Pieter Wisse
Hier staan tekstpassages verzameld, voornamelijk overgenomen uit emailberichten die ik schreef in de periode juli - augustus 2008. De volgorde van verzending bleef gehandhaafd.
27.1
Die discussiefora vind ik helemaal niets. Kijk maar eens naar wat wij bij
allerlei gelegenheden opbrachten. Het is steeds hetzelfde, helaas. Op een
inhoudelijk argument komt geen ènkele reactie. Dan proberen wij serieus
voorwaarden voor zindelijke communicatie te bepleiten. Het gaat dus feitelijk
steeds over metacommunicatie. Daaraan heeft stamgast echter van meet af aan
geen boodschap. Hij maakt domweg regelmatig zijn rondje langs de fora. Waar
afbakening van territorium wat (f)opfrissing kan gebruiken, doet hij weer even
een plasje. Over iets anders dan heersdrift gaat het niet, kijk maar na.
27.2
Wat mij ondermeer opvalt is dat JR pontificaal stelt dat hij pragmatisch is …
en ik dat blijkbaar niet ben. Fopvatting! Over
territorium gesproken, blijkbaar ervaart hij de noodzaak van verdediging. Dat
schiet niet op.
Zoals ik het zie, laat JR zich voorstaan op wat je duidelijker inductie kan
noemen. Maar natuurlijk beoefent hijzelf ook deductie. Iemand die het
voortdurend heeft over principes kan dat volgens mij lastig ontkennen. Dus ook
JR benut theorie, punt.
Dan rijst tenminste de vraag welke theorie vruchtbaarder is. Precies, dat hangt
ervan af. Nogal wat van wat jullie min of meer als geïsoleerde verschijnselen
bespreken, zijn naar mijn idee systematisch(er) te verklaren, maar dan ook te
ontwerpen, dankzij het dialogische metamodel. Tja, als je dat niet praktisch
vindt … Een gezegde luidt dat niets zo praktisch is als een goede theorie. Dat
zal JR stellig van zijn eigen theorie wèl beweren.
Zie je nou, daar gaan we weer! We zouden het over informatiekunde moeten
hebben, maar opnieuw is daarvoor door zijn navelstaarderij praktisch geen
ruimte. JR wil er een wedstrijd in “ervaringskennis” van maken. Dat is
inderdaad precies dezelfde retoriek als die wij elders zo vaak vernamen tegen
vernieuwing. Overigens gaf ik in Axiomatische
informatiekunde wel degelijk duidelijk aan hoe praktisch een axiomatisch
stelsel moet zijn: “[E]lk axiomatisch stelsel [is] tegelijk samenvatting van
gevolgtrekkingen. De reële ruimte voor zulke uitkomsten bepaalt nodige en
voldoende passende variëteit van het fundament, ofwel axiomatisch
stelsel/paradigma.” Een ongemakkelijk gevoel, praktische ervaring dus, over de
reële ruimte leidt tot een aangepaste theorie, enzovoort. Wie kan volhouden dat
Copernicus, dat Bohr, dat Einstein allemaal onpraktische theoretici waren?!
Wellicht begrijp ik jullie (dus) verkeerd (omdat ik er
middenin val), maar zoals jullie reconstructie opvatten vertoont naar mijn idee
een tegenstrijdigheid. Als er al iets bij theorie blijft, nooit praktisch kan
worden, is dàt het dus. Dat heeft wat mij betreft te maken met het tijdbegrip.
Zodra je tijd fundamenteel neemt en als zodanig met een onomkeerbare richting,
bestáát reconstructie in absolute zin niet. Je kunt hoogstens een herkenbaar,
zeg maar, spoor van gebeurtenissen trekken. Dat maakt audit mogelijk, wat je
een geformaliseerde manier kunt noemen van, klopt, informatiereis door de tijd.
Wat je van zo’n spoor (extra) leert, leidt eventueel tot verdere actie. Nota
bene, dat is door de tijdrichting onlosmakelijk altijd weer een nieuwe actie,
altijd cònstructie. Het heeft slechts de schijn van reactie, van reconstructie,
maar stelselmatig klopt die indruk dus niet. Zolang je volgens die valse indruk
samenhang probeert te vestigen, mislukt het voorspelbaar.
Als je reconstructie (te) letterlijk neemt, vernietig je de eerdere constructie
… waardoor het controlespoor verdwijnt … dus de basis voor verdere … precies,
reconstructie. Dat dilemma kan je niet oplossen, maar moet je ontwijken. Dat
lukt door tevens zgn reconstructie principieel als zoveelste constructie te
beschouwen. Dat is bijvoorbeeld het protocol voor onderhoud van kunstwerken:
doe niets dat onomkeerbaar is.
De ondertitel van het boek Metapattern
(Addison-Wesley, 2001) luidt: context and time in information models.
Inderdaad, je kunt ook tijd als onderdeel van context (eigenlijk beter gezegd:
situatie) nemen, maar ik vond en vind het verstandig er apart aandacht voor te
vragen. Wie weet, ooit … Ik elk geval vergt tijd een dubbele behandeling. Kijk deel
I van Metapattern er ajb op na. Dat gedeelte
verscheen later trouwens nogeens apart als The pattern of
metapattern: ontological formalization of context and time for open
interconnection. Er moet onderscheid zijn tussen geldigheidstijd en
registratietijd. Theoretisch, ik moet wel op mijn woorden passen …, hoort
natuurlijk ook interpretatietijd in dat rijtje! Dankzij zulk fijnmazigst
doorgetrokken onderscheid kan je altijd nágaan (dus principieel niet: hèrgaan)
of een, zeg maar, informatieknooppunt bijvoorbeeld gedurende een bepaalde
periode als geldig geregistreerd was, maar later die geldigheid verloor …
wellicht om nòg weer later die geldigheid weer te verkrijgen enzovoort. Je kunt
er zo ook àchter komen dat iets weliswaar als geldig beoordeeld is vanaf een
bepaald tijdstip, maar destijds nog niet geregistreerd stond in het
informatiestelsel waarop je je baseert. Dat kan praktisch, oeps, allemaal.
Dergelijk overzicht ontstaat echter niet, nota bene, door slechts naar dat ene
knooppunt te kijken. Daarvoor moet je meerdere knooppunten (lees ook: versies)
met elkaar vergelijken en wat daarover voor beide tijdcategorieën bekend is. De
gewenste uitkomst is een systematische resultante. Opnieuw structuralisme, dus.
Wie de oplossing maar blijft zoeken in enkelvoudigheid van voorziening komt er
op stelselschaal nooit uit. Ook voor JR ligt daar een kloof waar hij blijkbaar
onmogelijk overheen komt, of zelfs maar durft te kijken. Daarvoor moet je inderdaad
je vertrouwde gebied verlaten en je weet eigenlijk zeker dat je het niet als je
eigen territorium kunt opeisen. Wat houdt die drift opbouwende samenwerking
toch op!
Wie dat structuralistische tijdbeheer afdoet als ònpraktisch, weigert domweg zich erin te verdiepen. En dat vind ik pas ècht onpraktisch, want dat levert dus nooit bruikbaar resultaat.
Aan wezenlijk inzicht gaat ook de veronderstelling mank van de kleinste
eenheid van informatie die JR aan Langefors ontleent. Zo’n eenheid bestaat echter
niet geïsoleerd. Er heerst onlosmakelijkheid, volgens Peirce van drie (triade)
en volgens mij van negen elementen (enneade). Daarom, als er al een hoofdzin
over informatiestelsel redelijk formuleerbaar is, moet je uitgebreider
kijken. Met die ruimere blik kom je ook vanzelf tegen wat dan telt als
metainformatie. Volgens metapatroon: context is type.
Ik ben vooral benieuwd of je meent dat ik wat constructief licht kon werpen op
de thema’s waarover jij met JR correspondeert. Lees ajb om mijn uitdrukkingen
van ergernis heen, maar reuze bedankt voor je geduld ervoor.
27.3
Op mijn open
brief aan de president van de Algemene Rekenkamer komt Rex Mater met de
typische tegenwerping respectievelijk -king (klopt, engels voor rex) van de
conservatief. Elders heb ik dergelijke uitspraken als fopvatting geanalyseerd.
Het zit zó. Infrastructuur vertoont sterke wisselwerking met ontwikkeling van
de open maatschappij/samenleving waarvan zij (dus) veranderlijk zowel integraal
als integrerend onderdeel vormt.
De (f)opvatting van Mater (een schuilnaam, vermoed ik overigens; zij/hij
strooit op deze website met gratuite reactietjes; ook alsmaar geeuw, dus) komt
erop neer dat nù volledige zekerheid moet bestaan over eeuwige toekomst om met
de visie van infrastructuur zelfs maar de minste activiteit te ontplooien.
Kortom, onzin! Alsof we vandaag niets aan bijvoorbeeld onderwijs (als infrastructuur!)
moeten doen, omdat we de behoeften van morgen niet gedetailleerd kennen … Of
wie wist zelfs tot kort geleden dat er zóveel auto’s zouden zijn? De
verplaatsingscapaciteit is thans echter ontoereikend. Maar is dat een reden om
het huidige wegenstelsel als compleet overbodig te beschouwen … omdat het
destijds gedimensioneerd is volgens bij nader inzien vèrkeerde
veronderstellingen? Hadden ‘ze’ er gewoon niet aan mogen beginnen? Zodra we het
handelingscriterium van Rex Mater toepassen, gebeurt er nooit iets.
We moeten er natuurlijk wel steeds iets van proberen op te steken. Zo
veroorzaakt ruime infrastructurele capaciteit doorgaans intensiever gebruik.
Komt dat even mooi uit! Voor informatieverkeer, nota bene, lijkt dat althans
voorlopig precies wat we willen bereiken (en wie weet heeft dat gunstige
invloed op het fysieke verkeersverloop … enzovoort, enzovoort).
Ik herhaal, de sleutel tot variëteitbeheersing van informatieverkeer op
maatschappelijke schaal is dat onderscheid tussen infrastructuur en specifieke
interactiemiddelen. Of dat onderscheid eenduidig, scherp, geldig voor
eeuwigheid valt te trekken? Nee. Dat is zelfs naar zijn aard principieel
onmogelijk. Moet je het daarom opgeven, helemaal maar vergeten? Opnieuw, nee,
want infrastructuur met wat dáárdoor allemaal (extra) gerelateerd raakt, is een
sociaal proces. Daarmee moeten we ooit beginnen en dan doorgaan, steeds leren
van onvermijdelijke fouten, voor informatieverkeer de professionaliteit van
civiele informatiekunde ontwikkelen ... Wie dat niet als praktisch herkent, is
zo langzamerhand nalatig en moeten we over tijdje ronduit asociaal noemen.
Zo’n reactie als Rex Mater geeft op mijn open brief vind ik geen kritiek, maar
slechts een uiting van zijn (of haar?) kennelijke verveling. Kom, laat ik maar
weer eens een wind laten. Daar hebben we opbouwend niets aan voor onze
maatschappelijke ontwikkeling. Doe je best en kom met reële, welkome bijdragen.
Ontwikkel méé. Laat anders ajb maar zitten.[als reactie toegevoegd op de
website van Digitaal Bestuur, 5 juli 2008]
27.4
Mijn niet-institutionele stem klinkt echter machteloos (hoe ouder ik ben, des
te realistischer ...). Heb jij een adreslijstje van mensen die zo'n tekst zelfs
maar een blik waardig gunnen?
27.5
Rondom zo’n grensbedrag voor aanbesteding groeit meteen gemakkelijk
misverstand. Volgens de richtlijn 2004/18/EG mag als beoordelingscriterium
slechts “laagste prijs” of “economisch voordeligste inschrijving” gelden. Maar
hoe weet een overheidsinstelling nu of zij de Europese aanbestedingsprocedure
moet volgen, terwijl het feitelijke opdrachtbedrag pas het resultáát kan zijn
van welke procedure dan ook? Want het blijft natuurlijk zo dat de feitelijke
opdrachtsom op z'n vroegst pas definitief bekend is door bindende
inschrijvingen annex offertes. Ra, ra, hoe los je dat dilemma op?
27.6
Ik wacht nog even met doorsturen van ons manuscript. De hoofdredacteur raakt
zenuwachting van teveel-tegelijk van dezelfde auteur(s), wat zijn beoordeling
van de inhoud nadelig voor publicatie beïnvloedt.
27.7
Het overzichtschema met de visuele synthese van àlle deelmodellen uit de eerste
vier afleveringen van de reeks over semantische semantiek … lukt nog nèt. Je
kunt het vergelijken met cartografie. Het is nu eenmaal onmogelijk om vele,
laat staan alle aspecten van de 'echte' werkelijkheid en dan ook nog eens in
samenhang constructief op één kaart weer te geven. Daarom zijn er zgn
kaartlagen, dus steeds een aparte kaartlaag voor enkele sterkst samenhangende
aspecten. Die lagen behouden samenhang dankzij zoiets als een gemeenschappelijk
kader. Zo kan je de deelmodellen volgens metapatroon als dergelijke kaartlagen
opvatten. Op, zeg maar, de achtergrond verzorgt de zgn nulidentiteit van een
object voor de eventuele samenhang tussen zijn verschijningsvormen ongeacht het
deelmodel.
Zelf kreeg ik door deze poging tot ophoping in één schema gauw bevestigd
dat het vanaf bepaalde variëteit, en dat gebeurt vrij snel, praktisch
onwerkbaar is. Voor onbegrensde samenhang is het analytische formalisme van
metapatroon vereist, terwijl aspecten zelfs extra duidelijk met zijn evenzovele
visuele deelmodellen … extra verduidelijkt kunnen zijn.
27.8
Ja, inmiddels zag ik dat ook JC weer een plasje kwijt moest. Zo leidt hij de
aandacht voor de zoveelste keer af van een primaire boodschap. Hoe komt hij
erbij om zijn reactie een samenvatting te noemen? Hoe luidt zijn tip om
ministeriële verantwoordelijkheid voor infrastructuur voor informatieverkeer
daadwerkelijk geregeld te krijgen?
Waar het rommelt is hoogstens in de maag van mijn gezinsleden, omdat er nog
geen droog brood te verdienen valt met civiele informatiekunde.
27.9
Van paradigmatische kwartjes kan ik er niet genoeg zien vallen. Het is
inderdaad geen kwestie van (mijn) eigenwijsheid in de zin van een zoveelste gril,
integendeel, maar van puur praktische wetenschap en professionele discipline,
dat eenduidigheid, continuïteit enz. in samenhang nu eenmaal op de ene manier
wèl en op allerlei andere manieren niet/nooit werkt.
Ja, dat ben ik met je eens, te weten dat autorisatie wellicht een ingang voor
praktisering van stelselmatigheid voor informatieverkeer biedt. Daar komen
ongetwijfeld nog talloze fopvattingen tegenin voordat het paradigma in ruimere
kring mag wisselen.
