28.
Aantekeningen uit correspondentie,
september - oktober 2008

Pieter Wisse

Hier staan tekstpassages verzameld, voornamelijk overgenomen uit emailberichten die ik schreef in de periode september - oktober 2008. De volgorde van verzending bleef gehandhaafd.

 

 

28.1
In elk geval lukt het hem om zijn ondertekening uitgebreider te krijgen dan de inhoud van zijn boodschap. Dat vertoon lijkt geen toeval.

28.2
De vraag naar "past het" lijkt aan de vroege kant als het gaat om interoperabiliteit op maatschappelijke schaal van informatieverkeer. Voorzover ik het nu overzie, is het een mooi resultaat van de bundel dat zichtbaar raakt wat voor rommeltje van verbijzonderde, dus ònsamenhangende perspectieven het eigenlijk nog altijd is. Wanneer die indruk geldig blijft zodra we alle bijdragen ontvangen hebben, kunnen we dat in onze in- en begeleidende tekst problematiseren; dat is natuurlijk een belangrijke stap.

28.3
De term "logistiek" gebruik je volgens mij iets te plompverloren. Want daarvan is de gebruikelijke associatie, althans zo begrijp ik het, met materiële goederenstromen. Je zou er bijvoorbeeld administratieve logistiek van kunnen maken, maar daarvoor bestaat nu juist in Nederland van oudsher de aanduiding administratieve organisatie. Het is daarom wellicht aardig om die aanduiding als vertrekpunt te kiezen en er dan zoiets als interadministratieve organisatie van te maken. Dat suggereert immers nader verband met federatie en interoperabiliteit.

28.4
Zijn verzoek tot inschikkelijkheid reikt m.i. nog (veel) verder dan voor wat hulp met "inkoppen." Precies zoals je aangeeft, was het ook een voorzet van niets. Zo kan je doorgaan. Voordat je het weet, gaat het over de opstelling, de taktiek tot en met de wedstrijdbal oppompen. Zeg maar 'hun' gehele 'boek.' Wie weet is het verzoek goed bedoeld, maar het blijft onbeschaamd.
Mijn reactie komt daarom neer op het wederverzoek om mij niet met zulke onzin lastig te vallen. Verder vroeg ik me af, hoeveel mensen hij zo'n uniek verleidingscompliment stuurde om ze tot inspanningen voor hùn resultaatclaim te bewegen. Heb jij ook de eer?

28.5
Voorzover ik jullie aanzet voor een boek begrijp, beogen jullie er een ander accent op informatiekunde mee dan ik probeer te plaatsen met mijn werk. Mijn accent, insteek enz. is dat van een informatiekundig ontwèrper. Als we even in het midden laten wat informatiekundig betekent, natuurlijk is een kenniswerker een ontwerper en geldt dat omgekeerd ook. Het lijkt er echter op, dat jullie vooral op de kenniswerker mikken als (informatie)gebruiker. Z/hij is in jullie optiek hoogstens doe-het-zelver, dus zeker geen professionéle ontwerper.
Wellicht kan je informatiekunde voor de kenniswerker dan beter samentrekken tot kenniskunde. Dat leidt tot kennisleer, ... epistemologie, nou ja, die richting willen jullie vermoedelijk ook niet inslaan. Overigens, als je naar literatuur informeert, is over het begrip kenniswerker-als-gebruiker volgens mij vanuit de bibliotheekwetenschap sinds jaar en dag geschreven. Hmmmm.
Ik zocht zojuist via Google met "information worker" als criterium, zo gemakkelijk gaat dat. Het aantal hits? Ik kreeg het aantal van 1.870.000. Best mooi afgerond, dat getal. Nee, ik wist nog niet dat er een heuse Dutch Information Worker User Group bestaat. Dat was voor mij de derde treffer. Het klinkt alsof jullie daar een aardige doelgroep voor jullie boek hebben, op z'n minst een gedeelte. In oktober a.s. houden ze een event.

Wat ik je evenmin wil onthouden, want ook nog dichtbij, na mijn zoekvraag op een verdienstelijke negende plaats van de bijna twee miljoen staat de Information Worker User Group van België en Luxemburg vermeld. Het ruikt bij dergelijke groepen wel sterk naar Microsofts SharePoint. Daaraan willen jullie je boek waarschijnlijk evenmin ophangen. Aan de andere kant is dat pakket wel bedoeld voor doe-het-zelf inrichting door kenniswerkers ...
Wellicht geldt zelfs dat jullie met extra aandacht voor informatiegebruikers (als ik dat tenminste juist interpreteer als bedoeling) precies de àndere kant op kijken dan ik. Onder de noemer van civiele informatiekunde met ontwerpkarakter abstraheer ik immers van specifiek gebruik. Mij gaat het daar om infrastructuur voor informatieverkeer. Met de kenniswerker als individuele verkeersdéélnemer tijdens een apart traject is het echter de vraag hoeveel z/hij moet afweten van ontwerp, aanleg, onderhoud e.d. van het gehele verkeersstelsel. Nogmaals, daarop kan voor de verkeersdeelnemer in elk geval onmogelijk het accent liggen. Daarmee houdt verband dat de individuele kenniswerker zeker niet op metapatroon zit te wachten. Haar/zijn neiging is doorgaans om in de gauwigheid voorzieningen voor eigen gebruik geregeld te krijgen, klaar; daar ontbreekt dus als regel de solidariteit, de infrastructuurprofessionaliteit die nodig is voor bijdragen aan echte ... infrastructuur. Daarentegen is metapatroon onontbeerlijk als methode voor de stelselmatige betekenisordening die onlosmakelijk aspect vormt van infrastructuur voor informatieverkeer op maatschappelijke schaal.
Over bijdragen gesproken, hopelijk heb ik met het bovenstaande verduidelijkt dat jullie weliswaar een enorme lezerskring kunnen aanboren, maar dat mijn informatiekunde oriëntatie anders is. Als het boek àf is, verneem ik het natuurlijk wel graag.

28.6
Het is handig dat elke wiki tevens een onderhoudsgeschiedenis bevat. Hij maakte die wiki aan, nádat ik hem mijn bericht zond. Blijkbaar vindt hij het te moeilijk om gewoon terug te schrijven dat mijn wedervraag aanleiding was tot ... enzovoort. En die metapatroonlokker blijkt hij vanochtend vroeg pas te hebben aangemaakt en is ... helemaal leeg.

28.7
Wat kost dat weer een hoop tijd om toch nog redelijk beargumenteerd te reageren. Ik doe dat maar liefst meteen, want anders ben ik er later nòg meer tijd aan kwijt. Laat je me ajb weten als je meent dat ik me schuldig maak aan fopvatting? Maak je ajb onderscheid met functionele spot?

28.8
Onbetwist hoogtepunt in je reactie vind ik natuurlijk "Your message was checked by Norjan AntiFop: No fops detected."

28.9
Voor die samenloop zou een oploop georganiseerd worden. Dat was natuurlijk van meet af aan een foploop, maar mij geloofden zij toch niet.

28.10
Als je kijkt naar de voorzieningen die onder de noemer van elektronische overheid zijn en worden getroffen, kan je onmogelijk vàststellen dat de burger daarvoor centraal geplaatst is. Feitelijk is en blijft het meer van hetzelfde, dus steeds de aparte overheidsorganisatie centraal. Conclusie: burger centraal is vooralsnog valse retoriek. Wie dat anders ziet, kijkt blijkbaar anders. Ik veroorloof mij de beoordeling dat zo iemand geen deskundige blik heeft.

28.11
Tijdens het lezen van het opstel door McKemmish moest ik denken aan wat ik eerder las van Cook, respectievelijk Duranti. Ja hoor, in de opstellen door Upward waarnaar jij mij eveneens verwees passeerde hun werk de revue.
Jij moet het als geleerde historicus maar zeggen, maar ik kreeg door die publicaties de recente, zeg maar, verwetenschappelijking van documentaire informatievoorziening bevestigd. Het gaat daarin dus sterk een theoretische richting op, met het thans onvermijdelijke postmodernisme van dien (waarvan ik meen dat het steeds om vooralsnog onbegrepen modernisme gaat, maar goed). Dergelijke opstellen waren ondenkbaar, pakweg dertig jaar geleden.
Ook Omslag in Opslag (OiO) moet je volgens mij historisch positioneren vóór dergelijke disciplinering. Dat maakt natuurlijk de integratieslag (terug naar informatievoorziening) door OiO des te opvallender. De noodzakelijkerwijs (hoera!) praktijkgerichte oriëntatie van OiO verklaart m.i. ook waarom er door de latere wetenschap geen serieuze aandacht aan besteed is.
Het Records Continuum Model van Upward biedt, als je het zo wilt zien, belangwekkende toelichting, theoretische verdieping en dergelijke van OiO. Het is tov OiO echter wezenlijk niets nieuws. Tegelijk verschijnen sommige accenten zelfs afgezwakt of zijn verdwenen. De kracht van meervoudige zgn belangen en hun open inventarisatie zijn wèg. Er zijn wèl nogal vastig four dimensions in RCM (Upward) en five key areas, resp. three perspectives (McKemmish). Of dat postmodern is?
Eerlijk is eerlijk, destijds hebben wij voor OiO niet of nauwelijks gekeken naar wetenschappelijk werk. Een uitzondering was Bearman. Inderdaad, wetenschappelijke bijdragen bestonden dus ook nauwelijks in de richting die wij in afwijking van traditionele aanpak wilden aangeven. Maar bestond dat Records Continuum Model indertijd wel degelijk en hebben wij het domweg gemist? Of is het andersom? Was OiO blijkbaar zodanig nieuw, dat wij voor ontwerp en ontwikkeling feitelijk geen andere optie dan isolement hadden?
De dateringen van de publicaties waarnaar jij verwees plus daarin de mededelingen (vooral door Upward) dat ze volgens de auteurs eerste formuleringen betreffen, suggereren qua prioriteit inderdaad het omgekeerde. Ervan uitgaande dat Upward niets wist van OiO, is het in de tijd gezien toch zo dat zijn RCM veel wegheeft van OiO in plaats van andersom. Als jij, of wie dan ook, natuurlijk, de datering van het ontstaan van RCM daarentegen vóór OiO kunt vaststellen, is de volgorde precies andersom. Daar lijkt het echter niet op.
Naar Bearmans werk heb ik nu niet opnieuw gekeken. Ik herinner mij dat de archiefvoorhoede zoals vertegenwoordigd in de projectgroep van Peter Waters er destijds enthousiast over was. Dat kan ik me prima voorstellen, want Bearman was er inderdaad vroeg bij om ruimere theorie voor te stellen. Dat bevorderde natuurlijk de status van archief. Mijn perspectief op informatievoorziening was echter op voorhand al ruimer, zodat ikzèlf in diens werk geen verdere bijdragen zag. De belangentheorie is volgens mij ook op geen enkele manier ontleend aan Bearmans werk. Oorspronkelijk of niet, daar kwamen (ook) wij toen zelf op.

28.12
Met je aanname "ik neem aan dat wij beiden vinden dat [de centrale plaats voor de burger] toch moet" ben ik het grondig eens! De doelstelling is allesbehalve vals, het gekwaak (lees dus ook: retoriek) erover is echter loos.
Wat ik eerder met vertaalslag bedoelde, houdt in dat voor het stelselmatig ontwerp de burger (algemeen zelfs: actor) als brandpunt (focus) moét gelden. Dat is niet zozeer ter beoordeling door 'de burger,' maar door de professionele informatiekundige ontwerpers die erbij betrokken moeten zijn. Over valse retoriek gesproken, van iedereen die zichzèlf informatiearchitect noemt, kan je vrijwel zeker weten dat z/hij géén professionele ontwerper is van voorzieningen voor informatieverkeer, laat staan van onmisbare infrastructuur op navenant maatschappelijke schaal.
De burger waarop jij doelt, is een deelnemer aan het informatieverkeer. Z/hij beoordeelt de infrastructuur als zodanig. Daarmee is dus nog lang niet gedekt wat er allemaal moet gebeuren!
"Hoe krijgen we dat dan voor elkaar?" vraag je. Daarvoor verdienen voorzieningen voor informatieverkeer status als heuse infrastructuur. Zolang dat niet gebeurt, blijft het modderen zoals dat hier letterlijk het geval bleef totdat Nederland waterstaat tot onderwerp van infrastructuur verklaarde met alle institutionalisering van dien, van overheidsbemoeienis met vitale, stèlselmatige voorzieningen zoals waterloop, dijk en polder tot en met disciplinering in de zin van beroepsvorming met bijbehorende opleiding(skwaliteit). Dat ontbreekt allemaal nog hopeloos voor het informatieverkeer op maatschappelijke schaal, waarvoor inderdaad slechts 'de burger' de reële maat vormt.
Het risico van die retoriek is dat de feitelijke aanpak niet kan ontsnappen aan bestuurlijke behoudzucht. Constructieve argumenten voor stelselmatigheid worden domweg niet herkend.

28.13
Wanneer ik ze “sprekende voorbeelden” bij de hand zou hebben ...
Laten we met DigiD beginnen. Wellicht aardig bedacht, maar een voorziening die je zo zelden gebruikt is eerder moeizaam dan gemakkelijk. Waarom moet de overheid voor die anderhalve transactie per anderhalf jaar zonodig een eigen exclusieve authenticatievoorziening 'hebben?' Zo kom je niet in buurt van de ervaring door de burger dat het haar/zijn authenticatievoorziening is. Nu blijkt, natuurlijk geen verrassing als je systematisch nadenkt, dat een dikke tien procent na ooit DigiD voor die enkele transactie benut te hebben die voorziening veel later tijdens de volgende gelegenheid, zeg maar, kwijt is. Dus krijgen ze een gloednieuwe DigiD ...
Of enkelvoudige informatieverstrekking. Nee, helaas kan ik dat niet sprekend uitleggen. Daarvoor is begrip nodig van reële betekenisvariëteit. Vergeet die 'belofte' echter ajb als de huidige ontwikkellijnen gevolgd blijven worden ...

28.14
Er staat op zijn website "prof. dr. [enzovoort]." Ik weet eigenlijk niet of je als universitair hoofddocent de titel van een eerder hoogleraarschap mag blijven voeren. Maar door die professortitel niet in mijn tekstvoorstel te vermelden acht de kans op verbetering, dus op zijn reactie erop groter.

28.15
Over zijn boek vind ik je onrealistisch optimistisch, want dat komt er natuurlijk nooit. Ik ben nog zo beschaafd om op zijn verzoek tot inschikkelijkheid redelijk beargumenteerd te reageren. Maar zoals ik de andere persoon ken aan wie hij dat verzoek richtte, hoort hij daar in dit verband nooit van. En als niemand zijn werk verricht, is ook dit plan gauw over.
Wij zijn het alweer met elkaar eens, ditmaal over de noodzaak tot "afstand."Zodra hij zich ontfermt over een idee, wordt het zelfs gevaarlijk. Dan nog liever de zoveelste fopvatting. Het risico moeten we echter ook niet overdrijven; wie zit er op het resultaat van zijn creativiteit te wachten? De tragiek is dat hijzèlf dat feitelijk al niet doet. (Onze) terechte waardering voor zijn analytische bijdrage schraagt zijn zelfbeeld blijkbaar niet.
Inderdaad bedoel ik met de afwijzende houding van de individuele kenniswerker tov zoiets inherent infrastructureels als metapatroon wat jij nader toelicht. Voor menig individu is het een (te) lange reis van eng eigenbelang via verlicht eigenbelang naar solidariteit (ook bekend als: algemeen belang).

