Pieter Wisse
Tijdens de afgelopen Informatiekundige Groningendag, IGD2007 op 2 april,
rees een benauwd bezwaar. Met een korte inleiding had ik gewezen op de
realiteit van informatieverkeer op maatschappelijke schaal. Daarin herken ik de
noodzaak van een informatiekundige paradigmawissel.
Zegt u dat niets, maatschappij of samenleving? U begrijpt de Nationale
ombudsman toch wel met zijn oproep “De burger? Dat bent u zelf!”
Maar waarom een ànder paradigma? Noodzaak?! Nee, overdreven blijkt dat óók voor
informatievoorziening allerminst. Want maatschappelijk telt van alles ànders,
in samenhang van techniek tot en met besturing (governance) inclusief
bekostiging van zulk informatieverkeer. Zo stelselmatig rekent één enkele
organisatie echter nog helemaal niet, althans niet zolang zij de schijn van
informatieve zelfvoorziening wil ophouden. Nee, met alom mogelijkheden tot
communicatie lukt het niemand zich met informatie goeddeels gesloten te houden.
Dat is achterhaald. Het fysieke verkeer in een verbonden wereld is toch ook
niet beheersbaar op de manier van een afgezonderd dorp?
Informatieverkeer van burgers en bedrijven vergt eveneens passende
infrastructuur. Dat is infrastructuur in de vertrouwde betekenis van
collectieve voorzieningen. Van materiële tot en met immateriële. Dus met zgn.
passende variëteit, wat een formele maat biedt voor, zeg maar, differentiatie.
Of diversiteit. Nee, die synoniemen verduidelijken uiteraard weinig tot niets.
Hoe dan ook, zo komt het gevarieerde informatiegedrag van individuele
deelnemers aan dat informatieverkeer aan de orde. Als waarde van infrastructuur
geldt immers in hoeverre gewenste gedragingen erdoor bevorderd en tegelijk
òngewenste gedragingen erdoor ontmoedigd of zelfs ronduit uitgesloten zijn. Dat
is voor infrastructuur per definitie een maatschappelijke waarde als resultante
van individuele waarde(ringe)n. Gedragingen allemaal met fijnste maatvoering
juist vanwege de ruimst denkbare schaal voor infrastructuur. Dat is met verkeer
door informatiebewegingen dus niet anders, zij het extra ingewikkeld omdat
betekenisvorming zowel subjectief als ook nogeens situationeel is. Nee, dat kan
ik hier zo gauw niet uitleggen. Als maar duidelijk is, dat infrastructuur nooit
om afweging van vóór- en àfkeuren héén kan. Met zulke gevarieerde motieven,
belangen en dergelijke gaat het onherroepelijk om politiek inclusief ethiek.
Reële gedragsvariëteit blijkt echter nog nergens erkend in methodisch bedoelde
kaders voor informatiearchitectuur. Daarin schieten ze dus principieel tekort,
werken averechts. Want ondanks propaganda reiken de archimates, arissen,
togaffen enzovoort feitelijk niet buiten het bereik van één enkele organisatie,
of zijn ze op z’n minst nog veel te strikt organisatiecentrisch. Erger nog,
door de illusie van een recht-toe-recht-aan gezagshiërarchie binnen een
organisatie lijkt gedrag een kwestie van vóórschrift. Daardoor bieden ze zelfs
niet eens een karikatuur van een serieus ontwerpproces. Verantwoord ontwerp
betreft àlle déélnemers en zoekt naar evenwicht voor hun belangen. Moderne
digitale techniek faciliteert nu eenmaal nieuwe vormen van interactie tussen
burgers en bedrijven in nota bene veranderlijke verkeersketens en –netwerken.
Hun belangen raken daardoor (extra) verweven. De noemer van informatieverkeer
bedoelt die intensiteit van verwevenheid, dat wil zeggen dóór en dóór op
maatschappelijke schaal, kortweg te etiketteren.
Bij een heuse infrastructuur voor informatieverkeer met dàt bereik komt dus
geheid méér kijken. Het is de reuzendraai in houding, van gesloten naar open.
Erkenning van onderlinge afhankelijkheid is heus geen teken van zwakte, maar
evenmin van kracht. Die afhankelijkheid is gewoon wèrkelijkheid. (Ook)
informatiekundig kan niet langer de (organisatie)schaal impliciet als dè maat
gelden, maar leidt (kleine) maat van interacties door deelnemers tot (grote)
schaal van infrastructuur voor informatieverkeer en omgekeerd. Dat hoeft
praktisch trouwens helemaal niet met, zeg maar, extern informatieverkeer te
beginnen. Wie zich het dynamisch verkeersperspectief gunt en werkt voor een
complexe organisatie, begrijpt dat zij daar meteen het interne
informatieverkeer sterk kan helpen verbeteren.
