34.
Aantekeningen uit correspondentie,
september – oktober 2009

Pieter Wisse

34.1
Stom toeval ...? In een notitie kwam ik de afkorting NVVB tegen. Dat blijkt Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken te betekenen. Als je op de huispagina links bovenaan "Over de NVVB" aanklikt, krijg je o.a. te lezen dat de "[d]oelstelling van de NVVB is het behartigen van belangen, het ontwikkelen van kennis en de advisering op het brede terrein van persoonsinformatievoorziening." Tja, welke belangen zijn dat dan? Die laten zich raden. (Dus) nergens bespeur ik zelfs maar het flauwste besef, nota bene evenmin bij het zgn thema "Persoon & Recht," dat juist voor persoonsinformatie de eigendomskwestie eindelijk evenwichtig geregeld moet zijn, dwz door èxpliciete, formele erkenning van de persoon zèlf als eigenaar. Via "Organisatie" vermeldt de website overigens o.a. het "Bestuur" met van de leden steeds een emailadres ...
Wat later herinnerde ik me pas, dat ik me eerder druk maakte over die belangenvereniging; zie Strijders tegen stelselmatige modernisering.

34.2
Hoe wil je dat ik je kale verwijzing naar die protestsite opvat? Zie je er een opmaakvoorbeeld in voor mijn website? Of moet ik het eigenlijk wel komisch vinden, zeg maar de Youp van ’t Hek insteek, dat mensen in een geprivilegieerde woonbuurt tegen een ander privilege te hoop lopen? Of wil je juist mijn verontwaardiging mobiliseren? Of?
Ik zocht elders wat informatie over 'de zaak' en ontdekte dat Leidsch Dagblad afgelopen april als nieuws bracht, dat de eerder verleende vergunning voor de helikopterhaven ingetrokken was. Einde protest, zou ik zeggen. Verder heeft dat bedrijf door de financiële crisis vermoedelijk allang juist op de helikopter bezuinigd, zodat het probleem op die manier verdampte.
Dank je wel voor wat ik graag als, weliswaar onbedoeld, je compliment opvat voor mijn website. Er is immers helemaal geen "concreet selling point,” dus als je dat daar mist is mijn opzet blijkbaar prima geslaagd. Die laat ik niet verprutsen.
Die website is wèl een openbaar archief van mijn geschriften. Dat is in de eerste plaats handig voor mijzelf; ik heb altijd alles bij de hand. Verder kan ik zo gemakkelijk gericht naar een tekst verwijzen. Zo schreef ik ooit een bespreking van een eerder boek door Singh; mocht ik denken dat jij daarin èxtra geïnteresseerd bent, dan zou ik jou met korte toelichting vlot die ene url in kwestie laten weten, klaar.

34.3
Ik kan me zijn artikel in Informatie herinneren ... en wel dat ik me destijds voornam om de inhoud maar gauw te vergeten. Dat blijkt aardig gelukt, hoewel me nog bijstaat dat het artikel, volgens mij overigens geschreven door meerdere auteurs, niets te maken had met semantiek zoals wij dat thema stelselmatig positioneren. Verder vond ik de associatie van Norim met Nora gezocht.
Eerlijk gezegd heb ik in zijn woord of geschrift nooit enig stelselmatig patroon herkent. Maar misschien moet ik toch ècht eens oplettender gaan lezen en luisteren.

34.4
We komen er op die schaal met die variëteit langs die weg domweg niet; ik kan er niets anders van maken. Daarvoor zijn kwalitatief àndere uitgangspunten nodig, zodat de vraagstukken als het ware al van vèr buiten de informatiekunde in enge zin als stelselmatig in ruimste zin gelden. Zoals je steeds zegt, “mindset.” Onze opgave is het om de nodige zet daarvoor te geven; ik vind dat we nu gelukkig aardig opschieten.

34.5
Vooruit, nog maar een keertje, want antwoord van kamerlid Gerkens kreeg ik niet op de open brief Omslagpunt die ik haar op 4 februari 2007 schreef.
[geplaatst als reactie op Controlerende taak door A. Gerkens, website Digitaal Bestuur, 3 september 2009]

34.6
Als ik het kan opbrengen, waardeer ik gedrag in het licht van interdependentie, interactie e.d. Dus, als we zonodig zoiets als de gedrager apàrt willen herkennen, moeten we tegelijk zijn gedrag als aanpassing beschouwen. Anders meten we, althans tegen de veronderstelde achtergrond van interdependentie enz., met twee maten.
Door zijn aanpassingsvermogen hangt het er voor elke individuele gedrager maar vanaf hoe zijn gedrag als concrete aanpassingen uitpakt. Ik zou zeggen, het simpele feit van zo’n resultaat vormt de aanwijzing dat het gedrag voor de gedrager in kwestie in de ontwikkelsituatie gunstig is. Omdat alles inderdaad … betrekkelijk is, komt meest gunstig daar overeen met minst òngunstig.
Tja, de ontwikkelsituatie is nu eenmaal meestal niet de leefsituatie op enig later ogenblik. De gedrager kan zich niet anders gedragen dan ‘aangepast’ zoals hij eerder leerde. Dat gedrag kan iemand ànders, wiens leefsituatie overlapt, weleens niet zinnen. Wat de ene onverminderd als aanpassing ervaart, vindt de andere dan een afwijking.
Wie heeft er gelijk? In menselijke verhoudingen verschuift die vraag meestal — gebeurt dat onherroepelijk? — naar: Wie krijgt gelijk? Het heersende gelijk heet de (gedrags)norm.
Volgens mij moeten we dergelijke verhoudingen echter consequent als kader blijven toepassen ter vermijding van apartheidsetiketten. Daarom meen ik je bezwaar te begrijpen tegen bodemloos als, ik zeg maar even, diagnose in absoluut geldige zin.
De aanduiding dakloos lijkt me alweer beter om de aard van de reële interactie op te roepen. Want de gedrager krijgt eigenlijk het verwijt dat hij geen gezag aanvaardt. Hij heeft niet geleerd zich als bijbehorende aanpassing te voegen naar autoriteit. De ander heeft in een later hier en nu, in zijn leefsituatie, dus, die behoefte wèl om zijn autoriteit te laten gelden … terwijl de ene juist behoefte (ontwikkeld) heeft zònder gezagsdak te leven. Dat de ene zèlf autoriteit voor de ander wil zijn, is natuurlijk iets anders, maar valt stellig tot dezelfde ontwikkelsituatie(s) te herleiden.
De ander is netzogoed een gedrager, maar verkeert in een andere positie.
Voor de zorgverlener dreigt het gevaar dat hij de handlanger van de normstellende partij is, waarvan hij aldus praktisch deel uitmaakt. Niet alleen is de keizer warm gekleed, maar zwaar gewapend. Voor zover ik begrijp wat antipsychiatrie inhoudt, lijkt het me daarom zoiets als bevrijdingspsychiatrie.
Wie erkenning wil bereiken van zijn gedrag als aangepast, staat voor de opgave om zijn veroordelaar in een ontwikkelsituatie te manoeuvreren. Dat is lastig, zo niet onmogelijk. Daarom vergt een paradigmawissel minstens uitsterving van opiniedragers enz. Tegen die tijd is de vernieuwer zelf natuurlijk ook dood. Vroeger was het als ketter zelfs meteen met hem gebeurd; op dat verschil zou wat we beschaving noemen weleens neer kunnen komen.
Als zelfs de zorgverlener zich veroordelaar toont, houdt het op. Schending van privacy ‘betekent’ veroordeling; in eerste aanleg gaat het om het onmiddellijke betrekkingseffect dat de ontwikkelsituatie ondermijnt.
De cultuurhistorische variëteit van aanpassingsafwijkingen lijkt mij bij uitstek problematisering waard. Wat als gedragsprobleem van de huidige jeugd wordt geafficheerd, is minstens tegelijk het gezagsprobleem van de elite.
Ik weet het natuurlijk ook niet. Als menswaardige richting vind ik echter slechts dóórleving van evenwichtige ontwikkelsituaties in aanmerking komen. Als ook maar een ouder ben ik overigens erg bescheiden geraakt over mijn vermogen eraan bij te dragen. Ik wil maar zeggen, nog een reden te meer voor ruimte voor professionals.
Meestal duidt de eenzijdige bestempeling als afwijking op moeilijke verhoudingen. Wie simpelweg de afloop van interventie mbv dbc-systematiek durft te voorspellen, heeft een … afwijking.
Het verband tussen een bepáálde classificatie en gezagsuitoefening blijkt in de praktijk vaak sterk. Met de houding die ik hierboven probeerde te schetsen, weiger ik — als ik me als informatiekundige ervoor inspan — onmiddellijk vóór de ene en dus tégen alle andere classificaties stelling te nemen. Waarschijnlijk hebben ze allemaal wel iets, neem ik daarentegen aan. Alleen op die manier kom je op het idee om je te verdiepen in de (kennelijk) specifieke omstandigheden waarin een bepaalde classificatie (vaak) wel degelijk redelijk wèrkt.
Zo kan ik je verklaren, welke paradigma ik bepleit (en waarvan ik bredere toepassing vermoedelijk niet beleef; jammer, maar zonder mijn aanzet komt het er zelfs voor andere mensen pas later van). Mijn ‘uitvinding’ betreft een methode om willekeurige classificaties (of wat voor conceptuele modellen dan ook) allemáál in één omvattend kader te plaatsen. Zeg maar, naast elkaar en tegelijk waar mogelijk onderling verbonden. Dat lukt door wat ik contextuele verbijzondering noem. Het effect is, nou ja, kan dat zijn als je bereid bent om samen te werken, dat effect is dat de oorspronkelijke classificaties gericht vallen te optimaliseren voor de situaties waarin ze werkelijk van belang zijn/toegevoegde waarde bieden. De ene classificatie kan als het ware àndere situaties loslaten; dankzij het ruimere kader is inzichtelijk dat dáárvoor steeds dienovereenkomstig netzo optimale classificaties beschikbaar zijn.
De claim van absolute geldigheid, (enkelvoudige) norm pakt juist averechts uit. Want daar zit ontkenning van wezenlijke betrekkelijkheid in.
Zo kan je de vraag stellen, of kritiek op DSM in dit stadium productief is. Het zou mijn idee zijn om vooral een classificatie te steunen waar je vóór bent. Het argument ervóór is niet alleen extra sterk, maar interactioneel gezien zelfs principieel, als je eventuele verbindingen met (bijvoorbeeld) DSM aanwijst. Vervolgens kunnen langs die weg tzt inconsistenties vervallen.
Kijk, als sommige mensen reuze gelukkig met DSM zijn en ze richten er niet of nauwelijks schade meer mee aan, laat ze rustig zo aangepast doorgaan.
Ik besef dat ik een karikatuur van het veranderingsproces maak. Maar als paradoxale interventie zou je het eens over boeg van lof voor DSM kunnen proberen. Wie weet krijg je dan gehoor voor redelijke voorwaarden.
Optimistisch hoop ik te blijven.
Van Maria Merian had ik nooit eerder gehoord. Daar heb je het weer. Ontwikkeling krijgt door buitenstaanders impuls. Een buitenstaander, vreemdeling e.d. heet zo, omdat hij als onaangepast geldt.

34.7
Als we met ons voorstel voor een leerstoel civiele informatiekunde ooit bij de faculteit TBM van de TU Delft terecht komen, gaat het nog moeilijk worden om te verklaren dat we géén bestuurskundige invalshoek bepleiten. Met bestuurskundigen die allemaal beweren iets met ict te doen, zijn de universiteiten allang bezaaid met aantoonbaar geen enkel positief effect. Die jongens en meisjes volgen nog teveel de bestaande bestuurlijke verhoudingen (waarvoor ze immers geleerd hebben) en daar staat informatieverkeer nu juist haaks op (wat ze gewoon niet zien).

34.8
De term "fors" gebruik je twee keer. Eén keer kan volgens mij prima, maar door herhaling gaat het lijken op valse bestuursretoriek.

34.9
Ik vrees dat ik geen representatieve lezer ben, maar (want?) de strekking van je tekst is natuurlijk precies in mijn pulletje! Jij benadrukt systematische overweging: "Abwägen zu müssen is eine zutiefst »undeterministische« Situation, denn sie lässt den Entscheider mit einem Restzweifel zurück, ob die Abwägung so, wie sie getroffen ist, richtig war oder ob doch eine andere Bewertung besser gewesen wäre." Voor meer steekhoudende citaten van dezelfde auteur, zie Bezetting van veranderruimte door beheersmanagers.

34.10
Indien je aanleiding ziet voor verdere correspondentie, dus aantekeningen, graag: de correspondentie van de aantekening is de aantekening van de correspondentie, nietwaar?
Op de website Digitaal Bestuur kon ik de verleiding niet weerstaan om op de lamlendige blog van TK-lid Gerkens zowat per omgaande te reageren met mijn eerdere open brief aan haar adres. Nee, antwoord verwacht ik ditmaal zelfs nog minder: Oeps, de verwachting van het onbenul is het onbenul van de verwachting. Het is dan ook vooral dat ik mijzelf geen nalatigheid hoef te verwijten, ... want het verwijt van de nalatigheid is de nalatigheid van het verwijt. Tjonge, dat blijkt een hele knoop. Wanneer komen we uit bij de ontknoping van het contragram is het contragram van de ontknoping? Of blijft het de ontknoping van het noodlot is het noodlot van de ontknoping?

34.11
Hebben ze dáár trouwens een website voor, Via Nova Architectura, te weten om jouw tekst nog maar een maand òngepubliceerd te laten? Valt (ook) daaraan nog iets te begrijpen?

34.12
Mijn voorstel van de-stichting-laten-opgaan-in ziet hij nog niet zo … opgeruimd, wat voor een bestuurder best begrijpelijk is.

34.13
Vertrouwelijk laat ik je graag weten dat ik daar een vervolggesprek(je) had met een stafmedewerker. Volgens hem heeft de directie er desgevraagd geen ... waandacht voor, maar hijzèlf wil graag verder verkennen.
Overigens ga ik er niet vanuit ooit kandidaat voor zo'n leerstoel te zijn. Ik zal mij gelukkig prijzen, wanneer andere mensen mij gaan uitleggen wat civiele informatiekunde is en vooral als zij daarbij de plank niet compleet misslaan. Het gevaar van inhoudelijke verminking enz. is echter niet denkbeeldig, zeg maar vergelijkbaar met wat er met informatiearchitectuur gebeurde.

34.14
Die instemmende reactie op je artikel bevestigt nog maar eens — mijn indruk — dat wat de overheid voor zorg als zgn markt aanwijst, vooral een afleidingsmanoeuvre is ... of is het onbenul? Overigens lukt evenmin wat de overheid met voorrang wèl als markt wil laten functioneren. Volgens mij betreft dat uitsluitend haar relatie met de zorgverzekeraars. Althans, het lijkt er sterk op, dat de overheid haarzelf ziet als feitelijke inkoper van zorgdiensten, tja, dan natuurlijk in het groot(st). Vandaar dat ze gemakkelijk terecht willen kunnen bij slechts enkele zorggroothandels, waarvoor verzekeraars zoiets als een concessie verwierven. En dat zijn weer redenen, waarom ook dàt geen reële markt vormt. Intussen meent de overheid in de waan van inkoopmonopolist op voorhand de omzet in de zorgsector te fix(er)en. Zo pakt de werkelijkheid als precies het tegendeel uit van de valse retoriek voorspiegelt. De luttele groothandelaren gaan hun winst zoeken — en vinden, nota bene zelfs borgen; vergelijk managed care in de VS — in declaraties van alsmaar còntraproductievere bemiddeling. Daarvoor is de dbc-systematiek inderdaad reuze nuttig, zo niet onmisbaar. Ging het alleen maar in de zorgsector zo ... Nou ja, ooit zijn onze aardgasbellen leeg.
Wijs je mij er ajb op, indien ik naar jouw idee onzinnige aannames doe en foutieve redeneringen pleeg?

34.15
Ja, dat tienjarig bestaan lijkt me ook wel een reële termijn als je kijkt naar de nodige voorbereidingen. Een concreet mikpunt helpt altijd. Een universiteit wil natuurlijk zorgvuldig werven blabla, nou ja, gun ze de illusie van wetenschappelijke gewichtigheid. Sterker nog, daarvan wil je als Ictu vervolgens juist profiteren.
Laat je me weten, of ik bij vervolgactiviteiten kan helpen? Aan een eventueel oriënterend gesprek met zo'n decaan, bijvoorbeeld, zou ik graag deelnemen wanneer je meent dat ik een opbouwende bijdrage kan leveren.

34.16
Ik ben geenszins negatief over de brief (7 september 2009) die Bits of Freedom aan het ministerie van Justitie schreef met aanbevelingen voor de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). Wat inderdaad ook daarin domweg nog ontbreekt, is het verdwijnpunt voor stelselmatige samenhang. Maar als ik reëel ben dat de benodigde paradigmasprong nu eenmaal moeilijk is, luidt mijn oordeel (verder) ronduit positief.
Er staat letterlijk dat het “[n]aar de mening van Bits of Freedom […] dan ook noodzakelijk [is] dat een juridisch kader wordt ontwikkeld dat waarborgt dat iedere burger in de informatiemaatschappij de vrijheid behoudt die hij voorheen genoot.” Dat kader heeft BoF echter nog helemaal niet scherp, zo blijkt. Nogmaals, dat is ook lastig.
Scherper dan een ènkel punt kan je het natuurlijk onmogelijk krijgen. Daarom kent het manifest zo’n rechtlijnig hoofdpunt: persoonsinformatie is persoonlijk eigendom.
Met uitzondering van “versterking van de bevoegdheden van het C[ollege] B[escherming] P[ersoonsgegevens]” stem ik ook gerust in met de “maatregelen” die BoF aanbeveelt. Sterker nog, die staan als zodanig allang in het manifest vermeld of volgen er naadloos uit. Kortom, daar kùnnen we nooit tégen zijn. Over dat CBP-punt herinner ik je er voor alle evenwichtigheid graag aan, dat jij in een vroeg kladontwerp voor de Wet persoonsinformatie daarvoor ook pleitte. (Pas) in ons huidige voorstel is er van het College geen spoor meer te bekennen.
Ook al zijn wij dus vóór de (meeste) punten die BoF oppert, pas echt nadrukkelijk vóór zijn wij voor het “juridisch kader” zoals het manifest het, nota bene qua kader, zo concreet mogelijk schetst. Wat zo’n kader helpt inzien, bijvoorbeeld, is dat de BoF-aanbevelingen nogal losse flodders blijven. Pas dankzij het manifest krijgen ze stelselmatige positionering èn werkingskracht. Verder valt tegen de achtergrond van het manifest te herkennen welke maatregelen nog (allemaal) ontbreken in hun voorstel. Dergelijk besef daagt bij BoF trouwens wel degelijk. De brief bevat o.a. de terechte waarschuwing om voorbij “geïsoleerde ontwikkeling[en]” te kijken en handelen; dergelijke ontwikkelingen vormen daarentegen “onderdeel van een complex systeem.” Kortom, op z’n minst een serieuze aanzet tot principiële erkenning van stelselmatigheid, prima!
De vergissing die m.i. ook BoF praktisch begaat, is dat zij het belang, zelfs de noodzaak nog onvoldoende waarderen van wat zij “kader” noemen. Mijn opstel Axiomatische informatiekunde biedt een voorbeeld. Daarin doe ik verslag, dat Jaap van Rees, in zijn woorden, “een aantal uitgangspunten over de wijze waarop mensen omgaan met kennis en informatie” presenteerde. Een werkelijk kader, zeg ook maar axiomatisch stelsel, vind ik ze echter niet vormen. Dat karakter heeft volgens mij het dia-enneadische schema wèl. Ik citeer mijzelf uit genoemd opstel:

Maar wanneer het dia-enneadisch schema geldt als het relevante axiomatisch stelsel voor informatie, welke status verdienen de tien “uitgangspunten” die Van Rees oppert? Netjes in disciplinaire lijn zijn het evenzovele stellingen. Als zodanig ligt het voor de hand, dat ze ‘slechts’ een greep vormen uit alle mogelijke stellingen die afleidbaar zijn uit het axiomatisch stelsel annex paradigma. Dat is uiteraard niet zomaar een greep. Met zijn selectie maakt Van Rees … een bepaald punt, prima.