28.16
Ik ga nog door op jouw zelfbeeld als "leek" met nauw verwant daaraan je behoefte aan "sprekende voorbeelden." Welke voorbeelden geschikt zijn, hangt natuurlijk sterk af van wie je bedoelt áán te spreken. Neem wat onlangs bekend werd, te weten een project dat UWV staakte. Wat stond er in de krant? Is er 67 miljoen euro zònder resultaat uitgegeven? Of is het 87 miljoen? Dat maakt voor mijn redenering niets uit, ik vind dat hoe dan ook een sprekend voorbeeld van verspilling. Het spreekt mij als zodanig aan, omdat ik weet hoe het wèl moet. Het lijkt erop dat het voor andere mensen echter zoiets als een natuurverschijnsel is. Daar is niets aan te doen, menen ze. En de Algemene Rekenkamer komt voor zulke mislukkingen niet verder dan als zgn achterliggende oorzaak lamlendig te vermelden dat de doelstellingen ermee te ambitieus zijn. Dat is onzin.
Voor succesvolle veranderingen moet de aanpak kwalitatief ànders. Dat is gevolg van opschaling door moderne informatie- en communicatietechnologie. Mijn bewering luidt dat al dergelijke projecten steevast mislukken zolang daarvoor de achterhaalde aanpak blijft gelden. Terecht vraag jij mij om toelichting op zo'n bewering. Daarom probeer ik ook "sprekende voorbeelden" te schetsen. Maar ja, als eindeloze verspilling niet áánspreekt, houdt het gauw op. De reden dáárvoor is nu juist, dat zulke projecten alsmaar mislukken. Er zijn dus zelfs geen operationele resultaten die concreet aanwijsbare problemen voor deelnemers aan informatieverkeer vormen. Zover komt het niet eens!
Het is zeker niet zo dat alle projecten voor elektronische overheid door Ictu uitgevoerd worden. Maar neem Ictu eens als voorbeeld. Loop de programma's eens langs (zie www.ictu.nl, ga daar verder naar "De programma's") en streep eens aan welk programma een operationele voorziening opleverde. Doe er een streepje bij, als je vindt dat die voorziening(en) bruikbaar zijn. Vooruit, nòg een streepje als je ze stelselmatig in orde acht. En kijk maar eens of je toekomt aan het streepje waarmee je tot uitdrukking brengt dat je dergelijke voorzieningen vanuit burgerperspectief optimaal vindt.
Als je graag bij DigiD (inmiddels GBO) een eerste streepje had willen zetten, moet je bedenken dat het een voorziening betreft afkomstig van Surfnet (waar het A-Select heet), ook door de Belastingdienst toegepast en vervolgens voorzien van het algemenere stempel elektronische overheid. Dat het tèchnisch werkt, is dus allesbehalve de verdienste van een programma onder de noemer van elektronische overheid.
Goed, wie pleit voor kwalitatieve vernieuwing moet rekenen met de handicap dat z/hij voor "sprekende voorbeelden" niet uit praktijk kan putten. Wel beschouwd is die handicap nu nèt waarom vernieuwing nodig is. Ik herhaal dat de vraag naar argumentatie voor de voorgestelde kwalitatieve verandering van aanpak terecht is en blijft, zij het dat je het m.i. niet mag versimpelen tot een verzoek om "sprekende voorbeelden." Daarmee blijft de noodzaak van zgn paradigmawissel miskent en verandert er juist niets. Waarop ik echter nadruk wil leggen, is dat de terechte vraag naar argumentatie niet alleen gesteld moet zijn aan wie veràndering voorstelt. Diezelfde vraag moet óók consequent gericht zijn aan wie de tot dusver gangbare aanpak verder handhaaft.
Waarom gebeurt dat eigenlijk nooit? Dat lijkt in eerste aanleg met vertrouwen te maken te hebben. Het bestaande krijgt klakkeloos vertrouwen, terwijl het nieuwe dat blijkbaar moet verdienen.
Volgens mij zit daar het vraagstuk van verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid àchter. De gangbare aanpak is zoiets als een erfstuk. Als zodanig voelt een politicus, bestuurder, leidinggevende functionaris zich er niet verantwoordelijk voor. Handhaving van die praktijk leidt doorgaans ook niet tot aanspraak op falende verantwoordelijkheid, want de "leek" ervaart die gangbare aanpak eveneens als erfgoed, respectievelijk zelfs natuurverschijnsel. Voor alle zekerheid laat de verantwoordelijke functionaris af toe een controlestempeltje zetten; daarvoor zijn genoeg netzo behoudende adviseurs enzovoort in de markt.
Ik vind het prima met bewijslast opgezadeld te zijn voor argumentatie waarom het ànders moet. Daarvoor voel ik me ... verantwoordelijk en ik meen me van die verantwoordelijkheid te kwijten door uitvoerige documentatie van stelselmatige voorstellen. "Sprekende[r]" kan ik het in dit stadium niet maken.
Als het om "sprekende voorbeelden" gaat voor een "leek," moet je volgens mij vooral zijn bij wie nog zit te prutsen en klungelen. Mijn waardeoordeel is, dat aanwijzingen voor consequent falen ook iedere "leek" moeten aanspreken. Als dergelijke voorbeelden dat effect echter missen, tja, dat kan ik onmogelijk compenseren met het perspectief dat noodzakelijkerwijs toekomst blijft zolang het praktijkbewijs van steeds ernstiger, vanuit mijn perspectief eenvoudig voorspelbare mislukkingen verwaarloosd blijft.
Intussen schiet 'de burger' niets op.
Als jij kans ziet om de vraagstelling naar argumentatie enzovoort als het ware symmetrisch(er) te krijgen, graag.

28.17
Wat doen we hiermee? "Ik hoop je hiermee voldoende geïnformeerd te hebben" vind ik de klassieke afsluiting van een fopvatting. Want ik lees het als "don't call us, we'll call you," waarna je dùs nooit meer iets hoort. Indien je overigens meent dat ik te gevoelig reageer, verneem ik het graag van je. Maar volgens mij heeft de beste informatiemedewerker daar blijkbaar vooral het laatste gedeelte van ons gesprek volledig aan zich voorbij laten gaan, want juist "bundelen bedrijfsvoeringsystemen" benadrukte jij terecht als zelfs de mooiste gelegenheid om serieus met stelselmatige semantiek aan de slag te gaan. En hoe je van "lopende interdepartementale projecten" ooit een succes wilt maken zònder stelselmatigheid is natuurlijk helemaal een raadsel.

28.18
Jij of ik hebben toch ook geen apart rijbewijs moeten halen voor de minimale (auto)tripjes die we (moeten) maken naar en van een overheidskantoor? Er is gewoon verkeer, punt. Als we die vergelijking opschalen, zie je dat iemand met bijvoorbeeld een Duits rijbewijs ook in Nederland verkeersdeelnemer als (auto)chauffeur mag zijn.
Vanaf enige schaal is een federatieve opzet realistisch en is het dus tevens een kwestie om voor het eigen, zeg maar even, verkeerscircuit een middel te vertrouwen dat de deelnemer elders verwierf. Ja, ook DigiD zou dan in aanmerking kunnen komen als een authenticatiemiddel. Gelet op dat wezenlijke vertrouwenscriterium moet overigens DigiD wel opnieuw beginnen, omdat voor dat middel immers de relatie met de deelnemer ernstig gecompromitteerd raakte ("neem voor uw aangifte anders de DigiD van uw buurman").
Waarom kan ik het middel voor zgn Internetbankieren niet eveneens gebruiken voor die anderhalve overheidstransactie per weet-ik-hoelang? Althans mijn burgerlijke waardering is, dat voor mijn (frequente) eigen geldtransacties via 'mijn' bank een hoger zgn betrouwbaarheidsniveau van authenticatie nodig is dan voor die (luttele) informatieverplichtingen (hoezo dienstverlening?) jegens de overheid waaraan ik met het Internet kan/moet voldoen. Nou dan?
Oh, vindt de overheid het (ook) maar lastig dat die banken voor dergelijk gebruik een vergoeding verlangen? Het lijkt me dat je daar in het burgerbelang uit moet kunnen komen. Dergelijk hergebruik is per authenticatietransactie voor de overheid en dus vroeg of laat voor de burger stellig goedkoper, vooruit, minder kostbaar, dan wat DigiD alles bijelkaar kost. Wanneer de overheid echter met alle geweld DigiD wil laten gebruiken door burger en bedrijf voor overheidsinteracties, okee, maar doe het dan goed. Daar hoort dus bij, dat DigiD tevens voor authenticatie voor geheel private transacties beschikbaar moet zijn (maar dan moeten betrokken partijen op DigiD kunnen vertrouwen qua relevant betrouwbaarheidsniveau).
Wat bewijslast voor vernieuwingsvoorstel betreft heb ik juist nadrukkelijk geschreven dat ik die terecht acht. Ik pleit ervoor dat diezèlfde last geldt voor behoudende voorstellen. Als er iets is dat mij ergert, en dat is er zeer beslist, is het dat bestuursgedrag dat erop neerkomt dat praktijkvoortzetting geen bestuurlijke verantwoordelijkheid raakt.
Herhaalde ontsporingen volgens aanpak a bewijzen uiteraard niet dat het met aanpak b wèl lukt. Ik probeer daarom een beroep te doen op wat ik hoop dat als greintje rationaliteit en solidariteit aanspreekbaar is. Is het geen idee om eens bewust(er) een alternatief voor aanpak a te overwegen? Wie dat weigert na het zoveelste mislukte project voor de zoveelste tientallen miljoenen euro's? Tja, dat kan een bestuurder van zichzelf standvastig vinden, maar het is vanuit burgerperspectief natuurlijk onverantwoordelijk stom.
Wie naar "sprekende voorbeelden" vraagt, heeft geen begrip van kwalitatieve vernieuwing. Waarom noemen we serieus iets nieuw? Precies, omdat het blijkbaar nog niet bestaat. Er bestaat dus ook geen voorbeeld van. Een prototype, misschien? Ja, dat kan ik sinds jaren tonen! Nee, dat telt blijkbaar niet als voorbeeld. Het nieuwe is prima, daar komt de bewijsvraag op neer, zolang het succes met een oud voorbeeld aangetoond is. Dat is een fopvatting.
De Belgische aanpak spreekt helaas ook allang niet meer aan. Estland, dan? De zoveelste delegatie bezocht Denemarken ...
Volgens mij past het algemeen prachtig in jouw programma om die innovatieparadox annex -belemmering te helpen ontkrachten, resp. verwijderen. Want zolang een alternatief voor mislukking beoordeeld blijft volgens criteria als ware zo’n mislukking een succes (mijn verontschuldiging voor die passage, maar het snijdt wel hout), zijn de mislukkers wèl reuze succesvol in het afhouden van dat alternatief.
Laat ik eens een wedervraag stellen; Welke "sprekende voorbeelden" draag jijzèlf voor/uit, in jouw geval dus om de werkelijkheid van burger-centraal te bevorderen? Daar leer ik graag van.

28.19
Nee, "gram" is het niet die je "tussen de regels [...] voelt doorschemeren," althans zeker niet direct. Ik ervaar professionele verantwoordelijkheid, waarvan naar mijn overtuiging sociale verantwoordelijkheid onlosmakelijk aspect is. Zoals ik je eerder schreef, het is wèl ergernis over ontkenning nagenoeg alom door verantwoordelijke functionarissen van hun reële ... verantwoordelijkheid. Want ik vind het op zijn beurt onderdeel van sociale verantwoordelijkheid om over dergelijke ontkenning op z'n minst geërgerd te zijn. Ik geloof niet dat jij het daarmee oneens bent. Dat kan je ook nooit zijn als belijdend democraat en nota bene thans zelfs in formele zin niet als programmamanager van Burgerlink.
Dankzij jouw positionering als "advocaat van de duivel" herken ik pas expliciet hoe ... duivels zo'n advocaat zijn vragen (?) kan stellen, met het gevaar van dito duivelse antwoorden ipv serieuze argumentatie. Loop ik in die valkuil? Laat me ajb weten, wat je ònredelijk acht aan mijn voorstel(ling). Zo vind ikzelf overigens mijn ergernis als burgerplicht deugdelijk beargumenteerd.
Mijn wedervraag naar jouw relevante "sprekende voorbeelden" is vooral een poging tot zgn metacommunicatie. Je gaat echter helemaal niet op mijn vraag in, wat m.i. helaas prompt de asymmetrie illustreert. Dat is dus precies het communicatieprobleem met vernieuwing, voilá. Nogmaals, "gram"? Nee, ik vat dat niet persoonlijk op. Onze correspondentie is, meen ik, veel interessanter.
Je aankondiging dat het "goed [is] om even gas terug te nemen" zou dieper weleens gemikt kunnen zijn op handhaving van de communicatieve asymmetrie en als zodanig dan symptomatisch zijn voor bestuurlijk onvermogen dat maatschappelijke ontwikkeling belemmert. In die asymmetrische opstelling kan jij vanuit "[jouw] invalshoek kritisch [...] zijn op wat nu gaande is." Is dat niet erg gemakkelijk? Blijkbaar geldt die "invalshoek" als jouw beoordelingskader. Prima, maar wat is die "invalshoek" dan? Ik herhaal mijn vraag: Kan jij op jouw beurt dat met "sprekende voorbeelden" verduidelijken?
De aanduiding "kritisch" is eigenlijk al vertekenend. Indien jij verduidelijking wenst van mijn voorstel, vind ik dat gewoon terecht. Tussendoor, dat bedacht ik uiteraard allang; zie mijn website voor uitvoerige documentatie. Mag er ajb wat spot tussen zitten?! Hoe dan ook, ik ga ervan uit dat je met dergelijke navraag primair een opbouwende bedoeling hebt. Je kunt pas kritisch zijn met ... kritiek, dus na analyse. Inhoudelijk heb je echter nog helemaal geen kritiek, daar heb ik althans niets van gemerkt. Voorlopig stel je slechts een vraag naar toelichting.
Netzo opbouwend ben ik geïnteresseerd in "[jouw] invalshoek." Wie weet ben ik er ooit wel degelijk kritisch over, of laaiend enthousiast, maar dat kàn natuurlijk pas serieus verantwoord nadat ik er genoeg van te weten kwam. Zeg ook maar dat ik moeite moet doen om mij van een "leek" te ontwikkelen tot iemand met alweer wat meer deskundigheid.
Misschien is er niet zozeer sprake van een advocaat, maar wel van een waard van de duivel. Zoals de waard is, vertrouwt hij zijn gasten. Met andere woorden, wie het altijd van een kritische opstelling meent te moeten hebben, kan diezelfde opstelling ten ònrechte veronderstellen bij iemand die juist een opbouwend bedoelde vraag stelt. Waar zit de "gram" dan wèrkelijk? Dat is volgens mij bij de waard. In een klimaat van zulk geïnstitutionaliseerd wantrouwen is noodzakelijke vernieuwing kansloos. Met "gas terug" gebeurt er nog altijd niets.
Een overtuiging moet openstaan voor kritiek. Kritiek mag echter niet parasiteren op overtuiging, al helemaal niet ter verhulling van een heersende overtuiging (lees ook: tegen materiële beloning, comfort). Ik begrijp dat het overal juist wèl zo gebeurt, maar ik ben ervan ... overtuigt dat het ondermijnend werkt voor het dynamische maatschappelijk evenwicht. Dus niks "gas terug" (schrijf ik onbezoldigd).