Nee, verwacht zeker niet van de overheid dat zo’n infrastructuur spoedig
beschikbaar is. Dat gebeurt zo niet, ook al omdat ‘de overheid’ niet bestaat.
Daar zijn eveneens in meervoud deelnemers troef. Onder het aangehaalde motto
van de Nationale ombudsman kunt u zèlf als burger, bedrijf en, ja, waarom niet,
overheidsinstelling meteen prima aan de slag. Dat gaat per saldo in de goede
richting, mits aparte deelnemers allemaal het verkeersparadigma toepassen. Dat
is stellig de snelste weg naar optimale infrastructuur voor informatieverkeer.
Enkele deelnemers aan IGD2007 wilden echter van geen paradigmawissel horen. Hun
bezwaar was, dat met de verkeersmetafoor en daaraan verbonden maatschappelijke
beschouwingen de benadering niet langer informatiekundig is. Dat is politiek,
meenden zij. En daarmee hebben wij als informatiekundigen niets te maken, wij
willen gewoon aan ons werk, voegden ze eraan toe.
Tja, wat is informatiekundig werk? Zo’n principiële scheiding vind ik onzin,
zelfs gevaarlijk. Een snedig antwoord geven kon ik ze echter niet. Nogmaals,
nee, een overtuigende one-liner geef ik hier evenmin. Een paradigmawissel is nu
eenmaal geen kwestie van een bon mot hier en daar. Anders stond er ook geen
heus paradigma op het spel, nietwaar? Informatiekunde lijkt slechts apolitiek
voor wie voorbijgaat aan wisselwerking. Het lijkt alsof geslotenheid tenminste
houvast biedt. Tegen muren kan je leunen, terwijl zelfs bij het vooruitzicht
van de open informatieruimte twijfel rijst over het vermogen om jezèlf te
steunen. De vraag “Zeg nu maar wat ik er concreet voor mijn werk bij mijn baas
aan heb?” is overigens volkomen te goeder trouw. Maar gelet op de veranderde
realiteit van informatieverkeer is dat een vraag naar een doodlopende weg. De
wezenlijke moeilijkheid om die verantwoord te beantwoorden is dat zo’n
ogenschijnlijk uitnodigende vraag nog vanuit het isolementsparadigma gesteld
is. Die kent echter onmogelijk een begrijpelijk antwoord volgens het
verkeersparadigma voor informatievoorziening, laat staan dat een simpele slogan
de sprong stimuleert. Zoals het volgens de wetenschapsfilosofie heet, het
nieuwe paradigma is ònverenigbaar met het oude. Dat is ook bekend volgens
psychoanalyse, zoals samengevat door J. Lear:1 “The problem with a
prematurely uttered, but accurate interpretation is that the person who hears
it is not in a position to understand what is being said.” Pas wie ook een
organisatie met zijn medewerkers opvat als evenzovele verkeersdeelnemers, kan
het opbouwende antwoord waarderen.
Andere congresdeelnemers bevestigden nadrukkelijk de strategische kans met het
informatiekundige paradigma volgens informatieverkeer. Hun werkgever, zo
lichtten zij toe, is een gasinfrastructuur- en gastransportbedrijf. De Gasunie
positioneert zich daarvoor als gasrotonde. Daar is de verkeersmetafoor weer!
Als voorwaarde voor zo’n gasrotonde geldt uiteraard, klopt, wat die deelnemers
een informatierotonde noemen. Sterker nog, zelfs wanneer gas van welke
leverancier ook niet (meer) door eigen pijpleidingen stroomt, verzekert juist
de coördinator van de informatierotonde zich weer duurzamer van een
strategische positie. Ik mag toch aannemen dat Nederland via ‘ons’
staatsbedrijf Gasunie zodoende vooral gasvoorziening op langere termijn borgt
voor burgers en bedrijven. Kijk, dat vind ik visie met informatiekundige
inspiratie. Zo’n informatierotonde, kortom, is een aangepast middel voor toekomstige
internationale energiepolitiek. Van dergelijke strategische wisselwerking zijn
allerlei voorbeelden met als een bedrijfsklassieker het informatiesysteem voor
boekingen van luchtreizen.
Tenslotte verklaar ik kort waarom ik eigenlijk met dit verhaal kom aanzetten.
Dat is weer eenvoudig. Werk mee aan infrastructuur voor informatieverkeer met
voorrang voor individuele deelnemers!
noot
1. J. Lear, Love and its Place in Nature, A
Philosophical Interpretation of Freudian Psychoanalysis, Farrar, Straus
& Giroux, 1990, p. 118.
april 2007, webeditie 2007 © Pieter Wisse