Het overzichtschema is vannacht gereed gekomen! Ik heb er twee vellen
PowerPoint voor gebruikt, elk met afmetingen van 142 cm breed, 142,22 cm om
precies te zijn, en 100 cm hoog. Dat lees je goed, ca. anderhalve bij één
meter. Wellicht kan je een vel met dat presentatiepakket nog groter instellen,
maar mij lukte dat (helaas) niet. Daarom, twéé vellen. De aansluiting tussen
beide vellen heb ik weliswaar formeel volledig uitgewerkt, maar visueel kruisen
lijnen (voor relaties) daar nog wat extra. Dat kan stellig netter (belangrijk,
zo niet wezenlijk voor een serieus voorstel), maar het gepuzzel om dat eveneens
voor elkaar te krijgen kost erg veel tijd die er nu gewoon niet is. Verder
maakt die visuele complexiteit duidelijk dat een dergelijk éénheidsschema een
dood spoor is voor overzicht op reële stelselschaal.
Mocht je nieuwsgierig zijn, dan kan ik je het PowerPoint-bestand alvast sturen,
graag zelfs. Vergeet ajb niet de omvang van het vel dat ik gebruikte. Voor je
beeldscherm - ik ga er maar van uit dat jij thuis evenmin zo'n grote printer
hebt - moet je het vel daarom zover verkleind laten weergeven, dat je er niets
meer op kunt onderscheiden ... hoewel je overigens juist daardoor een opvallend
patroon kunt herkennen, resp. bevestigd krijgt. Je ziet duidelijk (veel zwart
van samenkomende lijnen) de punten van verdichting. Volgens de netwerktheorie
zijn dat de zgn hubs, dus vitale knooppunten voor het netwerk. Zo, geen
verrassing uiteraard, maar dus even inzoomen voor identificatie, is
<persoonsidentiteit> een hub, evenals <organisatie>,
<bestuursorgaan> en <functie> dat zijn (die laatste in de algemene
betekenis van, zeg maar, thesaurusterm).
27.10
In uw recente commentaar (Automatisering Gids,
4 juli 2008) schrijft u "benieuwd" te zijn naar "een
fundamenteel andere invalshoek." Daarvoor verwijs ik u graag
kortheidshalve naar iDNA
Manifest: beginselen van de open informatierechtsstaat dat
dr Paul Jansen en ik opstelden. Onze ruime "invalshoek" staat daar
als eerste artikel (in de zin van regel) vermeld: persoonsinformatie is
persoonseigendom. De verdere veertien artikelen mikken erop, zoals u eveneens
terecht stelt, dat informatie "sociaal te beheren" valt, inderdaad
ondermeer met artikelen "die de gecontroleerden in staat stellen de
controleurs te controleren."
U gebruikt de term "invalshoek." Wij hebben het met dezelfde
verwijzing naar geometrie ook wel over een verdwijnpunt. Als toelichting op hoe
wij verdwijnpunt bedoelen om onderlinge verhoudingen in een complex stelsel te
helpen verduidelijken, heb ik verderop de tekst overgenomen die wij schreven
voor de werving van deelnemers aan een recente bijeenkomst.
Paul Jansen werkt aan oprichting van een stichting (of vereniging). Dat is dotindividual, Center for Information
Equity.
Van harte steun ik uw initiatief aandacht aan privacy te schenken. Graag doe ik
u de suggestie voor extra publiciteit volgens het perspectief
van persoonsinformatie is persoonseigendom. Is het een idee dat u daarover
een vraaggesprek houdt met Paul Jansen? Ik stuurde hem afschrift van dit
bericht, zodat u meteen beschikt over zijn emailadres. Over privacy 2.0
gesproken, ;-) ik veronderstel dat Paul daartegen geen enkel bezwaar heeft.
Zelf stel ik het uiteraard ook zeer op prijs reactie van u te vernemen.
Persoonlijk
informatieeigendom
verdwijnpunt van infrastructuur voor informatieverkeer
Paul Jansen en Pieter Wisse nemen een radicaal geëmancipeerd uitgangspunt:
persoonsinformatie is eigendom van de persoon in kwestie. Daardoor verdwijnt
reële complexiteit/variëteit natuurlijk niet. Hun idee is wèl dat daarmee een
(veel) minder problematisch informatiestelsel ingericht kan worden. Hoe dan
ook, gelet op de huidige problemen en wat we mogen verwachten volgens
ongewijzigde (beleids)koers lijkt het ze de moeite waard eens een alternatief
grondig te overwegen.
Dat strakke uitgangspunt voor informatieeigendom plus de aanzet voor
noodzakelijke nuancering tot (nieuw) evenwicht staat samengevat in vijftien
punten; zie iDNA Manifest, beginselen van de open informatierechtsstaat
(informatierechtsstaat_2.htm).
Jansen en Wisse beseffen terdege de kwetsbaarheid van het uitgangspunt van
persoonlijk informatieeigendom. Nogal wat bezwaren zijn volkomen redelijk
volgens het ene paradigma, ... terwijl er juist behoefte bestaat aan een ànder
paradigma. Kritiek op een peer zegt vaak weinig over een appel. Zij bedoelen
ermee dat opgebrachte bezwaren doorgaans beperkte geldigheid hebben. Dergelijk
inzicht veronderstelt echter nogal wat relativeringsvermogen.
Elke vergelijking schiet ooit tekort. Het risico van het woordgebruik
'eigendom' is inderdaad dat tegenwoordig nog de vergelijking met materiele
goederen onontkoombaar is, zeker in eerste aanleg. De aparte bedoeling van zo'n
metafoor is natuurlijk ook om via transpositie zoveel mogelijk begrippen en hun
samenhang te hèrgebruiken. De valkuil (waarvan zij zich dus bewust zijn, maar
wat is het alternatief?) is dat het principieel afwijkende karakter van het
àndere paradigma nooit erkenning krijgt. Dat verklaart waarom wèrkelijke
paradigma’s elkaar zo langzaam afwisselen, … als het al lukt. Wat zij maar
willen zeggen, is dat informatieeigendom een karakteristiek referentiekader
behoeft. Ervaring leert dat juist openheid voor een ànder uitgangspunt leidt
tot nieuw evenwicht. De oorzaak van doormodderen blijkt vaak een aanname die
achterhaald geraakt is (als die ooit al klopte, maar goed). Hun suggestie luidt
om, nota bene voorlopig slechts als denkoefening, dat klassieke model even
zoveel mogelijk te vergeten. Voor een ànder paradigma propageren zij inderdaad
zgn informationele zelfbeschikking als leidraad, waarvoor persoonlijk
informatieeigendom dan uitgangspunt vormt. Nota bene, vanwege het immateriële
karakter van informatie in de zin van betekenis ontkomen we niet aan een
principieel passende benadering.
Opschorting van het materiële eigendomsbegrip en van wat daaruit als bezwaren
voortkomt voor het begrip van immateriële informatie enzovoort, bevordert de
vruchtbare problematisering en ontwikkeling van informatieeigendom als
maatschappelijk relevant begrip. Zij weten (ook) nog helemaal niet wat daaruit
komt. Wel herkennen zij scherp dat informatieverkeer op maatschappelijke schaal
alsmaar onbeheersbaar wordt. Op die schaal is aan de orde wat Wisse civiele
informatiekunde noem (terwijl iedereen aparte systeempjes blijft maken en
gebruiken, waarna de verbazing toeslaat dat ze geen samenhang vertonen).
Informatieeigendom is overigens geen totaal onontgonnen begrip. Maar 'de intellectuele
eigendom' volgens octrooi- en auteursrecht lijken niet radicaal genoeg als
uitgangspunt voor een genuanceerd stelsel voor informatieverkeer.
Tenslotte, voor alle duidelijkheid, wat Jansen en Wisse betreft behoeft
toekenning van informatie-eigendom aan de persoon in kwestie helemaal geen pùnt
in de wet- en regelgeving te zijn (ook al omdat zij niet zien hoe dat praktisch
gaat lukken; in elk geval maken zij dat niet meer mee). Hun uitgangspunt geldt
daarom primair als een perspectivisch ofwel verdwijnpunt. Over een
paradigmawissel gesproken, dat punt ligt/blijft als het ware buiten de
afbeelding, maar verschaft juist daardoor ordening voor alles erin. Dus, zodra
we maar doen alsof de persoon daadwerkelijk informatie-eigenaar is, raakt
beheersbare samenhang tussen allerlei feitelijke stelselvoorzieningen
gevestigd. Waarom over principes strijden als het praktisch lukt?
[emailbericht aan R. Zaal, redacteur van Automatisering Gids, 6 juli 2008]
27.11
Over verdwijnpunt gesproken, wat blijft het hier stil … Een verdwijnpunt, voor
persoonlijk informatieeigendom overdrachtelijk bedoeld, helpt onderlinge
verhoudingen in een complex stelsel te verduidelijken. Informatieverkeer, het
woord verkeer zegt het al, is natuurlijk een kwestie van ver(stand)houdingen.
Een informatiekundige is iemand met inzicht in dergelijke verhoudingen.
Ruud van Vliet agendeerde met zijn blog dus een thema dat m.i. wezenlijk is
voor de zgn informatiemaatschappij èn het beroepsrepertoire van de
informatiekundige. Zeker ben ik hem ervoor erkentelijk dat hij daarbij verwijst
naar eerder werk door Paul Jansen en mij. In hoofdzaak, vind ik nadrukkelijk,
moeten reacties dat thema betreffen. Door samenwerking komen we verder.
Wie wat anders kwijt wil, kan gebeuren, bijvoorbeeld dat zij/hij het druk heeft
met allerlei andere activiteiten (wie niet!) of een bon mot over zijn bakker
deelt (wat is het verband?), zou naar mijn idee daarover echter een eigen blog
moeten schrijven. Of praat er gewoon thuis eens over. Mij interesseert het
niet, al helemaal niet in verband met het wezenlijke informatiekundige thema
van persoonlijk informatieeigendom in de informatiemaatschappij.
Mijn verzoek aan de initiatiefnemer van deze reeks, Ruud van Vliet dus, luidt of hij inhoudelijk wederom de koers wil aangeven. Nogmaals, we moeten constructief door. Het is en blijft zijn blog.[als reactie toegevoegd op de website van Via Nova Architectura, 6 juli 2008]
27.12
Het begin, "Lijkt me," vind ik al lamlendig. Dat is geen krachtige
uitspraak van ondersteuning. Hij houdt a. een slag om de arm en b. pretendeert
een superieure positie. Dat laatste komt meteen nader tot uitdrukking, want hij
vat het wel even samen (zodat het tenminste nog een beetje begrijpelijk is).
Het effect is dat wie eerst die reactie leest, gauw nalaat om mijn open brief
te bestuderen. Op dergelijke afleidingsmanoeuvres zit ik niet te wachten. Er
valt echter niets tegen te doen.
27.13
Ik ben natuurlijk benieuwd naar dat "extra argument" dat jij herkent.
Als je dat wilt uitwerken, daarvoor mensen benaderen enz. ... ga ajb je gang.
Maar nee, ikzelf zie geen reële mogelijkheid via dergelijke beïnvloeding. Waar
komt de concrete opdracht dan vandaan?
27.14
In zijn reactie van 7 juli jl. deelt Steven van ’t Veld mee dat hij afhaakt.
Zijn timing verdient bewondering. Hieronder verklaar ik mijn diepe waardering
voor zijn bijdragen nader, ook al is de kans dus groot dat hijzèlf er geen
kennis meer van neemt. Omdat hij niet langer meedoet, vooruit, dan richt ik me
‘maar’ tot andere lezers.
Dankzij Van ’t Velds doorwrochte serie reacties besef ik pas, eerder lukte het
mij dus niet, dat is uiteraard helemaal mijn fout, dat persoonlijk
informatieeigendom géén wezenlijk maar zelfs een schijnprobleem voor de
informatiemaatschappij is. We maken ons druk om … niets. Feitelijk bestaat er
géén probleem! Wat ongelofelijk stom dat ik dat niet snapte.
Het kostte Van ’t Veld de moeite van vele herhalingen, maar eindelijk verwierf
ik enig inzicht in zijn wijsheid. Ik kan slechts voor mijzelf schrijven, dat ik
graag uitdrukking geef aan mijn nederige dankbaarheid. Ook vind ik mijn
verontschuldiging op z’n plaats voor de ergernis die ik hem ongetwijfeld
bezorgde over mijn aanhoudende kortzichtigheid.
Want wat bleef Van ’t Veld ons allemaal geduldig voorhouden? Hij moet iets
onmiddellijk begrijpen. Zo niet, dan verliest hij bijna netzo subiet zijn
interesse. Met dergelijk gedrag spiegelt hij zich aan leden van Raden van
Bestuur, zoals hij ze althans beweert te kennen. Dat geldt als doorsnee-gedrag,
waarmee we dus terdege moeten rekenen. Iedereen wil toch lid van een heuse Raad
van Bestuur zijn, nietwaar?!
Het is blijkbaar zo, dat niemand, herhaal niemand, ergens interesse voor
opbrengt zodra nadere oriëntatie zelfs maar de geringste inspanning vergt. Van
’t Veld heeft ons die les voorbeeldig geleerd, nogmaals dank. Daarom moet ieder
mens er gewoon voor zorgen dat informatie één muisklik, dat vindt hij al
obstakel genoeg, verwijderd is.
Vergelijk het eens met een bankbiljet van, zeg, vijftig euro. Wanneer Van ’t
Veld door een lege straat loopt en hij ziet zo’n biljet op de grond liggen …
loopt hij dóór. Niemand haalt het immers in z’n hoofd om te bukken. Kom nou,
dat zou wat meer moeite kosten. Daar moet je inderdaad niet aan beginnen.
Kortom, wie dat biljet daar ooit verloor, kan het op een willekeurig tijdstip
altijd zèlf weer oppakken. Van ’t Veld, zeg ook maar ieder normaal mens, gaat
het pas interessant vinden nadat het geld overgemaakt is en op haar/zijn
bankrekening staat. En dat heb je dan kennelijk zèlf gedaan. Je zou je bijna
afvragen, waarom mensen zo’n punt maken van bescherming van hun geldmiddelen.
Over het raffinement van Van ’t Velds interventies wil ik nog iets extra’s
kwijt. Zijn reacties bevatten allerlei persoonlijke details. Daar trapte ik
inderdaad met open ogen in, knap hoor! Schreef ikzelf als reactie niet, bijna
letterlijk, dat zijn persoonlijke informatie mij niet interesseerde? Nou dan!
Van ’t Veld had het schijnkarakter van persoonlijk informatieeigendom als reëel
maatschappelijk vraagstuk moeilijk nòg duidelijker kunnen demonstreren.
Meesterlijk gedaan!
In dit verband wijs ik ook op de noemer die Van ’t Veld koos om zijn
interventie zolang te kunnen voortzetten als nodig zou blijken, dus totdat het
mij eindelijk daagde dat ik eens moest ophouden met zo’n schijnprobleem. Hij
wil mij verspilde moeite besparen. Daarom deed Van ’t Veld alsof hij niet
begreep wat verdwijnpunt betekent. Dat was een sterke vondst. De subtiele
ironie van nu nèt dàt … schijnaanknopingspunt, verdwijnpunt, haha, drong
natuurlijk pas tot mij door, toen ik mijn wezenlijke dwaling omtrent
persoonlijk informatieeigendom kon inzien.
