Pieter Wisse
34.1
Stom toeval ...? In een notitie kwam ik de afkorting NVVB tegen. Dat blijkt Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken te
betekenen. Als je op de huispagina links bovenaan "Over de NVVB"
aanklikt, krijg je o.a. te lezen dat de "[d]oelstelling van de NVVB is het
behartigen van belangen, het ontwikkelen van kennis en de advisering op het
brede terrein van persoonsinformatievoorziening." Tja, welke belangen zijn
dat dan? Die laten zich raden. (Dus) nergens bespeur ik zelfs maar het flauwste
besef, nota bene evenmin bij het zgn thema "Persoon & Recht," dat
juist voor persoonsinformatie de eigendomskwestie eindelijk evenwichtig geregeld
moet zijn, dwz door èxpliciete, formele erkenning van de persoon zèlf als
eigenaar. Via "Organisatie" vermeldt de website overigens o.a. het
"Bestuur" met van de leden steeds een emailadres ...
Wat later herinnerde ik me pas, dat ik me eerder druk maakte over die belangenvereniging;
zie Strijders
tegen stelselmatige modernisering.
34.2
Hoe wil je dat ik je kale verwijzing naar die protestsite opvat? Zie je er een
opmaakvoorbeeld in voor mijn website? Of moet ik het eigenlijk wel komisch vinden,
zeg maar de Youp van ’t Hek insteek, dat mensen in een geprivilegieerde
woonbuurt tegen een ander privilege te hoop lopen? Of wil je juist mijn
verontwaardiging mobiliseren? Of?
Ik zocht elders wat informatie over 'de zaak' en ontdekte dat Leidsch Dagblad afgelopen april als nieuws bracht, dat
de eerder verleende vergunning voor de helikopterhaven ingetrokken was. Einde
protest, zou ik zeggen. Verder heeft dat bedrijf door de financiële crisis
vermoedelijk allang juist op de helikopter bezuinigd, zodat het probleem op die
manier verdampte.
Dank je wel voor wat ik graag als, weliswaar onbedoeld, je compliment opvat
voor mijn website. Er is immers helemaal geen "concreet selling point,”
dus als je dat daar mist is mijn opzet blijkbaar prima geslaagd. Die laat ik
niet verprutsen.
Die website is wèl een openbaar archief van mijn geschriften. Dat is in de
eerste plaats handig voor mijzelf; ik heb altijd alles bij de hand. Verder kan
ik zo gemakkelijk gericht naar een tekst verwijzen. Zo schreef ik ooit een bespreking
van een eerder boek door Singh; mocht ik denken dat jij daarin èxtra
geïnteresseerd bent, dan zou ik jou met korte toelichting vlot die ene url in
kwestie laten weten, klaar.
34.3
Ik kan me zijn artikel in Informatie herinneren
... en wel dat ik me destijds voornam om de inhoud maar gauw te vergeten. Dat
blijkt aardig gelukt, hoewel me nog bijstaat dat het artikel, volgens mij
overigens geschreven door meerdere auteurs, niets te maken had met semantiek
zoals wij dat thema stelselmatig positioneren. Verder vond ik de associatie van
Norim met Nora gezocht.
Eerlijk gezegd heb ik in zijn woord of geschrift nooit enig stelselmatig
patroon herkent. Maar misschien moet ik toch ècht eens oplettender gaan lezen
en luisteren.
34.4
We komen er op die schaal met die variëteit langs die weg domweg niet; ik kan
er niets anders van maken. Daarvoor zijn kwalitatief àndere uitgangspunten
nodig, zodat de vraagstukken als het ware al van vèr buiten de informatiekunde
in enge zin als stelselmatig in ruimste zin gelden. Zoals je steeds zegt,
“mindset.” Onze opgave is het om de nodige zet daarvoor te geven; ik vind dat
we nu gelukkig aardig opschieten.
34.5
Vooruit, nog maar een keertje, want antwoord van kamerlid Gerkens kreeg ik niet
op de open brief Omslagpunt
die ik haar op 4 februari 2007 schreef.
[geplaatst als reactie
op Controlerende taak door A. Gerkens, website
Digitaal Bestuur, 3 september 2009]
34.6
Als ik het kan opbrengen, waardeer ik gedrag in het licht van interdependentie,
interactie e.d. Dus, als we zonodig zoiets als de gedrager apàrt willen
herkennen, moeten we tegelijk zijn gedrag als aanpassing beschouwen. Anders
meten we, althans tegen de veronderstelde achtergrond van interdependentie
enz., met twee maten.
Door zijn aanpassingsvermogen hangt het er voor elke individuele gedrager maar
vanaf hoe zijn gedrag als concrete aanpassingen uitpakt. Ik zou zeggen, het
simpele feit van zo’n resultaat vormt de aanwijzing dat het gedrag voor de
gedrager in kwestie in de ontwikkelsituatie gunstig is. Omdat alles inderdaad …
betrekkelijk is, komt meest gunstig daar overeen met minst òngunstig.
Tja, de ontwikkelsituatie is nu eenmaal meestal niet de leefsituatie op enig
later ogenblik. De gedrager kan zich niet anders gedragen dan ‘aangepast’ zoals
hij eerder leerde. Dat gedrag kan iemand ànders, wiens leefsituatie overlapt,
weleens niet zinnen. Wat de ene onverminderd als aanpassing ervaart, vindt de
andere dan een afwijking.
Wie heeft er gelijk? In menselijke verhoudingen verschuift die vraag meestal —
gebeurt dat onherroepelijk? — naar: Wie krijgt gelijk? Het heersende gelijk
heet de (gedrags)norm.
Volgens mij moeten we dergelijke verhoudingen echter consequent als kader
blijven toepassen ter vermijding van apartheidsetiketten. Daarom meen ik je
bezwaar te begrijpen tegen bodemloos als, ik zeg maar even, diagnose in
absoluut geldige zin.
De aanduiding dakloos lijkt me alweer beter om de aard van de reële interactie
op te roepen. Want de gedrager krijgt eigenlijk het verwijt dat hij geen gezag
aanvaardt. Hij heeft niet geleerd zich als bijbehorende aanpassing te voegen
naar autoriteit. De ander heeft in een later hier en nu, in zijn leefsituatie,
dus, die behoefte wèl om zijn autoriteit te laten gelden … terwijl de ene juist
behoefte (ontwikkeld) heeft zònder gezagsdak te leven. Dat de ene zèlf
autoriteit voor de ander wil zijn, is natuurlijk iets anders, maar valt stellig
tot dezelfde ontwikkelsituatie(s) te herleiden.
De ander is netzogoed een gedrager, maar verkeert in een andere positie.
Voor de zorgverlener dreigt het gevaar dat hij de handlanger van de
normstellende partij is, waarvan hij aldus praktisch deel uitmaakt. Niet alleen
is de keizer warm gekleed, maar zwaar gewapend. Voor zover ik begrijp wat
antipsychiatrie inhoudt, lijkt het me daarom zoiets als bevrijdingspsychiatrie.
Wie erkenning wil bereiken van zijn gedrag als aangepast, staat voor de opgave
om zijn veroordelaar in een ontwikkelsituatie te manoeuvreren. Dat is lastig,
zo niet onmogelijk. Daarom vergt een paradigmawissel minstens uitsterving van
opiniedragers enz. Tegen die tijd is de vernieuwer zelf natuurlijk ook dood.
Vroeger was het als ketter zelfs meteen met hem gebeurd; op dat verschil zou
wat we beschaving noemen weleens neer kunnen komen.
Als zelfs de zorgverlener zich veroordelaar toont, houdt het op. Schending van
privacy ‘betekent’ veroordeling; in eerste aanleg gaat het om het onmiddellijke
betrekkingseffect dat de ontwikkelsituatie ondermijnt.
De cultuurhistorische variëteit van aanpassingsafwijkingen lijkt mij bij
uitstek problematisering waard. Wat als gedragsprobleem van de huidige jeugd
wordt geafficheerd, is minstens tegelijk het gezagsprobleem van de elite.
Ik weet het natuurlijk ook niet. Als menswaardige richting vind ik echter
slechts dóórleving van evenwichtige ontwikkelsituaties in aanmerking komen. Als
ook maar een ouder ben ik overigens erg bescheiden geraakt over mijn vermogen
eraan bij te dragen. Ik wil maar zeggen, nog een reden te meer voor ruimte voor
professionals.
Meestal duidt de eenzijdige bestempeling als afwijking op moeilijke
verhoudingen. Wie simpelweg de afloop van interventie mbv dbc-systematiek durft
te voorspellen, heeft een … afwijking.
Het verband tussen een bepáálde classificatie en gezagsuitoefening blijkt in de
praktijk vaak sterk. Met de houding die ik hierboven probeerde te schetsen,
weiger ik — als ik me als informatiekundige ervoor inspan — onmiddellijk vóór
de ene en dus tégen alle andere classificaties stelling te nemen.
Waarschijnlijk hebben ze allemaal wel iets, neem ik daarentegen aan. Alleen op
die manier kom je op het idee om je te verdiepen in de (kennelijk) specifieke
omstandigheden waarin een bepaalde classificatie (vaak) wel degelijk redelijk
wèrkt.
Zo kan ik je verklaren, welke paradigma ik bepleit (en waarvan ik bredere
toepassing vermoedelijk niet beleef; jammer, maar zonder mijn aanzet komt het
er zelfs voor andere mensen pas later van). Mijn ‘uitvinding’ betreft een
methode om willekeurige classificaties (of wat voor conceptuele modellen dan
ook) allemáál in één omvattend kader te plaatsen. Zeg maar, naast elkaar en
tegelijk waar mogelijk onderling verbonden. Dat lukt door wat ik contextuele
verbijzondering noem. Het effect is, nou ja, kan dat zijn als je bereid bent om
samen te werken, dat effect is dat de oorspronkelijke classificaties gericht
vallen te optimaliseren voor de situaties waarin ze werkelijk van belang
zijn/toegevoegde waarde bieden. De ene classificatie kan als het ware àndere
situaties loslaten; dankzij het ruimere kader is inzichtelijk dat dáárvoor
steeds dienovereenkomstig netzo optimale classificaties beschikbaar zijn.
De claim van absolute geldigheid, (enkelvoudige) norm pakt juist averechts uit.
Want daar zit ontkenning van wezenlijke betrekkelijkheid in.
Zo kan je de vraag stellen, of kritiek op DSM in dit stadium productief is. Het
zou mijn idee zijn om vooral een classificatie te steunen waar je vóór bent.
Het argument ervóór is niet alleen extra sterk, maar interactioneel gezien
zelfs principieel, als je eventuele verbindingen met (bijvoorbeeld) DSM
aanwijst. Vervolgens kunnen langs die weg tzt inconsistenties vervallen.
Kijk, als sommige mensen reuze gelukkig met DSM zijn en ze richten er niet of
nauwelijks schade meer mee aan, laat ze rustig zo aangepast doorgaan.
Ik besef dat ik een karikatuur van het veranderingsproces maak. Maar als
paradoxale interventie zou je het eens over boeg van lof voor DSM kunnen
proberen. Wie weet krijg je dan gehoor voor redelijke voorwaarden.
Optimistisch hoop ik te blijven.
Van Maria Merian had ik nooit eerder gehoord. Daar heb je het weer.
Ontwikkeling krijgt door buitenstaanders impuls. Een buitenstaander,
vreemdeling e.d. heet zo, omdat hij als onaangepast geldt.
34.7
Als we met ons voorstel voor een leerstoel civiele informatiekunde ooit bij de
faculteit TBM van de TU Delft terecht komen, gaat het nog moeilijk worden om te
verklaren dat we géén bestuurskundige invalshoek bepleiten. Met
bestuurskundigen die allemaal beweren iets met ict te doen, zijn de
universiteiten allang bezaaid met aantoonbaar geen enkel positief effect. Die
jongens en meisjes volgen nog teveel de bestaande bestuurlijke verhoudingen
(waarvoor ze immers geleerd hebben) en daar staat informatieverkeer nu juist
haaks op (wat ze gewoon niet zien).
34.8
De term "fors" gebruik je twee keer. Eén keer kan volgens mij prima,
maar door herhaling gaat het lijken op valse bestuursretoriek.
34.9
Ik vrees dat ik geen representatieve lezer ben, maar (want?) de strekking van
je tekst is natuurlijk precies in mijn pulletje! Jij benadrukt systematische
overweging: "Abwägen zu müssen is eine zutiefst »undeterministische«
Situation, denn sie lässt den Entscheider mit einem Restzweifel zurück, ob die
Abwägung so, wie sie getroffen ist, richtig war oder ob doch eine andere
Bewertung besser gewesen wäre." Voor meer steekhoudende citaten van
dezelfde auteur, zie Bezetting
van veranderruimte door beheersmanagers.
34.10
Indien je aanleiding ziet voor verdere correspondentie, dus aantekeningen,
graag: de correspondentie van de aantekening is de aantekening van de
correspondentie, nietwaar?
Op de website Digitaal Bestuur kon ik de verleiding niet weerstaan om op de
lamlendige blog van TK-lid Gerkens zowat per omgaande te reageren met mijn
eerdere open brief aan haar adres. Nee, antwoord verwacht ik ditmaal zelfs nog
minder: Oeps, de verwachting van het onbenul is het onbenul van de verwachting.
Het is dan ook vooral dat ik mijzelf geen nalatigheid hoef te verwijten, ...
want het verwijt van de nalatigheid is de nalatigheid van het verwijt. Tjonge,
dat blijkt een hele knoop. Wanneer komen we uit bij de ontknoping van het
contragram is het contragram van de ontknoping? Of blijft het de ontknoping van
het noodlot is het noodlot van de ontknoping?
34.11
Hebben ze dáár trouwens een website voor, Via Nova Architectura, te weten om
jouw tekst nog maar een maand òngepubliceerd te laten? Valt (ook) daaraan nog
iets te begrijpen?
34.12
Mijn voorstel van de-stichting-laten-opgaan-in ziet hij nog niet zo …
opgeruimd, wat voor een bestuurder best begrijpelijk is.
34.13
Vertrouwelijk laat ik je graag weten dat ik daar een vervolggesprek(je) had met
een stafmedewerker. Volgens hem heeft de directie er desgevraagd geen ...
waandacht voor, maar hijzèlf wil graag verder verkennen.
Overigens ga ik er niet vanuit ooit kandidaat voor zo'n leerstoel te zijn. Ik
zal mij gelukkig prijzen, wanneer andere mensen mij gaan uitleggen wat civiele
informatiekunde is en vooral als zij daarbij de plank niet compleet misslaan.
Het gevaar van inhoudelijke verminking enz. is echter niet denkbeeldig, zeg
maar vergelijkbaar met wat er met informatiearchitectuur gebeurde.
34.14
Die instemmende reactie op je artikel bevestigt nog maar eens — mijn indruk —
dat wat de overheid voor zorg als zgn markt aanwijst, vooral een
afleidingsmanoeuvre is ... of is het onbenul? Overigens lukt evenmin wat de
overheid met voorrang wèl als markt wil laten functioneren. Volgens mij betreft
dat uitsluitend haar relatie met de zorgverzekeraars. Althans, het lijkt er
sterk op, dat de overheid haarzelf ziet als feitelijke inkoper van
zorgdiensten, tja, dan natuurlijk in het groot(st). Vandaar dat ze gemakkelijk terecht
willen kunnen bij slechts enkele zorggroothandels, waarvoor verzekeraars zoiets
als een concessie verwierven. En dat zijn weer redenen, waarom ook dàt geen
reële markt vormt. Intussen meent de overheid in de waan van inkoopmonopolist
op voorhand de omzet in de zorgsector te fix(er)en. Zo pakt de werkelijkheid
als precies het tegendeel uit van de valse retoriek voorspiegelt. De luttele
groothandelaren gaan hun winst zoeken — en vinden, nota bene zelfs borgen;
vergelijk managed care in de VS — in declaraties van alsmaar
còntraproductievere bemiddeling. Daarvoor is de dbc-systematiek inderdaad reuze
nuttig, zo niet onmisbaar. Ging het alleen maar in de zorgsector zo ... Nou ja,
ooit zijn onze aardgasbellen leeg.
Wijs je mij er ajb op, indien ik naar jouw idee onzinnige aannames doe en
foutieve redeneringen pleeg?
34.15
Ja, dat tienjarig bestaan lijkt me ook wel een reële termijn als je kijkt naar
de nodige voorbereidingen. Een concreet mikpunt helpt altijd. Een universiteit
wil natuurlijk zorgvuldig werven blabla, nou ja, gun ze de illusie van
wetenschappelijke gewichtigheid. Sterker nog, daarvan wil je als Ictu
vervolgens juist profiteren.
Laat je me weten, of ik bij vervolgactiviteiten kan helpen? Aan een eventueel
oriënterend gesprek met zo'n decaan, bijvoorbeeld, zou ik graag deelnemen
wanneer je meent dat ik een opbouwende bijdrage kan leveren.
34.16
Ik ben geenszins negatief over de brief (7 september 2009) die Bits of Freedom
aan het ministerie van Justitie schreef met aanbevelingen voor de Wet bescherming
persoonsgegevens (Wbp). Wat inderdaad ook daarin domweg nog ontbreekt, is het
verdwijnpunt voor stelselmatige samenhang. Maar als ik reëel ben dat de
benodigde paradigmasprong nu eenmaal moeilijk is, luidt mijn oordeel (verder)
ronduit positief.
Er staat letterlijk dat het “[n]aar de mening van Bits of Freedom […] dan ook
noodzakelijk [is] dat een juridisch kader wordt ontwikkeld dat waarborgt dat
iedere burger in de informatiemaatschappij de vrijheid behoudt die hij voorheen
genoot.” Dat kader heeft BoF echter nog helemaal niet scherp, zo blijkt.
Nogmaals, dat is ook lastig.
Scherper dan een ènkel punt kan je het natuurlijk onmogelijk krijgen. Daarom
kent het manifest zo’n rechtlijnig hoofdpunt: persoonsinformatie is persoonlijk
eigendom.
Met uitzondering van “versterking van de bevoegdheden van het C[ollege]
B[escherming] P[ersoonsgegevens]” stem ik ook gerust in met de “maatregelen”
die BoF aanbeveelt. Sterker nog, die staan als zodanig allang in het manifest
vermeld of volgen er naadloos uit. Kortom, daar kùnnen we nooit tégen zijn.
Over dat CBP-punt herinner ik je er voor alle evenwichtigheid graag aan, dat
jij in een vroeg kladontwerp voor de Wet persoonsinformatie daarvoor ook
pleitte. (Pas) in ons huidige voorstel is er van het College geen spoor meer te
bekennen.
Ook al zijn wij dus vóór de (meeste) punten die BoF oppert, pas echt
nadrukkelijk vóór zijn wij voor het “juridisch kader” zoals het manifest het,
nota bene qua kader, zo concreet mogelijk schetst. Wat zo’n kader helpt inzien,
bijvoorbeeld, is dat de BoF-aanbevelingen nogal losse flodders blijven. Pas
dankzij het manifest krijgen ze stelselmatige positionering èn werkingskracht.
Verder valt tegen de achtergrond van het manifest te herkennen welke
maatregelen nog (allemaal) ontbreken in hun voorstel. Dergelijk besef daagt bij
BoF trouwens wel degelijk. De brief bevat o.a. de terechte waarschuwing om
voorbij “geïsoleerde ontwikkeling[en]” te kijken en handelen; dergelijke
ontwikkelingen vormen daarentegen “onderdeel van een complex systeem.” Kortom,
op z’n minst een serieuze aanzet tot principiële erkenning van
stelselmatigheid, prima!
De vergissing die m.i. ook BoF praktisch begaat, is dat zij het belang, zelfs
de noodzaak nog onvoldoende waarderen van wat zij “kader” noemen. Mijn opstel Axiomatische
informatiekunde biedt een voorbeeld. Daarin doe ik verslag, dat Jaap van
Rees, in zijn woorden, “een aantal uitgangspunten over de wijze waarop mensen
omgaan met kennis en informatie” presenteerde. Een werkelijk kader, zeg ook
maar axiomatisch stelsel, vind ik ze echter niet vormen. Dat karakter heeft
volgens mij het dia-enneadische schema wèl. Ik citeer mijzelf uit genoemd
opstel:
Maar wanneer het dia-enneadisch schema geldt als het relevante axiomatisch stelsel voor informatie, welke status verdienen de tien “uitgangspunten” die Van Rees oppert? Netjes in disciplinaire lijn zijn het evenzovele stellingen. Als zodanig ligt het voor de hand, dat ze ‘slechts’ een greep vormen uit alle mogelijke stellingen die afleidbaar zijn uit het axiomatisch stelsel annex paradigma. Dat is uiteraard niet zomaar een greep. Met zijn selectie maakt Van Rees … een bepaald punt, prima.
