische zin heb je vervolgens inderdaad wel nodig. ;-)
De crux van CCTS — zoals ik die nb bevestigd kreeg door een werkgroeplid — is dat het contextmechanisme precies andersom zou moeten functioneren. Dat het op die manier feitelijk nooit kan werken, doet er hier even niet toe. Volgens CCTS, de afkorting zegt het immers, is er voor een werkelijkheidsobject één allesomvattende core component bedacht, dus nog zonder enige indeling naar eventuele gebruikersgroepen. Het is pas door een bepaalde (bedrijfs)context dat een netzo bepaalde groep zich kan manifesteren en aldus beschikt over een uittreksel.
Ik denk dat ik begrijp, ervan afgezien dat de brutaliteit van zulke valse voorlichting je verbluft, waaruit voor jou de verleiding bestond om méé te gaan met heroverweging van CCTS. Aldus extrapolerend kwam je keurig uit op nodige en voldoende verbijzondering. Maar op de stelselmatige schaal moet je tegelijk in de gaten houden wat voorheen gescheiden oriëntaties waren, te weten verschil èn samenhang. Ja, die extrapolatie borgt relevante verschillen. Maar daarmee ben je helaas samenhang kwijt. Een geval van kind met badwater, alles wèg.
De samenhang moet juist door het allerkleinste verschil geborgd zijn. Het daarvoor geldige begrip van identiteit staat bijvoorbeeld in Ontology for interdependency verklaard.
De commerciële houding om zgn standaards eenzijdig te bepalen is uitgesproken kinderachtig. Dat probleem houdt aan zolang een grote klantorganisatie zoals jouw werkgever zichzelf niet serieus neemt met informatievoorziening.
Ik heb er vrede mee dat ik het gore lef niet heb om dergelijke ònwaarheden te verkondigen. Natuurlijk zit ik, zoals iedereen, weleens met een oordeel grondig mis. Ik mag hopen, vooral voor mijzelf als verantwoorde professional, dat ik opensta voor opbouwende kritiek.
Tijdens onze recente correspondentie verwees ik naar psychotherapie. Uit literatuur, ondermeer over pathologisch gedrag op de werkvloer, blijkt dat beïnvloeding zoals de ‘adviseur’ (ik zet er maar eens aanhalingstekens omheen) kennelijk praktiseert, zijn eerste natuur is gaan uitmaken. Daarom werkt het zo krachtig, want het is ècht. Dat het ook verkeerd is, bereikt de wederpartij in interactie dan vrijwel nooit. Want daarvoor heb je een referentiekader nodig, waarmee de boodschap inhoudelijk strijdig is. Pas dàn raakt je kritische zin geactiveerd. Een bluffer gokt erop — en zowaar werkt het weer — dat zijn gesprekspartner graag vòlgt. Wanneer diezelfde bluffer ook nogeens de indruk kan wekken dat zijn gesprekspartner leiding geeft, is zijn kostje letterlijk gekocht.
Zolang de bluffer als favoriet telt, ben je kansloos. De ontmaskering van een bluffer moet voorzichtig gebeuren, maar is wèl nodig. Anders blijf je kansloos.
Ben je de ene bluffer kwijt, kom je geheid alweer de volgende tegen. Zo blijven we bezig, terwijl we aan het echte werk alsmaar niet toekomen. Een alternatief zie ik trouwens niet.
Het werkt nooit zolang, ook nogeens impliciet, de nadruk blijft liggen op — de zoektocht naar — de gestandaardiseerde ‘gelijkheid.’ Volgens mij breekt inzicht pas door met besef van noodzakelijke verschillen onder behoud van samenhang. Oeps, een sprong.
Wilde de interne adviseur kool èn geit? Hopeloos. Dàt klinkt als een verwend kind.
Je zou een voorwaarde kunnen stellen. Inderdaad, op de kortst mogelijke termijn een proef volgens hùn voorkeur met CCTS (wat er althans voor doorgaat). Prima! Zo van, daarmee geven we onszelf de gelegenheid kennis en ervaring op te doen voor operationeel gebruik. Maar als die proef mislukt, moeten we het kwalitatief ànders durven doen.
Hoe luidt jouw beoordeling van de stemming? Heeft zich zgn groupthink vàstgezet? Zo ja, dan krijgt de dissident niet, herhaal niet gerechtvaardigde twijfel aanvaard, maar dient zijn ‘kritiek’ zelfs ter bevèstiging. Irving Janis heeft op die manier allerlei crises onderzocht. Je kunt dat maar beter weten.
Ik noemde je volgens mij al eerder een boek door André Glucksmann. Mijn exemplaar van de duitse vertaling (uit het frans) heeft de titel Die Macht der Dummheit. Domheid is een actieve macht!
Met zijn opmerking bestrijdt de interne adviseur dat je hem deugdelijk voorlicht. Bedankt voor het vertrouwen. Wat jij hem toelicht, is echter een feit over CCTS, punt.
De externe adviseur draaide daar handig omheen (en drukte jou daardoor wèg; als dat iemands eerste natuur is, kan je er bijna niets tegen doen, zeker niet op dat moment zèlf; daarvoor ben je gewoon … gewoon, gelukkig maar). Mede daardoor heeft de interne adviseur echter nog altijd geen correct idee van wat CCTS ìs. Zolang dat idee bij hem ontbreekt, is het zelfs moedig (over context gesproken, hier synoniem met dom, onverantwoordelijk) van hem om desondanks een richting te kiezen.
Wat telt als communicatie? Wellicht kan jij dat allereerst voor jezèlf nog wat verder, zeg maar, problematiseren. Als aanzet heb ik hieronder een gedeelte overgenomen van wat ik onlangs toevoegde aan Semantiek, interoperabiliteit en infrastructuur:

Een verdere indruk die ik krijg is dat het voorstel [voor een onderzoek naar semantische standaardisatie] nog uitgaat van uitwisseling van informatie als ware zij grondstof. De bewèrking zou pas gebeuren door wie relevante informatie verzamelde.
Ik weet niet of mijn indruk klopt, maar in elk geval past zo’n opzet evenmin bij het kwalitatief àndere karakter van de informatie- danwel netwerkmaatschappij. Daarin kunnen tevens allerlei bewerkingen vernetwerkt blijven, met daaraan aangepaste verdeling van informatiebeheer. Extreem gesteld wordt géén informatie als ware het grondstof uitgewisseld, maar uitsluitend nog bewerkingsresultaten. Inderdaad, dat behoren de ‘diensten’ te zijn volgens de zgn dienstgerichte aanpak (service-oriented architecture).
De dienstgerichte aanpak zònder adequate (meta)theorie schiet tekort. Doorgaans ontbreekt echter het verkeersparadigma nog als ‘achtergrond.

