27.
Aantekeningen uit correspondentie,
juli - augustus 2008

Pieter Wisse

Hier staan tekstpassages verzameld, voornamelijk overgenomen uit emailberichten die ik schreef in de periode juli - augustus 2008. De volgorde van verzending bleef gehandhaafd.

 

 

27.1
Die discussiefora vind ik helemaal niets. Kijk maar eens naar wat wij bij allerlei gelegenheden opbrachten. Het is steeds hetzelfde, helaas. Op een inhoudelijk argument komt geen ènkele reactie. Dan proberen wij serieus voorwaarden voor zindelijke communicatie te bepleiten. Het gaat dus feitelijk steeds over metacommunicatie. Daaraan heeft stamgast echter van meet af aan geen boodschap. Hij maakt domweg regelmatig zijn rondje langs de fora. Waar afbakening van territorium wat (f)opfrissing kan gebruiken, doet hij weer even een plasje. Over iets anders dan heersdrift gaat het niet, kijk maar na.

27.2
Wat mij ondermeer opvalt is dat JR pontificaal stelt dat hij pragmatisch is … en ik dat blijkbaar niet ben. Fopvatting! Over territorium gesproken, blijkbaar ervaart hij de noodzaak van verdediging. Dat schiet niet op.
Zoals ik het zie, laat JR zich voorstaan op wat je duidelijker inductie kan noemen. Maar natuurlijk beoefent hijzelf ook deductie. Iemand die het voortdurend heeft over principes kan dat volgens mij lastig ontkennen. Dus ook JR benut theorie, punt.
Dan rijst tenminste de vraag welke theorie vruchtbaarder is. Precies, dat hangt ervan af. Nogal wat van wat jullie min of meer als geïsoleerde verschijnselen bespreken, zijn naar mijn idee systematisch(er) te verklaren, maar dan ook te ontwerpen, dankzij het dialogische metamodel. Tja, als je dat niet praktisch vindt … Een gezegde luidt dat niets zo praktisch is als een goede theorie. Dat zal JR stellig van zijn eigen theorie wèl beweren.
Zie je nou, daar gaan we weer! We zouden het over informatiekunde moeten hebben, maar opnieuw is daarvoor door zijn navelstaarderij praktisch geen ruimte. JR wil er een wedstrijd in “ervaringskennis” van maken. Dat is inderdaad precies dezelfde retoriek als die wij elders zo vaak vernamen tegen vernieuwing. Overigens gaf ik in Axiomatische informatiekunde wel degelijk duidelijk aan hoe praktisch een axiomatisch stelsel moet zijn: “[E]lk axiomatisch stelsel [is] tegelijk samenvatting van gevolgtrekkingen. De reële ruimte voor zulke uitkomsten bepaalt nodige en voldoende passende variëteit van het fundament, ofwel axiomatisch stelsel/paradigma.” Een ongemakkelijk gevoel, praktische ervaring dus, over de reële ruimte leidt tot een aangepaste theorie, enzovoort. Wie kan volhouden dat Copernicus, dat Bohr, dat Einstein allemaal onpraktische theoretici waren?!

Wellicht begrijp ik jullie (dus) verkeerd (omdat ik er middenin val), maar zoals jullie reconstructie opvatten vertoont naar mijn idee een tegenstrijdigheid. Als er al iets bij theorie blijft, nooit praktisch kan worden, is dàt het dus. Dat heeft wat mij betreft te maken met het tijdbegrip. Zodra je tijd fundamenteel neemt en als zodanig met een onomkeerbare richting, bestáát reconstructie in absolute zin niet. Je kunt hoogstens een herkenbaar, zeg maar, spoor van gebeurtenissen trekken. Dat maakt audit mogelijk, wat je een geformaliseerde manier kunt noemen van, klopt, informatiereis door de tijd. Wat je van zo’n spoor (extra) leert, leidt eventueel tot verdere actie. Nota bene, dat is door de tijdrichting onlosmakelijk altijd weer een nieuwe actie, altijd cònstructie. Het heeft slechts de schijn van reactie, van reconstructie, maar stelselmatig klopt die indruk dus niet. Zolang je volgens die valse indruk samenhang probeert te vestigen, mislukt het voorspelbaar.
Als je reconstructie (te) letterlijk neemt, vernietig je de eerdere constructie … waardoor het controlespoor verdwijnt … dus de basis voor verdere … precies, reconstructie. Dat dilemma kan je niet oplossen, maar moet je ontwijken. Dat lukt door tevens zgn reconstructie principieel als zoveelste constructie te beschouwen. Dat is bijvoorbeeld het protocol voor onderhoud van kunstwerken: doe niets dat onomkeerbaar is.
De ondertitel van het boek Metapattern (Addison-Wesley, 2001) luidt: context and time in information models. Inderdaad, je kunt ook tijd als onderdeel van context (eigenlijk beter gezegd: situatie) nemen, maar ik vond en vind het verstandig er apart aandacht voor te vragen. Wie weet, ooit … Ik elk geval vergt tijd een dubbele behandeling. Kijk deel I van Metapattern er ajb op na. Dat gedeelte verscheen later trouwens nogeens apart als The pattern of metapattern: ontological formalization of context and time for open interconnection. Er moet onderscheid zijn tussen geldigheidstijd en registratietijd. Theoretisch, ik moet wel op mijn woorden passen …, hoort natuurlijk ook interpretatietijd in dat rijtje! Dankzij zulk fijnmazigst doorgetrokken onderscheid kan je altijd nágaan (dus principieel niet: hèrgaan) of een, zeg maar, informatieknooppunt bijvoorbeeld gedurende een bepaalde periode als geldig geregistreerd was, maar later die geldigheid verloor … wellicht om nòg weer later die geldigheid weer te verkrijgen enzovoort. Je kunt er zo ook àchter komen dat iets weliswaar als geldig beoordeeld is vanaf een bepaald tijdstip, maar destijds nog niet geregistreerd stond in het informatiestelsel waarop je je baseert. Dat kan praktisch, oeps, allemaal. Dergelijk overzicht ontstaat echter niet, nota bene, door slechts naar dat ene knooppunt te kijken. Daarvoor moet je meerdere knooppunten (lees ook: versies) met elkaar vergelijken en wat daarover voor beide tijdcategorieën bekend is. De gewenste uitkomst is een systematische resultante. Opnieuw structuralisme, dus. Wie de oplossing maar blijft zoeken in enkelvoudigheid van voorziening komt er op stelselschaal nooit uit. Ook voor JR ligt daar een kloof waar hij blijkbaar onmogelijk overheen komt, of zelfs maar durft te kijken. Daarvoor moet je inderdaad je vertrouwde gebied verlaten en je weet eigenlijk zeker dat je het niet als je eigen territorium kunt opeisen. Wat houdt die drift opbouwende samenwerking toch op!

Wie dat structuralistische tijdbeheer afdoet als ònpraktisch, weigert domweg zich erin te verdiepen. En dat vind ik pas ècht onpraktisch, want dat levert dus nooit bruikbaar resultaat.

Aan wezenlijk inzicht gaat ook de veronderstelling mank van de kleinste eenheid van informatie die JR aan Langefors ontleent. Zo’n eenheid bestaat echter niet geïsoleerd. Er heerst onlosmakelijkheid, volgens Peirce van drie (triade) en volgens mij van negen elementen (enneade). Daarom, als er al een hoofdzin over informatiestelsel redelijk formuleerbaar is, moet je uitgebreider kijken. Met die ruimere blik kom je ook vanzelf tegen wat dan telt als metainformatie. Volgens metapatroon: context is type.
Ik ben vooral benieuwd of je meent dat ik wat constructief licht kon werpen op de thema’s waarover jij met JR correspondeert. Lees ajb om mijn uitdrukkingen van ergernis heen, maar reuze bedankt voor je geduld ervoor.

27.3
Op mijn open brief aan de president van de Algemene Rekenkamer komt Rex Mater met de typische tegenwerping respectievelijk -king (klopt, engels voor rex) van de conservatief. Elders heb ik dergelijke uitspraken als fopvatting geanalyseerd.
Het zit zó. Infrastructuur vertoont sterke wisselwerking met ontwikkeling van de open maatschappij/samenleving waarvan zij (dus) veranderlijk zowel integraal als integrerend onderdeel vormt.
De (f)opvatting van Mater (een schuilnaam, vermoed ik overigens; zij/hij strooit op deze website met gratuite reactietjes; ook alsmaar geeuw, dus) komt erop neer dat nù volledige zekerheid moet bestaan over eeuwige toekomst om met de visie van infrastructuur zelfs maar de minste activiteit te ontplooien. Kortom, onzin! Alsof we vandaag niets aan bijvoorbeeld onderwijs (als infrastructuur!) moeten doen, omdat we de behoeften van morgen niet gedetailleerd kennen … Of wie wist zelfs tot kort geleden dat er zóveel auto’s zouden zijn? De verplaatsingscapaciteit is thans echter ontoereikend. Maar is dat een reden om het huidige wegenstelsel als compleet overbodig te beschouwen … omdat het destijds gedimensioneerd is volgens bij nader inzien vèrkeerde veronderstellingen? Hadden ‘ze’ er gewoon niet aan mogen beginnen? Zodra we het handelingscriterium van Rex Mater toepassen, gebeurt er nooit iets.
We moeten er natuurlijk wel steeds iets van proberen op te steken. Zo veroorzaakt ruime infrastructurele capaciteit doorgaans intensiever gebruik. Komt dat even mooi uit! Voor informatieverkeer, nota bene, lijkt dat althans voorlopig precies wat we willen bereiken (en wie weet heeft dat gunstige invloed op het fysieke verkeersverloop … enzovoort, enzovoort).
Ik herhaal, de sleutel tot variëteitbeheersing van informatieverkeer op maatschappelijke schaal is dat onderscheid tussen infrastructuur en specifieke interactiemiddelen. Of dat onderscheid eenduidig, scherp, geldig voor eeuwigheid valt te trekken? Nee. Dat is zelfs naar zijn aard principieel onmogelijk. Moet je het daarom opgeven, helemaal maar vergeten? Opnieuw, nee, want infrastructuur met wat dáárdoor allemaal (extra) gerelateerd raakt, is een sociaal proces. Daarmee moeten we ooit beginnen en dan doorgaan, steeds leren van onvermijdelijke fouten, voor informatieverkeer de professionaliteit van civiele informatiekunde ontwikkelen ... Wie dat niet als praktisch herkent, is zo langzamerhand nalatig en moeten we over tijdje ronduit asociaal noemen.
Zo’n reactie als Rex Mater geeft op mijn open brief vind ik geen kritiek, maar slechts een uiting van zijn (of haar?) kennelijke verveling. Kom, laat ik maar weer eens een wind laten. Daar hebben we opbouwend niets aan voor onze maatschappelijke ontwikkeling. Doe je best en kom met reële, welkome bijdragen. Ontwikkel méé. Laat anders ajb maar zitten.[als reactie toegevoegd op de website van Digitaal Bestuur, 5 juli 2008]

27.4
Mijn niet-institutionele stem klinkt echter machteloos (hoe ouder ik ben, des te realistischer ...). Heb jij een adreslijstje van mensen die zo'n tekst zelfs maar een blik waardig gunnen?

27.5
Rondom zo’n grensbedrag voor aanbesteding groeit meteen gemakkelijk misverstand. Volgens de richtlijn 2004/18/EG mag als beoordelingscriterium slechts “laagste prijs” of “economisch voordeligste inschrijving” gelden. Maar hoe weet een overheidsinstelling nu of zij de Europese aanbestedingsprocedure moet volgen, terwijl het feitelijke opdrachtbedrag pas het resultáát kan zijn van welke procedure dan ook? Want het blijft natuurlijk zo dat de feitelijke opdrachtsom op z'n vroegst pas definitief bekend is door bindende inschrijvingen annex offertes. Ra, ra, hoe los je dat dilemma op?

27.6
Ik wacht nog even met doorsturen van ons manuscript. De hoofdredacteur raakt zenuwachting van teveel-tegelijk van dezelfde auteur(s), wat zijn beoordeling van de inhoud nadelig voor publicatie beïnvloedt.

27.7
Het overzichtschema met de visuele synthese van àlle deelmodellen uit de eerste vier afleveringen van de reeks over semantische semantiek … lukt nog nèt. Je kunt het vergelijken met cartografie. Het is nu eenmaal onmogelijk om vele, laat staan alle aspecten van de 'echte' werkelijkheid en dan ook nog eens in samenhang constructief op één kaart weer te geven. Daarom zijn er zgn kaartlagen, dus steeds een aparte kaartlaag voor enkele sterkst samenhangende aspecten. Die lagen behouden samenhang dankzij zoiets als een gemeenschappelijk kader. Zo kan je de deelmodellen volgens metapatroon als dergelijke kaartlagen opvatten. Op, zeg maar, de achtergrond verzorgt de zgn nulidentiteit van een object voor de eventuele samenhang tussen zijn verschijningsvormen ongeacht het deelmodel.
Zelf kreeg ik door deze poging tot ophoping in één schema gauw bevestigd dat het vanaf bepaalde variëteit, en dat gebeurt vrij snel, praktisch onwerkbaar is. Voor onbegrensde samenhang is het analytische formalisme van metapatroon vereist, terwijl aspecten zelfs extra duidelijk met zijn evenzovele visuele deelmodellen … extra verduidelijkt kunnen zijn.

27.8
Ja, inmiddels zag ik dat ook JC weer een plasje kwijt moest. Zo leidt hij de aandacht voor de zoveelste keer af van een primaire boodschap. Hoe komt hij erbij om zijn reactie een samenvatting te noemen? Hoe luidt zijn tip om ministeriële verantwoordelijkheid voor infrastructuur voor informatieverkeer daadwerkelijk geregeld te krijgen?
Waar het rommelt is hoogstens in de maag van mijn gezinsleden, omdat er nog geen droog brood te verdienen valt met civiele informatiekunde.

