Pieter Wisse
Hier staan tekstpassages verzameld, merendeels overgenomen uit emailberichten die ik schreef in de periode 2002-2005.
8.1
Samenhang is de sleutel, punt.
8.2
De mogelijkheden voor letterlijk onbegrensde verbindingen stellen
kwalitatief nieuwe eisen aan samenhang. Dat lossen we niet op met louter méér
digitale tèchniek, maar vergt semiotische heroriëntatie. We moeten de kunst en
kunde van conceptuele modellering weer van de grond af òpbouwen. Reeds in het
fundament moeten nodige en voldoende, zeg maar, voorzieningen aangebracht zijn
voor passende betekenisvariëteit. Daar ontbreken ze nog, echt waar.
8.3
Het hangt in de lucht dat - de behoefte aan - eenduidige beheersing
van meervoudige contexten doorbreekt. Metapatroon loopt daarin aantoonbaar
voorop.
8.4
Ik heb principieel de vraag gesteld naar eenduidige beheersing van
grenzeloze betekenisvariëteit. Die beheersing is noodzaak zodra voorheen
gescheiden informatieverzamelingen in een stelsel opgaan, terwijl dat stelsel
nogeens razendsnel blijft veranderen. Dat is precies wat er nu gebeurt.
Dan blijkt - althans dat vind ik - bijvoorbeeld het begrip 'taalspel' te
grofmazig. Zo ben ik uitgekomen op een, zeg maar populair, relativistische
bepaling van context. Dat geeft een zowel compact, als flexibel (meta)model.
Daarvoor blijkt - ook uiteraard weer, dat vind ik - de informatica ter
instrumentatie een aanvullende richting te moeten inslaan, dus geïnspireerd
door erkenning van onmiskenbaar praktische problemen op Internetschaal en
principieel ontdekt dankzij wat filosofische hèroriëntatie.
8.5
Daarop heb ik een list verzonnen. Mijn 'constructie' luidt dat
context niet rondom een specifiek object(gedrag) 'zit,' maar dat je context
vruchtbaar kunt voorstellen als nogeens een - ander - object(gedrag) dat
erboven zit. Dus - het is natuurlijk maar welke kijkrichting je afspreekt - x/n
hangt 'onder' y. Maar diezelfde procedure kan je op y loslaten. Dan krijg je
x/n hangt onder x/(n-1), dat op zijn beurt onder z hangt. Enzovoort. Je houdt
met die opwaartse decompositie op zodra je meent de horizon van je
informatiestelsel bereikt te hebben.
Eerder hield elke logicus (metafysicus, ontoloog?) zich gevangen in het idee,
nogmaals, dat context zoiets als 'omgeving' is. Dat is het volgens een
ruimtelijke metafoor 'natuurlijk' ook wel degelijk. Maar wat wij nu au fond
doen, is dat wij gedrag modelleren. En als, zeg maar, gedragsbepalende factor
bevindt context - met grotere precisie noem ik het daar: situatie; het formele
onderscheid tussen situatie en context (en motief) bevat de semiotische enneade
-zich nièt rondom gedrag.
Nota bene, gedrag moeten we (ook) met tijdsverloop associëren. Dan is
situatie/context 'iets' dat in-de-tijd vooraf gaat aan gedrag; situatie/context
veroorzaakt gedrag. Daarmee is prima in overeenstemming om context niet langer
rondom, maar 'boven' object(gedrag) te modelleren. Let op, zo is context meteen
formeel eenduidig ìn het model opgenomen. Via die opwaartse decompositie is
context een recursieve functie van object(gedrag). Dat is wel zo compact (en
flexibel).
Dankzij zulke verticalisering - excuus voor deze term - zijn situatie/context
en gedrag dus relatief. Het hangt er maar vanaf welk uitgangs'punt' in het
model je kiest. Uitgaande van een bepaald punt is blijkbaar de enkelvoudige
lijn naar boven, dwz naar de (model)horizon, 'zijn' context. En alles dat
eronder hangt is blijkbaar de beschrijving van 'zijn' gedrag.
8.6
Het variabele tijdbeheer voor èlk apart informatiepunt betekent de
praktische toepassing van evolutionaire beginsel en.Contextuelemeervoudigheid borgt dat er geen grens bestaat voor de variëteit die één informatiestelsel
omvat (hoe fysiek gedistribueerd de inrichting ook uitpakt).
8.7
Herpositionering van context à la metapatroon kan pas 'de wereld
veroveren' - nou ja, we zitten er voor informatievoorziening volgens mij om te
springen, zulke eenduidigheid voor het verzoenen van verschillen en
overeenkomsten in een omvattend stelsel - dankzij een karakteristieke
formalisatie die verder gaat dan wat ik als visualisering ervan brouwde. Mijn
inbreng is die paradigmawissel, plus toch al aardig wat strakke uitwerking. Die
- verdere - formalisatie heeft Martijn Houtman gevestigd, in de vorm van
wèrkende computerprogrammatuur: KnitbITs.
8.9
Er zijn modellen van/voor van alles en nog wat, maar met metapatroon
beperk ik me tot conceptuele informatiemodellen (hoewel ik natuurlijk ook niet
goed weet wat dat nu 'precies' zijn, maar goed). Wat ik dus beweer, is dat je
daarvoor met een generieke, compacte methode kunt werken. De eventuele -
behoefte aan - evolutie bestaat er dan uit hoe geschakeerd het model eruit gaat
ziet dat je ermee maakt.
