Zie ook iDNA-manifest apart als pdf-bestand.
Paul Jansen en Pieter Wisse
Doet het getal 4891 u aan George Orwell’s doemboek denken? Klopt, één van de
auteurs draaide het hoognodig om. In 4891
– iDNA (Paul Jansen, november 2005) staat persoonlijk recht benadrukt. Dat
betreft daar in het bijzonder informatierecht, te weten het onvervreemdbaar
gesteld recht op eigendom van persoonsinformatie:
iDNA, dus.
iDNA wèrkt volgens nauw samenhangende beginselen. Onze opsomming hier heet
daarom het iDNA-manifest.1
Geheel in de sfeer van iDNA verwelkomen wij graag uw persoonlijke reactie. Zo is de
voorliggende versie, nummer 3, het resultaat van verdere bewerking dankzij
serieus commentaar.2, 3, 4 U heeft vanuit de voorliggende versie
steeds de vorige
versie beschikbaar, zodat u (ook) de ontwikkeling kunt volgen.
1.
Informatie over de individuele (rechts)persoon is eigendom van diezèlfde
(rechts)persoon.
Opmerking: De (rechts)persoon is verder kortweg persoon genoemd. Informatie over de individuele persoon heet kortweg persoonsinformatie.
2.
Eigendomsrecht vestigt oorspronkelijk en volledig beschikkingsrecht van de
persoon over zijn persoonsinformatie.
Opmerking: Omdat het recht over eigen informatie betreft, geldt ook de aanduiding zelfbeschikkingsrecht. Het geslacht van het woord persoon is mannelijk.
3.
De persoon kan uitsluitend bij wet beperkt zijn in beschikkingsrecht over zijn
persoonsinformatie.
Opmerking: Onbeperkt persoonlijk zelfbeschikkingsrecht borgt eventueel onvoldoende vertrouwen voor maatschappelijk verkeer met specialistische bijdragen.
4.
Zo’n beperking is tijdelijk (maximale termijn: 3 jaren), betreft een specifiek
doel met het bijbehorende minimum aan specifieke persoonsinformatie en
specificeert welke andere persoon beschikkingsrecht over die persoonsinformatie
verkrijgt. Verlenging van de beperking vergt nieuwe wettelijke grondslag.
5.
Bij beschikkingsonbekwaamheid van de persoon vervalt zijn beschikkingsrecht
over zijn persoonsinformatie aan zijn wettelijke vertegenwoordiger(s).
6.
De persoon kan recht op handeling met zijn beschikbare persoonsinformatie
verlenen aan andere personen.
Opmerking: Handeling met informatie omvat gebruik van diezelfde informatie. Op basis van zijn zelfbeschikkingsrecht kent de persoon onlosmakelijk oorspronkelijk handelingsrecht over zijn persoonsinformatie. Het handelingsrecht dat de persoon verleent aan een andere persoon, vormt aldus àfgeleid handelingsrecht.
7.
De personen bepalen in een overeenkomst voor specifieke verlening van
handelingsrecht tenminste a. de persoon die handelingsrecht verleent, b. de
persoon die handelingsrecht verkrijgt, c. het doel, d. de termijn en e. de
relevante deelverzameling van de beschikbare persoonsinformatie.
Opmerking: Afgeleid handelingsrecht is een informatiemachtiging. De verleningsovereenkomst specificeert tevens de handelingsintensiteit, die kan variëren van een éénmalige transactie tot ònbeperkte toepassing. Ook verdienen reële ontbindende voorwaarden expliciete aandacht.
8.
Handeling met persoonsinformatie kan wettelijk verplicht zijn. Voor dergelijke
handeling kan de persoon geen vrijwillige verleningsovereenkomst aangaan.
Opmerking: De persoon die zo’n wettelijke verplichting opgelegd krijgt, is in de eerste plaats de persoon zèlf. Andere personen zijn doorgaans een publiek- of privaatrechtelijk rechtspersoon; in die gevallen kan handelingsverplichting persoonsinformatie betreffen waarover de persoon zèlf niet beschikt.
9.