27.9
Van paradigmatische kwartjes kan ik er niet genoeg zien vallen. Het is inderdaad geen kwestie van (mijn) eigenwijsheid in de zin van een zoveelste gril, integendeel, maar van puur praktische wetenschap en professionele discipline, dat eenduidigheid, continuïteit enz. in samenhang nu eenmaal op de ene manier wèl en op allerlei andere manieren niet/nooit werkt.
Ja, dat ben ik met je eens, te weten dat autorisatie wellicht een ingang voor praktisering van stelselmatigheid voor informatieverkeer biedt. Daar komen ongetwijfeld nog talloze fopvattingen tegenin voordat het paradigma in ruimere kring mag wisselen.
Het overzichtschema is vannacht gereed gekomen! Ik heb er twee vellen PowerPoint voor gebruikt, elk met afmetingen van 142 cm breed, 142,22 cm om precies te zijn, en 100 cm hoog. Dat lees je goed, ca. anderhalve bij één meter. Wellicht kan je een vel met dat presentatiepakket nog groter instellen, maar mij lukte dat (helaas) niet. Daarom, twéé vellen. De aansluiting tussen beide vellen heb ik weliswaar formeel volledig uitgewerkt, maar visueel kruisen lijnen (voor relaties) daar nog wat extra. Dat kan stellig netter (belangrijk, zo niet wezenlijk voor een serieus voorstel), maar het gepuzzel om dat eveneens voor elkaar te krijgen kost erg veel tijd die er nu gewoon niet is. Verder maakt die visuele complexiteit duidelijk dat een dergelijk éénheidsschema een dood spoor is voor overzicht op reële stelselschaal.
Mocht je nieuwsgierig zijn, dan kan ik je het PowerPoint-bestand alvast sturen, graag zelfs. Vergeet ajb niet de omvang van het vel dat ik gebruikte. Voor je beeldscherm - ik ga er maar van uit dat jij thuis evenmin zo'n grote printer hebt - moet je het vel daarom zover verkleind laten weergeven, dat je er niets meer op kunt onderscheiden ... hoewel je overigens juist daardoor een opvallend patroon kunt herkennen, resp. bevestigd krijgt. Je ziet duidelijk (veel zwart van samenkomende lijnen) de punten van verdichting. Volgens de netwerktheorie zijn dat de zgn hubs, dus vitale knooppunten voor het netwerk. Zo, geen verrassing uiteraard, maar dus even inzoomen voor identificatie, is <persoonsidentiteit> een hub, evenals <organisatie>, <bestuursorgaan> en <functie> dat zijn (die laatste in de algemene betekenis van, zeg maar, thesaurusterm).

27.10
In uw recente commentaar (Automatisering Gids, 4 juli 2008) schrijft u "benieuwd" te zijn naar "een fundamenteel andere invalshoek." Daarvoor verwijs ik u graag kortheidshalve naar iDNA Manifest: beginselen van de open informatierechtsstaat dat dr Paul Jansen en ik opstelden. Onze ruime "invalshoek" staat daar als eerste artikel (in de zin van regel) vermeld: persoonsinformatie is persoonseigendom. De verdere veertien artikelen mikken erop, zoals u eveneens terecht stelt, dat informatie "sociaal te beheren" valt, inderdaad ondermeer met artikelen "die de gecontroleerden in staat stellen de controleurs te controleren."
U gebruikt de term "invalshoek." Wij hebben het met dezelfde verwijzing naar geometrie ook wel over een verdwijnpunt. Als toelichting op hoe wij verdwijnpunt bedoelen om onderlinge verhoudingen in een complex stelsel te helpen verduidelijken, heb ik verderop de tekst overgenomen die wij schreven voor de werving van deelnemers aan een recente bijeenkomst.
Paul Jansen werkt aan oprichting van een stichting (of vereniging). Dat is dotindividual, Center for Information Equity.
Van harte steun ik uw initiatief aandacht aan privacy te schenken. Graag doe ik u de suggestie voor extra publiciteit volgens het perspectief van persoonsinformatie is persoonseigendom. Is het een idee dat u daarover een vraaggesprek houdt met Paul Jansen? Ik stuurde hem afschrift van dit bericht, zodat u meteen beschikt over zijn emailadres. Over privacy 2.0 gesproken, ;-) ik veronderstel dat Paul daartegen geen enkel bezwaar heeft.
Zelf stel ik het uiteraard ook zeer op prijs reactie van u te vernemen.

Persoonlijk informatieeigendom
verdwijnpunt van infrastructuur voor informatieverkeer
Paul Jansen en Pieter Wisse nemen een radicaal geëmancipeerd uitgangspunt: persoonsinformatie is eigendom van de persoon in kwestie. Daardoor verdwijnt reële complexiteit/variëteit natuurlijk niet. Hun idee is wèl dat daarmee een (veel) minder problematisch informatiestelsel ingericht kan worden. Hoe dan ook, gelet op de huidige problemen en wat we mogen verwachten volgens ongewijzigde (beleids)koers lijkt het ze de moeite waard eens een alternatief grondig te overwegen. 
Dat strakke uitgangspunt voor informatieeigendom plus de aanzet voor noodzakelijke nuancering tot (nieuw) evenwicht staat samengevat in vijftien punten; zie iDNA Manifest, beginselen van de open informatierechtsstaat (informatierechtsstaat_2.htm). 
Jansen en Wisse beseffen terdege de kwetsbaarheid van het uitgangspunt van persoonlijk informatieeigendom. Nogal wat bezwaren zijn volkomen redelijk volgens het ene paradigma, ... terwijl er juist behoefte bestaat aan een ànder paradigma. Kritiek op een peer zegt vaak weinig over een appel. Zij bedoelen ermee dat opgebrachte bezwaren doorgaans beperkte geldigheid hebben. Dergelijk inzicht veronderstelt echter nogal wat relativeringsvermogen. 
Elke vergelijking schiet ooit tekort. Het risico van het woordgebruik 'eigendom' is inderdaad dat tegenwoordig nog de vergelijking met materiele goederen onontkoombaar is, zeker in eerste aanleg. De aparte bedoeling van zo'n metafoor is natuurlijk ook om via transpositie zoveel mogelijk begrippen en hun samenhang te hèrgebruiken. De valkuil (waarvan zij zich dus bewust zijn, maar wat is het alternatief?) is dat het principieel afwijkende karakter van het àndere paradigma nooit erkenning krijgt. Dat verklaart waarom wèrkelijke paradigma’s elkaar zo langzaam afwisselen, … als het al lukt. Wat zij maar willen zeggen, is dat informatieeigendom een karakteristiek referentiekader behoeft. Ervaring leert dat juist openheid voor een ànder uitgangspunt leidt tot nieuw evenwicht. De oorzaak van doormodderen blijkt vaak een aanname die achterhaald geraakt is (als die ooit al klopte, maar goed). Hun suggestie luidt om, nota bene voorlopig slechts als denkoefening, dat klassieke model even zoveel mogelijk te vergeten. Voor een ànder paradigma propageren zij inderdaad zgn informationele zelfbeschikking als leidraad, waarvoor persoonlijk informatieeigendom dan uitgangspunt vormt. Nota bene, vanwege het immateriële karakter van informatie in de zin van betekenis ontkomen we niet aan een principieel passende benadering. 
Opschorting van het materiële eigendomsbegrip en van wat daaruit als bezwaren voortkomt voor het begrip van immateriële informatie enzovoort, bevordert de vruchtbare problematisering en ontwikkeling van informatieeigendom als maatschappelijk relevant begrip. Zij weten (ook) nog helemaal niet wat daaruit komt. Wel herkennen zij scherp dat informatieverkeer op maatschappelijke schaal alsmaar onbeheersbaar wordt. Op die schaal is aan de orde wat Wisse civiele informatiekunde noem (terwijl iedereen aparte systeempjes blijft maken en gebruiken, waarna de verbazing toeslaat dat ze geen samenhang vertonen). Informatieeigendom is overigens geen totaal onontgonnen begrip. Maar 'de intellectuele eigendom' volgens octrooi- en auteursrecht lijken niet radicaal genoeg als uitgangspunt voor een genuanceerd stelsel voor informatieverkeer. 
Tenslotte, voor alle duidelijkheid, wat Jansen en Wisse betreft behoeft toekenning van informatie-eigendom aan de persoon in kwestie helemaal geen pùnt in de wet- en regelgeving te zijn (ook al omdat zij niet zien hoe dat praktisch gaat lukken; in elk geval maken zij dat niet meer mee). Hun uitgangspunt geldt daarom primair als een perspectivisch ofwel verdwijnpunt. Over een paradigmawissel gesproken, dat punt ligt/blijft als het ware buiten de afbeelding, maar verschaft juist daardoor ordening voor alles erin. Dus, zodra we maar doen alsof de persoon daadwerkelijk informatie-eigenaar is, raakt beheersbare samenhang tussen allerlei feitelijke stelselvoorzieningen gevestigd. Waarom over principes strijden als het praktisch lukt?

[emailbericht aan R. Zaal, redacteur van Automatisering Gids, 6 juli 2008]

27.11
Over verdwijnpunt gesproken, wat blijft het hier stil … Een verdwijnpunt, voor persoonlijk informatieeigendom overdrachtelijk bedoeld, helpt onderlinge verhoudingen in een complex stelsel te verduidelijken. Informatieverkeer, het woord verkeer zegt het al, is natuurlijk een kwestie van ver(stand)houdingen. Een informatiekundige is iemand met inzicht in dergelijke verhoudingen.
Ruud van Vliet agendeerde met zijn blog dus een thema dat m.i. wezenlijk is voor de zgn informatiemaatschappij èn het beroepsrepertoire van de informatiekundige. Zeker ben ik hem ervoor erkentelijk dat hij daarbij verwijst naar eerder werk door Paul Jansen en mij. In hoofdzaak, vind ik nadrukkelijk, moeten reacties dat thema betreffen. Door samenwerking komen we verder.
Wie wat anders kwijt wil, kan gebeuren, bijvoorbeeld dat zij/hij het druk heeft met allerlei andere activiteiten (wie niet!) of een bon mot over zijn bakker deelt (wat is het verband?), zou naar mijn idee daarover echter een eigen blog moeten schrijven. Of praat er gewoon thuis eens over. Mij interesseert het niet, al helemaal niet in verband met het wezenlijke informatiekundige thema van persoonlijk informatieeigendom in de informatiemaatschappij.

Mijn verzoek aan de initiatiefnemer van deze reeks, Ruud van Vliet dus, luidt of hij inhoudelijk wederom de koers wil aangeven. Nogmaals, we moeten constructief door. Het is en blijft zijn blog.[als reactie toegevoegd op de website van Via Nova Architectura, 6 juli 2008]

27.12
Het begin, "Lijkt me," vind ik al lamlendig. Dat is geen krachtige uitspraak van ondersteuning. Hij houdt a. een slag om de arm en b. pretendeert een superieure positie. Dat laatste komt meteen nader tot uitdrukking, want hij vat het wel even samen (zodat het tenminste nog een beetje begrijpelijk is). Het effect is dat wie eerst die reactie leest, gauw nalaat om mijn open brief te bestuderen. Op dergelijke afleidingsmanoeuvres zit ik niet te wachten. Er valt echter niets tegen te doen.

27.13
Ik ben natuurlijk benieuwd naar dat "extra argument" dat jij herkent. Als je dat wilt uitwerken, daarvoor mensen benaderen enz. ... ga ajb je gang. Maar nee, ikzelf zie geen reële mogelijkheid via dergelijke beïnvloeding. Waar komt de concrete opdracht dan vandaan?