8.10
Het gaat om de verzoening tussen verschil en overeenkomst. Als je
daarvoor aan de slag wilt met digitale informatie- en communicatietechnologie,
moet je vanaf conceptuele modellering toch eenduidigheid borgen. Dat lukt met
metapatroon als aanpak voor conceptuele informatiemodellering. Tegelijk is het
dus niet vreemd dat zo'n benadering nog voor vrijwel iedereen een brug of wat
te ver is. Je kunt echter pas werkelijk stelselmatig informatievoorziening
'voeren,' als je juist die conceptuele sleutel te pakken hebt.
8.11
Ik heb een wezenlijk inzicht uit de sociale psychologie (zoals ik
trouwens pas achteraf vaststelde, dwz. nadat ik het als het ware herondekt had)
gecombineerd met eenduidige modelleerbenadering zoals we die voor de
informatiekunde wensen. Met het resultaat, en zeker wanneer je de tijddimensie
radicaal bijschakelt, kan je orden van variëteit extra aan. Jammer alleen dat
bijna niemand dat nog inziet, maar daar ligt wellicht ook 'ruimte' voor
concurrentievoordeel.
8.12
Voor informatie over metapatroon kan je terecht op www.informationdynamics.nl. Links op de pagina zie je
de term Metapattern. Als je daarop klinkt krijg je rechts een korte tekst
gepresenteerd; onderaan kan je daarin klikken op publications. Daarna heb je
verwijzingen naar inleidende teksten bij elkaar.
8.13
Het prototype met KnitbITs is niet subiet zelfverklarend, want het
gaat om een kwalitatief rijkere benadering.
8.14
Ik probeer begripsverwarring zoveel mogelijk te bestrijden. Daar
ligt de crux. Het zoeken is naar een schematisering die de reële variëteit niet
kapotsimplificeert, maar ondanks noodzakelijke nuancering niet langs de diverse
doelgroepen schiet.
8.15
Het gaat erom dat je het onmiddellijke verband vestigt tussen gedrag
en situatie. Is er sprake van ander gedrag, dan geldt dùs een andere situatie.
Omgekeerd staat een bepáálde situatie dan toe om aldus bepááld gedrag eenduidig
te selecteren. Dit laatste, eenduidige gedragsbepaling is precies de werking
die nodig is voor inzet van 'domme' spullen zoals digitale
informatietechnologie. Voor dat doel is voor een bepaald object de één-op-één
koppeling tussen gedrag en situatie het middel.
Ik bedoel dus niet dat het in absolute zin wáár is. Weet ik veel. Wat telt is
dat het (beter) werkt, pragmatisme dus.
8.16
Omdat metapatroon een, zeg maar, superset is qua variëteit, kan je
conceptuele modellen ernaartoe vertalen en ze vervolgens vanaf dat 'vantage
point' analyseren.
8.17
Om de smaak te pakken te krijgen, zou je even de zeer korte
opstellen Stelsellogica
en Integratiemethode
voor informatiestelsel kunnen bekijken.
Voor een, eveneens zeer korte, presentatie over toepassing die onvermijdelijk
begint vanuit 'legacy perspective' zie Integration
strategy for information resources.
Netzo kort is de presentatie die metapatroon in verband brengt met
verschillende soorten bedrijfsmodellen; zie Remarks on business
cases for metapattern/KnitbITs. Volgens mij is de kracht van elke 'beetje'
complexe organisatie nu net de mogelijkheid om vervolgens zulke
bedrijfsmodellen zelfs in - karakteristieke - combinatie toe te passen, wat een
unieke positionering nagenoeg waarborgt.
8.18
Semiosis
& Sign Exchange (Information Dynamics, 2002) biedt 'achteraf' het
wijsgerig fundament voor metapatroon, waarover ik o.a. Metapattern:
context and time in information models (Addison-Wesley, 2001) schreef.
Daaruit nam ik het eerste deel over in het aparte artikel The
pattern of metapattern.
8.19
Metapatroon is géén quasi-verbeterde modelleertaal. Het betreft
allereerst kennistheoretische hèroverweging. Daardoor krijg je nieuw zicht op
het ‘proces’ van modelleren. Dat is dus allerminst een omweg. Hoe langer je
meent dat je louter via het proces van precisering de relevantie kunt opvoeren,
des te meer blijft relevantie onbereikbaar. Op het gevaar af een onzinnige
parafrasering te lanceren: zoals form follows function, is het precision (or
formalism) follows relevance.
8.20
Ik vind het nodig om tenminste de ruimte niet te blokkeren voor tot
en met technische vernieuwing. Want het stelselmatige karakter vergt wel
degelijk àndere techniek. Dat begint in het conceptuele vlak met zgn
stelselmatige betekenisordening; dat heeft ook gevolg voor programmatuur voor
informatiebeheer.
8.21
Integratie met maatschappelijke digitale infrastructuur vergt
gerichte methode & techniek. Metapatroon maakt zgn context en tijd
expliciet. Zo kan de eigen informatievoorziening van de organisatie meebewegen
met het open, dynamische, m.i. zelfs onvoorspelbaar gevarieerde
informatiestelsel.
8.22
Voor fijnproevers van het nieuwe paradigma - maar wie zijn dat nu
al? - ligt het voor solide operationele uitwerking trouwens nog een orde
gedifferentieerder. Mag ik even? Als ik het voorbeeld oppak en de medewerker in
kwestie met X aanduid, en de werkgever met Y, vind ik het nog 'oud denken'
volgens het of/of-kader om het gedragszwaartepunt van Y radicaal om te zwiepen
naar X. De nieuwe sleutel bestaat uit hun relatie, in dit geval dus van X met
Y. Voor die relatie hebben beide deelnemers karakteristieke
verantwoordelijkheid. Hun respectievelijke aandelen kan je eenduidig splitsen
door gedrag te verbijzonderen naar zowel X in Y, als Y in X.