28.20
Mijn kijk op zakelijke samenwerking onder de noemer van metapatroon e.d. schetste ik reeds. Het is overigens de vraag of je de programmatuur moet willen "leren kennen." Zeker in dit stadium vind ik een proefproject optimaal. Zeg maar, jullie het contact en wij het werk. De beloning verdelen we redelijk. Dus, als je daar een opdrachtgever voor hebt ...

28.21
De context blijft, algemeen gesteld, wat je nodig hebt voor eenduidige positionering van het knooppunt in kwestie. Dat kan inderdaad (omdat een knooppunt meestal de verdinging van een relatie is) verspreid raken over twee sporen ... en zodra zo'n spoor weer terechtkomt in zo'n knooppunt is ook daar van vertakking sprake. Dat gaat door, totdat alle sporen de horizon bereikten.
Voor de presentatie is het praktische probleem, welke knooppunten voor herkenbare positionering getoond worden. Daarom is expliciet een vierde dimensie aan de orde; behalve informatie, metainformatie, autorisatie is dat dus presentatie (die in de feitelijke constructie nauw verweven zijn).

28.22
De noodzaak van en, nota bene, tegelijk kans door een kwalitatief andere benadering op de maatschappelijke schaal van informatieverkeer probeer ik met civiele informatiekunde als zgn discipline breder onder de aandacht te krijgen. Als je daaraan onder die noemer wilt meehelpen, graag.

28.23
Na jouw aansporing, met hartelijke dank daarvoor, (en na mijn vakantie) heb ik mijn oriëntatie op The Nature of Order door Christopher Alexander voortgezet. Mijn eerdere aantekeningen kan je onder de nummers 27.60 en 27.62 terugvinden.
Wat naamgeving betreft, is metapatroon inderdaad afgeleid van Alexanders patronen. Dat verband is indirect. Met excuus voor mijn vluchtige samenvatting, de naam voor wat hij als een herbruikbare module voor gebouwde omgeving beschouwt, patroon dus, werd voor informatievoorziening benut om een redelijk generieke subroutine aan te duiden. Ik laat in het midden of die transpositie door informatici recht doet aan Alexanders patroonbegrip. Het is nu eenmaal zo dat ook voor computerprogrammatuur een begrip, nou ja, daar zijn het natuurlijk ook weer allerlei verschillende begrippen geworden, onder de noemer van patroon geldt. Daarin mis ik echter aandacht voor conceptuele samenhang. Mede daarom noem ik (vanaf plm. 1998) de methode die ik ontwierp (in aanzet plm. 1990) voor conceptuele modellering met open bereik: metapatroon. Voor metapatroon zijn dergelijke verschillen nu juist géén probleem. Sterker nog, de aanname van realiteit van verschillen vormde de voornaamste specificatie voor metapatroon. Een verschil behoeft door metapatroon niet ‘in het midden’ te blijven, maar verkrijgt zijn karakteristieke, veranderbare positie in samenhang.
Die aangehaakte naam en vervolgens titel was naar mijn overtuiging een belangrijke reden voor Addison-Wesley om Metapattern: context and time in information models (najaar 2000, 2001 opgegeven als jaar van publicatie) uit te geven; de ìnhoud spreekt nog altijd bijna niemand aan. Je kunt gerust zeggen, dat ik op die manier Alexanders positionering van patronen exploiteer; voor zijn aandeel in de kans dat metapatroon louter op basis van de naam aanspreekt, ben ik hem uiteraard erkentelijk.
Ook nog maar even vermeld ik ter inleiding dat Alexander zijn groslijst patronen later verdichtte tot eigenschappen voor wat hij een centrum noemt. Dergelijke eigenschappen zijn weer aardig vergelijkbaar met wat T. Volk … metapatronen noemt. Let op het meervoud. Als aanduiding voor methode voor - modellering van - stelselmatige betekenisordening gebruik ik metapatroon in het ènkelvoud. Met die ene methode kunnen dergelijke eigenschappen, meervoud dus, eenduidig in verband gepositioneerd worden.
Hoewel ik het overgrote deel van Alexanders cyclus van vier boeken slechts doorbladerde, begrijp ik alweer beter jouw associatie met metapatroon. Volgens mij komt Alexander qua ontologie echter niet verder dan erkenning van vlakke wederkerigheid in de zin dat het ene zgn centrum zich kan bevinden in het zgn veld van een ander centrum. Ik herken nergens aanwijzing van praktische gedragsvariëteit van dat ene centrum, dus met specifiek eenduidig gedrag afhànkelijk van dat andere centrum met zijn veld in kwestie. Bijvoorbeeld J. Buchler werkte dergelijke wederzijdse relaties met zijn begrip natuurlijk complex wel uit; voor mijn inleiding tot Buchlers metafysica plus vergelijking met metapatroon, zie Metapattern of natural complexes: enlisting Justus Buchler’s metaphysics for informational infrastructure.
Zijn aanzet komt daarop natuurlijk ooit wèl uit. Alexander schrijft weliswaar her en der dat wiskundige formalisering nog uitstaande is, maar productieve stappen heeft hijzèlf in elk geval niet gedocumenteerd. Als je hem het voordeel van de twijfel gunt, vooruit, zwaait hij wel degelijk wat vagelijk in die richting.
Zo beschouwd (meta)modelleer ik in Ontology for interdependency onder de noemer van naïef realisme het centrige holisme van Alexander. Dat gebeurt daar met de eerste stappen (de ondertitel van mijn opstel in kwestie luidt: steps to an ecology of information management), dwz langs louter de objectdimensie met de trits van situatie, identiteit en gedrag.
Nee, dat klopt niet helemaal (hier uiteraard steeds: volgens mijn interpretatie) ... In elk geval is, uitgaande van de semiotische enneade, de tekendimensie bij Alexander in geen velden (sic!) of wegen te bekennen. Nu dicht Alexander elk centrum een mate van leven toe. Hij beweert met zoveel woorden dat de waarnemer pas zo’n centrumleven door-en-door kan bèleven onder de voorwaarde van zijn zèlfbeleving. Omdat leven op die manier communicatieve kortsluiting lijkt te vertegenwoordigen, ben ik geneigd om Alexander zó te verklaren dat hij leven allereerst duidt als levensteken en vervolgens via die kortsluiting als het ware (ook weer) objectiveert.
Min of meer vergelijkbaar ondergaat de interpretatiedimensie m.i. verschuiving … met als resultaat dat zij evenmin valt te onderscheiden van de objectdimensie. Daar zit volgens mij de behoefte van Alexander achter om als wetenschappelijk te boek te staan. Hij noemt dat ook wel empirisch en objectief. Dat roept natuurlijk de vraag op, hoe hij dat rijmt met zijn nadruk op belevenis, gevoel en dergelijke. Zijn uitweg luidt, nogmaals, dat je intens persoonlijk moet leren waarnemen. Zulke door-en-door subjectieve waar(d)neming leidt volgens hem tot … objectieve belevenis. Want, stelt Alexander, op die manier ervaart iedereen hetzèlfde.
Het lijkt erop dat hij een konijn uit de hoed tovert. Sterker nog, hij lijkt vooral zèlf overtuigd ervan dat hij helemaal geen truc uithaalt, maar strikt wetenschappelijk werkt. Vanuit het ruimere perspectief van de enneade, respectievelijk het dia-enneadische communicatiemodel is echter scherp zichtbaar hoe hij ter voorbereiding eerst dat konijn in die hoed perst. Hij heeft dat echter niet in de gaten.
Inderdaad, zonder relevante interpretatieverschillen is er geen apart begrip (meer) nodig voor interpretatie. Maar het is dus niet zo dat Alexander het bewust wèglaat. Goede trouw alléén vestigt nog geen verstand. Hij is domweg nooit zover gekomen om het expliciet te veronderstellen. Bijgevolg gaat hij variëteit te lijf met onvoldoende axiomatische elementen. In zijn geval verstopt hij interpretatie onder object, netzoals hij dat met teken doet. In andere passages doet hij precies het omgekeerde, maar dan grover, dus niet verbijzonderd naar centra en velden.
In zijn vierde boek van de cyclus presenteert Alexander zich wat mij betreft onmiskenbaar als mysticus. Hij openbaart de verlossende eenheid op aarde. Wat hij niet opschrijft, maar de suggestie laat zich raden, is dat de boodschapper meteen de verlosser is. Zijn openbaring biedt inderdaad geen (architectuur)ruimte voor samenhangend onderscheid tussen object en subject (interpretatie). Met die centra is Alexanders godsdienst trouwens een pantheïsme.
De éénheid waarop Alexander uitkomt, blijkt reeds zijn vertrekpunt. Zijn uitkomst is dus schijn.
Nu ontkomt geen mens aan mystiek. Het menselijk bevattingsvermogen is nu eenmaal beperkt in relatie tot wat blijkbaar toch bestaat als de gehele wereld (of hoe je ‘het’ maar wilt noemen). Wie zijn menselijke beperking aanvaardt, of daartoe tenminste een poging onderhoudt, heet een pragmaticus. De pragmaticus beschouwt éénheid als, oeps, daar is die term weer, het verdwijnpunt voor zijn semiosis. Als zodanig, nota bene, bestaat er tenminste een reuze praktisch oriëntatiepunt voor de omgang met wat verschijnt als reële verschillen. Dat wèrkt nu eenmaal aardig.
Het heeft geen enkele zin om over dè waarheid van dat verdwijnpunt te twisten. U kiest een ander verdwijnpunt? Okee, laten we vooral eens kijken hoe dàt uitpakt. Voordat je het weet, zijn ook die verdwijnpunten meervoudig. Waarom niet?
Alexander toont zich beslist niet als zo’n pragmatisch mysticus. Hij is daarentegen een verlossingsmysticus. Zijn beweringen pretenderen absolute strekking. Daarover valt onmogelijk twist te ontwijken. Voor de vermeende idealist is uiteindelijk alles subjectief, voor de vermeende realist alles objectief. Het is allebei onzin, omdat ze slechts als onlosmakelijke aspecten passende variëteit helpen constitueren.
Het utopisme van Alexander kan mystici van hetzelfde slag aanspreken, overigens wèl met als verschil dat zij volgers moeten willen zijn, geen leider. Zij treffen iemand die niet te beroerd is zich Meester te noemen. De een of andere claim op absolute waarheid blijkt principieel particulier en als het meezit raakt de sekte niet gewelddadig gefrustreerd.
Als zelfbeeld heb ik dat van een pragmaticus met besef (with metapattern to prove it). Daarom erger ik me bijna voortdurend aan wat ik vind dat Alexanders megalomane claims zijn. Daar dreigt trouwens ook weer een gevaar. Want het is zeker niet allemaal onzin wat Alexander beweert. Van alles en nog wat is weliswaar met absoluut bereik onhoudbaar, maar voorzien van relevante situering beslist behartigenswaard. Als … als … als ik er de tijd voor zou willen nemen, valt er stellig behoorlijk wat bruikbaars te oogsten. Je kunt zeggen wat je wilt, maar Alexander propageert wel degelijk bijvoorbeeld een benadering ‘door de schalen heen.’
De oogst is echter niet eenvoudig binnen te halen. Het gaat er immers steeds om zijn beweringen te reconstrueren in een vruchtbaarder referentiekader, zeg ook maar ontologie (annex kennisleer annex semiotiek). Waarom ik er de tijd niet voor neem, voorlopig tenminste niet, komt door mijn schatting dat daar voor informatiekunde verder ook niets nieuws te halen valt, slechts bevestiging. Dat laatste kan overigens belangrijk genoeg zijn. Nogmaals, zo gebruikte ik via-via de bekendheid van Alexanders patroonbegrip voor keuze van metapatroon als naam voor de modelleermethode.
De beoordeling van Alexanders boekencyclus als absolutistisch respectievelijk utopisch verduidelijkt m.i. tevens waarom er nergens sprake is van praktische politiek. Juist voor een ontwerper is dat een ernstig gemis. Zoals ik hierboven eigenlijk al een beetje suggereerde, komt Alexander zelfs aan serieuze problematisering niet toe omdat hij geen subjectieve interpretatiedimensie articuleert. Daardoor gaat hij óók voorbij aan intra- en interpersoonlijke motivationele variëteit. Door zulke belangenverschillen is zelfs èlke interactie politiek getint. Daarom bevat Semiosis & Sign Exchange een hoofdstuk, nummer 7, met de titel The political nature of human exchange. Voor Alexander als verlossingsmysticus is zulke duurzame differentiatie vanzelfsprekend onverteerbaar. Daarom laat hij zijn subjectieve gevoelspropaganda uitmonden in absolute objectiviteit (lees: zoals de Meester het toont). Daarover wil ik dan graag kwijt dat zijn benadering uiteindelijk dehumaniseert, alle humanistische retoriek ten spijt. Nogmaals, daar valt best veel te redden dankzij realistische situering … met onlosmakelijk daaraan verbonden de differentiatie van menselijke motieven (lees ook: wil, interesse, belang, emotie …).
Ik kom tenslotte nog terug op wat Alexander kan bieden voor ontwikkeling van informatiekunde. Strikt genomen vind ik dat verrassend weinig, omdat productieve articulering van informatie ontbreekt. Zijn eigen voorstelling bevat voorts tegenstrijdigheden (wat iets anders is dan reële verschillen). Het is uiteraard mogelijk om diverse tegenstrijdigheden met metapatroon te reconstrueren tot reële verschillen; dat komt er praktisch op neer bepaald gedrag tot een bepaalde situatie beperkt te verklaren. Dat lukt, nogmaals, mèt metapatroon. Ik zie echter niet, hoe metapatroon daar als methode beter van kan worden. Omdat ik geen andere methode ken met ruimere modelleervariëteit dan metapatroon, houdt het volgens mij rondom het informatiebegrip daarmee wel op. Overeind blijft dat Alexanders boekencyclus aanleiding geeft tot bezinning. Dat lukt omdat er stelselmatig weinig van klopt, … maar ook weer niet allemaal onzin is. Wie ze als zodanig wil opvatten, kan er terecht voor talloze metaforen. Je kunt er weinig vàn leren, maar vooral in negatieve zin (lees: wat onbruikbaar is) altijd wel iets dóór.

28.24
Mijn artikel(tje) Hoofdlijnen van keteninformatisering is bedoeld om een bestuurder, als z/hij het overigens ooit leest, wat nader idee te geven. Als je een informatiekundig perspectief verwacht(te), kan je daar dus niet goed terecht.
Als je "gemeenschappelijk" synoniem verklaart met centraal, ga je te kort door de bocht. In een verkeersstelsel is eigenlijk niets centraal meer, maar juist daardoor wèl samenhangend.
Informatiekundig gezien vind ik zelfs het hele begrip 'register' wankel, zo niet contraproductief. Consequent stelselmatige oriëntatie vergt een andere logica. Bijvoorbeeld zgn keteninformatisering is ook maar een configuratie(soort) van informatieverkeer. Voor facilitering van informatieverkeer op maatschappelijke schaal is, ruimer beschouwd, heuse infrastructuur nodig.
Popularisering is zeker een verdienste, maar vroeg of laat vormt zijn monopolisering - zijn literatuurverwijzingen zijn vrijwel exclusief naar ... eigen werk - daarvoor inderdaad juist een belemmering. Nu zou je kunnen zeggen dat hij met iets geheel nieuws komt, waarover dus andere literatuur überhaupt nog niet bestaat. Dat is echter m.i. niet zo.