27.14
In zijn reactie van 7 juli jl. deelt Steven van ’t Veld mee dat hij afhaakt. Zijn timing verdient bewondering. Hieronder verklaar ik mijn diepe waardering voor zijn bijdragen nader, ook al is de kans dus groot dat hijzèlf er geen kennis meer van neemt. Omdat hij niet langer meedoet, vooruit, dan richt ik me ‘maar’ tot andere lezers.
Dankzij Van ’t Velds doorwrochte serie reacties besef ik pas, eerder lukte het mij dus niet, dat is uiteraard helemaal mijn fout, dat persoonlijk informatieeigendom géén wezenlijk maar zelfs een schijnprobleem voor de informatiemaatschappij is. We maken ons druk om … niets. Feitelijk bestaat er géén probleem! Wat ongelofelijk stom dat ik dat niet snapte.
Het kostte Van ’t Veld de moeite van vele herhalingen, maar eindelijk verwierf ik enig inzicht in zijn wijsheid. Ik kan slechts voor mijzelf schrijven, dat ik graag uitdrukking geef aan mijn nederige dankbaarheid. Ook vind ik mijn verontschuldiging op z’n plaats voor de ergernis die ik hem ongetwijfeld bezorgde over mijn aanhoudende kortzichtigheid.
Want wat bleef Van ’t Veld ons allemaal geduldig voorhouden? Hij moet iets onmiddellijk begrijpen. Zo niet, dan verliest hij bijna netzo subiet zijn interesse. Met dergelijk gedrag spiegelt hij zich aan leden van Raden van Bestuur, zoals hij ze althans beweert te kennen. Dat geldt als doorsnee-gedrag, waarmee we dus terdege moeten rekenen. Iedereen wil toch lid van een heuse Raad van Bestuur zijn, nietwaar?!
Het is blijkbaar zo, dat niemand, herhaal niemand, ergens interesse voor opbrengt zodra nadere oriëntatie zelfs maar de geringste inspanning vergt. Van ’t Veld heeft ons die les voorbeeldig geleerd, nogmaals dank. Daarom moet ieder mens er gewoon voor zorgen dat informatie één muisklik, dat vindt hij al obstakel genoeg, verwijderd is.
Vergelijk het eens met een bankbiljet van, zeg, vijftig euro. Wanneer Van ’t Veld door een lege straat loopt en hij ziet zo’n biljet op de grond liggen … loopt hij dóór. Niemand haalt het immers in z’n hoofd om te bukken. Kom nou, dat zou wat meer moeite kosten. Daar moet je inderdaad niet aan beginnen. Kortom, wie dat biljet daar ooit verloor, kan het op een willekeurig tijdstip altijd zèlf weer oppakken. Van ’t Veld, zeg ook maar ieder normaal mens, gaat het pas interessant vinden nadat het geld overgemaakt is en op haar/zijn bankrekening staat. En dat heb je dan kennelijk zèlf gedaan. Je zou je bijna afvragen, waarom mensen zo’n punt maken van bescherming van hun geldmiddelen.
Over het raffinement van Van ’t Velds interventies wil ik nog iets extra’s kwijt. Zijn reacties bevatten allerlei persoonlijke details. Daar trapte ik inderdaad met open ogen in, knap hoor! Schreef ikzelf als reactie niet, bijna letterlijk, dat zijn persoonlijke informatie mij niet interesseerde? Nou dan! Van ’t Veld had het schijnkarakter van persoonlijk informatieeigendom als reëel maatschappelijk vraagstuk moeilijk nòg duidelijker kunnen demonstreren. Meesterlijk gedaan!
In dit verband wijs ik ook op de noemer die Van ’t Veld koos om zijn interventie zolang te kunnen voortzetten als nodig zou blijken, dus totdat het mij eindelijk daagde dat ik eens moest ophouden met zo’n schijnprobleem. Hij wil mij verspilde moeite besparen. Daarom deed Van ’t Veld alsof hij niet begreep wat verdwijnpunt betekent. Dat was een sterke vondst. De subtiele ironie van nu nèt dàt … schijnaanknopingspunt, verdwijnpunt, haha, drong natuurlijk pas tot mij door, toen ik mijn wezenlijke dwaling omtrent persoonlijk informatieeigendom kon inzien.
Ter illustratie van hardnekkigheid van referentiekader heb ik juist naar aanleiding van verdwijnpunt echter nog enkele opmerkingen. Dat woord kwam bij mij op, omdat ik kortweg wilde aangeven dat variëteitbeheersing een kwestie is van verhoudingen. Ik probeerde een voorbeeld te bedenken. Waar komen onderlinge verhoudingen zoal tot uitdrukking? Wat biedt een herkenbaar voorbeeld? Dat bracht me op het beeld van een tekening.
Begin met een leeg vel papier. Trek een horizontale lijn, precies, de horizon. Veronderstel dat twee parallelle wegen ‘naar de horizon’ lopen. Hoe teken je ze in zgn perspectief? Daarvoor maak je voor het platte papiervlak de aanname dat beide wegen ‘ergens achter de horizon’ samenkomen, nota bene, hoewel ze in werkelijkheid dus parallel zijn. De elfde druk van Van Dale stelt als betekenis van verdwijnpunt voor: “ punt in een perspectieftekening waarin evenwijdige perspectieflijnen, indien voldoende verlengd, elkaar (zouden) snijden.” Precies, zo bedoel ik het ook. Dat legt de tekenlerares of -leraar ook begrijpelijk uit aan ieder (school)kind. Van ’t Veld heeft uiteraard opnieuw volkomen gelijk, dat je dan niet mag verwachten dat leden van Raden van Bestuur dat óók snappen. Van ’t Veld zèlf, zoals gezegd, hield razend knap verborgen dat hij wèl prima snapt wat verdwijnpunt betekent. Hoewel ik had kunnen weten, dat hij het allang prima begreep, want zo simpel is de vergelijking op basis van de perspectieftekening weer wel. Wat telt, nogmaals, is dat ik dankzij zijn werkzame interventie eindelijk wat bijleerde.
Maar dan toch nog even over de tekening in perspectief. Veronderstel verder dat langs de ene weg bomen van allemaal gelijke hoogte staan. Datzelfde verdwijnpunt biedt houvast om een boom verhoudingsgewijs steeds kleiner te tekenen naarmate hij dichter bij de horizon respectievelijk verder verwijderd van de waarnemer staat. Op dezelfde manier lukt het om àlles te tekenen, zodat de afbeeldingsverhoudingen de reële verhoudingen inderdaad redelijk realistisch vertegenwoordigen.
Zo dacht ik dat persoonlijk informatieeigendom geen werkelijkheidsgehalte behoeft te hebben, zeker niet op korte termijn waarop het geheid een illusie is, om tòch als referentiepunt te kunnen dienen. En omdat ik veronderstelde dat juist de vergelijking met een perspectieftekening kan rekenen op gemakkelijker herkenning - wie heeft er nooit zo’n tekening geprobeerd - vond ik de term verdwijnpunt bruikbaar voor popularisering. Dat ging ook goed op die GIA-bijeenkomst. Volgens Van ’t Veld vergis ik me daarin echter schromelijk. Wat een perspectieftekening is, wat een verdwijnpunt is, weet geen enkel lid van welke Raad van Bestuur ook. Dáár gaat het om, punt.
Het is eigenlijk reuze jammer dat Van ’t Veld afhaakte. Ik zou graag zijn stellingen over het taal- annex begripsvermogen van leden van Raden van Bestuur toetsen. Met wie precies heeft hij zoal professioneel contact gehad tijdens zijn langdurige loopbaan?
Als Van ’t Veld namen en adressen opgeeft, tja, voor wetenschappelijk onderzoek moet privacy weleens wijken, kan ik nagaan of a. dat contact daadwerkelijk bestond/bestaat en b. welke waardering de taalbeheersing Van ’t Veld daar werkelijk krijgt voor zijn taalbeheersing. Overigens sluit ik niet uit dat de uitkomst ad a. summier uitvalt, zodat het zelfs maar de vraag is of ad b. enige respons komt. Ik wil maar zeggen, wanneer ik zo regelmatig een Raad van Bestuur adviseer als Van ’t Veld beweert te doen, ga ik me niet meer druk maken met reacties op Via Nova Architectura. Maar goed, dat is allemaal speculatie, want van Van ’t Veld zien we hier niets meer. Hoezeer dat valt te betreuren, zijn keuze verdient alle respect, al helemaal na zijn belangeloze inzet voor aanwijzing van het schijnprobleem.
Voor wie zekerheid ontleent aan het lemma in een woordenboek, inderdaad, dat kost wel de moeite van het opzoeken …, behandel ik voor andere lezers toch even Van ’t Velds met name aan mij gerichte reactie van 7 juli jl. in het licht van Van Dale’s omschrijving van verdwijnpunt (want van mijn eigen voorstel voor die term ging voor Van ’t Veld blijkbaar geen gezag uit).
Nee, daarvan begrijp ik op mijn beurt niets. Het maakt mij uiteraard extra nieuwsgierig ernaar, hoe Van ’t Veld aan Raad van Bestuurleden wil gaan uitleggen wat “een external entity, een source of een sink” is. Of doe ik nu te flauw? Wat mijzelf betreft, vermoedelijk heb ik met de nadrukkelijke associatie van verdwijnpunt en verkeer zijn verwarring aangewakkerd. Daaraan geeft Van ’t Veld een wending die ik nogal technisch beschouw. Ik merk voorts op dat op stelselschaal zoiets als een external entity een … schijnobject vormt. Want met maatschappelijk bereik van informatieverkeer is nu eenmaal niets meer extern. In civiele informatiekunde zal Van ’t Veld echter evenmin interesse tonen.
Nee, ik gebruikte de term “figuurlijk” niet, laat staan “oneigenlijk.” Ik schreef: overdrachtelijk. Hopelijk heb ik hierboven (verder) verduidelijkt dàt ik een vergelijking zocht, welke dat werd enzovoort. Wie dat (nog) niet begrijpt, heeft netzo hopelijk genoeg interesse bewaard om het woordenboek te raadplegen voor betekenis(sen) van overdrachtelijk.
Nee, “eigendom” acht ik geen “status.” Dat is, voor wie in dit verband (context!) prijsstelt op de aanduiding “status,” eigenaar wèl. Eventueel kan eigendom gelden als status van informatie. Per saldo gaat het om de relatie, lees ook verhouding.
Nee, inderdaad, Van ’t Veld “begrijp[t] het gewoon niet.” Hij heeft volgens mij overigens de crux wèl bijna te pakken. Dat leidt ik af uit zijn vermelding van “vertaling” en “verschillende stukjes van de complexiteit.” Jammer, hoor, dat hij niet even doorzet. Het zijn precies dergelijke stukjes, nota bene, die zonodig formeel naar verschillen vertaald moeten zijn. Dat borgt de verbijzondering volgens context en tijd volgens metapatroon. Of iemand metapatroon in één oogopslag kan vatten? Dat lijkt mij sterk. Vormt het bevattingsvermogen van Raad van Bestuurleden het criterium voor serieuze ontwikkeling van informatiekundige methoden & theorieën? Als Van ’t Veld daaraan vasthoudt, ontkent hij vernieuwing. Dat klinkt praktisch, open, maar het tegendeel is waar zodra de omstandigheden zodanig veranderden dat wat ooit werkte inmiddels achterhaald is. Prima, daarover kunnen meningen sterk verschillen. Maar kom ajb met een serieuze mening. Haal nachtrust in voor een evenwichtig oordeel.
Nee, Van ’t Velds idee over informatieverkeer is niet passend voor het netwerkkarakter van de informatiemaatschappij. Zoals ik hem begrijp, blijven informatiesystemen qua opzet de valse pretentie van autarkie houden. Het zgn geïdealiseerde ontwerp is zelfs radicaal òmgekeerd. Nog lòs van instrumentatie bestaat informatie over/voor een gedifferentieerd “stukje van de complexiteit” principieel ènkelvoudig. Niks kopie. Voor Van ’t Veld is een dergelijke opzet echter nog ònvoorstelbaar. Daar komt hij vanzelfsprekend ook nooit achter door met leden van Raden van Bestuur te blijven praten. Opmerkelijk vind ik het - mag het even tussendoor? - dat Van ’t Veld duurzame opleiding opzet, maar zich àfzet zodra hijzelf wat zou kunnen opsteken. Daarvoor ontbreekt prompt zijn interesse, frappant.
Nee, verstandhouding is géén “ander woord […] voor macht.” Daar gaat Van ’t Veld véél te kort door de bocht. Macht is natuurlijk wèl een onlosmakelijk aspect van verstandhouding. Dus, ja, “een informatiekundige [die tevens] specialist in machtsverhoudingen” is, is stellig een betere informatiekundige. Wie regelmatig in bestuurskringen verkeert, zoals Van ’t Veld niet ophoudt over zichzelf te beweren, heeft dat allang geleerd.
Nee, ik herken ook na her- en herlezing van mijn vorige reactie niet dat ik stelde dat ik “geen derden wil toestaan in [onze] discussie.” Dat maakt Van ’t Veld er wellicht graag van. Opmerkelijk vind ik het dat hij herhaaldelijk vermeldt geen interesse te kunnen opbrengen. Wanneer ik dat op mijn beurt één enkele keer over zijn reacties opmerk, … haakt hij gretig af. Wat hij niet wenst te lezen, is mijn oproep ons op het thema van persoonlijk informatieeigendom te concentreren.
Ik gun Van ‘t Veld graag zijn aanleiding om af haken. Mijzelf gun ik echter nadrukkelijk het weerwoord. Ik profiteer hier ook graag dat Van ’t Veld zichzelf buitenspel zette. Maar wie weet toont hij zich sportief en gaat meedoen. Want dàt bedoel ik wèl, het moet méédoen zijn.
Nee, ik geloof niet dat persoonlijk informatieeigendom een schijnprobleem is, integendeel.
Mijn verzoek aan Ruud van Vliet voor hersporing van het thema handhaaf ik daarom nadrukkelijk. Eerlijk gezegd vind ik het een schande dat wij ook hier weer zoveel tijd besteden aan … schijncommunicatie. We hebben een vak, dat is informatiekunde. Dat moeten we helpen ontwikkelen. Daarvoor moeten we inhoudelijke sporen uitzetten. Dat gelijkhebberige geleuter over verdwijnpunt houdt nodeloos op.[als reactie toegevoegd op de website van Via Nova Architectura, 7 juli 2008]

27.15
Aarzel ajb niet zonodig nadere toelichting te vragen want, ja, privacy is inderdaad een onderwerp dat in de vernetwerkte informatiemaatschappij - mijn verontschuldiging voor die terminologie, maar hoe ik het korter kan aanduiden weet ik niet (als het al geen pleonasme is ;-) - op kwalitatief andere leest geschoeid moet zijn. Versie privacy 2.0, zoals jij het aanduidt in je commentaar in Automatisering Gids, is niet zomaar meer van 1.0. Juist consequent perspectief volgens persoonlijk informatieeigendom zou weleens die verhoudingen het minst problematisch kunnen helpen ordenen.

27.16
Enkele jaren geleden was een project gaande in een internationale onderneming om ontwikkeling (voor informatievoorziening) te standaardiseren volgens een zgn procesmethode. De leiding van het bedrijf had eerder een bepaalde methode gekozen. Duidelijk, nietwaar? Vanwege het uiterst moeizame verloop van invoering verzocht de projectleiding later aan de bedrijfsleiding om actieve steun. De bedrijfsleiding zegde toe die steun te verlenen, ... zodra de procesmethode overal in het bedrijf met succes werd gebruikt.
Zo dreigt het risico dat Bureau Forum Standaardisatie opgescheept raakt met het karwei om geaccepteerde uitvoering te publiceren. Tja, voordat het zover is, heeft iedereen er wel iets vanuit zijn specifieke positie, belang, noem maar op, over op te merken. Dat blijkt inderdaad uit de gevarieerde reacties op de concepttekst voor het zgn strategisch katern. Op de één of andere manier zijn dergelijke opmerkingen stellig zinvol, maar blijk van erkenning van strategie geven ze natuurlijk niet. Onder dergelijke omstandigheden is het onmogelijk een voorstel voor ... strategie te doen dat die aanduiding, strategie dus, verdient.
Enkele andere deskundigen wezen reeds scherp op dat risico. Ik val ze daarin graag bij. Sterker nog, hier beperk ik me zelfs nadrukkelijk tot dàt thema. Want alles dat je verder toevoegt aan het strategisch katern dat daardoor domweg géén strategie meer biedt, vormt een onmogelijke opgave. Je moet er zelfs extra hard voor werken terwijl, als je reëel bent, je weet dat het allemaal nutteloos is. Door alsmaar extra details krijg je wellicht ooit uitspraken van instemming, maar acceptatie en nota bene compliance zijn praktisch onhaalbaar. Precies, die oppervlakkige positionering vind ik wat er tot dusver met Nora gebeurde, waarvan je nu nadelen ondervindt voor serieuze kadering van interoperabiliteit.
Daar komt het wezenlijke punt bij dat op reële stelselschaal talloze details principieel zelfs niet op één lijn te krijgen zijn. Dat is, met andere woorden, karakteristiek, het hoort er nu eenmaal bij en daarvoor heb je nu net èxtra aandacht nodig voor interoperabiliteit. Zo gaat het onder de noemer van semantiek om een methode voor samenhangende (betekenis)verschillen.
Ook besturing verdient zeker vermelding in het strategiekatern, maar wie het precies wil weten kan nader terecht in, zeg maar, het bestuurskatern. Wie echter nog niet (goed) bekend is met de herstructurering van Nora, zal inderdaad gauw geneigd zijn àlle punten als commentaar op te geven. Daarmee lijkt de commentator geen risico te nemen, maar per saldo werkt het verlammend.
De aanzet voor de opstapeling vind ik duidelijk herkenbaar. Dat is echter geen versie 3.0 van Nora, maar meer van hetzelfde als versie 2.0. Als dat zo is, blijf dan vooral achter de komma (het punt) dóórnummeren. Strategie is het in elk geval niet meer. En laat het Kenniscentrum ermee doorgaan, ook al omdat ze kans gering is dat ze ermee kunnen ophouden.
Mijn indruk is dat de samenloop van Nora met Interoperabiliteitsraamwerk spaak loopt door wat nu herkenbaar wordt als overhaaste aanpak. Als dat zo is, is heroriëntatie verstandig. De interoperabiliteitsstrategie wordt geconfronteerd met het informatiekundig tekort van Nora 2.0. Het blijkt te lastig om met één document, ook nogeens kort aub, zowel een nieuwe interoperabiliteitsstrategie te lanceren, als kritiek op tot en met suggesties naar aanleiding van Nora 2.0 te verwerken.
Het is overigens de vraag of ze nog ontkoppeld kunnen worden. Dat moet dan tijdelijk gebeuren, want vroeg of laat moeten ze uiteraard wèl samenlopen. Voor zo’n latere versie klopt trouwens het acroniem Nora niet langer, want een reëel referentiekader/raamwerk voor interoperabiliteit blijft niet tot overheid beperkt en evenmin tot Nederland.
Zo nee, dus wanneer de samenloop bewaard moet blijven, dan acht ik het onontkoombaar om zwaar geschut in stelling te brengen. De tekst over strategie kan onmogelijk resultante zijn van zulke wijd uiteenlopende wensen, verklaringen enzovoort. Je komt dan uit bij een bewindspersoon die een beleidsnota/-notitie uitbrengt. In dit geval zullen diverse bewindspersonen dat gezamenlijk doen. Je kunt het qua insteek vergelijken met Op weg naar de elektronische overheid.
Zo ja, dwz dat de samenloop tijdelijk buiten werking treedt, dan kan Forum Standaardisatie geheel onder eigen naam een strategische notitie over interoperabiliteit opstellen. Zonder geschiedenis bestaat praktisch nog de meeste ruimte voor ... strategie. Vervolgens dient zo’n notitie, maar die bestáát dan tenminste wèl, als belangrijk(ste) ingrediënt voor (ondermeer) fundamentele herpositionering van Nora, samenloop ermee enzovoort. Vroeg of laat moeten we toch weer op het spoor komen van Informatieverkeer in publiek domein, waaraan na pakweg vier jaar natuurlijk ook wat aan valt te wijzigen. Daarvan zou het pas versie 2.0 zijn.

