Informatiearchitectuur, een vak apart

Pieter Wisse

Wat doet een informatiekundig ontwerper of, dezelfde persoon met een wat andere naam aangeduid, een informatiearchitect?1 Waarin wijkt haar/zijn bijdrage aan ontwerp, ontwikkeling, beheer en toepassing van — gereedschappen voor tot en met organisatie van de — informatievoorziening af van wat andere betrokkenen zoals opdrachtgever, systeemaannemer en uiteraard de zgn gebruiker doen? Wat is dus kenmerkend voor de rol van een informatiearchitect? Met andere woorden, waarom is informatiearchitectuur een vak apart?

Alweer wat dichter bij redelijke antwoorden op zulke vragen kwam ik toen ik Psychotherapie, een vak apart2 las. De auteur A. van Dantzig is blijkbaar een vooraanstaand psychiater. Getransponeerd verhelderen vele van zijn uitspraken allerlei aspecten van informatiearchitectuur en daardoor van de aparte rol van de informatiearchitect. Daarom citeer ik hem uitvoerig. Eigenlijk heb ik dit opstel bijna volledig uit zijn tekstpassages gecomponeerd, met slechts hier en daar een opmerking van mijzelf. Om elk misverstand over de bron van wat volgt te vermijden, is zelfs de titel van dit opstel een nadrukkelijke transpositie van die van Van Dantzigs boek.

 

 

mijn interesse verklaard

Voordat ik losbarst met relevante citaten uit Psychotherapie, een vak apart, waag ik een poging allereerst de nieuwsgierigheid te bevredigen die ik stellig met mijn inleidende opmerkingen gewekt heb. Waarom interesseer ik me beroepsmatig voor — literatuur over — psychotherapie? Dat komt omdat ik als ontwerper van informatievoorziening in complexe organisaties en processen vooral met mensen werk. Ik kan me inderdaad niet veroorloven mijn kennis van informatietechnologie te verwaarlozen. Maar als ik betrokken mensen niet begrijp, is mijn ontwerpbemoeienis nooit doeltreffend. Waaraan ik ontwerp, moeten immers hùn gereedschappen zijn. Het gaat om hùn organisatie van de informatievoorziening. Die bepalen hùn werkelijkheid vaak nog lang nadat mijn directe contact ophoudt. Daarom ben ik geïnteresseerd in elk ànder vak dat belangrijk inzicht in mensen afzonderlijk èn hun groepsverband bevordert. In verantwoordelijkheid voor invoering van techniek op menselijke maat. Ik ben domweg een betere ontwerper (lees ook: informatiearchitect) als ik psychologische en sociologische basiskennis heb. En voor wanneer mensen echt moeilijk te begrijpen zijn — en mijzelf beslist meegerekend — biedt het vak van de psychotherapie houvast. Steeds stel ik overigens voorop dat ik dergelijke vakken niet beheers. Ik zoek naar extra oriëntatie voor mijn eigen vak. Dat is het ontwerpen van informatievoorziening voor complexe organisaties en processen, kortom informatiearchitectuur. Ik probeer mijn eigen vak te ontwikkelen door inzichten uit andere vakken te integreren.

 

 

(nog) beter maken

Ik las Psychotherapie, een vak apart dus niet omdat ik meen voor psychotherapeut te kunnen doorgaan. Daarentegen selecteer ik wat ik belangwekkend acht voor mijn theorie & praktijk als ontwerper van organisatorische informatievoorzienig. Ik zoek of ik iets kan leren voor mijn eigen kennis over en houding tot mensen die bij ontwikkeling, beheer en vooral later gebruik van — gereedschappen voor tot en met organisatie van  — informatievoorziening betrokken zijn. Dan vind ik in Van Dantzigs inleiding meteen al iets moois. Hij zegt daar (p 11) "dat mensen hun gevoelens veranderen als ze hun wereld niet kunnen veranderen, om zo hun wereld leefbaar te houden."