28.25
Jij gaat er blijkbaar vanuit dat de context (tevens) de unieke identificatie van het knooppunt in kwestie vormt. Die aanname klopt niet. Elk knooppunt heeft helemaal 'zijn' eigen, onafhankelijke identificatie. Daardoor is het mogelijk voor een knooppunt om (in de tijd) van context te wisselen. Handig, hoor! Ook dat staat in deel 1 van Metapattern (boek) toegelicht.
Juist dankzij zo'n 'lege' knooppuntidentiteit kon ik metapatroon nog verbeteren tov de boekversie. Wie weet, nee, dat is natuurlijk zéker, is verdere ontwikkeling nodig ...
Meen jij dat stelselmatige betekenisordening onafhankelijk van vermijding van duplicatie valt te realiseren? Daartussen bestaat zelfs wezenlijke afhankelijkheid. Hoe kan je anders dan met een methode zoals metapatroon vaststellen of überhaupt duplicatie, of niet, aan de orde is? En autorisatie is netzo wezenlijk contextueel, want geënt op zeg maar contextuele differentiatie van de primaire informatie. Ja, infrastructureel. Dat is precies waarom metapatroon methodisch op stelselschaal geldt.
Wat je volgens mij inderdaad "over het hoofd" ziet, is het kwalitatief àndere wereldbeeld waarnaar(toe) metapatroon werkt. Je moet dus wel (durven) loslaten, anders kom je er nooit. Wellicht komt dat, omdat je analyse verwart met creativiteit. Althans, ik herken aan je opmerkingen dat ze nagenoeg puur analytisch zijn. 'Information innovation' lijkt me toch iets anders. Alles op z'n tijd, luidt wellicht je reactie. Mee eens. De volgorde is echter niet altijd dezelfde. Voor een ànder paradigma moet je toch heus eerst springen, voordat je er iets aan hebt. Zodra je dat deed, kan je ook je eigen vragen over metapatroon netzogoed zelf beantwoorden. Nu lijkt het erop dat je met mijn antwoorden geen genoegen neemt. Klopt, dat kan ook niet zolang je dat oude wereldbeeld feitelijk blijft toepassen.

28.26
Met je annotaties bevestig jij mijn 'verzoek' dat we verdere intensieve correspondentie moeten fopgeven. Daarvoor zou jij nogmaals die boekencyclus moeten bekijken en er zijn grenzen ... Want vervolgens zou ik weer verdere moeite moeten doen voor serieuze beantwoording van jouw vragen, ... enzovoort ... terwijl allang duidelijk is dat we er voor informatiekundige ontwerpleer niets principieels mee opschieten. En de Christopher Alexander-leerstoel bestaat voorzover ik weet niet, dus als sollicitatie ervoor kunnen we ons die moeite ook besparen. Ik vind wel dat we er binnenkort even over moeten doorpraten.
Kortweg, volgens mij ontmoeten we elkaar vanaf onze indrukken van deel 4, zij het dat wij ze sterk verschillend benoemen. Jij beschrijft je herinnering eraan met de term teleurstelling. Voor begrip van Alexanders referentiekader, en wat daaraan mankeert voor door-de-schalen-heen informatiekunde, vind ik dat vierde boek zelfs de sleuteltekst. Dat aanwijsbare tekort is, inderdaad, ... teleurstellend.
We moeten natuurlijk oppassen om informatiekundige criteria te benutten ter beoordeling van een voorstel dat gebouwde omgeving betreft. Ik ben het met je eens dat dáárvoor, zoals jij het stelt, "volledige externalisatie [...] eigenlijk helemaal niet zo van belang" is. Nou ja, dat zou kunnen ... totdat je beseft dat juist Alexander hamert op belevenis van de centra die via ontwerp wèrkelijkheid worden. Belevenis lijkt mij synoniem met semiosis, dus ... Verder beperkt Alexander zich met zijn veronderstellingen niet tot toepassing op gebouwde omgeving. Hij mikt, over “externalisatie” gesproken, op the nature of order en zodoende tegelijk op the order of nature: alles. Daarover kan hij onmogelijk slechts als bouwkundig architect schrijven. In deel 4 gaat hij het duidelijkst op voor alwetende alomvatting. Zgn deconstructie van vooral dàt cyclusdeel voedt daarom het perspectief om te herkennen dat, en hoe, hij eerder in zijn boekencyclus voor samenhang ontspoort. Uit het kosmologische karakter van Alexanders voorstel(ling) volgt simpel dat zij óók moet voldoen aan informatiekundige criteria. Op basis van de semiotische enneade, maar dat lukt stellig ook anders, lijkt mij de falsificatie geslaagd. Ben je het ermee eens dat wij van de Alexanderstudie geen hoofdactiviteit maken?
Klopt, het wachten is op falsificatie van de (dia-)enneade. Zolang dat niet gebeurt, weet ik niets beters.

28.27
Voor een professionele dienstverlener die je m.i. wilt zijn, lijkt het mij verkeerd om prioriteit aan je "klantrelaties" toe te kennen. Toe maar, jij zou ze "op het spel zetten" met vernieuwing. Dat krijg jij dus niet "over [je] hart." Tegen zoveel angst, onzekerheid en wantrouwen kan ik natuurlijk nooit op. Nogmaals bedankt dat je mij daar een kijkje op gunt. Volgens mij moet het je primair gaan om het klantbelang. Via die weg is vervòlgens je eigen belang als professional gediend. Welnu, dat klantbelang acht ik niet gebaat bij het ophouden van innovatie. Want daar komt het op neer, als je vooralsnog gebrek aan begrip opvoert als argument voor inertie. Zoals geldt voor iederéén, er is zoveel dat ik niet begrijp. Juist dáárom zoek ik samenwerking. Blijkbaar moet ik daarvoor elders terecht. Ik begrijp er trouwens steeds minder van waarom jullie je 'information innovators' noemen. Je verwacht van "een belofte" (nieuw) meteen "een [...] track record" (oud). Dat vinden jullie klanten stellig comfortabel, maar serieuze informatiekunde is natuurlijk wèl iets ànders.

28.28
Van jouw vragen vind ik dat ze op stelselschaal de verkeerde kant opgaan; daar heb ik (dus) geen consistent antwoord op volgens de aannames die jij kennelijk nog handhaaft. Wat reëel geldt als analytisch, strookt altijd met de aannames in kwestie. Andere aannames annex axioma’s, àndere analyse.
Volgens metapatroon kent, eigenlijk zelfs ìs elk knooppunt zijn unieke identificatie. Daar heeft een bepaalde nul-identiteit niets mee te maken. De nul-identiteit borgt wèl samenhang tussen de knooppunten die hem als eigenschap hebben. De context is het spoor naar het knooppunt in kwestie. Aldus heeft context evenmin iets met unieke knooppuntidentificatie in enge zin te maken. In Metapattern (2001) is context nog als enkelvoudig spoor gedacht. De mogelijkheid van meervoudige sporen, later ontwikkeld, blijkt passender variëteit te bieden. Dat verschil valt je dus terecht op.
Het gedoe met identificatie van knooppunten betreft overigens, zeg maar, de binnenkant van metapatroon. Hoewel het je wellicht kan helpen als je dat begrijpt, heb je voor het gebruik van/aan de buitenkant dat inzicht volgens mij niet nodig. Daar denk jij echter anders over, zoals ik je vragen ervaar. Want voorzover ik weet, heb je nog geen eigen modelleeroefeningen gemaakt (ondanks mijn suggestie voor een onderwerp, respectievelijk voorbeelden waarop ik je desgevraagd wees).
Langs de didactische weg zoals jij die volgt, kan ik je blijkbaar niet helpen. Kies ajb een vertrouwd vraagstuk, kan ik slechts herhalen, dat je met traditionele oriëntatie niet of nauwelijks opgelost krijgt. Paradigmatische vernieuwing kan je naar mijn idee slechts via praktische probleemervaring 'willen' begrijpen, dus onmogelijk louter instrumenteel. Dat laatste lijkt weliswaar een veilige veranderroute, maar houdt je stationair. Daar blijf ik niet te lang bij wachten.

28.29
Een stokpaard dat maar niet lòs van het startblok komt betreft de - ontwikkeling van - informatiekundige discipline, zeg ook maar als degelijk vak, op maatschappelijke schaal: civiele informatiekunde.

28.30
Of ik iets nuttigs doe? Ik maak het mijzelf reuze druk met pogingen om zakelijk te overleven met een benadering die verder iedereen liefst negeert. Je kunt je afvragen of dat geploeter wel zin heeft, of zelfs averechts werkt, zolang niemand aandacht heeft voor informatiekundige vernieuwing. Omdat ik echter evident vind waarom veranderingen op maatschappelijke schaal van informatieverkeer steevast mislukken, wil/kan ik me niet schikken naar die oude aanpak. Doorploeteren, dus.
Mijn verontschuldiging voor mijn sombere toonzetting. Vraag je echtgenoot er eens naar als ik van een neurologische operatie knoeiwerk maak, terwijl hij werke- en machteloos moet toekijken. Adding insult to injury snauw ik hem zelfs toe "Wègwezen! Zie je niet dat ik aan het opereren ben!" Nu hebben medici er eeuwen over gedaan om aan de (grootste) beunhazen een behandelverbod opgelegd te krijgen. Ik hoef me in elk geval niet te vervelen.

28.31
Nee, die bijeenkomst bezoek ik niet. Want ik houd veilige afstand (met "veilig" uiteraard vanuit mijn perspectief; ik mik op interoperabiliteit langs andere weg en die opdrachtgever betaalt me tenminste). Inderdaad behelst de nota Informatieverkeer in publiek domein allang één en al interoperabiliteit, maar dat verhaal begreep, zo zei hij het me destijds letterlijk, hij niet. Dergelijk onbenul bleek zelfs extra aanbeveling om hem in te huren en met zijn bedenksel aan de slag te laten gaan. De wijsheid van mijn houding krijg ik bevestigd, nou ja, dat wist ik dus al, door het flutprogramma voor de bijeenkomst. Dat, naar verluidt, "enorme aantal aanmeldingen" klinkt natuurlijk ook omineus.

28.32
Uit zijn nadere bericht maak ik op dat hij semantiek nog niet intrinsiek stelselmatig beschouwt. Zeg maar traditioneel oppert hij een verschil, dat juist moet (gaan) neerkomen op wederzijdse versterking.

28.33
Een praktisch verschil is dat ik als belastingbetaler blijkbaar jouw beschikbare tijd voor vernieuwing sponsor, maar omgekeerd geldt dat niet. Daarover ben ik overigens helemaal niet somber, want daaraan kan ik toch niets doen. Onderschat dat verschil ajb echter niet. Dat bedoel ik wanneer ik schrijf dat ik extra zuinig moet zijn, dwz met wat voorrang verdient. "[E]en flinke korrel zout en humor" zijn zeker niet "[d]e enige manier om te overleven." Ik zou je advies zelfs, over humor gesproken, een fopvatting kunnen noemen. In elk geval heb ik aan zout en humor helaas niet genoeg om faillissement vóór te blijven. Weet jij iemand die beseft een probleem met informatievoorziening te hebben, maar zelf geen oplossing ziet? Uiteindelijk gaat het om betaalde opdrachten. Daarvan valt veel moois te maken.

28.34
(Pas) in het verruimd referentiekader is interoperabiliteit herkenbaar als wezenlijke voorwaarde voor vlot, veilig, enzovoort informatieverkeer.

28.35
Nog iets over humor. Ik zou niet weten wie over informatievoorziening meer columns e.d. schreef met spottende inhoud. Ik doe mijn best. Heb je mijn tweede brief aan de president van de Algemene Rekenkamer gelezen? Daarop komt niet eens een ontvangstbevestiging, wat met de eerste brief nog wel lukte. Maar ja, dat was dan ook een open brief. Maar het antwoord dat ik erop kreeg illustreert het onbenul, wat het hele plezier bederft. Dat had ik kunnen weten, wist ik uiteraard ook wel, maar zonder elke hoop kan je beter meteen ophouden. Vooruit, voor lol dus nog maar briefje.
Goed, humor. Alweer de afhankelijkheid van opdrachten en, nota bene, dus opdrachtgevers vergt tegelijk zelfbeheersing. Het mag vooral niet te grappig zijn. Want tegenwoordig correleert opdrachtgever extra sterk met ijdelheid (ik veronderstel inmiddels zelfs een oorzakelijke relatie ...), zodat de bedoelde grap domweg wordt beschouwd als aanval ... die de grap, eerlijk is eerlijk, natuurlijk voor een gedeelte is. Daarom schrijf ik maar aan de Algemene Rekenkamer. Daar komt toch nooit een opdracht vandaan en verder vindt iedereen het wel aardig als dat instituut een beetje belachelijk gemaakt wordt. Daar kan ik nauwelijks een buil aan vallen.

28.36
Zou de bonus van de bundel zijn dat hij de schaalstap waagt naar stelselmatige semantiek? Spannend!

28.37
Of daar een planning die mikt op een concrete opleveringsdatum ook maar iets helpt? Van die zgn uitvoeringsorganisatie weet je uiteraard dat de nadruk minder op uitvoering dan op beleid is komen te liggen.

28.38
Ha, ha, dan ziet het er naar uit dat je voor working papers met mensen zoals ik opgescheept zit ... want die "A en B tijdschriften" pruimen mijn teksten juist weer niet. Dat kan ik “een trieste ontwikkeling” vinden, maar verander ik toch niet. Nee, inner circle ben ik daar inderdaad niet.

28.39
Over het a.s. Kwaliteitsinstituut Nederlandse Gemeenten, King dus, als opvolger van Egem had ik al iets gelezen. De naam annex het acroniem lijkt me overigens ongelukkig gekozen. Ook de voor de hand liggende uitbreiding tot Burger King lijkt me niet wat je wilt ...