27.17
Natuurlijk verdien je een geweldig compliment. Dat geef ik je graag voor de vier (!) fopvattingen die je soepel achter elkaar zette, hulde. Je speelt zo met de achteloze suggestie dat je zelfs eindeloos (!) kunt doorgaan ... Zeker, ook dat erken ik als creatieve prestatie.
Lees je je eigen zinnen nog even mee? "Ik laat het nu in elk geval even bezinken; ik heb nog niet de gelegenheid gehad de bijdragen goed te lezen. Op het gevoel denk ik dat ik het laat overwaaien; ik zie niet goed hoe ik het een positieve draai kan geven ..."
Nogmaals, een fopprestatie! Dergelijke ontwijking geeft inderdaad nog een extra betekenis aan verdwijnpunt. Van iemand die publiekelijk afficheert dat "creativiteit [... z]ijn andere vak" is verwacht ik echter een substantiële, productieve bijdrage.

27.18
De afgelopen maanden heb ik enkele notities opgesteld over toegepaste semantiek op stelselschaal. Op verzoek van Bureau Forum Standaardisatie ontleende ik daaraan één (overzicht)schema. Dat schema is gereed. Mijn voorstel is dat wij binnenkort eens dat schema erbij pakken en over begrippen/definities praten. Daarover valt inderdaad nogal wat te zeggen en vaak anders dan hoe dat meestal tot dusver gebeurt.
Overigens begrijp ik prima dat het verwachtingspatroon nu eenmaal nog is dat dergelijke platte begrippenlijsten beschikbaar moeten zijn. Je komt er (nog) niet onderuit. Maar maak het dus niet nodeloos ingewikkeld. Je kunt het vergelijken met manchetknopen op een jasje; die vormen slechts een ornament. Een kleermaker die ze weglaat, heeft voorlopig wèl een probleem. Operationeel doe je er echter allang niets productiefs meer mee. Stelselmatig zijn andere voorzieningen voor betekenisordening nodig.

27.19
We moeten reëel zijn, zo gaat het nooit lukken met het zgn strategisch katern. Want dat katern moet gaan over … strategie. Daar komt nu van jan en alleman zoveel bij, dat je geheid weer uitkomt bij de huidige Nora … waar je terecht juist vanàf wilt. Je kunt onderweg echter nergens ophouden, zodat je er zelfs niet aan moet beginnen.
Kortom, onder strategie moet je voor dit katern de streep trekken, punt. Talloze andere aspecten zijn stellig relevant, maar voor eventuele àndere katernen.
Evidente valkuilen vind ik noemers zoals smart en dienst.
Strategie is naar haar aard, principieel dus, niet smart. Als je dat ervan probeert te maken, produceer je een onontwarbare knoop. Je kunt pas smart omgaan met activiteiten die volgens een strategie nodig zijn. De valse nadruk op smart vóór strategie inspireerde mij trouwens wel voor een aflevering van de blog die Olf Kinkhorst en ik schrijven voor de website van Digitaal Bestuur; wordt vervolgd.
De variëteit van zoiets als diensten is te groot om er in directe zin op maatschappelijke schaal een zinnige strategie aan te kunnen wijden. Dat lukt wèl met infrastructuur (wat inderdaad een reden vormt voor oriëntatie volgens dat verschijnsel). Bijvoorbeeld in kwaliteitscriteria voor infrastructuur kan je algemeen (ook) iets opmerken over facilitering van (ondermeer) zgn diensten. Met kwaliteitscriteria van afzonderlijke diensten of wat voor concrete interacties door informatieverkeer moet je je echter niet bemoeien; dat moeten de betrokken deelnemers steeds onderling uitmaken (wat ze, nota bene, dankzij infrastructuur eenvoudiger lukt).

27.20
Ik worstel met dat voorstel voor het vervolg. Twee maal probeerde ik een reactie te schrijven, maar zeker voor ruime verspreiding aan leden van de klankbordgroep vind ik die teksten ongeschikt. Ik vermoed dat ze daar slechts (extra) verwarring veroorzaken, waar je niet op zit te wachten. Omdat ik mijn signaal wèl graag aan jou geef, stuur ik je die conceptteksten. Beschouw ze ajb als studie-aantekeningen. Hopelijk vind je ze vruchtbaar voor een oplossing.

27.21
Als kans ligt die overdrachtelijke bal niet op de strafschopstip, maar zelfs midden tussen de palen òp de doellijn. Dus één keertje zonder zakdoek je neus snuiten en hij vliegt er al in. Maar wie staat met gezag vlakbij die bal opgesteld die zich ook nog eens verkouden genoeg voelt?

27.22
Onderscheid tussen wetgever en overheid (als uitvoerende macht) kan m.i. helpen om de discussie gespoord te krijgen. In elk geval komt het in het huidige bestel veel voor, hij heeft volkomen gelijk, dat private partijen tot het voeren van registers enz. van persoonsinformatie verplicht zijn. Denk ook aan banken die een kopie van je paspoort moeten bewaren, dus zelfs elke werkgever die zo'n kopie in het persoonsdossier moet hebben. Tja, als de wetgever dat wil, willen wij dat dus zèlf. Dat één of andere overheidsinstelling de boodschapper van dergelijke verplichting is, vervolgens ook toezichthouder en handhaver, doet daaraan niets af.
Dus, ja, zijn opmerkingen leiden wat mij betreft tot aanvulling want noodzakelijke verbetering van het iDNA Manifest.
Een flauwe uitweg is om te stellen dat een private partij die zo'n wettelijke opgave krijgt dáárvoor als overheidsinstelling geldt. Met die uitleg hoeft er inderdaad niets aan het manifest te veranderen, maar ik vind dat een cirkelredenering die vroeg of laat averechts uitpakt. En of het feitelijk een fopgave betreft, kan onmogelijk door het manifest worden bestreden. De variabiliteit van wetgeving gaat vóór.
Er moeten, met hartelijk dank voor zijn kritiek, pakweg twee artikelen bij. De ene betreft gebruiksrechten, de andere verantwoord gebruik in het geval van een wettelijke gebruiksverplichting van persoonsinformatie door een private partij. Ook voor jou moet dat een welkome aanvulling zijn. Met jouw veronderstelling dat er voor persoonsinformatie iets "buiten het .i regime" kan vallen, doe jijzèlf dat regime annex manifest tekort. Daar màg principieel niets buiten vallen, anders klopt het (nog) niet. Daarom maken we versies. We propageren thans versie 2 en via de geldige versie blijven op mijn website eerdere versies beschikbaar. Hij wijst aan dat er wel degelijk nog iets buiten versie 2 ligt. In versie 3 komt dat er dus ìn, nogmaals bedankt.

27.23
De manier waarop we langs elkaar heen blijven schrijven, vind ik vruchtbaar. Zo komen tenminste relevante vraagstukken tevoorschijn. Omdat wij ons niet prompt met verontwaardigde miskenning terugtrekken, komen we verder.
In een concepttekst van het manifest voorafgaand aan versie 1 maakten we ergens melding van metapatroon. Die vermelding hebben we geschrapt. Dat was terecht, blijf ik vinden. In zoiets als een manifest zouden (te) expliciete inrichtingsaanwijzingen slechts verwarren.
Jouw redenering meen ik te kunnen volgen vanuit metapatroon als, zeg maar, inrichtingsparadigma. Voor inrichting is er inderdaad sprake van - de noodzaak van - een paradigmawissel, dus van geïsoleerd naar civiel/stelselmatig. Dat civiele paradigma inspireert uiteraard ook het manifest. Maar ik zie voor het manifest als wezenlijk criterium dat het geen keuze inhoudt voor het ene òf het andere inrichtingsparadigma. Ze moeten allebei passen. Juist dáárdoor kan het manifest (ook) helpen bij de overgang van het ene naar het andere inrichtingsparadigma.
Ik bedoel dus tevens dat de discussie over het manifest niet mag wegdweilen naar een discussie over stelselmatige semantiek. Het eerste beginsel luidt dat persoonsinformatie persoonseigendom is, punt. Hoe we dat daadwerkelijk regelen, doet er qua manifest helemaal niet toe. Kijk, dat wij allang weten dat het praktisch uitvoerbaar is dankzij metapatroon, okee. Nogmaals, zonder ons inzicht hadden wij dat eerste artikel nooit zo strak kunnen opstellen.
Mijn idee over het manifest is dat het hier en nu meteen praktisch toepasbaar moet zijn. Aan de hand van het manifest kunnen we, of wie dan ook kan, huidige informatiebetrekkingen analyseren en (ontwerp)advies verstrekken voor inrichting die wèl .i-compliant is. Nogmaals, juist daarom mag het manifest nergens principieel zicht belemmeren op wat feitelijk bestaat. Wat hij schetste, bestaat inderdaad. Dat kàn het manifest naar zijn aard (nota bene, slechts zoals ik dat karakter opvat) niet ontkennen, maar moet de koers aangeven voor .i-compliance van dergelijke praktijk.
Wat hij naar mijn indruk aangeeft, is de privatisering van uitvoeringsaspecten van het zgn algemeen belang. Je kunt vóór of tègen die ontwikkeling zijn, maar ik schat dat die zelfs doorzet. Er komen immers, alle retoriek over individualisering ten spijt, steeds méér aspecten onder het regime van dat algemeen belang, terwijl de overheid als exclusief uitvoerende macht niet navenant kan meegroeien. Rara, hoe compenseer je dat steeds grotere gat? Dat gebeurt met wet- en regelgeving waardoor private partijen extra taken opgedragen krijgen die ze als het ware èrbij moeten doen. Door de wettelijke grondslag zijn dat feitelijk publieke taken, met die private partijen als overheidshulpjes. Uitbesteding, eigenlijk. Die trend verklaart, even tussendoor, waarom administratieve lastenverlichting valse retoriek is. Voor private partijen is per saldo administratieve plichtenverzwaring aan de orde.
Als je beweert dat zulke verzwaring helemaal niet nodig is, omdat je het informatiestelsel zo kunt inrichten enz. enz., ja, dat ben ik natuurlijk met je eens, ... maar ook weer niet helemaal, zelfs principieel niet. Bijvoorbeeld een bankinstelling kan wèttelijk de plicht opgelegd krijgen om de persoonsidentiteit volgens een bepaald betrouwbaarheidsniveau te verifiëren, wanneer iemand een bankrekening wil openen. Voor de uitvoering van die taak gebruikt de bank dus, hoe je het ook wendt of keert, persoonsinformatie. Het is op z'n metapatroons inderdaad onzin om daarvoor het zoveelste aparte personenregister te gaan voeren. Kortom, aan de taakverzwaring doet (ook) het manifest in principe niets. Daar zit de wetgever achter. De omvang van de verzwaring verschilt echter sterk van de manier waarop het informatiestelsel functioneert. Van die inrichting abstraheert het manifest opzettelijk. Wat voor het manifest principieel telt is het persoonlijk eigendom van persoonsinformatie. Daarop vormt, dat ben ik met hem eens, ook geprivatiseerde uitvoering van het algemeen belang een uitzondering. Dat is precies waarom het manifest die praktijk moet erkennen, te weten om nog zoveel mogelijk overeind te houden van het persoonlijk informatieeigendom.
Eerder schreef ik dat de aanvulling beperkt kan blijven tot aanwijzingen voor gebruik en verantwoording over gebruik. Daar zou inderdaad bijkunnen dat wettelijk tevens bepaald moet zijn welke register(s) zo'n private partij moet raadplegen. Dan kan tenminste tot uitdrukking komen dat het qua inrichting een uitzondering moet zijn dat zo'n partij daarvoor zelf een register opzet en voert. Als dat mede de strekking is van jouw opmerkingen, ja, die deel ik volkomen. De kans dat iemand zich daarvan iets aantrekt, acht ik echter groter wanneer het manifest zo strak mogelijk mikt op persoonlijk informatieeigendom als sociaal beginsel.