Vergelijkbaar kunnen wij de (meeste) punten die BoF maakt eveneens (sterk) positief waarderen. Zonder het ene verdwijnpunt en wat wij daaraan als kader ontlenen, blijven dat echter allemaal bepáálde, zeg ook maar nogal willekeurige punten. Die verdunning verschaft BoF minder slagkracht. Wie niets wil veranderen, kan immers simpel verwarring stichten tùssen de punten. Met één punt kan er niets tussen zitten: focus.
Mocht je dit commentaar willen doorsturen aan Ot van Daalen/BoF ter voorbereiding van ons gesprek volgende week, ga ajb je gang.

34.17
Of dat initiatief daar daadwerkelijk ... vervolg krijgt? Ik heb eigenlijk geen idee. Ik doe (deed?) eraan wat ik kan en dan maar kijken.

34.18
Mag ik een opstel van jouw hand verwachten? Ik bedoel dus over hoe volgens jou "het metapattern-denken past in/bij het kwantum-denken." Nu weet ik er bijster weinig vanaf, maar ik ben (vooralsnog) geneigd om dergelijke fysica hoogstens volgens de impuls-oorzaaksoort te categoriseren; zie Multiple axiomatization in information management. Metapatroon plaats ik volgens het teken als oorzaaksoort.

34.19
Zo organisch moet het inderdaad bijna altijd, wanneer je iets wilt helpen veranderen. Maar stel dat jij tegen je baas zou zeggen, okee, ik ben op dit moment nog maar een zaadje (beginneling, weet ècht van niets), dus geef mij eerst maar eens een tijdje water (prima salaris), kijk goed uit dat ik niet te veel zon krijg (optimale werkplek) en houd ajb ook allerlei andere narigheid zoals onkruid uit m'n buurt (vrij van destructieve collega's, managers enz.), nee, daarvoor bestaat dan weer géén begrip.

34.20
Voor metapatroon kan ik mij geen directe inspiratie door quantumtheorie herinneren. Daarom ben ik nù zo benieuwd naar jouw kijk op dergelijk verband.
Inderdaad roep ik weleens licht-als-golf in afwijking van licht-als-deeltje op als illustratie van contextuele verbijzondering. Dus, geen inspiratie, maar (slechts) illustratie.

Nu je aandringt, wat ik me daardoor wel herinner is dat ik ruim een jaar geleden eveneens ter illustratie een aanzet schreef met de titel ..., tjonge, Quantumsemantiek volgens metapatroon. Heb ik je daarover destijds soms iets geschreven? In elk geval ben ik gevorderd tot één bladzijde vol. Nou ja, zo stapelt het vrijwilligerswerk zich op, je kent het gevoel. Dat is trouwens dan weer wèl inspiratie, bedankt ervoor. (Ook) die illustratie moet ik toch eens voltooien.

34.21
Met je pleidooi voor, vaststelling (!) van, eigenlijk, vervloeiing van statische organisatie ben ik het natuurlijk eens. Wellicht begrijp ik je verkeerd, maar naar mijn indruk van [de eerste versie van] Vloeibare organisatie aan zet bedoel je dat verschijnsel naar informatieverkeer te transponeren en zo kom je op "vloeibare informatie." Op die manier stuur je m.i. echter te kort door de bocht, want zo mis je gauw dat je daardoor in een andere ... situatie terecht gekomen bent. Stelselmatig gaat het om de verhouding tussen vloeibaar en vast.
Het kan ook zijn dat we hetzelfde bedoelen, maar in mijn termen lukt het dankzij contextuele verbijzondering juist om informatie zo vàst mogelijk te bepalen. De term vloeibaar drukt dus zelfs het tegenovergestelde uit van wat, als ik het zeggen mag, metapatroon voor informatieverkeer wil faciliteren. Want door metapatroon is en blijft èlke informatie eenduidig binnen zijn context in kwestie en op dito tijdstip. Nogmaals, vàst. Nota bene, opzèttelijk vast. Want daaraan màg nota bene ook helemaal nooit meer iets veranderen. Anders, om maar iets te noemen, is het controlespoor gecompromitteerd (en daarom moet tijd op zijn beurt minstens bi-contextueel bijgehouden worden: registratie respectievelijk geldigheid). Of welk betrouwbaar houvast (!) bestaat er anders voor autorisatie?
Het zijn die voorwaarden, zeg ook maar de precisie met variabele schaal volgens context inclusief tijd, voor wat geldt als vastheid van informatie, die toestaan om met aldus gevestigde informatie desondanks de veranderlijke (lees inderdaad ook: vloeibare) wereld te be-teken-en. Want zodra situatie relevant genoeg wijzigt, kan zo'n brokje vaste informatie altijd toegevoegd worden. Dat gebeurt binnen dienovereenkomstige context (ook weer met één of meer brokjes, waarvoor dezelfde voorwaarden tellen) en is (voorts) langs de tijddimensie als verschillend gemerkt.
Inderdaad kan je voor een nieuwe opgave reeds beschikbare brokjes eventueel hergebruiken. Sterker nog, ... Die opgave die ze kennelijk bundelt, zie ik dan weer netzo principieel als contextueel en tijdverbijzonderde vàste informatie, enzovoort ... De oneindige variëteit van dergelijke vaste informatietjes berust op herhaalde toepassing van een simpele eindige zgn functie. Goed, wat daaraan voor een leek lastig valt te peilen is uiteraard de recursie van informatietjes die context constitueert. Daarom is vakmanschap gevraagd.

34.22
Eerder zag ik al dat je hem sterkte wenst ... Je geeft op beschaafde manier uitdrukking aan je overtuiging, dat zaaien op die onvruchtbare bodem al zinloos is.

34.23
De google-test met quantumsemantiek deed ik destijds ook. Opmerkelijk, dat de term blijkbaar nog altijd ‘vrij’ is.
Wat je slotzin betreft, de erkenning van het onvermogen is het onvermogen van de erkenning. Voilà, Heisenbergs onzekerheidsrelatie samengevat ..., hoewel ik, inderdaad "belangrijk," mijn onvermogen erken die claim met stelligheid te beweren.
Dankzij je nadere commentaar meen ik alweer wat beter te begrijpen hoe je "vloeibaar" bedoelt. Mag ik concluderen dat vloeibare organisatie neerkomt op organiseren? En geldt naar analogie dan voor vloeibare informatie dat het informeren is? Is informeren het procès vanuit bepaalde vastigheidjes met wie weet wat voor andere vastigheidjes als uitkomst, enzovoort? Zo ja, wat is het verband tussen organiseren en informeren?
Succes en plezier met jouw quantumqueeste.

34.24
Het stukje van de puzzel is de puzzel van het stukje.

34.25
Alleen jammer dat er niet nòg meer tijdsdruk op zit. Want dat wil nog weleens helpen bij het gevestigd krijgen van realiteitszin. Indien wij de stelselmatige lijn aanhouden, gaan we ze toch vooral een ander referentiekader voorstellen. Reframing, zou ik op z'n engels zeggen. Verdraaid, ook daarover bevat Wikipedia een lemma: "the provocative therapy uses reframing with an emphasis on humor." Dat lijkt me een nuttige aanwijzing voor de aanpak. Het draait om "reframing a situation or context," dus dat snappen we wel.

34.26
Wat hoogstens vertrouwelijk is aan wat je me doorstuurde, lijkt me dat jouw contactpersoon zich er wellicht zakelijk mee wil bemoeien.
Onlangs werd een seminar gehouden in een bijgebouw van een paleisje. Dus ... mocht hij als de gastheer in een voordracht zijn visie geven; klopt, zie de ‘ vertrouwelijke’ sheets. In de pauze schoot ik hem aan om te peilen of hij überhaupt enig idee heeft van wat hij zegt als hij voortdurend het woord cloud noemt. Nee, dus. Louter een verkoper. Overigens een hele goede voorzover ik kan beoordelen en dat kan ook een eerbare bezigheid zijn en je kunt er best een eindje mee komen, maar daar komt mijn verderreikende boodschap niet aan (wat meteen duidelijk werd door de poging die er toch aan waagde).
Het goede nieuws, voor mij dan, is dat de gehele zaal met verzamelde e-overheidkopstukken onze gastheer met vriendelijke onontvankelijkheid aangehoord had. De desinteresse vind ik ditmaal terecht, want het is allemaal wel èrg simplistisch en zelfs die toehoorders leken dat te begrijpen.

34.27
Hun hete aardappel is ons lekkere hapje. Dat kunnen we ze voor optimaal veranderkundig effect overigens beter maar even niet laten weten.

34.28
De ontkenning van stelselmatigheid is de stelselmatigheid van ontkenning.

34.29
Natuurlijk loopt de beer er nog warmpjes in zijn huid bij, maar de kans om erop te mogen schieten is geweldig! We zijn prima gewapend en ik zie daarom niet hoe we kunnen missen, ... eerst maar eens gemikt schieten, dus.

34.30
Hopelijk stel je mijn spontaan geschreven op- inclusief misvattingen over variëteit van axioma’s enzovoort op prijs. De grondige irrationaliteit ervan vind je uitvoerig toegelicht.
Om met een reactie op je nawoord te beginnen, mijn schatting van de duur van een paradigmawissel — als die al lukt — is geen twintig, maar minstens dertig jaar. Dat “socio-biologisch substraat” is er zeker. Want niet alleen moeten de heersende besluitvormers uitsterven, maar eveneens hun na-ijlende entourage van opleiders. Daarvoor is dertig jaar trouwens nog aan de korte kant. De kans om een wissel geëffectueerd te zien die je zèlf hebt helpen initiëren, is dus gering.
In elk geval klopt in mijn geval van stelselmatige informatiemodellering jouw schatting niet. Want daar ben ik alweer … bijna twintig jaar mee bezig; er komt nu weliswaar een beetje schot in, maar het omslagpunt lijkt me nog ver verwijderd.
Redelijke “checks and balances” waardeer ik uiteraard net zoals jij, maar domme weerstand is en blijft frustrerend. In botte weigering om überhaupt kènnis te nemen van zorgvuldig opgestelde voorstellen voor vernieuwing, dat is een langdurige ontkenningslinie, herken ik geen kritische houding.
De systeembenadering moet natuurlijk niet louter synchroon gelden. Als je daarvoor niet dieper krast dan hier en nu, groeit hoogstens pseudo-inzicht.
Is de combinatie met diachronie niet de clou van overdracht? Wat ooit in positieve zin een aanpassing was, kan later averechts uitpakken. Daarvoor moet je “de diepte in.” Dat is uiteraard vakwerk (en voor psychotherapie niet het mijne). Die diepte is oorzakelijk gezien dus vooral historisch. Maar dáár heb je onverminderd de synchrone systeembenadering nodig voor adequate duiding, eventueel enzovoort verder terùg langs individuele ontwikkelingsgang (wat ik dan wèl weer prima meen te begrijpen als algemene combinatie; het lijkt me sterk dat psychotherapie daarop een uitzondering vormt, integendeel).
Haha, ja, dat klopt. Contextuele verbijzondering van betekenissen vind ik inderdaad de informatiekundige variant van relativiteitstheorie.
Met je opmerkingen over Piagets ontwikkelingstheorie ben ik het eens. Zo eendimensionaal getrapt verloopt ontwikkeling niet. Er zitten zovele kanten aan cognitieve plasticiteit. Steker nog, dat zou geen plasticiteit zijn als we er discrete kanten aan konden ontdekken, laat staan slechts een gering aantal.
Niet dat ik een groot kenner van Kants werk ben, maar tijdens het schrijven van de vorige twee zinnen viel me de woordspeling op.
Wat een mens als ‘zijn’ imperatieven ervaart, lijkt me grotendeels aangeleerd. Dat lukt dankzij plasticiteit; àfleren is extra lastig, zolang het (eerdere) aanpassingskarakter verborgen blijft; blijkbaar kan je leren/aanpassen gauw overdrijven.
Evenmin ben ik in detail op de hoogte van Piagets werk, maar ik meen te weten dat hij zijn ontwikkelingstheorie vooral ontleende aan hoe zijn eigen kinderen opgroeiden. Ook, of juist dat kan volgens mij reuze wetenschappelijk zijn, maar slechts in het besef van het relevante axiomatische schema.
Voor waarnemingen op de schaal van zgn fysische quanta formuleerde Heisenberg het onzekerheidsprincipe. Zeg maar, dat de waarnemer in verhouding tot wat hij waarneemt zó massaal is, dat de waarneming uiteindelijk vooral de waarnemer zèlf betreft.
Des te sterker geldt dat de actie waartoe de ene mens een ander mens tekenmatig oproept, in belangrijke mate een reactie is. Dat is echter niet de louter fysieke reactie van de spreekwoordelijke biljartbal. De interpretatie door de andere mens resulteert uit aandacht en die is altijd gericht, met andere woorden gemotiveerd vanuit de ànder.
Kortom, het zit er dus dik in dat Piagets motieven de ontwikkeling van nota bene juist motieven bij zijn eigen kinderen sterk beïnvloedde. Een selffulfilling theory, zou je kunnen zeggen. Daar is dus niets mis mee, mits je ook en vooral die wezenlijke interactie expliciteert. Daar kwam Piaget destijds nog niet aan toe, althans voor zover ik weet.
Wat theorie betreft, probeer ik vooral axioma’s te herkennen. De rest bestaat dan uit stellingen, bewijsvoeringen e.d. Die blijven niet zozeer binnen de theorie in kwestie, maar specifiek zelfs binnen de axioma’s.
Een paradigmawissel is eerst en vooral een wisseling van axiomatisch schema.
In axioma’s komt tot uitdrukking welke grens we trekken voor de illusie van rationaliteit. Als grèns is een axioma daarom vergaand irrationeel. Is de aanname van nul als getal rationeel? De aanname, zoals bijvoorbeeld Schopenhauer deed, van de wil?
Wat dergelijke begrippen moeten presteren, is dat ze irrationaliteit als het ware absorberen. Dat lukt echter nooit universeel. Want anders waren ze niet nodig, nietwaar? Vroeg of laat blijkt de ervan afgeleide rationaliteit dus niet zo … rationeel houdbaar. Dat ziekt meestal een tijdje door, totdat weer eens iemand het aandurft om het probleem fundamenteel aan te pakken, dus door aanpassing van axioma’s. Daarvan worden aangepaste stellingen afgeleid enzovoort …
Wie daaraan begint, is echter nog niet jarig. Onkundig van het instrumentele karakter van axioma’s (lees ook: metafysica, ontologie) vinden de meeste mensen ze zelfs èxtra waar. Ze gaan zich daarom èxtra inspannen voor de verdediging van de kern van hun … geloof, waaraan ze absolute geldigheid toekennen.
Een mens is zelfs per definitie positivist, wanneer hij een bepaald axiomatisch schema als dictaat voor stellingen enzovoort volgt.
Je zou het als een meta-axioma kunnen opvatten, dat er verschillende oorzaaksoorten zijn. Die — vooruit, ook weer illusie van — wezenlijkste meervoudigheid bepaalt, dat je onmogelijk universeel positivist kunt zijn, te weten vanuit een ènkel, àllesbepalend axiomatisch schema.
Nogmaals, je moet steeds je specifieke irrationaliteit kiezen en vervolgens kan je (pas) doen alsof je (verder) rationeel bezig bent.
Dat botst natuurlijk weleens. Dat gebeurt niet alleen met andere mensen die volgens een andere keuze aan de slag zijn, maar ook met jezelf (want volstrekt harmonieus kunnen die noodzakelijk afwijkende schema’s ten opzichte van elkaar nooit zijn). Om dat leefbaar gesorteerd te krijgen, hebben steeds meer mensen hulp nodig …
In het wetenschapskatern van NRC Handelsblad van 29 augustus 2009 staat een bijdrage, nota bene getiteld Irrationaliteit, van P. Borst. Die man begrijpt volgens mij dus nog niet, hoe het differentieel volgens axioma’s werkt. Zelfgenoegzaam deelt hij mee: “[D]e werkzaamheid van alternatie[ve geneeskunde] is niet aangetoond.” Maar dat is zelfs een tautologie volgens “de criteria voor evidence-based geneeskunde.” Dergelijke criteria zijn immers wezenlijk, zeg maar even, anti-alternatief òpgesteld. En wat telt als bewijs, is natuurlijk netzo betrekkelijk als alles. Achter het gebruik van een term als bewijs vermoed ik gauw imponeergedrag; daar lijkt Borst inderdaad met zijn tekst op uit.
Wat Borst kennelijk ontgaat, is dat hij welles-nietes aanwakkert. Volgens dezelfde logica, slechts in omgekeerde richting toegepast, werkt evidence-based geneeskunde nooit volgens criteria voor alternatieve behandelingen. Dat schiet niet op.
Borst kan zich beter sterk maken, ik doe maar een suggestie uit de losse pols, voor heroverweging van axioma’s voor somatische geneeskunde. Waarom zoek hij het niet in uitbreiding, zodat tevens psychosomatische klachten positivistisch in zo’n kader passen? Dat komt geheid neer op enige overlap met alternatieve criteria en dan zijn we wetenschappelijk toch alweer wat verder.
Hoe vooruitgang in wetenschap valt te beoordelen, is naar mijn idee ook weer sterk bepaald door de heersende oorzaaksoort. In de fysica en cybernetica lukt(e) dat vrijwel lineair, … totdat de waarnemersinvloed op verschijnselen zich liet gelden. Toen was het (ook) daar gedaan met “strenge natuurwetenschappelijke eisen.” Over microverschijnselen bestaan daarom talloze rivaliserende theorieën, omdat proefondervindelijke toetsing objectief lastig, zo niet onhaalbaar is. Wellicht verandert dat overigens dankzij aangepaste axioma’s, zoals de relativiteitstheorie(en) aanvullende verschijnselen voorspelde en toetsbaar kreeg.
Zodra zelfs het motief van de onderzoeker meespeelt, geldt kwalitatief andere dynamiek. Waarin zit de voortgang feitelijk? Soms in de loopbaan van de onderzoeker? Zijn loopbaan lijkt zeker geen simpele — wiskundig gesproken — functie van onderzoeksresultaten, maar eerder van behendigheid in academische verhoudingen. Wat jij “een kwestie van macht” noemt, kan inhoudelijke vooruitgang gauw belemmeren.
Zonder besef van relevante axioma’s voor gedragswetenschappen verwart de roep om een “kwaliteitscriterium” slechts. Dankzij zulke axioma’s bestaat ruimte voor karakteristieke vooruitgang, vernieuwing …
Zo zou een misverstand bij Borst weleens kunnen zijn, dat hij onvoldoende beseft geneeskunde als hoogstens cybernetica te bedrijven, terwijl vele zgn alternatieve geneeswijzen pas zinvol te duiden zijn (en zonodig ontmaskerd; daar ben ik helemaal vóór!) volgens axioma’s voor gedragswetenschappen (dus inclusief het motief van de behandelaar). Tja, als hij dan toch bezig is, zou Borst vervolgens moeten inzien dat zo strikt fysisch/cybernetisch de geneeskunde ook niet is zoals hij die graag beoefent. Over psychotherapie hebben we dan nog maar niet …
De pogingen om (louter) de aanpak van fysica na te bootsen voor verklaring e.d. van gemotiveerde verschijnselen werkt averechts.
Als buitenstaander ben ik geneigd om “de wetenschappelijke vooruitgang in de psychiatrie (inclusief de klinische psychologie) niet [zozeer] karig” te noemen, maar eerst maar eens zo neutraal mogelijk sui generis. Ofwel, schep ruimte voor karakteristieke irrationaliteit en wees ajb meteen zo rationeel om zonodig die illusie te wijzigen.
De persoonlijke motivatie als onlosmakelijk handelingsingrediënt beperkt per definitie de mogelijkheid om vakkennis te objectiveren. Daarom is er sprake van overwegend ervaring als leerproces. Dat lijkt mij echter niets anders via persoonlijke motivatie opgedane, dus inherent subjectieve vakkennis. Daardoor ontbreekt ook de objectieve maat voor vooruitgang. Dat is nu eenmaal kenmerkend voor ambachten. Jij geeft “meubelmaken” als voorbeeld, terecht, lijkt mij.
Het verband dat jij legt tussen “patiëntenervaring” en ontwikkeling tot “goede dokters” vormt dus zelfs de crux. Dat meen ik dan weer te kunnen duiden via dynamiek met tevens de onlosmakelijke rol van motivatie. Ik waag het op dit punt te beweren, dat de associatie met “wetenschappelijk” wèl reëel is; als voorwaarde moeten we echter een relevant axiomatisch schema hanteren (zie ook hierboven).
Voor psychiaters, zoals voor iedereen die serieus met veranderlijke omstandigheden moet kunnen omgaan, lijkt mij wezenlijk voor hun “grondige wetenschappelijke training,” dat zij het irrationele grènskarakter van beginselen aanvaarden. Ik zou niet weten of juist (aankomende) psychiaters daarvoor meer, of juist minder, openstaan.
Tja, verstening tot “een wettelijke norm […] die daardoor niet meer ter discussie staat” is een onmiskenbare aanwijzing van terùggang. Daar zit stellig de behoefte aan zekerheid achter, die nu nèt door normering ondermijnd raakt. Nou ja, dat kan jij mij beter uitleggen dan omgekeerd.