Ter illustratie van hardnekkigheid van referentiekader heb ik juist naar
aanleiding van verdwijnpunt echter nog enkele opmerkingen. Dat woord kwam bij
mij op, omdat ik kortweg wilde aangeven dat variëteitbeheersing een kwestie is
van verhoudingen. Ik probeerde een voorbeeld te bedenken. Waar komen onderlinge
verhoudingen zoal tot uitdrukking? Wat biedt een herkenbaar voorbeeld? Dat
bracht me op het beeld van een tekening.
Begin met een leeg vel papier. Trek een horizontale lijn, precies, de horizon.
Veronderstel dat twee parallelle wegen ‘naar de horizon’ lopen. Hoe teken je ze
in zgn perspectief? Daarvoor maak je voor het platte papiervlak de aanname dat
beide wegen ‘ergens achter de horizon’ samenkomen, nota bene, hoewel ze in
werkelijkheid dus parallel zijn. De elfde druk van Van
Dale stelt als betekenis van verdwijnpunt voor: “ punt in een
perspectieftekening waarin evenwijdige perspectieflijnen, indien voldoende
verlengd, elkaar (zouden) snijden.” Precies, zo bedoel ik het ook. Dat legt de
tekenlerares of -leraar ook begrijpelijk uit aan ieder (school)kind. Van ’t
Veld heeft uiteraard opnieuw volkomen gelijk, dat je dan niet mag verwachten
dat leden van Raden van Bestuur dat óók snappen. Van ’t Veld zèlf, zoals
gezegd, hield razend knap verborgen dat hij wèl prima snapt wat verdwijnpunt
betekent. Hoewel ik had kunnen weten, dat hij het allang prima begreep, want zo
simpel is de vergelijking op basis van de perspectieftekening weer wel. Wat
telt, nogmaals, is dat ik dankzij zijn werkzame interventie eindelijk wat
bijleerde.
Maar dan toch nog even over de tekening in perspectief. Veronderstel verder dat
langs de ene weg bomen van allemaal gelijke hoogte staan. Datzelfde verdwijnpunt
biedt houvast om een boom verhoudingsgewijs steeds kleiner te tekenen naarmate
hij dichter bij de horizon respectievelijk verder verwijderd van de waarnemer
staat. Op dezelfde manier lukt het om àlles te tekenen, zodat de
afbeeldingsverhoudingen de reële verhoudingen inderdaad redelijk realistisch
vertegenwoordigen.
Zo dacht ik dat persoonlijk informatieeigendom geen werkelijkheidsgehalte
behoeft te hebben, zeker niet op korte termijn waarop het geheid een illusie
is, om tòch als referentiepunt te kunnen dienen. En omdat ik veronderstelde dat
juist de vergelijking met een perspectieftekening kan rekenen op gemakkelijker
herkenning - wie heeft er nooit zo’n tekening geprobeerd - vond ik de term
verdwijnpunt bruikbaar voor popularisering. Dat ging ook goed op die
GIA-bijeenkomst. Volgens Van ’t Veld vergis ik me daarin echter schromelijk.
Wat een perspectieftekening is, wat een verdwijnpunt is, weet geen enkel lid
van welke Raad van Bestuur ook. Dáár gaat het om, punt.
Het is eigenlijk reuze jammer dat Van ’t Veld afhaakte. Ik zou graag zijn
stellingen over het taal- annex begripsvermogen van leden van Raden van Bestuur
toetsen. Met wie precies heeft hij zoal professioneel contact gehad tijdens
zijn langdurige loopbaan?
Als Van ’t Veld namen en adressen opgeeft, tja, voor wetenschappelijk onderzoek
moet privacy weleens wijken, kan ik nagaan of a. dat contact daadwerkelijk
bestond/bestaat en b. welke waardering de taalbeheersing Van ’t Veld daar
werkelijk krijgt voor zijn taalbeheersing. Overigens sluit ik niet uit dat de
uitkomst ad a. summier uitvalt, zodat het zelfs maar de vraag is of ad b. enige
respons komt. Ik wil maar zeggen, wanneer ik zo regelmatig een Raad van Bestuur
adviseer als Van ’t Veld beweert te doen, ga ik me niet meer druk maken met reacties
op Via Nova Architectura. Maar goed, dat is allemaal speculatie, want van Van
’t Veld zien we hier niets meer. Hoezeer dat valt te betreuren, zijn keuze
verdient alle respect, al helemaal na zijn belangeloze inzet voor aanwijzing
van het schijnprobleem.
Voor wie zekerheid ontleent aan het lemma in een woordenboek, inderdaad, dat
kost wel de moeite van het opzoeken …, behandel ik voor andere lezers toch even
Van ’t Velds met name aan mij gerichte reactie van 7 juli jl. in het licht van Van Dale’s omschrijving van verdwijnpunt (want van mijn
eigen voorstel voor die term ging voor Van ’t Veld blijkbaar geen gezag uit).
Nee, daarvan begrijp ik op mijn beurt niets. Het maakt mij uiteraard extra
nieuwsgierig ernaar, hoe Van ’t Veld aan Raad van Bestuurleden wil gaan
uitleggen wat “een external entity, een source of een sink” is. Of doe ik nu te
flauw? Wat mijzelf betreft, vermoedelijk heb ik met de nadrukkelijke associatie
van verdwijnpunt en verkeer zijn verwarring aangewakkerd. Daaraan geeft Van ’t
Veld een wending die ik nogal technisch beschouw. Ik merk voorts op dat op
stelselschaal zoiets als een external entity een … schijnobject vormt. Want met
maatschappelijk bereik van informatieverkeer is nu eenmaal niets meer extern.
In civiele informatiekunde zal Van ’t Veld echter evenmin interesse tonen.
Nee, ik gebruikte de term “figuurlijk” niet, laat staan “oneigenlijk.” Ik
schreef: overdrachtelijk. Hopelijk heb ik hierboven (verder) verduidelijkt dàt
ik een vergelijking zocht, welke dat werd enzovoort. Wie dat (nog) niet
begrijpt, heeft netzo hopelijk genoeg interesse bewaard om het woordenboek te
raadplegen voor betekenis(sen) van overdrachtelijk.
Nee, “eigendom” acht ik geen “status.” Dat is, voor wie in dit verband
(context!) prijsstelt op de aanduiding “status,” eigenaar wèl. Eventueel kan
eigendom gelden als status van informatie. Per saldo gaat het om de relatie,
lees ook verhouding.
Nee, inderdaad, Van ’t Veld “begrijp[t] het gewoon niet.” Hij heeft volgens mij
overigens de crux wèl bijna te pakken. Dat leidt ik af uit zijn vermelding van
“vertaling” en “verschillende stukjes van de complexiteit.” Jammer, hoor, dat
hij niet even doorzet. Het zijn precies dergelijke stukjes, nota bene, die
zonodig formeel naar verschillen vertaald moeten zijn. Dat borgt de verbijzondering
volgens context en tijd volgens metapatroon. Of iemand metapatroon in één
oogopslag kan vatten? Dat lijkt mij sterk. Vormt het bevattingsvermogen van
Raad van Bestuurleden het criterium voor serieuze ontwikkeling van
informatiekundige methoden & theorieën? Als Van ’t Veld daaraan vasthoudt,
ontkent hij vernieuwing. Dat klinkt praktisch, open, maar het tegendeel is waar
zodra de omstandigheden zodanig veranderden dat wat ooit werkte inmiddels
achterhaald is. Prima, daarover kunnen meningen sterk verschillen. Maar kom ajb
met een serieuze mening. Haal nachtrust in voor een evenwichtig oordeel.
Nee, Van ’t Velds idee over informatieverkeer is niet passend voor het
netwerkkarakter van de informatiemaatschappij. Zoals ik hem begrijp, blijven
informatiesystemen qua opzet de valse pretentie van autarkie houden. Het zgn
geïdealiseerde ontwerp is zelfs radicaal òmgekeerd. Nog lòs van instrumentatie
bestaat informatie over/voor een gedifferentieerd “stukje van de complexiteit”
principieel ènkelvoudig. Niks kopie. Voor Van ’t Veld is een dergelijke opzet
echter nog ònvoorstelbaar. Daar komt hij vanzelfsprekend ook nooit achter door
met leden van Raden van Bestuur te blijven praten. Opmerkelijk vind ik het -
mag het even tussendoor? - dat Van ’t Veld duurzame opleiding opzet, maar zich
àfzet zodra hijzelf wat zou kunnen opsteken. Daarvoor ontbreekt prompt zijn
interesse, frappant.
Nee, verstandhouding is géén “ander woord […] voor macht.” Daar gaat Van ’t
Veld véél te kort door de bocht. Macht is natuurlijk wèl een onlosmakelijk
aspect van verstandhouding. Dus, ja, “een informatiekundige [die tevens]
specialist in machtsverhoudingen” is, is stellig een betere informatiekundige.
Wie regelmatig in bestuurskringen verkeert, zoals Van ’t Veld niet ophoudt over
zichzelf te beweren, heeft dat allang geleerd.
Nee, ik herken ook na her- en herlezing van mijn vorige reactie niet dat ik
stelde dat ik “geen derden wil toestaan in [onze] discussie.” Dat maakt Van ’t
Veld er wellicht graag van. Opmerkelijk vind ik het dat hij herhaaldelijk
vermeldt geen interesse te kunnen opbrengen. Wanneer ik dat op mijn beurt één
enkele keer over zijn reacties opmerk, … haakt hij gretig af. Wat hij niet
wenst te lezen, is mijn oproep ons op het thema van persoonlijk
informatieeigendom te concentreren.
Ik gun Van ‘t Veld graag zijn aanleiding om af haken. Mijzelf gun ik echter
nadrukkelijk het weerwoord. Ik profiteer hier ook graag dat Van ’t Veld
zichzelf buitenspel zette. Maar wie weet toont hij zich sportief en gaat
meedoen. Want dàt bedoel ik wèl, het moet méédoen zijn.
Nee, ik geloof niet dat persoonlijk informatieeigendom een schijnprobleem is,
integendeel.
Mijn verzoek aan Ruud van Vliet voor hersporing van het thema handhaaf ik
daarom nadrukkelijk. Eerlijk gezegd vind ik het een schande dat wij ook hier
weer zoveel tijd besteden aan … schijncommunicatie. We hebben een vak, dat is
informatiekunde. Dat moeten we helpen ontwikkelen. Daarvoor moeten we
inhoudelijke sporen uitzetten. Dat gelijkhebberige geleuter over verdwijnpunt
houdt nodeloos op.[als reactie toegevoegd op de website van Via Nova
Architectura, 7 juli 2008]
27.15
Aarzel ajb niet zonodig nadere toelichting te vragen want, ja, privacy is
inderdaad een onderwerp dat in de vernetwerkte informatiemaatschappij - mijn
verontschuldiging voor die terminologie, maar hoe ik het korter kan aanduiden
weet ik niet (als het al geen pleonasme is ;-) - op kwalitatief andere leest
geschoeid moet zijn. Versie privacy 2.0, zoals jij het aanduidt in je
commentaar in Automatisering Gids, is niet zomaar
meer van 1.0. Juist consequent perspectief volgens persoonlijk
informatieeigendom zou weleens die verhoudingen het minst problematisch kunnen
helpen ordenen.
27.16
Enkele jaren geleden was een project gaande in een internationale onderneming
om ontwikkeling (voor informatievoorziening) te standaardiseren volgens een zgn
procesmethode. De leiding van het bedrijf had eerder een bepaalde methode
gekozen. Duidelijk, nietwaar? Vanwege het uiterst moeizame verloop van
invoering verzocht de projectleiding later aan de bedrijfsleiding om actieve
steun. De bedrijfsleiding zegde toe die steun te verlenen, ... zodra de
procesmethode overal in het bedrijf met succes werd gebruikt.
Zo dreigt het risico dat Bureau Forum Standaardisatie opgescheept raakt met het
karwei om geaccepteerde uitvoering te publiceren. Tja, voordat het zover is,
heeft iedereen er wel iets vanuit zijn specifieke positie, belang, noem maar
op, over op te merken. Dat blijkt inderdaad uit de gevarieerde reacties op de
concepttekst voor het zgn strategisch katern. Op de één of andere manier zijn
dergelijke opmerkingen stellig zinvol, maar blijk van erkenning van strategie
geven ze natuurlijk niet. Onder dergelijke omstandigheden is het onmogelijk een
voorstel voor ... strategie te doen dat die aanduiding, strategie dus,
verdient.
Enkele andere deskundigen wezen reeds scherp op dat risico. Ik val ze daarin
graag bij. Sterker nog, hier beperk ik me zelfs nadrukkelijk tot dàt thema.
Want alles dat je verder toevoegt aan het strategisch katern dat daardoor
domweg géén strategie meer biedt, vormt een onmogelijke opgave. Je moet er
zelfs extra hard voor werken terwijl, als je reëel bent, je weet dat het
allemaal nutteloos is. Door alsmaar extra details krijg je wellicht ooit
uitspraken van instemming, maar acceptatie en nota bene compliance zijn
praktisch onhaalbaar. Precies, die oppervlakkige positionering vind ik wat er
tot dusver met Nora gebeurde, waarvan je nu nadelen ondervindt voor serieuze
kadering van interoperabiliteit.
Daar komt het wezenlijke punt bij dat op reële stelselschaal talloze details
principieel zelfs niet op één lijn te krijgen zijn. Dat is, met andere woorden,
karakteristiek, het hoort er nu eenmaal bij en daarvoor heb je nu net èxtra
aandacht nodig voor interoperabiliteit. Zo gaat het onder de noemer van semantiek
om een methode voor samenhangende (betekenis)verschillen.
Ook besturing verdient zeker vermelding in het strategiekatern, maar wie het
precies wil weten kan nader terecht in, zeg maar, het bestuurskatern. Wie
echter nog niet (goed) bekend is met de herstructurering van Nora, zal
inderdaad gauw geneigd zijn àlle punten als commentaar op te geven. Daarmee
lijkt de commentator geen risico te nemen, maar per saldo werkt het verlammend.
De aanzet voor de opstapeling vind ik duidelijk herkenbaar. Dat is echter geen
versie 3.0 van Nora, maar meer van hetzelfde als versie 2.0. Als dat zo is,
blijf dan vooral achter de komma (het punt) dóórnummeren. Strategie is het in
elk geval niet meer. En laat het Kenniscentrum ermee doorgaan, ook al omdat ze
kans gering is dat ze ermee kunnen ophouden.