27.24
Het was geen azijn, maar smeerolie. Dat lijkt soms een vies goedje. Ik ben erg blij dat de dosis werkt. Daarvoor zit ik niet op een compliment te wachten, maar tegen - wat klinkt als - een verwijt verzet ik me.
Ja, na jouw aanzet schemerde die consequentie bij mij. Op A volgt B ... Maar dus nog niet meer dan dat, terwijl jij haar nu meteen duidelijk trekt.
Dat inzicht moet tot een stevige verbouwing van het iDNA Manifest leiden, hup vooruit. In elk geval moet het centrale manifestcommittee zich daar spoedig diep over buigen.
Het begint erop te lijken dat we persoonlijk informatieeigendom duidelijker, want in directere termen, kunnen uitdrukken als spanning tussen enerzijds de persoon als individueel levenswezen, anderzijds de relevante leefgroep (lees ook: maatschappij) die gepersonifieerd is door de wetgevende macht. Inderdaad, de overheid als uitvoerende macht valt er qua beginselen tussenuit, wèg ermee. Dat blijkt steeds duidelijker ook maar een inrichtingskeuze. Als je dat bedoelt, mooi hoor!
Jouw voorstellen voor beide artikelen komen, vermoed ik, er niet letterlijk als aanvullingen in de volgende manifestversie bij omdàt, belangrijker want principiëler, het gehele manifest een systematische opknapbeurt moet krijgen volgens de algemenere gedachte die er àchter steekt. Daarom veroorloof ik me geen antwoord op jouw detailvragen te geven. Er komt immers nieuwe samenhang. Als het klopt dat jij die ruimste consequentie reeds tussen je regels door schreef, ben ik het daarover graag met je eens. Het aantal artikelen in de volgende manifestversie vermindert (!) dankzij verruiming en dienovereenkomstige veralgemenisering. Wel moeten we, denk ik zo, meer werk van toelichting maken.

27.25
Hijzelf zou er trouwens reuze van opknappen als hij toegeeft dat hij niet, maar dan ook helemaal niet creatief is, maar wel een prima analyticus. Zijn aanzet was strikt analytisch, jij rekte subiet de discussie op en vervolgens zag ik de kans voor nieuwe synthese. Zo doen we allemaal wat.

27.26
Je weet dat ik er niets in zie. Het leidt aandacht nogeens èxtra af van hoe het nu echt een keer kan gaan werken op stelselschaal. Van lijntjes naar die andere mensen wil ik zo mogelijk nòg verder verwijderd blijven. Natuurlijk bedankt voor je opbouwende idee achter je afschriftactie, maar dat zie ik dus omgekeerd.

27.27
Jouw reactie van 13 juli 2008 op je eigen blog bevat een duidelijke aanwijzing terùg naar het thema, te weten informatieeigendom. Wie zó nog niet begrijpt dat we er aandacht (lees ook: interesse) en dus moeite aan moeten besteden, heeft blijkbaar een volkomen andere opvatting van informatiekunde.
Overigens verschillen de fundamenten die Jaap van Rees voorstelt, in tegenstelling tot wat jij daar stelt, niet of nauwelijks van mijn idee erover. In Axiomatische informatiekunde herpositioneer ik wat Jaap zijn uitgangspunten e.d. noemt tot evenzovele stellingen. (Ondermeer) die stellingen vòlgen netjes uit een expliciet axiomatisch stelsel, zeg maar het conceptuele fundament.

27.28
Semiotisch probeer ik consequent te blijven door geen enkele poging te ondernemen aan tekendynamiek te ontsnappen. Dat lukt onder die aanname zodanig, dat we met metapatroon praktisch voor opzet en inrichting van gevarieerde informatievoorziening prima toekunnen.

27.29
Als je ergens aan begint te peuteren ... Wij hadden dus het punt bereikt waarop de verhouding tussen beschikken en gebruiken, precies, manifester raakte. Vandaar mijn experimentele opzet volgens de indeling eigendom, beschikking en gebruik. Het is weer eens iets anders. Wel probeerde ik de spraakmakende stijl vast te houden. Het manifest wordt immers nooit als zodanig overgenomen. Daarom moeten we de waarde als gesprekstof optimaliseren.

27.30
Het geluk van de wijsheid is de wijsheid van het geluk. Ik prijs me daarom gelukkig met je onverdiende compliment voor mijn lukrake bijdrage.

27.31
Deze toelichting kan ik weer goed kan volgen. Daar komen onze ideeën bijelkaar. Of jij het daarmee eens bent, met die convergentie, weet ik natuurlijk niet. In elk geval herken ik de reeks van derde machten (ipv tweede machten). In mijn termen, rara, wat is het metamodel van subjectief situationisme?
Het praktische belang betreft overigens niet alleen autorisatie (want wij moeten inderdaad ook weer systeem aanbrengen in subjectief-situationele differentiatie van bevoegdheden; daarom kan resp. moet dat wèl wezenlijk volgens hetzelfde metamodel), maar betreft tevens - zoals nota bene jijzelf onlangs aangaf - dito gedifferentieerde presentatie.

27.32
Intussen heb ik wat verder aan het manifest zitten knoeien ...

27.33
Je zou zeggen, dat kunnen ze toch niet zomaar wegschuiven. Maar ja, we zeggen al zolang zoveel ... Dus ik blijf erg benieuwd.

27.34
Stopgezet? Het GBA-project? Dat is helaas niet verrassend. De staatssecretaris doet het opnieuw om precies de verkeerde reden. Zo kan je blijven stopzetten, wat natuurlijk ook is wat onvermijdelijk blijft gebeuren. Juist de aanname dat een gemeentelijke afdeling Burgerzaken beschikkingsrecht heeft over de persoonsinformatie in kwestie legt het informatieverkeer lam. Zie (ondermeer) ook Diagnose van een spilzieke overheid en Naar bestuur volgens infrastructurele schaal.

27.35
Ruud van Vliet doet, opnieuw, het belang recht van persoonlijk informatieeigendom als beginsel voor productief maatschappelijk verkeer. Ik steun nadrukkelijk het inhoudelijke spoor voor voortzetting van de discussie. Want als iemand al ergens staat, is het volgens mij pas aan het vroegste begin van noodzakelijke visie enzovoort op de relevante schaal van de informatiemaatschappij. Daar moet dus nodig nog erg veel aan gebeuren.
Graag vermeld ik hier dat Ruud Van Vliet onlangs tevens “een kanttekening” aan Paul Jansen en mij stuurde over iDNA Manifest. Zoals ik hem begrijp, wijst hij aan dat versie twee van het manifest gebruiksplicht ten ònrechte beperkt ziet tot de overheid. Met hartelijk dank voor zijn scherpe analyse, ja, bijvoorbeeld een commerciële zorginstelling of bankbedrijf zijn eveneens wettelijk verplicht gesteld om persoonsinformatie van patiënten, respectievelijk rekeninghouders te gebruiken.
Die gesignaleerde tekortkoming, zeg maar gerust lacune, valt op te heffen door uitbreiding van het manifest met pakweg twee artikelen.
Dat beviel Paul Jansen en mij echter niet. Weliswaar was daardoor het gesignaleerde probleem opgelost, maar inmiddels herkenden wij een nog ruimere kans voor verbetering. De “kanttekening” katalyseerde aldus grondige herziening van het gehele manifest. Van het ene komt nu eenmaal gauw het andere.
Zoals het er nu naar uitziet, blijft in de volgende manifestversie (nr 3) slechts het eerste artikel met dezelfde formulering op dezelfde plaats behouden. Of Ruud van Vliet het eens gaat zijn met het zelfs drastisch andere resultaat waarvan hij de aanstichter is, valt natuurlijk nog maar te bezien. Méér van zulke kritiek is echter onmisbaar voor verdere verbeteringen, dus dat blijkt wel.
Zodra wij de derde versie voltooid hebben, willen wij haar hier ook als reactie plaatsen. Of Ruud van Vliet dat “in het licht van [zijn] blog” passend vindt, vernemen wij daarom graag.
De a.s. versie van iDNA Manifest vinden wij voor dit stadium een sterke verbetering vooral omdat nòg duidelijker wordt dat niemand, althans niemand die verantwoord burgerschap pretendeert, haar/zijn schouders kan blijven ophalen over persoonlijk informatieeigendom. Kortom, als het aan Paul Jansen en mij ligt: Wordt vervolgd![als reactie toegevoegd op de website van Via Nova Architectura, 18 juli 2008]

27.36
Maar beschikkingsonbekwaam laat ik staan, punt. Daar gaat het nu juist om! Ik begrip ook wel dat het een nieuw(ig) woord is, maar het past m.i. wel precies bij wat wij willen verduidelijken onder de noemer van ... zelfbeschikkingsrecht met evt. uitzondering erop. Over gisten gesproken, zo kwam ik wel op het idee op gebruik overal door handeling te vervangen. Ik vind handeling sterker oproepen dat er effect ontstaat (ook) voor andere personen, vandaar aansprakelijkheid enz. ... Klopt, zo ziet het manifestconcept er opnieuw behoorlijk anders uit.
Juridisch analfabeet zijn wij allemaal. Kennelijk moet je dat ook zijn om met een solide nieuw idee over persoonlijk informatieeigendom te komen.
Wat de tijdelijke geldigheid van beperkt beschikkingsrecht, resp. afgeleid handelingsrecht betreft, ik vind nu juist dat erkenning van "natuurlijk relatieverloop" het best tot uitdrukking komt in een vrijwillige overeenkomst voor handelingsrecht. Daarvoor, aldus het manifest, mogen betrokken personen dus helemaal zelf de termijn bepalen, zeg ook maar optimaal afgestemd op hun verwachtingen over hun specifieke relatie. Tja, als de wetgever dat niet wil, geldt als consequentie nu eenmaal de extra last van ... voortdurend nieuwe wetgeving. In die zin moet het manifest een regelkring bevorderen met als stabiele uitkomst, zeg ook maar zodra wettelijke beperkingen en verplichtingen ophouden, dat volledige zelfbeschikking berust bij de persoon in kwestie.
Oh ja, bijna vergat ik toe te lichten dat er nog een gapend gat viel te dichten. Dat is gelukt met de opmerking dat "De persoon die zo’n wettelijke verplichting opgelegd krijgt, is in de eerste plaats de persoon zèlf." Pffff, dat ging net goed.

27.37
Laten we onszèlf gelukwensen met deze nieuwe manifestversie, want daarmee zie ik onze schaarse lezers niet zo gauw reuze scheutig zijn.

27.38
Er moet natuurlijk wel iets te discussiëren blijven over versie 3 van iDNA Manifest. Paul Jansen richt een forum oid. in op dotindividual. Hij voert regie over de discussie om flauwekul te weren.

27.39
Je compliment merkte ik uiteraard gretig op, maar wat is je gewogen oordeel?

27.40
Mijn indruk van je bericht is dat je een tegenstelling probeert te beschrijven. Dat vind ik onzin. Daar schieten we niets mee op, want vermakelijk bedoel je het waarschijnlijk niet.
Zo meen ik dat je mijn hoofdstelling van Axiomatische informatiekunde ontwijkt, te weten dat wat jij uitgangspunten noemt allemaal als evenzovele stellingen uit de (dia-)enneade volgt. Wat is er tegen productievere grondslagen? Mooi toch! Kan het zijn dat je niet aan die overweging toekomt, omdat je mijn benadering als wiskundig bestempelt zodat die aldùs wel wezenlijk van die van jouw moèt verschillen? Met Schopenhauer en Peirce als voorlopers vertegenwoordigt de enneade echter tevens een psychologische theorie, nog in veel sterkere mate dan wat jij bepleit. Daarom gebruik ik als aanduiding ook subjectief situationisme. Daarvoor propageer ik een methode voor eenduidige modellering van relevante variëteit. Dat lijkt me, zachtjes uitgedrukt, best handig zolang we mikken op inzet van digitale technologie voor informatieverwerking. Jij noemt ontwerppatronen. Precies, een methode met passende variëteit ervoor is metapatroon. Als jij wilt beweren dat wij het daarover òneens zijn, kan ik je bedoeling niet volgen.
De relevante variëteit is natuurlijk door het netwerkkarakter van de digitale technologie sterk toegenomen. Volgens mij moeten we informatiekunde daarom (ook) op maatschappelijke, internationale schaal bedrijven. Daarvoor schiet vroeg of laat de enkele vergelijking met gebouwarchitectuur en de opvatting van een informatieruimte als kamer tekort. Op z’n minst moet er een insteek bij. Dat is wat ik bedoel met civiele informatiekunde. Als jij dat allemaal uitputtend wiskundig wilt blijven noemen, doe je mij op een eenzijdige manier zelfs veel te veel eer. Zo’n compliment kan ik onmogelijk aannemen. Je hebt gelijk, dat heeft echter niets met reële vraagstukken van informatievoorziening te maken. Het interessante aan informatieverkeer vind ik nu juist dat er allerlei aspecten bij komen kijken. Er bestaat geen andere discipline waarop wij ons exclusief kunnen, respectievelijk moeten richten.
Je opmerking dat “[h]et dia-ennaedisch stelsel en daarmee vermoedelijk ook de opsteller ervan […] op dit punt dus door de mand [vallen]” vind ik aardig geformuleerd, maar onterecht. Blijkbaar miste je mijn verwijzing naar zgn oorzaaksoorten. Als jij een stoel optilt, gaat het daarbij om onmiddellijke krachten als oorzaak en gevolg. Rara, hoe ‘weet’ jij echter waar jij die stoel moet beetpakken? Waar ga jij hem neerzetten? Dergelijk gedrag omvat ondermeer, zeg maar, informatieverwerking. Dat is er onlosmakelijk motivationeel aan. Jij lijkt te veronderstellen dat ergens-over-praten niet de èchte werkelijkheid betreft. Het is echter allemaal werkelijkheid. De handeling van het (louter) praten kent (slechts) het teken als oorzaaksoort.
Zoals ik je begrijp, leg jij nadruk op begrip door wat je jouw doelgroep van cursusdeelnemers noemt. Dat is respectabel, maar hanteer dat criterium ajb niet voor netzo noodzakelijke vernieuwing van de informatiekunde. Wat ik met
Axiomatische informatiekunde probeer, is een bijdrage aan die ontwikkeling te leveren. Het klopt dat het tevens een poging is om, zoals jijzelf het schrijft, zekerheden aan te tasten. Dat is nu eenmaal karakteristiek voor werkelijke vernieuwing. Daarvoor hoop ik lezers te interesseren. Het kan inderdaad gebeuren dat iemand zich daardoor beledigd voelt. Het is een prima idee, dat jij betalende cursisten dat gevoel wilt besparen. Wat dat met de inhoud van mijn interpretatie van jouw uitgangspunten als stellingen te maken heeft, kan ik niet volgen.
Verder begreep ik uit je bericht weer wel dat jij meent dat “menswetenschappen” geen axioma’s kennen. Het is natuurlijk zo dat de wiskunde rond negentienhonderd het prototype was voor erkenning van expliciete axioma’s. Andere disciplines hebben echter netzogoed hun karakteristieke axioma’s, of paradigma. Wellicht trek jij op basis van de term axioma de conclusie dat het onderwerp in kwestie wiskunde betreft. Dat klopt niet.
In jouw slotalinea schrijf jij dat ik “de oorspronkelijke versie eveneens naar [hem] [stuurde.]” Ben ik iets kwijt? Wat ik kan nagaan, is dat ik jou op 2 april 2008 met een kort berichtje wees op plaatsing van
Axiomatische informatiekunde op mijn website. Daar schreef ik de oproep bij om “met elkaar nogeens ergens met informatiekunde” te komen. Jij wenst daarop niet in te gaan, of ik moet me sterk vergissen. Nou ja, dat levert ook wel levendige correspondentie op, zij het sporadisch. Ik elk geval vermeldde ik, wat ik voorkomend bedoelde, in dat bericht dat ik hem afschrift ervan stuurde. Bedoel je dat soms met “de oorspronkelijke versie”? Zo nee, wat dan wel? Zo ja, dan ontgaat mij waarom je nadrukkelijk vermeldt dat je er “geheel geen bezwaar tegen [had.]” Bezwaar? Jouw artikel en dat van mij waren op dat moment toch allang openbaar?! Voorzover een tekst jouw persoonsinformatie en/of intellectuele eigendom betreft, of van wie dan ook, lijkt mij eventueel bezwaar voor een verwijzing naar gepubliceerde informatie irrelevant. Anders zet ik er wel ‘vertrouwelijk’ bij, respectievelijk doe ik moeite voor anonimisering. ;-) Ik waardeer het trouwens zeer, algemener beschouwd, dat je ingaat op eigendom van persoonsinformatie. Dat vind ook ik een wezenlijk thema.