34.31
Ik wil toch even kwijt dat inderdaad elke stelselmatigheid aan het ontwerp ontbreekt. Daarom versterkt zo’n apart informatiesysteem eerder de fragmentatie dan dat het er een oplossing voor helpt bieden.
Hoe invloedrijker ons advies over semantiek uitpakt, des te groter is de kans dat het zoveelste systeem er in de voorliggende opzet nooit komt.
De blinde vlek is inderdaad informatiekundig, met nadruk wederom semantisch. Door dat (beperkte) informatiemodel als uitgangspunt te nemen, is de variëteit van informatiebehoeften voor publieke taken hoogstens een issue, zeker geen primaire eis. Tja, een issue heet zo om vervolgens weggemasseerd te worden, terwijl het probleem aanhoudt.
De opzet suggereert een strak, productief onderscheid tussen gemeenschappelijk en taakgericht. Daar kom je pas uit door alle informatie als taakgericht op te vatten. Wat je eventueel gemeenschappelijk verklaart, is niet het uitgangspunt, maar hoogstens het resultaat van taakgerichte modellering.
De verwarring wordt voorts bevorderd, omdat Nederland (impliciet) als referentiekader geldt voor betekenis inclusief verhoudingen. Wanneer verhoudingen volgens een ander land/rechtsstelsel nu eenmaal ànders liggen, zouden ze dus volgens de Nederlandse norm niet geregistreerd kunnen worden. Dat klopt niet, wanneer ook dergelijke 'afwijkende' verhoudingen wel degelijk relevant zijn voor één of meer Nederlandse publieke taken.
Een verwante bron van ontkenning is de opvatting dat (basis)registratie per definitie bestaanserkenning door Nederland inhoudt. Zo van, ja, als we dàt als huwelijk zouden registreren, dan ontlenen de betrokkenen er (elders) rechten aan. Nee, dat is principieel te kort door de bocht. Allereerst moet je domweg (kunnen) registreren wat elders blijkbaar bestaat. Vervolgens moet je pas daaraan de eventuele verhouding met resp. beoordeling door een Nederlands bestuursorgaan koppelen. De aanvankelijke registratie heeft nog helemaal niets met al dan niet erkenning te maken. Die is pas aan de orde bij de relatie met Nederland.
De inrichtingsfout valt m.i. ertoe te herleiden dat voor een basisregistratie geacht wordt een wettelijke grondslag te gelden. Er màg daarom, blijkbaar nog alom zo geredeneerd, alleen maar geregistreerd staan wat volgens de wet ... màg. De fout is dat die grondslag niet van toepassing verklaard mag zijn op het gehéle register, maar pèr registratie expliciet vermeld moet staan, zeg ook maar pèr geval, ... indien van toepassing; zie ook mijn opmerkingen hierboven.
(O.a.) de uitgewerkte fasering verschaft hoe dan ook concrete aanknopingspunten. En voor reële variëteit is dat rijtje beslist representatief! We kunnen het gewoon aflopen. Voorzien van passende contextuele verbijzondering moeten de bijbehorende informatiebehoeften allemaal in het ene stelselmatige informatiemodel tot uitdrukking komen, klaar.

34.32
Graag houd ik vol om per jaar voor PrimaVera toch minstens één working paper te schrijven. Bijgevoegd stuur ik je daarom een tekst toe. Ik bedoel 'm als vingeroefening voor stelselmatige positionering van zgn basisregistraties in de ruimer te bemeten infrastructuur voor maatschappelijk informatieverkeer. Een echte wèrktekst, dus.

34.33
Onlangs oriënteerde ik me al een beetje op de verwachte onderzoeksvraag. Daarvoor begon ik een nogal gerichte aanzet te schrijven, maar na een half kantje besloot ik dat we allereerst meer aan een algemener verhaal hebben (met dat concreet geschetste probleem eventueel opgenomen als illustratie). Ik wilde vooral proberen bloot te leggen, dat we veel te klakkeloos met de aanduiding ‘basis’ omgaan. Dat leidt er m.i. toe dat we (lees: Nederland) vaak zelfs in precies de omgekeerde richting werken als waar we met zgn basisregisters naartoe willen.
Die analyse probeerde ik ook speels te beschrijven, maar ja, dat is natuurlijk (nog) niet zo best gelukt. Ik vrees dat je er nogal je aandacht bij moet houden om bijgevoegd verhaal door te worstelen. Mag ik toch vragen om althans een begin met bestudering te maken? Hopelijk stuit je op relevante thema’s die ooit dan maar op een andere, betere manier uitwerking verdienen. Je mag het uiteraard ook meteen een glasheldere tekst vinden, maar dat zou me dus verrassen.
Met de paragraaf getiteld Wettelijke variëteit voor netwerksamenleving poneer ik een stelling die m.i. extra relevant is voor in eerste aanleg de onderzoeksvraag in kwestie. Stel dat daarop van juridische kant bevestiging komt, op die stelling dus, dan hebben we het bruggetje geslagen tussen enerzijds het juridisch gevestigde wetsbegrip, anderzijds informatiekunde met stelselmatige semantiek volgens contextuele verbijzondering. Zo kunnen we (onder andere) die onderzoeksvraag naar semantiek hèrkaderen. Daarmee bedoel ik heel praktisch dat we haar niet langer op de oorspronkelijk bedoelde manier opvatten (want die leidt nergens toe), maar formeel gesteund door de juridische wetenschap op de Forum-manier voor Semantiek op stelselschaal.

34.34
Er zijn, populair uitgedrukt, mensen met rechten en plichten die tellen volgens Nederlands recht. Veel uitvoering, maar vooral toezicht en handhaving gebeurt als zgn publieke taken. Daarvoor zijn allerlei organisaties ingericht. Die staan bekend als overheids- of semi-overheidsorganisaties, bij elkaar dè Nederlandse overheid.
Voor uitvoering van, respectievelijk toezicht en handhaving als een publieke taak betreffende een mens/natuurlijk persoon moet de betrokken overheidsorganisatie beschikken over bepaalde informatie over de persoon in kwestie. Welke persoonsinformatie dat precies is, hangt van de concrete taak af: doelbinding.
Verschillende taken waarvoor dienovereenkomstig verschillende overheidsorganisaties dezèlfde (persoons)informatie nodig hebben, suggereren het nut van een gemeenschappelijke voorraad. Dàt is het idee van de basisregistratie.
Nota bene, wat er basaal aan is, is geënt op de persoon. Die persoonsbasisinformatie wordt beheerd door de gemeente die hem kent als ingezetene. De beheerder verandert dus, wanneer de persoon verhuist naar een andere gemeente (en zich aldaar meldt als ingezetene).
Vanuit dit ingezetene-perspectief zijn er dus netzoveel basisverzamelingen met persoonsinformatie als er ingezetenen bekend zijn in alle Nederlandse gemeenten bijelkaar genomen. Grofweg elke gemeente onderhoudt een Gemeentelijke Basisregistratie Persoonsgegevens (GBA) met daarin bedoelde basisverzamelingen met persoonsinformatie over wie op dàt moment als haar ingezetenen gelden (en als zodanig bekend zijn).
Een mens hoeft echter geen ingezetene te zijn voor Nederlandse rechten en plichten. Hij is dan een niet-ingezetene.
Voor de basisverzamelingen met persoonsinformatie over niet-ingezetenen is als het ware een niet-gemeente gesticht. Langs die lijn bestaat voor informatiebeheer inderdaad een niet-GBA. Die héét echter anders, te weten Registratie Niet-Ingezetenen (RNI).
Als het om persoonsinformatie gaat, leidt de term basisregistratie gauw tot verwarring. Wie àlle mensen met Nederlandse rechten en plichten door één register wil laten bestrijken, moet beseffen dat er netzoveel gemeentelijke deelregisters zijn als, het woord zegt het al, gemeenten èn dan ook nog eens één niet-gemeentelijk deelregister.

34.35
Ik kan er niets gezaghebbends over zeggen, want ik blijf het maar niet snappen. Wàt is nu precies gestandaardiseerd, als je xbrl tot standaard verklaart? Dat is niet een taxonomie, want dat is blijkbaar de specifieke ordening voor een bepaald (soort) financieel verslag. De inhoud, zeg ook maar de betekenis van wat er specifiek staat in een dergelijk verslag kan van bedrijfstak tot bedrijfstak en/of van jurisdictie tot jurisdictie verschillen. Precies, contexten, meervoud, waarbinnen betekenis zelfs per definitie wèl steeds eenduidig is. Daarom zijn er dus allerlei taxonomieën in de xbrl-betekenis van het woord.
Maar als een taxonomie het concrete sjabloon is voor een specifiek financieel verslag, nogmaals, wat is xbrl dan? Het lijkt erop dat de zgn taxonomieën volgens zoiets als een objectgericht overervingsverband voor hun eigenschappen geclassificeerd kunnen zijn. Is xbrl dan niets meer dan het idee voor zo'n classificatie met, vooruit, het sjabloon voor het alleralgemeenst gedachte financiële verslag? Tja, wat kan daarvoor concreet meer gespecificeerd zijn dan "er zij een financieel verslag"? Als het daarop neerkomt, zeg maar even xbrl zònder ook maar enige (verdere) taxonomie, ja, dan schiet het met standaardisatie lekker op. Ga maar na, "er zij een onderwijskundig verslag," "er zij een medisch verslag" ...
Daar heb je praktisch echter nog helemaal niets aan. Verder blijft reële samenhang (semantiek op stelselschaal) ontglippen, zolang we strikt hiërarchisch verbijzonderen.
Maar goed, voorlopig moeten we het doen met aanpak volgens jurisdictie en vervolgens bedrijfstak. Dat komt er volgens mij op neer dat de Nederlandse overheid steeds met een branchevereniging (als die bestaat) aan de slag moet voor de taxonomie in kwestie. Als het inderdaad zo is, rijst zelfs principieel de vraag wat Forum Standaardisatie er verder mee te maken moet hebben. Dan kan het Forum het m.i. gerust laten bij steun voor xbrl als ordeningsidee.
Als de Nederlandse overheid haar coördinatie met diverse bedrijfstakken "beheer" noemt, met steeds de bedoeling om een corresponderende taxonomie (voor een financieel verslag) overeen te komen, en daar een zakelijk dienstverlener mee belastte, ja, dan kan ik me goed voorstellen dat de zgn beheerder zich verzet tegen alles dat zijn prachtopdracht vermindert of zelfs compleet beëindigt.
Maar wie weet begrijp ik er dus helemaal niets van. Mocht je mij willen laten inzien hoe het wel in elkaar zit, graag natuurlijk.

34.36
Blijkbaar rook ik het juiste spoor. Onzin? Die extensies in de zin van meervoud zijn m.i. dus niets om tégen te zijn. De variëteit is immers reëel.
Als ordeningsbeginsel leiden louter extensies echter tot een rommeltje, wat domweg geldt voor èlke objectgerichte klassenhiërarchie met een beetje diepgang. Daarvan mag de term (verslaggevings)taxonomie niet afleiden. Met géén-overerving als effect van contextuele verbijzondering à la metapatroon heb je daar subiet geen last meer van. Op stelselschaal tikt dat inderdaad gauw voordelig aan.
Het (beheer)probleem valt niet op, zolang je taxonomieën steeds apart bekijkt. Je moet daarentegen principieel uitgaan van het verband ertussen. Dat is voor bijna iedereen (nog) contraintuïtief, wat het natuurlijk extra lastig maakt om steun voor zo'n open relationele, inherent stelselmatige benadering te verkrijgen.

34.37
Volgens mij is scope hoe dan ook iets dat onlosmakelijk (pas) meeontwikkelt, wanneer je stelselmatig aan de slag gaat. Daarover moeten we ons vooraf geen zorgen maken. Bijvoorbeeld van het werkgeversbegrip wortelt de reële betekenissenvariëteit in dito gevarieerde informatiebehoeften. Je moet, kortom, vooral die behoeften steeds ver genoeg verkennen om te snappen, oh ja, dat vergt dus (ook) een contextuele verbijzondering. Daar zit eigenlijk, in absolute zin bedoel ik, kop noch staart aan. Want tijdens verkenning stuit je onherroepelijk op àndere begrippen die ... enzovoort. In een informatiemodel is de horizon daarom de truc om principiële openheid redelijk te beheersen. Daarvoor trek je letterlijk die dikke streep. Zo doe je alsòf je niet oneindig hoeft voort te borduren. Maar als het moet, omdat betekenisvorming à la structuralisme nu eenmaal een open proces is, kan je ook die zgn horizon wijzigen (door wat er onder hangt te veranderen).
Zo kan elk begrip een vruchtbaar vertrekpunt bieden, dus (zeker) ook werkgever. Daarvoor moeten we uiteraard aanknopen bij de gangbare definities. Als er meerdere zijn, weet je al bijna zeker dat er een algemenere betekenis bijmoet om daartussen te schakelen. Zeg maar, hoe krijg je een tramstel van lijn 3 op het traject van lijn 12? Daarvoor heb je minstens ergens een wissel (algemenere rails) nodig of anders moet je ermee naar de remise (horizon).
Stelselmatigheid kom je tevens op het spoor door juist even afstand te nemen van die gangbare definities. Want gelet op de beperkte, precies, scope van het informatiesysteem waarvoor steeds zo'n definitie blijkbaar passend is, weet je feitelijk al zeker dat zij ongeschikt is voor een plekje dicht tegen de horizon aan. In plaats daarvan kan je in eerste aanleg lòs van enige zgn toepassing een vraag stellen zoals: Werkgever? Wat is dat dan?
Er bestaat dus iets dat werk heeft, maar dat wil laten doen. Dat iets zou het wellicht ook zelf kunnen doen, maar dan geeft het niets. Dat iets is dus algemener dan werkgever.
Mijn voorstel (zie o.a. het oefenschema) luidt om dat organisatie te noemen. Pas vervolgens (en voorlopig geschetst) geldt werkgever als verbijzondering van organisatie.
Maar aan wie geeft de organisatie werk? Nota bene, pas door dat géven is de organisatie tevens werkgever. Antwoord: Aan de werknemer, uiteraard! Okee, maar dat is dan weer een persoon die pas werknemer is doordat, het woord zegt het al, z/hij werk néémt. Daar hebben we dus een andere verbijzondering te pakken. Die is nota bene stelselmatig noodzakelijk voor verbijzondering van werkgever. Tegelijk geldt het omgekeerde (wat kenmerkend voor betekenissenstructuur is).
Voor zover ik de huidige polisadministratie begrijp, is daarin de registratie van de relatie van werknemer met werkgever toegespitst op, opnieuw zegt het woord het eigenlijk al, het verzekeringsaspect. Dat hoeft echter niet te stroken met de, ik zeg het maar even dubbelop, operationele werkverdeling door de werkgever over de betrokken werknemers. Als je iets een aspect kunt noemen, zoals verzekeringsaspect, weet je al dat je geheid vèrder moet. Stel dat iemand als werknemer bij dezelfde werkgever twee functies verricht (allebei in deeltijd). Die zouden in de polisadministratie weleens verdicht geregistreerd kunnen zijn. Maar meteen al voor andere taken door UWV, werkbemiddeling bijvoorbeeld, kan het juist wezenlijk zijn welke functies precies de ex-werknemer verrichtte. Dat kwamen we eerder al tegen in het onderzoek naar Suwinet.
Als mijn vermoeden klopt dat de polisadministratie vanuit de bijbehorende specifieke informatiebehoefte aggregeert, vind ik binnen dat bereik de aanduiding van werkgever zelfs gauw verwarrend zodra we ons om de stelselschaal moeten bekommeren. Zoals werkgever een eventuele verbijzondering van organisatie is (want niet alle organisaties zijn werkgever), zou polisplichtige een verbijzondering van werkgever (niet alle werkgevers zijn noodzakelijkerwijs polisplichtig) kunnen zijn.
Tot zover even over scope.

34.38
Extra sterk aan zijn suggestie vind ik dat hij op die manier de aanpak methodiseert! Dat helpt sterk om op te schieten (... oeps, dat staat er nogal dubbelzinnig).
Vanuit zo'n intermediaire organisatie als een ketenbureau lijkt het een stap terug om de oorspronkelijke modellen er weer bij te halen. Maar ik benadruk graag mijn instemming ermee dat het zelfs cruciaal is. En juist die ogenschijnlijke terùgstap maakt zijn aanpakmethode m.i. algemeen bruikbaar.
In het verlengde van mijn vorige bericht voeg ik vooralsnog voor onze onderlinge discussie de suggestie toe om bovenaan een blokje te plaatsen met daarin de omschrijving stelselmatig informatiemodel e-overheid. Want dat lijkt me toch het 'ding' waarvoor BFS bepleit dat er beheer van moet komen. Zo ja, dan verdient het een expliciete plaats in juist de methode voor verdere ontwikkeling/onderhoud.
Hoewel contextueel verbijzonderd, moet zo'n resultaat als het nog altijd nogal aparte semantische ketenmodel vervolgens expliciet worden verzoend met (lees: opgenomen in) het stelselmatige informatiemodel. Dat komt neer, voor zover overigens nodig (klopt, er hoeft steeds minder "van scratch"), op de volgende versie ervan. Dat zou je in de figuur kunnen aangeven met een pijl die onder uit het blokje contextueel verbijzonderd keten-/sectormodel vertrekt en boven in het (toegevoegde) blokje stelselmatig informatiemodel e-overheid aankomt.
Het huidige ketenmodel valt dan in eerste aanleg met contextueel verbijzonderd keten-/sectormodel te vergelijken en zonodig nogeens extra met het aldus aangepaste stelselmatig informatiemodel e-overheid.

34.39
De weg die jij naar burgerprimaat suggereert, is spreekwoordelijk de ... koninklijke. Verdere etappes behandel ik in Basispuzzel met stelselmatige registerstukjes echter opzettelijk niet. Zo gebruik ik de term metapatroon nergens. Dat zou maar afleiden, meen ik, van de ene etappe die ik de aanvankelijk onbenullige lezer in dit stadium wèl wil laten afleggen, te weten dat basis-als-authentiek juist in de verbijzondering zit. Ja, dat is uiteindelijk precies de plek van de burger met zijn gevarieerde betrekkingen.

34.40
Tja, dat zakelijke bespreken we eerst maar eens onderling ... ik weet het eigenlijk ook niet zo goed. Zolang we niet failliet gaan, is het toch zo dat we graag andere mensen helpen, nietwaar? Dat geldt zeker voor familie en vrienden. Alweer zakelijker moet/kan het zijn met wat we voor de zgn elektronische overheid doen, hoewel ook daar nog (erg) veel vrijwilligerswerk bijzit.

34.41
Ik vind het evident dat ook de detaillering die zgn taxonomieën vereisen gewoon in een stelselmatige opzet moeten passen. Met modellering volgens expliciete contextuele verbijzondering, dus. Maar voor formele standaardisatie op ruimere schaal lijkt me principieel de vraag, of je je daarmee eigenlijk wel nader moet bemoeien. Als eventueel verder proefprojectje voor semantische interoperabiliteit, ja, wie weet, maar structureel, nee.