Mijn indruk is dat de samenloop van Nora met Interoperabiliteitsraamwerk spaak
loopt door wat nu herkenbaar wordt als overhaaste aanpak. Als dat zo is, is
heroriëntatie verstandig. De interoperabiliteitsstrategie wordt geconfronteerd
met het informatiekundig tekort van Nora 2.0. Het blijkt te lastig om met één
document, ook nogeens kort aub, zowel een nieuwe interoperabiliteitsstrategie
te lanceren, als kritiek op tot en met suggesties naar aanleiding van Nora 2.0
te verwerken.
Het is overigens de vraag of ze nog ontkoppeld kunnen worden. Dat moet dan
tijdelijk gebeuren, want vroeg of laat moeten ze uiteraard wèl samenlopen. Voor
zo’n latere versie klopt trouwens het acroniem Nora niet langer, want een reëel
referentiekader/raamwerk voor interoperabiliteit blijft niet tot overheid
beperkt en evenmin tot Nederland.
Zo nee, dus wanneer de samenloop bewaard moet blijven, dan acht ik het
onontkoombaar om zwaar geschut in stelling te brengen. De tekst over strategie
kan onmogelijk resultante zijn van zulke wijd uiteenlopende wensen,
verklaringen enzovoort. Je komt dan uit bij een bewindspersoon die een
beleidsnota/-notitie uitbrengt. In dit geval zullen diverse bewindspersonen dat
gezamenlijk doen. Je kunt het qua insteek vergelijken met Op weg naar de elektronische overheid.
Zo ja, dwz dat de samenloop tijdelijk buiten werking treedt, dan kan Forum
Standaardisatie geheel onder eigen naam een strategische notitie over
interoperabiliteit opstellen. Zonder geschiedenis bestaat praktisch nog de
meeste ruimte voor ... strategie. Vervolgens dient zo’n notitie, maar die
bestáát dan tenminste wèl, als belangrijk(ste) ingrediënt voor (ondermeer) fundamentele
herpositionering van Nora, samenloop ermee enzovoort. Vroeg of laat moeten we
toch weer op het spoor komen van Informatieverkeer in
publiek domein, waaraan na pakweg vier jaar natuurlijk ook wat aan valt
te wijzigen. Daarvan zou het pas versie 2.0 zijn.
27.17
Natuurlijk verdien je een geweldig compliment. Dat geef ik je graag voor de
vier (!) fopvattingen die je soepel achter elkaar zette, hulde. Je speelt zo
met de achteloze suggestie dat je zelfs eindeloos (!) kunt doorgaan ... Zeker,
ook dat erken ik als creatieve prestatie.
Lees je je eigen zinnen nog even mee? "Ik laat het nu in elk geval even
bezinken; ik heb nog niet de gelegenheid gehad de bijdragen goed te lezen. Op
het gevoel denk ik dat ik het laat overwaaien; ik zie niet goed hoe ik het een
positieve draai kan geven ..."
Nogmaals, een fopprestatie! Dergelijke ontwijking geeft inderdaad nog een extra
betekenis aan verdwijnpunt. Van iemand die publiekelijk afficheert dat
"creativiteit [... z]ijn andere vak" is verwacht ik echter een
substantiële, productieve bijdrage.
27.18
De afgelopen maanden heb ik enkele notities opgesteld over toegepaste semantiek
op stelselschaal. Op verzoek van Bureau Forum Standaardisatie ontleende ik
daaraan één (overzicht)schema. Dat schema is gereed. Mijn voorstel is dat wij
binnenkort eens dat schema erbij pakken en over begrippen/definities praten.
Daarover valt inderdaad nogal wat te zeggen en vaak anders dan hoe dat meestal
tot dusver gebeurt.
Overigens begrijp ik prima dat het verwachtingspatroon nu eenmaal nog is dat
dergelijke platte begrippenlijsten beschikbaar moeten zijn. Je komt er (nog)
niet onderuit. Maar maak het dus niet nodeloos ingewikkeld. Je kunt het
vergelijken met manchetknopen op een jasje; die vormen slechts een ornament.
Een kleermaker die ze weglaat, heeft voorlopig wèl een probleem. Operationeel
doe je er echter allang niets productiefs meer mee. Stelselmatig zijn andere
voorzieningen voor betekenisordening nodig.
27.19
We moeten reëel zijn, zo gaat het nooit lukken met het zgn strategisch katern.
Want dat katern moet gaan over … strategie. Daar komt nu van jan en alleman
zoveel bij, dat je geheid weer uitkomt bij de huidige Nora … waar je terecht
juist vanàf wilt. Je kunt onderweg echter nergens ophouden, zodat je er zelfs
niet aan moet beginnen.
Kortom, onder strategie moet je voor dit katern de streep trekken, punt.
Talloze andere aspecten zijn stellig relevant, maar voor eventuele àndere
katernen.
Evidente valkuilen vind ik noemers zoals smart en dienst.
Strategie is naar haar aard, principieel dus, niet smart. Als je dat ervan
probeert te maken, produceer je een onontwarbare knoop. Je kunt pas smart
omgaan met activiteiten die volgens een strategie nodig zijn. De valse nadruk
op smart vóór strategie inspireerde mij trouwens wel voor een aflevering van de
blog die Olf Kinkhorst en ik schrijven voor de website van Digitaal Bestuur; wordt vervolgd.
De variëteit van zoiets als diensten is te groot om er in directe zin op
maatschappelijke schaal een zinnige strategie aan te kunnen wijden. Dat lukt
wèl met infrastructuur (wat inderdaad een reden vormt voor oriëntatie volgens
dat verschijnsel). Bijvoorbeeld in kwaliteitscriteria voor infrastructuur kan
je algemeen (ook) iets opmerken over facilitering van (ondermeer) zgn diensten.
Met kwaliteitscriteria van afzonderlijke diensten of wat voor concrete
interacties door informatieverkeer moet je je echter niet bemoeien; dat moeten
de betrokken deelnemers steeds onderling uitmaken (wat ze, nota bene, dankzij
infrastructuur eenvoudiger lukt).
27.20
Ik worstel met dat voorstel voor het vervolg. Twee maal probeerde ik een
reactie te schrijven, maar zeker voor ruime verspreiding aan leden van de
klankbordgroep vind ik die teksten ongeschikt. Ik vermoed dat ze daar slechts
(extra) verwarring veroorzaken, waar je niet op zit te wachten. Omdat ik mijn
signaal wèl graag aan jou geef, stuur ik je die conceptteksten. Beschouw ze ajb
als studie-aantekeningen. Hopelijk vind je ze vruchtbaar voor een oplossing.
27.21
Als kans ligt die overdrachtelijke bal niet op de strafschopstip, maar zelfs
midden tussen de palen òp de doellijn. Dus één keertje zonder zakdoek je neus
snuiten en hij vliegt er al in. Maar wie staat met gezag vlakbij die bal
opgesteld die zich ook nog eens verkouden genoeg voelt?
27.22
Onderscheid tussen wetgever en overheid (als uitvoerende macht) kan m.i. helpen
om de discussie gespoord te krijgen. In elk geval komt het in het huidige
bestel veel voor, hij heeft volkomen gelijk, dat private partijen tot het
voeren van registers enz. van persoonsinformatie verplicht zijn. Denk ook aan
banken die een kopie van je paspoort moeten bewaren, dus zelfs elke werkgever
die zo'n kopie in het persoonsdossier moet hebben. Tja, als de wetgever dat
wil, willen wij dat dus zèlf. Dat één of andere overheidsinstelling de
boodschapper van dergelijke verplichting is, vervolgens ook toezichthouder en
handhaver, doet daaraan niets af.
Dus, ja, zijn opmerkingen leiden wat mij betreft tot aanvulling want
noodzakelijke verbetering van het iDNA Manifest.
Een flauwe uitweg is om te stellen dat een private partij die zo'n wettelijke
opgave krijgt dáárvoor als overheidsinstelling geldt. Met die uitleg hoeft er
inderdaad niets aan het manifest te veranderen, maar ik vind dat een
cirkelredenering die vroeg of laat averechts uitpakt. En of het feitelijk een
fopgave betreft, kan onmogelijk door het manifest worden bestreden. De
variabiliteit van wetgeving gaat vóór.
Er moeten, met hartelijk dank voor zijn kritiek, pakweg twee artikelen bij. De
ene betreft gebruiksrechten, de andere verantwoord gebruik in het geval van een
wettelijke gebruiksverplichting van persoonsinformatie door een private partij.
Ook voor jou moet dat een welkome aanvulling zijn. Met jouw veronderstelling
dat er voor persoonsinformatie iets "buiten het .i regime"
kan vallen, doe jijzèlf dat regime annex manifest tekort. Daar màg principieel
niets buiten vallen, anders klopt het (nog) niet. Daarom maken we versies. We
propageren thans versie
2 en via de geldige versie blijven op mijn website eerdere versies
beschikbaar. Hij wijst aan dat er wel degelijk nog iets buiten versie 2
ligt. In versie 3 komt dat er dus ìn, nogmaals bedankt.
27.23
De manier waarop we langs elkaar heen blijven schrijven, vind ik vruchtbaar. Zo
komen tenminste relevante vraagstukken tevoorschijn. Omdat wij ons niet prompt met
verontwaardigde miskenning terugtrekken, komen we verder.
In een concepttekst van het manifest voorafgaand aan versie 1 maakten we ergens
melding van metapatroon. Die vermelding hebben we geschrapt. Dat was terecht,
blijf ik vinden. In zoiets als een manifest zouden (te) expliciete
inrichtingsaanwijzingen slechts verwarren.
Jouw redenering meen ik te kunnen volgen vanuit metapatroon als, zeg maar,
inrichtingsparadigma. Voor inrichting is er inderdaad sprake van - de noodzaak
van - een paradigmawissel, dus van geïsoleerd naar civiel/stelselmatig. Dat
civiele paradigma inspireert uiteraard ook het manifest. Maar ik zie voor het
manifest als wezenlijk criterium dat het geen keuze inhoudt voor het ene òf het
andere inrichtingsparadigma. Ze moeten allebei passen. Juist dáárdoor kan het
manifest (ook) helpen bij de overgang van het ene naar het andere
inrichtingsparadigma.
Ik bedoel dus tevens dat de discussie over het manifest niet mag wegdweilen
naar een discussie over stelselmatige semantiek. Het eerste beginsel luidt dat
persoonsinformatie persoonseigendom is, punt. Hoe we dat daadwerkelijk regelen,
doet er qua manifest helemaal niet toe. Kijk, dat wij allang weten dat het
praktisch uitvoerbaar is dankzij metapatroon, okee. Nogmaals, zonder ons
inzicht hadden wij dat eerste artikel nooit zo strak kunnen opstellen.
Mijn idee over het manifest is dat het hier en nu meteen praktisch toepasbaar
moet zijn. Aan de hand van het manifest kunnen we, of wie dan ook kan, huidige
informatiebetrekkingen analyseren en (ontwerp)advies verstrekken voor
inrichting die wèl .i-compliant is. Nogmaals, juist daarom mag het manifest
nergens principieel zicht belemmeren op wat feitelijk bestaat. Wat hij
schetste, bestaat inderdaad. Dat kàn het manifest naar zijn aard (nota bene,
slechts zoals ik dat karakter opvat) niet ontkennen, maar moet de koers
aangeven voor .i-compliance van dergelijke praktijk.
Wat hij naar mijn indruk aangeeft, is de privatisering van uitvoeringsaspecten
van het zgn algemeen belang. Je kunt vóór of tègen die ontwikkeling zijn, maar
ik schat dat die zelfs doorzet. Er komen immers, alle retoriek over
individualisering ten spijt, steeds méér aspecten onder het regime van dat
algemeen belang, terwijl de overheid als exclusief uitvoerende macht niet
navenant kan meegroeien. Rara, hoe compenseer je dat steeds grotere gat? Dat
gebeurt met wet- en regelgeving waardoor private partijen extra taken
opgedragen krijgen die ze als het ware èrbij moeten doen. Door de wettelijke
grondslag zijn dat feitelijk publieke taken, met die private partijen als
overheidshulpjes. Uitbesteding, eigenlijk. Die trend verklaart, even
tussendoor, waarom administratieve lastenverlichting valse retoriek is. Voor
private partijen is per saldo administratieve plichtenverzwaring aan de orde.
Als je beweert dat zulke verzwaring helemaal niet nodig is, omdat je het
informatiestelsel zo kunt inrichten enz. enz., ja, dat ben ik natuurlijk met je
eens, ... maar ook weer niet helemaal, zelfs principieel niet. Bijvoorbeeld een
bankinstelling kan wèttelijk de plicht opgelegd krijgen om de
persoonsidentiteit volgens een bepaald betrouwbaarheidsniveau te verifiëren,
wanneer iemand een bankrekening wil openen. Voor de uitvoering van die taak
gebruikt de bank dus, hoe je het ook wendt of keert, persoonsinformatie. Het is
op z'n metapatroons inderdaad onzin om daarvoor het zoveelste aparte
personenregister te gaan voeren. Kortom, aan de taakverzwaring doet (ook) het
manifest in principe niets. Daar zit de wetgever achter. De omvang van de
verzwaring verschilt echter sterk van de manier waarop het informatiestelsel
functioneert. Van die inrichting abstraheert het manifest opzettelijk. Wat voor
het manifest principieel telt is het persoonlijk eigendom van persoonsinformatie.
Daarop vormt, dat ben ik met hem eens, ook geprivatiseerde uitvoering van het
algemeen belang een uitzondering. Dat is precies waarom het manifest die
praktijk moet erkennen, te weten om nog zoveel mogelijk overeind te houden van
het persoonlijk informatieeigendom.
Eerder schreef ik dat de aanvulling beperkt kan blijven tot aanwijzingen voor
gebruik en verantwoording over gebruik. Daar zou inderdaad bijkunnen dat
wettelijk tevens bepaald moet zijn welke register(s) zo'n private partij moet
raadplegen. Dan kan tenminste tot uitdrukking komen dat het qua inrichting een
uitzondering moet zijn dat zo'n partij daarvoor zelf een register opzet en
voert. Als dat mede de strekking is van jouw opmerkingen, ja, die deel ik
volkomen. De kans dat iemand zich daarvan iets aantrekt, acht ik echter groter
wanneer het manifest zo strak mogelijk mikt op persoonlijk informatieeigendom
als sociaal beginsel.
27.24
Het was geen azijn, maar smeerolie. Dat lijkt soms een vies goedje. Ik ben erg
blij dat de dosis werkt. Daarvoor zit ik niet op een compliment te wachten,
maar tegen - wat klinkt als - een verwijt verzet ik me.
Ja, na jouw aanzet schemerde die consequentie bij mij. Op A volgt B ... Maar
dus nog niet meer dan dat, terwijl jij haar nu meteen duidelijk trekt.
Dat inzicht moet tot een stevige verbouwing van het iDNA Manifest leiden, hup
vooruit. In elk geval moet het centrale manifestcommittee zich daar spoedig
diep over buigen.
Het begint erop te lijken dat we persoonlijk informatieeigendom duidelijker,
want in directere termen, kunnen uitdrukken als spanning tussen enerzijds de
persoon als individueel levenswezen, anderzijds de relevante leefgroep (lees
ook: maatschappij) die gepersonifieerd is door de wetgevende macht. Inderdaad,
de overheid als uitvoerende macht valt er qua beginselen tussenuit, wèg ermee.