De reden voor handhaving van een individueel verschil is dan duidelijker herkenbaar als voorwaarde voor een netzo verbijzonderde bijdrage. Daarvoor behoeven géén grondstoffen uitgewisseld te worden. Over grondstoffen behoeft dus géén overeenstemming te bestaan. Als de resulterende bijdrage maar past.
De accentverschuiving van grondstof naar (bewerkings)resultaat is natuurlijk het zoveelste ònlosmakelijke aspect van het stelselmatige paradigma voor informatievoorziening.
Ik vermoed dat de interne adviseur nog helemaal redeneert volgens uitwisseling van grondstoffen. En jij waarschijnlijk ook nog wat … Zeg het ajb als ik me vergis!
Wat jij afwijkingen noemt kunnen met CCTS probleemloos worden toegelaten tot één verzameling, te weten een core component, zolang ze onderling niet strijdig zijn. Onder die voorwaarde volstaat context à la CCTS als recht-toe-recht-aan filter.
Vanaf een beetje schaalgrootte is die voorwaarde echter vals … en dus alles wat daaraan ontleend is.
De vraag moet expliciet gesteld worden waaròm beheer van core components à la CCTS zo tijdrovend is, zelfs zònder resultaat blijft. Een gedeelte van het antwoord is dat een partij eigenlijk geen … partij wil zijn, maar denkt onafhankelijk te kunnen blijven en zo voordeliger uit te zijn. Maar een ander antwoordgedeelte is wel degelijk dat afwijkingen principieel ònverenigbaar zijn zònder nadere oriëntatie.
Maar dat betekent dat het differentiatiemechanisme moet werken vóórdat informatie in een stelsel wordt opgenomen, niet nádat zij eerst maar eens op een grote hoop gegooid is (core component). Die grote hoop mist nodige en voldoende eenduidigheid.
Met “tijdrovend” druk jij je daarom volgens mij nog niet consequent uit. Het is vanaf een beetje schaal ònmogelijk.
Dus, struikelen? Daarmee zou je nog vooruit kunnen komen. Nee, je loopt tegen een muur op, stop. Jij niet, ik bedoel de interne en externe adviseur in hun coalitie.
Hoe luiden de relevante aannames (het contextvrije core component kent harmonie van zijn elementen) en waarom kloppen ze niet (situationele gedragingen van één hetzelfde object kunnen onderling strijdig zijn)? Dat geldt dan principieel.
Verder helpen a priori situaties/contexten heel praktisch met beheersbaarheid.
Nog vragen? ;-)
Als kader is CCTS betrekkelijk. … ik besef dat de term betrekkelijk hier wellicht een verkeerde indruk wekt. Was een core component maar betrekkelijk, maar de pretentie is met CCTS juist dat het zelfs ònbetrekkelijk is.
Moeilijk? Kansloos! Het schip vaart stuk op de kademuur. De ratten verlaten het zinkende schip, zoals de externe adviseur ieder voor zich. Zonder nieuwe bestemming anders dan eigen commercieel voordeel. Zonder gevoel voor verantwoordelijkheid voor een andere koers die wèl leidt tot samenhangend resultaat. Dat vergt inderdaad samenwerking.
Vergeef me ajb de spot.
Of mislukking door CCTS het aanzien van de organisatie schaadt? Maak je daarover vooral geen zorgen. Zover kan het nooit komen.
Als dat zo eenvoudig lag, was er bijvoorbeeld bij de organisatie überhaupt geen integratievraagstuk. De methode voor integratie, zeg maar core components, vormt zelfs een belemmering. Dat komt door de contraproductieve aanname van absolute gedragsharmonie. Welterusten!
Hoe nadrukkelijker iemand iets beweert, des te meer twijfel gerechtvaardigd is over de mededeling. Die nadruk is er niet voor niets.
Het zijn niet zozeer de onvermijdelijke specialisaties, maar hun tegenstrijdigheden waarvoor contextuele verbijzonderingen onontbeerlijk zijn.
Het contextmechanisme van CCTS faciliteert specialisaties. Dat is juist. Het gaat echter al mis bij de poging om informatie over gedragingen harmonieus op die ene hoop van een core component te verzamelen.
Als de werkelijkheid harmonieus was, … maar dat is zij niet, punt. Het gesteggel over CCTS is daar de zoveelste illustratie van, nietwaar?
Zit ik nu mis? Volgens mij is de crux van CCTS dat een core component alles omvattend is. Dat neemt niet weg dat je buiten CCTS best wat kunt opzetten dat je dan opvat als specialisaties. Maar dat zijn dan helemaal je eigen specialisaties, nota bene géén CCTS-specialisaties. Want volgens mij is een CCTS-specialisatie-buiten-CCTS een contradictio in terminis.
Stel dat ik het nog begrijp, verkeer jij met je uitspraak over specialisaties nog een beetje onder de verleiding van tòch de mogelijkheid tot aparte a priori verbijzonderingen (hoewel dat dus allang geen CCTS meer ìs)?
Tot “de realiteit van CCTS” hoort dat “verdoezelen” dus niet.
CCTS als methode kan je op elke schaal uitproberen. Maar coördinatie/regie enz. hoort nu eenmaal bij het allesomvattende core component.
Bedoel jij met “gedecentraliseerde regelaars” dat er voor een gekozen CCTS-bereik allerlei van die regelaars (kunnen) zijn, of is er toch maar ééntje voor dat bereik (bijvoorbeeld de organisatie waarvoor jij werkt)?
Met zijn opmerking over “vertrouwen” vat de interne adviseur onbedoeld de weerstand samen. Hij beseft niet dat vertrouwen òmgekeerd evenredig is met de omvang van de core component in kwestie.
Volgens metapatroon is identiteit volkomen gedragloos, dus kan er voor je eigen gedragsverbijzondering helemaal niets misgaan als je erop vertrouwt. Met CCTS is het precies omgekeerd. Daarin is wantrouwen gerechtvaardigd, omdat de alsmaar dikkere core component tevens noodzakelijke vrije gedragsruimte wil bezetten. Niet dat het lukt, maar door de verwarring stagneert alles.
In een verkeerstelsel acht ik het principiëler dat gebruik afhangt van het resultaat dat je met informatieverwerking en bewerking wilt bereiken. Moet dat resultaat dan niet als een deelverzameling van één of meer core components bekend zijn?
Volgens metapatroon komt altijd metainformatie mee. Zodra de mogelijkheid tot interpretatie van metainformatie gedecentraliseerd beschikbaar is, vervalt (vergaand) de behoefte aan een inhoudelijke centrale. De verkeersrotonde bevordert slechts doorstroming.
Het lijkt erop dat er gevaar bestaat dat de adviseur(s) en jij ook over een ànder punt langs elkaar praten.
Over punt gesproken, ik zou zeggen dat de interne adviseur vooral allemaal afzonderlijke punten ziet (steeds eigenbelang). Jij ziet op jouw beurt vooral de verbindingen ertussen (gemeenschappelijkheid, algemeen belang).
Hoe krijg je dat verschil opgeklaard? Of vind je mijn interpretatie niet steekhoudend? Het verklaart volgens mij wel waarom de interne adviseur — de voorstelling door — de externe adviseur zo aantrekkelijk vindt. Die is ook een enkel punt, niets meer.
Als je bedoelt dat iedereen “regelaar” is met elk zijn eigen informatieruimte opgezet à la CCTS, rek je CCTS zachtjes uitgedrukt nogal op. Door het etiket te handhaven, kan je hopen dat er inzicht en zo een àndere praktijk groeit, maar dat lijkt me helaas tè optimistisch. Je bent erg vriendelijk als je dat allemaal nog als CCTS bestempelt.
Doe je een poging om metapatroon vermomd als CCTS binnen te smokkelen? Ik vrees dat ze dat ruiken. ;-(
Helaas moet je je wellicht afvragen of dergelijke gemiste kansen tellen als argument tégen CCTS, respectievelijk wat ze ervan maken. Uitgaande van samenwerking, ja, hoge kosten. Uitgaande van kleinschalige autarkie, hoezo kosten?
Ik begrijp dat je méé wilt gaan teneinde dan maar wat later de bocht in te zetten. Daarmee onderschat je, helaas, de drijvende kracht van domheid. Die gaat rechtuit, dus precies de verkeerde kant op.
De interne adviseur weigert te accepteren wat CCTS inhoudt. Met zo’n welwillend voorstel zoals jij hem biedt, zou je hem dat ook weleens nodeloos lastig(er) kunnen maken. Het lijkt me dat zakelijke voorlichting over CCTS voorrang verdient.
Leg eventuele openstaande vragen — omdat de interne adviseur vooralsnog de externe adviseur volgt — openlijk voor aan de voorzitter van werkgroep CCTS en/of UCM. Stuur dus afschrift van over zus-en-zo aan beide adviseurs. Indien de externe adviseur ‘achterlangs’ het antwoord door/via de voorzitter probeert te beïnvloeden, kom je daar wel achter. Vergeet niet dat de externe adviseur bij jouw organisatie tégen de CCTS-partijlijn ingaat. Je nodigt hem met vragen aan de — voorzitter van — werkgroep UCM als het ware uit dat óók in de werkgroep te doen. Kijk maar wat er gebeurt.
Hoewel argumenten (nog) niet kunnen aankomen, moet je ze wel vermelden.

22.38
Mijn interesse komt voort uit mijn formele methode voor informatiemodellering. Die heet metapatroon en kent precies die nodale verbijzondering voor flexibele orde.

22.39
Vanuit mijn perspectief (metapatroon) blijven ze voor CCTS en UMC de moeilijkheden opzoeken door een onmogelijk te operationaliseren begrip van context. Dat geloof ik verder wel.
Het lijkt erop dat het werkgroeplid zijn opdracht voor onderzoek naar metapatroon handig op een zijspoor rangeerde, waar het stilstaat en nooit meer gaat bewegen. Jammer, maar het is (wederom) hoogste tijd voor pogingen elders, dus waar tenminste nog een kàns op succes bestaat.

22.40
Wij hebben proberen te verduidelijken dat de regeling van informatie-eigendom een onlosmakelijk aspect vertegenwoordigt van meeromvattende, stelselmatige benadering van informatieverkeer. Er moet in samenhang van alles en nog wat anders opgezet zijn, met nadruk bijvoorbeeld autorisatie met nodige en voldoende fijnmazigheid. Zo bespraken wij ook semantiek en dat het daarmee 'anders' ligt op stelselschaal.

22.41
Waarschijnlijk ontwijkt hij om zijn eigen mening te geven. Dat roept dan weer de vraag op, of hij die überhaupt wel heeft. Ik bedoel dan een professionele, dus beargumenteerde mening. Volgens mij niet. Dat zou verklaren waarom hij jou nu ineens volstopt met documentatie (die hijzèlf vrijwel zeker bekeek noch van plan is dat ooit te doen). Dan ben jij tenminste even zoet, is wellicht zijn aanpak. Alsof het jouw opgave is om dat allemaal te duiden.
Wanneer je hem antwoordt, zou je daarvan afschrift aan jan-en-alleman moeten verlenen. Maak het zo publiek mogelijk. Maak het hem dus ònmogelijk om alles via onderlingetjes te blijven regelen. Want dat geheimzinnige gedoe is precies de manier waarop iedereen op maat wordt gemanipuleerd. Bedank hem voor die nadere documentatie, maar schrijf erbij dat je verwacht dat juist hij er een degelijke analyse aan toevoegt. Daarvoor is hij toch de deskundige! "Ask for details," luidt het therapeutische advies als je de diagnose van narcisme bevestigd wil krijgen. Wie zakelijk reageert is beslist geen narcist. Wie jou (nog) vijandig(er) gaat behandelen, is dat vrijwel zeker wèl. Mocht hij ook jouw reële, nota bene specifieke vraag ontwijken, dan weet je dus bijna zeker dat het allemaal bluf is. Gaat hij er serieus op in, wat je natuurlijk altijd moeten hopen, dan kan je eindelijk redelijk verder.
Over ontwijkgedrag gesproken ... met zo'n strateeg zit het met desintegratie wel goed.