Zo’n verplichting betreft eveneens afgeleid handelingsrecht, is tijdelijk
(maximale termijn: 6 jaren; indien afgeleid handelingsrecht door verplichting
volgt uit wettelijk bepaalde beperking van zelfbeschikking, geldt de looptijd
van de beperking als de maximale termijn) en betreft het minimum aan specifieke
persoonsinformatie voor een specifiek doel. Verlenging van de
handelingsverplichting vergt nieuwe wettelijke grondslag.
10.
De persoon is verantwoordelijk voor de kwaliteit van persoonsinformatie
waarvoor geen wettelijke beperking van (zelf)beschikkingsrecht geldt.
11.
Toepasselijke beperking van zelfbeschikking en afgeleid handelingsrecht vormen
onlosmakelijk onderdeel van persoonsinformatie.
Opmerking: In een dictatuur annex politiestaat is die beperking eveneens compleet onderhevig aan beperking van zelfbeschikking respectievelijk -gebruik.
12.
De andere persoon, dus volgens afgeleid handelingsrecht, verantwoordt zich
ongevraagd pèr transactie aan de persoon over handeling met diens
persoonsinformatie. De rapportagetermijn is maximaal veertien dagen na
voltrekking van de transactie.
13.
Tot afgeleid handelingsrecht kan behoren dat de andere persoon beheer voert
over — een afschrift van, ongeacht het medium — persoonsinformatie.
14.
Indien de andere persoon (ook) beheer voert over beschikbare
persoonsinformatie, heeft hij daarover een periodieke verantwoordingsplicht aan
de persoon. De rapportagefrequentie is minimaal halfjaarlijks.
15.
De persoon heeft recht op een vertrouwenspersoon voor persoonsinformatie
waarvan hij weliswaar onlosmakelijk eigenaar is, maar waarover hijzèlf vanwege
wettelijke beperking niet beschikt.
Opmerking: Een vertrouwenspersoon is doelafhankelijk gecertificeerd. Bijvoorbeeld, de persoon kan zijn huisarts aanwijzen voor wat betreft zijn medische persoonsinformatie indien daarvoor wettelijk beperkte zelfbeschikking geldt.
16.
De persoon wendt zich voor verantwoording over handeling met en/of beheer van
zijn niet-beschikbare persoonsinformatie tot de vertrouwenspersoon.
Tot zover in zestien ‘artikelen’ het manifest in enge zin. iDNA-manifest geldt voor dotindividual, Center for Information Equity onverkort als •i charter.
Informatiekundig gaat het ons om een effect dat helaas nog ònbegrepen is,
vooral in de beleidsvormende kring van politici en bestuurders. Met dit
manifest proberen wij mede daarop aandacht te vestigen, opdat een belemmering
verdwijnt voor algemene maatschappelijke ontwikkeling. Het gaat ons dus grootschalig
om het constructieve effect van, zeg maar, persoonlijke detaillering. Details?
Individuele mensenrechten zijn natuurlijk zelfs het hoofdpunt. En als het om
mensen gaat, allemaal hoofdpunten bepalen de hoofdlijn. Niet andersom. Zo
waarborgt het persoonlijk primaat de zgn. nodige en voldoende variëteit voor
solide stelselmatigheid op maatschappelijke schaal. Zònder realistische
voorzieningen voor persoonlijke (informatie)ruimte is infrastructuur voor
maatschappelijk informatieverkeer nooit levensvatbaar.
De infrastructuur voor persoonlijk primaat is daarom kwalitatief ànders. De
informatiekundige logica luidt onmiskenbaar dat betrouwbare informatie
stelselmatig pas geborgd is door eenduidige verbijzondering naar situatie annex
context en tijd (metapatroon). Dergelijke verbijzondering ontbreekt principieel
nog in geïsoleerd opgezette informatiesystemen. Er is geen deltaplan nodig om
ze te redden, maar voor hun integratie tot werkelijk informatiestelsel. Dat
stelsel vòrmt pas de informatiedelta.