34.42
Mijn informatiekundige schrijfwerk is vaak verkennend van aard en daarvoor is de categorie wèrkopstel (working paper) juist optimaal. Kortom, zolang PrimaVera o.a. voor zgn research fellows die experimenteerruimte biedt, lever ik graag bijdragen om haar te benutten.

34.43
Ik pieker over wat je bedoelt met “reconciliation of services.” Daarvoor verwijs je naar het “proefschrift van Pokraev,” maar in Model-driven semantic integration of service-oriented applications (2009) herken ik eerder het tegendeel van wat ik versta onder contextuele verbijzondering. Zo meent Pokraev platweg dat (p. 21) “Semantic interoperability is concerned with ensuring that a symbol has the same meaning, (i.e., refers to the same thing in the real world) for all systems that use this symbol in their languages.” Verder ging ik na of hij ergens in zijn tekst de term reconciliation gebruikt; het resultaat is echter nihil.
Volgens mij moeten wij zelfs vroeg uitleggen dat er (minstens) twee dienstbegrippen bestaan, het atomaire en het structurele. Tot dusver blijft alles nog uitgaan van het atomaire dienstbegrip. Omdat het impliciet gebeurt, valt er onmogelijk aan te ontsnappen.
Karakteristiek voor atomaire diensten is, dat hun samenhang pas op basis van hun wezenlijke apartheid geadresseerd wordt. Zeg maar, achteraf. Dat gaat dus mis.
Daarentegen vormt juist de samenhang waarin hij functioneert al vooraf de crux voor de, het woord zegt het al, structureel gedimensioneerde dienst. Wat ogenschijnlijk één en dezelfde dienst is, functioneert aldus aangepast aan de samenhang in kwestie. Qua daadwerkelijk functioneren, kortom gedrag, zijn er daarom netzoveel van die structurele diensten als er verschillende samenhangen (lees ook: contexten) relevant zijn.
Rara, hoe houd je structurele diensten uit elkaar? Dat lukt door toevoeging van contextuele verbijzondering.
De noodzakelijke eigenschappen die een atomaire dienst toegedicht zijn, veranderen uiteraard met de contextuele verbijzondering méé. De maatvoering voor gedragsspecificatie is daarom “open-ended.” Die kan naar behoefte verfijnd of juist verbreed, toegevoegd, veranderd e.d. worden. Dat biedt flexibiliteit, beheersbaarheid enzovoort, wat we inderdaad pèr vertrouwde diensteigenschap mooi kunnen toelichten. Wat de opbouw van het artikel betreft, moeten we al éérder zo’n beetje toegelicht hebben wat die contextuele verbijzondering inhoudt.
Uitgaande van het onderscheid tussen atomair en structureel zouden wij na figuur 1 als uitbreiding ervan figuur 2 kunnen opnemen. Dat is dan een 3x3-matrix. Wat thans doorgaat voor web services zijn dan atomic (web) services en op die manier geldt semantics vooralsnog eigenlijk als atomic semantics. Waar we naartoe willen is structural services (process) with structural semantics (data). Die combinatie is zgn reflexief respectievelijk geïntegreerd, want de adequate beschrijving van structural services vergt structural semantics.
Ik merk nog op dat het structurele dienstbegrip het atomaire omvat (als eenvoudigste geval). Hiermee wil ik eveneens zeggen, dat het onmogelijk is om het structurele begrip louter op basis van het atomaire te verklaren. Dat is het communicatiedilemma voor elke paradigmawissel.

34.44
Zoals ik je begrijp, vertrek jij voor de verdere benadering annex uitleg in ons eventuele artikel vanuit bestaande diensten (die ik dus atomair noem). Dan laat je formele bewerkingen los op de informatiemodellen volgens welke de evenzovele diensten geacht worden te functioneren. Daardoor krijg je expliciet wat meestal impliciet bleef. En daarmee kan je de daadwerkelijke “verzoeningsstap [als] mensenwerk” uitvoeren.
Dat is inderdaad bijna onherroepelijk mensenwerk, zolang die diensten niet of nauwelijks berekend zijn op de concrete samenhang waarin ze nu blijkbaar aan de slag moeten. Dat is dus verzoening als postcoördinatie.
Mijn idee is eigenlijk dat we dergelijke pogingen tot verzoening zelfs maar beter helemaal kunnen vergeten. Dat wordt toch niets. Daarom, over impliciet gesproken, ga ik uit van hoe je diensten beter kunt opzetten. Doe dat ajb meteen structureel, beweer ik: precoördinatie. Ofwel, houd grondig rekening met (verwachte) samenhang.
Dat is vergelijkbaar met het verschil tussen gestandaardiseerde bakstenen en zomaar een lading stenen uit een rivierbedding. Met bakstenen metsel je vlotter een muurtje (als je tenminste zo’n muurtje wenst).
Met voorbereidende (semantische) bewerkingen van bestaande diensten, althans van daarvoor geldige informatiemodellen, heb je inderdaad nog niets stelselmatigs. Ook voor onze oefening met betekenissenvariëteit van het werkgeversbegrip hebben we daarom aan die aanpak, verwacht ik zo, niet genoeg. Wat ook daar thans onverenigbare betekenissen zijn, vergt geheid minstens één extra betekenis als scharnier ertussen. Voor hùn relevante diensten draagt dat scharnier nauwelijks betekenis, maar juist dankzij zijn leegte werkt het als zodanig; dat kan je ook een brug ertussen noemen. Klopt, in “een grotere/hogere context” is betekenis navenant algemener (totdat een ènkel kunstmatig nummertje oid. als scharnier overblijft, verder niets; voilà, kruispunt).
Een contextueel verbijzonderde betekenis valt slechts vanuit “een overkoepelend semantisch kader” te bepalen, terwijl zo’n betekenis op haar beurt dat kader mede vormt ... enzovoort Naar mijn idee voed je een dienst ook niet met een context, want als het goed is stáát elke dienst één-éénduidig in een specifieke context.
Voorzover ik jou begrijp, nogmaals, heb je het over diensten waarvoor dat nog niet of onvoldoende expliciet geldt. Dankzij het voorbereidende werk dat jij voorstelt, kan je in elk geval eenvoudiger herkennen dat het een rommeltje is.
Na een heuse ontwerpslag heb je pas betekenissen die stelselmatig netjes geordend zijn. Daarmee verzoen je niet zozeer, maar spring je eventueel. Voor zo’n sprong moet je weten wáár je wilt uitkomen (en hoe je zonodig terugkomt). Dankzij contextuele verbijzondering kan je met (veel) grotere precisie mikken. Sterker nog, als precisie tekortschiet, moet je blijkbaar (verder) met contextuele verbijzondering … wat dan methodisch ook gewoon kàn.
Waarom ik in dit verband overigens graag dienst en proces juist op één hoop gooi, is om daardoor een recursief begrip te hebben. De ene dienst/proces roept eventueel andere diensten/processen aan, enzovoort. Een dienst met het vermogen om gericht mee te springen noem ik dus structureel.
Voor een atomaire dienst luidt de retoriek dat hij herbruikbaar is. Als dat inderdaad stelselmatig lukt, is hij kennelijk voldoende gepreciseerd (lees ook: gecontextualiseerd) en dus feitelijk structureel.

34.45
Dank je wel voor je complimenteuze commentaar op Basispuzzel met stelselmatige registerstukjes. De kunst was (wederom) de beperking, inkoppertje, de beperking van de kunst is de kunst van de beperking. Ik bedoel dat er natuurlijk van alles en nog wat bij valt te vermelden, voetnoten, literatuurverwijzingen, ga maar door. Daardoor zou echter de nonchalante vanzelfsprekendheid (klopt, daar zit ook een contragram in) verloren gaan, dacht (en denk) ik.

34.46
Wat mij betreft maak je zelfs perfect “sense”! Tegen het einde van je bericht geef je m.i. expliciet bijna compleet uitdrukking aan de kern van de verzoenings- annex sprongmethóde: “Het mooie aan contextuele verbijzondering is dat het (op modelniveau) ook postcoördinatie vergemakkelijkt, doordat het zo principieel kale semantische geraamtes opspant.” Strikt lineair beschouwd vormen pre- en postcoördinatie elkaars tegenstelling. Stelselmatig volgens consequente contextuele verbijzondering wordt die oppositie echter opgeheven! Sterker nog, precies zoals jij stelt, de extra pùntige precisie dankzij precoördinatie biedt extra mogelijkheden voor ordelijke verzamelingen volgens postcoördinatie.
Als iemand de beperkingen van precoördinatie beseft, … Daarom is er per model de horizon voor ordelijke inclusief veranderlijke betrekkelijkheid.
De horizon vormt de grens voor “principiële precoördinatie.” Maar niet alleen dáárvoor. Dus óók voor netzo betrekkelijk-principiële postcoördinatie, want stelselmatig zijn pre- en postcoördinatie elkaars bondgenoten.
Voor de ontwerper bepaalt de horizon het kader waarbinnen hij een “wensdroom” moet zien te vervullen. Dat is er (voor hem, als ontwèrper) pas realistisch aan.
Wat jij “totaliteit” noemt, ben ik geneigd als asymptoot te positioneren, principieel ònbereikbaar, dus. Je kunt ‘m stelselmatig wel postcoördinatief verrassend veel dichter benaderen dan lineair (lees ook: slechts atomair gefaciliteerd) dankzij bewust dáárop ingerichte precoördinatie. En mocht je onverhoopt wat puntjes missen, dan voeg je ze gericht ìn, “maar dan wel onderbouwd door de analyse die tot dan toe in het verzoeningsproces is gedaan.”
Acceptatie dat “er […] niet zoiets [is] als een definitief model” werkt inderdaad bevrijdend. Metapatroon, althans mijn idee erover, bedoelt de (model)ontwerper daarvoor praktisch gereedschap te bieden.
Op reële stelselschaal mogelijk dus bijvoorbeeld ook definitief en tijdelijk geen onderlinge tegenstelling uitmaken. Dankzij veranderlijkheid is elke contextuele verbijzondering gekenmerkt door zoiets als definitieve tijdelijkheid (en andersom …).
Ja, ook werkt bevrijdend om het federatieve karakter van — het beheer inclusief zgn governance van — voorzieningen te aanvaarden. Er zijn en blijven, kortom, altijd meerdere horizonten enzovoort. Opnieuw blijkt contextuele verbijzondering productief voor afstemming. Omdat binnen één en dezelfde horizon variëteit valt te faciliteren (wat immers de crux is van contextuele verbijzondering), maakt het strikt informatiekundig gezien dus niets uit onder welke specifieke horizon een bepaalde verbijzondering gepositioneerd is. Mocht daarover getouwtrek ontstaan, dan kan er voor dergelijke voorzieningen een extra, zeg maar neutrale horizon toegevoegd worden. Van daaruit, stel ik zo verder voor, zijn bijbehorende kerndiensten beschikbaar. Dergelijke verdeling over horizonten valt vergaand te plooien volgens maatschappelijke (bestuurs)verhoudingen. Opnieuw blijkt een tegenstelling te vervallen door stelselmatige benadering.
Dat we nog veel interessant werk voor de boeg hebben, maak je aan het einde van je bericht duidelijk. Hoewel wij“daarvan nog geen beeld” hebben, mee eens, althans zeker niet uitgewerkt, schiet het al behoorlijk op om daarvoor in de productieve, want stelselmatige richting te kijken.
Mijn slotopmerking luidt dat we dankzij deze correspondentie scherper krijgen wat we allemaal beter nog maar niet in ons a.s. artikel kunnen aanroeren.

34.47
Stònd er maar een huis. Dan kon je nog eens iemand bijvoorbeeld ergens tegenaan — proberen te — laten lopen en zeggen, "Zie je wel, daar staat ècht een muur! Dat is wat er met dàt streepje daar op de tekening bedoeld is."
Wanneer die tekening achteraf gemaakt is, zoals jij oppert, betreft het inderdaad beslist geen ontwerp resp. architectuur in de gebruikelijke betekenis van die woorden. Maar ja, wie maakt zich daarom druk?
Dus is vooralsnog de elektronische overheid vooral luchtkasteel. Daardoor ontbreekt helaas zelfs voor dergelijke confrontatie de harde werkelijkheid. Alles blijft zweven; dat is bestuurlijk blijkbaar comfortabel.
Hoe dan ook, hopelijk krijg je je column spoedig op de website van Digitaal Bestuur geplaatst. Daarop zullen overigens wel weer stupide reacties komen.

34.48
Hopelijk houd jij ook contact, want je kunt hem slechts waarderen als, zeg maar, geharnaste privacy-voorvechter. Neem ook zijn relatienetwerk serieus.
Voorzover je hem nog niet zo goed kent, verwijs ik je voor wat verdere introductie graag naar de (zeer korte) bespreking die ik destijds schreef van zijn boek Privacy begint in je genen.
Wat Henk Bos in genoemd boek een Individuele BurgerAdministratie (IBA) noemt, kwam als digitale kluis terecht in het advies(rapport) van de cie. Snellen — waarvan hij lid was — over de GBA "als spil voor de toekomstige identiteitsinfrastructuur."
Of Bos het zo ziet weet ik niet, maar wat mij betreft kan je het manifest van dotindividual prima opvatten als samenvatting van zijn boek, tenminste van de strekking ervan. Hiermee bedoel ik de nauwe verwantschap van ideeën te onderstrepen.

34.49
De oorzaak ligt volgens mij bij wetenschappelijke tijdschriften. In hun stuiptrekkingen eisen ze complete exclusiviteit. De auteur moet garanderen dat zijn tekst zuiver origineel is. Tja, wie durft er dan nog tussenresultaten in de vorm van een zgn wòrking paper te publiceren? Want als een academicus daarop betrapt wordt, verliest hij zijn publicatiekanaal. Onzin, natuurlijk, maar hij trapt blijkbaar in dat dreigement. En zonder publicaties wint hij geen academische punten ... Kortom, op PrimaVera blijft het tegenwoordig letterlijk angstig leeg.

34.50
Met die "inventarisatie van [...] losse informatiemodellen" zet je toch een noodzakelijke stap?! Pas op die basis (oeps) kan je vervolgens reële verschillen, overlappingen, gaten e.d. stelselmatig aangeven, denk ik zo.
Op die manier pakt ook BFS dat aan tijdens een vervolgprojectje voor stelselmatige semantiek. Twee grote zgn uitvoeringsorganisaties moeten nauw samenwerken en beseffen inmiddels dat ze betekenis wellicht ten onrechte geprobeerd hebben op uniformiteit te standaardiseren. Nu mag BFS daar met contextuele verbijzondering een proefmodelletje opstellen. Nee, vooral niets dat naar operationele toepassing neigt. Vooruit, we kunnen voor onderzoek nader aan de slag, prachtig!
De Interoperabiliteitscatalogus informatietypen (Icit) vind ik primair een documentatiemiddel. Overigens gaan we (Information Dynamics) de startpagina ervan opleuken; veel verder kom je met een demonstratie meestal toch niet. De afgelopen maanden hebben we besteed aan vernieuwing van de binnenkant van KnitbITs/metapatroon; daarop draait Icit inmiddels (maar zie je van buiten dus nog geen enkel verschil).
Inderdaad ben je er met inventarisatie uiteraard niet. Wat daaraan noodzakelijk is, betreft een (primitieve) kijk op gevarieerde informatiebehoeften die kennelijk relevant zijn. De slag naar stelselmatigheid is een heuse ontwèrpslag.
Wie heil verwacht van louter een technische bus, begrijpt dus niet dat semantische interoperabiliteit ànders is.
Dank je wel voor je attendering op Betekenis op de Agenda. Ja, stijf bovenáán de agenda! Dat begrijp ik prima. Maar houdt een onvermoede lezer vol? Zoals ik je column lees, betreft je pleidooi “informatie-infrastructuur.” Dat is voor mij duidelijk, want ik weet allang redelijk wat je ermee bedoelt. Voor die zomaar-lezer beweer je dat echter òngespecificeerd, zeg maar vergelijkbaar met de manier waarop alom losse termen zoals architectuur, cloud enzovoort moeten suggereren dat het ook verder allemaal klopt.
Ik besef terdege dat agenderen verschilt van meteen-maar-oplossen. Als acceptabele, want inspirerende suggestie voor een oplossingsrichting houd je het met louter vermelding van "informatie-infrastructuur" m.i. wel erg kort. Zo vind ikzelf infrastructuur voor informatieverkeer al ... suggestiever. Hier en daar de term variëteit helpt ook altijd en dan kan je alweer kwijt dat situationele variëteit natuurlijk een passende contextuele variëteit vergt. En dàt vormt dan de crux van heuse "informatie-infrastructuur," zoals jij het kortweg aanduidt.

34.51
In de eerste plaats, beschouw het ajb als compliment voor de kracht van het 'merk' Bits of Freedom dat je vrijwel onmiddellijk na doorstart zulke mensen (en ons, niet te vergeten ;-) aan de lijn krijgt. Let op, wanneer hij iets gaat organiseren, moet je er volgens mij zeker bijzijn.
Ten tweede vind ik het natuurlijk leuk om te horen dat onze principiële ideeën over persoonlijk eigendom van persoonsinformatie gelijk oplopen met wat hij propageert. Dat is weliswaar geen sluitend bewijs voor hun waarde, maar toch op z'n minst een aanwijzing dat er méér speelt dan wat louter een ènkele gek beweert. Op mijn beurt ben ik blij dat dergelijke ideeën nu ook op, zeg maar, radar van Bits of Freedom verschenen zijn.

34.52
Ja, dat is het, experimenteren met voorlichtingsmateriaal ... Pas als je iets probeert, kan je ontdekken of het eventueel (niet) aanslaat.
Wat je formule/functie voor "veranderingsbereidheid" betreft is mijn idee, dat de variabelen onderling minder onafhankelijk zijn dan die uitdrukking suggereert. Juist door het iteratief multivariabele, zeg maar, Droste-effect is communicatie van een paradigmawissel zo ... ingewikkeld. Inderdaad, experimenteren maar.

34.53
Waarom verschilt GBA-Verstrekkingen van BVBSN (beheervoorziening burgerservicenummer)? Waarom überhaupt voor BSN vergaand apàrte voorzieningen getroffen werden/zijn/gaan worden, heb ik nooit begrepen. Hoewel, … de verklaring die ik ken, luidt dat voor GBA, resp. BSN twee verschillende directeuren-generaal bij BZK ‘verantwoordelijk’ waren (zijn?). Om echter het gehele zaakje aan de praat te krijgen, moeten natuurlijk vooral zulke basispunten stelselmatig kloppen.

34.54
De tragiek van die column over “communicatievervorming” bestaat er natuurlijk uit dat de auteur "de grote informatiestroom" ermee opvoert. Dat leidt ertoe dat ik zelfs een tandje bij moet schakelen om "naar believen [te] selecteren."
Inderdaad interessant, voorzover ik die tekst dus las, dat hij "politieke kopstukken" en "medewerkers" een verwijt maakt, terwijl de oplossing slechts van managers kan komen. Zo staat eigenlijk al vast, dat hij jouw heroverweging gaat missen. Van de weeromstuit wordt jouw reactie stellig als één van de "twaalf manieren om communicatie te vervormen" (m)ingeschaald.
Mocht hij niet op jouw reactie … reageren, dan kan je nog vragen of hij zijn eigen analyse serieus neemt. Nou ja, laat maar (weer).

34.55
Daarnaar ben ik dus (ook) al jaren op zoek! Ònbevooroordeeld bestaat m.i. trouwens niet; wat we bedoelen is iemand die het met ons eens is ... èn in dat milieu de zgn kampioen kan/wil zijn. Kortom, exponentieel lastig.

34.56
Het is maar wat je een definitie noemt. Over variëteit en daarom context gesproken, voor de toeslagen die de Belastingdienst behandelt — en die verschillen volgens mij van wat de zgn Toeslagenwet behelst; daar gaat UWV (nog?) over — speelt het begrip toeslagpartner. Wie als zodanig geldt, is echter geen vàst uitgangspunt, maar een contingent tussenresultaat. Oefen eens met Wie is mijn toeslagpartner? Probeer daar verschillende keuzes. Met contingent bedoel ik dus, dat diverse criteria relevant (kunnen) zijn. Nogmaals, die afweging valt niet in een enkelvoudige aanduiding, zeg ook maar een definitie, te vangen.
Voor duidelijkheid moeten we een stapje terùg, te weten naar de relevante criteria. Daar dreigt trouwens het risico van circulair verband. Bijvoorbeeld, een toeslag is afhankelijk van het inkomen dat … wijzigt door de toeslag.