22.42
Mijn moeder was jarig. Een oom vroeg aan mijn dochter die theologie studeert, of zij op de televisie die documentaire over polio, Staphorst enzo gezien had.
Nee, jammer, antwoordde zij, maar ik kijk wel even op inentingemist.

22.43
Ha, ha, prachtig experiment! Gretig beantwoordt hij jouw triviale vragen, terwijl hij inderdaad ontwijkt wat juist wezenlijk is. Stellig heb je er al experimentje achteraan gedaan, te weten hartelijk bedanken voor wat hij wèl beantwoordde, maar de nog openstaande vragen herhalen met je blijde verwachting erbij dat hij daar netzo vlot en terzake op reageert, alvast bedankt ... Dat vervolg levert je vrijwel zeker geen nieuw inzicht voor diagnose, maar is gewoon leuk om te doen, nietwaar?
Voor dat overleg lijkt het erop, dat een expliciete tweetraps aanpak verstandig is.
De eerste trap bestaat dan uit verwerven en delen van feitelijke kennis over CCTS. Vooral, wat zijn de uitgangspunten? Wij weten: àlles over een object in de kern, de zgn core component, met vervolgens eventuele contextuele verbijzonderingen. Maar dat lijkt dus allesbehalve alom duidelijk.
Zolang die feitelijke kennis over CCTS — daarmee heb je meteen een duidelijke aansporing voor volledig antwoord op je vragen — vaag is, is verwarring tijdens de tweede trap onvermijdelijk, dat snapt toch iedereen? Want die pas tweede trap bevat de vragen zoals ze beantwoord moeten worden voor jullie organisatie.  Zeg je baas maar dat hij dat prima ziet, maar ajb wel nadat voldoende fundament gelegd is.
Het blijft verbluffend hoe eenvoudig macht kennis marginaliseert, zelfs uitschakelt. Dankzij het spoor dat jij met je feitelijke bemoeienis trekt, ben je er volgens mij in geslaagd dat zij jou niet zomaar kunnen passeren.
Zoals ik je in een eerder bericht suggereerde: houd communicatie open, deel je berichten. Wat je in dit stadium daarom zou kunnen doen, is om een extra ontvanger aan je verzendlijst toe voegen. Dat moet dan iemand zijn, waarover jij strikt welwillend, opbouwend kunt verklaren waarom je dat deed. Verder moet zo iemand dus door de mensen die hun geheimpje wensen te verzekeren, erkend worden als dreiging dat jouw spoor bovengronds loopt, kortom zichtbaar is. Het is natuurlijk te gek om dat een dreiging te noemen, maar ik vrees dat het de reële ervaring is van zulke mensen. Als dat zo is, helaas, kan je die houding proberen te benutten om amateuristisch geklungel te vermijden.

22.44
Het wordt nu pas interessant ;-) en we werken er achter de schermen hard genoeg voor. Je definitieve analyse vind ik nòg weer duidelijker.
Als reactie verbaast de ontwijking door B. van nu precies jouw principiële argumenten je niets. Sterker nog, B. geeft A. ook verder een valse voorstelling. Want hij antwoordt A. dat hij het “in grote lijnen eens [is] met” jouw analyse. Nee, dat is pertinent niet wáár, zoals blijkt uit zijn zgn “hoofdpunten” in datzelfde antwoordbericht aan A.
B. voegt aan zijn uitdrukking van instemming handig toe “Over details zal ik nog eens met hem spreken.” Met jou, blijkbaar. Wat jij bedoelt als fundamenteel, etiketteert hij voorts als “details.” A. moet geloven dat jouw “stuk” feitelijk overbodig is.
 Nee, dat zijn allesbehalve details.
Uit de manier waarop A. de ‘zaak’ behandelt, spreekt helaas onvermogen. Als een typische bestuurder ontwijkt hij inhoudelijke betrokkenheid door jouw “stuk” zonder enige nadere aanwijzing zomaar aan B. door te sturen: “Kun je er eens naar kijken en aangeven wat je er van vindt?” Daarvan spat niet bepaald af hoe belangrijk A. het vindt en hoezeer hij jouw inhoudelijke standpunt waardeert, deelt enzovoort. Hij dekt vooral zichzelf in door jouw bijdrage niet-voor-zich te houden. Zo maakt hij het B. wel reuze eenvoudig om jou als verwaarloosbaar àf te doen. Voor de zoveelste keer, ik kan het helaas ook niet helpen, zie Narcistisch verbond. De vraag blijft: Wat doen we er praktisch aan?!
Wat de “paar hoofdpunten” betreft die B. aan A. voorschotelt, daar maakt hij allereerst het onderscheid waarover wij (ook) al correspondeerden. Inderdaad, je kunt CCTS slechts als methode benutten. Daarmee werk je aan je eigen componentenbibliotheek. Dat wèrkt zolang — wat je volgens metapatroon noemt — situationele gedragingen met dienovereenkomstig contextueel verbijzonderde informatie wèl verenigbaar blijven (lees omgekeerd ook: niet ònverenigbaar zijn). Dat is geen detail, maar een principieel argument. Het weegt onherroepelijk dóór vanaf enige reële schaal van (gedrags)variëteit, punt.
En zodra gedragingen ònverenigbaar zijn, helpt het (zelfs) niet dat dezelfde methode gebruikt is om vooralsnog gescheiden componentenbibliotheken op te zetten. Niks “een stuk gemakkelijker om ze tzt in elkaar te schuiven.” Niks “details.” Ze pàssen domweg niet, punt.
Ja, dat heb je in jouw analyse volstrekt duidelijk gemaakt. Maar A. heeft die analyse hoogstwaarschijnlijk niet gelezen. Of als hij dat al deed, niet willen begrijpen. Niet kunnen? In elk geval verleent hij aan B. alle ruimte voor diens ontkenningsstrategie.
Op retorische toon stelt B. de “[g]rote vraag [naar] wat het alternatief is.” Je weet dat het voor mij beslist géén retorische vraag is. ;-) Antwoord: metapatroon.
Ja, B. speelt inderdaad handig in op de behoefte van A. enzovoort om als daadkrachtig gezien te worden. Hij voelt prima dat er ruimte is om “de oude weg” te verlaten. Dus, “business case,” “delta.” Het enige verschil met “de oude weg” is echter zijn zakelijke betrokkenheid. Het blijft modderen. Nota bene, daarvoor biedt A. hem alle ruimte. Tot dusver?
B. geeft jou voor alle zekerheid nog een compliment over je analyse van zgn governance. Hij probeert je bij A. effectief uit te schakelen.
B. mist dat het coördinatieprobleem een gevòlg is van de reële ònverenigbaarheid van gedragingen (van een bepaald object). De ene of andere partij benadrukt terècht één of ànder verschìl! Haar weerstand tégen ‘oplossing’ van zo’n verschil in vermeende gemeenschappelijkheid is dus zelfs volstrekt normáál! Dat valt nooit, herhaal nooit op te lossen door een kernobject dat àlle gedragingen òngedifferentieerd herbergt. Wèl vergt dat expliciete verbijzondering: volgens a priori contexten (in plaats van context als een a posteriori filter).
Het is ook weer een typisch bestuurlijke oriëntatie om bestuurlijke opzet als primaire oorzaak te beschouwen. Informatiekundige (stelsel)logica blijft als “details” genegeerd.
B. trekt nogeens een extra rookgordijn op door te vermelden dat “[s]emantische conflicten [dan] worden […] berekend/afgevangen door de tooling.” Hij beneemt daardoor ook zijn eigen (verge)zicht, maar dat maakt niets uit voor iemand die nooit verder kijkt dat wat hij in een onmiddellijke relatie als zijn eigenbelang ziet.
Wat B. als “tussenweg” voorstelt, heeft zelfs geen enkel praktisch nut. Met inhoud van componentenbibliotheek mikt CCTS via UN/CEFACT immers op de zgn financiële industrie. Nu ken je mijn principiële kritiek op sector als primaire inrichtingsmaat voor infrastructuur voor maatschappelijk informatieverkeer. Daarom moet je je toch meteen èxtra afvragen, wat jouw werkgever voor componentinhoud daar te zoeken heeft. Wat reëel overblijft, is oriëntatie op CCTS als methode. En daar blijft na analyse weer niets reëel van over …
B. blijft valse voorstellingen strooien. “Er is dan altijd een mapping mogelijk,” beweert hij bezwerend. Nee, dat hangt er vanàf! Zodra gedragingen gedifferentieerd moeten zijn en blijven, is elke poging tot mapping zelfs een gevaarlijke reductie. Zoals bijna nog iedereen extrapoleert B. gemakshalve. Zo van, codes volgens codestelsel X kunnen éénduidig àfgebeeld worden op, dus vertaald worden naar, codes volgens codestelsel Y. En omgekeerd. Nou ja, volgt daaruit niet dat betekenissen volgens betekenisstelsel M netzo eenduidig vallen te ‘mappen’ op betekenissen volgens betekenisstelsel N? Nee, dus! De ‘orde’ van betekenissen verschilt kwalitatief van de ‘orde’ van signalen. Wat bekend staat als semantische standaardisatie heeft dáárom een eigen karakter (sui generis). In plaats van veel-van-hetzelfde is goed, dus meer-van-hetzelfde is geheid beter, moet erkenning van reële variëteit gelden. In termen van fysiek verkeer, als we hier rechts houden, dan doen we dat dáár dus óók. Maar die èxtra wegen waarover we ons volgens dezèlfde verkeersregels verplaatsen, zijn bedoeld ter vermeerdering van verschillende aansluitingen (vertrek- respectievelijk aankomstplaatsen).