Tussendoor, via formulering als contragram kom je speels spanning op het spoor,
bijvoorbeeld: verantwoordelijkheid van medewerking is medewerking van
verantwoordelijkheid. Dat betekent in oude zin niet meteen iets. Het doet
echter wel iets, althans met mij, en opent zo ruimte.
Terug naar het concrete(re) voorbeeld. Omdat de Ys tot nu toe de
informatiesystemen betalen enz., krijgt daar steeds louter X in specifieke Y
aandacht. Eenzijdige machtsbeleving, belang enz. En omdat het toch opgevat
wordt als gereedschap van louter Y, blijft zelfs explicatie van Y achterwege.
Machtsgreep naar eigendom. Daar blijft ogenschijnlijk slechts X over. Er is
echter heel veel noodzakelijke verbijzondering buiten de grens van het
feitelijke, aparte gereedschap gehouden. Dat gebeurt impliciet, want 'ze' weten
gewoon nog niet beter. Hoewel ... Een kop in het zand blijft een kop. Het
stelselparadigma ontbreekt, punt.
Op maatschappelijke schaal leidt dat tot botsingen enz. van
betekenissen/gedragingen. Ineens blijken voor al die Ys de apart gehouden X-en
niet consistent (nota bene, consistent is iets heel anders dan identiek). En
als X zich erover beklaagt - hoezo belang? - moet zij/hij pas echt gaan
oppassen.
De oplossing is echter niet om van de weeromstuit de X tot het nieuwe,
alomgeldige centrum te verklaren. Dat is en blijft oud atomisme. Voor
eenduidige gedragsverbijzondering moeten we dus zijn bij relaties. Zij leveren
de reële maat voor variëteit. Elke relatie komt neer op een situatie/context,
dus eventueel nog verder te splitsen indien deelnemers voor hun relatie
asymmetrisch gedrag vertonen (wat eigenlijk altijd aan de orde is, want anders
was die relatie er niet: asymmetrie van gedrag is gedrag van asymmetrie). Nu
het konijn: door het binnen elke situatie/context qua gedragsverbijzondering
helemaal apart te laten kloppen, gaat het ertussen ook meteen kloppen. De
goocheltruc bestaat eruit om stelselmatigheid als criterium te hanteren voor
wat geldt als situationeel 'apart.' Dat kan daarom nooit conflicteren.
Wat eenvoudig eigenlijk, he?!
8.23
En dan de misser van de Belastingdienst. Ik ben geen fanatiek
knipselverzamelaar, maar gisteren lichtte ik toch een miniem artikeltje met de
titel 'Adres weg, subsidie weg' uit NRC Handelsblad (24.11.2005, p. 3). In Goes
zijn enkele bestaande straten hernoemd. Het ministerie van VROM vatte dat op
als verhuizing van betrokken burgers, Precies, daardoor verviel hun recht op
hun 'oude' objectsubsidies. Zo stom, daarvoor hoef je niet eens metapatroon toe
te passen (maar het helpt wel voor de juiste oriëntatie).
8.24
Inderdaad, voor het 'administratief gewoon meenemen als iemand van
baas verandert' heb je integratie nodig van context- en tijdverbijzondering.
8.25
De inrichting van informatievoorziening is thans
van-binnen-naar-buiten gedacht. In dat beperkte kader is wel degelijk
expliciete contextbepaling aan de orde, maar de 'data'specialisten zijn zich er
niet van bewust. Zo gaat een 'waarde' (bijvoorbeeld: 50) altijd wel vergezeld
van de rubrieksaanduiding (bijvoorbeeld: leeftijd). Je mag de
rubrieksaanduiding gerust een contextbepaling noemen. En dat gaat allemaal
prima, zolang het informatiegereedschap in kwestie in voldoende afzondering
wordt gebruikt. Met andere woorden, wat leeftijd 'betekent' geldt daar'binnen'
universeel.
Die voorwaarde gaat tegenwoordig echter al gauw niet meer op. Dat betekent dat
contextbepaling niet langer 'plat' volstaat, maar dat het op zijn beurt ook
gestructureerd moet gebeuren om zgn passende variëteit te waarborgen. In zijn
platte vorm onttrekt context zich dus nog aan het besef van de
(doorsnee-)automatiseerders. Zodra ook voor context - nadere - structúúr
onontbeerlijk is, kom je er niet mee weg. ... onbewust onbekwaam, bewust
onbekwaam, bewust bekwaam, onbewust bekwaam ... Het is een lange weg. Wij
proberen nu, lijkt me, de overgang te katalyseren van onbewust naar bewust
onbekwaam. Maar omdat het een 'weg' is, zie althans ik nog niet hoe je die
overgang ontkoppeld van het vervolg kunt faciliteren (ben ik daarin nog
onbewust onbekwaam?). Inderdaad, met trucs van overdrachtelijkheid (illustraties)
valt alvast ongemak aan te wakkeren.
8.26
Op basis van mijn eigen referentiekader (metapatroon) stel ik helaas
simpel vast dat ze zelfs nog aan de verkeerde kant van de plank naar de spijker
zoeken. En als we die semantische spijker vroeg of laat niet precies of z'n kop
slaan, blijft beheersbare samenhang achterwege.