Vergelijkbaar kunnen wij de (meeste) punten die BoF maakt eveneens (sterk)
positief waarderen. Zonder het ene verdwijnpunt en wat wij daaraan als kader
ontlenen, blijven dat echter allemaal bepáálde, zeg ook maar nogal willekeurige
punten. Die verdunning verschaft BoF minder slagkracht. Wie niets wil
veranderen, kan immers simpel verwarring stichten tùssen de punten. Met één
punt kan er niets tussen zitten: focus.
Mocht je dit commentaar willen doorsturen aan Ot van Daalen/BoF ter
voorbereiding van ons gesprek volgende week, ga ajb je gang.
34.17
Of dat initiatief daar daadwerkelijk ... vervolg krijgt? Ik heb eigenlijk geen
idee. Ik doe (deed?) eraan wat ik kan en dan maar kijken.
34.18
Mag ik een opstel van jouw hand verwachten? Ik bedoel dus over hoe volgens jou
"het metapattern-denken past in/bij het kwantum-denken." Nu weet ik
er bijster weinig vanaf, maar ik ben (vooralsnog) geneigd om dergelijke fysica
hoogstens volgens de impuls-oorzaaksoort te categoriseren; zie Multiple axiomatization
in information management. Metapatroon plaats ik volgens het teken als
oorzaaksoort.
34.19
Zo organisch moet het inderdaad bijna altijd, wanneer je iets wilt helpen
veranderen. Maar stel dat jij tegen je baas zou zeggen, okee, ik ben op dit
moment nog maar een zaadje (beginneling, weet ècht van niets), dus geef mij
eerst maar eens een tijdje water (prima salaris), kijk goed uit dat ik niet te
veel zon krijg (optimale werkplek) en houd ajb ook allerlei andere narigheid
zoals onkruid uit m'n buurt (vrij van destructieve collega's, managers enz.),
nee, daarvoor bestaat dan weer géén begrip.
34.20
Voor metapatroon kan ik mij geen directe inspiratie door quantumtheorie
herinneren. Daarom ben ik nù zo benieuwd naar jouw kijk op dergelijk verband.
Inderdaad roep ik weleens licht-als-golf in afwijking van licht-als-deeltje op
als illustratie van contextuele verbijzondering. Dus, geen inspiratie, maar
(slechts) illustratie.
Nu je aandringt, wat ik me daardoor wel herinner is dat ik ruim een jaar geleden eveneens ter illustratie een aanzet schreef met de titel ..., tjonge, Quantumsemantiek volgens metapatroon. Heb ik je daarover destijds soms iets geschreven? In elk geval ben ik gevorderd tot één bladzijde vol. Nou ja, zo stapelt het vrijwilligerswerk zich op, je kent het gevoel. Dat is trouwens dan weer wèl inspiratie, bedankt ervoor. (Ook) die illustratie moet ik toch eens voltooien.
34.21
Met je pleidooi voor, vaststelling (!) van, eigenlijk, vervloeiing van
statische organisatie ben ik het natuurlijk eens. Wellicht begrijp ik je
verkeerd, maar naar mijn indruk van [de eerste versie van] Vloeibare organisatie aan zet bedoel
je dat verschijnsel naar informatieverkeer te transponeren en zo kom je op
"vloeibare informatie." Op die manier stuur je m.i. echter te kort
door de bocht, want zo mis je gauw dat je daardoor in een andere ... situatie
terecht gekomen bent. Stelselmatig gaat het om de verhouding tussen vloeibaar
en vast.
Het kan ook zijn dat we hetzelfde bedoelen, maar in mijn termen lukt het
dankzij contextuele verbijzondering juist om informatie zo vàst mogelijk te
bepalen. De term vloeibaar drukt dus zelfs het tegenovergestelde uit van wat,
als ik het zeggen mag, metapatroon voor informatieverkeer wil faciliteren. Want
door metapatroon is en blijft èlke informatie eenduidig binnen zijn context in
kwestie en op dito tijdstip. Nogmaals, vàst. Nota bene, opzèttelijk vast. Want
daaraan màg nota bene ook helemaal nooit meer iets veranderen. Anders, om maar
iets te noemen, is het controlespoor gecompromitteerd (en daarom moet tijd op
zijn beurt minstens bi-contextueel bijgehouden worden: registratie
respectievelijk geldigheid). Of welk betrouwbaar houvast (!) bestaat er anders
voor autorisatie?
Het zijn die voorwaarden, zeg ook maar de precisie met variabele schaal volgens
context inclusief tijd, voor wat geldt als vastheid van informatie, die
toestaan om met aldus gevestigde informatie desondanks de veranderlijke (lees
inderdaad ook: vloeibare) wereld te be-teken-en. Want zodra situatie relevant
genoeg wijzigt, kan zo'n brokje vaste informatie altijd toegevoegd worden. Dat
gebeurt binnen dienovereenkomstige context (ook weer met één of meer brokjes,
waarvoor dezelfde voorwaarden tellen) en is (voorts) langs de tijddimensie als
verschillend gemerkt.
Inderdaad kan je voor een nieuwe opgave reeds beschikbare brokjes eventueel
hergebruiken. Sterker nog, ... Die opgave die ze kennelijk bundelt, zie ik dan
weer netzo principieel als contextueel en tijdverbijzonderde vàste informatie,
enzovoort ... De oneindige variëteit van dergelijke vaste informatietjes berust
op herhaalde toepassing van een simpele eindige zgn functie. Goed, wat daaraan voor
een leek lastig valt te peilen is uiteraard de recursie van informatietjes die
context constitueert. Daarom is vakmanschap gevraagd.
34.22
Eerder zag ik al dat je hem sterkte wenst ... Je geeft op beschaafde manier
uitdrukking aan je overtuiging, dat zaaien op die onvruchtbare bodem al zinloos
is.
34.23
De google-test met quantumsemantiek deed ik destijds ook. Opmerkelijk, dat de
term blijkbaar nog altijd ‘vrij’ is.
Wat je slotzin betreft, de erkenning van het onvermogen is het onvermogen van
de erkenning. Voilà, Heisenbergs onzekerheidsrelatie samengevat ..., hoewel ik,
inderdaad "belangrijk," mijn onvermogen erken die claim met
stelligheid te beweren.
Dankzij je nadere commentaar meen ik alweer wat beter te begrijpen hoe je
"vloeibaar" bedoelt. Mag ik concluderen dat vloeibare organisatie
neerkomt op organiseren? En geldt naar analogie dan voor vloeibare informatie
dat het informeren is? Is informeren het procès vanuit bepaalde vastigheidjes
met wie weet wat voor andere vastigheidjes als uitkomst, enzovoort? Zo ja, wat
is het verband tussen organiseren en informeren?
Succes en plezier met jouw quantumqueeste.
34.24
Het stukje van de puzzel is de puzzel van het stukje.
34.25
Alleen jammer dat er niet nòg meer tijdsdruk op zit. Want dat wil nog weleens
helpen bij het gevestigd krijgen van realiteitszin. Indien wij de stelselmatige
lijn aanhouden, gaan we ze toch vooral een ander referentiekader voorstellen.
Reframing, zou ik op z'n engels zeggen. Verdraaid, ook daarover bevat Wikipedia
een lemma: "the provocative therapy uses reframing with an emphasis on
humor." Dat lijkt me een nuttige aanwijzing voor de aanpak. Het draait om
"reframing a situation or context," dus dat snappen we wel.
34.26
Wat hoogstens vertrouwelijk is aan wat je me doorstuurde, lijkt me dat jouw
contactpersoon zich er wellicht zakelijk mee wil bemoeien.
Onlangs werd een seminar gehouden in een bijgebouw van een paleisje. Dus ...
mocht hij als de gastheer in een voordracht zijn visie geven; klopt, zie de ‘
vertrouwelijke’ sheets. In de pauze schoot ik hem aan om te peilen of hij
überhaupt enig idee heeft van wat hij zegt als hij voortdurend het woord cloud
noemt. Nee, dus. Louter een verkoper. Overigens een hele goede voorzover ik kan
beoordelen en dat kan ook een eerbare bezigheid zijn en je kunt er best een
eindje mee komen, maar daar komt mijn verderreikende boodschap niet aan (wat
meteen duidelijk werd door de poging die er toch aan waagde).
Het goede nieuws, voor mij dan, is dat de gehele zaal met verzamelde
e-overheidkopstukken onze gastheer met vriendelijke onontvankelijkheid
aangehoord had. De desinteresse vind ik ditmaal terecht, want het is allemaal
wel èrg simplistisch en zelfs die toehoorders leken dat te begrijpen.
34.27
Hun hete aardappel is ons lekkere hapje. Dat kunnen we ze voor optimaal
veranderkundig effect overigens beter maar even niet laten weten.
34.28
De ontkenning van stelselmatigheid is de stelselmatigheid van ontkenning.
34.29
Natuurlijk loopt de beer er nog warmpjes in zijn huid bij, maar de kans om erop
te mogen schieten is geweldig! We zijn prima gewapend en ik zie daarom niet hoe
we kunnen missen, ... eerst maar eens gemikt schieten, dus.
34.30
Hopelijk stel je mijn spontaan geschreven op- inclusief misvattingen over
variëteit van axioma’s enzovoort op prijs. De grondige irrationaliteit ervan
vind je uitvoerig toegelicht.
Om met een reactie op je nawoord te beginnen, mijn schatting van de duur van
een paradigmawissel — als die al lukt — is geen twintig, maar minstens dertig
jaar. Dat “socio-biologisch substraat” is er zeker. Want niet alleen moeten de
heersende besluitvormers uitsterven, maar eveneens hun na-ijlende entourage van
opleiders. Daarvoor is dertig jaar trouwens nog aan de korte kant. De kans om
een wissel geëffectueerd te zien die je zèlf hebt helpen initiëren, is dus
gering.
In elk geval klopt in mijn geval van stelselmatige informatiemodellering jouw
schatting niet. Want daar ben ik alweer … bijna twintig jaar mee bezig; er komt
nu weliswaar een beetje schot in, maar het omslagpunt lijkt me nog ver
verwijderd.
Redelijke “checks and balances” waardeer ik uiteraard net zoals jij, maar domme
weerstand is en blijft frustrerend. In botte weigering om überhaupt kènnis te
nemen van zorgvuldig opgestelde voorstellen voor vernieuwing, dat is een
langdurige ontkenningslinie, herken ik geen kritische houding.
De systeembenadering moet natuurlijk niet louter synchroon gelden. Als je
daarvoor niet dieper krast dan hier en nu, groeit hoogstens pseudo-inzicht.
Is de combinatie met diachronie niet de clou van overdracht? Wat ooit in
positieve zin een aanpassing was, kan later averechts uitpakken. Daarvoor moet
je “de diepte in.” Dat is uiteraard vakwerk (en voor psychotherapie niet het
mijne). Die diepte is oorzakelijk gezien dus vooral historisch. Maar dáár heb
je onverminderd de synchrone systeembenadering nodig voor adequate duiding,
eventueel enzovoort verder terùg langs individuele ontwikkelingsgang (wat ik
dan wèl weer prima meen te begrijpen als algemene combinatie; het lijkt me
sterk dat psychotherapie daarop een uitzondering vormt, integendeel).
Haha, ja, dat klopt. Contextuele verbijzondering van betekenissen vind ik
inderdaad de informatiekundige variant van relativiteitstheorie.
Met je opmerkingen over Piagets ontwikkelingstheorie ben ik het eens. Zo
eendimensionaal getrapt verloopt ontwikkeling niet. Er zitten zovele kanten aan
cognitieve plasticiteit. Steker nog, dat zou geen plasticiteit zijn als we er
discrete kanten aan konden ontdekken, laat staan slechts een gering aantal.
Niet dat ik een groot kenner van Kants werk ben, maar tijdens het schrijven van
de vorige twee zinnen viel me de woordspeling op.
Wat een mens als ‘zijn’ imperatieven ervaart, lijkt me grotendeels aangeleerd.
Dat lukt dankzij plasticiteit; àfleren is extra lastig, zolang het (eerdere)
aanpassingskarakter verborgen blijft; blijkbaar kan je leren/aanpassen gauw
overdrijven.
Evenmin ben ik in detail op de hoogte van Piagets werk, maar ik meen te weten
dat hij zijn ontwikkelingstheorie vooral ontleende aan hoe zijn eigen kinderen
opgroeiden. Ook, of juist dat kan volgens mij reuze wetenschappelijk zijn, maar
slechts in het besef van het relevante axiomatische schema.
Voor waarnemingen op de schaal van zgn fysische quanta formuleerde Heisenberg
het onzekerheidsprincipe. Zeg maar, dat de waarnemer in verhouding tot wat hij
waarneemt zó massaal is, dat de waarneming uiteindelijk vooral de waarnemer
zèlf betreft.
Des te sterker geldt dat de actie waartoe de ene mens een ander mens tekenmatig
oproept, in belangrijke mate een reactie is. Dat is echter niet de louter
fysieke reactie van de spreekwoordelijke biljartbal. De interpretatie door de
andere mens resulteert uit aandacht en die is altijd gericht, met andere
woorden gemotiveerd vanuit de ànder.
Kortom, het zit er dus dik in dat Piagets motieven de ontwikkeling van nota
bene juist motieven bij zijn eigen kinderen sterk beïnvloedde. Een
selffulfilling theory, zou je kunnen zeggen. Daar is dus niets mis mee, mits je
ook en vooral die wezenlijke interactie expliciteert. Daar kwam Piaget destijds
nog niet aan toe, althans voor zover ik weet.
Wat theorie betreft, probeer ik vooral axioma’s te herkennen. De rest bestaat
dan uit stellingen, bewijsvoeringen e.d. Die blijven niet zozeer binnen de
theorie in kwestie, maar specifiek zelfs binnen de axioma’s.
Een paradigmawissel is eerst en vooral een wisseling van axiomatisch schema.
In axioma’s komt tot uitdrukking welke grens we trekken voor de illusie van
rationaliteit. Als grèns is een axioma daarom vergaand irrationeel. Is de
aanname van nul als getal rationeel? De aanname, zoals bijvoorbeeld
Schopenhauer deed, van de wil?
Wat dergelijke begrippen moeten presteren, is dat ze irrationaliteit als het
ware absorberen. Dat lukt echter nooit universeel. Want anders waren ze niet
nodig, nietwaar? Vroeg of laat blijkt de ervan afgeleide rationaliteit dus niet
zo … rationeel houdbaar. Dat ziekt meestal een tijdje door, totdat weer eens iemand
het aandurft om het probleem fundamenteel aan te pakken, dus door aanpassing
van axioma’s. Daarvan worden aangepaste stellingen afgeleid enzovoort …
Wie daaraan begint, is echter nog niet jarig. Onkundig van het instrumentele
karakter van axioma’s (lees ook: metafysica, ontologie) vinden de meeste mensen
ze zelfs èxtra waar. Ze gaan zich daarom èxtra inspannen voor de verdediging
van de kern van hun … geloof, waaraan ze absolute geldigheid toekennen.
Een mens is zelfs per definitie positivist, wanneer hij een bepaald axiomatisch
schema als dictaat voor stellingen enzovoort volgt.
Je zou het als een meta-axioma kunnen opvatten, dat er verschillende
oorzaaksoorten zijn. Die — vooruit, ook weer illusie van — wezenlijkste
meervoudigheid bepaalt, dat je onmogelijk universeel positivist kunt zijn, te
weten vanuit een ènkel, àllesbepalend axiomatisch schema.
Nogmaals, je moet steeds je specifieke irrationaliteit kiezen en vervolgens kan
je (pas) doen alsof je (verder) rationeel bezig bent.
Dat botst natuurlijk weleens. Dat gebeurt niet alleen met andere mensen die
volgens een andere keuze aan de slag zijn, maar ook met jezelf (want volstrekt
harmonieus kunnen die noodzakelijk afwijkende schema’s ten opzichte van elkaar
nooit zijn). Om dat leefbaar gesorteerd te krijgen, hebben steeds meer mensen
hulp nodig …
In het wetenschapskatern van NRC Handelsblad van
29 augustus 2009 staat een bijdrage, nota bene getiteld Irrationaliteit,
van P. Borst. Die man begrijpt volgens mij dus nog niet, hoe het differentieel
volgens axioma’s werkt. Zelfgenoegzaam deelt hij mee: “[D]e werkzaamheid van
alternatie[ve geneeskunde] is niet aangetoond.” Maar dat is zelfs een
tautologie volgens “de criteria voor evidence-based geneeskunde.” Dergelijke
criteria zijn immers wezenlijk, zeg maar even, anti-alternatief òpgesteld. En
wat telt als bewijs, is natuurlijk netzo betrekkelijk als alles. Achter het
gebruik van een term als bewijs vermoed ik gauw imponeergedrag; daar lijkt
Borst inderdaad met zijn tekst op uit.
Wat Borst kennelijk ontgaat, is dat hij welles-nietes aanwakkert. Volgens
dezelfde logica, slechts in omgekeerde richting toegepast, werkt evidence-based
geneeskunde nooit volgens criteria voor alternatieve behandelingen. Dat schiet
niet op.
Borst kan zich beter sterk maken, ik doe maar een suggestie uit de losse pols,
voor heroverweging van axioma’s voor somatische geneeskunde. Waarom zoek hij
het niet in uitbreiding, zodat tevens psychosomatische klachten positivistisch
in zo’n kader passen? Dat komt geheid neer op enige overlap met alternatieve
criteria en dan zijn we wetenschappelijk toch alweer wat verder.
Hoe vooruitgang in wetenschap valt te beoordelen, is naar mijn idee ook weer
sterk bepaald door de heersende oorzaaksoort. In de fysica en cybernetica
lukt(e) dat vrijwel lineair, … totdat de waarnemersinvloed op verschijnselen
zich liet gelden. Toen was het (ook) daar gedaan met “strenge
natuurwetenschappelijke eisen.” Over microverschijnselen bestaan daarom talloze
rivaliserende theorieën, omdat proefondervindelijke toetsing objectief lastig,
zo niet onhaalbaar is. Wellicht verandert dat overigens dankzij aangepaste
axioma’s, zoals de relativiteitstheorie(en) aanvullende verschijnselen
voorspelde en toetsbaar kreeg.
Zodra zelfs het motief van de onderzoeker meespeelt, geldt kwalitatief andere
dynamiek. Waarin zit de voortgang feitelijk? Soms in de loopbaan van de
onderzoeker? Zijn loopbaan lijkt zeker geen simpele — wiskundig gesproken —
functie van onderzoeksresultaten, maar eerder van behendigheid in academische
verhoudingen. Wat jij “een kwestie van macht” noemt, kan inhoudelijke
vooruitgang gauw belemmeren.
Zonder besef van relevante axioma’s voor gedragswetenschappen verwart de roep
om een “kwaliteitscriterium” slechts. Dankzij zulke axioma’s bestaat ruimte
voor karakteristieke vooruitgang, vernieuwing …
Zo zou een misverstand bij Borst weleens kunnen zijn, dat hij onvoldoende
beseft geneeskunde als hoogstens cybernetica te bedrijven, terwijl vele zgn
alternatieve geneeswijzen pas zinvol te duiden zijn (en zonodig ontmaskerd; daar
ben ik helemaal vóór!) volgens axioma’s voor gedragswetenschappen (dus
inclusief het motief van de behandelaar). Tja, als hij dan toch bezig is, zou
Borst vervolgens moeten inzien dat zo strikt fysisch/cybernetisch de
geneeskunde ook niet is zoals hij die graag beoefent. Over psychotherapie
hebben we dan nog maar niet …
De pogingen om (louter) de aanpak van fysica na te bootsen voor verklaring e.d.
van gemotiveerde verschijnselen werkt averechts.
Als buitenstaander ben ik geneigd om “de wetenschappelijke vooruitgang in de
psychiatrie (inclusief de klinische psychologie) niet [zozeer] karig” te
noemen, maar eerst maar eens zo neutraal mogelijk sui generis. Ofwel, schep
ruimte voor karakteristieke irrationaliteit en wees ajb meteen zo rationeel om
zonodig die illusie te wijzigen.
De persoonlijke motivatie als onlosmakelijk handelingsingrediënt beperkt per
definitie de mogelijkheid om vakkennis te objectiveren. Daarom is er sprake van
overwegend ervaring als leerproces. Dat lijkt mij echter niets anders via
persoonlijke motivatie opgedane, dus inherent subjectieve vakkennis. Daardoor
ontbreekt ook de objectieve maat voor vooruitgang. Dat is nu eenmaal kenmerkend
voor ambachten. Jij geeft “meubelmaken” als voorbeeld, terecht, lijkt mij.