27.41
Ik kan me voorstellen dat hij van jouw tekst evenmin weet wat hij ermee moet. Je probeert met verbeteringen van zijn werk te helpen, maar afgezien van bewondering (die je hem daar onthoudt) is volgens mij kritiek het enige dat hij aanvoelt. Ik wilde je enkele weken geleden al als mijn indruk geven dat hij erin slaagt nergens op jouw ideeën te reageren. Het uiterste waartoe hij gaat, is "Leuke indeling!" Geen verdieping, niets. Nee, de inhoudelijke, serieuze discussie waarvoor jij je inspant is dat natuurlijk nooit. Verder zou het inderdaad kunnen dat jouw druk hem aanspoorde om mij (eindelijk) te antwoorden. Nou ja, antwoord ... Zijn slotalinea (aan mij) zou trouwens weleens het meestbetekenend kunnen zijn, ... want die gaat volgens mij primair over jullie relatie. Hij schreef die ook, meen ik dus, vooral aan jou, erop rekenend dat jij 'm tzt leest. Is elk teken niet een verzoek tot inschikkelijkheid? Klopt, ook de vorige zin, enzovoort. ;-) Daar staat dat jij met die gekkigheid moet ophouden en je weer naar de zelfverklaarde meester moet voegen. Wat ik vind? Dat we met onze noodzakelijke gekkigheid nog maar nauwelijks begonnen zijn. Hij heeft in elk geval nooit meegedaan en verandert niet.

27.42
Vriendelijk bedankt voor je bericht met verzoek om toelichting. Ja, je indruk uit mijn open brief aan de Algemene Rekenkamer klopt precies. Met enkele zinnetjes lukt mij die toelichting op tekortkomingen van Nora (Nederlandse overheidreferentiearchitectuur) echter niet. De contraproductieve oorzaak zit diep, te weten in een zgn informatiekundig paradigma. Mijn website staat bòl van relevante teksten. Ik raad je graag Referentiepunt burger als beginnetje aan. Daarin staat de nota Informatieverkeer in publiek domein vermeld. Die nota is alweer vier jaar oud, maar naar mijn idee onverminderd actueel (op sommige details na, uiteraard). Gelukkig gaat het nu onder de noemer van een interoperabiliteitsraamwerk die kant op. Dat gebeurt langzaam, we zullen maar zeggen degelijk, maar dat is altijd beter dan Nora.
Mocht je meteen wat meer de relevante diepte willen induiken, dan kan je de notities bestuderen die ik onlangs schreef over stelselmatige semantiek. In die reeks verschenen tot dusver: 1. Suwinet (in opdracht van Bureau Forum Standaardisatie, 21 april 2008), 2. Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens (GBA) (6 mei 2008), 3. Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG) en Basisregister Ondernemingen en Rechtspersonen (BOR) (2 juni 2008) en 4. Uitvoeringsorganisatie (23 juni 2008).
Op mijn beurt ben ik natuurlijk benieuwd naar achtergronden van jouw verzoek.

27.43
Over enkele punten hebben wij blijkbaar afwijkende opvattingen. Zonder dergelijke verschillen was interoperabiliteit ook helemaal geen serieus vraagstuk.

27.44
De paradigmawissel die feitelijk onontkoombaar is door het netwerkkarakter van de digitale technologie, moet ertoe leiden dat op maatschappelijke schaal facilitering van (informatie)verkeer de hoofdopgave vormt: interoperabiliteit. Met deugdelijke infrastructuur voor informatieverkeer kan je met afzonderlijke informatieve interacties juist als het ware méér kanten op. Dat is (daarom) ook het hoofdthéma van mijn open brief aan de Algemene Rekenkamer. Over Nora maakte ik daarin slechts een zijdelingse opmerking, ter illustratie dat de Algemene Rekenkamer zelfs extreem ministerieel isolationistisch (lees dus ook: hopeloos achterhaald) redeneert. Voor een organisatie(onderdeel) houdt zulke wezenlijke heroriëntatie dat in dat het niet langer primair en al helemaal niet louter gaat om inrichting van interne informatievoorziening, met aansluitingen voor externe informatieuitwisseling dus op z'n best als sluitpost. Daarentegen is iedereen deelnemer aan dat informatieverkeer. Dat vergt dubbele oriëntatie, dus zowel op infrastructuur als op eigen middelen. Je kunt het een beetje vergelijken met fysieke mobiliteit. Ik ga ergens naartoe op mijn eigen fiets (mijn middel) over de openbare weg volgens gedragsregels enz. (allemaal infrastructuur). Stel dat zo'n wegennet niet bestaat. Dan kan ik mijn fiets ook wel weggooien. Maar goed, dat wegenstelsel ligt er en wordt ook verder ontwikkeld. Voortaan vergt ook informatievoorziening bipolaire aanpak of, zoals het voor de gebouwde omgeving heet, ontwerp enz. door de schalen heen.
De zgn elektronische overheid is echter nog niet, of nauwelijks, gepositioneerd als verzameling voorzieningen op maatschappelijke schaal. Dat inzicht breekt maar niet door, alle retoriek over de centrale positie van de burger ten spijt. Bijgevolg blijven alle aparte overheidsorganisaties van groot tot klein allemaal vergaand dezelfde voorzieningen ontwikkelen, die vervolgens niet werken ... omdat inmiddels informatieverkeer over de eigen grens wezenlijk is voor werk-in-uitvoering. Als de organisatiegrens een verband kent met de informatiegrens, geldt tegenwoordig dat ze zowat haaks op elkaar staan. Nota bene, dus niet samenvallen zoals politici, bestuurders en hogere ambtenaren in hun achteruitkijkspiegel graag willen zien.
De organisatie waarvoor jij thans werkt, dat kan tegenwoordig niet meer missen, is uiteraard ook weer alles door elkaar wat informatieverkeer betreft: deelnemer, rotonde ... Oh ja, in het verste hoekje wie-weet zelfs een klein beetje zelfvoorzienend. Dat aandeel neemt trouwens ook nogeens in hoog tempo àf. Op die dynamiek biedt Nora geen reëel zicht. De vermeende principes klinken bestuurlijk correct, maar voor informatieverkeer in de netwerksamenleving heb je er niets (meer) aan.
Hoewel mijn toon wellicht anders doet vermoeden, ;-) ben ik altijd graag tot toelichting bereid. Op mijn beurt ben ik extra geïnteresseerd in jouw overwegingen over moderne informatievoorziening.

27.45
Jij leest hem inhoudelijk steeds directer de les. Het ontbreekt hem echter aan enig inhoudelijk register voor repons.

27.46
Natuurlijk bestaan verschillen. Sterker nog, als ik daarin niet geloofde, nòg sterker, als ik niet meende dat verschillen vitaal zijn, was dat hele metapatroon enzovoort overbodig. Maar het moeten wèl zoveel mogelijke productieve verschillen zijn.

27.47
Zijn werkwijze heeft alles weg van hoe een cabaretier zijn voorstelling samenstelt. Die vergelijking haal ik er overigens niet zomaar bij. Er komt meer bij kijken, over verschil gesproken, om een onderhoudende boodschap tegelijk professioneel, wetenschappelijk e.d. steekhoudend te krijgen.

27.48
Wij gunnen hem graag de kans méé te spelen. Dat moet wel het karakter van opbouwend samenspel hebben. Ik ben erg onder de indruk van de manier waarop jij hem ook weer met je recente aanspraak probeert vlot te krijgen en op sleeptouw te nemen. Samenwerking betekent echter afhankelijkheid. Wie daarvoor levensangst uitstaat, ziet geen vriendschappelijk aangereikt touw maar, wie weet, een enge slang.

27.49
Hoewel de clou van metapatroon juist is dat je niet alles op één plaat hoeft wringen (wat immers op een beetje schaal domweg nooit lukt, punt), ging ik volgens dat verzoek toch aan de slag. Ik breidde de opgave zelfs uit, doordat ik mij zette aan een visuele synthese van àlle deelmodellen uit de vier verschenen afleveringen van de reeks over stelselmatige semiotiek. Het is, met dank en alle eer voor zijn verzoek, een schitterend gezicht! Ik geef dus grif toe, dat ikzelf het idee om toch een ènkele plaat te maken tegen de geest van metapatroon vond ... en nog altijd vind. Ik ben echter blij dat ik desondanks een poging waagde, want zo'n plaat blijkt communicatief uiterst werkzaam. Die hangt daar aan de muur. Omdat ze een aardig budget hebben voor opdrachten, over werkzaam gesproken, blijken ineens mensen te gaan opletten. Ik wil maar zeggen ... het begint erop te lijken dat jij voor jouw organisatie ook zo'n overzichtschema moet gaan opstellen. Dat zien andere mensen gewoon erg graag. Stellig bevat wat ik samenstelde al talloze ingrediënten voor jouw plaat. Dat volgt simpel uit erkenning van reële verkeersschaal. Wat vind je?

27.50
Zojuist keek ik op de website van Digitaal Bestuur en ontdekte een reactie op ons blog Versukkeling. Het lijkt mij iemand die reclame maakt, maar als daaraan zo'n gloeiend compliment aan ons adres vooraf gaat kan ik dat prima hebben. In zo’n geval ga ik klakkeloos uit van de oprechtheid van de uitdeler.

27.51
Precies, het gaat erom ook dergelijke aspecten allemaal vruchtbaar in het informatiekundig kader te krijgen. Daarvoor kunnen allerlei vergelijkingen dienen, maar die volgens stedenbouw/gebouwkunde hoort er m.i. zeker bij. Volgens het simpele procedé van substitutie deed ik daarnaar al een concrete verkenning; zie Civiele informatiekunde vergelijkenderwijs.

27.52
Juist omdat er voor infrastructuur voor informatieverkeer zo'n lange weg te gaan is, kan je er maar beter zo gauw mogelijk aan beginnen. Of bedrijven met logistiek “al jaren verder” zijn? Ja en nee, lijkt me. Volgens mij in elk geval niet wat verlicht eigenbelang betreft. De (winst)oriëntatie is vooralsnog primair het onmiddellijke, eigen bedrijfsbelang. Dat houdt tevens een principiële rem op zgn stelselmatige semantiek, dè kritieke factor voor productieve samenhang.
Met je vraag naar wie profiteert van investeringen raak je m.i. de veranderkundige spijker vol. Die vraagt valt principieel niet scherp te beantwoorden, zolang je vasthoudt aan het perspectief volgens een ènkele organisatie. Zeg ook maar dat er altijd voldoende nadeel aan investeringen lijkt te kleven om domweg niets over je eigen grens te doen. Daarom is dat precies de reden waarom zoiets als algemeen belang gevestigd moet zijn, dus tot uitdrukking komend in (maatschappelijke) infrastructuur. Dat gebeurt voor fysieke mobiliteit, bescherming tegen wateroverlast, bevordering van kennis en vaardigheden enzovoort. Hoe baten en lasten specifiek verdeeld raken over maatschappelijke partijen is daardoor minder relevant verklaard, althans in relatie tot hun specifieke investeringen. Er zijn algemene heffingen, die gaan in de grote pot, klopt, de algemene middelen en vandaaruit worden investeringen in infrastructuur gedaan. Er valt daardoor niet te herleiden wie precies welk aandeel financierde in precies welke infrastructurele voorziening. Dankzij het mechanisme van algemeen belang zijn dus investeringen haalbaar die met individuele aanspraken op betrokken partijen nooit hun netzo individuele instemming zouden krijgen. Omdat het uit die grote pot komt, wat natuurlijk een prima truc is om kortzichtigheid te bestrijden, kan het om serieuze investeringen gaan met de bedoeling van positief effect op maatschappelijke dynamiek ... waarvan de individuele maatschappelijke partijen natuurlijk de vruchten moeten plukken. Wanneer dat voor iedereen maar méér vruchten zijn en rechtvaardig genoeg verdeeld dan zonder die investeringen en dus infrastructuur, houdt een discussie volgens het benauwde perspectief van kosten/baten per transactie nodeloos op.
Als een obstakel meen ik te herkennen dat nota bene zelfs overheidsorganisaties zichzelf primair beschouwen als deelnemer aan transacties. Mijn idee is dat overheid diverse hoedanigheden kent waarvan die van, zeg maar, infrastructuurboer wezenlijk is. Die verantwoordelijkheid blijven de aparte overheidsorganisaties echter hardnekkig ontkennen. Nora wijst ze helaas die weg evenmin, wat hem dus nog weer langer ipv korter maakt.
Probeer eens je eigen organisatie lòs te laten als uitgangspunt. Redeneer vanuit maatschappelijk verkeer, hoe je dat kunt bevorderen en herken, voila, hoe per saldo ook je eigen organisatie ervan benut. Juist CJIB lijkt mij, als je mij zo'n oordeel toestaat, pas bestaansrecht hebben resp. levensvatbaar zijn als kruispunt voor informatieverkeer. Anders krijg je zelfs een doodlopende weg, nòg eentje erbij.