8.27
Het klinkt welbewust als dè oplossing: "De gemeenschappelijk
gebruikte gegevens zijn eenduidig gedefinieerd."
Ik vrees dat daaruit toch onbegrip spreekt. Wie het echt snapt, stelt
"Gegevens - of liever: informatie - zijn eenduidig gedefinieerd."
Nota bene, ik bedoel dus óók de informatie die niet gemeenschappelijk wordt
gebruikt. En wat betekent "gemeenschappelijk" eigenlijk?
Het is zo dat "gebruik" altijd een karakteristieke verhouding
weerspiegelt tussen overeenkomsten en verschillen. Kortom,
"gemeenschappelijk" is te kort door de bocht. Dat houdt vervolgens in
dat "eenduidig gedefinieerd" afhangt van het principiële wereldbeeld.
Ik moet me sterk vergissen of de zo’n uitspraak vertegenwoordigt - ook nogeens
onbewust - de aanname dat de werkelijkheid 'bestaat' uit
van-elkaar-compleet-gescheiden objecten. Inderdaad, elk apart object laat zich
dan 'absoluut' definiëren. Mijn stelling luidt dus dat die benadering te
simplistisch is. Wat eenduidig valt te definiëren is niet zo'n object-als-geheel,
maar 'slechts' specifiek gedrag. Daarvoor is het nodig om tevens de
situatie/context als expliciet, zeg maar, argument in de (gedrags)definitie op
te nemen om 'm eenduidig te krijgen. Wie zonder oog voor balans tussen
overeenkomsten en verschillen in specifieke gedragingen (waarover informatie
nodig is) een informatiestelsel probeert op te zetten, komt nooit verder dan
het laagste muurtje van een kaartenhuis; met de geringste belasting valt zelfs
dat muurtje weer in elkaar.
Maar goed, wellicht vergis ik me en hanteren de opstellers reeds de
noodzakelijke contextuele verbijzondering voor het stelselmatige
informatiemodel. Dat lijkt me echter sterk, want anders zouden ze het zeker
vermeld hebben.
Contextuele verbijzondering is (nog) nieuw. Daarom klopt evenmin de nog
populaire aanname dat alleen zgn proven technology in aanmerking komt. Zonder
new technology gaat het niet, punt.
8.28
Ik heb de eerste vier hoofdstukken van mijn boek Metapattern:
context and time in information models (Addison-Wesley, 2001) overgenomen,
met een klein stukje tekst uit de oorspronkelijke Preface en Introduction
ervoor en een klein stukje uit het 18e hoofdstuk erna. Zo is het formalisme van
metapatroon samengevat, en verder niets. De titel van dat artikel luidt
(uiteraard): The
pattern of metapattern. De ondertitel poetste ik nog wat op tot:
ontological formalization of context and time for open interconnection.
8.29
De pleitbezorgers van zgn modelgedreven programmatuurontwikkeling
vinden het automatisch afleiden van resultaten optimaal. Zeg, je begint met een
model en ,hup,daarroltdeprogrammatuureruit.Tsja,watmerkwaardig.
Dat loopt toch niet lekker. Maar als je snapt dat gedrag van de ene tot de
andere situatie nu net wezenlijk verschilt, moet je het ook voor dat
ontwikkelproces niet zoeken in automatisme waardoor voorzieningen van, nota
bene, het ene aspect afgeleid worden van een model enz. voor een ander aspect.
Je moet juist gewoon voor elk aspect (lees dus ook: situatie/context) een
specifiek gedragsmodel opstellen. Daarbij bestaat samenhang tussen dergelijke
aspectgedragingen. Dat werkt dus incrementeel, maar dat is echt iets anders dan
afleiding, laat staan volautomatisch. Bijvoorbeeld autorisatie is gebaseerd op
wie en wat. Het enige dat automatisch afleidbaar is, blijkt dan de
programmatuur voor specifiek aspectgedrag van het model ervan.
8.30
Semantische integratie markeert de voorhoede voor
modelleeronderzoek. Juist omdat ikzelf daar al zo lang mee bezig ben - en met
metapatroon enkele jaren geleden ook een methode ervoor ontwikkelde - kan ik
het niet volgen dat je dat geen architectuur vindt. Als er nu iets wezenlijk in
informatiearchitectuur is ...! Nu besef ik dat de term 'architectuur' helaas
vogelvrij geraakt is in relatie tot informatievoorziening. Voor mijn idee geef
ik daarom de voorkeur aan de aanduiding 'informatiekundige ontwerpleer.'
De crux bij het identificeren van een geschikt voorbeeld voor semantische
integratie vind ikzelf nu net om de beperking onder de noemer van 'domein' te
verlaten. Nou ja, ik ervaar die aanduiding als nodeloos begrenzend. Een domein
correleert immers (te) veel met taalspel resp. community of practice. En
daarvoor geldt juist dat betekenissen vergaand convergent verlopen. Maar het
gaat erom ook divergentie van betekenissen desondanks in een enkel
informatiestelsel te 'plaatsen.' Dat is de schaal die we nu beheersbaar moeten
zien te krijgen, omdat de (communicatie)middelen bestaan waardoor voorheen
gescheiden informatieverzamelingen en bijbehorende voorzieningen verbonden
raken. Hun deugdelijke verbinding, afstemming enz. vergt - een zekere -
integratie (en, nota bene, tegelijk desintegratie). Precies daarvoor heb ik
metapatroon 'ontworpen.'