Het verband dat jij legt tussen “patiëntenervaring” en ontwikkeling tot “goede
dokters” vormt dus zelfs de crux. Dat meen ik dan weer te kunnen duiden via
dynamiek met tevens de onlosmakelijke rol van motivatie. Ik waag het op dit
punt te beweren, dat de associatie met “wetenschappelijk” wèl reëel is; als
voorwaarde moeten we echter een relevant axiomatisch schema hanteren (zie ook
hierboven).
Voor psychiaters, zoals voor iedereen die serieus met veranderlijke
omstandigheden moet kunnen omgaan, lijkt mij wezenlijk voor hun “grondige
wetenschappelijke training,” dat zij het irrationele grènskarakter van
beginselen aanvaarden. Ik zou niet weten of juist (aankomende) psychiaters
daarvoor meer, of juist minder, openstaan.
Tja, verstening tot “een wettelijke norm […] die daardoor niet meer ter
discussie staat” is een onmiskenbare aanwijzing van terùggang. Daar zit stellig
de behoefte aan zekerheid achter, die nu nèt door normering ondermijnd raakt.
Nou ja, dat kan jij mij beter uitleggen dan omgekeerd.
34.31
Ik wil toch even kwijt dat inderdaad elke stelselmatigheid aan het ontwerp
ontbreekt. Daarom versterkt zo’n apart informatiesysteem eerder de fragmentatie
dan dat het er een oplossing voor helpt bieden.
Hoe invloedrijker ons advies over semantiek uitpakt, des te groter is de kans
dat het zoveelste systeem er in de voorliggende opzet nooit komt.
De blinde vlek is inderdaad informatiekundig, met nadruk wederom semantisch.
Door dat (beperkte) informatiemodel als uitgangspunt te nemen, is de variëteit
van informatiebehoeften voor publieke taken hoogstens een issue, zeker geen
primaire eis. Tja, een issue heet zo om vervolgens weggemasseerd te worden,
terwijl het probleem aanhoudt.
De opzet suggereert een strak, productief onderscheid tussen gemeenschappelijk
en taakgericht. Daar kom je pas uit door alle informatie als taakgericht op te
vatten. Wat je eventueel gemeenschappelijk verklaart, is niet het uitgangspunt,
maar hoogstens het resultaat van taakgerichte modellering.
De verwarring wordt voorts bevorderd, omdat Nederland (impliciet) als
referentiekader geldt voor betekenis inclusief verhoudingen. Wanneer
verhoudingen volgens een ander land/rechtsstelsel nu eenmaal ànders liggen,
zouden ze dus volgens de Nederlandse norm niet geregistreerd kunnen worden. Dat
klopt niet, wanneer ook dergelijke 'afwijkende' verhoudingen wel degelijk
relevant zijn voor één of meer Nederlandse publieke taken.
Een verwante bron van ontkenning is de opvatting dat (basis)registratie per
definitie bestaanserkenning door Nederland inhoudt. Zo van, ja, als we dàt als
huwelijk zouden registreren, dan ontlenen de betrokkenen er (elders) rechten
aan. Nee, dat is principieel te kort door de bocht. Allereerst moet je domweg
(kunnen) registreren wat elders blijkbaar bestaat. Vervolgens moet je pas
daaraan de eventuele verhouding met resp. beoordeling door een Nederlands
bestuursorgaan koppelen. De aanvankelijke registratie heeft nog helemaal niets
met al dan niet erkenning te maken. Die is pas aan de orde bij de relatie met
Nederland.
De inrichtingsfout valt m.i. ertoe te herleiden dat voor een basisregistratie
geacht wordt een wettelijke grondslag te gelden. Er màg daarom, blijkbaar nog
alom zo geredeneerd, alleen maar geregistreerd staan wat volgens de wet ...
màg. De fout is dat die grondslag niet van toepassing verklaard mag zijn op het
gehéle register, maar pèr registratie expliciet vermeld moet staan, zeg ook
maar pèr geval, ... indien van toepassing; zie ook mijn opmerkingen hierboven.
(O.a.) de uitgewerkte fasering verschaft hoe dan ook concrete
aanknopingspunten. En voor reële variëteit is dat rijtje beslist
representatief! We kunnen het gewoon aflopen. Voorzien van passende contextuele
verbijzondering moeten de bijbehorende informatiebehoeften allemaal in het ene
stelselmatige informatiemodel tot uitdrukking komen, klaar.
34.32
Graag houd ik vol om per jaar voor PrimaVera toch minstens één working paper te
schrijven. Bijgevoegd stuur ik je daarom een tekst toe. Ik bedoel 'm als
vingeroefening voor stelselmatige positionering van zgn basisregistraties in de
ruimer te bemeten infrastructuur voor maatschappelijk informatieverkeer. Een
echte wèrktekst, dus.
34.33
Onlangs oriënteerde ik me al een beetje op de verwachte onderzoeksvraag.
Daarvoor begon ik een nogal gerichte aanzet te schrijven, maar na een half
kantje besloot ik dat we allereerst meer aan een algemener verhaal hebben (met
dat concreet geschetste probleem eventueel opgenomen als illustratie). Ik wilde
vooral proberen bloot te leggen, dat we veel te klakkeloos met de aanduiding
‘basis’ omgaan. Dat leidt er m.i. toe dat we (lees: Nederland) vaak zelfs in
precies de omgekeerde richting werken als waar we met zgn basisregisters
naartoe willen.
Die analyse probeerde ik ook speels te beschrijven, maar ja, dat is natuurlijk
(nog) niet zo best gelukt. Ik vrees dat je er nogal je aandacht bij moet houden
om bijgevoegd verhaal door te worstelen. Mag ik toch vragen om althans een
begin met bestudering te maken? Hopelijk stuit je op relevante thema’s die ooit
dan maar op een andere, betere manier uitwerking verdienen. Je mag het
uiteraard ook meteen een glasheldere tekst vinden, maar dat zou me dus
verrassen.
Met de paragraaf getiteld Wettelijke variëteit voor
netwerksamenleving poneer ik een stelling die m.i. extra relevant is
voor in eerste aanleg de onderzoeksvraag in kwestie. Stel dat daarop van
juridische kant bevestiging komt, op die stelling dus, dan hebben we het
bruggetje geslagen tussen enerzijds het juridisch gevestigde wetsbegrip,
anderzijds informatiekunde met stelselmatige semantiek volgens contextuele
verbijzondering. Zo kunnen we (onder andere) die onderzoeksvraag naar semantiek
hèrkaderen. Daarmee bedoel ik heel praktisch dat we haar niet langer op de
oorspronkelijk bedoelde manier opvatten (want die leidt nergens toe), maar
formeel gesteund door de juridische wetenschap op de Forum-manier voor Semantiek
op stelselschaal.
34.34
Er zijn, populair uitgedrukt, mensen met rechten en plichten die tellen volgens
Nederlands recht. Veel uitvoering, maar vooral toezicht en handhaving gebeurt
als zgn publieke taken. Daarvoor zijn allerlei organisaties ingericht. Die
staan bekend als overheids- of semi-overheidsorganisaties, bij elkaar dè
Nederlandse overheid.
Voor uitvoering van, respectievelijk toezicht en handhaving als een publieke
taak betreffende een mens/natuurlijk persoon moet de betrokken
overheidsorganisatie beschikken over bepaalde informatie over de persoon in
kwestie. Welke persoonsinformatie dat precies is, hangt van de concrete taak
af: doelbinding.
Verschillende taken waarvoor dienovereenkomstig verschillende
overheidsorganisaties dezèlfde (persoons)informatie nodig hebben, suggereren
het nut van een gemeenschappelijke voorraad. Dàt is het idee van de
basisregistratie.
Nota bene, wat er basaal aan is, is geënt op de persoon. Die
persoonsbasisinformatie wordt beheerd door de gemeente die hem kent als
ingezetene. De beheerder verandert dus, wanneer de persoon verhuist naar een
andere gemeente (en zich aldaar meldt als ingezetene).
Vanuit dit ingezetene-perspectief zijn er dus netzoveel basisverzamelingen met
persoonsinformatie als er ingezetenen bekend zijn in alle Nederlandse gemeenten
bijelkaar genomen. Grofweg elke gemeente onderhoudt een Gemeentelijke
Basisregistratie Persoonsgegevens (GBA) met daarin bedoelde basisverzamelingen
met persoonsinformatie over wie op dàt moment als haar ingezetenen gelden (en
als zodanig bekend zijn).
Een mens hoeft echter geen ingezetene te zijn voor Nederlandse rechten en
plichten. Hij is dan een niet-ingezetene.
Voor de basisverzamelingen met persoonsinformatie over niet-ingezetenen is als
het ware een niet-gemeente gesticht. Langs die lijn bestaat voor
informatiebeheer inderdaad een niet-GBA. Die héét echter anders, te weten
Registratie Niet-Ingezetenen (RNI).
Als het om persoonsinformatie gaat, leidt de term basisregistratie gauw tot
verwarring. Wie àlle mensen met Nederlandse rechten en plichten door één
register wil laten bestrijken, moet beseffen dat er netzoveel gemeentelijke
deelregisters zijn als, het woord zegt het al, gemeenten èn dan ook nog eens
één niet-gemeentelijk deelregister.
34.35
Ik kan er niets gezaghebbends over zeggen, want ik blijf het maar niet snappen.
Wàt is nu precies gestandaardiseerd, als je xbrl tot standaard verklaart? Dat
is niet een taxonomie, want dat is blijkbaar de specifieke ordening voor een
bepaald (soort) financieel verslag. De inhoud, zeg ook maar de betekenis van
wat er specifiek staat in een dergelijk verslag kan van bedrijfstak tot
bedrijfstak en/of van jurisdictie tot jurisdictie verschillen. Precies,
contexten, meervoud, waarbinnen betekenis zelfs per definitie wèl steeds
eenduidig is. Daarom zijn er dus allerlei taxonomieën in de xbrl-betekenis van
het woord.
Maar als een taxonomie het concrete sjabloon is voor een specifiek financieel
verslag, nogmaals, wat is xbrl dan? Het lijkt erop dat de zgn taxonomieën
volgens zoiets als een objectgericht overervingsverband voor hun eigenschappen
geclassificeerd kunnen zijn. Is xbrl dan niets meer dan het idee voor zo'n
classificatie met, vooruit, het sjabloon voor het alleralgemeenst gedachte
financiële verslag? Tja, wat kan daarvoor concreet meer gespecificeerd zijn dan
"er zij een financieel verslag"? Als het daarop neerkomt, zeg maar
even xbrl zònder ook maar enige (verdere) taxonomie, ja, dan schiet het met
standaardisatie lekker op. Ga maar na, "er zij een onderwijskundig
verslag," "er zij een medisch verslag" ...
Daar heb je praktisch echter nog helemaal niets aan. Verder blijft reële
samenhang (semantiek op stelselschaal) ontglippen, zolang we strikt
hiërarchisch verbijzonderen.
Maar goed, voorlopig moeten we het doen met aanpak volgens jurisdictie en
vervolgens bedrijfstak. Dat komt er volgens mij op neer dat de Nederlandse overheid
steeds met een branchevereniging (als die bestaat) aan de slag moet voor de
taxonomie in kwestie. Als het inderdaad zo is, rijst zelfs principieel de vraag
wat Forum Standaardisatie er verder mee te maken moet hebben. Dan kan het Forum
het m.i. gerust laten bij steun voor xbrl als ordeningsidee.
Als de Nederlandse overheid haar coördinatie met diverse bedrijfstakken
"beheer" noemt, met steeds de bedoeling om een corresponderende
taxonomie (voor een financieel verslag) overeen te komen, en daar een zakelijk
dienstverlener mee belastte, ja, dan kan ik me goed voorstellen dat de zgn
beheerder zich verzet tegen alles dat zijn prachtopdracht vermindert of zelfs
compleet beëindigt.
Maar wie weet begrijp ik er dus helemaal niets van. Mocht je mij willen laten
inzien hoe het wel in elkaar zit, graag natuurlijk.
34.36
Blijkbaar rook ik het juiste spoor. Onzin? Die extensies in de zin van meervoud
zijn m.i. dus niets om tégen te zijn. De variëteit is immers reëel.
Als ordeningsbeginsel leiden louter extensies echter tot een rommeltje, wat
domweg geldt voor èlke objectgerichte klassenhiërarchie met een beetje
diepgang. Daarvan mag de term (verslaggevings)taxonomie niet afleiden. Met
géén-overerving als effect van contextuele verbijzondering à la metapatroon heb
je daar subiet geen last meer van. Op stelselschaal tikt dat inderdaad gauw
voordelig aan.
Het (beheer)probleem valt niet op, zolang je taxonomieën steeds apart bekijkt.
Je moet daarentegen principieel uitgaan van het verband ertussen. Dat is voor
bijna iedereen (nog) contraintuïtief, wat het natuurlijk extra lastig maakt om
steun voor zo'n open relationele, inherent stelselmatige benadering te
verkrijgen.
34.37
Volgens mij is scope hoe dan ook iets dat onlosmakelijk (pas) meeontwikkelt,
wanneer je stelselmatig aan de slag gaat. Daarover moeten we ons vooraf geen
zorgen maken. Bijvoorbeeld van het werkgeversbegrip wortelt de reële
betekenissenvariëteit in dito gevarieerde informatiebehoeften. Je moet, kortom,
vooral die behoeften steeds ver genoeg verkennen om te snappen, oh ja, dat
vergt dus (ook) een contextuele verbijzondering. Daar zit eigenlijk, in
absolute zin bedoel ik, kop noch staart aan. Want tijdens verkenning stuit je
onherroepelijk op àndere begrippen die ... enzovoort. In een informatiemodel is
de horizon daarom de truc om principiële openheid redelijk te beheersen.
Daarvoor trek je letterlijk die dikke streep. Zo doe je alsòf je niet oneindig
hoeft voort te borduren. Maar als het moet, omdat betekenisvorming à la
structuralisme nu eenmaal een open proces is, kan je ook die zgn horizon
wijzigen (door wat er onder hangt te veranderen).
Zo kan elk begrip een vruchtbaar vertrekpunt bieden, dus (zeker) ook werkgever.
Daarvoor moeten we uiteraard aanknopen bij de gangbare definities. Als er
meerdere zijn, weet je al bijna zeker dat er een algemenere betekenis bijmoet
om daartussen te schakelen. Zeg maar, hoe krijg je een tramstel van lijn 3 op
het traject van lijn 12? Daarvoor heb je minstens ergens een wissel (algemenere
rails) nodig of anders moet je ermee naar de remise (horizon).
Stelselmatigheid kom je tevens op het spoor door juist even afstand te nemen
van die gangbare definities. Want gelet op de beperkte, precies, scope van het
informatiesysteem waarvoor steeds zo'n definitie blijkbaar passend is, weet je
feitelijk al zeker dat zij ongeschikt is voor een plekje dicht tegen de horizon
aan. In plaats daarvan kan je in eerste aanleg lòs van enige zgn toepassing een
vraag stellen zoals: Werkgever? Wat is dat dan?
Er bestaat dus iets dat werk heeft, maar dat wil laten doen. Dat iets zou het
wellicht ook zelf kunnen doen, maar dan geeft het niets. Dat iets is dus
algemener dan werkgever.
Mijn voorstel (zie o.a. het oefenschema) luidt om dat organisatie te noemen.
Pas vervolgens (en voorlopig geschetst) geldt werkgever als verbijzondering van
organisatie.
Maar aan wie geeft de organisatie werk? Nota bene, pas door dat géven is de
organisatie tevens werkgever. Antwoord: Aan de werknemer, uiteraard! Okee, maar
dat is dan weer een persoon die pas werknemer is doordat, het woord zegt het
al, z/hij werk néémt. Daar hebben we dus een andere verbijzondering te pakken.
Die is nota bene stelselmatig noodzakelijk voor verbijzondering van werkgever.
Tegelijk geldt het omgekeerde (wat kenmerkend voor betekenissenstructuur is).
Voor zover ik de huidige polisadministratie begrijp, is daarin de registratie
van de relatie van werknemer met werkgever toegespitst op, opnieuw zegt het
woord het eigenlijk al, het verzekeringsaspect. Dat hoeft echter niet te
stroken met de, ik zeg het maar even dubbelop, operationele werkverdeling door
de werkgever over de betrokken werknemers. Als je iets een aspect kunt noemen,
zoals verzekeringsaspect, weet je al dat je geheid vèrder moet. Stel dat iemand
als werknemer bij dezelfde werkgever twee functies verricht (allebei in
deeltijd). Die zouden in de polisadministratie weleens verdicht geregistreerd
kunnen zijn. Maar meteen al voor andere taken door UWV, werkbemiddeling
bijvoorbeeld, kan het juist wezenlijk zijn welke functies precies de ex-werknemer
verrichtte. Dat kwamen we eerder al tegen in het onderzoek naar Suwinet.
Als mijn vermoeden klopt dat de polisadministratie vanuit de bijbehorende
specifieke informatiebehoefte aggregeert, vind ik binnen dat bereik de
aanduiding van werkgever zelfs gauw verwarrend zodra we ons om de stelselschaal
moeten bekommeren. Zoals werkgever een eventuele verbijzondering van
organisatie is (want niet alle organisaties zijn werkgever), zou polisplichtige
een verbijzondering van werkgever (niet alle werkgevers zijn noodzakelijkerwijs
polisplichtig) kunnen zijn.
Tot zover even over scope.
34.38
Extra sterk aan zijn suggestie vind ik dat hij op die manier de aanpak
methodiseert! Dat helpt sterk om op te schieten (... oeps, dat staat er nogal
dubbelzinnig).
Vanuit zo'n intermediaire organisatie als een ketenbureau lijkt het een stap
terug om de oorspronkelijke modellen er weer bij te halen. Maar ik benadruk
graag mijn instemming ermee dat het zelfs cruciaal is. En juist die
ogenschijnlijke terùgstap maakt zijn aanpakmethode m.i. algemeen bruikbaar.
In het verlengde van mijn vorige bericht voeg ik vooralsnog voor onze
onderlinge discussie de suggestie toe om bovenaan een blokje te plaatsen met
daarin de omschrijving stelselmatig informatiemodel e-overheid. Want dat lijkt
me toch het 'ding' waarvoor BFS bepleit dat er beheer van moet komen. Zo ja,
dan verdient het een expliciete plaats in juist de methode voor verdere
ontwikkeling/onderhoud.
Hoewel contextueel verbijzonderd, moet zo'n resultaat als het nog altijd nogal
aparte semantische ketenmodel vervolgens expliciet worden verzoend met (lees:
opgenomen in) het stelselmatige informatiemodel. Dat komt neer, voor zover
overigens nodig (klopt, er hoeft steeds minder "van scratch"), op de
volgende versie ervan. Dat zou je in de figuur kunnen aangeven met een pijl die
onder uit het blokje contextueel verbijzonderd keten-/sectormodel vertrekt en
boven in het (toegevoegde) blokje stelselmatig informatiemodel e-overheid
aankomt.
Het huidige ketenmodel valt dan in eerste aanleg met contextueel verbijzonderd
keten-/sectormodel te vergelijken en zonodig nogeens extra met het aldus
aangepaste stelselmatig informatiemodel e-overheid.
34.39
De weg die jij naar burgerprimaat suggereert, is spreekwoordelijk de ...
koninklijke. Verdere etappes behandel ik in Basispuzzel met
stelselmatige registerstukjes echter opzettelijk niet. Zo gebruik ik de
term metapatroon nergens. Dat zou maar afleiden, meen ik, van de ene etappe die
ik de aanvankelijk onbenullige lezer in dit stadium wèl wil laten afleggen, te
weten dat basis-als-authentiek juist in de verbijzondering zit. Ja, dat is
uiteindelijk precies de plek van de burger met zijn gevarieerde betrekkingen.
34.40
Tja, dat zakelijke bespreken we eerst maar eens onderling ... ik weet het
eigenlijk ook niet zo goed. Zolang we niet failliet gaan, is het toch zo dat we
graag andere mensen helpen, nietwaar? Dat geldt zeker voor familie en vrienden.
Alweer zakelijker moet/kan het zijn met wat we voor de zgn elektronische
overheid doen, hoewel ook daar nog (erg) veel vrijwilligerswerk bijzit.
34.41
Ik vind het evident dat ook de detaillering die zgn taxonomieën vereisen gewoon
in een stelselmatige opzet moeten passen. Met modellering volgens expliciete
contextuele verbijzondering, dus. Maar voor formele standaardisatie op ruimere
schaal lijkt me principieel de vraag, of je je daarmee eigenlijk wel nader moet
bemoeien. Als eventueel verder proefprojectje voor semantische
interoperabiliteit, ja, wie weet, maar structureel, nee.