Steeds als ik die zin lees, ben ik er even stil van. Het is een prachtige samenvatting van het psychotherapeutisch paradigma. Wat daar staat, interpreteer ik voorts als aanklacht tegen technocraten. Dat is hier relevant. Want ook een informatiearchitect mag nooit de wereld van betrokken mensen zó (helpen) veranderen dat zij hun contact ermee verliezen. En dat zij dat verlies met ziekmakende gevoelens compenseren. Informatiearchitectuur, en daarvoor is een aparte architect nodig als het informatievraagstuk ingewikkeld is, moet mensen niet zieker, maar juist gezonder maken. Mijn idee hierbij is dat zieke mensen nooit een gezonde organisatie kunnen vormen, zeker niet op langere termijn. Wat een informatiearchitect moet vermijden is ziekmakende informatievoorziening. Dat is het absolute minimum. Een goede, verantwoordelijke architect gaat natuurlijk veel verder. Zij/hij ontwerpt via informatievoorziening mee aan een gezonde organisatie, door en voor gezonde mensen.

 

 

relatie en verantwoordelijkheid

Opzettelijk heb ik mijn morele toon zwaar aangezet. Want zoals gezegd is mijn uitgangspunt dat informatiearchitectuur alles met mensen te maken heeft. Daarom zie ik ook overeenkomsten tussen psychotherapeut en informatiearchitect. Omdat de psychotherapeut zo direct herkenbaar met (andere) mensen werkt, werkt de psychotherapie al volgens een uitgesproken ethische traditie. Een vergelijkbare ethiek moet aan informatiearchitectuur ten grondslag liggen. Voorzover die er nog niet is — en ik ken haar niet —, moet die er komen. Volgens mij werkt de informatiearchitect immers nauwelijks minder direct met (andere) mensen. Want ook wie vóór andere mensen werkt, is eigenlijk mèt ze bezig. Het einde van direct contact is zeker niet het einde van de relatie. Ik beschouw het zelfs kenmerkend voor welke ontwerper danook dat de relatie aanhoudt zolang toepassing van het ontworpen 'resultaat' bij mensen effect heeft. Volgens deze redenering krijgt de ontwerper dus vaak ook een relatie met wie helemaal niet direct bij haar/zijn ontwerpbemoeienis betrokken was. Praktische trefwoorden voor de reikwijdte van de ontwerpersrelatie zijn verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid.

 

 

vakdynamiek

Bij Van Dantzig is geen sprake van een simpele definitie van psychotherapie als vak. Hij benadrukt juist dat ontwikkeling ervan dynamisch verloopt. Ik kan hem dat het beste in zijn eigen woorden laten zeggen. Wat ik aan de hierna geciteerde tekstpassage (p 134) slechts veranderde, is dat voor de term psychotherapie informatiearchitectuur in de plaats gekomen is.

"De ontwikkeling van een vak is een ingewikkeld samenspel van behoefte van de consument, claim van bekwaamheid — al of niet reëel — van de deskundige, en de aan de beroepsuitoefening verbonden geldelijke en maatschappelijke voor- en nadelen. Het is dit door elkaar lopen van de inhoudelijke motieven — de beroepsbeoefenaars hebben, tot het tegendeel bewezen is, een reële interesse in het vooruitbrengen van hun vak — en van de zakelijke motieven — de beroepsbeoefenaars hebben een reëel belang bij de mogelijkheden die het beroep hun geeft hun maatschappelijke en financiële positie te verbeteren —, het is dit dooreenlopen van ideële en zakelijke motieven dat de discussie zo makkelijk vertroebelt, omdat de verleiding ontstaat, bij de voorstanders van de ontwikkeling van de [informatiearchitectuur] de maatschappelijke en financiële motieven voor hun handelen te onderschatten, en bij de tegenstanders de aanwezigheid van die materiële belangen bij de voorstanders te gebruiken om de inhoudelijke argumenten in diskrediet te brengen als ideële vlag van de egoïstische lading. Voor een goede discussie lijkt het me nodig deze beide lijnen in de ontwikkeling van de [informatiearchitectuur] - ik wil ze de inhoudelijke en de materiële noemen - goed uit elkaar te houden, ze ieder apart te bestuderen, en ons daarna over hun eventuele interferenties te beraden."

