Nieuw! De informatietherapeut.

Pieter Wisse

Voor wie het niet wist, verschaft de opwinding over de architectentitel een onmiskenbare aanwijzing dat een vak hopeloos verdwaald is. Daarmee bedoel ik ons vak van informatievoorziening. Of ik enig recht van spreken heb? Ongeveer drie decennia geleden doorzag ik au fond een ontwerpstudie te volgen. Die ingenieursopleiding heette destijds bestuurlijke informatievoorziening. Dankzij wat abstractie herkende ik overeenkomsten met de inspanningen van huisgenoten die bouwkunde studeerden. Ik meende dus ook met ontwerpen à la architectuur bezig te zijn. Daarover publiceerde ik vervolgens ook, maar kwam zeker niet op het idee mijzelf als zoiets als een informatiearchitect te afficheren. Voor zover ik weet, heeft Jaap van Rees dat beroepsetiket wat later verzonnen. Hij noemde mij dat indringend tijdens een gesprek, pakweg in 1994. Jaaps aanzet leidde tot twee gezamenlijke artikelen (1. Informatie-architect en systeemaannemer: andere rol, andere methode en 2. De rol van de informatie-architect) en één boek (De informatie-architect), allemaal gepubliceerd in 1995. Alleen al de titels van de artikelen laten aan duidelijkheid al niets te wensen over. Desondanks heeft helaas bijna niemand uit dergelijke publicaties ooit goed begrepen dat wij de informatiearchitect niet in isolement schilderden. Wij bepleitten daarentegen een evenwichtiger dynamiek door in het krachtenveld van informatievoorziening de informatiearchitect als aparte medespeler te erkennen. Daar zouden beide traditionele spelers baat bij hebben, dus zowel de opdrachtgever als de zgn systeemaannemer. Natuurlijk was ons van meet af aan duidelijk dat vooral onder de systeemaannemers weerstand zou bestaan. Waarom zouden zij hun monopolie in de relatie met de opdrachtgever opgeven? Dreigde niet het gevaar dat aannemers zichzelf domweg tot architecten zouden omdopen? Desondanks waren wij even optimistisch. Er moesten toch verlichte opdrachtgevers zijn die hun invloed op verhoudingen zouden aanwenden?

Vrijwel direct na het initiatief tot toevoeging van de expliciete rol van de informatiearchitect werd het mij helaas duidelijk dat, neutraal gezegd, onomkeerbare verwarring die verbetering ondermijnde. Omdat ik op voorhand al twijfelde aan haalbaarheid, was mijn zakelijke en emotionele betrokkenheid beperkt. Ik geef dat ronduit toe. Dan niet, dacht ik. Ik voelde mij prettig me als informatiekundig ontwerper te presenteren en op die weg ging ik stug door met waarmee ik allang bezig was, zoals met een modelleermethode voor contextuele gedragsverbijzondering. Het architectuurbegrip is immers slechts één van vele begrippen die vruchtbaar geëxploiteerd kunnen worden voor ontwikkeling van informatievoorziening, in het bijzonder de organisatie van de informatievoorziening. Kortom, de vergelijking met bouwkunde is allerminst heilig. Het gaat erom daaraan bruikbaar materiaal voor een karakteristieke informatiekundige synthese te ontlenen. De toegevoegde waarde van een aparte ontwerper die ook nogeens namens de opdrachtgever overzicht tijdens realisatie houdt, is één zo'n essentieel element en misschien is dat zelfs wel alles dat er voor de informatiekunde valt te winnen met die vergelijking.

Jaap van Rees was met propaganda veel en veel taaier dan ik. Dat is begrijpelijk, want het was immers zijn idee de rollendynamiek in informatievoorziening te verbeteren. Als het erop lijkt dat Jaap tijdens toelichting op zijn voorstel, en ik druk me graag wederom gematigd uit, niet altijd vrienden maakte, wil ik daarover het volgende kwijt. Ik vind het allereerst gepast hem de eer te gunnen voor de openbare agendering van de noodzaak tot evenwichtiger dynamiek. Dat is gewoon zo. Hoewel ik met plezier en enthousiast meewerkte aan die agendering, ging het om zijn visie rondom de informatiearchitect. Als ìk daarvoor al geen enkele eer opeis, moet een ander dat zeker niet doen en acht ik dat punt daarom afgesloten.