34.42
Mijn informatiekundige schrijfwerk is vaak verkennend van aard en daarvoor is
de categorie wèrkopstel (working paper) juist optimaal. Kortom, zolang
PrimaVera o.a. voor zgn research fellows die experimenteerruimte biedt, lever
ik graag bijdragen om haar te benutten.
34.43
Ik pieker over wat je bedoelt met “reconciliation of services.” Daarvoor
verwijs je naar het “proefschrift van Pokraev,” maar in Model-driven
semantic integration of service-oriented applications (2009) herken ik
eerder het tegendeel van wat ik versta onder contextuele verbijzondering. Zo
meent Pokraev platweg dat (p. 21) “Semantic interoperability is
concerned with ensuring that a symbol has the same meaning, (i.e.,
refers to the same thing in the real world) for all systems that use this
symbol in their languages.” Verder ging ik na of hij ergens in zijn tekst de
term reconciliation gebruikt; het resultaat is echter nihil.
Volgens mij moeten wij zelfs vroeg uitleggen dat er (minstens) twee dienstbegrippen
bestaan, het atomaire en het structurele. Tot dusver blijft alles nog uitgaan
van het atomaire dienstbegrip. Omdat het impliciet gebeurt, valt er onmogelijk
aan te ontsnappen.
Karakteristiek voor atomaire diensten is, dat hun samenhang pas op basis van
hun wezenlijke apartheid geadresseerd wordt. Zeg maar, achteraf. Dat gaat dus
mis.
Daarentegen vormt juist de samenhang waarin hij functioneert al vooraf de crux
voor de, het woord zegt het al, structureel gedimensioneerde dienst. Wat
ogenschijnlijk één en dezelfde dienst is, functioneert aldus aangepast aan de
samenhang in kwestie. Qua daadwerkelijk functioneren, kortom gedrag, zijn er
daarom netzoveel van die structurele diensten als er verschillende samenhangen
(lees ook: contexten) relevant zijn.
Rara, hoe houd je structurele diensten uit elkaar? Dat lukt door toevoeging van
contextuele verbijzondering.
De noodzakelijke eigenschappen die een atomaire dienst toegedicht zijn,
veranderen uiteraard met de contextuele verbijzondering méé. De maatvoering voor
gedragsspecificatie is daarom “open-ended.” Die kan naar behoefte verfijnd of
juist verbreed, toegevoegd, veranderd e.d. worden. Dat biedt flexibiliteit,
beheersbaarheid enzovoort, wat we inderdaad pèr vertrouwde diensteigenschap
mooi kunnen toelichten. Wat de opbouw van het artikel betreft, moeten we al
éérder zo’n beetje toegelicht hebben wat die contextuele verbijzondering
inhoudt.
Uitgaande van het onderscheid tussen atomair en structureel zouden wij na
figuur 1 als uitbreiding ervan figuur 2 kunnen opnemen. Dat is dan een
3x3-matrix. Wat thans doorgaat voor web services zijn dan atomic (web) services
en op die manier geldt semantics vooralsnog eigenlijk als atomic semantics.
Waar we naartoe willen is structural services (process) with structural semantics
(data). Die combinatie is zgn reflexief respectievelijk geïntegreerd, want de
adequate beschrijving van structural services vergt structural semantics.
Ik merk nog op dat het structurele dienstbegrip het atomaire omvat (als
eenvoudigste geval). Hiermee wil ik eveneens zeggen, dat het onmogelijk is om
het structurele begrip louter op basis van het atomaire te verklaren. Dat is
het communicatiedilemma voor elke paradigmawissel.
34.44
Zoals ik je begrijp, vertrek jij voor de verdere benadering annex uitleg in ons
eventuele artikel vanuit bestaande diensten (die ik dus atomair noem). Dan laat
je formele bewerkingen los op de informatiemodellen volgens welke de evenzovele
diensten geacht worden te functioneren. Daardoor krijg je expliciet wat meestal
impliciet bleef. En daarmee kan je de daadwerkelijke “verzoeningsstap [als]
mensenwerk” uitvoeren.
Dat is inderdaad bijna onherroepelijk mensenwerk, zolang die diensten niet of
nauwelijks berekend zijn op de concrete samenhang waarin ze nu blijkbaar aan de
slag moeten. Dat is dus verzoening als postcoördinatie.
Mijn idee is eigenlijk dat we dergelijke pogingen tot verzoening zelfs maar
beter helemaal kunnen vergeten. Dat wordt toch niets. Daarom, over impliciet
gesproken, ga ik uit van hoe je diensten beter kunt opzetten. Doe dat ajb
meteen structureel, beweer ik: precoördinatie. Ofwel, houd grondig rekening met
(verwachte) samenhang.
Dat is vergelijkbaar met het verschil tussen gestandaardiseerde bakstenen en
zomaar een lading stenen uit een rivierbedding. Met bakstenen metsel je vlotter
een muurtje (als je tenminste zo’n muurtje wenst).
Met voorbereidende (semantische) bewerkingen van bestaande diensten, althans
van daarvoor geldige informatiemodellen, heb je inderdaad nog niets
stelselmatigs. Ook voor onze oefening met betekenissenvariëteit van het
werkgeversbegrip hebben we daarom aan die aanpak, verwacht ik zo, niet genoeg.
Wat ook daar thans onverenigbare betekenissen zijn, vergt geheid minstens één
extra betekenis als scharnier ertussen. Voor hùn relevante diensten draagt dat
scharnier nauwelijks betekenis, maar juist dankzij zijn leegte werkt het als
zodanig; dat kan je ook een brug ertussen noemen. Klopt, in “een grotere/hogere
context” is betekenis navenant algemener (totdat een ènkel kunstmatig nummertje
oid. als scharnier overblijft, verder niets; voilà, kruispunt).
Een contextueel verbijzonderde betekenis valt slechts vanuit “een overkoepelend
semantisch kader” te bepalen, terwijl zo’n betekenis op haar beurt dat kader
mede vormt ... enzovoort Naar mijn idee voed je een dienst ook niet met een
context, want als het goed is stáát elke dienst één-éénduidig in een specifieke
context.
Voorzover ik jou begrijp, nogmaals, heb je het over diensten waarvoor dat nog
niet of onvoldoende expliciet geldt. Dankzij het voorbereidende werk dat jij
voorstelt, kan je in elk geval eenvoudiger herkennen dat het een rommeltje is.
Na een heuse ontwerpslag heb je pas betekenissen die stelselmatig netjes
geordend zijn. Daarmee verzoen je niet zozeer, maar spring je eventueel. Voor
zo’n sprong moet je weten wáár je wilt uitkomen (en hoe je zonodig terugkomt).
Dankzij contextuele verbijzondering kan je met (veel) grotere precisie mikken.
Sterker nog, als precisie tekortschiet, moet je blijkbaar (verder) met
contextuele verbijzondering … wat dan methodisch ook gewoon kàn.
Waarom ik in dit verband overigens graag dienst en proces juist op één hoop
gooi, is om daardoor een recursief begrip te hebben. De ene dienst/proces roept
eventueel andere diensten/processen aan, enzovoort. Een dienst met het vermogen
om gericht mee te springen noem ik dus structureel.
Voor een atomaire dienst luidt de retoriek dat hij herbruikbaar is. Als dat
inderdaad stelselmatig lukt, is hij kennelijk voldoende gepreciseerd (lees ook:
gecontextualiseerd) en dus feitelijk structureel.
34.45
Dank je wel voor je complimenteuze commentaar op Basispuzzel met
stelselmatige registerstukjes. De kunst was (wederom) de beperking,
inkoppertje, de beperking van de kunst is de kunst van de beperking. Ik bedoel
dat er natuurlijk van alles en nog wat bij valt te vermelden, voetnoten,
literatuurverwijzingen, ga maar door. Daardoor zou echter de nonchalante
vanzelfsprekendheid (klopt, daar zit ook een contragram in) verloren gaan,
dacht (en denk) ik.
34.46
Wat mij betreft maak je zelfs perfect “sense”! Tegen het einde van je bericht
geef je m.i. expliciet bijna compleet uitdrukking aan de kern van de
verzoenings- annex sprongmethóde: “Het mooie aan contextuele verbijzondering is
dat het (op modelniveau) ook postcoördinatie vergemakkelijkt, doordat het zo
principieel kale semantische geraamtes opspant.” Strikt lineair beschouwd
vormen pre- en postcoördinatie elkaars tegenstelling. Stelselmatig volgens
consequente contextuele verbijzondering wordt die oppositie echter opgeheven!
Sterker nog, precies zoals jij stelt, de extra pùntige precisie dankzij
precoördinatie biedt extra mogelijkheden voor ordelijke verzamelingen volgens
postcoördinatie.
Als iemand de beperkingen van precoördinatie beseft, … Daarom is er per model
de horizon voor ordelijke inclusief veranderlijke betrekkelijkheid.
De horizon vormt de grens voor “principiële precoördinatie.” Maar niet alleen
dáárvoor. Dus óók voor netzo betrekkelijk-principiële postcoördinatie, want
stelselmatig zijn pre- en postcoördinatie elkaars bondgenoten.
Voor de ontwerper bepaalt de horizon het kader waarbinnen hij een “wensdroom”
moet zien te vervullen. Dat is er (voor hem, als ontwèrper) pas realistisch
aan.
Wat jij “totaliteit” noemt, ben ik geneigd als asymptoot te positioneren,
principieel ònbereikbaar, dus. Je kunt ‘m stelselmatig wel postcoördinatief
verrassend veel dichter benaderen dan lineair (lees ook: slechts atomair
gefaciliteerd) dankzij bewust dáárop ingerichte precoördinatie. En mocht je
onverhoopt wat puntjes missen, dan voeg je ze gericht ìn, “maar dan wel
onderbouwd door de analyse die tot dan toe in het verzoeningsproces is gedaan.”
Acceptatie dat “er […] niet zoiets [is] als een definitief model” werkt
inderdaad bevrijdend. Metapatroon, althans mijn idee erover, bedoelt de
(model)ontwerper daarvoor praktisch gereedschap te bieden.
Op reële stelselschaal mogelijk dus bijvoorbeeld ook definitief en tijdelijk
geen onderlinge tegenstelling uitmaken. Dankzij veranderlijkheid is elke
contextuele verbijzondering gekenmerkt door zoiets als definitieve
tijdelijkheid (en andersom …).
Ja, ook werkt bevrijdend om het federatieve karakter van — het beheer inclusief
zgn governance van — voorzieningen te aanvaarden. Er zijn en blijven, kortom,
altijd meerdere horizonten enzovoort. Opnieuw blijkt contextuele
verbijzondering productief voor afstemming. Omdat binnen één en dezelfde
horizon variëteit valt te faciliteren (wat immers de crux is van contextuele
verbijzondering), maakt het strikt informatiekundig gezien dus niets uit onder
welke specifieke horizon een bepaalde verbijzondering gepositioneerd is. Mocht
daarover getouwtrek ontstaan, dan kan er voor dergelijke voorzieningen een
extra, zeg maar neutrale horizon toegevoegd worden. Van daaruit, stel ik zo
verder voor, zijn bijbehorende kerndiensten beschikbaar. Dergelijke verdeling
over horizonten valt vergaand te plooien volgens maatschappelijke
(bestuurs)verhoudingen. Opnieuw blijkt een tegenstelling te vervallen door
stelselmatige benadering.
Dat we nog veel interessant werk voor de boeg hebben, maak je aan het einde van
je bericht duidelijk. Hoewel wij“daarvan nog geen beeld” hebben, mee eens,
althans zeker niet uitgewerkt, schiet het al behoorlijk op om daarvoor in de
productieve, want stelselmatige richting te kijken.
Mijn slotopmerking luidt dat we dankzij deze correspondentie scherper krijgen
wat we allemaal beter nog maar niet in ons a.s. artikel kunnen aanroeren.
34.47
Stònd er maar een huis. Dan kon je nog eens iemand bijvoorbeeld ergens tegenaan
— proberen te — laten lopen en zeggen, "Zie je wel, daar staat ècht een
muur! Dat is wat er met dàt streepje daar op de tekening bedoeld is."
Wanneer die tekening achteraf gemaakt is, zoals jij oppert, betreft het
inderdaad beslist geen ontwerp resp. architectuur in de gebruikelijke betekenis
van die woorden. Maar ja, wie maakt zich daarom druk?
Dus is vooralsnog de elektronische overheid vooral luchtkasteel. Daardoor
ontbreekt helaas zelfs voor dergelijke confrontatie de harde werkelijkheid.
Alles blijft zweven; dat is bestuurlijk blijkbaar comfortabel.
Hoe dan ook, hopelijk krijg je je column spoedig op de website van Digitaal
Bestuur geplaatst. Daarop zullen overigens wel weer stupide reacties komen.
34.48
Hopelijk houd jij ook contact, want je kunt hem slechts waarderen als, zeg
maar, geharnaste privacy-voorvechter. Neem ook zijn relatienetwerk serieus.
Voorzover je hem nog niet zo goed kent, verwijs ik je voor wat verdere
introductie graag naar de (zeer korte) bespreking
die ik destijds schreef van zijn boek Privacy begint in
je genen.
Wat Henk Bos in genoemd boek een Individuele BurgerAdministratie (IBA) noemt,
kwam als digitale kluis terecht in het advies(rapport) van de cie. Snellen —
waarvan hij lid was — over de GBA "als spil voor de toekomstige
identiteitsinfrastructuur."
Of Bos het zo ziet weet ik niet, maar wat mij betreft kan je het manifest
van dotindividual prima opvatten als samenvatting van zijn boek, tenminste van
de strekking ervan. Hiermee bedoel ik de nauwe verwantschap van ideeën te
onderstrepen.
34.49
De oorzaak ligt volgens mij bij wetenschappelijke tijdschriften. In hun
stuiptrekkingen eisen ze complete exclusiviteit. De auteur moet garanderen dat
zijn tekst zuiver origineel is. Tja, wie durft er dan nog tussenresultaten in
de vorm van een zgn wòrking paper te publiceren? Want als een academicus daarop
betrapt wordt, verliest hij zijn publicatiekanaal. Onzin, natuurlijk, maar hij
trapt blijkbaar in dat dreigement. En zonder publicaties wint hij geen
academische punten ... Kortom, op PrimaVera blijft het tegenwoordig letterlijk
angstig leeg.
34.50
Met die "inventarisatie van [...] losse informatiemodellen" zet je
toch een noodzakelijke stap?! Pas op die basis (oeps) kan je vervolgens reële
verschillen, overlappingen, gaten e.d. stelselmatig aangeven, denk ik zo.
Op die manier pakt ook BFS dat aan tijdens een vervolgprojectje voor
stelselmatige semantiek. Twee grote zgn uitvoeringsorganisaties moeten nauw
samenwerken en beseffen inmiddels dat ze betekenis wellicht ten onrechte
geprobeerd hebben op uniformiteit te standaardiseren. Nu mag BFS daar met
contextuele verbijzondering een proefmodelletje opstellen. Nee, vooral niets dat
naar operationele toepassing neigt. Vooruit, we kunnen voor onderzoek nader aan
de slag, prachtig!
De Interoperabiliteitscatalogus informatietypen (Icit) vind ik primair een
documentatiemiddel. Overigens gaan we (Information Dynamics) de startpagina
ervan opleuken; veel verder kom je met een demonstratie meestal toch niet. De
afgelopen maanden hebben we besteed aan vernieuwing van de binnenkant van
KnitbITs/metapatroon; daarop draait Icit inmiddels (maar zie je van buiten dus
nog geen enkel verschil).
Inderdaad ben je er met inventarisatie uiteraard niet. Wat daaraan noodzakelijk
is, betreft een (primitieve) kijk op gevarieerde informatiebehoeften die
kennelijk relevant zijn. De slag naar stelselmatigheid is een heuse
ontwèrpslag.
Wie heil verwacht van louter een technische bus, begrijpt dus niet dat
semantische interoperabiliteit ànders is.
Dank je wel voor je attendering op Betekenis
op de Agenda. Ja, stijf bovenáán de agenda! Dat begrijp ik prima. Maar houdt
een onvermoede lezer vol? Zoals ik je column lees, betreft je pleidooi
“informatie-infrastructuur.” Dat is voor mij duidelijk, want ik weet allang
redelijk wat je ermee bedoelt. Voor die zomaar-lezer beweer je dat echter
òngespecificeerd, zeg maar vergelijkbaar met de manier waarop alom losse termen
zoals architectuur, cloud enzovoort moeten suggereren dat het ook verder
allemaal klopt.
Ik besef terdege dat agenderen verschilt van meteen-maar-oplossen. Als
acceptabele, want inspirerende suggestie voor een oplossingsrichting houd je
het met louter vermelding van "informatie-infrastructuur" m.i. wel
erg kort. Zo vind ikzelf infrastructuur voor informatieverkeer al ...
suggestiever. Hier en daar de term variëteit helpt ook altijd en dan kan je alweer
kwijt dat situationele variëteit natuurlijk een passende contextuele variëteit
vergt. En dàt vormt dan de crux van heuse
"informatie-infrastructuur," zoals jij het kortweg aanduidt.
34.51
In de eerste plaats, beschouw het ajb als compliment voor de kracht van het 'merk'
Bits of Freedom dat je vrijwel onmiddellijk na doorstart zulke mensen (en ons,
niet te vergeten ;-) aan de lijn krijgt. Let op, wanneer hij iets gaat
organiseren, moet je er volgens mij zeker bijzijn.
Ten tweede vind ik het natuurlijk leuk om te horen dat onze principiële ideeën over
persoonlijk eigendom van persoonsinformatie gelijk oplopen met wat hij
propageert. Dat is weliswaar geen sluitend bewijs voor hun waarde, maar toch op
z'n minst een aanwijzing dat er méér speelt dan wat louter een ènkele gek
beweert. Op mijn beurt ben ik blij dat dergelijke ideeën nu ook op, zeg maar,
radar van Bits of Freedom verschenen zijn.
34.52
Ja, dat is het, experimenteren met voorlichtingsmateriaal ... Pas als je iets
probeert, kan je ontdekken of het eventueel (niet) aanslaat.
Wat je formule/functie voor "veranderingsbereidheid" betreft is mijn
idee, dat de variabelen onderling minder onafhankelijk zijn dan die uitdrukking
suggereert. Juist door het iteratief multivariabele, zeg maar, Droste-effect is
communicatie van een paradigmawissel zo ... ingewikkeld. Inderdaad,
experimenteren maar.
34.53
Waarom verschilt GBA-Verstrekkingen van BVBSN (beheervoorziening
burgerservicenummer)? Waarom überhaupt voor BSN vergaand apàrte voorzieningen
getroffen werden/zijn/gaan worden, heb ik nooit begrepen. Hoewel, … de
verklaring die ik ken, luidt dat voor GBA, resp. BSN twee verschillende
directeuren-generaal bij BZK ‘verantwoordelijk’ waren (zijn?). Om echter het
gehele zaakje aan de praat te krijgen, moeten natuurlijk vooral zulke
basispunten stelselmatig kloppen.
34.54
De tragiek van die column over “communicatievervorming” bestaat er natuurlijk
uit dat de auteur "de grote informatiestroom" ermee opvoert. Dat
leidt ertoe dat ik zelfs een tandje bij moet schakelen om "naar believen
[te] selecteren."
Inderdaad interessant, voorzover ik die tekst dus las, dat hij "politieke
kopstukken" en "medewerkers" een verwijt maakt, terwijl de
oplossing slechts van managers kan komen. Zo staat eigenlijk al vast, dat hij
jouw heroverweging gaat missen. Van de weeromstuit wordt jouw reactie stellig
als één van de "twaalf manieren om communicatie te vervormen"
(m)ingeschaald.
Mocht hij niet op jouw reactie … reageren, dan kan je nog vragen of hij zijn
eigen analyse serieus neemt. Nou ja, laat maar (weer).
34.55
Daarnaar ben ik dus (ook) al jaren op zoek! Ònbevooroordeeld bestaat m.i.
trouwens niet; wat we bedoelen is iemand die het met ons eens is ... èn in dat
milieu de zgn kampioen kan/wil zijn. Kortom, exponentieel lastig.
34.56
Het is maar wat je een definitie noemt. Over variëteit en daarom context
gesproken, voor de toeslagen die de Belastingdienst behandelt — en die
verschillen volgens mij van wat de zgn Toeslagenwet behelst; daar gaat UWV
(nog?) over — speelt het begrip toeslagpartner. Wie als zodanig geldt, is
echter geen vàst uitgangspunt, maar een contingent tussenresultaat. Oefen eens
met Wie is mijn
toeslagpartner? Probeer daar verschillende keuzes. Met contingent bedoel ik
dus, dat diverse criteria relevant (kunnen) zijn. Nogmaals, die afweging valt
niet in een enkelvoudige aanduiding, zeg ook maar een definitie, te vangen.