Dat blijkt steeds duidelijker ook maar een inrichtingskeuze. Als je dat
bedoelt, mooi hoor!
Jouw voorstellen voor beide artikelen komen, vermoed ik, er niet letterlijk als
aanvullingen in de volgende manifestversie bij omdàt, belangrijker want
principiëler, het gehele manifest een systematische opknapbeurt moet krijgen
volgens de algemenere gedachte die er àchter steekt. Daarom veroorloof ik me
geen antwoord op jouw detailvragen te geven. Er komt immers nieuwe samenhang.
Als het klopt dat jij die ruimste consequentie reeds tussen je regels door
schreef, ben ik het daarover graag met je eens. Het aantal artikelen in de
volgende manifestversie vermindert (!) dankzij verruiming en
dienovereenkomstige veralgemenisering. Wel moeten we, denk ik zo, meer werk van
toelichting maken.
27.25
Hijzelf zou er trouwens reuze van opknappen als hij toegeeft dat hij niet, maar
dan ook helemaal niet creatief is, maar wel een prima analyticus. Zijn aanzet
was strikt analytisch, jij rekte subiet de discussie op en vervolgens zag ik de
kans voor nieuwe synthese. Zo doen we allemaal wat.
27.26
Je weet dat ik er niets in zie. Het leidt aandacht nogeens èxtra af van hoe het
nu echt een keer kan gaan werken op stelselschaal. Van lijntjes naar die andere
mensen wil ik zo mogelijk nòg verder verwijderd blijven. Natuurlijk bedankt
voor je opbouwende idee achter je afschriftactie, maar dat zie ik dus
omgekeerd.
27.27
Jouw reactie van 13 juli 2008 op je
eigen blog bevat een duidelijke aanwijzing terùg naar het thema, te weten
informatieeigendom. Wie zó nog niet begrijpt dat we er aandacht (lees ook:
interesse) en dus moeite aan moeten besteden, heeft blijkbaar een volkomen
andere opvatting van informatiekunde.
Overigens verschillen de fundamenten die Jaap van Rees voorstelt, in
tegenstelling tot wat jij daar stelt, niet of nauwelijks van mijn idee
erover. In Axiomatische
informatiekunde herpositioneer ik wat Jaap zijn uitgangspunten e.d. noemt
tot evenzovele stellingen. (Ondermeer) die stellingen vòlgen netjes uit een
expliciet axiomatisch stelsel, zeg maar het conceptuele fundament.
27.28
Semiotisch probeer ik consequent te blijven door geen enkele poging te
ondernemen aan tekendynamiek te ontsnappen. Dat lukt onder die aanname zodanig,
dat we met metapatroon praktisch voor opzet en inrichting van gevarieerde
informatievoorziening prima toekunnen.
27.29
Als je ergens aan begint te peuteren ... Wij hadden dus het punt bereikt waarop
de verhouding tussen beschikken en gebruiken, precies, manifester raakte.
Vandaar mijn experimentele opzet volgens de indeling eigendom, beschikking en
gebruik. Het is weer eens iets anders. Wel probeerde ik de spraakmakende stijl
vast te houden. Het manifest wordt immers nooit als zodanig overgenomen. Daarom
moeten we de waarde als gesprekstof optimaliseren.
27.30
Het geluk van de wijsheid is de wijsheid van het geluk. Ik prijs me daarom
gelukkig met je onverdiende compliment voor mijn lukrake bijdrage.
27.31
Deze toelichting kan ik weer goed kan volgen. Daar komen onze ideeën bijelkaar.
Of jij het daarmee eens bent, met die convergentie, weet ik natuurlijk niet. In
elk geval herken ik de reeks van derde machten (ipv tweede machten). In mijn
termen, rara, wat is het metamodel van subjectief situationisme?
Het praktische belang betreft overigens niet alleen autorisatie (want wij
moeten inderdaad ook weer systeem aanbrengen in subjectief-situationele
differentiatie van bevoegdheden; daarom kan resp. moet dat wèl wezenlijk
volgens hetzelfde metamodel), maar betreft tevens - zoals nota bene jijzelf
onlangs aangaf - dito gedifferentieerde presentatie.
27.32
Intussen heb ik wat verder aan het manifest zitten knoeien ...
27.33
Je zou zeggen, dat kunnen ze toch niet zomaar wegschuiven. Maar ja, we zeggen
al zolang zoveel ... Dus ik blijf erg benieuwd.
27.34
Stopgezet? Het GBA-project? Dat is helaas niet verrassend. De staatssecretaris
doet het opnieuw om precies de verkeerde reden. Zo kan je blijven stopzetten,
wat natuurlijk ook is wat onvermijdelijk blijft gebeuren. Juist de aanname dat
een gemeentelijke afdeling Burgerzaken beschikkingsrecht heeft over de
persoonsinformatie in kwestie legt het informatieverkeer lam. Zie (ondermeer)
ook Diagnose
van een spilzieke overheid en Naar
bestuur volgens infrastructurele schaal.
27.35
Ruud van Vliet doet, opnieuw, het belang recht van persoonlijk informatieeigendom
als beginsel voor productief maatschappelijk verkeer. Ik steun nadrukkelijk het
inhoudelijke spoor voor voortzetting van de discussie. Want als iemand al
ergens staat, is het volgens mij pas aan het vroegste begin van noodzakelijke
visie enzovoort op de relevante schaal van de informatiemaatschappij. Daar moet
dus nodig nog erg veel aan gebeuren.
Graag vermeld ik hier dat Ruud Van Vliet onlangs tevens “een kanttekening” aan
Paul Jansen en mij stuurde over iDNA Manifest. Zoals ik hem begrijp, wijst
hij aan dat versie twee van het manifest gebruiksplicht ten ònrechte beperkt
ziet tot de overheid. Met hartelijk dank voor zijn scherpe analyse, ja, bijvoorbeeld
een commerciële zorginstelling of bankbedrijf zijn eveneens wettelijk verplicht
gesteld om persoonsinformatie van patiënten, respectievelijk rekeninghouders te
gebruiken.
Die gesignaleerde tekortkoming, zeg maar gerust lacune, valt op te heffen door
uitbreiding van het manifest met pakweg twee artikelen.
Dat beviel Paul Jansen en mij echter niet. Weliswaar was daardoor het
gesignaleerde probleem opgelost, maar inmiddels herkenden wij een nog ruimere
kans voor verbetering. De “kanttekening” katalyseerde aldus grondige herziening
van het gehele manifest. Van het ene komt nu eenmaal gauw het andere.
Zoals het er nu naar uitziet, blijft in de volgende manifestversie (nr 3)
slechts het eerste artikel met dezelfde formulering op dezelfde plaats
behouden. Of Ruud van Vliet het eens gaat zijn met het zelfs drastisch andere
resultaat waarvan hij de aanstichter is, valt natuurlijk nog maar te bezien.
Méér van zulke kritiek is echter onmisbaar voor verdere verbeteringen, dus dat
blijkt wel.
Zodra wij de derde versie voltooid hebben, willen wij haar hier ook als reactie
plaatsen. Of Ruud van Vliet dat “in het licht van [zijn] blog” passend vindt,
vernemen wij daarom graag.
De a.s. versie van iDNA Manifest vinden wij voor dit stadium een
sterke verbetering vooral omdat nòg duidelijker wordt dat niemand, althans
niemand die verantwoord burgerschap pretendeert, haar/zijn schouders kan
blijven ophalen over persoonlijk informatieeigendom. Kortom, als het aan Paul
Jansen en mij ligt: Wordt vervolgd![als reactie toegevoegd op de website van
Via Nova Architectura, 18 juli 2008]
27.36
Maar beschikkingsonbekwaam laat ik staan, punt. Daar gaat het nu juist om!
Ik begrip ook wel dat het een nieuw(ig) woord is, maar het past m.i. wel
precies bij wat wij willen verduidelijken onder de noemer van ...
zelfbeschikkingsrecht met evt. uitzondering erop. Over gisten gesproken, zo
kwam ik wel op het idee op gebruik overal door handeling te vervangen. Ik vind
handeling sterker oproepen dat er effect ontstaat (ook) voor andere personen, vandaar
aansprakelijkheid enz. ... Klopt, zo ziet het manifestconcept er opnieuw
behoorlijk anders uit.
Juridisch analfabeet zijn wij allemaal. Kennelijk moet je dat ook zijn om met
een solide nieuw idee over persoonlijk informatieeigendom te komen.
Wat de tijdelijke geldigheid van beperkt beschikkingsrecht, resp. afgeleid
handelingsrecht betreft, ik vind nu juist dat erkenning van "natuurlijk
relatieverloop" het best tot uitdrukking komt in een vrijwillige
overeenkomst voor handelingsrecht. Daarvoor, aldus het manifest, mogen
betrokken personen dus helemaal zelf de termijn bepalen, zeg ook maar optimaal
afgestemd op hun verwachtingen over hun specifieke relatie. Tja, als de
wetgever dat niet wil, geldt als consequentie nu eenmaal de extra last van ...
voortdurend nieuwe wetgeving. In die zin moet het manifest een regelkring
bevorderen met als stabiele uitkomst, zeg ook maar zodra wettelijke beperkingen
en verplichtingen ophouden, dat volledige zelfbeschikking berust bij de persoon
in kwestie.
Oh ja, bijna vergat ik toe te lichten dat er nog een gapend gat viel te
dichten. Dat is gelukt met de opmerking dat "De persoon die zo’n
wettelijke verplichting opgelegd krijgt, is in de eerste plaats de persoon
zèlf." Pffff, dat ging net goed.
27.37
Laten we onszèlf gelukwensen met deze nieuwe manifestversie, want daarmee zie
ik onze schaarse lezers niet zo gauw reuze scheutig zijn.
27.38
Er moet natuurlijk wel iets te discussiëren blijven over versie 3 van iDNA
Manifest. Paul Jansen richt een forum oid. in op dotindividual. Hij voert regie over de
discussie om flauwekul te weren.
27.39
Je compliment merkte ik uiteraard gretig op, maar wat is je gewogen oordeel?
27.40
Mijn indruk van je bericht is dat je een tegenstelling probeert te beschrijven.
Dat vind ik onzin. Daar schieten we niets mee op, want vermakelijk bedoel je
het waarschijnlijk niet.
Zo meen ik dat je mijn hoofdstelling van Axiomatische
informatiekunde ontwijkt, te weten dat wat jij uitgangspunten noemt
allemaal als evenzovele stellingen uit de (dia-)enneade volgt. Wat is er tegen
productievere grondslagen? Mooi toch! Kan het zijn dat je niet aan die
overweging toekomt, omdat je mijn benadering als wiskundig bestempelt zodat die
aldùs wel wezenlijk van die van jouw moèt verschillen? Met Schopenhauer en
Peirce als voorlopers vertegenwoordigt de enneade echter tevens een psychologische
theorie, nog in veel sterkere mate dan wat jij bepleit. Daarom gebruik ik als
aanduiding ook subjectief situationisme. Daarvoor propageer ik een methode voor
eenduidige modellering van relevante variëteit. Dat lijkt me, zachtjes
uitgedrukt, best handig zolang we mikken op inzet van digitale technologie voor
informatieverwerking. Jij noemt ontwerppatronen. Precies, een methode met
passende variëteit ervoor is metapatroon. Als jij wilt beweren dat wij het
daarover òneens zijn, kan ik je bedoeling niet volgen.
De relevante variëteit is natuurlijk door het netwerkkarakter van de digitale
technologie sterk toegenomen. Volgens mij moeten we informatiekunde daarom
(ook) op maatschappelijke, internationale schaal bedrijven. Daarvoor schiet
vroeg of laat de enkele vergelijking met gebouwarchitectuur en de opvatting van
een informatieruimte als kamer tekort. Op z’n minst moet er een insteek bij.
Dat is wat ik bedoel met civiele informatiekunde. Als jij dat allemaal
uitputtend wiskundig wilt blijven noemen, doe je mij op een eenzijdige manier
zelfs veel te veel eer. Zo’n compliment kan ik onmogelijk aannemen. Je hebt
gelijk, dat heeft echter niets met reële vraagstukken van informatievoorziening
te maken. Het interessante aan informatieverkeer vind ik nu juist dat er
allerlei aspecten bij komen kijken. Er bestaat geen andere discipline waarop
wij ons exclusief kunnen, respectievelijk moeten richten.
Je opmerking dat “[h]et dia-ennaedisch stelsel en daarmee vermoedelijk ook de
opsteller ervan […] op dit punt dus door de mand [vallen]” vind ik aardig
geformuleerd, maar onterecht. Blijkbaar miste je mijn verwijzing naar zgn
oorzaaksoorten. Als jij een stoel optilt, gaat het daarbij om onmiddellijke
krachten als oorzaak en gevolg. Rara, hoe ‘weet’ jij echter waar jij die stoel
moet beetpakken? Waar ga jij hem neerzetten? Dergelijk gedrag omvat ondermeer,
zeg maar, informatieverwerking. Dat is er onlosmakelijk motivationeel aan. Jij
lijkt te veronderstellen dat ergens-over-praten niet de èchte werkelijkheid
betreft. Het is echter allemaal werkelijkheid. De handeling van het (louter)
praten kent (slechts) het teken als oorzaaksoort.
Zoals ik je begrijp, leg jij nadruk op begrip door wat je jouw doelgroep van
cursusdeelnemers noemt. Dat is respectabel, maar hanteer dat criterium ajb niet
voor netzo noodzakelijke vernieuwing van de informatiekunde. Wat ik met Axiomatische informatiekunde probeer,
is een bijdrage aan die ontwikkeling te leveren. Het klopt dat het tevens een
poging is om, zoals jijzelf het schrijft, zekerheden aan te tasten. Dat is nu
eenmaal karakteristiek voor werkelijke vernieuwing. Daarvoor hoop ik lezers te
interesseren. Het kan inderdaad gebeuren dat iemand zich daardoor beledigd
voelt. Het is een prima idee, dat jij betalende cursisten dat gevoel wilt besparen.
Wat dat met de inhoud van mijn interpretatie van jouw uitgangspunten als
stellingen te maken heeft, kan ik niet volgen.
Verder begreep ik uit je bericht weer wel dat jij meent dat “menswetenschappen”
geen axioma’s kennen. Het is natuurlijk zo dat de wiskunde rond
negentienhonderd het prototype was voor erkenning van expliciete axioma’s.
Andere disciplines hebben echter netzogoed hun karakteristieke axioma’s, of
paradigma. Wellicht trek jij op basis van de term axioma de conclusie dat het
onderwerp in kwestie wiskunde betreft. Dat klopt niet.