Verder meen ik dat termen zoals architect en architectuur de afgelopen jaren in Nederland door uiteenlopende dienstverleners in informatievoorziening geëxploiteerd zijn voor hun reclamedoeleinden en/of beroepsdefinitie(s), en ongetwijfeld tot in lengte van jaren gaan worden, op manieren die geen enkele relatie vertonen met Jaaps idee over de rol van de informatiearchitect enzovoort. Dat idee is domweg niet serieus genomen. Wie wordt niet razend als hem dat gebeurt? Ik kan dat prima meevoelen, want ikzelf heb ook weleens een idee dat maar blijft liggen. Zeker, iedereen moet zich over frustratie heenzetten als zijn idee waardeloos blijkt. Daarvoor is echter allereerst gerichte kritiek nodig en die is er op dìt idee, althans volgens mij, nog altijd niet. Kortom, de toegevoegde waarde van evenwichtiger rollendynamiek staat wat mij betreft nog netzo onbetwist overeind als toen wij erover voor het eerst publiceerden. Zonder discussie met eerbied en waardering voor diversiteit van opvattingen stagneert het vak, of raakt dus zelfs verder de weg kwijt. Ik herhaal dat zo'n discussie er nooit geweest is. In plaats daarvan werd subiet het etiket van Jaaps voorstel afgeweekt. Zo waren er allerlei mensen die het gebruikten om hun eigen idee mee te lanceren. Dat is niet verboden, maar het was (en is) natuurlijk wel dubbel misleidend. Want niet alleen dekte het niet langer de oorspronkelijke inhoud, maar daardoor bleef tevens de gedachtengang verborgen die elders eronder schuilging. De één zat nog verder mis dan de ander, althans van Jaaps idee.

Het resultaat is dat van alles en nog wat dat met informatievoorziening verband houdt ineens architectuur heet en dat er plotseling voor elk specialisme apart een heuse architect opgesteld zou staan. Let wel dat hiermee precies het omgekeerde bereikt is van wat sinds mensenheugenis voor de bouwkunde geldt. Daar waarborgt de architect overzicht met prioriteit voor het belang van de opdrachtgever en tegelijk verantwoordelijksgevoel voor overige betrokkenen. Ofwel, daar kent een veranderingsproces per definitie één rol die de naam architect verdient. Niet meer, niet minder. De vraag is nu of dat erg is, die radicale betekenisomkering op een ander toepassingsgebied?

Het kan mij in elk geval niets meer schelen. Ik blijf het bouwkundige architectuur- en architectbegrip ook voor de informatiekunde vruchtbaar vinden. Mede daarop blijf ikzèlf mij als ontwerper dus oriënteren. Als ontwerper draag ik immers altijd individuele verantwoordelijkheid. Achter een beroepsgroep met bijbehorende titel kan ik me nooit verschuilen. Zo beslis ik ook helemaal zelf of het etiket informatiearchitect past, of niet. Ik heb het voor mijzelf nooit passend gevonden, maar dat heeft meer met de eenzijdige overdaad aan associaties met zgn gebouwde omgeving te maken dan met het beginsel van 'checks and balances.' Ik blijf een sterk voorstander van evenwichtiger rollenverdeling óók voor realisatie van informatievoorziening.

Inmiddels heb ik van Jaap van Rees begrepen dat hij recent zijn inspanningen staakte om zijn voorstel voor de integrerende rol van de informatiearchitect onder die noemer verder te promoten (zie www.jaapvanrees.nl). Dat is verstandig. Zo'n hopeloze onderneming verdient het niet om nog een seconde energie aan te besteden. Laat alsjeblieft maar lopen en verzin weer iets nieuws voor het vak. Mijzelf bevalt dat goed. Mislukking in de zin van heersend onbegrip zegt vaak niets over de sociale waarde van het idee, of als het in dit geval al iets zegt is het een compliment. De krampachtige ontkenning van aandacht is veelzeggend.