34.57
Synthetisch, zeg ook maar qua stelselmatig model, borduurt hij voort op hiërarchische classificatie. Zo doet bijna iedereen het nog. Maar hij komt wel degelijk al met een wezenlijke vraag. Die luidt "of we zouden kunnen uitgaan van een gemeenschappelijk element of gemeenschappelijke elementen."
Voor zijn schematische uitwerking beantwoordt hij die vraag echter bevestigend, terwijl je er voor variëteit op heuse stelselschaal pas uitkomt via het òntkennende antwoord.
Daar komt bij dat hij weliswaar partnerschappen problematiseert (terecht!), maar naar mijn indruk in zijn schema afzònderlijke partners verbeeldt. In combinatie met de — beperkingen van strikt — hiërarchische indeling loop je zo vrijwel onmiddellijk vast.
Daarentegen moet je partnerschappen èxpliciet opnemen (en die beschouw ik op hun beurt als verschijningsvorm van organisatie). De aanduiding die ik (vooralsnog) ervoor verkies is: burgerlijke samenlevingsvorm.
Er bestaan echter niet uitsluitend voor samenleving allerlei vormen. Die zijn er ook voor ... scheiding. Daarom breid ik voor het ontwerpspel de aanduiding dienovereenkomstig uit: burgerlijke samenlevings-/scheidingsvorm.
Als je naar het oefenschema kijkt, zie je daar aparte knooppunten voor (burgerlijk) partnerschap en personenhuishouding. Die vallen dus te abstraheren tot burgerlijke samenlevings-/scheidingsvorm. De extra winst van die abstractie is dat allerlei àndere vormen, inclusief wat we allemaal nog niet kennen, geheid eveneens passen (en waardoor de àfleiding van organisatie alleen maar relevanter is).
Nota bene, dergelijke samenlevingsvormen bestaan m.i. principieel náást elkaar. Er is geen a priori hiërarchie (die immers niet strookt met reële maatschappelijke variëteit; uiteraard kunnen tùssen expliciete samenlevingsvormen eventueel netzo expliciete relaties worden aangegeven).
Vanuit een specifieke burgerlijke samenlevings-/scheidingsvorm volgt (pas) de relatie met betrokken specifieke partners/deelnemers. Zo is er eventueel ook een relatie met (zie oefenschema) bestuursorgaan (soevereiniteit).
Waar "de kern van de oplossing zit", wijst hij in precies de verkeerde richting. Hij ziet de kern "in datgene wat bindt, niet in wat onderscheidt." Voor stelselmatige samenhang lukt het slechts andersom, hoe contraintuïtief dat voor menigeen altijd nog lijkt. Dus, bepaal met voorrang wat onderscheidt en (ver)bindt vervolgens zonodig.
Als criterium kan ik niet volgen dat slechts "wat bindt is het waard om geregistreerd te worden." Dat lijkt me typisch een misvatting vanuit het perspectief van een zgn basisregistratie. Juist een relevant verschil verdient registratie (want zolang iets gelijk blijft, kan je daarvoor bij een eerder verschil terecht ...). Dergelijke verschillen treden tijdens uitvoering van concrete publieke taken op.
"Met dan "vinkjes" bij de bijzondere eigenschappen" gaat juist wezenlijk verband verloren. Er is voor eenduidige ordening contextuele verbijzondering nodig: een plaats voor elk verschil en alle verschillen op hun plaats.

34.58
Mijn indruk is dat de, zeg maar, juridische variëteithypothese vlot wordt geverifieerd. Hoera, want dat is precies een sterk argument erbij waarom het stelselmatige perspectief kwalitatief anders moet zijn. En daarvoor moeten we dan een (innovatie)kampioen zien te vinden, die de hypothese/stelling maatschappelijk wil propageren.

34.59
Intussen waagde ik me nog maar eens aan een verklaring, waarom het niet opschiet met de elektronische overheid en vooral hoe het m.i. wèl moet. Voor een column luidt de opgave: Hoe behandel je een groot onderwerp in een kleine ruimte? Ik koos voor Informatiekundige harmonieleer een stellerig stijlregister.

34.60
Ik ben voorstander van zgn idealized design à la Ackoff. Ofwel, over acceptatie door andere mensen bekommer ik me voor het èchte ontwerp niet (zo). Allereerst ben ikzèlf aan de beurt voor acceptatie, ... want als ik het niet begrijp, kan ik het iemand anders ook niet verklaren.
Daarom mag je zeker in vroege schetsjes gerust onconventioneel zijn. Sterker nog, omdat je stelselmatig perspectief hanteert, ontkom je er vergeleken met tot dusver gangbare apartheidspraktijk niet eens aan ... wanneer je tenminste verder wilt komen.

34.61
Dankzij betrouwbare verbindingen is het natuurlijk de vraag (geworden), of een organisatie dergelijke informatie nog in eigen beheervoorzieningen moet overnemen. Als je er maar bijkunt volgens relevante samenhang ...

34.62
Intussen besnuffel ik een referentiekader voor het ene basisregister en dan stelselmatig verder, dat we 'zomaar' kunnen toepassen. Als we uitgaan van zgn gerelateerdeninformatie bestaat er kennelijk zoiets als gerelateerdheid. De klasse van relevante gerelateerdheden, te weten tussen personen voor hun (inmiddels) burgerlijke rechten en plichten in een ruimere samenleving, past m.i. netjes in wat volgens culturele antropologie verwantschapssystemen heten. In die discipline hebben ze er alweer bijna anderhalve eeuw veldonderzoek naar en getheoretiseer over variëteit van verwantschap opzitten, hartelijk bedankt.
Nota bene, volgens culturele antropologie telt verwantschap (engels: kinship) niet louter biologisch, maar tevens sociaal-cultureel. Voilà, in een rechtsstaat bepalen we alsmaar méér (sociale) verwantschapsvarianten bij specifieke wet. Dan doen we, omdat verwantschappen (mee)tellen als steeds gedifferentieerdere factoren voor de vooral financiële herverdeling die via de overheid van de samenleving in kwestie verloopt. Wettelijke grondslag(en) moet(en) willekeur vermijden, zeg ook maar bureaucratie vestigen in de positieve zin van dat woord.
Ik benadruk dat we hiermee geen referentiekader overhevelen. We moeten daarentegen 'gewoon' het vraagstuk van gerelateerdeninformatie als cultureel-antropologisch beschouwen, waardoor dat kader zich met bijbehorende erkenning van variëteit simpelweg aanbiedt.

34.63
Met geometrie bedoel ik daar inderdaad geometrisch maatstelsel, met excuus voor de verkorte aanduiding. Vanuit object gezien, betekent de relatie ermee dat voor het object in kwestie een — altijd tijdgebonden! — overeenkomstige positie geregistreerd staat. Dat geldt dus algeméén voor object, nota bene voor object-in-context-van-object (zgn homogene hiërarchie).
Wanneer er voor een specifiek object géén specifieke relatie met een specifiek geometrisch maatstelsel gevestigd is, bevat het informatiestelsel voor dàt object dus geen specifieke positie.
Netzo geldt: Wanneer er voor een specifiek object géén specifieke relatie met een specifiek verschijnsel gevestigd is, geeft het informatiestelsel dus niet aan dat dàt object een meetinstrument is voor dàt verschijnsel.
Zolang het object niet van positie verandert, hoef je (dus) voor het meetinstrument per meting geen positie door te geven. Want qua positie hebben we het blijkbaar meer in het algemeen over een object, maw niet over die verschijningsvorm.
Wat je wilt, is een melding van de eventuele positieverandering van het object. Als dat allemaal netjes (ook) volgens tijd verbijzonderd is, kan je elke ogenschijnlijk kale verschijnselmeting ... positioneren.
Stel je bij geometrisch maatstelsel ajb geen details voor, laat staan een specifieke kaart, maar slechts een aanduiding. Wellicht is geodetisch maatstelsel, dus van landmeetkunde, duidelijker. Vergelijk het met muntstelsels. Het maakt verschil of je afrekent in euro's, engelse ponden of us-dollars ... Het (deel)stelsel in kwestie geef je daar slechts met de munteenheid aan, klaar. Als je een transactie eraan relateert, heb je daarmee de munteenheid resp. -(deel)stelsel bepaald (en hoef je die dus niet meer elders voor die transactie te vermelden).
Houd je ajb in de gaten dat ik je vraagstuk weleens verkeerd zou kunnen begrijpen?!
Het enige waarop ik (nog) mik met mijn suggesties is nodige en voldoende verbijzondering van/voor de afzonderlijke metingen. Maar als je dat handig doet, blijkt meteen dat je wel degelijk meteen ruimer mikt ... dankzij wat je als contexten opneemt.
Nogmaals, mijn neiging is om me op de afzonderlijke meting te concentreren, maar me er dan nog niet druk over te maken of het temperatuur of wat dan ook betreft. Want wie weet ga je ooit neerslag volgen ..., geen idee.
Als ik even doorga met de afzonderlijke metingen, stel ik me voor dat jouw werkgever die (ook) zèlf verwerkt. Zo ja, dan wil je dus niet alleen weten op welk tijdstip die meting betrekking heeft, maar ook wanneer zij voor jullie (of wie er ook maar mee aan de slag zou willen/mogen) beschikbaar kwam.
Daar heb je het dus weer. Je moet ook jezelf in het model opnemen, inderdaad als waarde van een ruimere variabele ... zodat je er nog allerlei kanten mee opkan. Maar verder is het dankzij betrouwbare verbindingen natuurlijk de vraag (geworden), of jullie dergelijke metingen nog in eigen informatiesystemen moeten overnemen. Als je er maar bijkunt volgens je eigen relevante samenhang ...
"Loop" vooral niet "vast" in mijn suggesties. Neem ze niet serieuzer dan wat jij eraan als nuttig herkent. Kortom, waarop mik jijzèlf? Met metapatroon kan je gerust doen alsof je specifiek mikt. Want je ontkomt door contextuele verbijzondering nu eenmaal niet aan stelselmatigheid.
Je moet al helemaal niet in een còntext vastlopen ... Je kunt ook zeggen, dat je iets als een context opneemt om er later nog eens op terug te komen. Zo loop je in elk geval voorlopig niet vast, maar dóór.

34.64
Maar wat betekent “essentiële”? Zijn de zgn authentieke gegevens in een basisregistratie nodig en voldoende? Nodig? Dat hoeft niet. Voldoende? Nee, vaak niet, zoals Semantiek op stelselschaal bevestigt.
Die geschetste betekenis [van fiscaal partnerschap] betreft nota bene een àfwijking van het patroon zoals eerder verondersteld voor sectorale verbijzondering. Dat verdient semantisch een (heel) andere status.
De stelling dat “overeenkomsten […] dus een startpunt vormen voor een semantische aanpak” is op reële stelselschaal verkeerd. Variëteit is regel.
Of de ene “definitie […] kennelijk meer context gerelateerd [is]” dan een andere snijdt stelselmatig evenmin hout. Èlke definitie is contextueel. De ene context is wellicht ruimer dan een andere. Maar vaak omvat de ene context niet compleet de andere. In dergelijke gevallen zijn juist verschillen maatgevend.
Verder besef ik (pas) dat we ons tot dusver geconcentreerd hebben op niet-ingezetenen als natuurlijke personen. Nu lijkt mij sterk, dat voor de uwv-polisadministratie informatie over niet-ingezeten natuurlijke personen nodig is (maar wie weet ...). Er bestaat ivm (natuurlijk) persoonlijke arbeidsgeschiedenis echter stellig wèl behoefte aan informatie over niet-ingezeten (overige) rèchtspersonen en dan inderdaad juist in relatie tot niet-ingezeten natuurlijke personen. Dit verdient m.i. beslist signalering onder stelselmatige noemer.
De nadrukkelijke vermelding van “terminologie” moet m.i. vergezeld gaan van een opmerking dat termen weliswaar gelijk kunnen zijn, of synoniem, maar dat hun betekenissen kunnen verschillen. Dàt is semantische (begrips)analyse. Het gaat dus niet zozeer om “spiegeling” van louter terminologie, maar van relevante betekenissen. Dat verloopt inderdaad via terminologie.

34.65
Mee eens, eerst maar eens wat vèrder verkennen ... De hamvraag vind ik inderdaad ook: "Maar hoe doe je dat?" Hoe krijg je aandacht van mensen die juist in ontkenning gespecialiseerd zijn? Een tragikomische illustratie van wanverhoudingen gaven onlangs Amsterdamse bestuurders, aangesproken op ontspoorde ontwikkeling van de zgn Noord-Zuidlijn: "Wij zijn ook maar amateurs!" Is dat eigenlijk best knap, te weten dat je zo'n zin met droge ogen kan uitspreken? Of is het domweg (f)opperst onbenul?
Destijds schreef ik Burgerzaken voor senioren, een korte bespreking van Privacy begint in je genen. Uit Henk Bos’ boek citeerde ik: “Bestuurskundigen van universiteiten vormen met beleidsmedewerkers [van overheidsorganisaties] en journalisten een trend-settend en carrière-bepalend forum waarvan je het jargon wel meester moet zijn, maar waar je […] niets aan hebt.”
Nog veel langer geleden las ik in NRC Handelsblad een column door Bas Heijne waarin hij schreef dat een zekere dosis narcisme onvermijdelijk persoonlijkheidsbestanddeel is van een leidinggevende functionaris. Het mag echter niet doorslaan.
Zo is er van àlles mis met, zoals jij aanduidt, "politiek de baas zijn." Want zoals jij ook toelicht, politiek is het niet, omdat reële vertegenwoordiging zoek is. Maar baas is z/hij evenmin, omdat het slechts gaat om strelende aandacht. Wanneer je bij zulke mensen aankomt met een idee, dat het ànders kan — over moét hebben we het voorzichtigheidshalve nog niet eens — ervaren ze zo'n aanspraak (die terecht is aan het adres van een vertegenwoordiger) subiet als kritiek en zo door als krenking. Dat is gauw kansloos, zelfs gevaarlijk.
Wie van de weeromstuit zijn strijdpunt acceptabeler probeert te krijgen, laat zich (m)intimideren. Mijn indruk is dat Bits of Freedom die koers kiest. Op die manier ben je echter onlosmakelijk onderdeel van het probleem.
Het (de?) punt, mits opbouwend, moet daarom zo scherp mogelijk zijn. Wie laat zich er door raken? Het minste dat we m.i. moeten proberen is om gehoord te worden in het traject van de herziening van de Grondwet. Een staatscommissie kreeg als expliciete opdracht mee om "de grondrechten in het digitale tijdperk" te heroverwegen.
Ik weet nu in elk geval dat jij verwijzingen soms niet zo serieus neemt, althans die door mij niet. Vorige week verwees ik je naar Grondwetsherziening. Via die column kom je o.a. op het instellingsbesluit voor de staatscommissie. Maar bestudeer ajb mijn gehele tekst(je), want die is principieel, dus relevant genoeg! Ontdek hoe simpel de herziening kan uitpakken vwb grondrechten in het digitale tijdperk. Kortom, dat is een schèrp punt.
Als beknopt communicatiemiddel stelden Paul Jansen en ik een manifest, het woord zegt het al, op. Heb je daar al naar gekeken? Zoals gezegd, (ook) dat is een korte tekst.
Wat mij betreft gaat het er niet langer om teksten te produceren, maar om wat er allemaal al is onder de aandacht te krijgen. Dat moet getrapt. De puntigste aanzet die ik tot dusver kon bedenken, is het eerste manifestartikel:
Persoonsinformatie is persoonlijk eigendom.

Paul Jansen maakte een mooie pitch:

Alle informatie over mij is mijn eigendom en verantwoordelijkheid, en ik bepaal zelf wat er met mijn informatie gebeurt. Uitzonderingen daarop staan nauwkeurig beschreven in democratische wetten, en die zijn altijd tijdelijk. Anderen die mijn informatie hebben of gebruiken moeten mij dat meteen laten weten. Zonder wet, of mijn uitdrukkelijke toestemming, mag niemand mijn informatie zien of gebruiken. Iedereen moet mij, of mijn vertrouwenspersoon, altijd toegang geven tot mijn informatie.

Als je het uitgebreider wilt onderzoeken, kan je o.a. terecht bij ons opstel Identity management distilled: a comparison of frameworks (Universiteit van Amsterdam, PrimaVera, working paper 2006-10). Samenvatting:

Compelling reasons abound today for emphasizing the relevance of identity management. Enabled by digital information — including communication — technology, people conduct an increasing number of their interactions physically separated in space, yet connected in ‘real time.’ And ‘machines,’ especially so-called agents, are making their online contributions by proxy. But then, it’s not only the actors directly involved in interaction whose identities should be managed proportionally. Application of information as the very medium of interaction always entails — an attempt, at least, at — object references, qualified in relevant ways. Indeed, more identities to manage.
At this early stage of — digital — identity management, we choose to refrain from any tight definition. It’s simply too early. Instead, in this working paper we juxtapose and comment upon several frameworks, all proposed for information management where the concept of identity plays a key part. From such a comparison, an already clearer overview emerges of the varieties of identity management.

Zoals je ziet, nogmaals, solide teksten genoeg. Maar wat doen we ermee?

34.66
Volgens mij moeten we gauw een informatiekundige schetsdag houden. Dat bevordert kortsluiting van realistisch probleembesef, praktische modelleervuistregels e.d.

34.67
Ervan afgezien, dat je complimenten ("een paar fantastische experts") best scheutiger mogen ... ben ik het grondig met je eens dat het niet gaat om een eenzijdig rècht vanuit de individuele persoon, maar stelselmatig om evenwichtige verhoudingen. Als je het vergelijkt met verkeer over de openbare weg, is privacy een kwestie van voldoende afstand houden; daarmee is veiligheid structureel gebaat.
De stelling over informatieeigendom geeft houvast voor rechten èn plichten (lees ook: verantwoordelijkheden) tijdens informatieverkeer. In het materiële vlak is bijvoorbeeld 'mijn' fiets mijn eigendom, maar dat betekent helemaal niet dat ik er maar mee doen en laten kan wat mij zomaar invalt.
Het communicatieprobleem dat we er m.i. mee hebben, is principieel dat wij iets beweren over voorwaarden voor maatschappelijke (informatie)betrekkingen, terwijl de interpretatie door de meeste mensen doorgaans gevangen blijft in de eigen positie. Sterker nog, het positionele karakter daagt niet, want dat zou tot besef van wezenlijke betrekkelijkheid moeten kunnen leiden. Abstracter uitgedrukt, wij hebben een tweede-orde boodschap, maar de ontvanger is koppig afgestemd op de golflengte voor eerste-orde boodschappen. Voilà, dilemma.

34.68
Van het artikel Reality Mining of Mobile Communications door Alex Pentland ervaarde ik het als verrassing, dat hij tenslotte bepleit "to give people ownership of their data." Want daarop leek hij tot en met de voorlaatste pagina niet op af te stevenen, integendeel. Maar ja, we moeten het ook beschouwen als "[t]he first step toward open information markets." Wat Pentland aldus "The New Deal on Data" noemt, kortom, neemt mijn indruk niet weg dat hij toch vooral doorkoerst op "Big Brother" ofwel "a God’s eye view of ourselves."

34.69
Stel dat je het als een VNG-bijeenkomst georganiseerd krijgt, dan komen daar nogal wat mensen op af, toch? En zijn juist gemeenten niet op zoek naar legitimatie in de informatiemaatschappij? Is hun ruimtelijke nabijheid tot de burger niet hun troef? Ofwel, moet de gemeente zich niet expliciet positioneren in haar gevarieerde betrekkingen tot de burger? En hoort daar dan niet erkenning van burgerrechten en -plichten voor informatieverkeer onlosmakelijk bij?