22.45
Eens praten? Ja, goed idee, wellicht ook voor andere activiteiten. Elektronische overheid? Mijn onderzoek(je) leverde daar trouwens als algemeen geldige samenvatting op dat het voor een inherent gevarieerde organisatie geen zin heeft om aan de uiteinden van de — overdrachtelijk gesproken — takken, laat staan de aparte blaadjes een basis voor, zeg maar, uitbesteedbaarheid te ontdekken en ontwikkelen. Dat lukt slechts redelijk dichtbij de wortels; dan raak je als het ware vanzelf allerlei afgeleid werk zoals beheer en ondersteuning ook meteen 'kwijt.' Zie ook Gewortelde vertakkingen. Zo hoop ik die organisatie veel vruchteloos verder onderzoek enz. bespaard te hebben. Je moet je natuurlijk maar afvragen of ze zo'n advies ook volgen ...

22.46
Wie wil begrijpen waar dat artikel allemaal over gaat, pakt een levenswerk op ... Mijn eerste blik bevestigt dat je aan sociologen helemaal niets hebt als het aankomt op operationeel, dus praktisch enz. informatiemanagement. De reïficatie van 'het sociale' helpt niets oplossen, maar verwart alles hopeloos. Zo suggereer je vanzelf allerlei onzekerheid, ... waar je dan weer een volgende publicatie aan kunt wijden.
Volgens Ockams scheermes meen ik in mijn dia-enneadische model van informatie/communicatie nodige en voldoende variabelen onlosmakelijk systematisch geordend te hebben. Dat model zou ik dus ook kunnen loslaten op wat Loet Leydesdorff voorstelt in Luhmann, Habermas, and the Theory of Communication. Dat heeft echter weinig nut. Want zonder reëel probleem waaraan de auteur werkt — althans, ik kan het onmogelijk herkennen — draagt een oplossing evenmin iets bij.

22.47
Met "misverstand" bedoelt B. — nota bene, hij mikt zijn bericht niet zozeer op jou, maar op wie hij wèl belangrijk vindt om een eventuele opdracht te winnen (of heeft hij die al?) — stellig dat wat door jouw bericht eventueel als kritiek op hem ervaren zou zijn, onterecht is. Dat zet hij, eigenlijk overbodig, maar ja, toch even, recht. Dat "misverstand," zo hoopt hij te suggereren, was eigenlijk ook jouw schuld, want jij begreep hem alsmaar niet.
Een structuur constitueert zelfs betekenis. Niet de meerwaarde, maar juist de achterlijkheid van CCTS is dat de, zeg maar, structuurruimte niet toereikend is voor de reële betekenisordening. Averechts effect.
Als je mij een waarschuwing veroorlooft, het is helemaal niet erg, integendeel, wanneer je met jouw antwoord-op-misverstand het te moeilijk voor B. maakt. Dat gaat zelfs prima! Daardoor voelt B. zich tenminste genoodzaakt een vergeefse show op te voeren (waar jij dankzij overzicht steeds feitelijk doorheen kunt prikken). Maar het gevaar dreigt dat jouw collega's hun onbegrip vertalen naar afwijzing. Niet van B. maar van jou. Een normaal mens is blij wanneer iemand anders het beter blijkt te weten en hem met extra inzicht helpt. Waar zijn zulke normale mensen in complexe organisaties? Hun schuldgevoel over tekortschietende kennis verdringen zij. Daarvoor in de plaats mikken zij een aanval op wie zij ' schuldig' achten hun dat gevoel bezorgd te hebben. Wees voorzichtig! Je zou even persoonlijk bij je collega's kunnen buurten. Even wat extra relatiebeheer.

22.48
Tijdens ons gesprek trof mij onder meer jouw vermelding van Jip en Janneke. Dat gebeurde mede omdat ik in het voorwoord van Het experiment Buitenlandse Zaken (1991) nadrukkelijk schreef dat het een poging betrof tot weergave in "Jip-en-Janneke stijl." Of dat lukte, laat ik hier maar in het midden.
In elk geval ging ik opnieuw met 'ze' aan de slag, maar dat pakte vrijwel meteen anders uit. Graag stuur ik je hierbij mijn eerste conceptversie: Betekenissen van Jip & Janneke, semantiek en pragmatiek voor informatieverkeer in de netwerkmaatschappij.
Met bijgevoegde tekst waag ik nogmaals een poging voor 'context voor beginners.' Mijn boodschap is dat (ook) bestuurders nog het cruciale punt missen van noodzakelijke differentiatie voor stelselmatige betekenisordening. Zolang die blinde vlek bestaat, schieten we niet echt op met maatschappelijke ontwikkeling à la informatiemaatschappij. Wat bepaald niet helpt, zachtjes uitgedrukt, is uiteraard dat er nog nauwelijks informatiekundigen zijn die met hun kennis e.d. berekend zijn op professionele bijdragen op relevante stelselschaal.

22.49
Die associatie is vanuit betekenissen ook bedoeld. Overigens niet alleen met belevenissen maar ook met bekentenissen. Dus óók, de betekenis van een bekentenis is de bekentenis van de betekenis.
De rommelige afwisseling is trouwens zo niet opzettelijk aangebracht, maar handhaaf ik nu het er eenmaal zo staat. Ik wil de lezer laten ervaren dat hij zich hier en daar wat moet uitstrekken om de relevante context te pakken te krijgen.

22.50
Ja, ik heb een ander, kleinschalig thema voor de directe relatie. Hier moet ook weleens brood op de plank. Dus zo'n andere actie ajb parallel, mocht je er haast mee willen maken.
Nu ik dit opschreef besef ik me welke betekenis de woorden 'actie' en 'parallel' in één en dezelfde zin kunnen krijgen als je Der Mann ohne Eigenschaften van Robert Musil kent.

22.51
Ik wacht maar weer tot die aanpak daar voorspelbaar mislukt. Het kernpunt van gevarieerde betekenisordening blijft immers onopgelost.

22.52
Hartelijk bedankt voor een plaatsje aan je kijkvenster. Afgelopen week maakte ik een aantekening van een (kort) emailbericht die helaas ook de verhoudingen bij jouw werkgever lijkt te treffen; zie nr 22.51.
Beschouw het ajb als compliment aan jouzelf dat het verloop toch weer anders is dan je verwachtte. Zolang mensen zoals jij en ik blijven schrikken van dergelijke banaliteit ... Tja, wat is er dan eigenlijk? Feitelijk minder hoop, of altijd nog een sprankje?
Het dilemma van de dissident, in dit geval van jou dus, is dat zijn weerstand zelfs de banaliteit van machthebbers kan versterken. Ik meen dat ik je al eerder (het boek) Groupthink door Irving Janis noemde. Herhaal, dilemma.
Ik ben zelfs geneigd te zeggen, koos de informatiestrateeg maar voor “omgekeerde bewijslast!” Wat ik door het venster kan zien, ervaar ik echter als steeds zijn keuze voor zijn eigen positie(behoud). Door jouw interventie kreeg de functionaris wellicht het gevoel dat hij enig risico kon lopen. Dat onbehagen zou terecht zijn, zoals jij en ik weten. Als een heuse bestuurder speelde hij vervolgens het onderwerp — nota bene, zonder zich er zèlf ook maar voor het minst in te verdiepen; maar dat hoeft dan ook helemaal niet! — netzolang rond totdat iemand zich openlijk verantwoordelijk ervoor meldt. Dat lukt geheid. Voor een bestuurder is een dergelijke manoeuvre dus geslaagd zodra hij daarmee iemand 'strikt' die hemzelf feitelijk van die verantwoordelijkheid ontlast. Jij komt daarvoor niet in aanmerking, niet voor hèm. Dat volgt vóór hem uit jouw positie ten opzichte van de zijne. Daarom kan je voor hem nooit meer dan boodschapper zijn. Nog een lastige ook, want de strateeg annex bestuurder denkt dus niet aan een kans maar aan een risico. De twee vliegen die hij slaat — opnieuw, in zijn ogen — met zijn ene klap is dat hij niet aansprakelijk gesteld kan worden en dat hij jou 'je plaats' nog maar eens wees.
Verder begrijp ik dat die zgn architect (waarop de strateeg zich nu dus voor de keuze beroept; feitelijk, waarachter hij zich verschuilt qua verantwoordelijkheid) werkt voor slechts een onderdeel van je werkgever. Als ik dat fout heb, klopt mijn volgende argument natuurlijk niet (zo sterk). Maar, zo ja, dan is het principieel in tegenspraak met CCTS — en dat wij allang weten dat het überhaupt op die schaal nooit kan werken, doet er even niet toe — dat een architect voor een deelgebied eenzijdig de keuze bepaalt voor die 'standaard.' Zodra je eenmaal inziet wat CCTS beoogt, valt de keuze ervoor of -tegen uiteraard pas met overkoepelende verantwoordelijkheid te maken. Of dat in de functiebeschrijving van de informatiestrateeg staat ...? Het blijkt mogelijk dat verband te ontkennen.