Noten
1. Het iDNA-manifest levert eigenlijk ook het fundament voor de zgn. Burgerservicecode. De code regelt immers informatieverkeer van in het bijzonder de burger met in het bijzonder overheidsinstellingen, terwijl het manifest betrekking heeft op het totale maatschappelijk (informatie)verkeer.
2. Wij zijn vooral J. van Til dankbaar voor opbouwende opmerkingen
over de eerste versie. De tweede versie van het manifest weerspiegelt overigens
niet getrouw wat Van Til opbracht (december 2005). Voor nieuwe synthese onder
de noemer van iDNA-manifest zijn wij geheel verantwoordelijk.
Zie voor uitgebreide toelichting op die tweede versie ons opstel Identity management
distilled: a comparison of frameworks (working paper nr 2006-10 in: PrimaVera, Universiteit van Amsterdam, 2006).
3. Commentaar door R. van Vliet (juli 2008) op de tweede versie leidde tot deze derde versie. Zijn analyse luidt dat wettelijk bepaald gebruiksrecht niet tot overheidsinstellingen beperkt is, zoals de tweede versie op z’n minst sterk suggereerde. In de noodzaak tot verbetering herkenden wij de kans voor (verdere) veralgemenisering, herschikking enz. Dat leidde alom in het manifest tot wijzigingen, aanvullingen enzovoort. De opzet ging dus behoorlijk overhoop, wat iedereen door vergelijking met de vorige versie(s) bevestigd kan zien. Het resultaat, met dus bijzondere dank aan Van Vliet voor zijn opmerkzame en terechte kritiek, is dat (volgens ons) de derde versie ècht weer een beter manifest is.
4. Aan M. Houtman betuigen wij graag onze dank omdat hij erop
wijst dat in de manifestartikelen 2 en 3 reeds voorzien is, naar zijn idee
zelfs “in een sterkere vorm,” met het Europese Verdrag voor de Rechten van de
Mens (EVRM), Eerste Protocol, artikel 1. Dat artikel draagt de titel
“Bescherming van eigendom” en de inhoud luidt: “Iedere natuurlijke of
rechtspersoon heeft recht op het ongestoord genot van zijn eigendom. Aan
niemand zal zijn eigendom worden ontnomen behalve in het algemeen belang en
onder de voorwaarden voorzien in de wet en in de algemene beginselen van
internationaal recht.” Wat ons betreft is de crux natuurlijk dat ook
persoonsinformatie geldt als persoonlijk eigendom en daarom, dat is
inderdaad véél sterker, nogmaals bedankt voor de aanwijzing, bescherming geniet
volgens EVRM. Voorzover wij weten geldt voor persoonsinformatie echter nog geen
expliciet gesteld eigendomsrecht dat berust bij de persoon in kwestie. Dàt
vormt de bedoeling met het manifest; voor noodzakelijke samenhang resp.
overzicht horen daarin ook artikelen zoals 2 en 3. Het manifest zèlf propageren
wij allerminst als wets- en/of verdragstekst. Mèt het manifest propageren wij
veranderingen ten gunste van, zeg maar, maatschappelijk evenwichtige
informatieverhoudingen.
Een verdere opmerking annex aansporing door Houtman nemen wij hier graag, met
zijn toestemming, volledig over: “Een aardige ontwikkeling is de (toekomstige)
mogelijkheid om op eenvoudige wijze controle over je eigen persoonsinformatie
te hebben. Wanneer zo'n eenvoudige en vriendelijke manier van persoonsregistratie
bestaat, die de eerbiediging van persoonsinformatie goed uitvoert, leidt
dit volgens europees recht tot een verplichting om een dergelijke manier
te gebruiken en.moeten de minder vriendelijke manieren uitgesloten
worden. Dit volgt direct uit het subsidiariteits- en proportionaliteitsbeginsel
en artikel 8 EVRM (Recht op eerbiediging van privé leven, familie- en
gezinsleven). Voor feitelijke erkenning is waarschijnlijk wat procederen nodig
zijn en dat lijkt me tegen die tijd een zaak voor de stichting dotindividual. ;-)”
December 2005 – juli 2008, webeditie 2005 - 2008 © Paul Jansen en Pieter Wisse