34.70
Zelf heb ik het artikel Op weg naar een overheidsbreed bedrijfsinformatiemodel (in: Informatie, oktober 2008) door Ben Bekke en Ad Schrier ook nogeens bestudeerd.
Voor de argeloze lezer dreigt gauw verwarring. Wat B&S als Norim schetsen is enerzijds géén, zoals jij het uitdrukt, modelleerbenadering. In de paragraaf met de titel Gehanteerde modellerings- en realisatiewijzen verwijzen zij naar bestaande wijzen annex methoden, waarbij zij ook de verwachte ontwikkeling onder de noemer van Object Management Group (OMG) aanwijzen.
Wat B&S concreet voorstellen, althans zo begrijp ik ze nog steeds, is een conceptueel informatiemodel dat sterk overeenkomt met wat volgens SBG/Kenniscentrum/Renoir de semantische kern vormt voor het zgn stelsel van basisregistraties. Daar zijn B&S qua structuur overigens wel verder mee gekomen, maar dat doet er natuurlijk niets aan af, dat het hele idee van zo'n zgn kern contraproductief is op reële stelselschaal. Er zijn nu eenmaal geen universeel geldige betekenissen.
Ik schreef hierboven 'enerzijds.' Voor mijn anderzijds moet je dus allereerst weten dat B&S als model (nota bene, dus niet als methode) "een abstracte kern van gegeneraliseerde begrippen" voorstellen. Die kern moet je volgens B&S vervolgens gebruiken, en vanaf dat punt doen ze dus wel degelijk iets dat op een methodische suggestie lijkt, vandaar anderzijds, als "de taal en operationele kern voor het in run-time specificeren van nieuwe verschijnselen." Nogmaals, dat is m.i. precies zoals ook de semantische kern bedoeld is, te weten als overkoepelend begrippenlijstje. Dankzij relaties tussen concepten geeft de B&S-kern in dat opzicht alweer meer houvast.
Het verschil met de pogingen die onlangs ondernomen zijn om de zgn semantische kern van structuur te voorzien, kan je herkennen door de voorafgaande veralgemenisering door B&S. Zij onderscheiden maatschappijconcepttypen, materieconcepttypen en uitvoeringsconcepttypen. Daardoor zijn ze in staat, zolang ze in abstractie lijntjes trekken, een redelijk consequente samenhang van hun kernmodel te suggereren. In praktijktoepassing gaat dat natuurlijk vlot mis, allereerst omdat ze die concept(typen) blijkbaar atomair positioneren. Dat valt trouwens nog aardig met handhaving van hun "tweelagenbeschouwing" te verhelpen. Maar dat onderscheid vind ik überhaupt flauwekul. Want op die manier komen B&S nooit verder dan een overheidscentrische, formeel-procedurele opzet voor informatievoorziening. Als de samenleving zo simpel in elkaar stak ...; overheid is er ònlosmakelijk onderdeel van.
Voor uitgewerkte kritiek in het algemeen op de "tweelagenbeschouwing" zoals dus ook B&S die beperkt tot de Nederlandse overheidsinformatievoorziening propageren kan je terecht bij analyses die Jan van Til (zie één van zijn twee hoofdstukken in Eerlijk zullen we alles delen; zijn ondertitel luidt Core Components zijn voor gisteren) en ik (How so-called core components are missing the point) opstelden van Core Components Technical Specification (CCTS).
Kortom, het is belangrijk te beseffen dat discussies door elkaar kunnen lopen over a. strikte verbijzonderingshiërarchie vanuit een vaste kern (conceptuele twee- of eventueel méérlagenopzet) b. welke methode geldt om die kern te modelleren? c. wat is dat kernmodel? d. wat bepaalt de grens tussen de lagen? enzovoort. Tegenover a. sta ik meteen principieel afwijzend, zodat ik afgeleide thema’s liefst vermijd.
Dit neemt niet weg dat Norim als “taal” valt te modelleren volgens metapatroon. In de onderstaande schets is dat voor de, zeg maar statische kernconcepten gebeurd (en tegelijk maar even veralgemeniseerd van 3 tot n).

[zie ook aantekening 28.54]

34.71
Zo weet ik er nog wel een paar ... "Wie gaat dat betalen?" Alsof het allemaal niets kost wat, zachtjes uitgedrukt, minder resultaten oplevert. Maar ik begrijp uiteraard het perspectief achter de vraag. Voor bestaand budget is zo'n vraag voor de bureaucratische uitvoerder volstrekt overbodig, want die is reeds beantwoord. Als daarentegen een nieuw budget nodig is, en dat is voor financiering van een leerstoel civiele informatiekunde natuurlijk (nog) zo, kan er inderdaad een groot probleem zijn.

34.72
In Semantiek op stelselschaal is bijlage B "concreter" dan C. Heb je B al bestudeerd? Overigens verwacht ik van een professionele informatiekundige dat z/hij belangstelling heeft voor het gehéle rapport en het dus ook grondig leest, al helemaal wanneer z/hij werkt voor een programma ter ontwikkeling van e-overheid. Kortom, "nog eens [ernaar] gekeken" vind ik op mijn beurt niet concreet genoeg. De implicaties van de conclusies/aanbevelingen zijn belangrijk!!
De strekking is vooral, dat je je nu net niet, herhaal, niet kunt beperken tot (bijvoorbeeld) "een Egem-onderwerp." Vanuit stelselmatig perspectief herken je pas dat zulke beperking niet alleen illusoir is, maar ronduit ontwikkeling van passende voorzieningen voor informatieverkeer ondermijnt.
Mocht je een stelselmatige inbedding van het Referentiemodel Gemeentelijke Basisgegevens Zaken (RGBZ) wensen, wat ik uiteraard zou toejuichen, dan herhaal ik hier graag de suggestie die ik je onlangs mondeling deed: Wend je met zo'n verzoek ajb tot Bureau Forum Standaardisatie bij GBO.
Het informatiemodel in het RGBZ-rapport moet inderdaad grondig aangepakt worden. Het zgn Oefenschema: Basisregistraties enz. (waarvan ik je meldde dat je bij BFS stellig een afgedrukt exemplaar kunt krijgen) biedt daarvoor overigens reeds allerlei concrete aanknopingspunten.

34.73
Met informatiekunde heeft zijn bemoeienis weinig tot niets te maken. Maar ja, hij doet wel aan zgn architectuur. Zo probeerde ik hem nogmaals, toegegeven, met behoorlijk verbaal geweld, tot bestudering van Semantiek op stelselschaal te bewegen. Zijn afschuifvraag terug was helaas voorspelbaar. Nou ja, dat hele zaakje van Egem is binnenkort King en als ze zichzelf een beetje serieus nemen moet dat natuurlijk — als ik een flauwe grap mag herhalen — Burger King zijn.
Maak je trouwens geen zorgen. Hij meldt zich zeker niet met zo'n verzoek. En als ik me vergis, lijkt me dat zelfs een doorbraak.
Intussen heb ik een mooie fopvatting erbij voor de verzameling: "Ik zoek dus naar iets dat nog concreter wordt."

34.74
De beoordelingen zoals goed en fout zijn ònze (waarde)oordelen. Ik ben het met je eens, als je dat tenminste bedoelt, dat er daarentegen 'gewoon' één biologisch mechanisme is met differentieel verloop en dito uitkomst.

34.75
Ik herhaal dat je je antwoord niet op de ene òf andere “pagina” kunt vinden. Daarvoor moet je, zoals met ieder studieboek, de gehele tekst doornemen. En zo lang is dat rapport ook weer niet.
Mag ik je een voorbeeld geven van wat ikzelf versta onder serieuze aandacht? Eerder vandaag kreeg ik vergezeld van de spreekwoordelijke complimenten het boek Legal Semantics (Wolf Legal Publishers, 2008) bezorgd. Dat is naar verluidt de commerciële uitgave van het proefschrift van M. Termorshuizen-Arts.
Daarin ben ik meteen helemaal aan het begin begonnen en lees het geconcentreerd. Dat gaat dus even duren. Maar anders kan ik nooit vatten welk referentiekader zij hanteert; daar moet ik als het ware ingroeien. Ofwel, als ik het niet zo zorgvuldig doe, kan ik er nooit iets productief aan ontlenen resp. van deugdelijke kritiek voorzien (zodat ik er beargumenteerd niets aan hoèf te ontlenen).
Wat veel werk lijkt, is het dus eigenlijk niet. Want als ik het niet zo doe, kan ik het zelfs beter laten. Maar dat laten zou feitelijk nálatigheid zijn, omdat het een tekst betreft — nadat hij eenmaal onder mijn aandacht kwam — waarvan ik erken dat ik er als professional kennis van behóór te nemen, punt.
Ik merk daarover toch nog op, dat ik dergelijke inspanningen vrijwillig (lees ook: ònbetaald) verricht. Jij zou een rapport waarmee nota bene Forum Standaardisatie instemde zelfs redelijkerwijs 'in de baas zijn tijd' moeten bestuderen om vervolgens natuurlijk ook netzo verantwoord iets doèn met wat je ervan opsteekt.
Oh ja, ik zou de schrijfster van Legal Semantics kunnen benaderen met de boodschap dat ik het allemaal maar moeilijk vind. Of zij het mij maar concreter kan verklaren? Nee, de schrijver nam de moeite van het schrijven, waarna de lezer de moeite voor het lezen moet nemen.
Inderdaad, je kunt niet àlles lezen. Maar zo'n rapport als Semantiek op stelselschaal, dat gedegen toelicht waarom basisregistraties volgens de huidige opzet tekortschieten, verdient m.i. zelfs voorrang in je aandacht.
Het is ook niet zo, dat je mij er een plezier mee doet om dat rapport te bestuderen enzovoort. Dat zie ik precies omgekeerd. Ik doe moeite jou ertoe te bewegen kennis te verwerven die je beslist nodig hebt om mee te helpen de zgn elektronische overheid uit de ònstelselmatige impasse te redden. Het gaat om samenhangende resultaten voor burgers van Nederland (die jij en ik op onze beurt óók zijn). En dat rapport 'ligt' er overigens alweer sinds juni.

34.76
Zakelijk heeft Information Dynamics het niet moeilijker of gemakkelijker dan voorheen. Gelet op onze radicale onderzoek- & ontwikkeloriëntatie speelt het bedrijfje financieel op z'n gunstigst quitte. Daar hoop ik dit jaar dichtbij te komen en dat beschouw ik als geweldige prestatie, ... want dat betekent van de weeromstuit dat we in elk geval nog niet failliet zijn en met wezenlijk werk dóórkunnen, hoera.

34.77
Je moet er financieel de lange adem voor kunnen opbrengen, maar zoals je het schetst kan je inderdaad beter buiten zo’n consultatiegezelschap van leveranciers blijven. Gun ze de mislukking, hoewel dat dus helaas wat tijd nodig heeft (inclusief de traditioneel ruime ontkenningsfase bij de opdrachtgever). Zo houd jij je kruit droog om ooit weer raak te kunnen helpen schieten.

34.78
Ik kan er geen dagtaak van maken, maar vorder gestaag in Legal Semantics. De noodzaak van die rustige, zorgvuldige leesbenadering kreeg ik trouwens al bevestigd. Ervan afgezien dat strikt juridische subtiliteiten mij ontgaan, moet ik groeien in het referentiekader van de auteur; anders kan ik bestudering netzogoed laten.
Op p. 11 viel mij al (extra) op dat Termorshuizen-Arts stelt dat "[t]he context of legal concepts is of importance in a wholly different way than that of concepts of ordinary language." Haar toelichting doet mij echter vermoeden dat zij een simplistisch idee heeft van wat zij "ordinary language" noemt. In elk geval zie ik nog steeds geen enkel verschil. Wat T-A kenmerkend acht voor "the field of law," is m.i. niet uitzonderlijk. Overàl zijn meervoudige, tegelijk samenhangende betekenissenstructuren aan de orde en daarom laat juridische taal zich niet scherp onderscheiden van taal-in-het-algemeen. Kortom, inspiratie genoeg voor serieuze bestudering, nogmaals hartelijk bedankt voor het boekexemplaar! Wordt vervolgd.

34.79
In verband met jouw opmerking is het aardige van Legal Semantics ondermeer, dat de auteur in algemenere termen ertegen waarschuwt om een oordeel zoals "maar [...] het [is] niks nieuws" overijld te vellen. Zover ben ik er dus al wel in gevorderd, te weten om die les erin te herkennen. Zij stelt, hier in mijn woorden: Qua macrostructuur van een twee- of meertalig rechtswoordenboek moet je allereerst de betrokken rechtsstelsels allemaal apart systematisch beschrijven; vervolgens kan je (pas) vergelijkende analyses van concepten toevoegen inclusief eventuele beoordeling.
Op dezelfde manier moet ik eerst maar eens proberen te begrijpen wat de auteur systematisch voorstelt. Daarbij ontkom ik er natuurlijk nooit aan, dat mijn interpretatie mede bepaald wordt door mijn ..., zeg maar, systematiek. Dat besef voedt, als het goed is, genoeg geduld voor bestudering.
Intussen vind ik er (dus) uiteraard al van alles en nog wat van. Het is onmogelijk vergelijking helemaal op te schorten. Misschien kom ik de verklaringen later tegen, maar voorlopig heb ik de indruk dat Termorshuizen-Arts te klakkeloos uitgaat van de apartheid van rechtsstelsels. Dat lijkt door de sterke correlatie met soevereine staatsmacht vergaand realistisch, zelfs logisch. Voor maatschappelijk verkeer op ruimste schaal is die aanname echter contraproductief. Hoe soeverein is soeverein immers (nog) in politiek-bestuurlijk opzicht? Wat is de reële schaal voor stelselmatigheid? Op dat grote (oefen)schema heb ik daarom rechtsstelsel en soevereiniteit destijds als concepten expliciet verbijzonderd; dat is in elk geval niet verkeerd als aanzet voor verdere verbijzonderingen.
Zo is het modelleerbeginsel van contextuele verbijzondering precies bedoeld om ogenschijnlijk aparte domeinen, sectoren, noem maar op waar vele mensen graag geïsoleerd tegenaan kijken juist realistisch samenhangend te presenteren.
Ik ben benieuwd, hoe Termorshuizen-Arts de voorwaarden voor rechtsvergelijking uitwerkt. Volgens contextuele verbijzondering zou dat allemaal op het ene modelniveau kunnen. Daardoor kunnen nota bene voorheen apart veronderstelde domeinen (rechtsstelsels?) in elkaar overvloeiend, als elkaar constituerend gelden.
Heb ik iets gemist, dat Termorshuizen-Arts mij gaat leren? Of maakt zij nog een m.i. nodeloos onderscheid? Spannend, dus.

34.80
Zojuist las ik je reactie, weer een mooi vlechttekstje. Nu lijkt zij een bestuurskundige oid. (werkt niet voor niets, oeps, bij een adviesbureau met overheidsklanten). Als zij schrijft "natuurlijk zeer benieuwd naar de verhalen van de anderen" te zijn, bedoelt zij daar dus stellig niet mee, dat zij erop gaat reageren, laat staan er serieus iets mee doet. Toch maar volhouden ...

34.81
Ik las haar column nogeens en nu viel mij het R-gehalte ervan op. Zijzèlf heeft eigenlijk geen idee en probeert andere mensen het intellectuele werk te laten doen. Maar wàt je ook voorstelt, zij houdt domweg géén idee.
Aan mijn eigen db-bijdragen valt (mij) op, dat er überhaupt geen (directe) reacties op komen. Het lijkt me toch niet dat elke lezer er helemaal mee instemt. Mijn indruk is, dat nogal mensen er niet eens naar kijken. En wie zo'n tekst leest, kan 'm blijkbaar niet plaatsen. Dat zou bevestigen, dat de positionering van informatiekunde met maatschappelijk bereik nog altijd niet 'aankomt.'
Het lijkt mij daarom de vraag, hoelang de db-redactie mij nog publicatieruimte gunt ...

34.82
Met explicitering van rapport beland je m.i. middenin wat traditioneel het domein van documentaire informatievoorziening heet. Door de stelselmatige opzet, synthese dus, heb je de, zeg maar, grondstoffen voor de inhoud eenduidig via verwijzingen te pakken. Wat blijft is dus (documentaire) metainformatie. Daarvoor geldt tegenwoordig Dublin Core als (een) standaard. Je kunt simpelweg zoiets als Dublin Core Metadata Element Set aflopen. Wat daar nog allemaal in de impliciete context van document opgesomd staat, krijgt stelselmatig vaak/meestal een àndere plek ... als er niet allang in voorzien is.

34.83
Die “prestatie” is inderdaad "geweldig," dank je wel voor je compliment, maar "zakelijk" gaat dat vermoedelijk juist voor de zgn uitvinders weinig tot niets opleveren. Integendeel, als je kijkt naar de investeringen.
Wetenschappelijke en maatschappelijke prestatie, okee. Verder duurt een heuse paradigmawissel 'domweg' lang. Wie weet maak ik er tijdens mijn leven nog iets praktisch van mee; zo beschouwend annex realistisch moet je het m.i. wel zien.

34.84
Methodisch volgens contextuele verbijzondering zijn dat geen "aanhangende gegevens," maar zoiets als voorloopinformatie. Daardoor raakt niet zozeer, in dit geval, hèt ene partnerbegrip geharmoniseerd, als wel de verschillende relevante betekenissen ervan. Méér betekenissen, dus dito méér contexten.
Verder moeten we m.i. openhouden of die ene basisregistratie de schaal vormt voor beoordeling van bruikbaarheid. Ja, want we willen immers (vooral) conclusies & aanbevelingen doen op de reële schaal van interoperabiliteit.

34.85
De crux is dat óók elk personenverband een apart bestaan draagt. Vervolgens kan je zo'n verband classificeren, bijvoorbeeld (als) een huwelijk, maar ook een bloedverwantschap of zelfs een hele (volks)stam. Zo'n geclassificeerd personenverband kan formeel erkenning verkrijgen; dat gebeurt dan volgens een concreet rechtsstelsel, waardoor het verband ook een registerverband is in relatie tot een bepaald bestuursorgaan/soevereiniteit. Nou ja, op die manier ... Dat stond eigenlijk allemaal in het oefenschema (versie 1), maar nog apart voor (burgerlijk) partnerschap en personenhuishouding.
Wat ik er zelf ook interessant aan vind, is dat zo'n modellering het spectrum bestrijkt van personenverbanden vanaf vàste leden tot en met wisselende leden. Zo bestaat een specifiek huwelijk uit precies die twee personen, terwijl een commune leden kan hebben die komen en gaan ... terwijl het toch dezelfde commune blijft.
Vanwege dat brede spectrum kon ik zo gauw geen geschikte term ontdekken. Nee, personenverband is het m.i. ook (nog?) niet. Daarom verzon ik een kunstterm om het in elk geval voorlopig mee te doen. Die is opvallend genoeg om aandacht erop te vestigen dat er sprake is van een wat gewijzigde ordening: persosiatie.
In versie 1 bestempelde ik (burgerlijk) partnerschap en personenhuishouding als afgeleid van organisatie. Dat heb ik in versie 2 omgedraaid en (ook) veralgemeniseerd. Een individueel persoon of een persosiatie (of een project) kan vervolgens tevens in de gedaante van een organisatie optreden, vandaar gedaantewisseling. Het spreekwoordelijke geval van een individueel persoon àls organisatie is in Nederland tegenwoordig de zzp-er. Ik weet het. We hebben het dan netzo spreekwoordelijk niet over zgn gerelateerden, maar het oefenschema kent dan ook ècht stelselmatig bereik. Dus moet het allemaal even mee in zo'n ontwerpslag.