Voor duidelijkheid moeten we een stapje terùg, te weten naar de relevante
criteria. Daar dreigt trouwens het risico van circulair verband. Bijvoorbeeld,
een toeslag is afhankelijk van het inkomen dat … wijzigt door de toeslag.
34.57
Synthetisch, zeg ook maar qua stelselmatig model, borduurt hij voort op
hiërarchische classificatie. Zo doet bijna iedereen het nog. Maar hij komt wel
degelijk al met een wezenlijke vraag. Die luidt "of we zouden kunnen
uitgaan van een gemeenschappelijk element of gemeenschappelijke
elementen."
Voor zijn schematische uitwerking beantwoordt hij die vraag echter bevestigend,
terwijl je er voor variëteit op heuse stelselschaal pas uitkomt via het
òntkennende antwoord.
Daar komt bij dat hij weliswaar partnerschappen problematiseert (terecht!),
maar naar mijn indruk in zijn schema afzònderlijke partners verbeeldt. In
combinatie met de — beperkingen van strikt — hiërarchische indeling loop je zo
vrijwel onmiddellijk vast.
Daarentegen moet je partnerschappen èxpliciet opnemen (en die beschouw ik op
hun beurt als verschijningsvorm van organisatie). De aanduiding die ik
(vooralsnog) ervoor verkies is: burgerlijke samenlevingsvorm.
Er bestaan echter niet uitsluitend voor samenleving allerlei vormen. Die zijn
er ook voor ... scheiding. Daarom breid ik voor het ontwerpspel de aanduiding
dienovereenkomstig uit: burgerlijke samenlevings-/scheidingsvorm.
Als je naar het oefenschema
kijkt, zie je daar aparte knooppunten voor (burgerlijk) partnerschap en
personenhuishouding. Die vallen dus te abstraheren tot burgerlijke
samenlevings-/scheidingsvorm. De extra winst van die abstractie is dat allerlei
àndere vormen, inclusief wat we allemaal nog niet kennen, geheid eveneens
passen (en waardoor de àfleiding van organisatie alleen maar relevanter is).
Nota bene, dergelijke samenlevingsvormen bestaan m.i. principieel náást elkaar.
Er is geen a priori hiërarchie (die immers niet strookt met reële
maatschappelijke variëteit; uiteraard kunnen tùssen expliciete
samenlevingsvormen eventueel netzo expliciete relaties worden aangegeven).
Vanuit een specifieke burgerlijke samenlevings-/scheidingsvorm volgt (pas) de
relatie met betrokken specifieke partners/deelnemers. Zo is er eventueel ook
een relatie met (zie oefenschema) bestuursorgaan (soevereiniteit).
Waar "de kern van de oplossing zit", wijst hij in precies de
verkeerde richting. Hij ziet de kern "in datgene wat bindt, niet in wat
onderscheidt." Voor stelselmatige samenhang lukt het slechts andersom, hoe
contraintuïtief dat voor menigeen altijd nog lijkt. Dus, bepaal met voorrang
wat onderscheidt en (ver)bindt vervolgens zonodig.
Als criterium kan ik niet volgen dat slechts "wat bindt is het waard om
geregistreerd te worden." Dat lijkt me typisch een misvatting vanuit het
perspectief van een zgn basisregistratie. Juist een relevant verschil verdient
registratie (want zolang iets gelijk blijft, kan je daarvoor bij een eerder
verschil terecht ...). Dergelijke verschillen treden tijdens uitvoering van
concrete publieke taken op.
"Met dan "vinkjes" bij de bijzondere eigenschappen" gaat
juist wezenlijk verband verloren. Er is voor eenduidige ordening contextuele
verbijzondering nodig: een plaats voor elk verschil en alle verschillen op hun
plaats.
34.58
Mijn indruk is dat de, zeg maar, juridische variëteithypothese vlot wordt
geverifieerd. Hoera, want dat is precies een sterk argument erbij waarom het
stelselmatige perspectief kwalitatief anders moet zijn. En daarvoor moeten we
dan een (innovatie)kampioen zien te vinden, die de hypothese/stelling
maatschappelijk wil propageren.
34.59
Intussen waagde ik me nog maar eens aan een verklaring, waarom het niet
opschiet met de elektronische overheid en vooral hoe het m.i. wèl moet. Voor
een column luidt de opgave: Hoe behandel je een groot onderwerp in een kleine
ruimte? Ik koos voor Informatiekundige
harmonieleer een stellerig stijlregister.
34.60
Ik ben voorstander van zgn idealized design à la Ackoff. Ofwel, over acceptatie
door andere mensen bekommer ik me voor het èchte ontwerp niet (zo). Allereerst
ben ikzèlf aan de beurt voor acceptatie, ... want als ik het niet begrijp, kan
ik het iemand anders ook niet verklaren.
Daarom mag je zeker in vroege schetsjes gerust onconventioneel zijn. Sterker
nog, omdat je stelselmatig perspectief hanteert, ontkom je er vergeleken met
tot dusver gangbare apartheidspraktijk niet eens aan ... wanneer je tenminste
verder wilt komen.
34.61
Dankzij betrouwbare verbindingen is het natuurlijk de vraag (geworden), of een
organisatie dergelijke informatie nog in eigen beheervoorzieningen moet
overnemen. Als je er maar bijkunt volgens relevante samenhang ...
34.62
Intussen besnuffel ik een referentiekader voor het ene basisregister en dan
stelselmatig verder, dat we 'zomaar' kunnen toepassen. Als we uitgaan van zgn
gerelateerdeninformatie bestaat er kennelijk zoiets als gerelateerdheid. De
klasse van relevante gerelateerdheden, te weten tussen personen voor hun
(inmiddels) burgerlijke rechten en plichten in een ruimere samenleving, past
m.i. netjes in wat volgens culturele antropologie verwantschapssystemen heten.
In die discipline hebben ze er alweer bijna anderhalve eeuw veldonderzoek naar
en getheoretiseer over variëteit van verwantschap opzitten, hartelijk bedankt.
Nota bene, volgens culturele antropologie telt verwantschap (engels: kinship)
niet louter biologisch, maar tevens sociaal-cultureel. Voilà, in een
rechtsstaat bepalen we alsmaar méér (sociale) verwantschapsvarianten bij
specifieke wet. Dan doen we, omdat verwantschappen (mee)tellen als steeds gedifferentieerdere
factoren voor de vooral financiële herverdeling die via de overheid van de
samenleving in kwestie verloopt. Wettelijke grondslag(en) moet(en) willekeur
vermijden, zeg ook maar bureaucratie vestigen in de positieve zin van dat
woord.
Ik benadruk dat we hiermee geen referentiekader overhevelen. We moeten
daarentegen 'gewoon' het vraagstuk van gerelateerdeninformatie als
cultureel-antropologisch beschouwen, waardoor dat kader zich met bijbehorende
erkenning van variëteit simpelweg aanbiedt.
34.63
Met geometrie bedoel ik daar inderdaad geometrisch maatstelsel, met excuus voor
de verkorte aanduiding. Vanuit object gezien, betekent de relatie ermee dat
voor het object in kwestie een — altijd tijdgebonden! — overeenkomstige positie
geregistreerd staat. Dat geldt dus algeméén voor object, nota bene voor
object-in-context-van-object (zgn homogene hiërarchie).
Wanneer er voor een specifiek object géén specifieke relatie met een specifiek
geometrisch maatstelsel gevestigd is, bevat het informatiestelsel voor dàt
object dus geen specifieke positie.
Netzo geldt: Wanneer er voor een specifiek object géén specifieke relatie met
een specifiek verschijnsel gevestigd is, geeft het informatiestelsel dus niet
aan dat dàt object een meetinstrument is voor dàt verschijnsel.
Zolang het object niet van positie verandert, hoef je (dus) voor het
meetinstrument per meting geen positie door te geven. Want qua positie hebben
we het blijkbaar meer in het algemeen over een object, maw niet over die
verschijningsvorm.
Wat je wilt, is een melding van de eventuele positieverandering van het object.
Als dat allemaal netjes (ook) volgens tijd verbijzonderd is, kan je elke
ogenschijnlijk kale verschijnselmeting ... positioneren.
Stel je bij geometrisch maatstelsel ajb geen details voor, laat staan een
specifieke kaart, maar slechts een aanduiding. Wellicht is geodetisch
maatstelsel, dus van landmeetkunde, duidelijker. Vergelijk het met
muntstelsels. Het maakt verschil of je afrekent in euro's, engelse ponden of
us-dollars ... Het (deel)stelsel in kwestie geef je daar slechts met de
munteenheid aan, klaar. Als je een transactie eraan relateert, heb je daarmee
de munteenheid resp. -(deel)stelsel bepaald (en hoef je die dus niet meer
elders voor die transactie te vermelden).
Houd je ajb in de gaten dat ik je vraagstuk weleens verkeerd zou kunnen
begrijpen?!
Het enige waarop ik (nog) mik met mijn suggesties is nodige en voldoende
verbijzondering van/voor de afzonderlijke metingen. Maar als je dat handig
doet, blijkt meteen dat je wel degelijk meteen ruimer mikt ... dankzij wat je
als contexten opneemt.
Nogmaals, mijn neiging is om me op de afzonderlijke meting te concentreren,
maar me er dan nog niet druk over te maken of het temperatuur of wat dan ook
betreft. Want wie weet ga je ooit neerslag volgen ..., geen idee.
Als ik even doorga met de afzonderlijke metingen, stel ik me voor dat jouw
werkgever die (ook) zèlf verwerkt. Zo ja, dan wil je dus niet alleen weten op
welk tijdstip die meting betrekking heeft, maar ook wanneer zij voor jullie (of
wie er ook maar mee aan de slag zou willen/mogen) beschikbaar kwam.
Daar heb je het dus weer. Je moet ook jezelf in het model opnemen, inderdaad
als waarde van een ruimere variabele ... zodat je er nog allerlei kanten mee
opkan. Maar verder is het dankzij betrouwbare verbindingen natuurlijk de vraag
(geworden), of jullie dergelijke metingen nog in eigen informatiesystemen
moeten overnemen. Als je er maar bijkunt volgens je eigen relevante samenhang
...
"Loop" vooral niet "vast" in mijn suggesties. Neem ze niet
serieuzer dan wat jij eraan als nuttig herkent. Kortom, waarop mik jijzèlf? Met
metapatroon kan je gerust doen alsof je specifiek mikt. Want je ontkomt door
contextuele verbijzondering nu eenmaal niet aan stelselmatigheid.
Je moet al helemaal niet in een còntext vastlopen ... Je kunt ook zeggen, dat
je iets als een context opneemt om er later nog eens op terug te komen. Zo loop
je in elk geval voorlopig niet vast, maar dóór.
34.64
Maar wat betekent “essentiële”? Zijn de zgn authentieke gegevens in een
basisregistratie nodig en voldoende? Nodig? Dat hoeft niet. Voldoende? Nee,
vaak niet, zoals Semantiek op stelselschaal
bevestigt.
Die geschetste betekenis [van fiscaal partnerschap] betreft nota bene een
àfwijking van het patroon zoals eerder verondersteld voor sectorale
verbijzondering. Dat verdient semantisch een (heel) andere status.
De stelling dat “overeenkomsten […] dus een startpunt vormen voor een
semantische aanpak” is op reële stelselschaal verkeerd. Variëteit is regel.
Of de ene “definitie […] kennelijk meer context gerelateerd [is]” dan een
andere snijdt stelselmatig evenmin hout. Èlke definitie is contextueel. De ene
context is wellicht ruimer dan een andere. Maar vaak omvat de ene context niet
compleet de andere. In dergelijke gevallen zijn juist verschillen maatgevend.
Verder besef ik (pas) dat we ons tot dusver geconcentreerd hebben op
niet-ingezetenen als natuurlijke personen. Nu lijkt mij sterk, dat voor de
uwv-polisadministratie informatie over niet-ingezeten natuurlijke personen nodig
is (maar wie weet ...). Er bestaat ivm (natuurlijk) persoonlijke
arbeidsgeschiedenis echter stellig wèl behoefte aan informatie over
niet-ingezeten (overige) rèchtspersonen en dan inderdaad juist in relatie tot
niet-ingezeten natuurlijke personen. Dit verdient m.i. beslist signalering
onder stelselmatige noemer.
De nadrukkelijke vermelding van “terminologie” moet m.i. vergezeld gaan van een
opmerking dat termen weliswaar gelijk kunnen zijn, of synoniem, maar dat hun
betekenissen kunnen verschillen. Dàt is semantische (begrips)analyse. Het gaat
dus niet zozeer om “spiegeling” van louter terminologie, maar van relevante
betekenissen. Dat verloopt inderdaad via terminologie.
34.65
Mee eens, eerst maar eens wat vèrder verkennen ... De hamvraag vind ik inderdaad
ook: "Maar hoe doe je dat?" Hoe krijg je aandacht van mensen die
juist in ontkenning gespecialiseerd zijn? Een tragikomische illustratie van
wanverhoudingen gaven onlangs Amsterdamse bestuurders, aangesproken op
ontspoorde ontwikkeling van de zgn Noord-Zuidlijn: "Wij zijn ook maar
amateurs!" Is dat eigenlijk best knap, te weten dat je zo'n zin met droge
ogen kan uitspreken? Of is het domweg (f)opperst onbenul?
Destijds schreef ik Burgerzaken
voor senioren, een korte bespreking van Privacy
begint in je genen. Uit Henk Bos’ boek citeerde ik: “Bestuurskundigen
van universiteiten vormen met beleidsmedewerkers [van overheidsorganisaties] en
journalisten een trend-settend en carrière-bepalend forum waarvan je het jargon
wel meester moet zijn, maar waar je […] niets aan hebt.”
Nog veel langer geleden las ik in NRC Handelsblad
een column door Bas Heijne waarin hij schreef dat een zekere dosis narcisme
onvermijdelijk persoonlijkheidsbestanddeel is van een leidinggevende
functionaris. Het mag echter niet doorslaan.
Zo is er van àlles mis met, zoals jij aanduidt, "politiek de baas
zijn." Want zoals jij ook toelicht, politiek is het niet, omdat reële
vertegenwoordiging zoek is. Maar baas is z/hij evenmin, omdat het slechts gaat
om strelende aandacht. Wanneer je bij zulke mensen aankomt met een idee, dat
het ànders kan — over moét hebben we het voorzichtigheidshalve nog niet eens —
ervaren ze zo'n aanspraak (die terecht is aan het adres van een
vertegenwoordiger) subiet als kritiek en zo door als krenking. Dat is gauw
kansloos, zelfs gevaarlijk.
Wie van de weeromstuit zijn strijdpunt acceptabeler probeert te krijgen, laat
zich (m)intimideren. Mijn indruk is dat Bits of Freedom die koers kiest. Op die
manier ben je echter onlosmakelijk onderdeel van het probleem.
Het (de?) punt, mits opbouwend, moet daarom zo scherp mogelijk zijn. Wie laat
zich er door raken? Het minste dat we m.i. moeten proberen is om gehoord te
worden in het traject van de herziening van de Grondwet. Een staatscommissie
kreeg als expliciete opdracht mee om "de grondrechten in het digitale
tijdperk" te heroverwegen.
Ik weet nu in elk geval dat jij verwijzingen soms niet zo serieus neemt,
althans die door mij niet. Vorige week verwees ik je naar Grondwetsherziening.
Via die column kom je o.a. op het instellingsbesluit voor de staatscommissie.
Maar bestudeer ajb mijn gehele tekst(je), want die is principieel, dus relevant
genoeg! Ontdek hoe simpel de herziening kan uitpakken vwb grondrechten in het
digitale tijdperk. Kortom, dat is een schèrp punt.
Als beknopt communicatiemiddel stelden Paul Jansen en ik een manifest,
het woord zegt het al, op. Heb je daar al naar gekeken? Zoals gezegd, (ook) dat
is een korte tekst.
Wat mij betreft gaat het er niet langer om teksten te produceren, maar om wat
er allemaal al is onder de aandacht te krijgen. Dat moet getrapt. De puntigste
aanzet die ik tot dusver kon bedenken, is het eerste manifestartikel:
Persoonsinformatie is persoonlijk eigendom.
Paul Jansen maakte een mooie pitch:
Alle informatie over mij is mijn eigendom en verantwoordelijkheid, en ik bepaal zelf wat er met mijn informatie gebeurt. Uitzonderingen daarop staan nauwkeurig beschreven in democratische wetten, en die zijn altijd tijdelijk. Anderen die mijn informatie hebben of gebruiken moeten mij dat meteen laten weten. Zonder wet, of mijn uitdrukkelijke toestemming, mag niemand mijn informatie zien of gebruiken. Iedereen moet mij, of mijn vertrouwenspersoon, altijd toegang geven tot mijn informatie.
Als je het uitgebreider wilt onderzoeken, kan je o.a. terecht bij ons opstel Identity management distilled: a comparison of frameworks (Universiteit van Amsterdam, PrimaVera, working paper 2006-10). Samenvatting:
Compelling reasons abound today for emphasizing the
relevance of identity management. Enabled by digital information — including communication
— technology, people conduct an increasing number of their interactions
physically separated in space, yet connected in ‘real time.’ And ‘machines,’
especially so-called agents, are making their online contributions by proxy.
But then, it’s not only the actors directly involved in interaction whose
identities should be managed proportionally. Application of information as the
very medium of interaction always entails — an attempt, at least, at — object
references, qualified in relevant ways. Indeed, more identities to manage.
At this early stage of — digital — identity management, we choose to refrain
from any tight definition. It’s simply too early. Instead, in this working
paper we juxtapose and comment upon several frameworks, all proposed for
information management where the concept of identity plays a
key part. From such a comparison, an already clearer overview emerges of the varieties
of identity management.
Zoals je ziet, nogmaals, solide teksten genoeg. Maar wat doen we ermee?
34.66
Volgens mij moeten we gauw een informatiekundige schetsdag houden. Dat
bevordert kortsluiting van realistisch probleembesef, praktische
modelleervuistregels e.d.
34.67
Ervan afgezien, dat je complimenten ("een paar fantastische experts")
best scheutiger mogen ... ben ik het grondig met je eens dat het niet gaat om
een eenzijdig rècht vanuit de individuele persoon, maar stelselmatig om
evenwichtige verhoudingen. Als je het vergelijkt met verkeer over de openbare
weg, is privacy een kwestie van voldoende afstand houden; daarmee is veiligheid
structureel gebaat.
De stelling over informatieeigendom geeft houvast voor rechten èn plichten
(lees ook: verantwoordelijkheden) tijdens informatieverkeer. In het materiële
vlak is bijvoorbeeld 'mijn' fiets mijn eigendom, maar dat betekent helemaal
niet dat ik er maar mee doen en laten kan wat mij zomaar invalt.
Het communicatieprobleem dat we er m.i. mee hebben, is principieel dat wij iets
beweren over voorwaarden voor maatschappelijke (informatie)betrekkingen,
terwijl de interpretatie door de meeste mensen doorgaans gevangen blijft in de
eigen positie. Sterker nog, het positionele karakter daagt niet, want dat zou
tot besef van wezenlijke betrekkelijkheid moeten kunnen leiden. Abstracter
uitgedrukt, wij hebben een tweede-orde boodschap, maar de ontvanger is koppig
afgestemd op de golflengte voor eerste-orde boodschappen. Voilà, dilemma.
34.68
Van het artikel Reality
Mining of Mobile Communications door Alex Pentland ervaarde ik het als
verrassing, dat hij tenslotte bepleit "to give people ownership of their
data." Want daarop leek hij tot en met de voorlaatste pagina niet op af te
stevenen, integendeel. Maar ja, we moeten het ook beschouwen als "[t]he
first step toward open information markets." Wat Pentland aldus "The
New Deal on Data" noemt, kortom, neemt mijn indruk niet weg dat hij toch
vooral doorkoerst op "Big Brother" ofwel "a God’s eye view of
ourselves."
34.69
Stel dat je het als een VNG-bijeenkomst georganiseerd krijgt, dan komen daar
nogal wat mensen op af, toch? En zijn juist gemeenten niet op zoek naar
legitimatie in de informatiemaatschappij? Is hun ruimtelijke nabijheid tot de
burger niet hun troef? Ofwel, moet de gemeente zich niet expliciet positioneren
in haar gevarieerde betrekkingen tot de burger? En hoort daar dan niet
erkenning van burgerrechten en -plichten voor informatieverkeer onlosmakelijk
bij?
34.70
Zelf heb ik het artikel Op weg naar een overheidsbreed
bedrijfsinformatiemodel (in: Informatie,
oktober 2008) door Ben Bekke en Ad Schrier ook nogeens bestudeerd.