Als op z'n minst amusant beoordeel ik het formele bezwaar dat nu uit de hoek van bouwkundig architecten gemaakt wordt tegen wat rustig als ruimhartig gebruik geldt van de termen architectuur en architect en hoe vertegenwoordigers erop reageren van allerlei i-, it- en ict-architectengroeperingen die als paddestoelen uit de grond zijn gerezen. Dat bezwaar is gedekt door de Wet op de architectentitel die geldt voor regulering van het maatschappelijk verkeer ter realisatie van de zgn gebouwde omgeving. Vanuit informatievoorziening wordt dat nu op dezelfde manier opgepakt als de inhoud van Jaaps voorstel: niet, dus. Gewoon negeren en dan gaat het vast over, lijkt de houding. Voor mij als nagenoeg belangloze toeschouwer is het dus leuk om te bekijken hoe dat verder gaat. Enerzijds is taal vrij. Iedereen mag principieel alles architectuur noemen, en zichzelf architect. Wie de ander zo gek krijgt die betekenisdwang te aanvaarden, kan op die basis verder aan relatiebeheer werken, enzovoort. Anderzijds bemoeit de overheid zich met allerlei aspecten van het maatschappelijk verkeer, waaronder de zgn economische structuur. Onder die noemer spelen dan weer tegenstrijdige accenten, te weten de bescherming van concurrentiepositie en de bevordering van concurrentie. Ook hier gaat het om evenwicht. Auteursrecht, octrooi en titelregister zijn beschermingsmaatregelen. De Wet op de architectentitel is dus typisch voor zulke regulering. Daartegenover staat, het woord zegt het al, deregulering. Dat is feitelijk als bescherming van de klant bedoeld. Het zit er dik in dat de moderne overheid van een pluriforme samenleving met mondige burgers (en bedrijven) er weinig zin in heeft tijd en geld te verspillen aan ruzietjes over wie de architectentitel mag voeren. Maar ja, die Wet bestaat nu eenmaal nog. Wat ik dan weer niet begrijp is de hardnekkige weigering uit de hoek van sommige i-, it- en ict-groeperingen om als compromis overal iets met informatie bij te vermelden. Is dat au fond niet domweg kinderachtig? Dat lijkt mij wel, maar het onderhoudende effect is in elk geval dat het conflict voorlopig smakelijk voortduurt.

Volwassen bekeken is het allemaal natuurlijk te gek voor woorden. Is de wens tot differentiatie van diensten, ook zonder wettelijke basis, niet reëel? Waar gaat het eigenlijk om? Afgezien van het idee over rollendynamiek van Jaap van Rees heb ik verder nog niemand een bijdrage zien leveren die in de verste verte maar nadruk legt op dienstbaarheid. Het etiket is toch volslagen ondergeschikt? Het gaat om kwaliteit van dienstverlening voor informatievoorziening. Wie legt mij uit hoe die kwaliteit verbetert door stompzinnig gesteggel over het 'recht' om over architectuur te praten en zich 'architect' te noemen? Is het geen tijd het vak principieel naar buiten in plaats van naar binnen te keren?

Over vergelijkingen gesproken, ook alweer vele jaren vind ik dat een informatiekundig ontwerper veel kan opsteken van psychotherapie.1 Als ik mijzelf mag tegenspreken over de toepasselijkheid van een etiket, het lijkt me niet handig zo'n expliciete rol informatietherapeut te noemen. Omdat uiteraard dezelfde relatiedynamiek aan de orde is, raakt de opdrachtgever dan automatisch met een patiënt geassocieerd. Dat werkt niet. Het obstakel is overigens niet zozeer dat zakelijke opdrachtgevers niet ziek(elijk) zouden zijn. Dat zijn ze onloochenbaar, tenminste zeker niet minder dan mensen in andere rollen waaronder therapeuten zelf. Het probleem is dat zij juist in die rol, te weten van opdrachtgever, allergisch zijn voor elke herinnering aan zwakte en dergelijke.

Dat is wel erg jammer, die allergie van opdrachtgevers. Stel dat er ooit een tijd komt dat therapie in die kring en vogue raakt en dat zij graag alom bekend weten in therapie te zijn. Ik voorspel dat elke dienstverlener die nu, al dan niet met informatie oid als toevoeging, met de architectentitel pronkt zich onmiddellijk het etiket informatietherapeut opplakt. Het komt extra mooi uit dat er helemaal geen Wet op de therapeutentitel bestaat. Daarover komt tenminste geen gezeur. En verder is iedereen gewend aan wildgroei van therapeutische methoden, van stimulering van voetreflexen tot en met toediening van bloesemextract. Of ik dat nu vakverdwaling noem of niet, die kant zijn dienstverleners voor informatievoorziening ook opgegaan. Dat past allemaal prima. Maar wat is het probleem of, beter nog, de kans van de opdrachtgever ook alweer?

 

 

 

noot

1. Want zo nieuw is dat idee van de informatietherapeut natuurlijk ook weer niet. Zie van mijn eigen hand bijvoorbeeld:
- Informatiearchitectuur, een vak apart
- Architectuurcriterium
- Complexiteit en samenwerking: een voorstel voor uitstel van de discussie over informatiearchitectuur.

 

 

juli 2003, webeditie 2003 © Pieter Wisse