22.53
Mijn huidige idee voor IGD2008 is dat het thema 'gewoon' civiele informatiekunde is. Dat kan volgens mij zelfs de leidraad voor de hele reeks IGDen vormen. Andere naam? Maar nog wèl met Groningen! Wat vind je van CI2008G?
Juist in dat civiele verband past inderdaad (ook) prima aandacht voor en kritiek op CCTS als nog gangbare aanpak van semantische standaardisatie.

22.54
Met nogmaals mijn dank voor een exemplaar van het onderzoekrapport Data voor daadkracht (cie. Bosma, april 2007), ja, voor samenhang kan ik de wezenlijke voorwaarde bijdragen. Dat is het perspectief, zeg ook maar een ontologie van wisselwerking. Àlle informatie telt als stelselmatig. Er moet daarom stelselmatige betekenisordening gevestigd zijn en onderhouden blijven. Dat paradigma vind je fundamenteel uitgelegd in mijn opstel Ontology for interdependency; steps to an ecology of information management. Daarentegen is Data voor daadkracht met zijn conclusies en aanbevelingen onverminderd illustratief voor een, zeg maar, isolationistische houding. Wanneer zij ooit al toepasselijk was (nee, dus), geldt die houding zachtjes uitgedrukt als hopeloos achterhaald in de netwerksamenleving. Want het werkt natuurlijk niet, indien het besef van noodzakelijke samenhang pas achteràf daagt. Sterker nog, dat kan ook nooit (gaan) werken. Ondermeer in Betekenissen van Jip en Janneke (dat ik je eerder als een concepttekst stuurde) heb ik dezelfde boodschap verklaard.
Overigens is de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in èlk geval tussen de regels van haar aanbiedingsbrief aan de Tweede Kamer (30 augustus 2007) nogal zuinig met haar waardering voor genoemd rapport. Maar ook haar openlijke bezwaar klopt volgens mij niet. Zo bepleit de onderzoekcommissie in veel mindere mate centralisatie dan zij suggereert. Voorts is de minister wel erg gemakkelijk enthousiast over de praktijk van “ketenbenadering” waardoor reeds “sprake [is] van een samenhangend stelsel aan technische en organisatorische voorzieningen[.]” Waar was dat onderzoek dan voor nodig, zou je zeggen? Want uitsluitend “een stimulans om de bestaande initiatieven krachtig door te zetten” had stellig eenvoudiger gekund. Voor een “opdracht […] voor vervolgonderzoek” waarnaar de commissie hengelde, ziet de minister, zo besluit zij de brief, “geen aanleiding[.]”

22.55
Juist voor metapatroon is betekenis primair. Om daaraan nodig en voldoende recht te doen telt context principieel als aanwijzing.

22.56
Dat je zulk contact als "weg" betiteld, acht ik overdreven optimistisch, althans met gevolg voor koerswijziging. Een wig, wellicht.

22.57
Het verrassende vind ik slechts de snelheid van het antwoord dat je ontving. Enige intellectuele nieuwsgierigheid valt helaas niet te ontdekken. De man weigert een opbouwende discussie. Het “misverstand” handhaaft hij onverminderd. Hij ontzegt jou het recht om "een tegenstelling" te poneren. Dat is zijn poging om zich maar nergens in te hoeven verdiepen. Als dat "positief" is ...
Het zal geen toeval zijn dat ik de analyse die ik eerder aan de voorzitter van de werkgroep UCM stuurde, onlangs bewerkte tot artikel voor mijn eigen website. De titel How so-called core components are missing the point vind ik wel ... to the point, zeker als je beseft dat de nul-identiteit dat 'punt' is. Kijk maar of het jou uitkomt ernaar te verwijzen. Ik zette het als artikel klaar voor het geval ik de voorzitter — dat lijkt me een fatsoenlijke man! — nog eens een seintje wil geven.
Ja, dat is weer zo'n misverstand, te weten dat de externe adviseur geen inlichtingen verschaft over dat befaamde "onderzoek aan de [universiteit]." Wellicht kan je hem op jouw onovertroffen manier vragen of hij jou ter voorbereiding alvast de probleemstelling kan opgeven en, voorzover natuurlijk reeds beschikbaar, de (tussen)resultaten.
Typerend lijkt mij zijn uitdrukking dat hij "wil graag begrijpen hoe Metapattern ons verder kan helpen." Dat gaat dus niet zo ver dat hij er zelfs maar de minste studie aan wijdt. Er is zeker een verband mogelijk tussen CCTS en metapatroon. Dat zit echter volstrekt anders in elkaar — zie How so-called core components are missing the point waarop ik zo ijverig m'n best deed — dan de adviseur vanuit z'n luie stoel probeert te stellen.
De machtstaal spreekt de adviseur eveneens met "achterstand" voor metapatroon enzovoort. Laten wij elkaar niet gaan uitleggen hoe stompzinnig zo'n opstelling is als je van het ene naar het andere, nota bene rijkere paradigma moet zien te komen. De crux is dus, en dat is ook precies waarom metapatroon kwalitatief voordeel biedt, dat het principieel onmogelijk is "om de theorie ingevoerd te zien in een taal of methode die wel al wat breder wordt geaccepteerd." Een ronde aarde moet wel plat blijven, zegt hij feitelijk.
Met "academisch debat" haalt de adviseur ook weer een retorische truc uit, vreselijk. Omdat het werkt met passende variëteit is er natuurlijk niets praktischer dan metapatroon. Als er iets een academisch gehalte heeft, met academisch in de betekenis (context!) van onpraktisch, is het dus juist CCTS. Dat verklaart waarom er "binnen UN/CEFACT [...] nog veel (praktijk)mensen [zijn] die (zelfs) Core Components niet helemaal doorgronden." Nee, want het klopt ook niet!
Die truc heeft succes omdat de adviseur begint met dergelijke, zeg maar rustig, beschuldigingen. Voor jouw collega’s staat dat gauw gelijk aan hèt ... gelijk. Jij en ik mogen er trots op zijn dat wij dergelijke trucs niet eens beheersen.
Wat "kosten-baten" betreft, zou de adviseur zich nader moeten uitspreken. Hij is toch de deskundige! Prima dat hij erover begint, nietwaar? Wanneer jij daarop zou aandringen, is het weer interessant om te kijken in welke bochten hij zich wringt om eraan te ontsnappen. Dan begint hij wellicht weer over dat onderzoek ... Dergelijk ontwijkgedrag zou iemand anders eindelijk aan het denken kunnen zetten ...

22.58
Nota bene, de aarde is (een) bol. Apàrte plaatselijke platitudes passen allemaal in globale bolligheid, maar andersom niet.
Dus zodra informatieverkeer niet langer strikt plaatselijk is, moeten we voor adequate voorzieningen de passende variëteitsprong ondernemen.