Voor de argeloze lezer dreigt gauw verwarring. Wat B&S als Norim schetsen
is enerzijds géén, zoals jij het uitdrukt, modelleerbenadering. In de paragraaf
met de titel Gehanteerde modellerings- en
realisatiewijzen verwijzen zij naar bestaande wijzen annex methoden,
waarbij zij ook de verwachte ontwikkeling onder de noemer van Object Management
Group (OMG) aanwijzen.
Wat B&S concreet voorstellen, althans zo begrijp ik ze nog steeds, is een
conceptueel informatiemodel dat sterk overeenkomt met wat volgens
SBG/Kenniscentrum/Renoir de semantische kern vormt voor het zgn stelsel van
basisregistraties. Daar zijn B&S qua structuur overigens wel verder mee
gekomen, maar dat doet er natuurlijk niets aan af, dat het hele idee van zo'n
zgn kern contraproductief is op reële stelselschaal. Er zijn nu eenmaal geen
universeel geldige betekenissen.
Ik schreef hierboven 'enerzijds.' Voor mijn anderzijds moet je dus allereerst
weten dat B&S als model (nota bene, dus niet als methode)
"een abstracte kern van gegeneraliseerde begrippen" voorstellen. Die
kern moet je volgens B&S vervolgens gebruiken, en vanaf dat punt doen ze
dus wel degelijk iets dat op een methodische suggestie lijkt, vandaar
anderzijds, als "de taal en operationele kern voor het in run-time
specificeren van nieuwe verschijnselen." Nogmaals, dat is m.i. precies
zoals ook de semantische kern bedoeld is, te weten als overkoepelend
begrippenlijstje. Dankzij relaties tussen concepten geeft de B&S-kern in
dat opzicht alweer meer houvast.
Het verschil met de pogingen die onlangs ondernomen zijn om de zgn semantische
kern van structuur te voorzien, kan je herkennen door de voorafgaande
veralgemenisering door B&S. Zij onderscheiden maatschappijconcepttypen,
materieconcepttypen en uitvoeringsconcepttypen. Daardoor zijn ze in staat,
zolang ze in abstractie lijntjes trekken, een redelijk consequente samenhang
van hun kernmodel te suggereren. In praktijktoepassing gaat dat natuurlijk vlot
mis, allereerst omdat ze die concept(typen) blijkbaar atomair positioneren. Dat
valt trouwens nog aardig met handhaving van hun
"tweelagenbeschouwing" te verhelpen. Maar dat onderscheid vind ik
überhaupt flauwekul. Want op die manier komen B&S nooit verder dan een
overheidscentrische, formeel-procedurele opzet voor informatievoorziening. Als
de samenleving zo simpel in elkaar stak ...; overheid is er ònlosmakelijk
onderdeel van.
Voor uitgewerkte kritiek in het algemeen op de "tweelagenbeschouwing"
zoals dus ook B&S die beperkt tot de Nederlandse
overheidsinformatievoorziening propageren kan je terecht bij analyses die Jan
van Til (zie één van zijn twee hoofdstukken in Eerlijk
zullen we alles delen; zijn ondertitel luidt Core
Components zijn voor gisteren) en ik (How
so-called core components are missing the point) opstelden van Core
Components Technical Specification (CCTS).
Kortom, het is belangrijk te beseffen dat discussies door elkaar kunnen lopen
over a. strikte verbijzonderingshiërarchie vanuit een vaste kern (conceptuele
twee- of eventueel méérlagenopzet) b. welke methode geldt om die kern te
modelleren? c. wat is dat kernmodel? d. wat bepaalt de grens tussen de lagen?
enzovoort. Tegenover a. sta ik meteen principieel afwijzend, zodat ik afgeleide
thema’s liefst vermijd.
Dit neemt niet weg dat Norim als “taal” valt te modelleren volgens metapatroon.
In de onderstaande schets is dat voor de, zeg maar statische kernconcepten
gebeurd (en tegelijk maar even veralgemeniseerd van 3 tot n).
[zie ook aantekening
28.54]
34.71
Zo weet ik er nog wel een paar ... "Wie gaat dat betalen?" Alsof het
allemaal niets kost wat, zachtjes uitgedrukt, minder resultaten oplevert. Maar
ik begrijp uiteraard het perspectief achter de vraag. Voor bestaand budget is
zo'n vraag voor de bureaucratische uitvoerder volstrekt overbodig, want die is
reeds beantwoord. Als daarentegen een nieuw budget nodig is, en dat is voor
financiering van een leerstoel civiele informatiekunde natuurlijk (nog) zo, kan
er inderdaad een groot probleem zijn.
34.72
In Semantiek
op stelselschaal is bijlage B "concreter" dan C. Heb je B al
bestudeerd? Overigens verwacht ik van een professionele informatiekundige dat
z/hij belangstelling heeft voor het gehéle rapport en het dus ook grondig
leest, al helemaal wanneer z/hij werkt voor een programma ter ontwikkeling van
e-overheid. Kortom, "nog eens [ernaar] gekeken" vind ik op mijn beurt
niet concreet genoeg. De implicaties van de conclusies/aanbevelingen zijn
belangrijk!!
De strekking is vooral, dat je je nu net niet, herhaal, niet
kunt beperken tot (bijvoorbeeld) "een Egem-onderwerp." Vanuit
stelselmatig perspectief herken je pas dat zulke beperking niet alleen illusoir
is, maar ronduit ontwikkeling van passende voorzieningen voor informatieverkeer
ondermijnt.
Mocht je een stelselmatige inbedding van het Referentiemodel Gemeentelijke
Basisgegevens Zaken (RGBZ) wensen, wat ik uiteraard zou toejuichen, dan herhaal
ik hier graag de suggestie die ik je onlangs mondeling deed: Wend je met zo'n
verzoek ajb tot Bureau Forum Standaardisatie bij GBO.
Het informatiemodel in het RGBZ-rapport moet inderdaad grondig aangepakt
worden. Het zgn Oefenschema:
Basisregistraties enz. (waarvan ik je meldde dat je bij BFS stellig een
afgedrukt exemplaar kunt krijgen) biedt daarvoor overigens reeds allerlei
concrete aanknopingspunten.
34.73
Met informatiekunde heeft zijn bemoeienis weinig tot niets te maken. Maar ja,
hij doet wel aan zgn architectuur. Zo probeerde ik hem nogmaals, toegegeven,
met behoorlijk verbaal geweld, tot bestudering van Semantiek
op stelselschaal te bewegen. Zijn afschuifvraag terug was helaas
voorspelbaar. Nou ja, dat hele zaakje van Egem is binnenkort King en als ze
zichzelf een beetje serieus nemen moet dat natuurlijk — als ik een flauwe grap
mag herhalen — Burger King zijn.
Maak je trouwens geen zorgen. Hij meldt zich zeker niet met zo'n verzoek. En
als ik me vergis, lijkt me dat zelfs een doorbraak.
Intussen heb ik een mooie fopvatting erbij voor de verzameling: "Ik zoek
dus naar iets dat nog concreter wordt."
34.74
De beoordelingen zoals goed en fout zijn ònze (waarde)oordelen. Ik ben het met
je eens, als je dat tenminste bedoelt, dat er daarentegen 'gewoon' één
biologisch mechanisme is met differentieel verloop en dito uitkomst.
34.75
Ik herhaal dat je je antwoord niet op de ene òf andere “pagina” kunt
vinden. Daarvoor moet je, zoals met ieder studieboek, de gehele tekst
doornemen. En zo lang is dat rapport ook weer niet.
Mag ik je een voorbeeld geven van wat ikzelf versta onder serieuze aandacht?
Eerder vandaag kreeg ik vergezeld van de spreekwoordelijke complimenten het
boek Legal Semantics (Wolf Legal Publishers,
2008) bezorgd. Dat is naar verluidt de commerciële uitgave van het proefschrift
van M. Termorshuizen-Arts.
Daarin ben ik meteen helemaal aan het begin begonnen en lees het
geconcentreerd. Dat gaat dus even duren. Maar anders kan ik nooit vatten welk
referentiekader zij hanteert; daar moet ik als het ware ingroeien. Ofwel, als
ik het niet zo zorgvuldig doe, kan ik er nooit iets productief aan ontlenen
resp. van deugdelijke kritiek voorzien (zodat ik er beargumenteerd niets aan
hoèf te ontlenen).
Wat veel werk lijkt, is het dus eigenlijk niet. Want als ik het niet zo doe,
kan ik het zelfs beter laten. Maar dat laten zou feitelijk nálatigheid zijn,
omdat het een tekst betreft — nadat hij eenmaal onder mijn aandacht kwam —
waarvan ik erken dat ik er als professional kennis van behóór te nemen, punt.
Ik merk daarover toch nog op, dat ik dergelijke inspanningen vrijwillig (lees
ook: ònbetaald) verricht. Jij zou een rapport waarmee nota bene Forum
Standaardisatie instemde zelfs redelijkerwijs 'in de baas zijn tijd' moeten
bestuderen om vervolgens natuurlijk ook netzo verantwoord iets doèn met wat je
ervan opsteekt.
Oh ja, ik zou de schrijfster van Legal Semantics
kunnen benaderen met de boodschap dat ik het allemaal maar moeilijk vind. Of
zij het mij maar concreter kan verklaren? Nee, de schrijver nam de moeite van
het schrijven, waarna de lezer de moeite voor het lezen moet nemen.
Inderdaad, je kunt niet àlles lezen. Maar zo'n rapport als Semantiek op stelselschaal, dat gedegen toelicht waarom
basisregistraties volgens de huidige opzet tekortschieten, verdient m.i. zelfs
voorrang in je aandacht.
Het is ook niet zo, dat je mij er een plezier mee doet om dat rapport te
bestuderen enzovoort. Dat zie ik precies omgekeerd. Ik doe moeite jou ertoe te
bewegen kennis te verwerven die je beslist nodig hebt om mee te helpen de zgn
elektronische overheid uit de ònstelselmatige impasse te redden. Het gaat om
samenhangende resultaten voor burgers van Nederland (die jij en ik op onze
beurt óók zijn). En dat rapport 'ligt' er overigens alweer sinds juni.
34.76
Zakelijk heeft Information Dynamics het niet moeilijker of gemakkelijker dan
voorheen. Gelet op onze radicale onderzoek- & ontwikkeloriëntatie speelt
het bedrijfje financieel op z'n gunstigst quitte. Daar hoop ik dit jaar
dichtbij te komen en dat beschouw ik als geweldige prestatie, ... want dat
betekent van de weeromstuit dat we in elk geval nog niet failliet zijn en met
wezenlijk werk dóórkunnen, hoera.
34.77
Je moet er financieel de lange adem voor kunnen opbrengen, maar zoals je het
schetst kan je inderdaad beter buiten zo’n consultatiegezelschap van
leveranciers blijven. Gun ze de mislukking, hoewel dat dus helaas wat tijd
nodig heeft (inclusief de traditioneel ruime ontkenningsfase bij de
opdrachtgever). Zo houd jij je kruit droog om ooit weer raak te kunnen helpen
schieten.
34.78
Ik kan er geen dagtaak van maken, maar vorder gestaag in Legal Semantics. De noodzaak van die rustige,
zorgvuldige leesbenadering kreeg ik trouwens al bevestigd. Ervan afgezien dat
strikt juridische subtiliteiten mij ontgaan, moet ik groeien in het
referentiekader van de auteur; anders kan ik bestudering netzogoed laten.
Op p. 11 viel mij al (extra) op dat Termorshuizen-Arts stelt dat "[t]he
context of legal concepts is of importance in a wholly different way than that
of concepts of ordinary language." Haar toelichting doet mij echter
vermoeden dat zij een simplistisch idee heeft van wat zij "ordinary
language" noemt. In elk geval zie ik nog steeds geen enkel verschil. Wat
T-A kenmerkend acht voor "the field of law," is m.i. niet
uitzonderlijk. Overàl zijn meervoudige, tegelijk samenhangende
betekenissenstructuren aan de orde en daarom laat juridische taal zich niet
scherp onderscheiden van taal-in-het-algemeen. Kortom, inspiratie genoeg voor
serieuze bestudering, nogmaals hartelijk bedankt voor het boekexemplaar! Wordt
vervolgd.
34.79
In verband met jouw opmerking is het aardige van Legal
Semantics ondermeer, dat de auteur in algemenere termen ertegen
waarschuwt om een oordeel zoals "maar [...] het [is] niks nieuws"
overijld te vellen. Zover ben ik er dus al wel in gevorderd, te weten om die
les erin te herkennen. Zij stelt, hier in mijn woorden: Qua macrostructuur van
een twee- of meertalig rechtswoordenboek moet je allereerst de betrokken
rechtsstelsels allemaal apart systematisch beschrijven; vervolgens kan je (pas)
vergelijkende analyses van concepten toevoegen inclusief eventuele beoordeling.
Op dezelfde manier moet ik eerst maar eens proberen te begrijpen wat de auteur
systematisch voorstelt. Daarbij ontkom ik er natuurlijk nooit aan, dat mijn
interpretatie mede bepaald wordt door mijn ..., zeg maar, systematiek. Dat
besef voedt, als het goed is, genoeg geduld voor bestudering.
Intussen vind ik er (dus) uiteraard al van alles en nog wat van. Het is
onmogelijk vergelijking helemaal op te schorten. Misschien kom ik de
verklaringen later tegen, maar voorlopig heb ik de indruk dat
Termorshuizen-Arts te klakkeloos uitgaat van de apartheid van rechtsstelsels.
Dat lijkt door de sterke correlatie met soevereine staatsmacht vergaand
realistisch, zelfs logisch. Voor maatschappelijk verkeer op ruimste schaal is
die aanname echter contraproductief. Hoe soeverein is soeverein immers (nog) in
politiek-bestuurlijk opzicht? Wat is de reële schaal voor stelselmatigheid? Op
dat grote (oefen)schema heb ik daarom rechtsstelsel en soevereiniteit destijds
als concepten expliciet verbijzonderd; dat is in elk geval niet verkeerd als
aanzet voor verdere verbijzonderingen.
Zo is het modelleerbeginsel van contextuele verbijzondering precies bedoeld om
ogenschijnlijk aparte domeinen, sectoren, noem maar op waar vele mensen graag
geïsoleerd tegenaan kijken juist realistisch samenhangend te presenteren.
Ik ben benieuwd, hoe Termorshuizen-Arts de voorwaarden voor rechtsvergelijking
uitwerkt. Volgens contextuele verbijzondering zou dat allemaal op het ene
modelniveau kunnen. Daardoor kunnen nota bene voorheen apart veronderstelde
domeinen (rechtsstelsels?) in elkaar overvloeiend, als elkaar constituerend
gelden.
Heb ik iets gemist, dat Termorshuizen-Arts mij gaat leren? Of maakt zij nog een
m.i. nodeloos onderscheid? Spannend, dus.
34.80
Zojuist las ik je reactie, weer een mooi vlechttekstje. Nu lijkt zij een
bestuurskundige oid. (werkt niet voor niets, oeps, bij een adviesbureau met
overheidsklanten). Als zij schrijft "natuurlijk zeer benieuwd naar de
verhalen van de anderen" te zijn, bedoelt zij daar dus stellig niet mee,
dat zij erop gaat reageren, laat staan er serieus iets mee doet. Toch maar
volhouden ...
34.81
Ik las haar column nogeens en nu viel mij het R-gehalte ervan op. Zijzèlf heeft
eigenlijk geen idee en probeert andere mensen het intellectuele werk te laten
doen. Maar wàt je ook voorstelt, zij houdt domweg géén idee.
Aan mijn eigen db-bijdragen valt (mij) op, dat er überhaupt geen (directe)
reacties op komen. Het lijkt me toch niet dat elke lezer er helemaal mee
instemt. Mijn indruk is, dat nogal mensen er niet eens naar kijken. En wie zo'n
tekst leest, kan 'm blijkbaar niet plaatsen. Dat zou bevestigen, dat de
positionering van informatiekunde met maatschappelijk bereik nog altijd niet
'aankomt.'
Het lijkt mij daarom de vraag, hoelang de db-redactie mij nog publicatieruimte
gunt ...
34.82
Met explicitering van rapport beland je m.i. middenin wat traditioneel het
domein van documentaire informatievoorziening heet. Door de stelselmatige
opzet, synthese dus, heb je de, zeg maar, grondstoffen voor de inhoud eenduidig
via verwijzingen te pakken. Wat blijft is dus (documentaire) metainformatie.
Daarvoor geldt tegenwoordig Dublin Core als (een) standaard. Je kunt simpelweg
zoiets als Dublin Core Metadata Element Set aflopen. Wat daar nog allemaal in
de impliciete context van document opgesomd staat, krijgt stelselmatig
vaak/meestal een àndere plek ... als er niet allang in voorzien is.
34.83
Die “prestatie” is inderdaad "geweldig," dank je wel voor je
compliment, maar "zakelijk" gaat dat vermoedelijk juist voor de zgn
uitvinders weinig tot niets opleveren. Integendeel, als je kijkt naar de
investeringen.
Wetenschappelijke en maatschappelijke prestatie, okee. Verder duurt een heuse
paradigmawissel 'domweg' lang. Wie weet maak ik er tijdens mijn leven nog iets
praktisch van mee; zo beschouwend annex realistisch moet je het m.i. wel zien.
34.84
Methodisch volgens contextuele verbijzondering zijn dat geen "aanhangende
gegevens," maar zoiets als voorloopinformatie. Daardoor raakt niet zozeer,
in dit geval, hèt ene partnerbegrip geharmoniseerd, als wel de verschillende
relevante betekenissen ervan. Méér betekenissen, dus dito méér contexten.
Verder moeten we m.i. openhouden of die ene basisregistratie de schaal vormt
voor beoordeling van bruikbaarheid. Ja, want we willen immers (vooral)
conclusies & aanbevelingen doen op de reële schaal van interoperabiliteit.
34.85
De crux is dat óók elk personenverband een apart bestaan draagt. Vervolgens kan
je zo'n verband classificeren, bijvoorbeeld (als) een huwelijk, maar ook een
bloedverwantschap of zelfs een hele (volks)stam. Zo'n geclassificeerd personenverband
kan formeel erkenning verkrijgen; dat gebeurt dan volgens een concreet
rechtsstelsel, waardoor het verband ook een registerverband is in relatie tot
een bepaald bestuursorgaan/soevereiniteit. Nou ja, op die manier ... Dat stond
eigenlijk allemaal in het oefenschema (versie 1), maar nog apart voor
(burgerlijk) partnerschap en personenhuishouding.
Wat ik er zelf ook interessant aan vind, is dat zo'n modellering het spectrum
bestrijkt van personenverbanden vanaf vàste leden tot en met wisselende leden.
Zo bestaat een specifiek huwelijk uit precies die twee personen, terwijl een
commune leden kan hebben die komen en gaan ... terwijl het toch dezelfde
commune blijft.
Vanwege dat brede spectrum kon ik zo gauw geen geschikte term ontdekken. Nee,
personenverband is het m.i. ook (nog?) niet. Daarom verzon ik een kunstterm om
het in elk geval voorlopig mee te doen. Die is opvallend genoeg om aandacht
erop te vestigen dat er sprake is van een wat gewijzigde ordening: persosiatie.
In versie 1 bestempelde ik (burgerlijk) partnerschap en personenhuishouding als
afgeleid van organisatie. Dat heb ik in versie 2 omgedraaid en (ook)
veralgemeniseerd. Een individueel persoon of een persosiatie (of een project)
kan vervolgens tevens in de gedaante van een organisatie optreden, vandaar
gedaantewisseling. Het spreekwoordelijke geval van een individueel persoon àls
organisatie is in Nederland tegenwoordig de zzp-er. Ik weet het. We hebben het
dan netzo spreekwoordelijk niet over zgn gerelateerden, maar het oefenschema kent
dan ook ècht stelselmatig bereik. Dus moet het allemaal even mee in zo'n
ontwerpslag.
34.86
De modelleermethode staat o.a. beschreven in mijn boek Metapattern:
context and time in information models (Addison-Wesley, 2001). Het
eerste tekstgedeelte uit dat boek bewerkte ik tot het artikel The pattern of
metapattern: ontological formalization of context and time for open
interconnection (Univ. Amsterdam, reeks PrimaVera, nr 2004-01, 2004). Sindsdien
wijzigde ik overigens de (visuele) notatie iets, maar principieel veranderde er
niets.
De lezer wordt methodisch wat extra bij de hand genomen in Stelselmatige
semantiek door Suwinet (in opdracht van Bureau Forum Standaardisatie,
2008); zie daar Deel II (vanaf p. 10) waarin ook de gewijzigde notatie
verschijnt.