In jouw slotalinea schrijf jij dat ik “de oorspronkelijke versie eveneens naar
[hem] [stuurde.]” Ben ik iets kwijt? Wat ik kan nagaan, is dat ik jou op 2
april 2008 met een kort berichtje wees op plaatsing van Axiomatische informatiekunde op mijn
website. Daar schreef ik de oproep bij om “met elkaar nogeens ergens met
informatiekunde” te komen. Jij wenst daarop niet in te gaan, of ik moet me
sterk vergissen. Nou ja, dat levert ook wel levendige correspondentie op, zij
het sporadisch. Ik elk geval vermeldde ik, wat ik voorkomend bedoelde, in dat
bericht dat ik hem afschrift ervan stuurde. Bedoel je dat soms met “de
oorspronkelijke versie”? Zo nee, wat dan wel? Zo ja, dan ontgaat mij waarom je
nadrukkelijk vermeldt dat je er “geheel geen bezwaar tegen [had.]” Bezwaar?
Jouw artikel en dat van mij waren op dat moment toch allang openbaar?!
Voorzover een tekst jouw persoonsinformatie en/of intellectuele eigendom
betreft, of van wie dan ook, lijkt mij eventueel bezwaar voor een verwijzing
naar gepubliceerde informatie irrelevant. Anders zet ik er wel ‘vertrouwelijk’
bij, respectievelijk doe ik moeite voor anonimisering. ;-) Ik waardeer het
trouwens zeer, algemener beschouwd, dat je ingaat op eigendom van
persoonsinformatie. Dat vind ook ik een wezenlijk thema.
27.41
Ik kan me voorstellen dat hij van jouw tekst evenmin weet wat hij ermee moet.
Je probeert met verbeteringen van zijn werk te helpen, maar afgezien van
bewondering (die je hem daar onthoudt) is volgens mij kritiek het enige dat hij
aanvoelt. Ik wilde je enkele weken geleden al als mijn indruk geven dat hij
erin slaagt nergens op jouw ideeën te reageren. Het uiterste waartoe hij gaat,
is "Leuke indeling!" Geen verdieping, niets. Nee, de inhoudelijke, serieuze
discussie waarvoor jij je inspant is dat natuurlijk nooit. Verder zou het
inderdaad kunnen dat jouw druk hem aanspoorde om mij (eindelijk) te antwoorden.
Nou ja, antwoord ... Zijn slotalinea (aan mij) zou trouwens weleens het
meestbetekenend kunnen zijn, ... want die gaat volgens mij primair over jullie
relatie. Hij schreef die ook, meen ik dus, vooral aan jou, erop rekenend dat
jij 'm tzt leest. Is elk teken niet een verzoek tot inschikkelijkheid? Klopt,
ook de vorige zin, enzovoort. ;-) Daar staat dat jij met die gekkigheid moet
ophouden en je weer naar de zelfverklaarde meester moet voegen. Wat ik vind?
Dat we met onze noodzakelijke gekkigheid nog maar nauwelijks begonnen zijn. Hij
heeft in elk geval nooit meegedaan en verandert niet.
27.42
Vriendelijk bedankt voor je bericht met verzoek om toelichting. Ja, je indruk
uit mijn
open brief aan de Algemene Rekenkamer klopt precies. Met enkele zinnetjes
lukt mij die toelichting op tekortkomingen van Nora (Nederlandse
overheidreferentiearchitectuur) echter niet. De contraproductieve oorzaak zit
diep, te weten in een zgn informatiekundig paradigma. Mijn website staat bòl van relevante teksten.
Ik raad je graag Referentiepunt
burger als beginnetje aan. Daarin staat de nota Informatieverkeer
in publiek domein vermeld. Die nota is alweer vier jaar oud, maar naar mijn
idee onverminderd actueel (op sommige details na, uiteraard). Gelukkig gaat het
nu onder de noemer van een interoperabiliteitsraamwerk die kant op. Dat gebeurt
langzaam, we zullen maar zeggen degelijk, maar dat is altijd beter dan Nora.
Mocht je meteen wat meer de relevante diepte willen induiken, dan kan je de
notities bestuderen die ik onlangs schreef over stelselmatige semantiek. In die
reeks verschenen tot dusver: 1. Suwinet
(in opdracht van Bureau Forum Standaardisatie, 21 april 2008), 2. Gemeentelijke
Basisadministratie Persoonsgegevens (GBA) (6 mei 2008), 3. Basisregistratie
Adressen en Gebouwen (BAG) en Basisregister Ondernemingen en Rechtspersonen
(BOR) (2 juni 2008) en 4. Uitvoeringsorganisatie
(23 juni 2008).
Op mijn beurt ben ik natuurlijk benieuwd naar achtergronden van jouw verzoek.
27.43
Over enkele punten hebben wij blijkbaar afwijkende opvattingen. Zonder
dergelijke verschillen was interoperabiliteit ook helemaal geen serieus
vraagstuk.
27.44
De paradigmawissel die feitelijk onontkoombaar is door het netwerkkarakter van
de digitale technologie, moet ertoe leiden dat op maatschappelijke schaal
facilitering van (informatie)verkeer de hoofdopgave vormt: interoperabiliteit.
Met deugdelijke infrastructuur voor informatieverkeer kan je met afzonderlijke
informatieve interacties juist als het ware méér kanten op. Dat is (daarom) ook
het hoofdthéma van mijn open brief aan de Algemene Rekenkamer. Over Nora maakte
ik daarin slechts een zijdelingse opmerking, ter illustratie dat de Algemene
Rekenkamer zelfs extreem ministerieel isolationistisch (lees dus ook: hopeloos
achterhaald) redeneert. Voor een organisatie(onderdeel) houdt zulke wezenlijke
heroriëntatie dat in dat het niet langer primair en al helemaal niet louter
gaat om inrichting van interne informatievoorziening, met aansluitingen voor
externe informatieuitwisseling dus op z'n best als sluitpost. Daarentegen is
iedereen deelnemer aan dat informatieverkeer. Dat vergt dubbele oriëntatie, dus
zowel op infrastructuur als op eigen middelen. Je kunt het een beetje
vergelijken met fysieke mobiliteit. Ik ga ergens naartoe op mijn eigen fiets
(mijn middel) over de openbare weg volgens gedragsregels enz. (allemaal
infrastructuur). Stel dat zo'n wegennet niet bestaat. Dan kan ik mijn fiets ook
wel weggooien. Maar goed, dat wegenstelsel ligt er en wordt ook verder
ontwikkeld. Voortaan vergt ook informatievoorziening bipolaire aanpak of, zoals
het voor de gebouwde omgeving heet, ontwerp enz. door de schalen heen.
De zgn elektronische overheid is echter nog niet, of nauwelijks, gepositioneerd
als verzameling voorzieningen op maatschappelijke schaal. Dat inzicht breekt
maar niet door, alle retoriek over de centrale positie van de burger ten spijt.
Bijgevolg blijven alle aparte overheidsorganisaties van groot tot klein
allemaal vergaand dezelfde voorzieningen ontwikkelen, die vervolgens niet werken
... omdat inmiddels informatieverkeer over de eigen grens wezenlijk is voor
werk-in-uitvoering. Als de organisatiegrens een verband kent met de
informatiegrens, geldt tegenwoordig dat ze zowat haaks op elkaar staan. Nota
bene, dus niet samenvallen zoals politici, bestuurders en hogere ambtenaren in
hun achteruitkijkspiegel graag willen zien.
De organisatie waarvoor jij thans werkt, dat kan tegenwoordig niet meer missen,
is uiteraard ook weer alles door elkaar wat informatieverkeer betreft:
deelnemer, rotonde ... Oh ja, in het verste hoekje wie-weet zelfs een klein
beetje zelfvoorzienend. Dat aandeel neemt trouwens ook nogeens in hoog tempo
àf. Op die dynamiek biedt Nora geen reëel zicht. De vermeende principes klinken
bestuurlijk correct, maar voor informatieverkeer in de netwerksamenleving heb
je er niets (meer) aan.
Hoewel mijn toon wellicht anders doet vermoeden, ;-) ben ik altijd graag tot
toelichting bereid. Op mijn beurt ben ik extra geïnteresseerd in jouw
overwegingen over moderne informatievoorziening.
27.45
Jij leest hem inhoudelijk steeds directer de les. Het ontbreekt hem echter aan
enig inhoudelijk register voor repons.
27.46
Natuurlijk bestaan verschillen. Sterker nog, als ik daarin niet geloofde, nòg
sterker, als ik niet meende dat verschillen vitaal zijn, was dat hele
metapatroon enzovoort overbodig. Maar het moeten wèl zoveel mogelijke
productieve verschillen zijn.
27.47
Zijn werkwijze heeft alles weg van hoe een cabaretier zijn voorstelling
samenstelt. Die vergelijking haal ik er overigens niet zomaar bij. Er komt meer
bij kijken, over verschil gesproken, om een onderhoudende boodschap tegelijk
professioneel, wetenschappelijk e.d. steekhoudend te krijgen.
27.48
Wij gunnen hem graag de kans méé te spelen. Dat moet wel het karakter van
opbouwend samenspel hebben. Ik ben erg onder de indruk van de manier waarop jij
hem ook weer met je recente aanspraak probeert vlot te krijgen en op sleeptouw
te nemen. Samenwerking betekent echter afhankelijkheid. Wie daarvoor
levensangst uitstaat, ziet geen vriendschappelijk aangereikt touw maar, wie
weet, een enge slang.
27.49
Hoewel de clou van metapatroon juist is dat je niet alles op één plaat hoeft
wringen (wat immers op een beetje schaal domweg nooit lukt, punt), ging ik
volgens dat verzoek toch aan de slag. Ik breidde de opgave zelfs uit, doordat
ik mij zette aan een visuele synthese van àlle deelmodellen uit de vier
verschenen afleveringen van de reeks over stelselmatige semiotiek. Het is, met
dank en alle eer voor zijn verzoek, een schitterend gezicht! Ik geef dus grif
toe, dat ikzelf het idee om toch een ènkele plaat te maken tegen de geest van
metapatroon vond ... en nog altijd vind. Ik ben echter blij dat ik desondanks
een poging waagde, want zo'n plaat blijkt communicatief uiterst werkzaam. Die
hangt daar aan de muur. Omdat ze een aardig budget hebben voor opdrachten, over
werkzaam gesproken, blijken ineens mensen te gaan opletten. Ik wil maar zeggen
... het begint erop te lijken dat jij voor jouw organisatie ook zo'n
overzichtschema moet gaan opstellen. Dat zien andere mensen gewoon erg graag.
Stellig bevat wat ik samenstelde al talloze ingrediënten voor jouw plaat. Dat
volgt simpel uit erkenning van reële verkeersschaal. Wat vind je?
27.50
Zojuist keek ik op de website van Digitaal Bestuur en ontdekte een reactie op
ons blog Versukkeling.
Het lijkt mij iemand die reclame maakt, maar als daaraan zo'n gloeiend
compliment aan ons adres vooraf gaat kan ik dat prima hebben. In zo’n geval ga
ik klakkeloos uit van de oprechtheid van de uitdeler.
27.51
Precies, het gaat erom ook dergelijke aspecten allemaal vruchtbaar in het
informatiekundig kader te krijgen. Daarvoor kunnen allerlei vergelijkingen
dienen, maar die volgens stedenbouw/gebouwkunde hoort er m.i. zeker bij.
Volgens het simpele procedé van substitutie deed ik daarnaar al een concrete
verkenning; zie Civiele
informatiekunde vergelijkenderwijs.
27.52
Juist omdat er voor infrastructuur voor informatieverkeer zo'n lange weg te
gaan is, kan je er maar beter zo gauw mogelijk aan beginnen. Of bedrijven met
logistiek “al jaren verder” zijn? Ja en nee, lijkt me. Volgens mij in elk geval
niet wat verlicht eigenbelang betreft. De (winst)oriëntatie is vooralsnog
primair het onmiddellijke, eigen bedrijfsbelang. Dat houdt tevens een
principiële rem op zgn stelselmatige semantiek, dè kritieke factor voor
productieve samenhang.
Met je vraag naar wie profiteert van investeringen raak je m.i. de veranderkundige
spijker vol. Die vraagt valt principieel niet scherp te beantwoorden, zolang je
vasthoudt aan het perspectief volgens een ènkele organisatie. Zeg ook maar dat
er altijd voldoende nadeel aan investeringen lijkt te kleven om domweg niets over
je eigen grens te doen. Daarom is dat precies de reden waarom zoiets als
algemeen belang gevestigd moet zijn, dus tot uitdrukking komend in
(maatschappelijke) infrastructuur. Dat gebeurt voor fysieke mobiliteit,
bescherming tegen wateroverlast, bevordering van kennis en vaardigheden
enzovoort. Hoe baten en lasten specifiek verdeeld raken over maatschappelijke
partijen is daardoor minder relevant verklaard, althans in relatie tot hun
specifieke investeringen. Er zijn algemene heffingen, die gaan in de grote pot,
klopt, de algemene middelen en vandaaruit worden investeringen in
infrastructuur gedaan. Er valt daardoor niet te herleiden wie precies welk
aandeel financierde in precies welke infrastructurele voorziening. Dankzij het
mechanisme van algemeen belang zijn dus investeringen haalbaar die met
individuele aanspraken op betrokken partijen nooit hun netzo individuele
instemming zouden krijgen. Omdat het uit die grote pot komt, wat natuurlijk een
prima truc is om kortzichtigheid te bestrijden, kan het om serieuze
investeringen gaan met de bedoeling van positief effect op maatschappelijke
dynamiek ... waarvan de individuele maatschappelijke partijen natuurlijk de
vruchten moeten plukken. Wanneer dat voor iedereen maar méér vruchten zijn en
rechtvaardig genoeg verdeeld dan zonder die investeringen en dus
infrastructuur, houdt een discussie volgens het benauwde perspectief van
kosten/baten per transactie nodeloos op.
Als een obstakel meen ik te herkennen dat nota bene zelfs overheidsorganisaties
zichzelf primair beschouwen als deelnemer aan transacties. Mijn idee is dat
overheid diverse hoedanigheden kent waarvan die van, zeg maar,
infrastructuurboer wezenlijk is. Die verantwoordelijkheid blijven de aparte
overheidsorganisaties echter hardnekkig ontkennen. Nora wijst ze helaas die weg
evenmin, wat hem dus nog weer langer ipv korter maakt.
Probeer eens je eigen organisatie lòs te laten als uitgangspunt. Redeneer
vanuit maatschappelijk verkeer, hoe je dat kunt bevorderen en herken, voila,
hoe per saldo ook je eigen organisatie ervan benut. Juist CJIB lijkt mij, als
je mij zo'n oordeel toestaat, pas bestaansrecht hebben resp. levensvatbaar zijn
als kruispunt voor informatieverkeer. Anders krijg je zelfs een doodlopende
weg, nòg eentje erbij.