De elektronische overheid blijkt dus een relevant voorbeeld annex
onderzoeksonderwerp, dwz voorzien van ruime variëteit in betekenissen, omdat
interactiepatronen zo gevarieerd zijn. Daarvan beschik ik trouwens op basis van
metapatroon over een werkend prototype.
In het medische vlak veroorloof ik me met een spectaculair moeilijk
modelleerprobleem op de proppen te komen. Ik doe er trouwens ook graag zelf aan
mee. Ik kreeg het idee ervoor, toen bekend gemaakt werd dat het menselijk
genoom compleet in kaart gebracht was. Wat de onderzoekers zo opvallend vonden,
was het geringe aantal genen. Voor mij was dat op basis van metapatroon al geen
verrassing, wat ik destijds als volgt documenteerde:
Recently, workers in molecular biology discovered a most
spectacular mechanism for variety control. Intense research efforts have been
directed at mapping the human genome. A race was on between a privately and a
publicly funded project team. Both teams announced early in the year 2001 the
near completion of their task (Peter Vermij, Klein maar fijn, in: NRC
Handelsblad, February 17th, 2001). They considered it an especially surprising
result that the number of genes in homo sapiens is much smaller than originally
estimated. The explanation is that one and the same gene may exhibit
differential behavior. And contexts make the differences.
From the vantage point of Metapattern (Pieter Wisse, Metapattern: context and
time in information models, Addison-Wesley, 2001), the limited number of genes
is a corroboration of its principles. Completely unaware of research in
molecular biology, I developed Metapattern as a technique for conceptual
information modeling. Another label for its application area is knowledge representation.
Metapattern's core concept is ..., indeed, context.
Zoals gezegd varieert het gedrag van een gen, of enige combinatie ervan, al
naar gelang de situatie (lees voorlopig ook gemakshalve: context). En dat is
precies wat metapatroon 'doet,' te weten tevens expliciete modellering van
situaties/context. Het effect ervan is dat de zo kaal mogelijke
identiteit-van-een-object in combinatie met een specifieke situatie/context
eenduidig dat ..., inderdaad, situationeel verbijzonderde objectgedrag bepaalt.
Voilá, semantische integratie als resultaat van situationele ontleding van
gedrag(saanduiding). Er zit natuurlijk iets meer vast aan metapatroon, maar
hopelijk lukt het zo om serieuze nieuwsgierigheid te wekken.
Terug naar - de representatieve complexiteit van - het voorbeeld. Ontwikkeling,
'onderhoud' en uiteindelijk sterfproces van een organisme blijken niet strikt
tot genetische instructies reduceerbaar. (Ik weet bijzonder weinig van
moleculaire biologie, dus eigenlijk schrijf ik maar wat. De kans zit 'm dan ook
in interdisciplinaire samenwerking. Vanuit informatiekunde kunnen we nu
moleculair biologen op nieuwe sporen helpen, enzovoort.) Goed, niet strikt
reduceerbaar. Er zijn eiwitten en weet ik verder veel. Ik ben ervan overtuigd
dat ze allemaal volgens multisituationele gedragsturing en feitelijke
gedragingen alweer veel eenduidiger modelleerbaar zijn. Kijk, als dat aardig
lukt, kunnen administratieve netwerk-, keten-, of wat dan ook voor -processen
geen conceptueel probleem meer opleveren.
Als argument voor het genoommodel wijs ik tenslotte op de kans om evolutionaire
processen te vatten. In dit verband spreekt ‘evolutie’ immers letterlijk voor
zichzelf. En ‘fouten’ in het genetisch vlak vormen de uitdagendste medische
problemen. Kortom, ik zie zo'n modelleeronderzoek wel zitten ...
Ik benadruk dat er een (veel) rijker modelleerparadigma nodig is. Met
metapatroon bestaat daarvoor de wezenlijke aanzet. Okee, ik ben wat
vooringenomen. Maar een alternatief heb ik domweg nog nergens ontdekt. Ik stel
het daarom graag voor als bijdrage. Omgekeerd heeft de verdere ontwikkeling van
metapatroon uiteraard sterk baat van samenwerking op 'moeilijke' onderwerpen.
8.31
De huidige pogingen tot standaardisatie van informatievoorziening
zijn te, zeg maar, totalitair. Dat is vanwege reële verschillen
dienovereenkomstig onrealistisch. En dat is weer de kiem van weerstand tegen
zo'n aanpak. Het werkt dus per saldo averechts (want via centrale macht zijn
reële verschillen 'doodgeslagen' of via decentrale machten blijven reële overeenkomsten
kansloos). Mijn voorstel houdt optimalisatie in van evenwicht tussen
uniformiteit (standaardisatie) en pluriformiteit. Op die manier 'past'
informatievoorziening, en daar gaat het om.
8.32
In de Inleiding van mijn boek Metapattern:
context and time in information models (Addison-Wesley, 2001) schets ik het
spectrum tussen de oriëntatie op leven, respectievelijk gereedschap.
'Architectuur' geldt als - de poging tot - integratie.
8.33
Ik heb geen modelleertheorie van de grond opgebouwd. Ergens pik ik
in, in het bijzonder in de semiotiek.