22.59
De bedoeling van de bedrieglijk kinderlijke "verpakking" was (en is) omdat verder bijna iedereen beweert dat de "thematiek" zo "moeilijk" is. Ikzelf meen dat er sprake is van een heus nieuw paradigma voor betekenisordening. Als ik zou weten hoe je dat soepel kunt uitleggen in termen die passen bij het paradigma dat inmiddels door interconnectiviteit achterhaald geraakt is, had ik daaraan natuurlijk de voorkeur gegeven. Maar daarin ben ik dus — nota bene sinds 1991 — nog altijd maar niet geslaagd. Eerlijk gezegd probeer ik het allang niet meer, want volgens mij kan dat principieel ook niet. Anders was er immers geen paradigmawissel (in de wetenschapsfilosofische betekenis van paradigma).
Wat ikzelf daarom aan "het stuk" niet "paradoxaal" vind, het enige wellicht, ;-) is dat de "manier [...] niet meteen duidelijk is" waarop ik "tracht duidelijkheid te verschaffen over vraagstukken van schijnbare (on)duidelijkheid." Die manier om allerlei (andere) paradoxen te presenteren acht ik eigenlijk wel geslaagd. ;-) Klopt, "zowel de materie als de verpakking heeft diverse lagen die door de lezer afgepeld moeten worden." Dat vergt van ene de lezer meer werk dan van een andere, terwijl inderdaad de meeste lezers stellig in een vroeg stadium afhaken. Maar ja, dat gebeurt ongeacht de manier waarop wie dan ook een nieuw idee verklaart. Van twee lezers die behoorlijk vertrouwd zijn met metapatroon kreeg ik zelfs te horen dat "het leest als een trein." Precies, reeds aanwezige kennis die context aanvult. Ja, je hebt gelijk, de feitelijke paradox zit 'm in - de veronderstelling van - "simpelheid" van Jip en Janneke. Het is niet dat het mij spijt, dat jij de tekst zeven keer moest lezen ... maar, nogmaals, ik ben je zeer, zeer dankbaar voor die moeite.
Dus, nee, ik schreef "het stuk" niet "om nietsvermoedende lezers meteen iets duidelijk te maken." Ik deed het daarentegen onder de vlag van Jip en Janneke om lezers tot studie en overpeinzing te verleiden, die ze hopelijk niet gauw zouden opgeven.
Als crossing-over is mijn poging blijkbaar gelukt. Opnieuw, de schijn van het ene genre (kinderboek) zet ik juist in als poging om wat extra aandacht te verkrijgen voor wat er vroeg of laat toch realistisch (wetenschap, non-fictie) volgens het nieuwe paradigma moet gebeuren. Het onbehagen dat daardoor bij de lezer kan ontstaan, levert naar ik hoop een bijdrage aan bewustwording van het nieuwe onderwerp. Inderdaad, de meeste lezers willen dat niet. Maar, ja, die willen überhaupt geen nieuw paradigma, dus in die zin werkt de opzet bedoeld selectief naar alle kanten.
Ja, "Leerstelle" is het 'gat' dat onherroepelijk resteert nadat het expliciete contextgedeelte bekend is. Dat maakt een tekst per definitie lezerig. Schrijverige eenduidigheid is illusoir. Zo luidt een gedeelte van de ondertitel van 'Semiosis & Sign Exchange:' design for a subjective situationism. Volgens mij is dat subjectief situationisme wat jij bedoelt met "identificatie met de lezer."
Die werelden van beleid en uitvoering moeten ooit gaan samenhangen. Zie voor een problematisering hoofdstuk 16 in Informatieverkeer in publiek domein. Principieel propageer ik daarvoor civiele informatiekunde, waarover ik overigens eerder vandaag een voordracht hield tijdens het Landelijk ArchitectuurCongres. Dat was parallel aan andere voordrachten. De opkomst was getalsmatig mager, maar kwalitatief hoogwaardig. Meteen leuke discussie. De deelnemers begrepen de waarde van de aanzet. Zo zei een mevrouw dat ze een aantal projecten zou laten stoppen omdat daardoor de betekenisvariëteit niet realistisch gefaciliteerd wordt. Over Jip en Janneke heb ik het daar niet gehad ...

22.60
Informatieverkeer is kenmerkend voor de informatiemaatschappij. Infrastructuur voor het informatieverkeer vergt een nieuwe discipline: civiele informatiekunde.

22.61
Op basis van contextuele differentiatie (van, zeg maar, primaire informatie) werkt Information Dynamics inmiddels aan principiële 'inweving' van autorisatievoorziening. Op de maatschappelijke schaal waarop wij autorisatie positioneren, gaat daaraan echter steevast authenticatie vooraf. Daarom nemen we daarvoor van meet af A-Select mee.

22.62
Met Habermas' hoofdwerk hield ik me intensief bezig. De vraag van mijn oorspronkelijke promotor was of ik tevens de theorie van communicatief handelen kon ... behandelen. Daarvoor suggereerde hij secundaire literatuur. Dat leek mij niets. Maar ik ontdekte dat Habermas voor het relevante gedeelte van zijn theorie voortborduurt op werk van Mead en Searle, waarbij laatstgenoemde werk van Austin oppakt. Aan allevier auteurs wijdde ik een apart hoofdstuk. De crux wat Habermas betreft is dat zijn communicatiemodel ideaaltypisch is. Hij geeft aan hoe in zijn ogen de ideale communicatie gestructureerd is. Maar dat is nogal wat anders dan hoe het feitelijk gebeurt. Mijn eigen model daarvoor maakt voorts aannemelijk dat Habermas' opzet praktisch zelfs onhaalbaar is.
Dietz past met Demo eigenlijk minder Habermas' model toe dan dat van Searle. Ik kan hoe dan ook niet herkennen hoe je van inventarisatie van aparte zinnen komt tot ontwerp van infrastructuur voor informatieverkeer. Daaraan gaat NIAM ook al mank. En inmiddels zgn role-based modeling. Dat is hier kort door de bocht, maar volgens mij wel geldig.
Je noemt meteen diverse relevante thema's zoals "systeemgrenzen" en "eerste principes." Als schot voor de boeg, zo'n eerste ontwerpprincipe is wat mij betreft dat de grens open is. Je moet dan wel een methode hebben die zulke openheid kan behe(e)r(s)en. Naar mijn idee is dàt het onmisbare (conceptuele) gereedschap van de informatiekundig ontwerper.
Ik wil niet zo onbescheiden zijn je met een hoop werk op te zadelen, maar ja, jijzelf noemt ondermeer "ontologie." Ik zie mijn kans schoon! ;-) Wellicht kan je alvast eens een blik werpen Ontology for interdependency: steps to an ecology of information management. Inderdaad, de ondertitel vormt erkenning van Batesons werk. Als filosoof ben je stellig los genoeg met aannames, dat je herkent hoe ik ermee uitkom op die wederzijdse afhankelijkheden. Want het kind voor bijvoorbeeld de jeugdzorg is toch ook een heel mens met gedifferentieerd gedrag dat de "grens" van een aanbodgerichte sector overstijgt. (Ook) dat aanbod moet echter een evenwichtige plaats verkrijgen, dus niet langer het eenzijdige uitgangspunt voor ontwerp vormen.
De noemer is om het even. Het gaat om inhoud. Zolang niemand een aansprekender naam verzint, ben ik geneigd (nog) over civiele informatiekunde te spreken als noodzakelijk aanvullende discipline. Want ik meen wel dat die oriëntatie kwalitatief zelfs moet verschillen.

22.63
Nee, een concrete suggestie heb ik niet. Je ervaringen met die ict-bedrijven lijken mij tekenend; als je een populair trucje beheerst, kunnen ze je detacheren. Maar je bent te slim om die trucjes te kunnen leren. Dat is een dilemma.

22.64
We komen vanzelf de heersende grens tegen en dat is precies waarom (ook) informatiekundig ontwerp een vak apart is.

22.65
Ik kan niet op alles reageren dat ik onzin vind, maar hun artikel zat zo vol met foutieve aannames en daardoor averechtse aanbevelingen dat ik weer eens in actie kwam.

22.66
Wat die webnetwerken betreft, daaraan onttrek ik me. Noem het maar een ouderwets trekje ... als tegenwicht tegen al die nieuwigheid waarvoor ik me inspan ... Ik weiger bijvoorbeeld ook obstinaat mijn mobiele telefoon anders te gebruiken dan voor bijzondere gevallen. Zo houd ik tenminste tijd voor concentratie, wat voor lastige informatiekundige ontwerpopgaven ook nodig is.

22.67
Het is een recente poging om nogeens een inleiding tot semantiek voor gevorderden te schrijven. Ik vrees dat je tijdens het lezen even moet opletten, maar hopelijk vergoeden de (ogenschijnlijk) kinderlijke hoofdpersonen veel.

22.68
Ja, ook “een steen vertoont gedrag” ...Voor de "filosofische onderbouwing" haakte ik daarvoor aan bij de ... filosofie. Dat radicale standpunt heeft Schopenhauer. Inderdaad, ook een steen heeft een wil, zoals hij dat algemeen uitdrukt. Dat lijkt een merkwaardig vertrekpunt, maar verschaft een vruchtbare abstractie. Ik ken iemand die dan zegt, ja, maar dat zei Spinoza ook al. Daar heet het conatus. Prima.
Wat mij betreft, maak je ajb niet te druk over wat geldt als object. Wat jij als object zinvol acht, is een object ... voor jou als subject.
Overigens koester ik niet de illusie dat het referentiekader voor een breed publiek acceptabel valt te verklaren. Dat lukt met geen enkel professioneel kader. Ik volg graag jouw suggestie, dus concreet aan de slag met een casus. Dan merk je of je wat hebt aan het conceptuele gereedschap.