27.53
Graag wijs ik je erop dat Paul Jansen en ik met versie 3 het manifest voor
persoonlijk informatie-eigendom onlangs behoorlijk, zeg maar, verbouwden. De
maatschappelijke strekking komt weer beter tot uitdrukking. Eerder deze week
richtte Paul daadwerkelijk de stichting dotindividual op. Zit het er in dat de
nieuwe manifestversie (plus stichtingsoprichting) een mooie gelegenheid is om
'm in Automatisering Gids te publiceren? Zie de
bijlage voor het manifest, versie 3. Jij hebt dan vast ook enkele vragen aan
ons, waardoor met bijbehorende antwoorden een spread gevuld is. Het zou naar
mijn idee een passend vervolg zijn op de oproep die jij enkele weken geleden
per commentaar deed voor privacy 2.0.
27.54
Zoals jij het als "ophangpunt" benut, positioneer ik persoonlijk
eigendom van persoonsinformatie als verdwijnpunt. Het vraagstuk
wat-is-nu-eigenlijk-van-wie spookt natuurlijk al rond vanaf de eerste
manifestversie. Informatie is bij uitstek een verkeersmiddel, dus is het een
inherent relationeel probleem dat een dito oplossing vergt. Jij wijst daar
opnieuw op. Voorzover ik jouw aanzet al een beetje begrijp, kom je dankzij zo'n
analogie met appartementsrecht aardig ver zodra je redelijk precies kan
aangeven wàt de verzameling basisinformatie (de grond …) omvat. Of vind je
daarvoor een open bepaling gelden, bijvoorbeeld informatie die in geval van
misbruik - ik weet het, een cirkelredenering - leidt tot aantasting van de
persoonlijke levenssfeer? Zo ja, wat zijn we dan opgeschoten? De vraag staat
overigens inderdaad nog open of we überhaupt verder kunnen komen, maar daarin
proberen we met het manifest als prikkel juist wat beter inzicht te verkrijgen.
Daarom hoort jouw voorstel in de publieke discussie. Een bijkomend voordeel
daarvan is dat we er allemaal wat langer over kunnen nadenken ... ;-) Een
verschil dat ik nu bedenk is dat de bewoner van het ene appartement in een
pandige eenheid, de vereniging van eigenaren ten spijt, geen zeggenschap heeft
over wie een ander appartement bewoont. Anders had die boom in jullie
gezamenlijke achtertuin er nog gestaan, nietwaar? Het is precies die a priori
zelfbeschikking, althans zo zie ik het, die het manifest geregeld probeert te
krijgen, nou ja, waarvoor het manifest in eerste aanleg serieuze aandacht
vraagt. Intussen moeten we met ander werk niet failliet proberen te gaan. Een
appartement moet je kunnen betalen, persoonsinformatie bestaat onlosmakelijk.
27.55
Valt je dat aan zijn uitspraken op? Hij was het dan ook hoogstpersoonlijk die
mij inspireerde tot het schrijven van Fopvatting. Zijn
verbazing erover dat jij ze er niet bij betrok, is overigens misplaatst. Die
inhoudsloze tegenwerping ("wij zitten vooral op het proces") zat er
natuurlijk ooit aan te komen en uit voorzorg schreef ik daarom zijn medewerker
een berichtje na een 'incident.' Dat stuur ik je apart door. Nee, daarop heeft
hij mij nooit geantwoord, maar dat was dus niet de voornaamste bedoeling van
mijn vastlegging. Door die onzin zou bijna weer uit het zicht raken dat er een
reëel probleem met de zgn basisregistraties is ... Jouw argumentatie vind ik
prachtig duidelijk. Je deelt ook terecht een brevet van onvermogen aan zijn
groep uit. Zoals ik zijn reactie daarop van je begrijp bevestigt dat
wij-de-burgers-van-Nederland uit die hoek niets moeten verwachten.
27.56
Qua aardig-persoon heb ik hem dan weer hoog zitten en ... hij is dus altijd
goed voor een fris zooitje fopvattingen als je erom verlegen zit, maar het
blijft (daarom) natuurlijk wel een raadsel waarom een gedeelte van mijn
belastinggeld naar zijn salaris moet.
27.57
Als je een A0-printer hebt staan, groter mag natuurlijk ook, krijg je een
leesbaar afdrukresultaat van het oefenschema
basisregistraties enz.
27.58
De enthousiaste uitstraling is natuurlijk zijn handelsmerk, ... terwijl er
vervolgens weinig tot niets structureels gebeurt. Noem het fopgewekt.
27.59
Op mijn website vind je ter oriëntatie van alles en nog wat over elektronische
overheid. Voor een onderwerp als (keten)dossier kan je daar ondermeer terecht
bij recente notities onder de noemer van stelselmatige semantiek (zie onder
artikelen). Ik weet natuurlijk nog niet hoe jij dossier bedoelt, maar indien je
het als een aparte informatieverzameling beschouwt, klopt dat niet (meer). Dat
staat in die notities toegelicht.
27.60
Dankzij jouw verwijzing naar boek 1, deel 1, hoofdstuk 3 kwam ik snel terecht
in een bijlage. Daar las ik hoe Christopher Alexander een hogere waarde toekent
aan sommige elementen van de zgn machtsverzameling, zeg maar deelverzamelingen
van de oorspronkelijke verzameling. Dat vind ik flauwekul. Over zulk misbruik
heb ik me tijdens lezing van werk van bijvoorbeeld Alain Badiou al drukgemaakt.
Maar wie weet raakte in Alexanders geval mijn afwijzende indruk overhaast
gevestigd. Daarom ben ik alsnog keurig aan het begin gaan lezen. Of ik dat
vervolgens lang volhoud, betwijfel ik overigens sterk. Weliswaar schreef jij
mij "- slordigweg - overeenkomsten [te zien] tussen het center/whole
denken/werken van Alexander en [mijn] context/intext denk/werk." Maar ik
zie dat dus nog niet, eerder integendeel. Ik meen echter wel te begrijpen hoe
jij zo'n indruk krijgt. Alexanders retoriek suggereert
iets-dat-je-niet-màg-afwijzen, ... terwijl het volgens mij onsamenhangende
onzin is. Ik lees nog even door in zijn boek. Wanneer ik mijn mening wijzig,
laat ik je dat ook weer weten ...
Het spijt me, kortom, dat er niets terecht komt van jouw sympathieke bedoeling
met je associatie. Daarin geloof ik zelfs om diverse redenen niet. De eerste
reden heeft zelfs niets met Alexander te maken, maar slechts wie je door je
associatie in mentale beweging wilt krijgen. Hij wil domweg geen “opstapje,”
punt. Heb jij al antwoord op je serieuze bijdrage aan jullie correspondentie?
Of heb ik al antwoord op mijn laatste bericht? Ten tweede begin ik te vermoeden
dat hij het werk van Alexander weleens helemaal niet, laat staan zorvuldig,
bestudeerde (precies zoals Alexander werk van andere denkers/schrijvers
veronachtzaamt resp. verminkt; daar kan ik slecht tegen). Wat hij
waarschijnlijk herkent, is dezelfde zelfgenoegzaamheid.
Niet dat ik die bijlage(n) zo prima snap, maar goed genoeg om te beseffen dat
er allesbehalve bewijsvoering oid vanuit gaat. Rara, bijvoorbeeld, waar komen
die elementen vandaan die de verzameling vormen? Nou ja, misschien staat dat
ergens anders in zijn boek(en). Dat verwacht ik echter niet. Verder vind ik dat
je niet met centers moet strooien. Als er daar méér van zijn, is de term center
op z'n minst verwarrend. Wie desalnietemin zo'n term handhaaft, kan van het ene
èn van het andere walletje eten al naar gelang het hem uitkomt. Intellectual Impostures (oorspronkelijk verschenen in
het Frans in 1997, Profile Books, 1998) noemen A. Sokal en J. Bricmont
dergelijk misbruik van begrippen. Zo heb ik al meer kritiek op Alexander. En
dan heb ik het er nog niet over dat ik het vruchtbare verband met
informatiekunde niet zie. Maar goed, dááraan kan Alexander natuurlijk niets
doen, ik bedoel dat zulk verband in zijn werk ontbreekt.
Met interdependentie bestaat er überhaupt geen centrum. Als je in termen van
wholeness wilt praten, prima, the interdependency of wholeness is the wholeness
of interdependency. Zijn relationele, romantische retoriek ten spijt, Alexander
mikt onder de noemer van schoonheid feitelijk op absolute objectiviteit. Dat
thema van de schoonheid (lees ook: god) is vermoedelijk zijn spiegelbeeld, van
(een) Narcissus dus. Enig pragmatisme herken ik niet.
Als het inderdaad aardig klopt dat elk teken een verzoek tot inschikkelijkheid
is, dan kan een 'mooi' teken soms helpen dat relationele effect te bereiken,
maar ... soms juist ook weer niet. Wat ik voor bouwkunde al een elitaire
insteek acht, lijkt mij voor informatiekunde nòg minder helpen met focus op
reële vraagstukken.
"Ik wacht graag even jouw bevindingen af" klinkt als een fopvatting!
Zo bedoel je het stellig niet, maar ik zet 'm er wel bij. Het kan trouwens even
duren voordat hij als onderdeel van de volgende versie van Fopvatting
gepubliceerd wordt; ik spaar eerst maar eens wat (f)op. Hoe dan ook, mocht je
een verdere reactie kwijt willen, graag zsm, want wellicht bespaar je mij daar
een hoop extra moeite mee.
27.61
Ter verschoning van wie dan ook, dus nadrukkelijk inclusief mijzelf, merk ik
graag op dat zo'n
platte reuzenplaat talloze wezenlijke aspecten niet (diep genoeg) toont. Zo
is er volgens mij geen "absoluut uitgangspunt." Er is wel een
praktische horizon, met daarbinnen een praktisch startpunt ... Nota bene, zie
daarvoor zelfs eerder <toegangsmiddel>. Tja, dat kent eventueel een
relatie met ondermeer <persoonsidentiteit> en <natuurlijk persoon>.
Op dergelijke onderlinge afhankelijkheid (interdependentie) moet je ergens
inbreken, anders komt zelfs niemand 'binnen.' Zo kom je op de behoefte aan de
zgn vertrouwde derde partij. Hoe zo'n stelsel zo eerlijk mogelijk (equity) het
informatieverkeer faciliteert (wat overigens nog iets anders is dan eerlijk
verkeer zèlf; nogmaals, door infrastructuur krijg je hopelijk eerlijke
facilitering; dat is als maatschappelijke voorziening optimaal), bevordert dotindividual voorzover ik de
doelstelling enz. begrijp van het Center for Information Equity.
27.62
Op zoek naar zijn conceptuele grondslagen ben ik dus alsnog netjes bij het
begin begonnen in Alexanders boek, eerste deel van zijn vierdelige cyclus. Ik
erger me aan zijn nodeloos new age-geleuter. Daaraan is volgens mij zijn
ijdelheid debet. Ik houd echter vol, want tegelijk begrijp ik inmiddels ook
beter waarom jij de associatie voorstelt. Daarmee ben jij, als ik het zeggen
mag, echter niet slordig zoals jij over jezelf schreef. Ik vind vooral
Alexander slordig met zijn dwaalpoging tot ontologie. Overigens vind ik het
merkwaardig dat onze kennis a. enthousiast is over Alexander, b. afwijzend
beweert dat mijn aanpak louter wiskundig is, c. terwijl juist Alexander zo
driftig op zoek naar wiskundige uitdrukkingsvorm is. Begrijp jij het nog?
Zowaar op p. 130 kwam ik het woord "interdependent" tegen. Voordat ik
zover was, bedacht ik al dat we een eventuele tussendag op korte termijn deels
kunnen besteden aan projectie van Alexanders begrippenkader op de semiotische
enneade. Het procedé zie ik vergelijkbaar met mijn behandeling van Jaap van
Rees' uitgangspunten. Afgeleid van de enneade blijken ze duidelijker
gepositioneerd als enkele stellingen; zie Axiomatische
informatiekunde. Zo eenvoudig gaat dat volgens mij met Alexanders
ontologische beweringen trouwens niet lukken. Dat komt omdat hij subjectiviteit
wegmoffelt. Als new ager hunkert hij blijkbaar toch naar erkenning door
gevestigde wetenschappers. Althans, zo verklaar ik zijn retoriek over empirie,
wiskunde e.d. Maar omdat zijn axiomatische schema m.i. geen passende variëteit
biedt voor wat hij wil bereiken, slaat hij door naar zowel te vaag, als te
wiskundig. Die zgn wiskunde (lees: toepassing van verzamelingenleer) blijkt
vormelijk, dus wat mij betreft zonder realiteitsgehalte.
Een andere reden waarom zo'n projectie wat extra aandacht vergt, zou weleens
kunnen zijn dat het ruimtelijk gedrag van gesitueerde objecten van situatie tot
situatie niet disjunct is ... wat ik immers wel veronderstel als mikpunt voor
optimale informatiemodellering. Nou ja, dat komen we wel tegen en is dan een
aanleiding te kijken of de enneade wellicht beter moet.
Ik neem dat boek niet mee op vakantie. Dus kom ik er pas later aan toe hoe
Alexander geometrie met functionaliteit verbindt (zoals hij in het eerste
gedeelte van zijn boek toezegt te zullen aantonen). Ik ben benieuwd. In elk
geval vind ik wat hij geometrie noemt eigenlijk semiotiek. Als wij dat op die
manier duiden, met dank voor je inspiratie, is het natuurlijk interessant om
dat ook zo analytisch mogelijk te verklaren. Let wel, het is juist Alexander
die nadruk legt op structuur. Daaraan kent hij objectief bestaan, leven zelfs,
toe.
Waarom ik lezing van Alexanders boek vermoeiend vind is, nogmaals, omdat hij in
zijn ijdelheid gelooft in zijn oorspronkelijkheid. Hij mist domweg hoeveel
andere mensen met alternatieve ideeën kwamen. Daardoor vervolgt hij sporen die
allang verkend werden. Zou hij daar ècht niets van weten, of past het hem prima
de schijnwerper helemaal op hemzèlf te richten? Voortgang zit er zo natuurlijk
niet in.
27.63
De hooggeplaatste vermelding van beschikkingsbeperking is bepaald door logisch
begripsverband (zoals wij dat zien). De manifestvolgorde is: eigendom,
beschikking, handeling. Waarvan je geen eigenaar bent, daarover beschik je
niet. Waarover je niet beschikt, daarmee mag je niet handelen. En, waarover je
niet beschikt, daarvoor kan je onmogelijk verantwoordelijk gehouden zijn, dus
ook niet voor kwaliteit ervan. De emotionele volgorde (wat dat ook betekent) is
inderdaad bij voorkeur anders.