27.53
Graag wijs ik je erop dat Paul Jansen en ik met versie 3 het manifest voor persoonlijk informatie-eigendom onlangs behoorlijk, zeg maar, verbouwden. De maatschappelijke strekking komt weer beter tot uitdrukking. Eerder deze week richtte Paul daadwerkelijk de stichting dotindividual op. Zit het er in dat de nieuwe manifestversie (plus stichtingsoprichting) een mooie gelegenheid is om 'm in Automatisering Gids te publiceren? Zie de bijlage voor het manifest, versie 3. Jij hebt dan vast ook enkele vragen aan ons, waardoor met bijbehorende antwoorden een spread gevuld is. Het zou naar mijn idee een passend vervolg zijn op de oproep die jij enkele weken geleden per commentaar deed voor privacy 2.0.

27.54
Zoals jij het als "ophangpunt" benut, positioneer ik persoonlijk eigendom van persoonsinformatie als verdwijnpunt. Het vraagstuk wat-is-nu-eigenlijk-van-wie spookt natuurlijk al rond vanaf de eerste manifestversie. Informatie is bij uitstek een verkeersmiddel, dus is het een inherent relationeel probleem dat een dito oplossing vergt. Jij wijst daar opnieuw op. Voorzover ik jouw aanzet al een beetje begrijp, kom je dankzij zo'n analogie met appartementsrecht aardig ver zodra je redelijk precies kan aangeven wàt de verzameling basisinformatie (de grond …) omvat. Of vind je daarvoor een open bepaling gelden, bijvoorbeeld informatie die in geval van misbruik - ik weet het, een cirkelredenering - leidt tot aantasting van de persoonlijke levenssfeer? Zo ja, wat zijn we dan opgeschoten? De vraag staat overigens inderdaad nog open of we überhaupt verder kunnen komen, maar daarin proberen we met het manifest als prikkel juist wat beter inzicht te verkrijgen. Daarom hoort jouw voorstel in de publieke discussie. Een bijkomend voordeel daarvan is dat we er allemaal wat langer over kunnen nadenken ... ;-) Een verschil dat ik nu bedenk is dat de bewoner van het ene appartement in een pandige eenheid, de vereniging van eigenaren ten spijt, geen zeggenschap heeft over wie een ander appartement bewoont. Anders had die boom in jullie gezamenlijke achtertuin er nog gestaan, nietwaar? Het is precies die a priori zelfbeschikking, althans zo zie ik het, die het manifest geregeld probeert te krijgen, nou ja, waarvoor het manifest in eerste aanleg serieuze aandacht vraagt. Intussen moeten we met ander werk niet failliet proberen te gaan. Een appartement moet je kunnen betalen, persoonsinformatie bestaat onlosmakelijk.

27.55
Valt je dat aan zijn uitspraken op? Hij was het dan ook hoogstpersoonlijk die mij inspireerde tot het schrijven van Fopvatting. Zijn verbazing erover dat jij ze er niet bij betrok, is overigens misplaatst. Die inhoudsloze tegenwerping ("wij zitten vooral op het proces") zat er natuurlijk ooit aan te komen en uit voorzorg schreef ik daarom zijn medewerker een berichtje na een 'incident.' Dat stuur ik je apart door. Nee, daarop heeft hij mij nooit geantwoord, maar dat was dus niet de voornaamste bedoeling van mijn vastlegging. Door die onzin zou bijna weer uit het zicht raken dat er een reëel probleem met de zgn basisregistraties is ... Jouw argumentatie vind ik prachtig duidelijk. Je deelt ook terecht een brevet van onvermogen aan zijn groep uit. Zoals ik zijn reactie daarop van je begrijp bevestigt dat wij-de-burgers-van-Nederland uit die hoek niets moeten verwachten.

27.56
Qua aardig-persoon heb ik hem dan weer hoog zitten en ... hij is dus altijd goed voor een fris zooitje fopvattingen als je erom verlegen zit, maar het blijft (daarom) natuurlijk wel een raadsel waarom een gedeelte van mijn belastinggeld naar zijn salaris moet.

27.57
Als je een A0-printer hebt staan, groter mag natuurlijk ook, krijg je een leesbaar afdrukresultaat van het oefenschema basisregistraties enz.

27.58
De enthousiaste uitstraling is natuurlijk zijn handelsmerk, ... terwijl er vervolgens weinig tot niets structureels gebeurt. Noem het fopgewekt.

27.59
Op mijn website vind je ter oriëntatie van alles en nog wat over elektronische overheid. Voor een onderwerp als (keten)dossier kan je daar ondermeer terecht bij recente notities onder de noemer van stelselmatige semantiek (zie onder artikelen). Ik weet natuurlijk nog niet hoe jij dossier bedoelt, maar indien je het als een aparte informatieverzameling beschouwt, klopt dat niet (meer). Dat staat in die notities toegelicht.

27.60
Dankzij jouw verwijzing naar boek 1, deel 1, hoofdstuk 3 kwam ik snel terecht in een bijlage. Daar las ik hoe Christopher Alexander een hogere waarde toekent aan sommige elementen van de zgn machtsverzameling, zeg maar deelverzamelingen van de oorspronkelijke verzameling. Dat vind ik flauwekul. Over zulk misbruik heb ik me tijdens lezing van werk van bijvoorbeeld Alain Badiou al drukgemaakt. Maar wie weet raakte in Alexanders geval mijn afwijzende indruk overhaast gevestigd. Daarom ben ik alsnog keurig aan het begin gaan lezen. Of ik dat vervolgens lang volhoud, betwijfel ik overigens sterk. Weliswaar schreef jij mij "- slordigweg - overeenkomsten [te zien] tussen het center/whole denken/werken van Alexander en [mijn] context/intext denk/werk." Maar ik zie dat dus nog niet, eerder integendeel. Ik meen echter wel te begrijpen hoe jij zo'n indruk krijgt. Alexanders retoriek suggereert iets-dat-je-niet-màg-afwijzen, ... terwijl het volgens mij onsamenhangende onzin is. Ik lees nog even door in zijn boek. Wanneer ik mijn mening wijzig, laat ik je dat ook weer weten ...
Het spijt me, kortom, dat er niets terecht komt van jouw sympathieke bedoeling met je associatie. Daarin geloof ik zelfs om diverse redenen niet. De eerste reden heeft zelfs niets met Alexander te maken, maar slechts wie je door je associatie in mentale beweging wilt krijgen. Hij wil domweg geen “opstapje,” punt. Heb jij al antwoord op je serieuze bijdrage aan jullie correspondentie? Of heb ik al antwoord op mijn laatste bericht? Ten tweede begin ik te vermoeden dat hij het werk van Alexander weleens helemaal niet, laat staan zorvuldig, bestudeerde (precies zoals Alexander werk van andere denkers/schrijvers veronachtzaamt resp. verminkt; daar kan ik slecht tegen). Wat hij waarschijnlijk herkent, is dezelfde zelfgenoegzaamheid.
Niet dat ik die bijlage(n) zo prima snap, maar goed genoeg om te beseffen dat er allesbehalve bewijsvoering oid vanuit gaat. Rara, bijvoorbeeld, waar komen die elementen vandaan die de verzameling vormen? Nou ja, misschien staat dat ergens anders in zijn boek(en). Dat verwacht ik echter niet. Verder vind ik dat je niet met centers moet strooien. Als er daar méér van zijn, is de term center op z'n minst verwarrend. Wie desalnietemin zo'n term handhaaft, kan van het ene èn van het andere walletje eten al naar gelang het hem uitkomt. Intellectual Impostures (oorspronkelijk verschenen in het Frans in 1997, Profile Books, 1998) noemen A. Sokal en J. Bricmont dergelijk misbruik van begrippen. Zo heb ik al meer kritiek op Alexander. En dan heb ik het er nog niet over dat ik het vruchtbare verband met informatiekunde niet zie. Maar goed, dááraan kan Alexander natuurlijk niets doen, ik bedoel dat zulk verband in zijn werk ontbreekt.
Met interdependentie bestaat er überhaupt geen centrum. Als je in termen van wholeness wilt praten, prima, the interdependency of wholeness is the wholeness of interdependency. Zijn relationele, romantische retoriek ten spijt, Alexander mikt onder de noemer van schoonheid feitelijk op absolute objectiviteit. Dat thema van de schoonheid (lees ook: god) is vermoedelijk zijn spiegelbeeld, van (een) Narcissus dus. Enig pragmatisme herken ik niet.
Als het inderdaad aardig klopt dat elk teken een verzoek tot inschikkelijkheid is, dan kan een 'mooi' teken soms helpen dat relationele effect te bereiken, maar ... soms juist ook weer niet. Wat ik voor bouwkunde al een elitaire insteek acht, lijkt mij voor informatiekunde nòg minder helpen met focus op reële vraagstukken.
"Ik wacht graag even jouw bevindingen af" klinkt als een fopvatting! Zo bedoel je het stellig niet, maar ik zet 'm er wel bij. Het kan trouwens even duren voordat hij als onderdeel van de volgende versie van Fopvatting gepubliceerd wordt; ik spaar eerst maar eens wat (f)op. Hoe dan ook, mocht je een verdere reactie kwijt willen, graag zsm, want wellicht bespaar je mij daar een hoop extra moeite mee.

27.61
Ter verschoning van wie dan ook, dus nadrukkelijk inclusief mijzelf, merk ik graag op dat zo'n platte reuzenplaat talloze wezenlijke aspecten niet (diep genoeg) toont. Zo is er volgens mij geen "absoluut uitgangspunt." Er is wel een praktische horizon, met daarbinnen een praktisch startpunt ... Nota bene, zie daarvoor zelfs eerder <toegangsmiddel>. Tja, dat kent eventueel een relatie met ondermeer <persoonsidentiteit> en <natuurlijk persoon>. Op dergelijke onderlinge afhankelijkheid (interdependentie) moet je ergens inbreken, anders komt zelfs niemand 'binnen.' Zo kom je op de behoefte aan de zgn vertrouwde derde partij. Hoe zo'n stelsel zo eerlijk mogelijk (equity) het informatieverkeer faciliteert (wat overigens nog iets anders is dan eerlijk verkeer zèlf; nogmaals, door infrastructuur krijg je hopelijk eerlijke facilitering; dat is als maatschappelijke voorziening optimaal), bevordert dotindividual voorzover ik de doelstelling enz. begrijp van het Center for Information Equity.

27.62
Op zoek naar zijn conceptuele grondslagen ben ik dus alsnog netjes bij het begin begonnen in Alexanders boek, eerste deel van zijn vierdelige cyclus. Ik erger me aan zijn nodeloos new age-geleuter. Daaraan is volgens mij zijn ijdelheid debet. Ik houd echter vol, want tegelijk begrijp ik inmiddels ook beter waarom jij de associatie voorstelt. Daarmee ben jij, als ik het zeggen mag, echter niet slordig zoals jij over jezelf schreef. Ik vind vooral Alexander slordig met zijn dwaalpoging tot ontologie. Overigens vind ik het merkwaardig dat onze kennis a. enthousiast is over Alexander, b. afwijzend beweert dat mijn aanpak louter wiskundig is, c. terwijl juist Alexander zo driftig op zoek naar wiskundige uitdrukkingsvorm is. Begrijp jij het nog?
Zowaar op p. 130 kwam ik het woord "interdependent" tegen. Voordat ik zover was, bedacht ik al dat we een eventuele tussendag op korte termijn deels kunnen besteden aan projectie van Alexanders begrippenkader op de semiotische enneade. Het procedé zie ik vergelijkbaar met mijn behandeling van Jaap van Rees' uitgangspunten. Afgeleid van de enneade blijken ze duidelijker gepositioneerd als enkele stellingen; zie Axiomatische informatiekunde. Zo eenvoudig gaat dat volgens mij met Alexanders ontologische beweringen trouwens niet lukken. Dat komt omdat hij subjectiviteit wegmoffelt. Als new ager hunkert hij blijkbaar toch naar erkenning door gevestigde wetenschappers. Althans, zo verklaar ik zijn retoriek over empirie, wiskunde e.d. Maar omdat zijn axiomatische schema m.i. geen passende variëteit biedt voor wat hij wil bereiken, slaat hij door naar zowel te vaag, als te wiskundig. Die zgn wiskunde (lees: toepassing van verzamelingenleer) blijkt vormelijk, dus wat mij betreft zonder realiteitsgehalte.
Een andere reden waarom zo'n projectie wat extra aandacht vergt, zou weleens kunnen zijn dat het ruimtelijk gedrag van gesitueerde objecten van situatie tot situatie niet disjunct is ... wat ik immers wel veronderstel als mikpunt voor optimale informatiemodellering. Nou ja, dat komen we wel tegen en is dan een aanleiding te kijken of de enneade wellicht beter moet.
Ik neem dat boek niet mee op vakantie. Dus kom ik er pas later aan toe hoe Alexander geometrie met functionaliteit verbindt (zoals hij in het eerste gedeelte van zijn boek toezegt te zullen aantonen). Ik ben benieuwd. In elk geval vind ik wat hij geometrie noemt eigenlijk semiotiek. Als wij dat op die manier duiden, met dank voor je inspiratie, is het natuurlijk interessant om dat ook zo analytisch mogelijk te verklaren. Let wel, het is juist Alexander die nadruk legt op structuur. Daaraan kent hij objectief bestaan, leven zelfs, toe.
Waarom ik lezing van Alexanders boek vermoeiend vind is, nogmaals, omdat hij in zijn ijdelheid gelooft in zijn oorspronkelijkheid. Hij mist domweg hoeveel andere mensen met alternatieve ideeën kwamen. Daardoor vervolgt hij sporen die allang verkend werden. Zou hij daar ècht niets van weten, of past het hem prima de schijnwerper helemaal op hemzèlf te richten? Voortgang zit er zo natuurlijk niet in.