Van bovenstaande zinnen is vooral de middelste ingewikkeld geconstrueerd. Het lijkt de letterlijke neerslag van wat Van Dantzig mondeling uitsprak. Wie het niet in één keer begrijpt, raad ik daarom aan het citaat netzolang hardop te herlezen tot het lukt. Want wat hij zegt, is ook voor de ontwikkeling van het vak informatiearchitectuur van groot belang.

 

 

problematische definitie vanwege oriëntatie op synthese

Op basis van Van Dantzigs getransponeerde uitspraken is informatiearchitectuur eigenlijk nog helemaal geen vak. Daarop kan het pas aanspraak maken als informatiearchitectuur gekenmerkt is door (p 135): "(1) een op universitair niveau beoefende wetenschap, en (2) een beroepsuitoefening met een eigen opleiding." Want, zo vervolgt hij, er is "een werkelijkheidsgebied [...] dat zich leent voor wetenschappelijke bestudering en daarbij aansluitende beroepsuitoefening, in de zin van de psychotherapie." Wie ook hier zoek-en-vervang loslaat op de term psychotherapie, ontdekt wederom een belangwekkende uitspraak over informatiearchitectuur.

Daar een simpele definitie ontbreekt, blijft de doelstelling vaag. Dat beweert Van Dantzig over psychotherapie en voegt eraan toe dat zulke vaagheid natuurlijk allerlei afgrenzingsvragen oproept.

Hetzelfde geldt voor informatiearchitectuur. Ik meen dat zulke complexiteit zelfs kenmerkend is voor het vak. Architectuur is gericht op synthese. Het is dan toch vanzelfsprekend dat aspecten niet gedisciplineerd (ik bedoel dus: volgens aparte disciplines) van elkaar verschillen.

 

 

praktische benadering

Het is onmogelijk scherp te definiëren wat informatiearchitectuur is. Een puur theoretische beschouwing blijft steriel. Daarom verdient een praktische benadering de voorkeur. Zo gaat Van Dantzig er vanuit (p 136) "dat er al een, zij het onvolmaakte, consensus bestaat over wat psychotherapie is. Het betekent in de eerste plaats dat er individuele mensen zijn."

Voor informatiearchitectuur doe ik een vergelijkbare aanname. Een complicerende factor is daarbij dat de informatiearchitect zich in de praktijk niet voortdurend op individuele mensen kan richten. Daarom voeg ik eraan toe dat informatiearchitectuur als vak veronderstelt dat er tevens individuele organisaties, organisatorische eenheden en/of organisatorische processen zijn. Mits de informatiearchitect daarbinnen, daartussen enzovoort altijd individuele mensen ziet, heeft zij/hij er baat bij om zo'n conceptueel middenniveau te postuleren.

Voor de psychotherapie zijn organisaties en processen uiteraard niet, of veel minder, constituerend. Vandaar dat daarvoor de aanname van het bestaan van individuele mensen meestal toereikend is; een organisatie is dan hoogstens de context van menselijk functioneren. Voor de informatiearchitect is belangrijk zowel het functioneren van ieder mens, als van de organisaties die mensen samen vormen (en, nota bene, ze vaak scheiden).