22.69
Het dilemma houdt aan zolang we, zeg maar, veranderingsaspecten allemaal conflictloos langs één enkele dimensie willen oplossen. Dat zou dan de tijddimensie moeten zijn, nietwaar? Eigenlijk hanteer jij reeds de aanzet voor een ontbinding in wezenlijke factoren. Kijk maar, jij schrijft over "idee" en "stap." Pas zodra we daarvoor — zoveel mogelijk — aparte dimensies inrichten, verdampt een hoop conflictstof. Dat probeer ik te verklaren aan de hand van jouw terminologische vernieuwing "kleins," respectievelijk "groots."
Het idee kan groots zijn. Maar probeer dat als-idee niet aanvaard te krijgen in een grote organisatie.
De invoering van het idee moet hoe dan ook geleidelijk gebeuren, nou ja meestal. Als we van de nood een deugd maken, vragen we daarvoor steun enz. pèr stap. Maar elke kleine stap moeten we daarvoor compléét kleins voorstellen. Dat lukt wanneer wij voor die gelegenheid een kleins idee bedenken tegen welke achtergrond die klein(s)e stap tot voordelig resultaat leidt. Dat kleinse idee hoeft overigens niets zakelijks te hebben. Juist in een grote organisatie kan je beter appelleren aan grote ijdelheid. (Nee, grootse ijdelheid bestaat niet; grote ijdelheid is per definitie kleins.) Als je daarvoor een effectief kleins idee verzint, kan je het zelfs eindeloos herhalen, dus steeds opnieuw inzetten voor toestemming voor elke kleine stap in kleinse vermomming.
Ik waag voorts als commentaar, dat het informatiekundig wel degelijk iets "nieuws onder de zon" is. Dat heeft met de schaal te maken. Die is inmiddels maatschappelijk, dus niet langer per aparte zgn toepassing. Voilá, civiele informatiekunde. Dat vergt inderdaad tot en met karakteristieke veranderkunde! Vroeg of laat moeten allerlei voorzieningen voor informatieverkeer onder de noemer van heuse infrastructuur vallen. Voor noodzakelijke gemeenschappelijke voorzieningen moeten tot dusver partijen er van geval tot geval onderling maar uit zien te komen, met alle ruimte voor ondermijnend gedrag van dien. Als belangrijke reden voor formalisering als infrastructuur geldt dus om dat moeras van deelbelangetjes te dempen.

22.70
Daar moest ik m'n hoofd extra bijhouden. Dat is ook wel logisch, dat wil zeggen zodra het inderdaad om "variabelen" gaat.

22.71
In diverse bijdragen op Maarten’s Sense of Data herken ik dat ‘Maarten’ de goede kant op wil. Toch komt (ook) hij niet los genoeg van de traditionele modelleerbenadering. In dat opzicht lijkt zijn opvatting op die van Kent in Data & Reality. (dat hij ook aanbeveelt, terecht overigens). Zij tonen allebei gevorderd probleembesef (wat natuurlijk al heel wat is, zelfs ronduit bijzonder), maar kijken voor de samenhangende oplossing dus helaas nog niet de goede kant op. Dat is ook behoorlijk lastig. De passende sleutel wordt gevormd door stelselmatig òpnemen van expliciete context. ‘Maarten’ gebruikt her en der weliswaar de termen context en situatie (en domein), maar hij laat dat begrip buiten de modelleerbenadering, terwijl het er juist expliciet binnen gebracht moet zijn zoals met metapatroon gebeurt.

22.72
Het wezenlijke punt is dat jouw conclusie over service oriented architecture op z’n minst eenzijdig is. Oeps, ja, dat is weer een conclusie van mijn kant. Om die evenwichtig te verklaren helpt wellicht een aanzet volgens historisch perspectief. Zie Veel onsjes méér.

22.73
Eigenlijk zijn die academici niet zozeer vastgeroest, maar draaien ze eindeloos rond in allemaal eigen cirkeltjes. Ik vind het er doorgaans op lijken dat een onuitgesproken verbond bestaat. Zo van, als ik niet moeilijk doe over jouw presentatie e.d., verwacht ik van jou evenmin kritiek. Sterker nog, laten we uitsluitend elkáár loftuiging bezorgen. Met onderlinge verwijzingen — en belastinggeld — blijft dat systeem in stand.
Zonder doel heb je ook geen richting om naar een vertrekpunt te zoeken, zeg maar een conceptueel fundament. En zo blijven het dus cirkeltjes.
Een voorbeeld herken ik in een conclusie zoals dat we "objectivism and subjectivism in duality" moeten zien. Jij hebt volkomen gelijk. Nergens staat er bij wat dat oplevert voor — kwaliteit van — informatiemanagement. Het is ook precies verkeerd, zo'n aanbeveling. Je komt nog nergens met zulke dualiteit. Het gaat juist om overkoepelende éénheid, waarbinnen de concepten object en subject ònlosmakelijk verbonden zijn. Het ene behelst het andere, vice versa. Het object van het subject is het subject van het object, punt. En omdat het over informatie gaat, hoort ... het concept informatie eveneens tot die onlosmakelijke eenheid. Dat is niets nieuws. Kijk naar de semiotiek volgens Peirce. De verdere articulering van Peirce's driehoek slaat volgens mij de brug naar cognitieve psychologie.
Het ochtendpraatje dat wij aanhoorden biedt eveneens zo'n voorbeeld van ogenschijnlijke overwinning van onderscheid. Tot dusver was ik erin geslaagd om me niet te verdiepen in autopoiesis. Het leek mij te vaag. Maar, eerlijk is eerlijk, nu begrijp ik autopoiesis pas als nota bene verharding van logisch atomisme. Het individu zou autonoom zijn in identiteitsontwikkeling enzovoort. Ach, wat pertubaties, maar principieel betekenen ze niets voor het soevereine individu. Mocht het trouwens eens tegenzitten, tja, dat ligt weer wèl aan de situatie.
Waarom die voorstelling aanhang krijgt, en (dus) precies bij wie, herken ik nu ook. Die valt natuurlijk prima bij mensen die denken dat een prestatie altijd hun strikt persoonlijke verdienste is. Niet toevallig zijn dat de mensen die schaamteloos genoeg zijn voor het bezetten van machtsposities. En iedereen die daartoe niet bij machte is, maar het o zo graag zou willen, gaat gewillig met die ideologie mee.
De onvruchtbaarheid van een dergelijk vertrekpunt voor deugdelijk begrip enzovoort van communicatie hoeven wij elkaar niet te verklaren.
Ik was dus ook gefopt. Het woord autopoiesis interpreteerde ik als etiket voor een benadering die wie-weet wat extra variëteit bood (en die ik ooit nader zou bestuderen). Maar het blijkt dus een vlag op een lading die zelfs in òmgekeerde richting onderweg is, de zoveelste, ... terwijl de schipper maar blijft menen dat hij ferm koers houdt naar het paradijs. Bedrog is het vermoedelijk niet, maar wel naïef.
De vraag is hoe we dat opbouwend kunnen aanpakken. Cirkeltjesgedrag lijkt me een uiting van ijdelheid. Zelfs de minste kritiek daarop veroorzaakt een kwetsing, met vernietigende reactie van dien. Zoals jij stellig beter weet dan ik, komen we daar niet zomaar doorheen.
In opbouwende zin moeten we ons daarom wagen aan (her)positionering van zgn informatiemanagement. Wat is het paradigma? Het negenvlak is dat zeker niet. (Ook) dat hangt zomaar ergens in het midden, met de valse pretentie van vertrekpunt.
Wat ikzelf als paradigma hanteer, heb ik de eerste keer gedocumenteerd in Dia-enneadic framework for information concepts (voor het overzichtsmodel, zie figuur 4). Klopt, ook ooit afgewezen als paper met letterlijk als argument "So what?"
Au fond, zo zouden we kunnen stellen, is informatiemanagement hetzelfde als communicatieve handelingscoördinatie. Dat geldt algemeen, waar teken als zgn oorzaaktype speelt. De heersende bedrijfsoriëntatie van informatiemanagement blijkt dan slechts een bepaalde verbijzondering. Omdat die verbijzondering echter niet netjes afgeleid is van het paradigma, rara, hoe kan dat, hangen er allemaal losse draadjes bij. Precies zoals jij schetst, zijn academici reuze druk doende met die draadjes. Maar ze proberen ze krampachtig vastgeknoopt te krijgen aan de verbijzondering waarmee ze begonnen. Voilá, cirkelredeningen. Pffff, het kostte moeite, maar ik heb hier mijn eigen kringetje ook weer rond.

22.74
Inmiddels ben ik begonnen aan The Tree of Knowledge door Maturana en Varela. Ook meteen maar uitgelezen. Daar schrok ik wel van. De eerste helft vind ik knullig, want de uitgangspunten zijn simplistisch. Dan komt er een stuk dat ik best aardig vind, zij het dat de auteurs hun stellingen daar 'bewijzen' met die uitgangspunten (en dat lukt dus niet). Het laatste stuk valt weer ver terug met suggestietjes over wat taal en bewustzijn zou zijn.
Zo beschouwd staat autopoiesis nog redelijk genuanceerd behandeld voor informatiemanagement, maar het blijft daar uit zijn verband gerukt (terwijl dat oorspronkelijke verband überhaupt krakkemikkig is).
Zo, dat was het weer even ...