8.34
Met metapatroon kan je twee extra volle orden van complexiteit
eenduidig beheersbaar krijgen in informatievoorziening: context en tijd. Daarom
is metapatroon ook noodzakelijke voorwaarde voor de schaal van reële
stelselmatigheid. De elektronische overheid of, zoals ik het liever ruimer
opvat, het informatieverkeer in het publiek domein werkt gewoon nooit zonder
metapatroon als conceptueel fundament. (Ik vind het best als iemand met een
andere benadering komt, maar die moet minstens het gelijke
variëteitsbeheersende vermogen bieden; ik kijk al jaren goed rond, maar heb
verder nog niets ontdekt). Paul Jansen heeft dat grondslagkarakter herkend in
zijn pamflet 4891 - Project iDNA.
Mijn punt hier is dat metapatroon óók uitstekend geschikt is, in diverse
opzichten zelfs méér dan startend vanuit overheid, om ermee vanuit een enkele
dienstverlener voor uitbesteding van werkprocessen aan de slag te gaan. Nota
bene, hoe langer de overheid er niet uitkomt, des te groter zijn de kansen voor
particulier initiatief. Als aanvulling op eerste contacten met enkele
dienstverleners heb ik daarom mijn aanzet in kort bestek als een open brief
opgesteld. Wie het eerst komt, wie het eerst maalt. De tijd is m.i. allang rijp
voor metapatroon-gebaseerde dienstverlening aan klanten uit de private sector.
En omdat de publieke en private sector wat infrastructuur voor
informatieverkeer betreft gaan samenvloeien, komt de overheidsmarkt er vroeg of
laat ‘automatisch’ bij. (En als ik het mag zeggen, kijk voor uitgangspunten
naar Pauls pamflet.)
8.35
Het zicht van de waarnemer is niet primair, althans niet in
isolement. Ik zou jouw zin graag willen herformuleren als volgt: Wat het
kopje-met-oortje ‘is,’ dus praktisch hoe het zich gedráágt, is afhankelijk van
de situatie waarin het verkeert.
Zolang je de nadruk legt op wat je ‘ziet,’ is de associatie met ‘view’ vrijwel
onvermijdelijk. En ondersteunt het dbms niet allang allerlei views? Nou dan!
Nee, in een andere situatie ‘is’ het kopje-met-oortje ook anders. In de
drink-situatie gedraagt het zich anders dan in de afwas-situatie. Maar ondanks
zulke, zeg maar, andersheid bestaat ook gelijkheid. De modelleertruc vergt dat
zelfs die gelijkheid opgevat wordt als één andersheid; dat lukt door er een
aparte situatie voor te verzinnen en dat is precies wat je doet met authentieke
registratie.
In de praktijk valt het aantal authentieke eigenschappen trouwens steevast
tegen. Wat je authentiek ‘overhoudt,’ blijkt meestal slechts een
verbindingsaanduiding. Dat is dus zoiets als een intern nummer waarnaar de
feitelijk situationele objecten - de naar gedraging verbijzonderde
‘kopjes-met-oortjes’ - verwijzen en zodoende daartussen eventuele verbindingen
toestaan.
Het is duidelijk dat, als een kopje-met-oortje in een bepaalde situatie ànders
‘is,’ je dan ook iets ànders ziet. Nota bene, het anders-zijn gaat (hier)
vooraf aan het anders-zien.
En wat iets in de ene situatie ‘is,’ kan iemand daar nog op verschillende
manieren zien. Zo 'zie' je nogeens extra, dat onderscheid nodig is. De
wezenlijke verschillen in 'zijn' los je onmogelijk op met diverse views op het
ene. Dat ene is gevolg van hoe de machtigste partij 'het' ziet, of zelfs maar
meent te zien. Daar kunnen andere partijen met hun andere taken enz. doorgaans
niet of nauwelijks mee uit de voeten.
8.36
Is de actor een microschakel? Bijvoorbeeld onder de noemer van
agenttechnologie zijn daarvoor aanzetten gedaan, maar naar mijn smaak ontbreekt
daaraan dus nog de situationele betekenisdifferentiatie à la metapatroon om tot
een ordelijk, beheersbaar stelsel te raken.
We moeten overigens oppassen voor nodeloze uniformiteit. Een actor kan een
macroschakel zijn, of een microschakel, of iets ertussen. De uitkomst is vooral
afhankelijk van politieke processen. Die bepalen dus ook hoever een praktisch
stelsel verwijderd is van zoiets als het theoretische optimum van
flexibiliteit. Het zij zo. Het gaat er m.i. om de praktisch haalbare
verbeterstapjes te zetten. Dat is een extra reden om nog altijd macroactoren in
het stelsel op te nemen. Opname is dan al een resultaat van ‘betekenis’ en
vormt hopelijk aanleiding tot verdere verbeteringen.
8.37
Verwarring over het klantbegrip schetst ook weer prachtig de
noodzaak van differentiatie. In de ene situatie ‘is’ een klant nu eenmaal iets
ànders dan in een andere situatie. Er blijken nieuwe situaties te ‘ontstaan’ en
daarmee de behoefte aan erkenning van bijbehorende klantbetekenissen.
8.38
Over kleine stapjes ... Door nevenschikking van contexten - en ook
omdat niet alleen informatiewaarden variabel zijn, maar tevens informatiestructuur
- staat metapatroon toe dat het informatiemodel 'natuurlijk' groeit. De
bedoeling met metapatroon moet echter zijn om stelselmatig overzicht te
vestigen. Dat dwingt je daarom als het ware om je ontwerpbenadering om te
keren. Dus niet langer van binnen naar buiten, waarbij dat 'naar buiten' zelfs
onhaalbaar blijkt ... en je noodgedwongen 'binnen' blijft hangen. Voortaan wel
van buiten naar binnen. Dus van algemeen naar bijzonder. Van een bijzondere
aanleiding altijd nagaan of dat een afleiding, verschijningsvorm e.d. is van
iets algemeners, enzovoort. Zo kom je trouwens praktisch behoorlijk snel uit op
herbruikbare concepten, waarvoor elders via infrastructuur reeds
(informatie)voorzieningen zijn of spoedig komen. Denk bijvoorbeeld aan
basisregistraties voor personen en organisaties.