 

 

werkelijkheidsgebied en klantenkring

"Het werkelijkheidsgebied waar de psychotherapie zich mee bezighoudt, is dat van het individueel lijden (p 138)." Ik denk dat met organisatorisch disfunctioneren slechts een gedeelte van het werkelijksgebied van de informatiearchitectuur benoemd is. Immers, de gezondheidszorg in onze samenleving heeft nauwelijks plaats ingeruimd voor pro-actieve inspanningen. Daarom mag een psychotherapeut slechts behandelen, althans wanneer zij/hij er betaling voor wil ontvangen, wie — een gewaarmerkte vertegenwoordiger van — een publiek of particulier verzekeringsfonds ziek verklaard heeft. Maar voor hun organisatie hebben mensen in pro-actieve zin vaak meer over. Dat voelt toch minder als eigen geld. Het accent ligt dan niet louter re-actief op herstel van gezondheid, maar in gunstiger gevallen zelfs op verbetering van het vermogen om gezond te functioneren.

Dat het werkelijkheidsgebied van de informatiearchitectuur verhoudingsgewijs ruimer is dan dat van de psychotherapie neemt niet weg dat vele organisaties ronduit ziek zijn. Zonder behandeling is het er vroeg of laat mee afgelopen. Ik herhaal echter dat behandeling door een informatiearchitect zeker niet uitsluitend zieke organisaties betreft. Het werkelijkheidsgebied is dus ruim, slechts beperkt door de voorstelling van potentiële opdrachtgevers.

Daar ligt vaak meteen ook het probleem. Vanuit hun organisatorische positie verdringen vele opdrachtgevers het ziektebeeld van de organisatie, en van zichzelf. Dus blijft de informatiearchitect buitenspel, hoe duidelijk zij/hij ook de behoefte aan haar/zijn bijdragen zelf herkent. Centraal is daarom, nogmaals, de voorstelling van potentiële opdrachtgevers. En als toelichting past opnieuw een uitspraak van Van Dantzig (p 139): "[Het] ontstaan van een werkelijkheidsgebied betekent [...] niet alleen dat door ingewikkelde interdependenties een innerlijk gevoelsleven ontstaat, maar ook dat de voorwaarden geschapen worden, waardoor dit werkelijkheidsgebied de maatschappelijke aandacht krijgt waardoor het pas onderwerp van reflectie en object van handelen kan worden - waardoor tenslotte ook [informatiearchitectuur] kan ontstaan."

Hierboven zei ik al dat problematische definitie van wat informatiearchitectuur als vak is, eigenlijk kenmerkend ... voor het vak is. In wat andere woorden herken ik dezelfde opvatting nogmaals bij Van Dantzig (p 140). Het komt erop neer "dat [informatiearchitectuur] in deze beschouwing een relatieve zaak wordt, dat wil zeggen gerelateerd aan een bepaalde maatschappelijke ontwikkeling en de daarbij horende visie. Dit is niet de zwakte van de wetenschap van de [informatiearchitectuur], maar één van zijn specifieke problemen." De problematische definitie is dus geen nood, maar heeft vanuit het perspectief van het vak zèlf de deugd van een hoog realiteitsgehalte.

 

 

over individuele organisaties

Ik benadruk nogmaals de stelling van Van Dantzig dat psychotherapie als vak het bestaan van individuele mensen veronderstelt. Voor informatiearchitectuur komt daar de veronderstelling van het bestaan van individuele organisaties en dergelijke bij. Ik ben geneigd dit individualiteitsbeginsel als grondslag voor zowel psychotherapie, als informatiearchitectuur te beschouwen. Netzoals Van Dantzig dat voor de psychotherapie doet, poneer ik daarom een wezenlijk verschil tussen informatiearchitectuur en, bijvoorbeeld, sociologie. Want (p 141) "[het individueel functioneren] ontstaat [...] per definitie op een individuele plaats in het interdependentienetwerk, het is sociaal bepaald, de sociologie kan er een heleboel over vertellen, maar in het unieke van de sociale plaats gaat het principieel de grenzen van de sociologie te buiten. [... De] algemene samenhangen en wetmatigheden kunnen nooit meer zijn (maar ook niet minder) dan heuristische principes bij het laten oplichten van individuele structuren en daaruit voortvloeiende veranderingsmethoden." Ik heb er voor de zoveelste keer weinig aan toe te voegen. Wie dit begrijpt, zal nooit proberen informatiearchitectuur tot een empirische, positivistische wetenschap te verklaren. Want juist zulke reductie maakte ziekte onvermijdelijk.