34.86
De modelleermethode staat o.a. beschreven in mijn boek Metapattern: context and time in information models (Addison-Wesley, 2001). Het eerste tekstgedeelte uit dat boek bewerkte ik tot het artikel The pattern of metapattern: ontological formalization of context and time for open interconnection (Univ. Amsterdam, reeks PrimaVera, nr 2004-01, 2004). Sindsdien wijzigde ik overigens de (visuele) notatie iets, maar principieel veranderde er niets.
De lezer wordt methodisch wat extra bij de hand genomen in Stelselmatige semantiek door Suwinet (in opdracht van Bureau Forum Standaardisatie, 2008); zie daar Deel II (vanaf p. 10) waarin ook de gewijzigde notatie verschijnt.
Inmiddels won Bureau Forum Standaardisatie een onafhankelijke beoordeling in van het nut/de noodzaak van het beginsel van contextuele verbijzondering voor semantische interoperabiliteit. Zie daarvoor Bijlage C in Semantiek op stelselschaal: issues en oplossingsrichtingen (Bureau Forum Standaardisatie, 2009). Met dit rapport stemde Forum Standaardisatie inmiddels in en drong aan op vervolgprojecten met praktische toepassing.
Hoe metapatroon verschilt van ER-modellering vind je principieel toegelicht in The ontological atom of behavior: toward a logic for information modeling beyond the classics (Univ. Amsterdam, reeks PrimaVera, nr 2002-05, 2002) met daarin een bespreking van/kritiek op het boek Data and Reality door William Kent.
Mocht je de smaak van (filosofische) grondslagen te pakken gekregen hebben, zie bijvoorbeeld Ontology for interdependency: steps to an ecology of information management (Univ. Amsterdam, reeks PrimaVera, nr 2007-05, 2007).
Over de verhouding met normaalvormen à la relationeel model? Zie daarvoor de ‘moeder’ van de teksten over contextuele verbijzondering, geschreven jaren voordat ik metapatroon als etiket/boektitel verzon, Multicontextueel paradigma voor objectgerichtheid; naar de vijfde objectvorm voor flexibiliteit van informatievoorziening (1991-1994).

34.87
Wat mij inderdaad aanspreekt, is dat (ook) Van Elk, Van den Dool en Van Venrooy de Algemene Rekenkamer oproepen om haar toetskader te wijzigen. Maar inhoudelijk hebben de auteurs van Rapport Algemene Rekenkamer kent aantal witte vlekken (in: Tiem, nr 31, juni 2009) m.i. zo hun eigen "witte vlekken." Zij volgen het bestuurskundig paradigma dat sinds enkele decennia mode is voor zgn netwerksturing. Wat ze daardoor echter missen, althans naar mijn idee, is dat ze weliswaar overal de term infrastructuur gebruiken, maar de ònverenigbaarheid ervan met hun kijk op netwerksturing niet beseffen. Dat vind ik dus zelfs nog een blinde vlek. Aldus bestendigen zij slechts de impasse.
Wat zij als netwerk beschouwen, is "een netwerk van partijen." In die betekenis geldt, accoord, dat "geen hiërarchische sturing mogelijk" is. Maar nota bene omdàt er in die betekenis sprake is van een netwerk, moeten de partijen in kwestie opgevat zijn als evenzovele deelnemers aan onderling (maatschappelijk) verkeer. Dat vergt op hun beurt verkeersvoorzieningen. Dergelijke voorzieningen kan je gemakshalve in twee groepen indelen, te weten gemeenschappelijke en 'eigen' (dus pèr deelnemer). Vergelijk het maar met de openbare weg, waarop je met eigen fiets rijdt. Een synoniem voor gemeenschappelijke voorzieningen is ... infrastructuur. Of tegenwoordig vaak, oeps, let op de kans op verwarring, netwerk genoemd.
Wie over netwerk in zijn infrastructuurhoedanigheid beweert dat "geen hiërarchische sturing mogelijk" is, begrijpt dus domweg niet wat heuse infrastructuur is. Want op de ene of andere manier komt daarbij nu juist wèl altijd hiërarchie kijken. Een reële standaard inclusief toezicht op en handhaving van gebruik is uiteraard een karakteristiek voorbeeld.
Pas wie zulke verschillende betekenissen van netwerk herkent, kan inzien dat radicale afwijzing van "hiërarchische sturing" onzin is. Zoals altijd gaat het ook met bestuur (lees: governance) om evenwichtig mengsel. Voor generieke faciliteiten komt in "hiërarchische sturing" erkenning van Verkeersbegrip van algemeen belang tot uitdrukking. Dat bevòrdert zelfs, als het goed is, discretionaire, niet-hiërarchisch bepaalde bijdragen door aparte verkeersdeelnemers, precies wat nodig is in/voor dynamische, pluriforme open samenleving.
Het extra belang van stelselmatige semantiek zou weleens kunnen zijn, dat het de noemer verschaft om eindelijk dat onderscheid te helpen verhelderen tussen infrastructuur (zo uniform mogelijk) en gebruik ervan (zo gevarieerd als relevant, productief enzovoort).

34.88
Dank je wel dat ik mocht meelezen. Of je er blij mee bent … Voor mijn reactie haak ik in op de zin in jullie concepttekst over de dagdroom waarmee elke wetenschap zou aanvangen. Wat jullie beweren, komt als een brochure op mij over. Ik mis toelichting, wat m.i. een reële inhoudseis is voor een tijdschrift met wetenschappelijke pretenties zoals Management Science. Je kunt er niet mee volstaan de term “ontology” verspreid door de tekst te vermelden, basta. Juist daarvan moet je verklaren wat je ermee bedoelt. En wat zijn dan precies de gekozen axioma’s? Hoe pakken ze praktisch relevant uit in stellingen enzovoort? Je doet nu slechts een beroep om jullie op je algemene woord te geloven. Dat is voor een serieuze publicatie niet genoeg. Zeg ook maar dat je met nadruk voor een droom er niet aan ontkomt om ‘m te duiden.
Met diverse uitspraken hebben jullie zeker gelijk. Maar voorzover ik kan beoordelen (en me kan herinneren), zitten er nogal wat open deuren tussen. Zo kan het zijn dat ik destijds een misvatting huldigde over waarin ik afstudeerde, maar dat was het vakgebied dat die brug tussen organisatie- respectievelijk informatieperspectief probeerde te slaan. Dat heette informatieanalyse.
Zo’n beetje jouw achterbuurman is Jaap van Rees. Hij deed midden negentiger jaren van de vorige eeuw een poging om die benadering als informatiearchitectuur te promoten. Dat mislukte, nota bene niet omdat het idee er überhaupt niet was, maar omdat leveranciers met louter technologie-aanbod overheersten. Ja, dat doen ze nog altijd. Daarom krijgt van alles en nog wat het etiket architectuur opgeplakt.
Overigens timmerde bijvoorbeeld IBM allang groots aan de weg onder de expliciete procesnoemer. Nu kan je stellen, ja, maar dat lukte nooit omdat ze ònze aanpak niet kenden … Prima, maar hoe luidt die aanpak dan, dwz geschetst in nodig en voldoende detail voor zindelijke vergelijking?
Wellicht wil Cordys dergelijke details niet onthullen. Ook prima, maar vergeet dan een wetenschappelijk artikel. Verder lijkt mij, even terzijde, ook Cordys een typische technologie-aanbieder, alle retoriek ten spijt.
Omdat wij elkaar wat langer kennen, ben ik natuurlijk niet (meer) een argeloze lezer van de concepttekst in kwestie. Ik meen een redelijk vermoeden te hebben van wat jullie verstaan onder wat je ontologie noemt. Zoals je hopelijk van mij weet, geloof ik er niet in. Zulke “smallest units of functionality” zoals jij feitelijk sinds jaren probeert te isoleren, faciliteren volgens mij geen passende variëteit, maar vormen er vanaf een beetje schaal van informatieverkeer veeleer een belemmering voor. Hierover verschillen wij dus blijkbaar nog altijd wezenlijk van inzicht. Mijn aanzet documenteerde ik uitgebreid.
Samengevat heb ik enerzijds formele bezwaren tegen de concepttekst; hij is volgens mij gewoon niet wetenschappelijk genoeg. Anderzijds heb ik een sterk vermoeden van inhoudelijke tekortkomingen; een degelijk oordeel over (on)zin is echter onmogelijk, zolang de tekst niet voldoet aan formele eisen voor nodig en voldoende volledigheid.
Ik hoop en verwacht dat je tenminste mijn oprechte toon waardeert.

34.89
Ik probeer vanwege druk met ander werk zo kort mogelijk te reageren. Daarom maak ik je op voorhand mijn verontschuldiging voor eventueel knorrige opmerkingen. Op enkele passages had ik niets te schrijven; die liet ik weg; zie daarvoor je originele bericht.
Mocht jij op jouw beurt willen reageren, mag ik je in dat geval verzoeken je opmerkingen op te sparen totdat we onderweg zijn met onze concrete informatiemodel? Anders kom ik er niet aan toe.
Volgens de zgn enneade kùnnen wij slechts interpreteren dat een object altijd in een situatie verkeert. Dat ‘verkeren’ omvat het dienovereenkomstig situationele objectgedràg.
Dat is een “illusie,” omdat wij slechts onze interpretatie … kènnen. Dat is natuurlijk een pleonasme, wat ook precies tot uitdrukking brengt dat ontsnapping onmogelijk is.
Het is netzogoed nutteloos om de absolute waarheid van dergelijk relativisme te claimen. Ik meen dat die enneadische aanname aardig werkt. En er is veel werk te doen … dus moeten we maar eens op deze manier aan de slag, totdat iemand wellicht met een werkzamere suggestie voor aannames komt. Maar ik heb ze voor informatiemodellering nog niet ontdekt.
Door benadrukking van relaties verdwijnt m.i. het nut van principieel onderscheid tussen “object en kenmerk.”
Het lijkt erop, alsof jij de differentiatie als het ware ònder het object probeert te verklaren. Hoe dan ook, dat keer ik òm. Zeg me wat de situatie is (à la enneade kenbaar als context en gekend als motief), dan is daardoor het gedrag bepaald.
Naar mijn idee bestaat er één wereld. De kendimensie ervan, zeg ook maar interpretatie, is ‘natuurlijk’ gestructureerd. Metapatroon vind ik een manier om die structuur te modelleren. Door het onlosmakelijk verband dat de enneade veronderstelt, lijkt dat tegelijk een model van objectief gedrag.
Een motief ‘stuurt’ waarneming door de instelling van focus. Dat verklaart waarom bijv. water afwijkende concepten ‘inneemt.’ Heb je dorst? Wil je niet natregenen?
Zo’n duale tegenstelling is een eenvoudig geval van interfocale onrust, … wat uiteraard weer een passende focus vergt …
Per motief/focus resulteert (zo) eenduidig (mogelijk) concept.
Naar mijn mening telt een object dus geen lagen, maar een interconceptuele structuur volgens motivationele verbijzondering. Nou ja, zo kan je dat volgens metapatroon opzetten en dat blijkt productief.
Ja, aandacht! Motief, dus; zie ook hierboven.
Een motief vormt zo’n kader resp. perspectief. Daarin verschijnt dienovereenkomstig objectgedràg (en overige objectgedragingen, nota bene, dus allemaal niet).
Volgens mij helpt Gestaltpsychologie juist beseffen, dat een bepaalde achtergrond sterk bepaalt hoe je het object-op-de-voorgrond kunt zien.
Ik vind motief dus wel een praktisch element. Dan kan je discussie vermijden over het bewuste en onbewuste, wat eventueel de grens ertussen is enzovoort. Merk ajb op dat ik geen op zichzelf staande verklaring van de psyche oid. probeer te geven. Dat vind ik mooi meegenomen. Het gaat mij erom aannemelijk te maken, dat metapatroon productief werkt dankzij zgn contextuele verbijzondering.
Daarom onderscheid ik praktisch context èn tijd. Je kunt ze abstracter gezien best onder één noemer nemen, maar dan vergeet je inderdaad gauw dat tijd aller dóórdringt.
Ja, dat “zien als delen van een geheel” is m.i. zo ‘in de richting van’ concepten. Maar in de richting van motief is het precies andersom; daar ligt nadruk op – vorming van – geheel.
Het is maar wat de focus ‘ingeeft.’
Als het motief luidt dat je daarop nadruk wilt leggen …
Een niet-ken object is m.i. een zinloos concept. Als ondeelbaar geheel vervaagt het object als gevolg van meervoudige situationaliteit. Hoe ruimer dat bereik, des te kleiner de grootste gemene deler van de resp. situationele objectgedragingen … totdat die deler òplost. Omdat het op een beetje serieuze schaal van informatieverkeer al gauw uitdraait op dergelijke oplossing, gaat metapatroon er voor identiteit meteen maar van uit. Dan past altijd alles dankzij expliciete relaties. Aldus is de objectidentiteit gedragsmatig leeg, dwz scharnier.
Daarom is focus als element van de enneade tegelijk een krachtige metafoor. De lens heeft een focus, waarbij nu nèt die focus onzichtbaar is voor wie de lens gebruikt om te kijken.
Door de identiteitsleegte moet alles met structuur (relaties). Ik zou daarom niet weten, welk praktisch nut gediend is met onderscheid volgens definitie en specificatie.
Dat is metafysica waar we dus niets aan hebben voor informatiemodellering met passende variëteit. Het klopt praktisch gezien overigens wel weer, zodra je als Zijnde opvat: situationeel objectgedrag.
Onderscheid relaties en typeer ze zonodig dàn pas. Leg je niet vooraf op één relatietype zoals oorzakelijkheid vast.
Ik vind de enneade een verbetering, want verrijking tov. de Gestaltaanname.
Met metapatroon komen dergelijke manifestaties samenhangend in één model. Een manifestatie van een object komt volgens mij overeen met een situationele objectgedraging.
Begin niet met typering, maar vul het samenhangende model er zonodig mee aan.
Ik begrijp de noodzaak van dergelijke indeling (dus) niet. Waarom zouden we object van kenobject onderscheiden, wanneer we ons hoe dan ook ‘richten’ op wat jij kenobjecten noemt. Naar mijn idee kàn het zelfs nooit ànders.
Dat is de illusie, althans zolang je zoekt naar een grondvorm met vulling. De grondvorm kan daarom maar beter leeg verondersteld zijn. Daaròp past willekeurige vulling, wat precies de flexibiliteit voor passende variëteit biedt. Ingewikkelder moeten we het ook niet maken.
Ik vind het allemaal op hetzelfde neerkomen. Let wel dat de structuur volgens zgn contextuele verbijzondering een gewijzigd vertrekpunt ‘kent,’ te weten de principiële identiteitsleegte van het object.
Ik kan geen touw vastknopen aan Peirce’s indeling volgens firstness tot en met thirdness. De clou van zijn semiotische triade lijkt mij juist onlosmakelijkheid. Hoe dan ook, wij moeten een informatiemodel samenstellen, géén mystieke grondslag ontrafelen. Dat lukt trouwens niet.
De onlosmakelijkheid dicteert m.i. dat de zgn grond niet valt te vereenvoudigen. Er is praktisch geen één- of beter gezegd ènkelvoud kenbaar. Daarover moeten we niet tobben, maar van de weeromstuit uitgaan van meervoud.
Ja, het scheermes van Ockham, maar snijdt er niet je hoofd mee af. Daar interpreteer je immers ‘mee.’
Neem die ene grond dus meervoudig mee. Vergelijk het met het getal nul. Je kunt een n-dimensionaal assenstelsel optrekken, terwijl èlke dimensie dezelfde nul als grondslag heeft.
Volgens mij brengt de enneade juist dergelijke samenhang tot uitdrukking en wel zodanig dat je kunt begrijpen welke structuurprincipes gelden voor informatiemodellering. Daarvoor heb je langs — wat ik noem — de tekendimensie drie elementen nodig. Dat wordt dus voor nodige en voldoende correspondentie drie maal drie is negen in de complete … enneade. Daar kan je volgens mij niets van àfscheren.
Dat resultaat lijkt mij niet het subject, zeg de gehele persoon, maar vàn het subject in kwestie een bepaald concept.
Als je wilt, inderdaad de drievoudige grond …, maar inclusief de “kenbare toestanden” kom ik dus op een (meta)schema met negen elementen.
Ik ga niet zeggen dat ik je esoterische schets begrijp. De manifestatie lijkt mij echter iets anders dan (zijn) grond.
Op z’n minst voor informatiemodellering verkies ik de omgekeerde benadering. De modelleur/ontwerper is zo’n persoon/subject. Rara, hoe krijgt z/hij de haar/hem gemanifesteerde variëteit in kaart? Overigens suggereert “manifestatie” passiviteit aan de kant van de ‘waarnemer.’ Welk objectgedrag het subject echter op enig ogenblik ‘meent’ dat bestaat, is sterk door haar/zijn dàn heersende motief bepaald.
De driedeling is natuurlijk allang ontoetsbaar, dus axiomatisch. Daarom zou ik dat echter nog geen “ongrond” noemen. We moeten niet zo’n probleem van ons kenvermogen maken. Die verwijdering tot onmiddellijkheid biedt ‘kennelijk’ evolutionair voordeel. Onmiddellijkheid? Ja, die zijn we ermee kwijt, punt.
De enneade is, met excuus voor wat op een uitvlucht kan lijken, zoiets als het metamodel. Je kunt het als een handleiding voor correspondenties opvatten. Zo van, als je context opneemt in een model, beeld je aldus een situatie af zoals je die blijkbaar objectief veronderstelt. Het karakter van correspondenties verklaart hopelijk ook waarom er negen elementen zijn, zodra je langs één dimensie uitkwam op drie elementen als nodig en voldoende voor passende variëteit.
De maat voor eenduidigheid is niet het gehele object, maar het situationele objectgedrag. Voor samenhang tussen ‘zijn’ verschillende gedragingen schiet louter hiërarchie als metamodel tekort. Dat verklaart kortweg waarom die aanpak mislukt.
Waarnaar je als zgn definitie zoekt, moet je vooral niet op een enkel punt proberen te vinden. Daarentegen is betekenis een structuurverschijnsel. Vestig relaties, voilà, over en weer allemaal betekenissen.
Vergis je ajb niet. De oplossing van gemene deler van situationele objectgedragingen verloopt vaak verrassend vlot.
We doen met objecten altijd alsòf. Voor informatiemodellering op serieuze schaal weten we natuurlijk evenmin, of situationele objectgedragingen ècht bestaan. Dankzij die detaillering van de existentiële maat krijgen we informatievoorziening echter beter beheersbaar. Daarom, doen!
Nee, volgens mij leidt focus tot herkenning/duiding van een manifestatie. Maar hoe orden je dergelijke manifestaties samenhangend. Dat vergt de sleutelrol/het scharnier van de identiteitsleegte.
Jij bepleit m.i. nog een (te) hiërarchisch getinte poging tot ordening. Zet er een apart scharnier tussen en laat daardoor vooral die veronderstelde objectgedragingen zoveel mogelijk karakteristiek zijn voor de relevante situaties in kwestie. Dankzij het scharnier kom je desgewenst van de ene naar de andere situatie.
Op de identiteitsleegte krijgt dergelijke spanning geen vat. Dat werkt bevrijdend om reële verschillen te erkennen. Want dat kan voortaan in het besef gebeuren, dat zo’n scharnier samenhang borgt ongeacht de mate van kwantitatieve en kwalitatieve verbijzondering.

34.90
Zonder (grondig) naar jullie schetsmodel te kijken, liep ik eerst (grotendeels vluchtig) de stapel documentatie door die de opdrachtgevers beschikbaar stelden. Ook aan hun zgn bedrijfsobjectmodel ontleende ik een schetsje à la metapatroon. Toen ik ònze beide tekeningen vervolgens (pas) vergeleek, bleken ze vrijwel gelijk. Dat gaat methodisch dus gewoon goed!
Overigens meen ik in jullie schets bevestigd te zien, hoe lastig het is om de verleiding te weerstaan meteen maar aanknopingspunten voor verbeteringen toe te voegen. Want enkele van jullie toevoegingen zijn m.i. nog niet nodig op de schaal van dat "eigen model." Die extra knooppunten met relaties betreffen naar mijn idee — prachtig! — reeds "hermodellering" op weg naar "semantische verzoening."

34.91
Aan mijn opmerkingen hoef je overigens geen tijd te besteden, zeker niet op korte termijn. Ik mik ermee veeleer op — kortsluiting met — eenduidige modellering als vervòlg. Wat jullie nu, zeg maar, juridisch bevestigen, is de benadering volgens zgn variëteit. Let op, dat gaat veranderkundig een cruciale rol spelen voor realisatie van èchte infrastructuur voor informatieverkeer, prachtig.

34.92
De aanduiding 'gerelateerde' verzoorzaakt verwarring. Allereerst bestaan (individuele) personen, waarná je eventuele personenverband(en) ertussen kunt vaststellen. 'Gerelateerde' suggereert dat het allebei tegelijk gebeurt.