Inmiddels won Bureau Forum Standaardisatie een onafhankelijke beoordeling in
van het nut/de noodzaak van het beginsel van contextuele verbijzondering voor
semantische interoperabiliteit. Zie daarvoor Bijlage C in Semantiek
op stelselschaal: issues en oplossingsrichtingen (Bureau Forum
Standaardisatie, 2009). Met dit rapport stemde Forum Standaardisatie inmiddels
in en drong aan op vervolgprojecten met praktische toepassing.
Hoe metapatroon verschilt van ER-modellering vind je principieel toegelicht in The ontological atom of
behavior: toward a logic for information modeling beyond the classics
(Univ. Amsterdam, reeks PrimaVera, nr 2002-05, 2002) met daarin een bespreking
van/kritiek op het boek Data and Reality door
William Kent.
Mocht je de smaak van (filosofische) grondslagen te pakken gekregen hebben, zie
bijvoorbeeld Ontology
for interdependency: steps to an ecology of information management (Univ.
Amsterdam, reeks PrimaVera, nr 2007-05, 2007).
Over de verhouding met normaalvormen à la relationeel model? Zie daarvoor de
‘moeder’ van de teksten over contextuele verbijzondering, geschreven jaren
voordat ik metapatroon als etiket/boektitel verzon, Multicontextueel
paradigma voor objectgerichtheid; naar de vijfde objectvorm voor flexibiliteit
van informatievoorziening (1991-1994).
34.87
Wat mij inderdaad aanspreekt, is dat (ook) Van Elk, Van den Dool en Van
Venrooy de Algemene Rekenkamer oproepen om haar toetskader te wijzigen.
Maar inhoudelijk hebben de auteurs van Rapport
Algemene Rekenkamer kent aantal witte vlekken (in: Tiem,
nr 31, juni 2009) m.i. zo hun eigen "witte vlekken." Zij volgen
het bestuurskundig paradigma dat sinds enkele decennia mode is voor zgn
netwerksturing. Wat ze daardoor echter missen, althans naar mijn idee, is dat
ze weliswaar overal de term infrastructuur gebruiken, maar de
ònverenigbaarheid ervan met hun kijk op netwerksturing niet beseffen. Dat vind
ik dus zelfs nog een blinde vlek. Aldus bestendigen zij slechts de impasse.
Wat zij als netwerk beschouwen, is "een netwerk van partijen." In die
betekenis geldt, accoord, dat "geen hiërarchische sturing mogelijk"
is. Maar nota bene omdàt er in die betekenis sprake is van een netwerk, moeten
de partijen in kwestie opgevat zijn als evenzovele deelnemers aan onderling
(maatschappelijk) verkeer. Dat vergt op hun beurt verkeersvoorzieningen.
Dergelijke voorzieningen kan je gemakshalve in twee groepen indelen, te
weten gemeenschappelijke en 'eigen' (dus pèr deelnemer). Vergelijk het
maar met de openbare weg, waarop je met eigen fiets rijdt. Een synoniem
voor gemeenschappelijke voorzieningen is ... infrastructuur. Of tegenwoordig
vaak, oeps, let op de kans op verwarring, netwerk genoemd.
Wie over netwerk in zijn infrastructuurhoedanigheid beweert dat "geen
hiërarchische sturing mogelijk" is, begrijpt dus domweg niet wat heuse
infrastructuur is. Want op de ene of andere manier komt daarbij nu juist wèl
altijd hiërarchie kijken. Een reële standaard inclusief toezicht op en
handhaving van gebruik is uiteraard een karakteristiek voorbeeld.
Pas wie zulke verschillende betekenissen van netwerk herkent, kan inzien dat
radicale afwijzing van "hiërarchische sturing" onzin is. Zoals
altijd gaat het ook met bestuur (lees: governance) om evenwichtig mengsel.
Voor generieke faciliteiten komt in "hiërarchische sturing" erkenning
van Verkeersbegrip
van algemeen belang tot uitdrukking. Dat bevòrdert zelfs, als het goed
is, discretionaire, niet-hiërarchisch bepaalde bijdragen door aparte
verkeersdeelnemers, precies wat nodig is in/voor dynamische, pluriforme open
samenleving.
Het extra belang van stelselmatige semantiek zou weleens kunnen zijn, dat het
de noemer verschaft om eindelijk dat onderscheid te helpen verhelderen tussen
infrastructuur (zo uniform mogelijk) en gebruik ervan (zo gevarieerd als
relevant, productief enzovoort).
34.88
Dank je wel dat ik mocht meelezen. Of je er blij mee bent … Voor mijn reactie
haak ik in op de zin in jullie concepttekst over de dagdroom waarmee elke
wetenschap zou aanvangen. Wat jullie beweren, komt als een brochure op mij
over. Ik mis toelichting, wat m.i. een reële inhoudseis is voor een tijdschrift
met wetenschappelijke pretenties zoals Management Science. Je kunt er niet mee
volstaan de term “ontology” verspreid door de tekst te vermelden, basta. Juist
daarvan moet je verklaren wat je ermee bedoelt. En wat zijn dan precies de gekozen
axioma’s? Hoe pakken ze praktisch relevant uit in stellingen enzovoort? Je doet
nu slechts een beroep om jullie op je algemene woord te geloven. Dat is voor
een serieuze publicatie niet genoeg. Zeg ook maar dat je met nadruk voor een
droom er niet aan ontkomt om ‘m te duiden.
Met diverse uitspraken hebben jullie zeker gelijk. Maar voorzover ik kan
beoordelen (en me kan herinneren), zitten er nogal wat open deuren tussen. Zo
kan het zijn dat ik destijds een misvatting huldigde over waarin ik afstudeerde,
maar dat was het vakgebied dat die brug tussen organisatie- respectievelijk
informatieperspectief probeerde te slaan. Dat heette informatieanalyse.
Zo’n beetje jouw achterbuurman is Jaap van Rees. Hij deed midden negentiger
jaren van de vorige eeuw een poging om die benadering als
informatiearchitectuur te promoten. Dat mislukte, nota bene niet omdat het idee
er überhaupt niet was, maar omdat leveranciers met louter technologie-aanbod
overheersten. Ja, dat doen ze nog altijd. Daarom krijgt van alles en nog wat
het etiket architectuur opgeplakt.
Overigens timmerde bijvoorbeeld IBM allang groots aan de weg onder de
expliciete procesnoemer. Nu kan je stellen, ja, maar dat lukte nooit omdat ze
ònze aanpak niet kenden … Prima, maar hoe luidt die aanpak dan, dwz geschetst
in nodig en voldoende detail voor zindelijke vergelijking?
Wellicht wil Cordys dergelijke details niet onthullen. Ook prima, maar vergeet
dan een wetenschappelijk artikel. Verder lijkt mij, even terzijde, ook Cordys
een typische technologie-aanbieder, alle retoriek ten spijt.
Omdat wij elkaar wat langer kennen, ben ik natuurlijk niet (meer) een argeloze
lezer van de concepttekst in kwestie. Ik meen een redelijk vermoeden te hebben
van wat jullie verstaan onder wat je ontologie noemt. Zoals je hopelijk van mij
weet, geloof ik er niet in. Zulke “smallest units of functionality” zoals jij
feitelijk sinds jaren probeert te isoleren, faciliteren volgens mij geen
passende variëteit, maar vormen er vanaf een beetje schaal van
informatieverkeer veeleer een belemmering voor. Hierover verschillen wij dus
blijkbaar nog altijd wezenlijk van inzicht. Mijn aanzet documenteerde ik
uitgebreid.
Samengevat heb ik enerzijds formele bezwaren tegen de concepttekst; hij is
volgens mij gewoon niet wetenschappelijk genoeg. Anderzijds heb ik een sterk
vermoeden van inhoudelijke tekortkomingen; een degelijk oordeel over (on)zin is
echter onmogelijk, zolang de tekst niet voldoet aan formele eisen voor nodig en
voldoende volledigheid.
Ik hoop en verwacht dat je tenminste mijn oprechte toon waardeert.
34.89
Ik probeer vanwege druk met ander werk zo kort mogelijk te reageren. Daarom
maak ik je op voorhand mijn verontschuldiging voor eventueel knorrige
opmerkingen. Op enkele passages had ik niets te schrijven; die liet ik weg; zie
daarvoor je originele bericht.
Mocht jij op jouw beurt willen reageren, mag ik je in dat geval verzoeken je
opmerkingen op te sparen totdat we onderweg zijn met onze concrete
informatiemodel? Anders kom ik er niet aan toe.
Volgens de zgn enneade kùnnen wij slechts interpreteren dat een object altijd
in een situatie verkeert. Dat ‘verkeren’ omvat het dienovereenkomstig
situationele objectgedràg.
Dat is een “illusie,” omdat wij slechts onze interpretatie … kènnen. Dat is
natuurlijk een pleonasme, wat ook precies tot uitdrukking brengt dat
ontsnapping onmogelijk is.
Het is netzogoed nutteloos om de absolute waarheid van dergelijk relativisme te
claimen. Ik meen dat die enneadische aanname aardig werkt. En er is veel werk
te doen … dus moeten we maar eens op deze manier aan de slag, totdat iemand
wellicht met een werkzamere suggestie voor aannames komt. Maar ik heb ze voor
informatiemodellering nog niet ontdekt.
Door benadrukking van relaties verdwijnt m.i. het nut van principieel
onderscheid tussen “object en kenmerk.”
Het lijkt erop, alsof jij de differentiatie als het ware ònder het object
probeert te verklaren. Hoe dan ook, dat keer ik òm. Zeg me wat de situatie is
(à la enneade kenbaar als context en gekend als motief), dan is daardoor het
gedrag bepaald.
Naar mijn idee bestaat er één wereld. De kendimensie ervan, zeg ook maar
interpretatie, is ‘natuurlijk’ gestructureerd. Metapatroon vind ik een manier
om die structuur te modelleren. Door het onlosmakelijk verband dat de enneade
veronderstelt, lijkt dat tegelijk een model van objectief gedrag.
Een motief ‘stuurt’ waarneming door de instelling van focus. Dat verklaart
waarom bijv. water afwijkende concepten ‘inneemt.’ Heb je dorst? Wil je niet
natregenen?
Zo’n duale tegenstelling is een eenvoudig geval van interfocale onrust, … wat
uiteraard weer een passende focus vergt …
Per motief/focus resulteert (zo) eenduidig (mogelijk) concept.
Naar mijn mening telt een object dus geen lagen, maar een interconceptuele
structuur volgens motivationele verbijzondering. Nou ja, zo kan je dat volgens
metapatroon opzetten en dat blijkt productief.
Ja, aandacht! Motief, dus; zie ook hierboven.
Een motief vormt zo’n kader resp. perspectief. Daarin verschijnt
dienovereenkomstig objectgedràg (en overige objectgedragingen, nota bene, dus
allemaal niet).
Volgens mij helpt Gestaltpsychologie juist beseffen, dat een bepaalde
achtergrond sterk bepaalt hoe je het object-op-de-voorgrond kunt zien.
Ik vind motief dus wel een praktisch element. Dan kan je discussie vermijden
over het bewuste en onbewuste, wat eventueel de grens ertussen is enzovoort.
Merk ajb op dat ik geen op zichzelf staande verklaring van de psyche oid.
probeer te geven. Dat vind ik mooi meegenomen. Het gaat mij erom aannemelijk te
maken, dat metapatroon productief werkt dankzij zgn contextuele
verbijzondering.
Daarom onderscheid ik praktisch context èn tijd. Je kunt ze abstracter gezien
best onder één noemer nemen, maar dan vergeet je inderdaad gauw dat tijd aller
dóórdringt.
Ja, dat “zien als delen van een geheel” is m.i. zo ‘in de richting van’
concepten. Maar in de richting van motief is het precies andersom; daar ligt
nadruk op – vorming van – geheel.
Het is maar wat de focus ‘ingeeft.’
Als het motief luidt dat je daarop nadruk wilt leggen …
Een niet-ken object is m.i. een zinloos concept. Als ondeelbaar geheel vervaagt
het object als gevolg van meervoudige situationaliteit. Hoe ruimer dat bereik,
des te kleiner de grootste gemene deler van de resp. situationele
objectgedragingen … totdat die deler òplost. Omdat het op een beetje serieuze
schaal van informatieverkeer al gauw uitdraait op dergelijke oplossing, gaat
metapatroon er voor identiteit meteen maar van uit. Dan past altijd alles
dankzij expliciete relaties. Aldus is de objectidentiteit gedragsmatig leeg,
dwz scharnier.
Daarom is focus als element van de enneade tegelijk een krachtige metafoor. De
lens heeft een focus, waarbij nu nèt die focus onzichtbaar is voor wie de lens
gebruikt om te kijken.
Door de identiteitsleegte moet alles met structuur (relaties). Ik zou daarom
niet weten, welk praktisch nut gediend is met onderscheid volgens definitie en
specificatie.
Dat is metafysica waar we dus niets aan hebben voor informatiemodellering met
passende variëteit. Het klopt praktisch gezien overigens wel weer, zodra je als
Zijnde opvat: situationeel objectgedrag.
Onderscheid relaties en typeer ze zonodig dàn pas. Leg je niet vooraf op één
relatietype zoals oorzakelijkheid vast.
Ik vind de enneade een verbetering, want verrijking tov. de Gestaltaanname.
Met metapatroon komen dergelijke manifestaties samenhangend in één model. Een
manifestatie van een object komt volgens mij overeen met een situationele
objectgedraging.
Begin niet met typering, maar vul het samenhangende model er zonodig mee aan.
Ik begrijp de noodzaak van dergelijke indeling (dus) niet. Waarom zouden we
object van kenobject onderscheiden, wanneer we ons hoe dan ook ‘richten’ op wat
jij kenobjecten noemt. Naar mijn idee kàn het zelfs nooit ànders.
Dat is de illusie, althans zolang je zoekt naar een grondvorm met vulling. De
grondvorm kan daarom maar beter leeg verondersteld zijn. Daaròp past
willekeurige vulling, wat precies de flexibiliteit voor passende variëteit
biedt. Ingewikkelder moeten we het ook niet maken.
Ik vind het allemaal op hetzelfde neerkomen. Let wel dat de structuur volgens
zgn contextuele verbijzondering een gewijzigd vertrekpunt ‘kent,’ te weten de
principiële identiteitsleegte van het object.
Ik kan geen touw vastknopen aan Peirce’s indeling volgens firstness tot en met
thirdness. De clou van zijn semiotische triade lijkt mij juist
onlosmakelijkheid. Hoe dan ook, wij moeten een informatiemodel samenstellen,
géén mystieke grondslag ontrafelen. Dat lukt trouwens niet.
De onlosmakelijkheid dicteert m.i. dat de zgn grond niet valt te vereenvoudigen.
Er is praktisch geen één- of beter gezegd ènkelvoud kenbaar. Daarover moeten we
niet tobben, maar van de weeromstuit uitgaan van meervoud.
Ja, het scheermes van Ockham, maar snijdt er niet je hoofd mee af. Daar
interpreteer je immers ‘mee.’
Neem die ene grond dus meervoudig mee. Vergelijk het met het getal nul. Je kunt
een n-dimensionaal assenstelsel optrekken, terwijl èlke dimensie dezelfde nul
als grondslag heeft.
Volgens mij brengt de enneade juist dergelijke samenhang tot uitdrukking en wel
zodanig dat je kunt begrijpen welke structuurprincipes gelden voor
informatiemodellering. Daarvoor heb je langs — wat ik noem — de tekendimensie
drie elementen nodig. Dat wordt dus voor nodige en voldoende correspondentie
drie maal drie is negen in de complete … enneade. Daar kan je volgens mij niets
van àfscheren.
Dat resultaat lijkt mij niet het subject, zeg de gehele persoon, maar vàn het
subject in kwestie een bepaald concept.
Als je wilt, inderdaad de drievoudige grond …, maar inclusief de “kenbare
toestanden” kom ik dus op een (meta)schema met negen elementen.
Ik ga niet zeggen dat ik je esoterische schets begrijp. De manifestatie lijkt
mij echter iets anders dan (zijn) grond.
Op z’n minst voor informatiemodellering verkies ik de omgekeerde benadering. De
modelleur/ontwerper is zo’n persoon/subject. Rara, hoe krijgt z/hij de haar/hem
gemanifesteerde variëteit in kaart? Overigens suggereert “manifestatie”
passiviteit aan de kant van de ‘waarnemer.’ Welk objectgedrag het subject
echter op enig ogenblik ‘meent’ dat bestaat, is sterk door haar/zijn dàn
heersende motief bepaald.
De driedeling is natuurlijk allang ontoetsbaar, dus axiomatisch. Daarom zou ik
dat echter nog geen “ongrond” noemen. We moeten niet zo’n probleem van ons
kenvermogen maken. Die verwijdering tot onmiddellijkheid biedt ‘kennelijk’
evolutionair voordeel. Onmiddellijkheid? Ja, die zijn we ermee kwijt, punt.
De enneade is, met excuus voor wat op een uitvlucht kan lijken, zoiets als het
metamodel. Je kunt het als een handleiding voor correspondenties opvatten. Zo
van, als je context opneemt in een model, beeld je aldus een situatie af zoals
je die blijkbaar objectief veronderstelt. Het karakter van correspondenties
verklaart hopelijk ook waarom er negen elementen zijn, zodra je langs één
dimensie uitkwam op drie elementen als nodig en voldoende voor passende
variëteit.
De maat voor eenduidigheid is niet het gehele object, maar het situationele
objectgedrag. Voor samenhang tussen ‘zijn’ verschillende gedragingen schiet
louter hiërarchie als metamodel tekort. Dat verklaart kortweg waarom die aanpak
mislukt.
Waarnaar je als zgn definitie zoekt, moet je vooral niet op een enkel punt
proberen te vinden. Daarentegen is betekenis een structuurverschijnsel. Vestig
relaties, voilà, over en weer allemaal betekenissen.
Vergis je ajb niet. De oplossing van gemene deler van situationele
objectgedragingen verloopt vaak verrassend vlot.
We doen met objecten altijd alsòf. Voor informatiemodellering op serieuze
schaal weten we natuurlijk evenmin, of situationele objectgedragingen ècht
bestaan. Dankzij die detaillering van de existentiële maat krijgen we
informatievoorziening echter beter beheersbaar. Daarom, doen!
Nee, volgens mij leidt focus tot herkenning/duiding van een manifestatie. Maar
hoe orden je dergelijke manifestaties samenhangend. Dat vergt de sleutelrol/het
scharnier van de identiteitsleegte.
Jij bepleit m.i. nog een (te) hiërarchisch getinte poging tot ordening. Zet er
een apart scharnier tussen en laat daardoor vooral die veronderstelde
objectgedragingen zoveel mogelijk karakteristiek zijn voor de relevante
situaties in kwestie. Dankzij het scharnier kom je desgewenst van de ene naar
de andere situatie.
Op de identiteitsleegte krijgt dergelijke spanning geen vat. Dat werkt
bevrijdend om reële verschillen te erkennen. Want dat kan voortaan in het besef
gebeuren, dat zo’n scharnier samenhang borgt ongeacht de mate van kwantitatieve
en kwalitatieve verbijzondering.
34.90
Zonder (grondig) naar jullie schetsmodel te kijken, liep ik eerst (grotendeels
vluchtig) de stapel documentatie door die de opdrachtgevers beschikbaar
stelden. Ook aan hun zgn bedrijfsobjectmodel ontleende ik een schetsje à la
metapatroon. Toen ik ònze beide tekeningen vervolgens (pas) vergeleek, bleken
ze vrijwel gelijk. Dat gaat methodisch dus gewoon goed!
Overigens meen ik in jullie schets bevestigd te zien, hoe lastig het is om de
verleiding te weerstaan meteen maar aanknopingspunten voor verbeteringen toe te
voegen. Want enkele van jullie toevoegingen zijn m.i. nog niet nodig op de
schaal van dat "eigen model." Die extra knooppunten met relaties
betreffen naar mijn idee — prachtig! — reeds "hermodellering" op weg
naar "semantische verzoening."
34.91
Aan mijn opmerkingen hoef je overigens geen tijd te besteden, zeker niet op
korte termijn. Ik mik ermee veeleer op — kortsluiting met — eenduidige
modellering als vervòlg. Wat jullie nu, zeg maar, juridisch bevestigen, is de
benadering volgens zgn variëteit. Let op, dat gaat veranderkundig een cruciale
rol spelen voor realisatie van èchte infrastructuur voor informatieverkeer,
prachtig.
34.92
De aanduiding 'gerelateerde' verzoorzaakt verwarring. Allereerst bestaan
(individuele) personen, waarná je eventuele personenverband(en) ertussen kunt
vaststellen. 'Gerelateerde' suggereert dat het allebei tegelijk gebeurt.