Ja, maar dat zijn toch geen kleine stapjes meer?! De paradox lost op door
onderscheid tussen ontwerp en ontwikkeling/invoering. Om allerlei redenen lukt
ontwikkeling enz. nooit anders dan stapsgewijs. Elke aparte stap is dus
kleinschalig. Maar de serie stappen leidt optimaal naar verbetering volgens een
stappenplan. Zo kan je grootschalig ontwerp inderdaad opvatten als voorwaarde
voor succesvolle kleinschalige ontwikkelstappen.
In het algemene besef dat de praktische schaalbaarheid van ontwikkeling,
invoering enz. principieel beter lukt vanuit grootschalig ontwerp, maak ik me
voorlopig niet druk over eventuele specifieke ‘kleine stapjes’ van
ontwikkeling. In dit stadium concentreren ik me 'rustig' op grootschalig,
van-buiten-naar-binnen ontwerp. Volgens metapatroon neemt dat de vorm van een
informatiemodel aan.
Als ontwerper moet je principieel zo ver mogelijk kijken. Precies daar komen
pas werkbare oplossingen in beeld. Houd je niet geremd, onder invloed van het
schijnpragmatisme van de kleine stapjes. Geef 'ze' meteen gelijk met 'hun'
voorwaarde. 'Ze' hebben ook volkomen gelijk. Over situatie/context gesproken,
dat is echter slechts het gelijk voor ontwikkeling, invoering enz. Voor ontwerp
is het onzin, punt.
Sterker nog, nogmaals, door je er voor de ontwerpsituatie niets van aan te
trekken, kom je er voor de ontwikkelsituatie veel dichter bij.
Het kleine ontwerpdenken is nog wijdverspreid. Dat klinkt overigens kritischer
dan ik het bedoel. De beperkte reikwijdte van informatietechnologie stond ooit
nog weinig anders toe. Maar dat is allemaal behoorlijk veranderd. Daarom kan,
en moet, het andersom.
Alweer jaren geleden ontwierp ik de, zeg maar, universele Gemeentelijke
Basisadministratie (voor personen). Dat lukte door traditionele beperkingen te
herkennen. Zodra ze eenmaal expliciet zijn, loont het om ze als variabelen op
te nemen. Om bij dat voorbeeld te blijven, daardoor kan het nieuwe
informatiesysteem netzo beperkt als altijd gebruikt worden. Maar qua
gereedschap is er ineens geen verschil meer met personenregisters van welk
land, welke organisatie enz. dan ook.
Het eigen, beperkte probleem moet je dus qua modelvorming decentreren. Daarvoor
is metapatroon geknipt. Van buiten gezien is er geen centrum meer, terwijl van
binnen elk informatiepunt als 'een centrum' kan dienen. Het is dus beslist niet
zo dat je uitsluit dat het resulterende informatiesysteem uitsluitend het
eigen-organisatie-perspectief vertegenwoordigt. Door verruiming komen
wèrkelijke problemen duidelijker in ervaring.
8.39
De crux is om 'context' een andere betekenis te geven. De connotatie
is thans overwegend die van een inherente omgeving. Ik heb er conform sociale
psychologie een expliciet gedragsbepalende factor van gemaakt. Daar kan je
praktisch wat mee, wanneer de opgave luidt om een strikt gehoorzame machine
zijn noodzakelijke gedragsinstructies te geven.
Deze verschuiving van het situatie- annex contextbegrip schat ik in als de
lastigste klus om tot passende variëteit in uitdrukkingskracht te raken.
8.40
Ik zie de crux qua modelleerhulpmiddelen in hun potentieel voor
nodige en voldoende uitdrukkingskracht. Je moet voor optimaal gebruik wel een
idee hebben over, zeg maar, de (gedrags)structuur van de wereld. Precies
daarvoor leidt de enneade naar extra variëteit in beschouwing (vergeleken met
het gangbare conceptualiseringsparadigma). Kijk bijvoorbeeld eens het opstel
dat ik opstelde over/naar aanleiding van het boek Data & Reality van
William Kent (destijds IBM; wie niet in die pionierstijd van informatiekunde?).
Voor mijn opstel, zie The ontological atom of behavior: toward a logic for
information modeling beyond the classics. Ik vond het intrigerend om te
ontdekken, hoe Kent consequent de klok hoort luiden van - de noodzaak van
erkennen van - meer variëteit, maar zonder eraan de consequentie te verbinden
dat onze hulpmiddelen dùs dienovereenkomstige verrijking behoeven. Je kunt
echter niet "simply skirt the issue," zoals Kent stelt, en dan maar
hopen dat het resultaat van engineering passend werkt. Daarentegen moet het
vooral het oorspronkelijke "issue" deugdelijk gemodelleerd zijn.
Dankzij aldaar gevestigde eenduidigheid zijn netzo ondubbelzinnige
modeltransformaties mogelijk, met als resultaat een relevant 'stuk'
informatiegereedschap. Sleutelwoord: relevant. De waarborg zit dus aan het
conceptuele begin.