22.75
Wat leuk dat je Veel onsjes méér tevens nuttig acht "als achtergrond info voor de DB-A." Deelnemers aan de zgn Mastercourse SOA van de Academie van Digitaal Bestuur behoren zeker de doelgroep waarop ik met zulke evenwichtige voorlichting mik. Eigenlijk moet ik zeggen, dat zijn vooral de docenten in kwestie. Van stelselmatige semantiek hebben ook zij nog geen kaas gegeten. Zullen wij daar eens een leergang in de DB-A voor opzetten?

22.76
Wellicht helpt het daar om de vergelijking te maken met een, zeg maar, keizerlijke koerier. Die moest in z'n eentje een bericht overbrengen (want er kon niet een hele legereenheid mee ter bescherming) in een open wereld. Daarom wordt het ene bericht versleuteld, ofwel de beveiliging en het beveiligde zijn tijdens de reis een onlosmakelijke twee-éénheid (ipv de beveiliging apart en 'om' het beveiligde heen). Het uitgangspunt voor maatregelen moet zijn dat het bericht verloren kan gaan, gestolen worden, weet ik veel. Moraal, overigens: de boodschap is belangrijker dan de koerier.
In een grootschalig, wezenlijk open verkeersstelsel met kleinschalige informatiebewegingen valt informatiebeveiliging onmogelijk te borgen door uitsluitend maatregelen op die stelselschaal. Zonodig vormt èlke informatiebeweging eveneens een maat voor beveiliging.

22.77
Met mijn mobiele telefoon is echter een probleem. Ik vergeet 'm (bijna) consequent aan te zetten. Nou ja, als die trein niet komt opdagen, herinner ik me dat stellig en kan ik jou dus bellen.

22.78
Ja, die liefde duikt ook aan het einde van The Tree of Knowledge op. Mijn tweede ongelovige dochter studeert theologie — hoe zou ik nu toch op die associatie komen? — en belde gisteren geestdriftig dat theologiestudenten thans het beste beroepsperspectief hebben, dus nog boven technici. Toen zij aan die studie begon, ja, in Leiden, vond het meteen al een prima keuze. Hoewel ik er zelf nooit opgekomen was, herkende ik gauw dat ze een solide marketingopleiding krijgt. En in plaats van enkele duizenden studenten in een jaargang zitten ze daar met z'n zevenen.
Het bestuderen van dat Maturana/Varela-boek was voor mij weer lichte kost, dankzij gedegen systeemoriëntatie vanuit Delft. Daardoor valt aanzet tot tegenstrijdigheid meteen op en is het een kwestie van wachten hoe auteurs verderop vergeefs proberen de onvermijdelijke bochten recht te buigen.
Wij zouden dat inderdaad als illustratie kunnen benutten van wat jij aanwees als gebrekkige toepasbaarheid van nogal wat publicaties door zgn wetenschappers over informatiemanagement. Dus, niet ons erover verbazen dat autopoiesis zo'n populair begrip is. Maar een verklaring geven waarom dat zo is.
Dat is trouwens ook weer zo'n falsificatie, die vermeende verhouding tussen rigor en relevance. Door desnoods een beetje mee te gaan met kritiek op relevantie, wekken de aangesproken academici impliciet de suggestie dat het (dus) in elk geval wel reuze rigoreus is wat zij presteren. Het blijkt echter vaak zowel irrigoreus (nieuw woord?), als irrelevant.
Overigens had ik met de Engelse sprekers na hun (eerste) voordracht een aardig gesprek. Dat wil ik met correspondentie proberen voort te zetten. Om dat inhoudelijk te doen op een manier die hen 'aanspreekt,' kost natuurlijk wel enige moeite. Volgens mij zijn ook dat vingeroefeningen voor ons a.s. paper. Maar de ambitie van publicatie in wetenschappelijk erkende kring is wellicht te hoog. Okee, dan voegen we een verklaring toe waarom het geweigerd werd ...

22.79
Overigens werkt Paul Jansen aan oprichting van de vereniging dotindividual. Jij hebt ook principieel recht op lidmaatschap ..., gefeliciteerd.

22.80
Ik heb langdurig gepuzzeld op de voorstelling van besturing (governance) die het adviesrapport bevat. Ik meen dat ik nu redelijk kan aanwijzen wat mij daarin verwart. De indruk ontstaat (te) gemakkelijk dat de drie niveaus voor interoperabiliteit feitelijk tegelijk niveaus van elektronische overheid in het algemeen zijn.
Tussendoor vanuit een verwant perspectief, zo’n niveau is zeker in een gedecentraliseerde eenheidsstaat iets anders van een apart (bestuurs)orgaan.
Nog geheel ervan afgezien dat ik elektronische overheid thans te beperkt gericht acht, dreigt m.i. eindeloze discussies zolang interoperabiliteit en daarvoor dan weer standaardisatie niet overduidelijk herkenbaar als aspect gepositioneerd staan van de ruimer genomen opgave. Dat lijkt in dat rapport nog allemaal op dezelfde hoop gegooid.
Mocht ik me daarin vergissen, dan was het mij dus niet meteen duidelijk hoe de aanbevelingen wèl luiden. Wellicht kunnen ze scherper geformuleerd worden. Mijn idee is dat de (allereerste) doelgroep voor het adviesrapport vooral let op die besturingskant.

22.81
Ja, ik meen je vraag te begrijpen, maar vanuit het referentiekader dat ik erachter veronderstel kan ik hem onmogelijk beantwoorden. Althans, dat lukt me niet op een manier die weer in dat kader past. Ik beweer niet dat niemand dat kan, maar het lijkt me wel sterk.
De crux, als je mij veroorlooft meteen van wal te steken, is om de traditionele veronderstelling te verlaten. Die luidt — ik probeer haar gauwweg losjes samen te vatten — dat het middel, zeg maar even taal, dat deelnemers aan interactie inzetten ter coördinatie van hun handelingen meteen ook de representatie van de geslaagde uitkomst moet (kunnen) bevatten.
Die eis stel ik niet aan taal(beheersing). Wie eraan vasthoudt, zet eeuwenlang filosofisch gepuzzel voort.
Wanneer de ene actor (A) een teken voortbrengt dat z/hij tot een andere actor (B) richt, is dat principieel een verzoek tot (diens) inschikkelijkheid (Every sign is a request for compliance; zie Semiosis & Sign Exchange). Nota bene, achter een teken van A zit dus altijd een bedoeling (motief). Oók van A. A doet vervolgens ook weer zijn eigen ervaring op van Bs gedrag waarvan A veronderstelt dat het een reactie op zijn eerdere 'verzoek' zou moeten zijn. Wanneer die ervaring strookt met zijn bedoeling met het teken, oordeelt A dat B het (blijkbaar) met hem eens is. Aan de kant van B gebeurt 'natuurlijk' iets vergelijkbaars. Wanneer B het teken dat A tot hem richtte, opvat als strokend met zijn eigen bedoeling, meent hij op zijn beurt dat A het met hem eens is.
Zo gaat dat op en neer, dialogisch.
In Semiosis & Sign Exchange stel ik daarom uitgesproken dat er überhaupt géén gemeenschappelijke mening, betekenis of hoe je het noemen wilt bestaat. Ik sluit het a priori logisch uit. Zo, dat klaart op. Daarom valt er aan betekenis principieel niets te standaardiseren. Dat lukt weer wèl prima met infrastructuur voor interacties. Sterker nog, dat is dankzij het wegruimen van dat obstakel pas reëel mogelijk. Voilá, civiele informatiekunde.
Overigens moeten we met die infrastructuur qua betekenisvariëteit wel een beetje smokkelen. Voor eventuele samenhang van wat er met diverse interacties gebeurt, veronderstellen we bepaalde maatschappelijke objecten met navenante continuïteit. Als kunstgreep hanteren we daarvoor dan een algemener geldige 'aanwijzing' en die beschouwen we als de objectidentiteit. Zo vèstigen we een nodige en voldoende voorwaarde. Dat is au fond echter ook maar weer, in letterlijke 'betekenis,' betrekkelijk ... enzovoort. Om een dam tegen zulke oneindige regressie op te werpen, trekken we dus hier en daar een lijn of, met wellicht een toepasselijker beeldspraak, zetten her en der punten waarvan we vervolgens praktisch uitgaan.
Niemand heeft de wijsheid in pacht. Daarom moeten principieel óók dergelijke basispunten … veranderlijk zijn. Die methodische flexibiliteit biedt metapatroon.
Nota bene, het zetten van zo'n punt is natuurlijk ook weer een verzoek tot inschikkelijkheid. Zo schikt een burger zich doorgaans naar de identiteitstelling die 'zijn' overheid certificeert. In metafysische zin 'begrijpen' burger en overheid echter helemaal niet hetzelfde ermee. Dat hoeft dus ook helemaal niet. Nee, dat moet zelfs niet! Want anders zou het verschil, herhaal, verschìl tussen burger en overheid volstrekt betekenisloos zijn. Zij coördineren hun gedragingen mede door inzet van zulke informatie.
Het taalbegrip dat ik hierboven slechts summier schetste, werpt volgens mij tevens een ander licht op — ontwikkeling van — creativiteit. Zullen we (ook) daar eens over doorpraten? Graag.

 

 

oktober – november 2007, webeditie 2007 © Pieter Wisse