Netzoals voor de psychotherapie geldt, zijn de problemen van de informatiearchitectuur van "individuele, unieke aard. [...] Dit betekent dat het een taak voor de wetenschap èn de beroepsuitoefenaar van de [informatiearchitectuur] zal worden methoden te ontwerpen die leiden tot het vinden van aan het individuele geval aangepaste technieken. [...] Dit zoeken naar de juiste technische aanpak in ieder bepaald geval is niet het bijstellen van een standaardtechniek. In tegendeel: in deze opvatting kan er geen standaardtechniek zijn, maar moet de methode voortvloeien uit de analyse van het individuele universum en zijn interdependenties." Let wel, hier betekent methode niet een vaste manier, een gewoonte, maar een doordachte aanpak. Volgens deze opvatting is een methode dus zonodig uniek ipv routinematig.

Voor een vak als het ontwerpen van organisatorische informatievoorziening, voor informatiearchitectuur dus, kunnen methoden nooit méér dan gereedschappen zijn. Het vak is, met andere woorden, niet door één of meer vaste methoden gedefinieerd, zoals een ambacht dat al veel meer wèl is. Het bouwen van informatiesystemen, bijvoorbeeld, is veel ambachtelijker dan het ontwerpen van informatievoorziening. Ikzelf wijs principiële betekenis van vaste methoden voor een ontwerpvak vooral af met het argument  dat - het kenvermogen van - de ontwerper subjectief is. Daardoor is objectiviteit in empirische, positivistische zin onbereikbaar. De werkelijkheid is steeds anders, vooral voor de ontwerper. Daar past geen vooropgezette methode bij.

 

 

over de individuele informatiearchitect

Ook aan die individualiteit van de beroepsbeoefenaar schenkt Van Dantzig weloverwogen aandacht. Het is bijna griezelig zoveel als het daarbij lijkt dat hij direct voor een publiek van informatiearchitecten schreef. Ter illustratie daarvan heb ik minimaal bewerkt wat op p 142 van Psychotherapie, een vak apart staat. "Bij de interdependenties van de te veranderen mens[, organisatie en/of proces] hoort de veranderaar, de [informatiearchitect]. Dat wil zeggen dat bij de analyse van het [informatorisch] probleem hoort een analyse van mogelijkheden en onmogelijkheden van de [informatiearchitect] en zijn plaats in de te ondernemen gezamenlijke activiteiten. [...] De daarvoor benodigde 'zelfkennis' en zijn toepassing heeft hetzelfde positionele probleem als wat de hele onderneming van de [informatiearchitectuur] kenmerkt: om dit goed te doen zou een standpunt buiten het gebeuren moeten kunnen worden ingenomen, maar dat is nu juist onmogelijk."

Dus niet alleen is het onderwerp van bemoeienis van de informatiearchitect altijd een individuele organisatie met individuele mensen. Van wezenlijk belang is tevens dat de informatiearchitect als bemoeial zèlf een uniek individu is. Daarom zegt Van Dantzig dat "[d]eze fundering van de psychotherapie in de werkelijkheid van de 'humanistische' samenleving betekent dat het ontstaan van psychotherapie mede bepaald wordt door politieke en ethische structuren." Dit sluit direct aan op mijn morele toonzetting aan het begin van dit opstel. "[De e]thiek van de psychotherapeutische situatie is [...] een onderdeel van het veld van onderzoek van de psychotherapie. Psychotherapie kan, als wetenschap, niet ethisch en politiek naïef zijn zonder een deel van zijn wetenschappelijke taak te verwaarlozen, waarmee ik niet wil zeggen dat het beoefenen van psychotherapie een politieke keuze inhoudt."