28.40
Het ligt stellig aan mijn achterlijkheid dat ik meen dat je overhaast eenduidige aanwijzingen wil verstrekken voor inrichting van - wettelijke aspecten van - infrastructuur voor informatieverkeer op maatschappelijke schaal. Ik kom dus nog niet verder dan pogingen tot serieuze problematisering.
Voor zover ik je eerste punt begrijp, komt dat overeen met wat Jan van Til destijds meteen opmerkte over jouw 4891- iDNA. Het inherent relationele karakter van ... interactie is natuurlijk evident. Daarover hebben we ook al aardig wat geschreven, zie bijvoorbeeld aantekening 8.22. De uiterste consequentie van die reële variëteit is dat betrokken partijen pèr interactie(gevàl) de eigendomsverhoudingen moeten overeenkomen. Dat is volgens mij ook waarom Martijn Houtman later aangaf, als nadere reactie op versie 3 van iDNA Manifest, dat het zgn appartementsrecht een bruikbaar model biedt voor dergelijke afspraken. Mijn idee daarover is, dat je daarmee het verdwijnpunt van het informatieeigendom als het ware overslaat. Door concreet over gebruiks- annex handelingsverhoudingen te beginnen, gaat volgens mij het noodzakelijke ijkpunt verloren om, óók gewoon concreet, dergelijke verhoudingen te onderhouden (lees ook: zonodig aan te passen aan veranderde omstandigheden, respectievelijk omstandigheden erdóór te helpen wijzigen). Zo kunnen we zelfs nog meer profiteren van (ondermeer) de vergelijking met, respectievelijk het voorbeeld van het appartementsrecht, indien we het verdwijnpunt dáárvan expliciet - proberen te - maken. Dat lijkt mij toch ook eigendom, in dergelijke gevallen van een materiële zaak.
Vroeg of laat ontkomen we er uiteraard niet aan om suggesties te opperen voor concrete relationele eigendomsverdeling van informatie. Ik zie dat als een veranderkundig dilemma. Als we er nù mee komen, blijft stellig de noodzaak van erkenning van interactionele verbijzondering ònbegrepen en ... verandert er dus niets. Maar als we er nu niet mee komen, vinden mensen het onduidelijk wat het manifest eigenlijk betekent … en verandert er óók niets.
Als specifiek obstakel voor communicatie herken ik dat wij slechts zinvol de (ontwerp)methode kunnen aanwijzen, terwijl de (valse) verwachting bestaat dat we onmiddellijk het kant-en-klare inrichtingsontwerp zèlf moeten leveren. Dat leidt onvermijdelijk tot kritiek volgens een paradigma dat wij helemaal niet hanteren, met dus als resultaat dat ons voorstel onontvankelijk blijft. Kortom, mijn hoop is erop gevestigd dat ik je punt verkeerd opvatte.
Je tweede punt is m.i. reeds erkend in het auteursrecht zoals dat ook in Nederland geldt. Er bestaat nader onderscheid tussen exploitatie- en persoonlijkheidsrechten. De laatstgenoemde rechten zijn ònvervreemdbaar. Dat betekent praktisch dat ook wanneer een andere (rechts)persoon (inmiddels) 'beschikt' over de exploitatierechten van wat de ene (rechts)persoon oorspronkelijk maakte, die maker op basis van zijn persoonlijkheidsrechten tevens de overigens rechtmatige exploitant beperkingen kan afdwingen. Hier zie je overigens weer dat de wet- en regelgeving methodisch is. Welke beperking de maker concreet gesanctioneerd krijgt, ... hangt 'ervan' af. Zeg ook maar, is interactioneel bepaald.
Wat je voorstel voor wijziging van de Grondwet betreft, een vijver blijft een vijver. Moet ook een vijver blijven. Je krijgt hem niet gedempt, wat je volgens mij dus ook niet eens moet willen. Gooi er een steen in en mik een beetje aardig.

28.41
Wat is bruikbaar ... en haalbaar? Dat zou weleens kunnen beginnen met zgn facilitaire zaken en personeelsbeheer. Intern, dus. Voor de methode van metapatroon maakt het niets uit.
Wat Alexander betreft kan ik me voorstellen dat hij zich één voor één concentreerde op een fysieke, zeg maar, plek. Met verschillende plekken doe je inderdaad qua gebouwde omgeving steeds verschillende dingen. Zolang je die plekken op die manier uit elkaar houdt, lijkt het gauw of ze slechts van elkaar verschillen. Maar het is elke keer Alexander die daar iets ‘doet.’ Stel dat hij een overzicht van zijn werk(en) wil modelleren. Dat schept tevens de behoefte aan samenhang. Daaraan is nog sterker behoefte als eveneens werk(en) van andere ontwerpers in zo’n catalogus opgenomen moeten worden, als die plekken toch minder disjunct blijken dan oorspronkelijk aangenomen, als …
Je kunt zeggen dat de noodzaak van paradigmawissel zelfs verlamt. Hoe gaat het ooit lukken? Ik heb alweer allerlei verdere literatuur bekeken. De auteurs voelen aan dat een sektarisch paradigma overheerst. Wat zij als alternatieven voorstellen, is het volgens mij echter ook nog altijd niet. Zet Alexander gerust in dat rijtje. Hij beseft, prima, dat er méér nodig is dan erkenning van absoluut geldige waarheid, … maar komt daar toch weer op uit. Meestal herken ik ergens in een (tussen)zinnetje dat een denker de hoofdvraag weliswaar zag schemeren, maar vervolgens ontwijkt. Dat documenteerde ik, zie
The ontological atom of behavior, bijvoorbeeld van William Kent die schreef “We won't try to solve this problem. We will simply skirt the whole issue and continue to use the term "representative".” En enkele dagen geleden las ik in, nota bene, Dialogic Semiosis (Indiana University Press, 1993) door J.D. Johansen de vraag (p. 244) “What conditions have to be fulfilled so that people agree on the meaning of a sign?” De zin die erop volgt begint met “Leaving aside for the moment, the intentional and rhetorical aspects[.]” Ja, wat moet je daar dan nog mee? Pas wanneer je ook nogeens gedifferentieerde motivatie ònlosmakelijk meeneemt, zie je hoe problematisch dergelijk vóóronderstelde “agree[ment] on the meaning of a sign” is, ook al omdat er om te beginnen natuurlijk geen overeenkomst bestaat tussen wat de producent als ‘het’ teken beschouwt en de consument als zodanig interpreteert. Zo kunnen we doorgaan. Ik worstel om zgn polycontextualiteit volgens Gotthard Günther te begrijpen. Dat gaat me niet lukken, waarbij ik vermoed dat het komt omdat ik me zijn aannames niet samenhangend voorgesteld krijg. Günther probeerde wel degelijk voorbij sektarisme te komen. Maar hoe, precies? Moeten we dat allemaal op een rijtje (verkeerde beeldspraak!) hebben? Is het nodig om Gottlob Frege’s Begriffschrift na te gaan? Blijkbaar wees (ook) hij op context als wezenlijke factor, maar liet hem vervolgens buiten zijn formele logica. Of lezen we hem domweg slecht? Van Gottfried Leibniz’ monadologie bestaan interpretaties die juist nadruk leggen op relativiteit en pluriformiteit. Hoe zit het met Charles Peirce’s existential graphs? George Spencer-Brown? Alfred Korzybski’s algemene semantiek? Korzybski wordt doorgaans afgeschilderd als een halve gare, maar dat valt reuze mee, sterker nog … Overigens zetten Korzybski en Günther zich m.i. ten onrechte af tegen Aristoteles die wel degelijk begrip van polysemie had. William James en John Dewey, volgens mij allebei veel pragmatischer dan hun vriend/kennis Peirce, deden relevante aanzetten, (helaas) onverminderd actueel. Victoria Welby, Gerrit Mannoury, Justus Buchler … en tegenwoordig Jan van Til. Hoe verder?
Of we het dan ook nogeens moeten ondernemen om terminologie te beïnvloeden? Je kunt ook zeggen, dat de aanduiding semantiek tot belemmering wordt. Pragmatische interoperabiliteit is inderdaad beter uitgedrukt, als het al geen pleonasme is. Vorig jaar schreef ik (uit gemakzucht?) in Semantiek, interoperabiliteit en infrastructuur, nr 7: “Ik ga méé met het woordgebruik ‘semantiek’ (hoewel het beter aansluit bij expliciete theorieën om in dìt verband van ‘pragmatiek’ te spreken).” En in aantekening 20.35 als lapmiddel: “Semantiek, het klinkt even paradoxaal, is pragmatisch van aard. Daarom moet vooral ook gedrag in de vergelijking opgenomen zijn.”
Het rapport Catalogus van instrumenten voor semantische interoperabiliteit (Integrate, juli 2008) kende ik nog niet! Je kunt je afvragen waarom Integrate daarin metapatroon niet behandelt. Daar zit geen kwade wil achter. Ze zien het verband domweg niet, zijn niet nieuwsgierig op zoek naar iets … nieuws en niemand wijst ze erop. Dat bevestigt wel de uitzichtloosheid van de nodige vernieuwing. Nogmaals, hoe verder?
Zelfs die semantische driehoek in het Integrate-rapport beklijft daar immers ook weer niet, laat staan dat de (dia-)enneade als grondslag van metapatroon in zicht komt. Dat verhaal gaat plat verder. Wist je trouwens dat Ogden die driehoek (op)pikte uit de correspondentie van Peirce met Victoria Welby? Ogden was tijdens die correspondentie Welby’s persoonlijke secretaris (zij was adellijke ‘dame’). In het boek
The Meaning of Meaning (1923) door C.K. Ogden & I.A. Richards komt Peirce aan bod (in een bijlage), maar Welby krijgt nauwelijks vermelding (en ze waren allebei allang dood). Zo doe je dat dus voor persoonlijk belang. In het Integrate-rapport heet de driehoek overigens ineens de Ullman-driehoek; dat is natuurlijk helemáál flauwekul(l).
Wat niemand nog begrijpt (en zodra dat ook maar een beetje begint, kan je je zelfs extra weerstand voorstellen), is dat stelselmatige semantiek met passende variëteit dóórwerkt. Voor interoperabiliteit is de indeling volgens semantische, organisatorische en technische gangbaar. Daarvan gaat de valse suggestie uit dat ze ònafhankelijk van elkaar zijn, zeg ook maar orthogonaal. In werkelijkheid vergt stelselmatige semantiek bijpassende techniek en leidt tot organisatorische aanpassingen (waar natuurlijk de echte voordelen vandaan moeten komen); zie Vernieuwing als dynamiek van theorie, techniek en toepassing. Een probleem met metapatroon als nieuwe methode is de opzichtigheid van dergelijke doorwerking. Naar mijn overtuiging behoeft echter (ook) aan techniek en organisatie per saldo minder te veranderen dankzij metapatroon dan wanneer mensen blijven doorprutsen volgens een benadering die op stelselschaal nu eenmaal nóóit redelijk kan werken. Maar ja, hoe vals ook, voor nadruk op continuïteit valt aansprakelijkheid gemakkelijk
af te wimpelen.

28.42
Problemen? Volgens mij heb jij, terecht natuurlijk, de nadruk op kansen gelegd. Er is overigens wel zelfs een ònoplosbaar probleem met de traditionele modelleeraanpak, te weten dat het op die schaal met bijbehorende reële variëteit domweg nooit lukt. Zodra je inderdaad "externe partijen" niet langer beschouwt als lastig, maar gewoon als evenzovele deelnemers aan informatieverkeer zoals je er zelf (als bank enz.) ook eentje bent en ronduit onmisbaar voor interacties, kan je met ambities gerust tandjes bijschakelen.
Wat A4-tjes betreft, er is op basis van metapatroon een zgn oefenschema beschikbaar, maar dat moet je minstens op A0 afdrukken. Kijk maar of je dat schema wilt meenemen ter illustratie van groeimogelijkheden. Het is volgens mij zo dat wie als eerste het informatieverkeer op die manier faciliteert, die vestigt en positioneert zich als het ware op een heuse hub van de informatiemaatschappij, met alle aantrekkingskracht op extra informatieverkeer van dien. Dat noemen Jan van Til en ik ook wel een informatierotonde.

28.43
Iedereen staat in traditie(s), zelfs wanneer je je ertegen meent af te zetten. Aan de literatuurverwijzingen in mijn werk kan je zien wat ik als zodanig herken ... en dan mis ik nog altijd het meeste.
Zo kan je de zgn semiotische enneade opvatten als mengsel van Peirce's tekenbegrip (triade plus grond), Schopenhauers begrip van wereld als wil en voorstelling en mijn eigen metapatroon. Dus, ja, ik doe niet anders dan daarover schrijven.

28.44
De inzage in zijn communicatie is nogal selectief. Waarom stuurt hij mij die zgn "notitie" niet? Beperkt hij zich daarin wat mijn werk betreft inderdaad tot "een literatuurverwijzing"? In zijn bericht aan zijn contactpersoon bij die bank noemt hij het "m'n notitie," maar in hoeverre klopt dat?
Eerder schreef hij dat zijn “sales skills” nog niet zover ontwikkeld waren. Aan zijn name-dropping skills kan het niet liggen. Iemand van wie ik nog altijd het bestaan maar moet vermoeden, schrijft òver mij "Yep, ik ben bekend met het meeste werk van Pieter Wisse en ken hem ook als fellow bij Primavera."
Tja, wat betekent kennen? Is dat een opbouwende relatie onderhouden? Of is weten van iemands bestaan in elk geval geen leugen? En wat geldt als criterium voor bekend zijn met werk? Is het daarvoor ook genoeg dat je slechts weet dat er zoiets is. Maar waarom vroeg hij mij in een later bericht "Heb je daar wel eens over geschreven?" Wie bekend is met teksten door serieuze bestudering ervan, hoeft zo'n vraag niet te stellen.
Maar goed, dankzij zijn speurzin "kwam [hij] o.a. bij [mij] voor vernieuwing uit." Als verzoek tot inschikkelijkheid dat zo'n passage principieel is, deelt hij zijn correspondentiepartner mee dat slechts hijzèlf de eerste, èchte vernieuwer is, hèt idee heeft ... en vervolgens hier en daar hoogstens enkele hulpkrachten werft. Want mensen zoals ook Stamper (die hij volgens mij onvervroren in die ònbekende notitie eveneens opvoerde, na-/omdat JR de beide information innovators onlangs op hun vraag naar informatiekundige literatuur wees op Langefors en Stamper), ... nee, meer dan "een [...] leuke ingang" bieden we natuurlijk nooit.
Dat roept alles bijelkaar de vraag op, waaròm hij mij die correspondentie doorstuurt, terwijl ik er slechts van kan maken dat hij one-upmanship probeert te spelen. Ik heb er daarom (nog?) maar niet op geantwoord.
Kortom, semiotisch blijft het een belangwekkende casus. Hebben jullie een verklaring die hoopgevend(er) is voor samenwerking?

28.45
Ik probeer de voorstelling van dit werktheater niet te verlaten, want de ervaring blijft leerzaam in hoeverre "de volgende akte [...] nog platter blijkt" dan wij (ons) kunnen ... voorstellen: the fact of fiction is the fiction of fact. Op die manier krijgt het zelfs iets van een spannend blijspel, dus geen "drama."
Gaat het met die inzage tegelijk om eventuele opmaat van een verwijt aan mij? Die analyse vind ik zelfs psychoanalytisch meesterschap van je! Dankzij die interpretatie kan ik daarop actief, het is immers wèrktheater, een verdere interventie mikken.

