Referentiepunt burger

Pieter Wisse

Graag geef ik een compliment voor de ruime naamsbekendheid van de Nederlandse OverheidReferentieArchitectuur, meestal afgekort tot Nora. Mijn onderwerpkeuze hier illustreert dat nogeens, nietwaar? Veel verder ga ik met positieve waardering echter niet. Ik wil nog best aannemen, stel dat zij het überhaupt lezen, nou ja, hoogstens een stukje eruit, dat Nora vertrouwen wekt bij politici, bestuurders en hogere ambtenaren. Dat is ook een netwerk, maar blijkt helaas nogal (af)gesloten. Want informatiekundig gezien herken ik vooral bestuurskundige retoriek, punt. Ik geloof er helemaal niets van, dat informatiekundige professionals de referentiearchitectuur daadwèrkelijk gebruiken. Wie zegt dat dan? En laat eens zien!

Praktische toepassing is natuurlijk ook uitgesloten, zolang Nora feitelijk beperkt blijft tot selectieve herhaling van procesmatige normering van overheidsgedrag in het algeméén. Is dat niet allemaal allang volgens wetten en regelingen vastgesteld? Leest u er in versie 2.0 de twintig zgn. hoofdprincipes maar rustig op na (beschikbaar via www.e-overheid.nl). Ik vind het een verzameling open deuren; daarbij staan ze dus in een ànder vlak dan het informatiekundige. Vaag, veel, soms vals en vaak verwarrend. Aanknopingspunten mis ik. Ook de talloze nader gedetailleerde Nora-principes dragen overwegend zulk bezwerend karakter. Dat zijn er trouwens nogeens circa honderdenvijftig. Alleen al getalsmatig kunnen dat toch nooit productieve referenties zijn? Nogmaals, een architectuur ontbreekt in de stelselmatige zin van hoé de elektronische overheid in essentie maakbaar, beheersbaar, dynamisch enzovoort is. Op die manier staan de deuren zelfs wijd open voor wat door allerlei overheidsorganisaties nog altijd afwijkende uitvoeringen van informatievoorziening blijven. Kortom, averechts effect.

Mijn principiële bezwaar tegen Nora in de vertoonde versies is dat een naïef beeld van informatieverkeer overheerst. Blijkbaar luidt de veronderstelling dat de apàrte overheidsinstellingen allemaal hooguit wat extra voorzieningen moeten treffen, liefst natuurlijk op de kritieke punten op elkaar afgestemd, vooruit, gebruik daarvoor gemeenschappelijke basisvoorzieningen. Voilá, geldt kennelijk de suggestie, met noodzakelijke samenhang zit het beslist goed.

Dat vind ik typisch voor nauw beleidsoptimisme. Ongehinderd door inzicht in wat er praktisch nodig is voor wèrkende samenhang, lijkt het erop dat met het noemen van enkele doelstelling de belangrijkste stap gezet is. Klinkt principes in plaats van doelstellingen of eisen niet alsof eenduidigheid reeds geborgd is? Wat slechts zou resten, is uitvoering. Succes ermee! Want wat is het realiteitsgehalte?

Voor de gehele elektronische overheid, laat staan op maatschappelijke schaal, is informatieverkeer niet adequaat beheersbaar, verloopt gauw ònveilig en dergelijke door uitsluitend inzet van aparte deelnemers waarover soms gerede twijfel heerst over goede wil tot samenwerking, hun vermogen ertoe met digitale technologieën nog daargelaten. Omdat onze voorouders dat ooit begrepen van bijvoorbeeld waterdreiging en zij daarom een waterstáát als overkoepelende gemeenschap organiseerden, houden we het in Nederland redelijk droog. Over onderlinge afhankelijkheid gesproken! Het risico met louter vrijwilligheid is nu eenmaal te groot. Solidariteit heeft weleens een steuntje nodig. Inmiddels is er óók voor digitaal informatieverkeer sprake van vitale infrastructuur. Tja, dat brengt me toch op bestuur. Infrastructuur vergt karakteristieke besturing, te weten met voldoende gezag gelet op als algemener erkend belang. Maar nee, Nora wil daar tot dusver niet aan. Daarom komt zij voor maatschappelijk informatiestèlsel niet toe aan aanwijzingen die dankzij hun verband desnoods het etiket (referentie)architectuur verdienen. Omdat de referentie niet strookt met de reële opgave, valt het natuurlijk nòg mee dat volgens mij geen informatiekundige er voor haar of zijn werk serieus naar kijkt. Jammer van alle geld en moeite is het wèl.

Volstrekt logisch in een open samenleving, de kans voor maatschappelijke ontwikkeling met infrastructuur raakt alweer duidelijker zichtbaar door de elektronische overheid scherper op de spreekwoordelijke burger, respectievelijk het bedrijf te oriënteren. Daarvoor komt de BurgerServiceCode in aanmerking (beschikbaar via www.burger.overheid.nl). Het is niet dat ik daarover compleet scheutig met complimenten ben, maar de aanzet verdient waardering èn toepassing. Nu verwijst Nora inderdaad her en der naar die Code. Dat heb ik gewoon eens consequent omgedraaid. Een beetje sorteren bevestigt gauw dat de tien zgn. normen van de Code prima de twintig hoofdprincipes — nota bene, wat eigenlijk ook normen in die BSC-betekenis zijn — uit Nora sluitend omvatten, echter aanmerkelijk puntiger geformuleerd en zelfs mééromvattend. Probeert u ze ook eens te vergelijken?

Voor de eerstvolgende versie van Nora stel ik graag mijn, wiskundig uitgedrukt, afbeeldingsschemaatje beschikbaar. Die a.s. versie 3.0 met de BurgerServiceCode als hechte leidraad kan zo een mooie tussenstap vormen op weg naar een referentiekader voor, eindelijk, infrastructuur voor maatschappelijk informatieverkeer. De elektronische overheid is daar gewoon onderdeel van. Daarvoor beveel ik voor Nora versie 4.0, maar dat mag vanzelfsprekend ook vroeger, van harte de vijftien zgn. stelregels aan uit Informatieverkeer in publiek domein, reeds in 2004 uitgebracht door het programma Architectuur Elektronische Overheid (maar in de bestuurskring dus niet zo knap gepromoot, schrijf ik, toegegeven, met zekere afgunst; ik ben samensteller van die nota). Tegen die tijd, ik heb het nu weer over ongeveer versie 4.0 van Nora, is omgekeerd de BurgerServiceCode ook aan een stevige opknapbeurt toe. Het lijkt me voor maatschappelijke gezonde verhoudingen voor informatie-eigendom onontkoombaar dat de Code de richting opmoet van iDNA Manifest dat Paul Jansen en ik eind 2005 opstelden als burgerinitiatief (waardoor wij tevens onze instemming betuigden met norm no. 10 van de huidige BurgerServiceCode ;-).

 

 

7 juni 2007, webeditie 2007 © Pieter Wisse