 

 

dus een vak apart

Ik denk dat het ook voor informatiearchitectuur allemaal hout snijdt wat Van Dantzig over psychotherapie beweert. Op p 143 vat hij samen wat zijn ideeën over psychotherapie als apart vak zijn. Wederom kan ik maar het beste zo weinig mogelijk aan zijn tekst veranderen. "[Informatiearchitectuur] bemoeit zich met [...] eenmalige gebeurtenissen die maar ten dele bepaald zijn door algemeen geldende wetmatigheden. [Informatiearchitectuur] wordt gerechtvaardigd, als praktisch handelen, door het belang dat aan dit individuele gebeuren wordt gehecht. De wetenschap van de [informatiearchitectuur] staat voor het probleem deze uniciteit beheersbaar te maken, dat wil zeggen methoden te scheppen voor het ontwerpen van individueel geldende veranderingsstrategieën, daarbij uiteraard aansluitend bij algemene kennis over de mens[, organisatie en proces]. Daarbij zal deze uniciteit begrepen moeten worden als een 'terminale uitsplitsing' van algemene, sociale, waaronder ethische algemeen-geldigheden, die mede tot voorwerp van onderzoek en zorg zullen moeten worden ter bereiking van de [architectonische] doelstellingen. [... Dit] opent een eigen wetenschapsgebied, en [voor de] praktijk [van de informatiearchitectuur] een eigen technologie, die volgens bovenstaande beschouwingen sterk van elkaar afhankelijk zijn. Reden genoeg, meen ik, om voor de [informatiearchitectuur] de status van een eigen professie te mogen claimen."

 

 

informatiearchitectuur en maatschappij

Tot dusver heb ik, afgezien van het allereerste citaat, geput uit het opstel waaraan de gehele bundel Psychotherapie, een vak apart zijn titel ontleent. Het opstel dateert overigens van 1978, de bundel waarin het later opgenomen is van 1990. In enkele andere opstellen staan eveneens behartenswaardige opmerkingen die ik moeiteloos op informatiearchitectuur kan toepassen. Ik vervolg daarom mijn procédé met ditmaal citaten uit Van Dantzigs opstel 'De wisselwerking tussen psychotherapie en maatschappij' (1985).

De titel is al veelbelovend voor wie zoekt naar ideeën voor de positie en eventuele positionering van informatiearchitectuur in de samenleving. Inderdaad maakt Van Dantzig duidelijk — zie ook al één van de citaten hierboven — dat de vakdynamiek onlosmakelijk verweven is met alllerlei maatschappelijke ontwikkelingen. Hij begint er in dit latere opstel mee, en mi terecht, de betekenis van het vak te relativeren (p 145). "De relatie [...] tussen psychotherapie en maatschappij [...] is niet symmetrisch: de maatschappij kan zeer wel zonder psychotherapie, andersom kan niet, omdat psychotherapie nu eenmaal een maatschappelijk gebeuren is." Op dezelfde manier is informatiearchitectuur een maatschappelijk aspect, terwijl de maatschappij beslist géén aspect van informatiearchitectuur is. Dit wil overigens niet zeggen dat maatschappij en informatiearchitectuur elkaar niet beïnvloeden. Dat gebeurt juist wèl. Over de relatie tussen psychotherapie en maatschappij vervolgt Van Dantzig met: "In de eeuw die achter ons ligt moest de psychotherapie een maatschappelijke plaats vinden, moest de maatschappij zich zelf zo definiëren, dat duidelijk werd of, en zo ja hoe, de psychotherapie daarin een plaats had. [... P]sychotherapie en maatschappij bestaan niet als onafhankelijke grootheden, die daarna op elkaar gaan inwerken. Nee, in hun pogingen met elkaar uit de voeten te kunnen moeten ze niet alleen zichzelf, maar ook elkaar definiëren."