In de tijdelijkheid van beschikkingsbeperking komt tot uitdrukking dat eigendom
met dienovereenkomstig volledige beschikking de, zeg maar, natuurlijke
evenwichtstoestand vormt. Zonder inspanning voor beperking resp. verlenging van
beperking keert de eigendom vanzelf terug naar die toestand. Om eerst maar eens
zo'n mechanisme onder de aandacht te brengen stelt het manifest a.
overzichtelijk korte termijnen voor b. zònder uitzondering. De bedoeling met
het manifest is immers allerminst om met een kant-en-klaar wetsvoorstel te
komen, wèl om serieuze discussie te bevorderen. Dus, laat die-en-die maar eens
duidelijk maken waarom z/hij een uitzondering reëel acht. Hiermee wil ik ook
zeggen, dat we m.i. niet teveel moeite als het ware naar binnen moeten steken
in het manifest, maar het naar buiten gericht moeten zien te krijgen
voor daadwerkelijke veranderingen. Dat neemt uiteraard niet weg dat evidente
tekstverbeteringen altijd helpen ...
Ja, logisch geredeneerd is elke verlenging gewoon de zoveelste beperking.
Zoveel voorstellingsvermogen veronderstellen we echter niet bij de lezers van
het manifest. Als lezersservice hebben we daarom verlenging expliciet genoemd.
Ja, handeling met geldt als synoniem van gebruik van.
Voor de tijdelijkheid van verleend handelingsrecht geldt analoog aan
beschikkingsrecht als zgn evenwichtstoestand dat als-er-verder-niets-gebeurt de
persoon in kwestie (weer) compleet handelingsbevoegd is.
Het punt is zelf wel principieel, maar dat lijkt me niet te gelden voor de
groep waarin het opgenomen is. Die groepen zijn slechts bedoeld voor wat
oriëntatie.
Nee, die expliciete termijnen moeten daar juist voor onrust, confrontatie zorgen!
Je schrijft zelf dat je "er echter ingezogen" werd, dus van die
communicatiestrategie lukt wel wat.
27.64
Omdat ik me met het oefenschema
voor ondernemingen e.d. oriënteerde op de Handelsregisterwet
2007, miste ik allerlei details (omdat ze daarin domweg niet vermeld
staan). Die krijgen volgens metapatroon echter zonder enig probleem hun
eenduidige plaatsing; dat is een kwestie van even zorgvuldig nalopen.
Daarentegen ziet Gegevenscatalogus Nieuw Handelsregister
die zgn basisregistratie feitelijk als het zoveelste apàrte informatiesysteem,
dus zonder reële stelselmatigheid en (dus) mèt talloze duplicaties en, nog erger,
nodeloze afwijkingen. Met slechts "herziening" van die catalogus red
je het dus niet.
27.65
Afwijkingen zijn niet op voorhand verkeerd. Zolang het reële differentiatie
betreft, verdienen ze zelfs erkenning enz. Hij bedoelt echter wellicht dat het
met die informatiesystemen een rommeltje is, zoals dus ook dat nieuwe
handelsregister op eigen houtje gemodelleerd is zònder enige aanleiding voor
relevante afwijking.
27.66
Allereerst natuurlijk reuze bedankt voor je moeite! Zoals je weet, is zo’n
compliment de gebruikelijke fopstap om met een voorstel zèlf vooral niets te
doen. Zo bedoel ik het echter niet.
Indien je mijn indeling onjuist acht hoor ik het graag, maar tussen jouw
recente inspanningen met en voor het pipformatiemanifest herken ik een
kwalitatief verschil.
Jouw eerdere kritiek vind ik een echte interventie. De manifestversie 2 bevat
domweg een contraproductief gat. Jij wees dat analytisch scherp aan. Dankbaar
voor je aanwijzing gingen Paul Jansen en ik prompt aan de slag, van het ene
kwam het andere en, ziedaar, toen jij van vakantie terugkwam hadden wij versie
2 niet slechts op ‘jouw punt’ verbeterd maar nogal omvattend verbouwd tot versie
3. Kortom, dankzij jouw kritiek ontstond een wezenlijk verschil, heuse
vernieuwing.
De VanVlietversie die jij nu opstelde verschilt naar mijn smaak niet wezenlijk
van de thans geldige versie, nummer 3 dus. Dat is daarom niet zozeer een
vernieuwingsslag. Zoals jijzèlf ook toelicht, bedoel jij vooral “om het
toegankelijker te maken.” Ik erken graag, dat jouw tekst in dat opzicht
inderdaad hogere waardering verdient. Als “doel” met versie 3 namen Paul en ik
echter allereerst prikkelbaarheid, zeg maar de mogelijkheid tot opschudding
(ipv fopschudding). Zo deden wij juist een poging om confronterende passages op
te nemen. Jouw versie suggereert daarentegen een consensus, waarvan ik meen dat
‘we’ daar helaas nog lang niet aan toe zijn. Nu begrijp ik dat soms een
suggestie de feitelijke toestand helpt ontstaan. Nogmaals, waren we met
persoonsinformatie-is-persoonseigendom (pip) maar zover! Graag vergis ik me
overigens.
Vervolgens begrijp ik dat niemand zo’n onderwerp moet claimen, al helemaal niet
dat van persoonsinformatie. Wat optimaal werkt, is afstemming voor versterkt
effect. Hoffelijk schrijf jij dat iDNA Manifest
vàn Paul en mij ìs. Wij allemaal moeten m.i. echter een grotere ambitie hebben
dan zo’n enkele keutelclaim. Natuurlijk hopen Paul en ik erop, dat wat wij als
voorzet bedoelen tot voortzetting leidt, enzovoort.
De vraag is nu, of wij aan die voorzet moeten (blijven) sleutelen, of moeten
(gaan) kijken hoe voortzetting ermee lukt.
Zolang we ònwezenlijk sleutelen, komen we naar mijn idee niet verder. Daarom
geef ik er de voorkeur aan om jouw tekstversie als een voortzetting te
bestempelen. Die moet naar buiten, niet naar binnen gericht zijn. Wij hebben
elkaar immers allang overtuigd van het nut van oriëntatie volgens
persoonseigendom.
Indien jij meent dat jij met ‘jouw’ tekstversie een productief communicatie-
annex veranderspoor kunt trekken, juich ik hartelijk toe als jij je daarvoor
ook verder inzet. Voorzover ik je daarbij kan ondersteunen, doe ik dat
natuurlijk graag (binnen de mogelijkheden die ik daarvoor als vrijwilliger
heb). Ik vergis me zeker niet, wanneer ik hier opmerk dat Paul dezelfde
positieve veranderhouding heeft. In dit verband telt zeker ook Jan van Til mee;
in zijn notities 2008.04 (zie daar
vanaf nr 02) radicaliseert hij het manifest volgens mij extra vruchtbaar met de
stelling dat àlle informatie uiteindelijk persoonsinformatie is.
Dus, ja, “inspireren” doet jouw tekstversie mij zeker. Dat pakt wellicht wat
anders uit dan je verwachtte. Op mijn beurt probeer ik jouw inspiratie te
versterken om verder ‘naar buiten’ met persoonsinformatie-is-persoonseigendom
aan de slag te gaan. Is het wellicht een (eerste) idee dat je er een seminar
over organiseert, zeg een middag voor genodigden van Cearleon? Daarvoor kan je ondermeer
Paul als spreker uitnodigen; zijn voordracht op de mei-bijeenkomst van GIA was
toch interessant èn (zeer) onderhoudend?
27.67
Ik stel mij de aanpak anders voor: als je mij tijdig vooraf de tekst e.d. van
je voordracht stuurt, heb ik daarop wellicht commentaar.
27.68
Jij neemt blijkbaar helemaal het zekere voor het onzekere om nooit meer iets te
horen, te weten door slechts aandacht voor je eigen werk te vragen.
27.69
Mijn tweede
brief aan de president Algemene Rekenkamer gaat zo op de bus. Netzomin als
de eerste keer verwacht ik een normaal antwoord. Het is meer een brief aan
mijzelf, dus. Zo van, snap ik hoe dom dat antwoord op mijn eerste
brief eigenlijk is?
27.70
Die tussenstap, wisselwerking tussen doel en middel, is institutioneel
inderdaad niet gedekt, respectievelijk netzo institutioneel niet belegd. Dat
merk je overigens niet of nauwelijks in een vergaand stabiele toestand. Dan is
het zelfs geen gemis, doorgaans integendeel. Daar zit de balans zelfs in de
geëvolueerde configuratie van instituties als het ware ingebakken. Daarom is
stelselmatigheid ook lastig herkenbaar voor wie 'stuurt' op behoud. Wat op
kwalitatieve verandering wijst, komt domweg niet dóór. De bestuurder beperkt
zich tot continuïteit van haar/zijn eigen instelling. Zolang iedereen dat
strikt apart volhoudt, leeft vanzelf de gebalanceerde configuratie voort. Dat
levert bestuurlijke bijziendheid toch maar mooi op! Zie ook Narcistisch
verbond.
Die ene toestand 'heerst' echter niet langer. Wat daarvoor ooit evenwichtig
werkte, is uitgewerkt, achterhaald. Zo zijn we weer aangekomen bij de
moeilijkheidsgraad van een heuse paradigmawissel.
Wanneer de 'heersers' dat doorkrijgen? Dat leidt opnieuw tot het sprookje van
De Kleren van de Keizer.
Voorts meen ik dat de Algemene Rekenkamer mijn opvatting te gretig ... fopvat
als puur veranderdoel e.d. (waar zij dus niet over gaan). Met mijn vergelijking
met die auto probeer ik juist te verduidelijken, dat het mij er even niet om
gaat uit welk aankomstpunt/doel de opgave bestaat. Waarheen je ook maar wilt
bewegen, voor die auto is en blijft èlk doel onbereikbaar zolang die loodzware steen
in de kofferbak ligt. Die maakt immers èlke serieuze beweging onmogelijk zolang
de auto-met-voorwielaandrijving in zijn achterovergekiepte toestand blijft ...
staan. Het is dat vergrotende, respectievelijk overtreffende trap van statisch
onzin is. Maar als het zou kunnen, maakt ontkenning van reële
netwerkontwikkelingen beweging slechts alsmaar onmogelijker (het gewicht van de
steen neemt nog sterk toe; die moet gewoon uit de kofferbak, punt). Ik heb het
dus onder de noemer van een nieuw paradigma vooral over voorwaarden voor
bestuurbaarheid! Voor doelbepaling hebben 'we' het democratisch proces.
Uiteraard is dat allemaal echter niet strak te scheiden. Die onmogelijkheid tot
onderscheid gebruikt de Algemene Rekenkamer om een onlosmakelijk aspect (dat
dienovereenkomstig onvermijdelijk in mijn
eerste brief verschijnt) van mijn opvatting te verabsoluteren tot het
enkele punt waar zij zich tegenover kan positioneren. Zo blijft synthese
buitenspel, wat dus keurig past, dwz keurig volgens de spelregels voor
stabiliteitsbehoud.
Spelregels voor veranderprocessen zijn anders. Hoe raakt de scheidsrechter
ervan doordrongen? Daarom is het extra interessant om de noodzaak van
paradigmawissel onder voorwaardelijke noemer juist aan de Algemene Rekenkamer
te melden. Haar formeel verzekerde onafhankelijkheid houdt in, dat zij zich
nooit op een bevel (eufemisme: vraag, respectievelijk verzoek) kan beroepen dat
zij slechts gehoorzaamde. Zo beschouwd is zij feitelijk volstrekt àfhankelijk
en wel van vertrouwen.
Indien (ook) de Algemene Rekenkamer zich onttrekt aan stelselmatigheid,
ondermijnt zij haar vertrouwensbasis. Dat doet zij helemaal zèlf. Ik wijs er
hoogstens op.
Het heeft overigens praktisch (nog) weinig met vermenging met politiek
enzovoort te maken, als je keurig die steen aanwijst als "de
achterliggende oorzaken" ervan dat die auto nergens aankomt maar wèl
doldraaiend middelen verspilt. Of je moet vinden dat Nederland zich kan
onttrekken aan de netwerksamenleving ...
De Algemene Rekenkamer begrijpt mijn suggestie niet, kàn die niet begrijpen,
vanwege het achterhaalde paradigma dat zij hanteert. Mijn beweringen zijn
binnen dat referentiekader ònlogisch. Ze verkrijgen pas hun onontkoombare
logica binnen het nieuwe paradigma ...
De communicatie is extra lastig, omdat de Algemene Rekenkamer daaraan niet
meedoet in het besef van paradigmatische variëteit. Daarin probeer ik met een
dosis metacommunicatie te voorzien, maar ja, ook die is pas redelijk als
zodanig herkenbaar voor wie reeds over het referentiekader beschikt dat
dergelijke (meta)communicatie nu juist ... gevestigd wil krijgen.
Het lukt vaak slechts door een schok.
Nu voelt de Algemene Rekenkamer stellig nattigheid. Het ontbreekt daar, zoals
gezegd, echter aan het paradigma/referentiekader dat verschijnselen
begrijpelijk en als zodanig zo goed en zo kwaad als het kan beheersbaar maakt.
Daarom bestaat het antwoord uit een fopvatting.
Maar (ook) mijn
tweede brief kan rekenen op het antwoord door de Algemene Rekenkamer dat,
volgende fopvatting dus, ik het te moeilijk maak. Dat vind ik een fopvatting,
want wat ik zie is dat de Algemene Rekenkamer een knoop zelfs nòg strakker
aantrekt en verder verwikkelt. Dat is zó gebeurd met een knoop, terwijl ik
extra moeite moet doen om die knoop te ontrafelen.
Dat werkt natuurlijk niet schokkend, mijn gepeuter, maar moet wel gebeuren. Dat
probeer ik.
Ik kan het ook niet helpen dat zorgvuldige ontrafeling, klopt, een moeizaam
proces is. Wanneer ik dat verantwoord probeer te documenteren, moet de lezer
inderdaad blijven opletten. Ik bestrijd echter dat ik de moeilijke knoop
veroorzaak. Het is omgekeerd natuurlijk weer zo, dat waaraan de Algemene
Rekenkamer 'bijdraagt,' pas als een steeds moeilijker te ontwarren knoop
herkenbaar is ... binnen het nieuwe paradigma.
De Algemene Rekenkamer verzet zich trouwens niet tegen het nieuwe paradigma,
niet bewust, want zij heeft er naar mijn idee zelfs helemaal geen weet van. Was
dat paradigma maar bekend! Of bestond zelfs maar besef van het paradigmatisch
karakter van werkelijkheidsopvatting, dus ook van eigen opvatting.
27.71
Zoals het op mij overkomt, gaat hij er ondanks bereidwillige voorlichting toch
liefst alleen vandoor met een idee enz. Blijkbaar wil hij als solist
schitteren, maar heeft daarvoor wel repertoire van andere mensen nodig.
27.72
Inderdaad, zelfs Gartner (die ik enkele jaren geleden ervoor probeerde te
interesseren) komt nu met context. Dat is stellig via een andere weg gegaan.
Want Gartner vindt pas iets ergens van, nadat je een abonnement op hun diensten
nam ... die er dan uit bestaan jouw aanbod als een trend te positioneren.
Ik vind trouwens al enige tijd dat de contextterm steeds vaker verschijnt. De
solide operationalisering ervan blijft echter achterwege. Toch metapatroon,
dus. Maar ja, je zou eens een idee van iemand anders bekijken.
Juli - augustus 2008, webeditie 2008 © Pieter Wisse