28.46
Daar gaan we weer. Het probleem met dergelijk onbegrip begint volgens mij met iemands valse veronderstelling dat rationaliteit buiten de semiosis (ik noem dat maar even zo ...) bestaat, zelfs a priori. Dat probleem verergert nogeens wanneer je je daarvan allemaal niet bewust bent.
Nee, het gaat onder de noemer van rationaliteit dus niet om één, absoluut geldig kader waarbinnen àlles uniform valt te beoordelen, laat staan dat iederéén altijd tot hetzèlfde oordeel komt.
Daarentegen, eigenlijk precies omgekeerd, vèstigt zo'n kader pas rationaliteit. Lees voor kader ook paradigma. Er zijn allerlei kaders/paradigma's denkbaar, met dienovereenkomstig evenzovele rationaliteiten. Uiteindelijk geldt een paradigma met bijbehorende rationaliteit pèr combinatie van subject en situatie.
Ik geloof niet dat voor dergelijke onlosmakelijkheid op haar beurt een enkel kader bestaat, zeg maar een metakader dat dan wèl de gezochte absolute geldigheid zou bieden. Je moet daarom inderdaad maar springen en waar je landt … is een bepaald paradigma. Wanneer je vervòlgens dat ene paradigma zo goed en zo kwaad als het lukt consistent hanteert, ben je pas bezig op een manier die je rationeel kunt noemen. Een ander woord voor rationeel is dan logisch.
Rationaliteit is dus niets een kosmische voorziening annex voorzienigheid waarop je rècht hebt. Zijn oorsprong is (dus blijft) mystiek als gevolg èn resultaat van beperkt kenvermogen, … waarbij iemands kenvermogen gauw in de waan geraakt dat rationaliteit een externe categorie betreft, geen onderdeel van cognitieve dynamiek. Samengevat als zgn contragram, de irrationaliteit van de rationaliteit is de rationaliteit van de irrationaliteit.
Of ik er ooit aan toekom aan grondige bestudering van zijn werk weet ik niet, maar ik heb de indruk dat Hegel weliswaar dynamiek erkende (dialectiek), maar de beperking van (zijn?) kenvermogen niet aanvaardde. Daarom leidt zijn dialectiek desondanks tot de absolute geest, wat au fond weer een sektarisch, zeg ook maar statisch begrip is.
De landingsplaats van èlke sprong is beginselmatig wankel. Zo haalde ik er hierboven al talloze netzo discutabele begrippen bij, bijvoorbeeld semiosis, bewustzijn, oordeel, geloof … Oh ja, subject, situatie, ga zo maar door. Ze moeten helpen, dienen als context om rationaliteit te problematiseren, te deconstrueren, opdat zo’n begrip subjectief-situationeel tenminste weer constructief valt te benutten. Met waarheid hebben die begrippen lòs of in welke (andere) samenhang dan ook niets te maken, al helemaal niet met dè waarheid.
Wie niet relativistisch, maar sektarisch gelooft, voelt zich wellicht in zijn rechtsgevoel aangetast zodra hij iets niet begrijpt. Hij legt prompt de last voor hèt bewijs bij wie naar zijn indruk met een ònbegrijpelijke voorstelling komt … en meent daarbij het summum van absoluut veronderstelde rationaliteit te vertonen. Inderdaad, een fopvatting. Het sektarisme van waaruit iemand zijn recht claimt, lijkt òprecht, maar is gelijkhebberig. De ijdelheid van de domheid is de domheid van de ijdelheid.
Van iemand die beweert een universitaire opleiding in de wiskunde te hebben voltooid, is die starheid extra merkwaardig. Hij zou vertrouwd moeten zijn met variëteit van axiomatische schema’s. Het driedimensionale geometrische stelsel komt inderdaad neer op een rijker paradigma dan het tweedimensionale. En één plus één is twee volgens het decimale getallenstelsel, maar de uitkomst is tien volgens het binaire.
Je kiest daarom de axioma’s die passen bij de opgave. Soms blijft de opgave (zoals je die ervaart) echter onoplosbaar volgens vertrouwde axioma’s. Dan is het hoogste tijd voor nieuw axiomatisch ontwerp: paradigmawissel.
Goed, voor ons is dit allemaal oude koek. Ik bied jullie daarom mijn verontschuldiging voor deze nodeloze herhaling aan.

28.47
Overigens vermoed ik al enige tijd hem ernstig te overschatten. Inmiddels kan ik gerust vaststellen dat hij allesbehalve een professionele informatiekundige is. Het zou echter zelfs best eens kunnen dat hij überhaupt geen notie heeft van informatiemodellering. Dan is het dus niet eens een kwestie van het ene modelleerparadigma inruilen voor een ander, ... maar beschikt hij domweg over geen ènkel paradigma wat modellering betreft, ... maar weet hij dat van zichzelf niet. Dat blijft voor hem zelfs blind grabbelen.

28.48
Daarmee ben ik het (ook) eens, ... maar ik probeerde eens een andere invalshoek. Het is maar waarop de nadruk ligt. Over sprong gesproken, stel dat iemand jou aan de ene kant een vijfentwintigmeterbad ziet induiken en helemaal aan de andere kant pas weer boven water ziet komen. Terwijl jij je staat af te drogen, komt hij naar je toe en vraagt "Hoe doe je dat toch?" Gevleid door zijn belangstelling, althans, zo vat je dat gedrag graag op, begin jij je uitleg. Over situatie gesproken, jij meent dat je er gerust vanuit mag gaan dat de toeschouwer, nu toehoorder al aardig kan duiken en zwemmen. Daarom houd je vooral een verhaal over adembeheersing. Daar snapt hij echter niets van. Wat heeft dat met water te maken?
Er lijkt me, opnieuw, geen strikt lineair verband aan de orde. De pedagoog Vygotsky noemt voor het individu twee zones van ontwikkeling, de naaste (onmiddellijke) en de nabije zone. Hoe dan ook, dergelijke zones vóóronderstellen een (uitgangs)positie. Aan de ene kant blijven de ontwikkelzones dus beperkt als die positie te leeg is (ooit bedacht ik het aforisme: het ei van Columbus is geen lege dop). Aan de àndere kant, dus als de positie als het ware te vol is, geldt weer hetzelfde, te weten dat ontwikkeling extra moeilijk, zo niet onmogelijk (geraakt) is.
Tot dusver mikken we met onze metacommunicatie wellicht te eenzijdig op die àndere kant. Zeg maar dat wij ervan uitgaan die iemand over een bepaald onderwerp allereerst vooral iets moet àfleren als voorwaarde voor áánleren. Ik voeg de hypothese toe, dat het weleens schaamte, ijdelheid, megalomanie ... zou kunnen zijn die iemand moet àfleren om te erkennen dat hij over het onderwerp in kwestie eigenlijk nog àlles moet áánleren. En indien dat speelt, is het weer de vraag of zo iemand werkelijk geïnteresseerd is in dat ontwerp. Of moet het hem slechts dienen als middel? Zo ja, wat is zijn doel, motief? Daarnaar moeten we zo langzamerhand maar eens vragen.

28.49
Prachtige tekst! Dat doe je reuze handig met je telefoontoestel. We kunnen met z'n drieën altijd nog die groepspraktijk psychoanalyse openen. We noemen ons psychoarchitecten en wie maakt ons wat!? Mijn argwaan is inderdaad gewekt doordat er op het welgemeende advies "ga er gewoon mee aan de slag!" geen zichtbaar resultaat volgt.

28.50
Ikzelf vind de termen kennis en model samengevoegd eerder verwarrend, maar goed, voor wie het zo wil noemen is metapatroon de methode bij uitstek voor kennismodellering.

28.51
Toen ik daar een gesprek had met het oefenschema aan de muur gehangen, liep er iemand langs die "Te ingewikkeld!" riep. Het is ook een vàk, reageerde ik. Nu wist ik van zijn hartaanval, enkele jaren geleden. Daarom vroeg ik hem vervolgens of hij dat ook tegen de hartchirurg zou zeggen over de inrichting van de operatiezaal, vlak voordat die vakman of -vrouw aan zijn levensreddende ingreep zou beginnen.

28.52
Ik meen dat (ook) 'de overheid' interoperabiliteit van buiten naar binnen moet oppakken. Dus niet voor de zoveelste keer iets zèlf bedenken, want dat is dan ook helemaal geen standaard.

28.53
Jaap van Rees publiceerde in het oktobernummer van Informatie een artikel met de titel 'Het zijn dezelfde mensen' (pp. 50-57) over "rekening [...] houden met het cultuuraspect." Maar hoe komen we tot interculturele voorzieningen, infrastructuur dus?! Aan zijn kleinschalig bemeten idee van informatieruimte ontbreekt stelselmatigheid.

28.54
In het oktobernummer 2008 van Informatie proberen Ben Bekke (naar verluidt een medewerker van de Belastingdienst!) en Ad Schrier op het merk Nora mee te liften - je moet maar durven - met wat ze het Nederlandse Overheid Referentie Informatie Model (Norim) noemen. De titel van hun artikel (pp. 14-20) luidt: Op weg naar een overheidsbreed bedrijfsinformatiemodel. Zij beschouwen het als "[d]e uitdaging [...] om het juiste abstractieniveau te vinden[.]" Mis! Voor een stelselmatig referentiemodel is alles even concreet ..., of even abstract, het is maar hoe je het wilt noemen. Het is netzo verkeerd om naar "een stabiel model" te streven. Op de relevante schaal heerst immers veranderlijkheid. Norim omvat echter weer "een tweelagenbeschouwing[,]" te weten met "een abstracte kern van gegeneraliseerde begrippen [...] en een operationele kern voor het [...] specificeren van nieuwe verschijnselen[.]" Maar wat de auteurs ook "de typologische kenmerken van de overheid" noemen, beperkt zich natuurlijk nooit tot "een abstracte kern[.]" Laat typologisch maar weg. En kenmerken zijn netzo verspreid als het interactiebereik. Dan laat ik nog maar in het midden dat de beperking tot de overheid (als iemand al redelijk kan aangeven, ja, ook graag stabiel, wat wèl respectievelijk niet als overheid telt) onzinnig is. Ik herken nergens stelselmatigheid, omdat het referentiemodel nog onverminderd bedoeld lijkt voor zgn implementatie met afzonderlijke informatiesystemen. Dat laat volgens mij de opsomming zien van "knelpunten" die Norim zou "oplossen." Ik vind ze allemaal achterhaald gepositioneerd. Het gaat nergens over informatieverkeer op maatschappelijke schaal, laat staan over conceptuele modellering van infrastructuur ervoor. Om van contextuele verbijzondering maar te zwijgen. Op die éénpolige manier kan Norim er op de puinhoop van Nora nog wel bij.

28.55
Samen schrijven wij bij voorkeur wat opruiends. Niet dat het helpt, maar wat doe je als je koe bent en toch gek op hazen?

28.56
Graag benader ik je even informeel. Enkele maanden geleden deed je redactionele collega (zeg ik dat goed?) wat neerkwam op een oproep naar "een fundamenteel andere invalshoek" voor privacy e.d. Daarop reageerde ik prompt met wat daaraan m.i. zeker beantwoordt. Na zijn korte ontvangstbevestiging bleef het echter stil.
Onlangs probeerde Paul Jansen (samen met wie ik iDNA Manifest opstelde) je collega eraan te herinneren, maar daarop kwam helaas evenmin reactie.
Doen wij iets verkeerd? Of was zijn oproep met het zgn commentaar in Automatisering Gids van 4 juli 2008 louter bladvulling? En, als je collega er blijkbaar niets mee wil/kan ..., wellicht kan jijzèlf over dit wezenlijke onderwerp publiceren?!
[Zie ook aantekeningen 27.10 en 27.15]

28.57
De klinische symptomen lijken gelijk, dus bestaat het verschil met narcisme praktisch in (wan)hoop op behandelbaarheid. Okee, laat het vaak 'slechts' hybris zijn. (Homerus schrijft eigenlijk over niets anders.) Heb ik juist een scheutje overmoed nodig als ik beweer dat ik dat syndroom (ook) niet kan helpen ... verhelpen?

28.58
Dankzij nadere differentiatie (contextuele verbijzondering) slaag je er juist in verdergaand te variabiliseren, dus qua opzet resp. methode nota bene te veralgemeniseren.

28.59
Weliswaar gaat hij erover, maar doet er (dus) niets aan.

28.60
Ik bied je mijn oprechte - hmmm, weer zo'n gevaarlijk woord - verontschuldiging aan voor verwaarlozing van je baanbrekende werk. Nu weet ik niet of er een smiley bestaat voor "maar nu echt even serieus," maar je stelling "We doen toch maar net alsof we kunnen communiceren met elkaar" klopt niet alleen, ... maar heeft verstrekkende gevolgen voor praktische inrichting van informatievoorziening/-verkeer. Dus, ja, stel dat ik promotierecht zou hebben, dan zou je op dat onderwerp geheid (bij mij) meteen kunnen promoveren. Je kunt aansluiten op mijn hoofdstelling, die luidt "every sign is a request for compliance."
Interfoperabiliteit? Wel jammer dat de klemtoon niet uitkomt in o-pe-ra-bel. Voor het solide fop-effect heb je op- als gesloten lettergreep nodig. Een betere uitdrukking voor solide fop-effect is natuurlijk foptimaal effect.

28.61
Flinteroperabiliteit, als ik het mag zeggen, ... briljante vondst! Jij hebt de humoristische sleutel aangereikt om àlles te problematiseren waarin inter als samenstellend gedeelte verschijnt, bijvoorbeeld: flinternationale samenwerking, flinterim manager ... even in het woordenboek kijken ... flinteractie, flinterbellum ... ik sla maar wat over … flintercity past wel bij een trein die feitelijk overal stopt. Het wordt steeds interessanter, nee dat moet natuurlijk flinteressanter zijn, ... flinterconfessioneel, flintercultureel, flinterdepartementaal ... en waar we met (fl)interoperabiliteit tegenaan lopen is inderdaad de flinterdisciplinaire (f)opstelling van betrokken partijen ... jij moet vooral flinterface kunnen plaatsen ... en zo gaan we door ... flintergemeentelijk ... flinterpretatie ... die vind ik dan weer extra mooi ... flinterruptie ... daar komt voor mij weer een bruikbare ... flintersubjectiviteit ... flinterventie, flinterview. Dank je wel voor je taalvernieuwende impuls!

28.62
Pijnlijk, pijnlijk ... voor mij dan. De Van Dale-editie die ik raadpleegde omvat weliswaar drie delen, ... maar Internet komt er nog niet in voor. Wat een misser! Bedankt voor je onmiddellijke aanvulling.
Overigens wrijf je het mij nogeens extra in door over triboligie te beginnen. Nee, ik wist niet dat het om wrijvingskunde gaat.

28.63
In De ontdekking van de informatieruimte (in: Via Nova Architectura, 7 oktober 2006) schrijft Jaap van Rees:

Omstreeks 1992 begon ik de term Informatie-architect te gebruiken[. …] Tien jaar later werd de term architect in de IT vooral gebruikt voor het werkterrein van de aannemer / constructeur en was ik de eerste die besloot die titel niet langer te gebruiken.

Dat klopt volgens mij allemaal, dus ook van dat besluit, want die titel voerde ik überhaupt nooit. Bijvoorbeeld - en ik laat in het midden of ik dáármee “de eerste” was - zoals ik stelde in Nieuw! De informatietherapeut (juli 2003):

Ik heb he[m] voor mijzelf nooit passend gevonden, maar dat heeft meer met de eenzijdige overdaad aan associaties met zgn gebouwde omgeving te maken dan met het beginsel van 'checks and balances.'

In dit verband herhaal ik ook graag een passage uit mijn column Onder architectuur gebouwd (in: Informatie, jaargang 37, 1995, nr 6):

[E]r komt onvermijdelijk een beroepsvereniging voor informatie-architecten. Ikzelf heb daar moeite mee. Misschien overwin ik mijn karakteristieke weerstand en zal me dan voor tenminste enkele jaren aanmelden. Maar misschien ook niet.

Het is er inderdaad nooit van gekomen, zo’n lidmaatschap. Overigens is 1995 ook het jaar waarin De informatie-architect (Kluwer Bedrijfswetenschappen) verscheen, een bundel opstellen door Jaap van Rees en/of mijzelf. Daarin nam ik opzettelijk als verwachting de volgende zin op (p. 112):

Het gevaar van elke analogie is dat zij bezwijkt onder overdrijving.

Dat pakte trouwens nog tragischer uit. Terwijl Van Rees naar mijn idee te eenzijdig aan die vergelijking met bouwkunde vasthield en -houdt, kwam wat hij “de aannemer / constructeur” noemt er niet eens aan toe. Zeg ook maar dat vèrtiteling domweg gebeurde.

28.64
Toeval of niet, maar ik had voor een ander thema zojuist een zin opgediept die ik lang geleden schreef: "Het gevaar van elke analogie is dat zij bezwijkt onder overdrijving."
Nee, dat is geen fopvatting, want dat laat ònverlet het nut van analogie!! Ik vind het erg mooi hoe je langs die weg wrijvingskunde herpositioneert als koppelkunde, voilá, interoperabiliteit.
Je kunt altijd nog twee promoties tegelijk doen.