Natuurlijk is het niet het vak dat een wisselwerking vertoont met de maatschappij. Het zijn de individuele beroepsbeoefenaren die maatschappelijk actief zijn. Zodra zij aan een beroep, zelfs aan een vak samenhang ontlenen, krijgt de resultante van hun activiteiten duidelijk richting. Gesterkt door een erkend vak, winnen zij aan invloed. "[B]ij de strijd om maatschappelijke erkenning van de psychotherapie handelen de beroepsbeoefenaren onvermijdelijk niet alleen als psychotherapeuten, maar ook als burgers: hun politieke activiteit reikt, ook als zij dat niet beseffen, verder dan de belangenbehartiging van de psychotherapie. [...] Als zij 'gelijk' krijgen, [...] komen er meer psychotherapeuten."

Terwijl psychotherapeuten al ver gevorderd zijn met de cyclus van hun vak, staan informatiearchitecten pas aan het begin. Het is daarom belangwekkend wat Van Dantzig meedeelt (p 157) over de psychotherapie als een inmiddels gevestigde orde. "De maatschappij stelt steeds dringender de vraag aan de psychoanalyse zich te rechtvaardigen. Het heeft geen zin om, afgezien van de zwakte van dit argument, dit te verklaren als weerstand, en zich terug te trekken in een bastion van onderlinge superioriteit. Het wordt tijd dat de psychoanalyse zich bezint op wat de harde kern van zijn boodschap is, en deze aanbiedt als een maatschappelijk waardevol goed. Ik denk dat dat een beduidend bescheidener opstelling zal betekenen." Mijn hoop voor informatiearchitectuur is dat de beroepsbeoefenaren zich van meet af aan bescheiden opstellen. Dat zal helaas niet lukken, zodat het vak informatiearchitectuur zijn cyclus wat sneller zal doorlopen dan psychotherapie doet. Van Dantzig ziet het evenwicht voor zijn eigen vak als volgt (p 159): "Dat de psychotherapie [...] ook haar eigen belang dient, is een gelukkige bijkomstigheid, die, zoals ik trachtte aan te tonen, geen toeval is, maar een ingebouwde noodzaak." Ik lees dat als verklaring dat beroepsbeoefenaren in materieel en immaterieel opzicht voldoende aan hun maatschappelijke trekken moeten komen. Een verschil tussen psychotherapeuten en informatiearchitecten is natuurlijk dat de laatsten (meer) op de vrije markt opereren. Daarom meen ik ook dat het met de bescheidenheid van nogal wat informatiearchitecten gaat tegenvallen. Als zij kansen als ondernemer zien, zal het vak het helaas vaak van — de verlokking van — het geld verliezen. Dit is de zoveelste reden dat de èchte informatiearchitect zichzelf als ondernemer commerciële beperkingen moet opleggen.

 

 

nogmaals beroep en wetenschap

Van Dantzig beschouwt psychotherapie onder meer als een vak omdat er aansluiting bestaat tussen enerzijds wetenschappelijke bestudering van een werkelijkheidsgebied, anderzijds beroepsuitoefening. Dat levert uiteraard een spanning op, vooral omdat het individualiteitsbeginsel overheerst.

De overeenkomst met informatiearchitectuur houdt stand, zoals blijkt uit de volgende transpositie ontleend aan het opstel (1988) 'Ontwikkelingslijnen en spanningsvelden in de psychoanalyse' (p 82): "[D]e praktijk [van de informatiearchitectuur houdt zich bezig] met individuele levensgeschiedenissen, met wat juist aan dit individu aan bijzonders is overkomen — terwijl anderzijds de [informatiearchitectuur] er als wetenschap op uit is om dat bijzondere weer te laten verdwijnen in wetmatigheden binnen een algemeen geldende constellatie." Zelf meen ik dat ook voor wetenschapsbeoefening radicale erkenning geboden is van wat ik hier het individualiteitsbeginsel noem.