1. Ja, RNI biedt ruimte voor registratie van individuele
personen.
2. Als, zeg maar, tegenhanger van GBA in de overkoepelende Basisregistratie
Personen (BrP) biedt RNI dezelfde mogelijkheden om eventueel aanvullend
personenverbanden te registreren.
3. De variëteit van die mogelijkheden in GBA zijn echter te beperkt voor alle
publieke taken (zoals dit onderzoek bevestigt).
4. Gelet op de 'verhouding' binnen BrP tussen GBA en RNI alsmede de extra
problemen met informatiekwaliteit mbt niet-ingezetenen ligt het niet voor de
hand om met RNI te beginnen voor een stelselmatige opzet van - informatie over
- gevarieerde personenverbanden.
5. Sterker nog, voor de langere termijn verdient het aanbeveling om registratie
van personenverbanden uit GBA te halen. Nota bene, als je het zo ziet, loopt
RNI daarop zelfs vooruit. Dan ontstaat een scherp(er) gepositioneerde BrP,
waarin geen onderscheid meer nodig is tussen ingezetenen en niet-ingezetenen.
6. Want 'ingezetenheid' telt dan niet langer tot die identificerende
persoonsinformatie. Wat dergelijke informatie betreft, verandert voor elke
gemeente GBA in GBI, met dus I voor ingezetenen.
7. In BrP gaat dan BVBSN op, de landelijke beheervoorziening voor
burgerservicenummers (of omgekeerd ...). De doublure is immers vrijwel
compleet.
8. Eventueel komt er tevens voor personenverbanden een 'basisregistratie.'
Zo beschouwd zijn aanbevelingen voor korte termijn en beperkt tot RNI mede bepaald door de stelselmatige visie op langere termijn. Door enerzijds de terughoudendheid wat informatieverzameling, anderzijds de ruimhartigheid wat populatie betreft blijkt RNI zelfs trendsetter voor stelselmatige herordening van basisregistraties.
34.93
Het enige waarop ik in jullie teksten (scherp) let, is al dan niet bevestiging van
reële variëteit. Ja, jullie wijzen op relevante verschillen. Rara, hoe
modelleer je ze eenduidig op stelselschaal? Daarvoor veroorloof ik me af te
wijken van wat ik in jouw bijdragen als suggesties ontdek. Daarentegen benut ik
de 'methode' volgens contextuele verbijzondering, zoals die tijdens het
onderzoek Semantiek
op stelselschaal gevalideerd werd; zie daar bijlage C. Als het goed is, leg
ik het allemaal duidelijk uit in de bijlage met het toekomstgerichte
informatiemodel.
34.94
Nogmaals, het helpt m.i. om strak onderscheid te maken tussen a. (individuele)
persoon en b. personenverband. Personen die lid zijn van een bepaald
personenverband zijn daardoor elkáárs gerelateerde (met een karakteristieke rol
pèr individu). Als begrip is gerelateerde aldus een resultante ipv
uitgangspunt; daarvan knappen in- en overzicht sterk op.
34.95
Op mijn beurt heb ik de indruk dat de "informatiekundige logica" van Semantiek
op stelselschaal je vreemd is. Althans, uit jouw bericht lees ik dat jij
ervoor pleit om aan specifieke informatiebehoeften te voldoen èn dat je meent
dat volgens die logica daaraan echter niet voldaan kan worden. Is dat inderdaad
wat je daar bedoelt? Hoe dan ook, de zgn contextuele verbijzondering die in Semantiek op stelselschaal geanalyseerd is, helpt nota
bene te borgen dat "[g]ebruikers [...] natuurlijk vooral primair de voor
hen relevante informatie kunnen aftappen." Hoe dat precies werkt, is
natuurlijk niet een-twee-drie duidelijk. Hopelijk blijkt de stelselmatige opzet
voor ondersteuning van reële betekenissenvariëteit alweer wat duidelijker uit
de uitwerking die ik maak voor personen in personenverbanden. Die komt er dus
aan. Laat ajb weten, indien je na bestudering nog geen idee hebt hoe het zit.
34.96
Blijkbaar ben jij zònder bestudering onverminderd van oordeel dat stelselmatige
semantiek gebruikers niet helpt. Zo ja, hoe kom je erbij? Juist omdat het met
contextuele verbijzondering lukt om volgens specifieke gebruikersbetekenissen
te differentiëren, kan je ze wat semantiek betreft m.i. onmogelijk
"gelukkiger" helpen krijgen dan juist op die manier. Wat jouw
eventuele "punt" dan nog kan zijn, herken ik dus nog niet. Mocht je
een werkbaar, beter alternatief voor contextuele verbijzondering kennen, dan
hoop ik dat je het wereldkundig maakt. Want we zitten op instrumentarium voor
serieuze verbeteringen te wachten.
34.97
Ik herhaal graag: indien jij een alternatief formalisme — want een formele
methode hebben we nodig voor digitale informatieverwerking — kent voor
integratie op stelselschaal van tekst met context hoop ik dat je het deelt.
34.98
Wanneer ook de zgn account manager aan dat gesprek deelneemt, wat in dit
stadium vanuit leveranciersoptiek logisch is, ligt verdere verwarring op de
loer. Dat helpt natuurlijk niet, als je eigenlijk gewoon dóór wilt.
Ik zie van alles doorelkaar gaan lopen, bijvoorbeeld omdat zij jullie
vraagstelling buigen naar hùn mogelijkheden. Dat mag je ook verwachten.
Naarmate jullie zèlf dankzij een proef duidelijkheid verkrijgen over wat je er
ook in dat opzicht wel of niet mee kunt oplossen, heb je per saldo (veel)
voordeel. Juist het vermijden van nadeel/narigheid moet je nota bene ook als
èxtra voordeel opvatten ...
34.99
De 'problematiek' gaat overigens over organisatiegrenzen heen. Sterker nog, dat
is de clou.[26.8.2003]
34.100
Information Dynamics ontwikkelt voor u kosteloos een proefopstelling voor
flexibele rapportage uit de verzameling bedrijfsinformatie die u thans met het
programmatuurpakket X beheert. Zo’n opstelling bedoelt tevens, en spoedig, uw
concrete uitwerking van de nieuwe strategie van geïntegreerde
informatievoorziening voor/door uw organisatie te ondersteunen. U stelt ons een
informatieverzameling (lees ook: database) volgens X-stramien beschikbaar,
zodat de proef u zo realistisch mogelijk inzicht verschaft.
Natuurlijk kunt u erop rekenen dat wij welke informatie dan ook van u altijd
vertrouwelijk behandelen. Dat is een wezenlijk aspect van professionele
dienstverlening. Graag bevestig ik hierbij met nadruk dat Information Dynamics
zulke vertrouwelijkheid óók handhaaft voor de bedrijfsinformatie die u ons nu
voor de ontwikkeling van een optimale proefopstelling beschikbaar stelt.
Door bemiddeling van uw medewerker Y ontvangen wij de database. Details voor
overdracht stemt Information Dynamics graag met Y af.
Wij verwachten de proefopstelling binnen Z weken te voltooien. Ik ga ervan uit
dat die opstelling geheel binnen het beheerdomein van uw organisatie ingericht
gaat worden. Daarbij verleent Information Dynamics desgewenst assistentie,
uiteraard eveneens weer in overleg met en op aanwijzingen van Y. Wij
retourneren Y dan ook de eventuele informatiedrager plus database met uw
bedrijfsinformatie. De kopie(ën) die wij voor de ontwikkeling van de
proefopstelling op ònze systemen maakten, zijn daaruit op dat moment eveneens
verwijderd.
Ik herhaal dat u erop kunt vertrouwen dat bij ons na demonstratie van de
proefopstelling geen kopie achterblijft van wat u ons beschikbaar stelt, laat
staan dat een derde partij die bedrijfsinformatie via ons verkreeg.[2004]
34.101
Nog even over het situatiebegrip. Heel praktisch kan je dat dus 'definiëren'
als de voorwaarde voor gedragsverbijzondering (lees ook: voor
eigenschappenverbijzondering).[15.4.2004]
34.102
Het analytische onderzoek bevestigt de indruk dat vooral niet-juristen die
beslissen over, respectievelijk meewerken aan ontwikkeling van de elektronische
overheid daarvoor doorgaans een simplistisch, naïef wetsbegrip hanteren. Zij
verwachten dat de wet betekenis uniformeert. Blijkbaar luidt de
veronderstelling, dat er één wet is. Wanneer betekenissen niet stroken, zo
volgt daaruit, moet dè wet dat kunnen verhelpen. Dat verklaart de roep om wet-
en regelgeving (ook) voor (basis)registraties.
In werkelijkheid zijn er vele wetten. Een bepáálde wet specificeert zonodig
betekenis. Dat gebeurt voor noodzakelijke erkenning van differentiatie (lees
ook: variëteit) in het maatschappelijk verkeer.
Op reële stelselschaal is betekenissenvariëteit zelfs regel. Daarom vergt
semantische interoperabiliteit voorzieningen voor, kortweg wat paradoxaal
klinkend uitgedrukt, samenhang tussen verschillen.
Het verdient aanbeveling gezaghebbend nader te (laten) onderzoeken in hoeverre
veranderingen stagneren, mislukken e.d. door valse aanname van
betekenisuniformering en dito verwachting van oplossing door wet- en regelgeving.
Zo ja, dan is vervolgens voorlichting over reële ‘betekenis’ van gevarieerde
wet- en regelgeving belangrijk, zo niet onmisbaar.
34.103
Wat ik anders zou doen (en reeds in het oefenschema deed), maar wat m.i. niet
wezenlijk is voor jouw oefening, is dat ik de verhouding tussen
registerorganisatie en meteorologisch instituut zou omdraaien. Dus, allereerst
bestaat zo'n instituut hoe dan ook (als verschijningsvorm van organisatie).
Daarna bestempel je het eventueel als registerinstituut. Op die manier kan je
ook weerrapporten van Klazien enz. modelleren.
Tja, verder lijkt het me een kwestie van dóórspelen met mogelijkheden ... In de
opzet die je me stuurde, vind het ik flexibel dat je meetinstrument lòs poneert
van meteorologisch instituut. Zo houd je de mogelijkheid open dat één en
hetzelfde meetinstrument metingen levert aan o.a. allerlei meteorologische
instituten.
Wat je volgens mij extra nodig hebt, is allereerst direct onder de horizon
zoiets als document. Neem daarvoor gemakshalve aan dat het een zgn homogene
hiërarchie betreft. Dus met documentdeel stel je document samen, netzoals een
organisatie bestaat uit organisatiedelen enz.
Kijk dan eens wat er gebeurt, als je documentdeel verbindt met gepositioneerde
meting. Hoe je die relatie noemt, doet er even niet zo toe.
Verbind dan meteorologisch instituut met document en noem die relatie
weerbericht. Ben je er dan?
Wat (weers)voorspelling betreft, neem ik even aan dat die een positie betreft
(waarvoor je positie uiteraard net zo fijn- resp. grofmazig mag instellen als
je wilt). Verbind dus meteorologisch instituut met positie en noem die relatie
voorspelling. Verbind vervolgens voorspelling met, precies, documentdeel.
34.104
Nog even een modelleertip, die ik mijzelf graag voorhoud. Ik illustreer 'm met
jouw eigen casus. Zo'n term als weerbericht doet reeds een (sterke mate van)
verbijzondering vermoeden. Waarvan, dan? Algemener dan document kan je het
waarschijnlijk niet verzinnen. Goed, neem dat in je model op; het algemeen(st)
bedoelde karakter suggereert een plaats direct verbonden met de horizon
van/voor het informatiestelsel in kwestie. Daarbij weet je van eerdere
oefeningen nog dat je er meteen maar een zgn homogene hiërarchie voor moet
veronderstellen. Zodra document daar eenmaal 'staat,' kan je proberen of het
via relaties lukt om alsnog tot de verbijzondering te komen die je dus even
wenste te vergeten.
Jijzèlf zat er volgens mij trouwens al dichtbij. Want jij stelde eerder:
"[M]aar voorspellingen steunen daarnaast ook nog op iets anders. Dat 'iets
anders' denk ik (in ieder geval voorlopig) weggemoffeld te hebben in het
weerinstituut." Dankzij de expliciete relatie komt dat eruit als —
onderdeel van — context, kortom, alles duidelijk.
34.105
Die mislukking op hùn manier verloopt dus volgens (ons) plan. Dat is toch wel
aardig. Ik bedoel, een plan hebben en voorlopig niets hoeven te doen.
34.106
Als je het mij vraagt, niet veel aan doen, zeker niet gelet op de krappe tijd
die ons rest. Nog beter, niets meer aan doen. Volgens mij staat het, zeg maar
juridisch (beweer ik als leek ...), allemaal best duidelijk in de huidige
tekstversie. De ene commentator is sinds vanmorgen dàt ei wel kwijt. En de
tweede snapt het hoe dan ook allang.
Het is meer dat de derde blijkbaar ook een ei kwijt wilde, niet zozeer
juridisch conform zijn opdracht, maar "voort[vloeiend] uit [z]ijn eerdere
bemoeienis met de opbouw van het stelsel van basisregistraties en wat [hij]
weet van doel, werking en gebruik er van." Zijn betrokkenheid voorbij het
juridische aspect verdient natuurlijk grote waardering, van wie niet, maar die
stelselmatige kennis waarop hij zich beroept neem ik niet serieus. Dus als ik
er vanwege zijn tegenstrijdige aannames qua reactie informatiekùndig geen raad
mee weet, hoef jij je er naar mijn idee helemaal niet om te bekommeren.
34.107
Contextuele verbijzondering neemt afstand van absolute uniformering van
betekenis. Daarentegen vergt informatie altijd expliciete context voor
eenduidigheid van betekenis. Bijvoorbeeld, wat betekent blok? Dat hangt er
vanaf. Inderdaad, van de context in kwestie. Is de treinmachinist bezig met
rangeren? Trekt de verhuizer aan een takel? Weert de volleybalspeler een smash
af? Enzovoort.
Kortom, adequate verbijzondering van context vestigt (pas) eenduidige
betekenis. Daarvoor maken relevante verbijzonderingen integraal ònderdeel van
informatie uit. Hoe dat methodisch precies werkt, valt buiten het bestek van
dit hoofdstuk, respectievelijk van dit rapport om grondig te verklaren. Het
beginsel is echter duidelijk. Geen enkele informatie staat lòs. Zeker op
stelselschaal is context onmisbaar om betekenis steeds scherp te plaatsen.
34.108
Voor een tijdpad voor zgn implementatie wil de pakketleverancier stellig een
planning opleggen, de zijne dus, maar jullie moeten m.i. juist verzekeren dat
je je eigen tempo volgt.
34.109
Hebben zij nog inspiratie ontleend aan mijn suggestie voor een aanvullende
conclusie, te weten over variëteit die inherent aan wet- en regelgeving is en
dat alleen al daarom contextuele verbijzondering 'logisch' is?
34.110
Overigens hoef ik met dat, zeg maar, overkoepelende model niet zozeer te
beginnen, als wel dóórgaan. Vooral dankzij de eerdere studie/hermodellering van
Suwinet beschikken we over het zgn oefenschema met nogal wat relevante
aanknopingspunten. Ik herhaal alvast mijn ontwerpgevoel dat we bij werkgever
e.d. op de verkeerde plaats zoeken naar de sleutel. Die ligt volgens mij (zie
oefenschema) vanàf functionaris naar organisatorische functie. Die
laatstgenoemde staat daar nb reeds ingedeeld naar (arbeids)sector.
De groeperingen (inhoudingsplichtige, administratieve eenheid …) die de
Belastingdienst als het ware als uitgangspunt(en) probeert te hanteren, moeten
we daarentegen allereerst maar eens als resultante positioneren, dwz
constitueren door samenstellende delen. Niet van groot naar klein, maar precies
omgekeerd. Dat roept de vraag op naar wat die delen dan (kunnen) zijn. Het
antwoord kàn eigenlijk nergens anders liggen dan in de 'hoek' die ik hierboven
met organisatorische functie aanduidde. Zo komt tenminste ook de zgn
polisadministratie (UWV) naadloos in beeld ..., maar dan eveneens zònder
misleidende verdichting.
34.111
Voor wie het a-woord niet kan missen, vooruit: de architectuur van beschaving
is de beschaving van architectuur.
Praktisch zegt mij méér: de beschaving van infrastructuur is de infrastructuur
van beschaving. Daarom bestaat voor ontwerp, ontwikkeling enz. van
infrastructuur voor beschaafd, zeg ook evenwichtig, informatieverkeer de
noodzaak van civiele informatiekunde. Algemeen gesteld beoefent een
(des)kundige kunst èn wetenschap in vereniging.
34.112
Dat contragram met kunst en wetenschap had ik natuurlijk al zelf kunnen
(moeten?) inkoppen. Zo zie je maar weer wat je allemaal mist, als je meent dat
er al bent. Het misverstand van de aankomst is de aankomst van het misverstand.
Nu jij weer …
34.113
Wellicht ten overvloede wijs ik op verraderlijke karakter van traditionele
domeinbeperking. Ik bedoelde juist geen, zoals jij het verwoordt,
"uitwerking van de randen." Wat volgens traditie rand, zeg ook maar
periferie, van een bepaald domein (geworden) is, zou op stelselschaal weleens
een centrale positionering verdienen. Daarmee loop je inderdaad het risico van
een breuk voor herkenbaarheid door wie 'zijn' domein (lees ook: specifieke
taak) als het middelpunt van de wereld beschouwt. Maar als je zo'n sprong niet
waagt, zit je geheid vast aan het risico dat het informatieverkeer van het ene
naar het andere zgn domein nooit fatsoenlijk gaat werken.
Wat we m.i. moeten (aan)tonen, zijn relevante betekenissen zoals zij ze
optimaal kunnen benutten voor hùn taken. Omdat ze verscheidene taken uitvoeren,
is tevens samenhang gevraagd tussen de bijbehorende, noodzakelijkerwijs
gedifferentieerde betekenissen. Die ontbreekt, wat dus een probleem vormt ...
dat ze gelukkig al redelijk beseffen.
Vooral voor eenduidige samenhang op ruime schaal is weleens een aanloop nodig,
die afschrikt door de lengte. Maar kòrter kan eenvoudig niet, met alle
voordelen van stelselmatig resultaat van dien. De "modelflarden" die
jij optekende vergen een fundament, opdat ze elk voor zich èn onderling tot hun
recht komen. Dat fundament is daarom geen kwestie van "wat verder
gaan." Het moet toch robuust?! Laten we de complexiteit/variëteit niet
onderschatten. Anders was het probleem daar niet zo hardnekkig.
34.114
Een uniforme definitie mist taakgerichte betekenis. Zo’n specifieke betekenis
is vaak niet simpelweg een uitwerking van algemeen naar (nader) detail. In
termen van verzamelingenleer omdat de algemeen veronderstelde betekenis niet
compleet de als verbijzondering ervan gedachte betekenis. Daarom geldt géén
hiërarchisch verband ertussen. In dergelijke gevallen, dus bijna altijd, zijn
verschillende betekenissen náást elkaar aan de orde: contextuele verbijzondering.
Dankzij aanvankelijk apàrte verbijzondering kan vervolgens (eventueel) verband
expliciet zijn aangegeven. Dat is pas duidelijk.
34.115
Het idee van afwezigheid is de afwezigheid van idee.
34.116
Want de tik van de tak is nu eenmaal de tak van de tik.
34.117
Enig besef van beschavende noodzaak van privacy kan ik niet ontdekken. Het is
zelfs de vraag of zij een ànder, evenwichtig perspectief zelfs maar kunnen
herkennen. Nou ja, genoeg aanleiding voor een voorbereidend gesprek, dus graag
wat mij betreft.
34.118
Zoals altijd, als iets vàstzit, moet er voor (op)lossing minstens één scharnier
bij. Om als zodanig te functioneren, valt zo'n scharnier per definitie buiten
de vertrouwde bouwdelen (zoals de bekende muur en deur). Gelet op wat we allang
kennen, gebeurt er dus een verrassende toevoeging. In het schetsmodel is dat de
verschijningsvorm van organisatie die inkomsten verstrekt aan (natuurlijke)
personen. Wat is dat nu weer? Nogmaals, een scharnier. Dat leidt eenduidig naar
inkomstenverhouding, voilà, dan zijn we er keurig uit ...
Oh ja, het hele model blijft kloppen voor allerlei inhoudingen door ergens aan
het begin de differentiatie naar soort inhouding te monteren. Vergelijkbaar
lukt het om tevens de internationale schaal te faciliteren. Beide
verbijzonderingen liet ik echter achterwege om (in dit stadium) herkenbaarheid
zo groot mogelijk te houden.
September – oktober 2009, webeditie 2009 © Pieter Wisse