1. Ja, RNI biedt ruimte voor registratie van individuele personen.
2. Als, zeg maar, tegenhanger van GBA in de overkoepelende Basisregistratie Personen (BrP) biedt RNI dezelfde mogelijkheden om eventueel aanvullend personenverbanden te registreren.
3. De variëteit van die mogelijkheden in GBA zijn echter te beperkt voor alle publieke taken (zoals dit onderzoek bevestigt).
4. Gelet op de 'verhouding' binnen BrP tussen GBA en RNI alsmede de extra problemen met informatiekwaliteit mbt niet-ingezetenen ligt het niet voor de hand om met RNI te beginnen voor een stelselmatige opzet van - informatie over - gevarieerde personenverbanden.
5. Sterker nog, voor de langere termijn verdient het aanbeveling om registratie van personenverbanden uit GBA te halen. Nota bene, als je het zo ziet, loopt RNI daarop zelfs vooruit. Dan ontstaat een scherp(er) gepositioneerde BrP, waarin geen onderscheid meer nodig is tussen ingezetenen en niet-ingezetenen.
6. Want 'ingezetenheid' telt dan niet langer tot die identificerende persoonsinformatie. Wat dergelijke informatie betreft, verandert voor elke gemeente GBA in GBI, met dus I voor ingezetenen.
7. In BrP gaat dan BVBSN op, de landelijke beheervoorziening voor burgerservicenummers (of omgekeerd ...). De doublure is immers vrijwel compleet.
8. Eventueel komt er tevens voor personenverbanden een 'basisregistratie.'

Zo beschouwd zijn aanbevelingen voor korte termijn en beperkt tot RNI mede bepaald door de stelselmatige visie op langere termijn. Door enerzijds de terughoudendheid wat informatieverzameling, anderzijds de ruimhartigheid wat populatie betreft blijkt RNI zelfs trendsetter voor stelselmatige herordening van basisregistraties.

34.93
Het enige waarop ik in jullie teksten (scherp) let, is al dan niet bevestiging van reële variëteit. Ja, jullie wijzen op relevante verschillen. Rara, hoe modelleer je ze eenduidig op stelselschaal? Daarvoor veroorloof ik me af te wijken van wat ik in jouw bijdragen als suggesties ontdek. Daarentegen benut ik de 'methode' volgens contextuele verbijzondering, zoals die tijdens het onderzoek Semantiek op stelselschaal gevalideerd werd; zie daar bijlage C. Als het goed is, leg ik het allemaal duidelijk uit in de bijlage met het toekomstgerichte informatiemodel.

34.94
Nogmaals, het helpt m.i. om strak onderscheid te maken tussen a. (individuele) persoon en b. personenverband. Personen die lid zijn van een bepaald personenverband zijn daardoor elkáárs gerelateerde (met een karakteristieke rol pèr individu). Als begrip is gerelateerde aldus een resultante ipv uitgangspunt; daarvan knappen in- en overzicht sterk op.

34.95
Op mijn beurt heb ik de indruk dat de "informatiekundige logica" van Semantiek op stelselschaal je vreemd is. Althans, uit jouw bericht lees ik dat jij ervoor pleit om aan specifieke informatiebehoeften te voldoen èn dat je meent dat volgens die logica daaraan echter niet voldaan kan worden. Is dat inderdaad wat je daar bedoelt? Hoe dan ook, de zgn contextuele verbijzondering die in Semantiek op stelselschaal geanalyseerd is, helpt nota bene te borgen dat "[g]ebruikers [...] natuurlijk vooral primair de voor hen relevante informatie kunnen aftappen." Hoe dat precies werkt, is natuurlijk niet een-twee-drie duidelijk. Hopelijk blijkt de stelselmatige opzet voor ondersteuning van reële betekenissenvariëteit alweer wat duidelijker uit de uitwerking die ik maak voor personen in personenverbanden. Die komt er dus aan. Laat ajb weten, indien je na bestudering nog geen idee hebt hoe het zit.

34.96
Blijkbaar ben jij zònder bestudering onverminderd van oordeel dat stelselmatige semantiek gebruikers niet helpt. Zo ja, hoe kom je erbij? Juist omdat het met contextuele verbijzondering lukt om volgens specifieke gebruikersbetekenissen te differentiëren, kan je ze wat semantiek betreft m.i. onmogelijk "gelukkiger" helpen krijgen dan juist op die manier. Wat jouw eventuele "punt" dan nog kan zijn, herken ik dus nog niet. Mocht je een werkbaar, beter alternatief voor contextuele verbijzondering kennen, dan hoop ik dat je het wereldkundig maakt. Want we zitten op instrumentarium voor serieuze verbeteringen te wachten.

34.97
Ik herhaal graag: indien jij een alternatief formalisme — want een formele methode hebben we nodig voor digitale informatieverwerking — kent voor integratie op stelselschaal van tekst met context hoop ik dat je het deelt.

34.98
Wanneer ook de zgn account manager aan dat gesprek deelneemt, wat in dit stadium vanuit leveranciersoptiek logisch is, ligt verdere verwarring op de loer. Dat helpt natuurlijk niet, als je eigenlijk gewoon dóór wilt.
Ik zie van alles doorelkaar gaan lopen, bijvoorbeeld omdat zij jullie vraagstelling buigen naar hùn mogelijkheden. Dat mag je ook verwachten.
Naarmate jullie zèlf dankzij een proef duidelijkheid verkrijgen over wat je er ook in dat opzicht wel of niet mee kunt oplossen, heb je per saldo (veel) voordeel. Juist het vermijden van nadeel/narigheid moet je nota bene ook als èxtra voordeel opvatten ...

34.99
De 'problematiek' gaat overigens over organisatiegrenzen heen. Sterker nog, dat is de clou.[26.8.2003]

34.100
Information Dynamics ontwikkelt voor u kosteloos een proefopstelling voor flexibele rapportage uit de verzameling bedrijfsinformatie die u thans met het programmatuurpakket X beheert. Zo’n opstelling bedoelt tevens, en spoedig, uw concrete uitwerking van de nieuwe strategie van geïntegreerde informatievoorziening voor/door uw organisatie te ondersteunen. U stelt ons een informatieverzameling (lees ook: database) volgens X-stramien beschikbaar, zodat de proef u zo realistisch mogelijk inzicht verschaft.
Natuurlijk kunt u erop rekenen dat wij welke informatie dan ook van u altijd vertrouwelijk behandelen. Dat is een wezenlijk aspect van professionele dienstverlening. Graag bevestig ik hierbij met nadruk dat Information Dynamics zulke vertrouwelijkheid óók handhaaft voor de bedrijfsinformatie die u ons nu voor de ontwikkeling van een optimale proefopstelling beschikbaar stelt.
Door bemiddeling van uw medewerker Y ontvangen wij de database. Details voor overdracht stemt Information Dynamics graag met Y af.
Wij verwachten de proefopstelling binnen Z weken te voltooien. Ik ga ervan uit dat die opstelling geheel binnen het beheerdomein van uw organisatie ingericht gaat worden. Daarbij verleent Information Dynamics desgewenst assistentie, uiteraard eveneens weer in overleg met en op aanwijzingen van Y. Wij retourneren Y dan ook de eventuele informatiedrager plus database met uw bedrijfsinformatie. De kopie(ën) die wij voor de ontwikkeling van de proefopstelling op ònze systemen maakten, zijn daaruit op dat moment eveneens verwijderd.
Ik herhaal dat u erop kunt vertrouwen dat bij ons na demonstratie van de proefopstelling geen kopie achterblijft van wat u ons beschikbaar stelt, laat staan dat een derde partij die bedrijfsinformatie via ons verkreeg.[2004]

34.101
Nog even over het situatiebegrip. Heel praktisch kan je dat dus 'definiëren' als de voorwaarde voor gedragsverbijzondering (lees ook: voor eigenschappenverbijzondering).[15.4.2004]

34.102
Het analytische onderzoek bevestigt de indruk dat vooral niet-juristen die beslissen over, respectievelijk meewerken aan ontwikkeling van de elektronische overheid daarvoor doorgaans een simplistisch, naïef wetsbegrip hanteren. Zij verwachten dat de wet betekenis uniformeert. Blijkbaar luidt de veronderstelling, dat er één wet is. Wanneer betekenissen niet stroken, zo volgt daaruit, moet dè wet dat kunnen verhelpen. Dat verklaart de roep om wet- en regelgeving (ook) voor (basis)registraties.
In werkelijkheid zijn er vele wetten. Een bepáálde wet specificeert zonodig betekenis. Dat gebeurt voor noodzakelijke erkenning van differentiatie (lees ook: variëteit) in het maatschappelijk verkeer.
Op reële stelselschaal is betekenissenvariëteit zelfs regel. Daarom vergt semantische interoperabiliteit voorzieningen voor, kortweg wat paradoxaal klinkend uitgedrukt, samenhang tussen verschillen.
Het verdient aanbeveling gezaghebbend nader te (laten) onderzoeken in hoeverre veranderingen stagneren, mislukken e.d. door valse aanname van betekenisuniformering en dito verwachting van oplossing door wet- en regelgeving. Zo ja, dan is vervolgens voorlichting over reële ‘betekenis’ van gevarieerde wet- en regelgeving belangrijk, zo niet onmisbaar.

34.103
Wat ik anders zou doen (en reeds in het oefenschema deed), maar wat m.i. niet wezenlijk is voor jouw oefening, is dat ik de verhouding tussen registerorganisatie en meteorologisch instituut zou omdraaien. Dus, allereerst bestaat zo'n instituut hoe dan ook (als verschijningsvorm van organisatie). Daarna bestempel je het eventueel als registerinstituut. Op die manier kan je ook weerrapporten van Klazien enz. modelleren.
Tja, verder lijkt het me een kwestie van dóórspelen met mogelijkheden ... In de opzet die je me stuurde, vind het ik flexibel dat je meetinstrument lòs poneert van meteorologisch instituut. Zo houd je de mogelijkheid open dat één en hetzelfde meetinstrument metingen levert aan o.a. allerlei meteorologische instituten.
Wat je volgens mij extra nodig hebt, is allereerst direct onder de horizon zoiets als document. Neem daarvoor gemakshalve aan dat het een zgn homogene hiërarchie betreft. Dus met documentdeel stel je document samen, netzoals een organisatie bestaat uit organisatiedelen enz.
Kijk dan eens wat er gebeurt, als je documentdeel verbindt met gepositioneerde meting. Hoe je die relatie noemt, doet er even niet zo toe.
Verbind dan meteorologisch instituut met document en noem die relatie weerbericht. Ben je er dan?
Wat (weers)voorspelling betreft, neem ik even aan dat die een positie betreft (waarvoor je positie uiteraard net zo fijn- resp. grofmazig mag instellen als je wilt). Verbind dus meteorologisch instituut met positie en noem die relatie voorspelling. Verbind vervolgens voorspelling met, precies, documentdeel.

34.104
Nog even een modelleertip, die ik mijzelf graag voorhoud. Ik illustreer 'm met jouw eigen casus. Zo'n term als weerbericht doet reeds een (sterke mate van) verbijzondering vermoeden. Waarvan, dan? Algemener dan document kan je het waarschijnlijk niet verzinnen. Goed, neem dat in je model op; het algemeen(st) bedoelde karakter suggereert een plaats direct verbonden met de horizon van/voor het informatiestelsel in kwestie. Daarbij weet je van eerdere oefeningen nog dat je er meteen maar een zgn homogene hiërarchie voor moet veronderstellen. Zodra document daar eenmaal 'staat,' kan je proberen of het via relaties lukt om alsnog tot de verbijzondering te komen die je dus even wenste te vergeten.
Jijzèlf zat er volgens mij trouwens al dichtbij. Want jij stelde eerder: "[M]aar voorspellingen steunen daarnaast ook nog op iets anders. Dat 'iets anders' denk ik (in ieder geval voorlopig) weggemoffeld te hebben in het weerinstituut." Dankzij de expliciete relatie komt dat eruit als — onderdeel van — context, kortom, alles duidelijk.

34.105
Die mislukking op hùn manier verloopt dus volgens (ons) plan. Dat is toch wel aardig. Ik bedoel, een plan hebben en voorlopig niets hoeven te doen.

34.106
Als je het mij vraagt, niet veel aan doen, zeker niet gelet op de krappe tijd die ons rest. Nog beter, niets meer aan doen. Volgens mij staat het, zeg maar juridisch (beweer ik als leek ...), allemaal best duidelijk in de huidige tekstversie. De ene commentator is sinds vanmorgen dàt ei wel kwijt. En de tweede snapt het hoe dan ook allang.
Het is meer dat de derde blijkbaar ook een ei kwijt wilde, niet zozeer juridisch conform zijn opdracht, maar "voort[vloeiend] uit [z]ijn eerdere bemoeienis met de opbouw van het stelsel van basisregistraties en wat [hij] weet van doel, werking en gebruik er van." Zijn betrokkenheid voorbij het juridische aspect verdient natuurlijk grote waardering, van wie niet, maar die stelselmatige kennis waarop hij zich beroept neem ik niet serieus. Dus als ik er vanwege zijn tegenstrijdige aannames qua reactie informatiekùndig geen raad mee weet, hoef jij je er naar mijn idee helemaal niet om te bekommeren.

34.107
Contextuele verbijzondering neemt afstand van absolute uniformering van betekenis. Daarentegen vergt informatie altijd expliciete context voor eenduidigheid van betekenis. Bijvoorbeeld, wat betekent blok? Dat hangt er vanaf. Inderdaad, van de context in kwestie. Is de treinmachinist bezig met rangeren? Trekt de verhuizer aan een takel? Weert de volleybalspeler een smash af? Enzovoort.
Kortom, adequate verbijzondering van context vestigt (pas) eenduidige betekenis. Daarvoor maken relevante verbijzonderingen integraal ònderdeel van informatie uit. Hoe dat methodisch precies werkt, valt buiten het bestek van dit hoofdstuk, respectievelijk van dit rapport om grondig te verklaren. Het beginsel is echter duidelijk. Geen enkele informatie staat lòs. Zeker op stelselschaal is context onmisbaar om betekenis steeds scherp te plaatsen.

34.108
Voor een tijdpad voor zgn implementatie wil de pakketleverancier stellig een planning opleggen, de zijne dus, maar jullie moeten m.i. juist verzekeren dat je je eigen tempo volgt.

34.109
Hebben zij nog inspiratie ontleend aan mijn suggestie voor een aanvullende conclusie, te weten over variëteit die inherent aan wet- en regelgeving is en dat alleen al daarom contextuele verbijzondering 'logisch' is?

34.110
Overigens hoef ik met dat, zeg maar, overkoepelende model niet zozeer te beginnen, als wel dóórgaan. Vooral dankzij de eerdere studie/hermodellering van Suwinet beschikken we over het zgn oefenschema met nogal wat relevante aanknopingspunten. Ik herhaal alvast mijn ontwerpgevoel dat we bij werkgever e.d. op de verkeerde plaats zoeken naar de sleutel. Die ligt volgens mij (zie oefenschema) vanàf functionaris naar organisatorische functie. Die laatstgenoemde staat daar nb reeds ingedeeld naar (arbeids)sector.
De groeperingen (inhoudingsplichtige, administratieve eenheid …) die de Belastingdienst als het ware als uitgangspunt(en) probeert te hanteren, moeten we daarentegen allereerst maar eens als resultante positioneren, dwz constitueren door samenstellende delen. Niet van groot naar klein, maar precies omgekeerd. Dat roept de vraag op naar wat die delen dan (kunnen) zijn. Het antwoord kàn eigenlijk nergens anders liggen dan in de 'hoek' die ik hierboven met organisatorische functie aanduidde. Zo komt tenminste ook de zgn polisadministratie (UWV) naadloos in beeld ..., maar dan eveneens zònder misleidende verdichting.

34.111
Voor wie het a-woord niet kan missen, vooruit: de architectuur van beschaving is de beschaving van architectuur.
Praktisch zegt mij méér: de beschaving van infrastructuur is de infrastructuur van beschaving. Daarom bestaat voor ontwerp, ontwikkeling enz. van infrastructuur voor beschaafd, zeg ook evenwichtig, informatieverkeer de noodzaak van civiele informatiekunde. Algemeen gesteld beoefent een (des)kundige kunst èn wetenschap in vereniging.

34.112
Dat contragram met kunst en wetenschap had ik natuurlijk al zelf kunnen (moeten?) inkoppen. Zo zie je maar weer wat je allemaal mist, als je meent dat er al bent. Het misverstand van de aankomst is de aankomst van het misverstand. Nu jij weer …

34.113
Wellicht ten overvloede wijs ik op verraderlijke karakter van traditionele domeinbeperking. Ik bedoelde juist geen, zoals jij het verwoordt, "uitwerking van de randen." Wat volgens traditie rand, zeg ook maar periferie, van een bepaald domein (geworden) is, zou op stelselschaal weleens een centrale positionering verdienen. Daarmee loop je inderdaad het risico van een breuk voor herkenbaarheid door wie 'zijn' domein (lees ook: specifieke taak) als het middelpunt van de wereld beschouwt. Maar als je zo'n sprong niet waagt, zit je geheid vast aan het risico dat het informatieverkeer van het ene naar het andere zgn domein nooit fatsoenlijk gaat werken.
Wat we m.i. moeten (aan)tonen, zijn relevante betekenissen zoals zij ze optimaal kunnen benutten voor hùn taken. Omdat ze verscheidene taken uitvoeren, is tevens samenhang gevraagd tussen de bijbehorende, noodzakelijkerwijs gedifferentieerde betekenissen. Die ontbreekt, wat dus een probleem vormt ... dat ze gelukkig al redelijk beseffen.
Vooral voor eenduidige samenhang op ruime schaal is weleens een aanloop nodig, die afschrikt door de lengte. Maar kòrter kan eenvoudig niet, met alle voordelen van stelselmatig resultaat van dien. De "modelflarden" die jij optekende vergen een fundament, opdat ze elk voor zich èn onderling tot hun recht komen. Dat fundament is daarom geen kwestie van "wat verder gaan." Het moet toch robuust?! Laten we de complexiteit/variëteit niet onderschatten. Anders was het probleem daar niet zo hardnekkig.

34.114
Een uniforme definitie mist taakgerichte betekenis. Zo’n specifieke betekenis is vaak niet simpelweg een uitwerking van algemeen naar (nader) detail. In termen van verzamelingenleer omdat de algemeen veronderstelde betekenis niet compleet de als verbijzondering ervan gedachte betekenis. Daarom geldt géén hiërarchisch verband ertussen. In dergelijke gevallen, dus bijna altijd, zijn verschillende betekenissen náást elkaar aan de orde: contextuele verbijzondering. Dankzij aanvankelijk apàrte verbijzondering kan vervolgens (eventueel) verband expliciet zijn aangegeven. Dat is pas duidelijk.

34.115
Het idee van afwezigheid is de afwezigheid van idee.

34.116
Want de tik van de tak is nu eenmaal de tak van de tik.

34.117
Enig besef van beschavende noodzaak van privacy kan ik niet ontdekken. Het is zelfs de vraag of zij een ànder, evenwichtig perspectief zelfs maar kunnen herkennen. Nou ja, genoeg aanleiding voor een voorbereidend gesprek, dus graag wat mij betreft.

34.118
Zoals altijd, als iets vàstzit, moet er voor (op)lossing minstens één scharnier bij. Om als zodanig te functioneren, valt zo'n scharnier per definitie buiten de vertrouwde bouwdelen (zoals de bekende muur en deur). Gelet op wat we allang kennen, gebeurt er dus een verrassende toevoeging. In het schetsmodel is dat de verschijningsvorm van organisatie die inkomsten verstrekt aan (natuurlijke) personen. Wat is dat nu weer? Nogmaals, een scharnier. Dat leidt eenduidig naar inkomstenverhouding, voilà, dan zijn we er keurig uit ...
Oh ja, het hele model blijft kloppen voor allerlei inhoudingen door ergens aan het begin de differentiatie naar soort inhouding te monteren. Vergelijkbaar lukt het om tevens de internationale schaal te faciliteren. Beide verbijzonderingen liet ik echter achterwege om (in dit stadium) herkenbaarheid zo groot mogelijk te houden.

 

 

September – oktober 2009, webeditie 2009 © Pieter Wisse