 

 

oriëntatie op individueel en uniek

Ondanks zijn eerdere pleidooi voor een wetenschappelijke tak van psychotherapie vindt ook Van Dantzig het (p 91) "een onderwerp van legitieme discussie in hoeverre de psychoanalytische methode en de daarbij beschikbaar komende feiten op zich generalisaties mogelijk maken. Naar mijn persoonlijke mening is dat maar in zeer geringe mate het geval. Ik ben zelfs geneigd te zeggen dat het principieel niet kan." Ik kan er volledig mee instemmen wanneer ook informatiearchitectuur "niet meer, maar ook niet minder [betreft] dan de doorlichting van een individueel betekenissysteem - wat dan hetzelfde is als het begrijpen van een mens[, organisatie en/of proces] in zijn unieke situatie."

"Met het opgeven van de pretentie wetenschappelijke wetmatigheden te vinden zou de psychoanalyse meer een therapie dan een wetenschap worden, eenvoudiger maar met minder kans op zelfoverschatting."(p 92) Ik heb hier met het oog op informatiearchitectuur nauwelijks commentaar op. Hoogstens is het nodig verwarring te vermijden tussen wetenschappelijk onderzoek en het niveau van de opleiding van beroepsbeoefenaren. Gelet op dat niveau heeft een belangrijk deel van hun opleiding ongetwijfeld plaats aan een universiteit. Maar daar kan dus niet tegelijkertijd sprake zijn van empirisch onderzoek in traditioneel wetenschappelijke zin. Onderzoek aan een ontwerp'school' moet diepte in individuele situaties zoeken, in plaats van breedte door generalisaties. De individuele ontwerper is verantwoordelijk voor haar/zijn persoonlijke synthese. Daarom is juist voor een ontwerper formele opleiding nooit genoeg. De vruchtbaarste ontwerpsynthese gebeurt door unieke, individuele ervaring.

 

 

marketing vanuit het vak

Tenslotte neem ik van Van Dantzig nog enkele commerciële tips over. "Een gat in de markt is er niet meer," zegt hij (p 93). "[H]et gaat veel meer om het gevecht om een marktsegment." Is de informatiearchitectuur al zover in haar cyclus? Of is het vak allereerst nodig om überhaupt een markt te creëren? Ik denk dat onverschillig het ontwikkelstadium ook voor informatiearchitectuur altijd geldt dat het vak "voor zijn voortbestaan afhankelijk [is] van zijn marketingtechniek of, anders gezegd, van zijn vermogen om aansluiting te vinden bij het huidige culturele klimaat en de daaruit voortvloeiende maatschappelijke eisen. [... B]ij een keuze van een marketingstrategie [is] de kwestie van de zelfdefinitie van de [informatiearchitectuur] essentieel."

 

 

verwijzing

In dit opstel heb ik uitspraken van de psychiater A. van Dantzig buiten hun oorspronkelijk verband gebruikt. Weliswaar onbedoeld krijgen zij hopelijk zo extra effect. Ik probeer daarmee allereerst de informatiearchitectuur als apart vak een dienst te bewijzen. Verder denk ik dat informatiearchitecten hierdoor tegelijk wat meer begrip van psychotherapie krijgen. Ook dat is nuttig. Wie geïnteresseerd is, verwijs ik gaarne naar het boek Psychotherapie, een vak apart van Van Dantzig.

 

 

noten

1. Om de informatiearchitect tov vooral de opdrachtgever en de zgn systeemaannemer te positioneren schreven Jaap van Rees en ik oa het boek De Informatie-architect (Kluwer Bedrijfswetenschappen, 1995).

2. De pianiste èn psychologe Marion Akbar ben ik dankbaar dat zij me bekend maakte met Van Dantzigs boek Psychotherapie, een vak apart (Boom, 1990).

 

 

© 1996, webeditie 2002.
Eerder verschenen in: De informatie-architect, 1998, nulnummer en Informatiekundige ontwerpleer (Ten Hagen Stam, 1999).