27.63
De hooggeplaatste vermelding van beschikkingsbeperking is bepaald door logisch begripsverband (zoals wij dat zien). De manifestvolgorde is: eigendom, beschikking, handeling. Waarvan je geen eigenaar bent, daarover beschik je niet. Waarover je niet beschikt, daarmee mag je niet handelen. En, waarover je niet beschikt, daarvoor kan je onmogelijk verantwoordelijk gehouden zijn, dus ook niet voor kwaliteit ervan. De emotionele volgorde (wat dat ook betekent) is inderdaad bij voorkeur anders.
In de tijdelijkheid van beschikkingsbeperking komt tot uitdrukking dat eigendom met dienovereenkomstig volledige beschikking de, zeg maar, natuurlijke evenwichtstoestand vormt. Zonder inspanning voor beperking resp. verlenging van beperking keert de eigendom vanzelf terug naar die toestand. Om eerst maar eens zo'n mechanisme onder de aandacht te brengen stelt het manifest a. overzichtelijk korte termijnen voor b. zònder uitzondering. De bedoeling met het manifest is immers allerminst om met een kant-en-klaar wetsvoorstel te komen, wèl om serieuze discussie te bevorderen. Dus, laat die-en-die maar eens duidelijk maken waarom z/hij een uitzondering reëel acht. Hiermee wil ik ook zeggen, dat we m.i. niet teveel moeite als het ware naar binnen moeten steken in het manifest, maar het naar buiten gericht moeten zien te krijgen voor daadwerkelijke veranderingen. Dat neemt uiteraard niet weg dat evidente tekstverbeteringen altijd helpen ...
Ja, logisch geredeneerd is elke verlenging gewoon de zoveelste beperking. Zoveel voorstellingsvermogen veronderstellen we echter niet bij de lezers van het manifest. Als lezersservice hebben we daarom verlenging expliciet genoemd.
Ja, handeling met geldt als synoniem van gebruik van.
Voor de tijdelijkheid van verleend handelingsrecht geldt analoog aan beschikkingsrecht als zgn evenwichtstoestand dat als-er-verder-niets-gebeurt de persoon in kwestie (weer) compleet handelingsbevoegd is.
Het punt is zelf wel principieel, maar dat lijkt me niet te gelden voor de groep waarin het opgenomen is. Die groepen zijn slechts bedoeld voor wat oriëntatie.
Nee, die expliciete termijnen moeten daar juist voor onrust, confrontatie zorgen! Je schrijft zelf dat je "er echter ingezogen" werd, dus van die communicatiestrategie lukt wel wat.

27.64
Omdat ik me met het oefenschema voor ondernemingen e.d. oriënteerde op de Handelsregisterwet 2007, miste ik allerlei details (omdat ze daarin domweg niet vermeld staan). Die krijgen volgens metapatroon echter zonder enig probleem hun eenduidige plaatsing; dat is een kwestie van even zorgvuldig nalopen. Daarentegen ziet Gegevenscatalogus Nieuw Handelsregister die zgn basisregistratie feitelijk als het zoveelste apàrte informatiesysteem, dus zonder reële stelselmatigheid en (dus) mèt talloze duplicaties en, nog erger, nodeloze afwijkingen. Met slechts "herziening" van die catalogus red je het dus niet.

27.65
Afwijkingen zijn niet op voorhand verkeerd. Zolang het reële differentiatie betreft, verdienen ze zelfs erkenning enz. Hij bedoelt echter wellicht dat het met die informatiesystemen een rommeltje is, zoals dus ook dat nieuwe handelsregister op eigen houtje gemodelleerd is zònder enige aanleiding voor relevante afwijking.

27.66
Allereerst natuurlijk reuze bedankt voor je moeite! Zoals je weet, is zo’n compliment de gebruikelijke fopstap om met een voorstel zèlf vooral niets te doen. Zo bedoel ik het echter niet.
Indien je mijn indeling onjuist acht hoor ik het graag, maar tussen jouw recente inspanningen met en voor het pipformatiemanifest herken ik een kwalitatief verschil.
Jouw eerdere kritiek vind ik een echte interventie. De manifestversie 2 bevat domweg een contraproductief gat. Jij wees dat analytisch scherp aan. Dankbaar voor je aanwijzing gingen Paul Jansen en ik prompt aan de slag, van het ene kwam het andere en, ziedaar, toen jij van vakantie terugkwam hadden wij versie 2 niet slechts op ‘jouw punt’ verbeterd maar nogal omvattend verbouwd tot versie 3. Kortom, dankzij jouw kritiek ontstond een wezenlijk verschil, heuse vernieuwing.
De VanVlietversie die jij nu opstelde verschilt naar mijn smaak niet wezenlijk van de thans geldige versie, nummer 3 dus. Dat is daarom niet zozeer een vernieuwingsslag. Zoals jijzèlf ook toelicht, bedoel jij vooral “om het toegankelijker te maken.” Ik erken graag, dat jouw tekst in dat opzicht inderdaad hogere waardering verdient. Als “doel” met versie 3 namen Paul en ik echter allereerst prikkelbaarheid, zeg maar de mogelijkheid tot opschudding (ipv fopschudding). Zo deden wij juist een poging om confronterende passages op te nemen. Jouw versie suggereert daarentegen een consensus, waarvan ik meen dat ‘we’ daar helaas nog lang niet aan toe zijn. Nu begrijp ik dat soms een suggestie de feitelijke toestand helpt ontstaan. Nogmaals, waren we met persoonsinformatie-is-persoonseigendom (pip) maar zover! Graag vergis ik me overigens.
Vervolgens begrijp ik dat niemand zo’n onderwerp moet claimen, al helemaal niet dat van persoonsinformatie. Wat optimaal werkt, is afstemming voor versterkt effect. Hoffelijk schrijf jij dat iDNA Manifest vàn Paul en mij ìs. Wij allemaal moeten m.i. echter een grotere ambitie hebben dan zo’n enkele keutelclaim. Natuurlijk hopen Paul en ik erop, dat wat wij als voorzet bedoelen tot voortzetting leidt, enzovoort.
De vraag is nu, of wij aan die voorzet moeten (blijven) sleutelen, of moeten (gaan) kijken hoe voortzetting ermee lukt.
Zolang we ònwezenlijk sleutelen, komen we naar mijn idee niet verder. Daarom geef ik er de voorkeur aan om jouw tekstversie als een voortzetting te bestempelen. Die moet naar buiten, niet naar binnen gericht zijn. Wij hebben elkaar immers allang overtuigd van het nut van oriëntatie volgens persoonseigendom.
Indien jij meent dat jij met ‘jouw’ tekstversie een productief communicatie- annex veranderspoor kunt trekken, juich ik hartelijk toe als jij je daarvoor ook verder inzet. Voorzover ik je daarbij kan ondersteunen, doe ik dat natuurlijk graag (binnen de mogelijkheden die ik daarvoor als vrijwilliger heb). Ik vergis me zeker niet, wanneer ik hier opmerk dat Paul dezelfde positieve veranderhouding heeft. In dit verband telt zeker ook Jan van Til mee; in zijn notities 2008.04 (zie daar vanaf nr 02) radicaliseert hij het manifest volgens mij extra vruchtbaar met de stelling dat àlle informatie uiteindelijk persoonsinformatie is.
Dus, ja, “inspireren” doet jouw tekstversie mij zeker. Dat pakt wellicht wat anders uit dan je verwachtte. Op mijn beurt probeer ik jouw inspiratie te versterken om verder ‘naar buiten’ met persoonsinformatie-is-persoonseigendom aan de slag te gaan. Is het wellicht een (eerste) idee dat je er een seminar over organiseert, zeg een middag voor genodigden van Cearleon? Daarvoor kan je ondermeer Paul als spreker uitnodigen; zijn voordracht op de mei-bijeenkomst van GIA was toch interessant èn (zeer) onderhoudend?

27.67
Ik stel mij de aanpak anders voor: als je mij tijdig vooraf de tekst e.d. van je voordracht stuurt, heb ik daarop wellicht commentaar.

27.68
Jij neemt blijkbaar helemaal het zekere voor het onzekere om nooit meer iets te horen, te weten door slechts aandacht voor je eigen werk te vragen.

27.69
Mijn tweede brief aan de president Algemene Rekenkamer gaat zo op de bus. Netzomin als de eerste keer verwacht ik een normaal antwoord. Het is meer een brief aan mijzelf, dus. Zo van, snap ik hoe dom dat antwoord op mijn eerste brief eigenlijk is?

27.70
Die tussenstap, wisselwerking tussen doel en middel, is institutioneel inderdaad niet gedekt, respectievelijk netzo institutioneel niet belegd. Dat merk je overigens niet of nauwelijks in een vergaand stabiele toestand. Dan is het zelfs geen gemis, doorgaans integendeel. Daar zit de balans zelfs in de geëvolueerde configuratie van instituties als het ware ingebakken. Daarom is stelselmatigheid ook lastig herkenbaar voor wie 'stuurt' op behoud. Wat op kwalitatieve verandering wijst, komt domweg niet dóór. De bestuurder beperkt zich tot continuïteit van haar/zijn eigen instelling. Zolang iedereen dat strikt apart volhoudt, leeft vanzelf de gebalanceerde configuratie voort. Dat levert bestuurlijke bijziendheid toch maar mooi op! Zie ook Narcistisch verbond.
Die ene toestand 'heerst' echter niet langer. Wat daarvoor ooit evenwichtig werkte, is uitgewerkt, achterhaald. Zo zijn we weer aangekomen bij de moeilijkheidsgraad van een heuse paradigmawissel.
Wanneer de 'heersers' dat doorkrijgen? Dat leidt opnieuw tot het sprookje van De Kleren van de Keizer.
Voorts meen ik dat de Algemene Rekenkamer mijn opvatting te gretig ... fopvat als puur veranderdoel e.d. (waar zij dus niet over gaan). Met mijn vergelijking met die auto probeer ik juist te verduidelijken, dat het mij er even niet om gaat uit welk aankomstpunt/doel de opgave bestaat. Waarheen je ook maar wilt bewegen, voor die auto is en blijft èlk doel onbereikbaar zolang die loodzware steen in de kofferbak ligt. Die maakt immers èlke serieuze beweging onmogelijk zolang de auto-met-voorwielaandrijving in zijn achterovergekiepte toestand blijft ... staan. Het is dat vergrotende, respectievelijk overtreffende trap van statisch onzin is. Maar als het zou kunnen, maakt ontkenning van reële netwerkontwikkelingen beweging slechts alsmaar onmogelijker (het gewicht van de steen neemt nog sterk toe; die moet gewoon uit de kofferbak, punt). Ik heb het dus onder de noemer van een nieuw paradigma vooral over voorwaarden voor bestuurbaarheid! Voor doelbepaling hebben 'we' het democratisch proces.
Uiteraard is dat allemaal echter niet strak te scheiden. Die onmogelijkheid tot onderscheid gebruikt de Algemene Rekenkamer om een onlosmakelijk aspect (dat dienovereenkomstig onvermijdelijk in mijn eerste brief verschijnt) van mijn opvatting te verabsoluteren tot het enkele punt waar zij zich tegenover kan positioneren. Zo blijft synthese buitenspel, wat dus keurig past, dwz keurig volgens de spelregels voor stabiliteitsbehoud.
Spelregels voor veranderprocessen zijn anders. Hoe raakt de scheidsrechter ervan doordrongen? Daarom is het extra interessant om de noodzaak van paradigmawissel onder voorwaardelijke noemer juist aan de Algemene Rekenkamer te melden. Haar formeel verzekerde onafhankelijkheid houdt in, dat zij zich nooit op een bevel (eufemisme: vraag, respectievelijk verzoek) kan beroepen dat zij slechts gehoorzaamde. Zo beschouwd is zij feitelijk volstrekt àfhankelijk en wel van vertrouwen.
Indien (ook) de Algemene Rekenkamer zich onttrekt aan stelselmatigheid, ondermijnt zij haar vertrouwensbasis. Dat doet zij helemaal zèlf. Ik wijs er hoogstens op.
Het heeft overigens praktisch (nog) weinig met vermenging met politiek enzovoort te maken, als je keurig die steen aanwijst als "de achterliggende oorzaken" ervan dat die auto nergens aankomt maar wèl doldraaiend middelen verspilt. Of je moet vinden dat Nederland zich kan onttrekken aan de netwerksamenleving ...
De Algemene Rekenkamer begrijpt mijn suggestie niet, kàn die niet begrijpen, vanwege het achterhaalde paradigma dat zij hanteert. Mijn beweringen zijn binnen dat referentiekader ònlogisch. Ze verkrijgen pas hun onontkoombare logica binnen het nieuwe paradigma ...
De communicatie is extra lastig, omdat de Algemene Rekenkamer daaraan niet meedoet in het besef van paradigmatische variëteit. Daarin probeer ik met een dosis metacommunicatie te voorzien, maar ja, ook die is pas redelijk als zodanig herkenbaar voor wie reeds over het referentiekader beschikt dat dergelijke (meta)communicatie nu juist ... gevestigd wil krijgen.
Het lukt vaak slechts door een schok.
Nu voelt de Algemene Rekenkamer stellig nattigheid. Het ontbreekt daar, zoals gezegd, echter aan het paradigma/referentiekader dat verschijnselen begrijpelijk en als zodanig zo goed en zo kwaad als het kan beheersbaar maakt. Daarom bestaat het antwoord uit een fopvatting.
Maar (ook) mijn tweede brief kan rekenen op het antwoord door de Algemene Rekenkamer dat, volgende fopvatting dus, ik het te moeilijk maak. Dat vind ik een fopvatting, want wat ik zie is dat de Algemene Rekenkamer een knoop zelfs nòg strakker aantrekt en verder verwikkelt. Dat is zó gebeurd met een knoop, terwijl ik extra moeite moet doen om die knoop te ontrafelen.
Dat werkt natuurlijk niet schokkend, mijn gepeuter, maar moet wel gebeuren. Dat probeer ik.
Ik kan het ook niet helpen dat zorgvuldige ontrafeling, klopt, een moeizaam proces is. Wanneer ik dat verantwoord probeer te documenteren, moet de lezer inderdaad blijven opletten. Ik bestrijd echter dat ik de moeilijke knoop veroorzaak. Het is omgekeerd natuurlijk weer zo, dat waaraan de Algemene Rekenkamer 'bijdraagt,' pas als een steeds moeilijker te ontwarren knoop herkenbaar is ... binnen het nieuwe paradigma.
De Algemene Rekenkamer verzet zich trouwens niet tegen het nieuwe paradigma, niet bewust, want zij heeft er naar mijn idee zelfs helemaal geen weet van. Was dat paradigma maar bekend! Of bestond zelfs maar besef van het paradigmatisch karakter van werkelijkheidsopvatting, dus ook van eigen opvatting.

27.71
Zoals het op mij overkomt, gaat hij er ondanks bereidwillige voorlichting toch liefst alleen vandoor met een idee enz. Blijkbaar wil hij als solist schitteren, maar heeft daarvoor wel repertoire van andere mensen nodig.

27.72
Inderdaad, zelfs Gartner (die ik enkele jaren geleden ervoor probeerde te interesseren) komt nu met context. Dat is stellig via een andere weg gegaan. Want Gartner vindt pas iets ergens van, nadat je een abonnement op hun diensten nam ... die er dan uit bestaan jouw aanbod als een trend te positioneren.
Ik vind trouwens al enige tijd dat de contextterm steeds vaker verschijnt. De solide operationalisering ervan blijft echter achterwege. Toch metapatroon, dus. Maar ja, je zou eens een idee van iemand anders bekijken.

 

 

Juli - augustus 2008, webeditie 2008 © Pieter Wisse