28.65
Dergelijke congressen zijn onneembare bastions. Overigens vind ik de "partial list of topics of interests" wel tekenend. Dat "partial" nog daargelaten, je zet bijna overal "semantic" voor en, voilá, het lijkt erop dat je snapt waarover het gaat.
Jaren geleden meldde ik me overigens eens bij de Univ. van Trento (nadrukkelijk bij dit congres betrokken) maar, nee, ja, u bent vooral welkom om òns te volgen. Dat wil ik best, maar dan moet het praktisch nuttig zijn. Van mijn kant, nee, dat zag ik er helaas niet in.

28.66
Tjonge, wat een drukte! Dat krijg je inderdaad gauw, zelfs onvermijdelijk met iemand die zich bemoeit met waarvan hij geen snars begrijpt. Wat zouden jij en ik in luttele dagen niet kunnen verbeteren door allereerst maar eens allerlei opdrachten in te trekken?!

28.67
Ik bekeek het plan (zeer) vluchtig en heb nu eigenlijk als enige opmerking dat er kennelijk allang een trein rijdt. Ik geloof niet dat 'ie de goede kant opgaat, maar voor een degelijk oordeel moet ik (veel) meer onderzoeken dan het plan in kwestie beschrijft. Zo heb ik geen idee wat dat zgn dossier behelst en volgens mij moet je daar toch beginnen. Verder vind ik dat er geen dossier in statische zin moet zijn/komen, maar een dynamische autorisatie (waardoor eventueel ook dergelijke informatie beschikbaar is). En het oefenschema biedt ook daarvoor al een forse aanzet qua stelselmatig informatiemodel.

28.68
Heb je hem ook ingelicht dat je zijn deskundig advies opvolgde?! Kladvies?
Daar gaan we weer. Waar is het woordenboek? Kladdendum, kladditioneel, kladhesie, eindelijk een hele leuke, kladministratie, aardig is ook kladspirant, kladvertentie, kladvocaat.

28.69
In mijn verzoek om toelichting liet ik (dus) maar even weg dat die trein op doodlopend spoor rijdt. Wie weet krijg ik tzt gelegenheid voor zo'n mededeling, want stelselmatig is ànders.

28.70
De angst voor theorie zit daar blijkbaar diep, maar "een praktijkgerichte aanpak, waarbij bestaande woordenlijsten daadwerkelijk in elkaar geschoven worden" steunt natuurlijk netzogoed op een theorie en nog wel een valse ook voor het beoogde doel. Het zgn oefenschema voor stelselmatige betekenisordening biedt nu precies de aanzet voor een, klopt, feitelijke dus praktische structuur (lees ook: ordening) voor projecties van de respectievelijke "woordenlijsten" waardoor onderlinge afwijkingen, overlappingen e.d. pas eenduidig aantoonbaar zijn. Zonder dergelijke voorzieningen leidt de "praktijksimulatie" opnieuw tot niets.
Hoewel het wereldrecord hoogspringen nog altijd verbeterd wordt, zit het er niet in dat een mens op die manier ooit de maan haalt. Daarvoor moet je kwalitatief iets anders verzinnen (en is ook gebeurd).
Ik kan me overigens voorstellen dat ze het plan aan een vroeg-éénentwintigste-eeuwse beleidsmedewerker niet als de behoefte aan nieuwe theorie willen presenteren. Over springen gesproken, daar komt het natuurlijk wel op neer om ècht praktisch te zijn op maatschappelijke schaal. Kortom, ik bevestig graag dat je pas semantische beheersing verkrijgt door praktische toepassing van metapatroon.

28.71
Je journalistieke prioriteiten stel je uiteraard zelf, althans, mijn zaak zijn ze zeker niet, maar dan begrijp ik niet a. waarom je onder de noemer van privacy 2.0 eerder die dringende oproep deed, b. hoe je kunt missen hoe bijvoorbeeld Duitsers erover letterlijk te hoop lopen (Stoppt die Vorratsdatenspeicherung!), c. ontwikkelingen rondom het Nederlandse elektronisch patiëntdossier, leerdossier, ..., d. enzovoort. Nu is de doelgroep van Automatisering Gids daarin stellig totaal niet geïnteresseerd is, althans nog niet. Maar de gevolgen voor 'het vak' zijn natuurlijk groot. Ik vatte je oorspronkelijke oproep ondermeer op als teken dat je de lezers daarop wilt wijzen, voorbereiden. Dat vind ik een goed idee en daarom herhaal ik graag mijn verzoek om nadere aandacht via jullie krant.

28.72
Zijn oproep voor Privacy 2.0 had ik blijkbaar niet zo mogen opvatten. Hij komt nu met mededelingen over “allerlei andere zaken […] die [z]ijn aandacht hebben geëist” en dus is hij er “even niet aan toegekomen.” Hoewel “zeker interessant” bestaat er toch “[g]een directe aanleiding” en is het daarom “journalistiek gezien beter nog even te wachten op eventuele ontwikkeling.” Die eerdere oproep “was vooral een persoonlijke noot,” ja, “natuurlijk wel met een inhoudelijke boodschap.” Het mag echter niet de indruk wekken van “een stokpaardje.” Hij betracht liever “spaarzaamheid in het vragen van aandacht van de lezers.” Dat geldt extra voor “onderwerpen gaat waarvan niet onmiddellijk duidelijk is hoe ze er iets aan kunnen verdienen. Kortom: [hij] hoopt er nog wel eens op terug te komen, maar wacht op een aanleiding met impact.”
Dat is geen fopvatting 2.0, maar meteen 3.0.

28.73
Over trein gesproken, laat ajb weten indien je eens wilt praten over het dossierbegrip dat stelselmatig op toekomstvast spoor rijdt. Want voor de langere termijn vind ik aan epd, eld, ... in hun huidige opzet die - mogelijkheid van - ruimere samenhang ontbreken. Daarvoor is naar mijn idee een kwalitatief ander referentiekader nodig, te beginnen met stelselmatige semantiek. Daarover heb ik ondermeer in opdracht van Bureau Forum Standaardisatie al vrij uitvoerig gerapporteerd, inclusief een zgn oefenschema samengesteld op stelselschaal (waarin dus ook allerlei aspecten/elementen van het onderwijs in verschijnen).

28.74
Het evenwichtige einde is het eindige evenwicht.

28.75
Ik zie lijnen waar ik niets mee begin, maar die in jouw handen stellig tot netwerk leiden.

28.76
Jij hebt binnen de metapatronige verkeersopzet m.i. niet alleen verschoven wat uniek geïdentificeerd is en naar behoefte blijft, maar vooral verdiept (en pas daardoor óók verschoven). De enkelvoudigheid die ik in Informatieverkeer in publiek domein veronderstel voor de informatiebeweging tussen vraag- respectievelijk antwoordactor volstaat inderdaad niet voor de feitelijke infrastructurele voorzieningen. Die is daarvoor nog (veel) te grof (mikt daarop overigens ook niet onmiddellijk) èn veronachtzaamt nog allerlei wezenlijke aspecten (zoals samenspel met authenticatie, autorisatie, presentatie ...). Daarom, omdat het allemaal in constructieve samenhang (het moet werken, punt) wèl jouw mik ... punt vormt èn jij het als zodanig nog overziet ook, ben jij (verder) gaan ontleden. Wat hetzelfde blijft, volgens mij, is de primaire oriëntatie op de betrouwbare, naspeurbare e.d. verkeersregeling, dus even niet op de vraag- respectievelijk antwoordbetekenis.
Dit bevestigt wederom de vruchtbaarheid van de vergelijking met fysieke mobiliteit. Neem voor betekenis zèlf (wat dat ook is) bijvoorbeeld een kort, handgeschreven briefje. En bekijk vervolgens via welke uitgebreide, verhoudingsgewijs gigantische infrastructuur dat ene briefje van de afzender bij de ontvanger komt. Of doe een boodschap op je fiets.

28.77
Stel je er ajb niet te veel samenhangends van voor. Het idee van die bundel is juist om her en der eens een tekstbijdrage te vragen. Het resultaat is nog gevarieerder dan ik verwachtte. Dat geeft natuurlijk wel een scherper beeld van de moeilijkheidsgraad om voorzieningen voor informatieverkeer (eindelijk eens) op een hoger plan (lees: infrastructuur) getild te krijgen. Ik vrees dat we daar nog lang niet zijn. Als expliciete markering en wie weet stimulans voor weer een stapje vind ik die bundel dus juist zeer waardevol.

28.78
Wat die modelleeraanpak volgens metapatroon betreft heb ik als vervolg op dat rapport(je) over Suwinet eveneens op verzoek/in opdracht van Bureau Forum Standaardisatie àlle deelmodellen die erin staan plus deelmodellen uit drie volgende zgn afleveringen in die reeks rapporten over stelselmatige semantiek (plus, plus ...) in één model samengevoegd. Als zeg ik het zelf, dat zgn oefenschema geeft een spectaculair overzicht. Daar zouden we eens doorheen kunnen lopen, als je wilt. Als je het eerst wilt afdrukken, stuur het naar een A0-printer (je moet er maar eentje beschikbaar hebben).

28.79
Kennelijk kan ik het niet (meer) laten ... toen ik het onderwerp veranderde in "agendafeest!" schoot me het woord "blagenda" te binnen.

28.80
Hoewel het geen onzin is, lijkt het zo plompverloren erg op een tekstje op een (enkel blaadje) van een scheurkalender.

28.81
Je slaat m.i. de spijker op z'n kop met je opmerkingen dat hij onverenigbare aannames tòch mengt. Het is natuurlijk zo dat iedereen gevangen zit in aannames. Zijn cocktail bevat blijkbaar echter nog enkele ingrediënten (zie Stelsellogica) "vanuit de westerse cultuur met ambitie voor universele begrippen. Dat leidde ondermeer tot een bijbehorende logica, enzovoort. Ik wil maar zeggen dat het ònvermogen diep zit via opvoeding en opleiding." Daar zit het vast met de kracht van geloof. Dat is nog niet zo erg, maar dus wel dat zulk geloof een absoluut karakter draagt (lees ook: hij laat zich er niet op aanspreken).

28.82
Mijn eerste indruk is dat het uitvoeringsprogramma een verzameling etensrestjes vormt die in een kapotte magnetron geschoven is; dus het opwarmen lukt ook al niet terwijl veel elektriciteit (lees: tijd en geld) verbruikt wordt.

28.83
Met zijn bijdragen etaleert hij op een schijnbaar reuze redelijke manier zijn blinde vlek. Het zijn daarom ook geen echte discussiebijdragen, maar wèl nauw verwant aan fopvattingen.

28.84
Ik bekeek het evaluatierapport (lees tegenwoordig ook: uitvoeringstoets) niet grondig, laat staan dat ik 't uit m'n hoofd leerde. Met dank voor inzage, ik herken m.i. echter genoeg om te kunnen vaststellen dat wij met onze column over het elektronisch patiëntendossier nu nèt proberen om zo'n dossier tot een thema te verheffen dat maatschappelijk-evenwichtige aandacht behoeft. Voor de auditor in kwestie is het blijkbaar een technische uitvoeringsklus waarover ze nota bene in opdracht van de verantwoordelijke minister (dus) gunstig rapporteren. Jij en ik geloven daar niets van. Kortom, ja, erop "aanhaken" in onze column is prima, zou ik zeggen, maar wat mij betreft met de mededeling dat het rapport nogeens bevestigt dat zo'n dossier volgens die opzet niet levensvatbaar is; de technocratische benadering ontkent het vertrouwenskarakter van de gevarieerde zorgrelaties.

28.85
Mijn indruk komt met jouwe overeen, te weten dat het niet allemaal onzin is. Maar Hans Bot gebruikt het ruimtebegrip doorelkaar op verschillende manieren. Beginnend met zijn ondertitel "hekken in de informatieruimte" (Territoriumdrift, in: Via Nova Architectura, 21 oktober 2008) verwachtte ik dat "hekken" slaan op onderverdeling van die ene ruimte (waarin Jaap van Rees m.i. wèl consequent probeert te zijn; dat lukt hem overigens niet vanwege reële interdependentie die onverenigbaar is met strikte hiërarchie). Verderop blijkt Bot echter (tevens?) hekken te bedoelen die de informatieruimte scheiden van twee andere sóórten van ruimte. Hij noemt ze business resp. applicatie. En omdat hij met zijn verhaal wil uitkomen bij ArchiMate - wat daardoor conceptueel zijn feitelijke, vàste uitgangspunt blijkt - zou je volgens mij zijn idee van een hek tenslotte kunnen vergelijken met zoiets als een kolom die op een rigide manier deelruimten van die drie soorten verbindt op evenzovele niveaus (zoals hij ze tekent). Nee, dat is inderdaad niet handig. Nee, dat is ook helemaal niets nieuws. De behoefte aan dergelijke scharnierbaarheid daartussen vind je bijvoorbeeld allang bij Brussaard die informatiebeheer onderscheidde van systeembeheer. En zo kan je nog veel verder terug.
Met jouw nuancering van grensoverschrijding (vernieuwing) tov -verlegging (voortzetting) benadrukt je nogmaals de moeilijkheidsgraad van òmdenken. Daar komt vaak bij dat zelfs verlegging slechts retoriek is; de bedoeling is dan vèstiging, dus versteviging van een vast ingenomen positie. ArchiMate vind ik een noemer voor zulk informatiekundig conservatisme.
Trouwens, met een andere aanleiding (het informatiekundig integrale karakter van o.a. autorisatie) bekeek ik zojuist nogmaals Metapatroon voor variëteitsborging in modelgedreven ontwikkeling. Volgens mij beschrijf ik daarin (voor de zoveelste keer ;-) een poging tot overschrijding van de traditionele ontwikkelgrens. Daarin is van business, applicatie e.d. in de verste verte geen sprake meer. Mee eens?

28.86
Het ministerie van Economische Zaken heeft ondermeer in zijn beleidsportefeuille 1. innovatie en kennisbescherming en 2. open standaarden en open source software. Over beide onderwerpen biedt de ministeriële website nadere informatie (geraadpleegd op 23 oktober 2008). De zgn achtergrond ad 1. luidt dat “[e]en goed werkend IE systeem […] de economische groei [bevordert].” De afkorting IE betekent intellectuele eigendom. Als achtergrond ad 2. blijkt hetzelfde ministerie echter voorstander van het “[b]evorderen van [zowel] een gelijk speelveld op de softwaremarkt [als] van de innovatie en de economie door het gebruik van open source software krachtig te stimuleren en bij opdrachten de voorkeur te geven aan open source software bij gelijke geschiktheid.”
Wat is het nu? Feitelijk blijft het overigens voor metapatroon en wat Information Dynamics daarvoor als programmatuurplatform ontwikkelt niets uitmaken. Dat is vooralsnog zó nieuw met alles vanaf angst bij tot en met ontkenning door potentiële opdrachtgevers van dien, dat innovatie in beide gevallen valse beleidsretoriek betreft. Met “gelijke geschiktheid” bestaat niets anders, zodat bescherming door dergelijke angstige ontkenning slechts gevestigde diensten & producten met bijbehorende belangen bevordert.

28.87
Over zo'n vraag naar expliciete criteria kan je jaren nadenken. Daarom is een vlot antwoord netzo goed.
Als ingenieur valt schoonheid voor mij onder functionaliteit. Wat heb je ergens aan, als het niet werkt? Verder meen ik dat je in de hoedanigheid van ontwerper moet vermijden onder een dergelijke noemer vakmanschap a priori volgens criteria te (willen) vatten, laat staan als opsomming. Mijn idee is dat zoiets als schoonheid enzovoort pas een resultante is, zeg ook maar prima herkenbaar ... maar nooit receptmatig voorspelbaar. Dat correleert met waarin je je als ontwerper ... àls ontwerper begeeft, te weten steeds een als uniek opgevatte situatie. Het hangt er altijd vanaf. Maar goed, zo kan je vragen, hoe krijg je die situatie via ontwerp (lees ook: model) enigszins beheersbaar? Daarvoor heb ik inmiddels wel zoiets als één vuistregel; het blijft immers ingenieurswerk.
Je doet het geheid fout, nota bene als ontwerper, zodra je die situatie ervaart als enkelvoudig gemotiveerd subject. Daarentegen moet je je empathie meervoudig inzetten. Stel je allerlei subjecten met allerlei motieven voor. Faciliteert het resultaat dat je je als ontwerp voorstelt, de relevante gedragingen die je kunt verbeelden? Noem het maar even creativiteit hoe je dat ontwerp verzint. Kan je je ontwerp nauwelijks meer falsificeren, dan weet je niet alleen redelijk, maar voél je ook dat het klopt. Voilá, schoonheid. Ik had het eerder elegantie genoemd, maar dat komt stellig op hetzelfde neer. Doe er voor alle zekerheid een onlosmakelijke dosis veranderlijkheid bij en wat kan je gebeuren?
Neem maar weer even het voorbeeld van het verkeersstelsel voor fysieke mobiliteit. Zolang jij slechts denkt aan je eigen, dat ene fietsritje van je huis naar de brievenbus en direct weer terug, bedenk je natuurlijk niets waar je verder iets aan hebt en al helemaal niets voor andere mensen met hùn gevarieerde verplaatsingsbehoeften.
Aldus beschouwd is het ontwerpproces te duiden als hypersemiosis. Daarbij geldt semiosis niet triadisch, maar enneadisch (nota bene, inclusief motief enzovoort). De ontwerper herfocust, herfocust ..., herfocust ..., steeds met bijbehorende hersituering e.d. ... en laat elke interpretatie meelopen in de volgende cyclus enzovoort ... totdat z/hij het wel gelooft met pogingen tot falsificatie. Z/hij kan dat blijkbaar in sterkere mate dan wanneer iemand zich als, zeg maar, gewoon mens gedraagt. Als iemand een slechte ontwerper is, kan dat eraan liggen dat z/hij dat multifocale inclusief incrementeel op faciliterende samenhang gerichte voorstellingsvermogen (synthese) mist en/of te vroeg afhaakt met netzo noodzakelijke falsificatie (analyse).
Nu mag jij zeggen of je dit een bruikbaar antwoord vindt.

28.88
Ik probeer het Nationale Uitvoeringsprogramma Betere Dienstverlening en e-Overheid, kortweg Nup, te begrijpen (versie 25 september 2008) wat helaas op een opbouwend-samenhangende manier maar niet wil lukken.

28.89
Op mijn beurt haalde ik jouw notitie 2005.04#10 erbij, inderdaad handig! Je schetst daar (ook voor de zoveelste keer) hoe moeizaam degelijke voorbereidingen voor een geslaagde paradigmasprong zijn.

28.90
Ronduit briljant vind ik de manier waarop je zijn verwijzing naar het banaanverhaal van toepassing verklaart op zijn eigen … verhaal en hoe hij daardoor in contraproductief gedrag gevangen blijft. Dus, of ik “een pakkender titel” weet? Daarom lijkt mij Banaan als boemerang zeer toepasselijk. Alliteratie en vormgelijkenis in één. Of die titel irriteert? Dat zal best. Maar of dat “nodeloos” is?

Je pleidooi voor co-existentie onder de nadrukkelijke noemer “náást” is terecht. Tegelijk, nee, vooràl gaat het m.i. echter om de opbouwende spanning tussen de zgn differenties. Daardoor veranderen ze (pas) allebei! Dat gaat dus nota bene principieel verder dan co-existentie. Noem het dia-existentie, dialectiek. In die zin zou je ook je aanduiding als “kooi” kunnen nuanceren. Wie na een onderscheiding slechts één van de resulterende elementen als werkelijk opvat, plaatst zichzelf inderdaad in zo’n kooi (sekte …) ten koste van opbouwende samenhang. Dankzij wisselwerking (interdependentie) overstijg je pas het kooikarakter van een element-in-isolement. Zo positioneer ik civiele informatiekunde juist als òpening voor de traditionele(re), toepassingsgerichte informatiekunde. Anders handhaaf je ook impliciet het organisatiebegrip dat m.i. achterhaald raakt. Maar goed, je kunt niet alles tegelijk behandelen.
Opnieuw over eventuele irritatie gesproken, ik meen toch dat je naar mijn eerdere artikelbespreking, Infrastructurele dynamiek en verdwijnende cultuurbegrippen, moet verwijzen. Als je dat een beetje wilt verstoppen, zeg ook maar wat minder wilt benadrukken voor hem, kan je bijvoorbeeld een voetnoot ermee uitbreiden. Maar we moeten natuurlijk altijd wel een redelijk, èxpliciet appel kunnen doen op andere ideeën, precies zoals jij en ik zijn artikel serieus bespreken. Wie zich verheven acht boven dergelijke moeite, tja, wat moeten we daar eigenlijk nog verder mee?
Aan het slot van je tekst maak je m.i. wel duidelijk dat het vaak om zèlfkooiing gaat, met alle voorspelbare mislukkingen en gemiste kansen van dien. Daar lijkt het er echter wat bij te hangen, omdat je eerder - of begrijp ik je verkeerd? - elk paradigma een kooi noemde. Nu klopt dat uiteindelijk wel, maar ik zie toch een wezenlijk praktisch verschil tussen paradigma’s die … reële verschillen wel of niet tolereren resp. zelfs bevorderen.

28.91
Het is zelfs nog erger dan hij terecht aankondigt. Voor het zinken van de echte Titanic was nog een heuse ijsberg nodig. Dit spreekwoordelijke schip, "Ik doop haar Nup en wens haar en haar opvarenden behouden vaart," is op voorhand van zichzèlf zo lek als een mandje. Het is bijna knap. Daardoor raakt het onmiddellijk onwrikbaar vast zodra het droogdok volloopt, zodat er stellig geen doden vallen. Tot zover dan de betrekkelijke meevaller. Om die vergelijking nog even door te trekken, wat blijft ontbreken is een deugdelijk scheepsbouwkundig ontwerp. Ook Nup staat weer vol met gloeiende vermelding van de wijd verspreide havens die het schip allemaal moet aandoen, inclusief schema van aankomst- en vertrektijden, laden en lossen. Omdat het schip echter nooit zelfs maar in de vaart komt, hoeft ook niemand moeite te doen om die zgn havens eraan aan te passen (wat ook een serieus vak is). Intussen wil niemand de schuld van de voorspelbare mislukkingen krijgen. Het is natuurlijk simpel om vooralsnog geld te blijven uitgeven als je er feitelijk niets van begrijpt, als het niet voelt als je eigen geld dat verspild raakt èn in het besef dat geheid iemand anders de schuld krijgt.
Het lijkt me toch de moeite waard om die ontwikkeling als kans voor de interoperabiliteitsagenda te beschouwen. Ik herhaal nog even, hier met nummers in willekeurige volgorde toegevoegd, de zeven agendapunten:
1. standaard open;
2. authenticatie en autorisatie;
3. governance van interoperabiliteit;
4. dienstverleningsconcepten;
5. financiering van diensten en transacties;
6. omgaan met gegevens;
7. stelselmatige semantiek.
Alle bestuurlijke retoriek ten spijt, er bestaat nu eenmaal informatiekundig wetmatig verband daartussen. Dat begint met punt 7. Vooruit, wie als bestuurder vooraan wil staan, mag punt 3 als noodzakelijke omgevingsfactor voor 7 zien. Het is u van harte gegund, maar ga tijdens het werk niet hinderlijk in de weg lopen. Let op, dat operationele fundament à la 7 is feitelijk qua betekenis dan punt 1!! En òp dat fundament rust vervolgens punt 6. En dáárop weer de punten 2 en 4. En op 4 past (pas) 5. Zo heb je ze allemaal gehad. Sla een voorwaarde over en het stort niet eens in elkaar, maar komt zelfs nooit van de grond.
Wat Nup als basisvoorzieningen voor basisinfrastructuur schetst, lijkt daar echter niet op. Op stelselschaal lijkt het informatiekundig gezien zelfs helemaal nèrgens op. Noodzakelijk verband ontbreekt, de retoriek van "samenhang" en "afhankelijkheden" ten spijt. (Zo herken ik daar trouwens meer valse retoriek, zoals "burger centraal.") En omdat daar niet vanuit dat informatieverband gepland is, blijven de zgn bouwstenen een samenraapsel. Sterker nog, diverse toepassingen heten ten onrechte bouwstenen, terwijl allerlei infrastructurele componenten nog totaal ontbreken.
Wellicht verrast het je dat ik "standaard open" qua semantiek feitelijk synoniem verklaar met punt 7, "stelselmatige semantiek." Dat komt omdat in een consequent stelselmatige betekenisordening èlk, zeg maar, informatieknooppunt authentiek is. Dat houdt in dat er, nota bene betekenismatig, géén alternatief voor bestaat. En 'iets' zonder alternatief is natuurlijk 'vanzelf' de standaard ervoor. Dat moet een òpen standaard zijn zodra het informatieknooppunt in kwestie onderdeel uitmaakt van de infrastructuur voor informatieverkeer. Qed.
Kortom, stelselmatige semantiek is de sleutel.

28.92
Met het oog op de aantrekkelijke financiële rechtspositie moet je je door je werkgever dan toch (voorlopig?) maar informatiearchitect laten noemen. Noem het tegelijk een kans en, wie weet, sleep je er zelfs opslag uit. Dat mag je fopslag vinden, maar daar kan je ècht genoeg wellicht wat winst boeken.

28.93
De organisatorische status van de deelnemer aan informatieverkeer maakt voor de infrastructuur niets uit. Ook organisatie is context, zodat we er allang zijn met een generieke voorziening voor contextuele verbijzondering.

28.94
Ik vernam een vaag gerucht dat er bij jullie spoedig serieuze veranderingen komen in de, zeg maar, organisatie van de informatievoorziening. Je weet dat ik daar allang een groot voorstander van ben. Voor zover je je iets wilt aantrekken van mijn ideeën, hoop ik dat wij daarover eens informeel kunnen praten. Het kàn anders, kwalitatief passend en met op jaarbasis tientallen miljoenen euro’s minder kosten. Als het je uitkomt verheug ik me daarom op een nieuwe ontmoeting waarvoor ik je graag bezoek.

28.95
Overigens heb ik, zoals je weet, juist een hekel aan aanmaterigende rexacties, maar over dit onderwerp moet juist een discussie dóórgaan ... dus als jij je de moeite daar voor plaatsing van jouw opmerkingen wil getroosten, graag.

28.96
Zulke mensen reageren alsof ze nodig moesten plassen. Dat lucht blijkbaar even op, maar is allesbehalve vruchtbaar voor de begroeiing. Maar kunnen we laten staan wat de ene beweert? "Zo is het huidige voorgestelde landelijke EPD geen dossier, maar een virtueel dossier." In hoeverre heeft hij daarmee (on)gelijk? Gaan wij daarop serieus in? En niet alleen wij maar belangrijker nog alle wèrkelijk geïnteresseerde lezers zijn natuurlijk juist benieuwd naar wat hij "een paar nieuwe invalshoeken" en "enkele prikkelende zaken" vindt. Hij wil echter blijkbaar helemaal niet aan opbouwende discussie bijdragen. Want waarom vertelt hij ook niet wat hijzèlf doet "als de EPD brief morgen op de mat valt?" Met een dergelijke non-vraag aan ons laat hij ons ook verder opdraaien voor de gehele agenderingsopgave. Wat hij nieuw en prikkelend eraan vindt, zo moet het vermoedelijk overkomen, is toch lang niet interessant genoeg om te vermelden, laat staan dat hij er ooit een reden in zou zien om bij te springen. De ander? Die lijkt de teksten niet eens te hebben gelezen, wat blijkt door zijn herhaling van een valse effectmythe. Waar staat trouwens dat we het dossier “tegenhouden”? Hij wil niet lezen dat “we ons concentreren op het voorkomen van de nadelen,” maar daarvoor moet de opzet dus ànders. Door dergelijke afleidingsmanoeuvres (fopvattingen) wordt volgens mij iedereen afgeschrikt die anders misschien wèl met een serieuze, opbouwende reactie had willen komen. Wat doen we?

28.97
Eigenlijk is het wel interessant dat zich mensen met een reactie melden die (naar mijn indruk) blijkbaar menen dat het, over geld gesproken, per saldo gewoon maar zo dóór moet gaan met het epd. Hebben zij bedreigd belang? Of begrijp ìk er helemaal niets van?

28.98
Wat een goed idee om 'gewoon' even verder te kijken! Hoera, Internet. Ik heb nog nooit van ze gehoord, maar die profielen moeten inderdaad èxtra de vraag oproepen waarom zo iemand reageert (en ook nog eens, zoàls zij dat doen) op Uw stemdossier. Nogmaals, zo is elke serieuze heroverweging onmiddellijk - hebben we het over gezondheid? - doodgeslagen. Dat is stellig precies hun bedoeling en gebeurt in actieve domheid zelfs ònbewust (waardoor het zo effectief is). Rondom falende besluitvorming door politici en bestuurders ligt dus een cordon sanitaire (oeps, dat is in dit verband een ongelukkige beeldspraak; en hetzelfde geldt dan voor verband …) van zakelijke belanghebbers. Dat lijkt me wel iets voor een volgende column.

28.99
Was het maar zo dat de discussie voortduurt. (Ook) die tekst vormt echter een typisch geval van heersende, armzalig verhulde arrogantie. Noem het dus een fopvatting. Als iemand met kritiek komt respectievelijk. met een beter idee, bestempel je de 'toestand' eenzijdig als een “misverstand” en, vooruit, je bent de kwaadste immers niet, je wilt het nog best een àllerlaatste keer uitleggen hoe het zit. Dat gebeurt echter hardnekkig volgens het referentiekader dat wezenlijk niet deugt. Er is helemaal geen misverstand, maar een echt probleem!! En dat blijft op deze manier niet-ontvankelijk verklaard.

28.100
Het zou ongelofelijk moeten zijn ... maar het staat er (met dank voor je speurwerk). Hoe inconsistent kan iemand zijn?! Zijn 'welgemeende raad' is toch maar weer goed voor een contragram: de banaliteit van de hypocrisie is de hypocrisie van de banaliteit.
Wat moeten we trouwens met de mogelijkheid van bezwaar zolang het 'feit' waartegen het dan geldt ... nog niet bestaat? Er telt dus een grondiger bezwaar. En verder houden leden van de volksvertegenwoordiging volgens mij niet van zulke voldongen feiten, zij het dat hun weerstand ongetwijfeld eerder voortkomt uit gekrenkte ijdelheid dan uit reële maatschappelijke overwegingen en verantwoordelijkheidsbesef. Of wint daar de coalitiedwang zelfs zonder slag of stoot, dwz zijn de stemmen 'feitelijk' allang geteld?

 

 

 

September - oktober 2008, webeditie 2008 © Pieter Wisse