Het lijkt er sterk op dat het nu krek andersom opgezet is. Terugredenerend
vanuit een bepaald informatiesysteem bedenken 'ze' wat daarvoor als bronmodel
had kunnen dienen. Als we dat enkele malen herhalen, belanden we bij - een
methode voor - het aanvankelijk benodigde conceptuele model. Dat aanvangsmodel
heeft weliswaar redelijk bewijsbaar formeel contact met het resultaat; nogal
'logisch,' want dat beoogde resultaat stond aan de basis. Voor iemand met een
hamer is alles een spijker. Maar het is de vraag of er gedurende de totale
modellencyclus wel reëel contact bestaat met het probleem/issue. Het is de
dronkaard die naar verloren sleutels zoekt in de lichtbundel van een
straatlantaarn. Waar hij ze verloren is, zegt hij desgevraagd, is het immers et
te donker om iets te kunnen zien.
8.41
Daar kan de objectklasse weliswaar evolutionair veranderen, maar het
blijft dat ene, ongedeelde object. Volgens metapatroon is het met een object
precies andersom. Daar zit ook de beslissende wending. Want het object is
radicaal uitgesplitst volgens gedragingen in diverse situaties. Er kunnen
situaties incl. gedragingen bijkomen, vanaf gaan, wijzigen. Verder kan de
gedraging binnen een bepaalde situatie (ook) wijzigen. Daar heb je dat
evolutionaire karakter, dat daar natuurlijk terecht benadrukt staat.
8.42
Mijn investering betreft metapatroon/KnitbITs en daarmee gaan we zo
voortvarend mogelijk door. Ik ben maar een ingenieur. Het moet dus wel een
keertje werken.
8.43
Als je voor het informatiestelsel het reële evenwicht aanhoudt
tussen uniformering en differentiatie van begrippen, kan je zo'n stelsel stap
voor stap invoeren. Dat is beheersbaar en het spreidt ook nogeens de kosten.
8.44
Voor complexe (lees ook: heterogene) organisaties, respectievelijk
organisatorische stelsels is in theorie via stroomlijning van informatievoorziening
veel te verbeteren, van grote financiële besparingen tot en met aantrekkelijke
nieuwe positionering(en). De praktijk blijkt weerbarstig. Het is echter niet
zomaar redeloze weerstand tegen nadruk op hun overeenkomsten die onderdelen van
de organisatie tonen, integendeel. Wat doorgaans ontbreekt, is erkenning van
reële verschillen. Afzonderlijke organisatorische onderdelen beseffen doorgaans
prima de risico’s van doorschietende standaardisatie, maar slagen er op hun
beurt onvoldoende in ze scherp te schetsen. Onvermijdelijk gevolg: stagnatie.
Er is behoefte aan een aanpak die informatie-, organisatie- en veranderkunde
verenigt.
Mijn expertise betreft eenduidige modellering van overeenkomsten èn verschillen
voor één informatiestelsel. De eenduidigheid is uiteraard voorwaarde voor
toepassing van digitale informatie- en communicatietechnologie. Het evenwicht
tussen overeenkomsten en verschillen verzekert draagvlak voor zgn stroomlijning
tot informatiestelsel. Omdat voorts verschillen van organisatorisch onderdeel
tot onderdeel (en/of van proces tot proces) als het ware nevengeschikt tot
uitdrukking komen, kan de stelselmatige vernieuwing stap voor stap, dwz
optimaal beheersbaar, gebeuren.
Metapatroon is de naam voor die methode van conceptuele informatiemodellering
waarin zowel context als tijd eenduidige verbijzondering waarborgen. Op mijn
website www.informationdynamics.nl/pwisse staan verwijzingen naar
mijn publicaties vermeld.
8.45
Het gaat over de, zeg maar, kerntechnologie. Want dankzij consequente
voorziening voor context en tijd (Metapattern:
context and time in information models) kan je het fundament voor
informatievoorziening een kwaliteitssprong toedienen, met alle voordelen voor
samenhangend gebruik van dien. Zo kan ik aardig schetsen hoe je veel groter
marktaandeel kan opvegen. Ik geef een voorbeeld. SAP kan bijna de opdracht voor
het zgn Shared Service Center HRM voor de rijksoverheid niet missen (ondermeer
omdat het een voortzetting is van wat SAP qua salarisbewerking al deed voor het
ministerie van Financiën). Alles bijelkaar komen er zo'n 150.000 personen in
die gemeenschappelijke toepassing. Maar waarom beschouw je die administratie
van de persoonsidentiteit niet meteen als opmaat voor het zgn startpakket GBA?
En als je dat doet, zit je met die HRM-toepassing al behoorlijk dicht op de
basis van wat de Belastingdienst en uitvoeringsinstanties voor de sociale
zekerheid nodig hebben. Enzovoort, dankzij doorschakelen van context tot
context. Overigens heeft mijn bedrijf wat ik hierboven schets allang als
prototype gereed, niet alleen inclusief tijdvariatie voor 'normale' informatie
maar zelfs voor de structuur ervan.[15 september 2003]
8.46
Metapatroon is een modelleeraanpak waarin context en tijd
systematisch verschijnen. Daarmee lukt het dus om informatievoorziening via
begripsmatig eenduidige ordening op stelselniveau beheersbaar te krijgen.
Daarvoor bestaat een enorme markt, maar voorlopig ontmoet ik het probleem dat
de potentiële opdrachtgevers blind zijn voor kansen door samenhang.
8.47
Dat prototype biedt allerlei functionaliteit die je bij oppervlakkig
snuffelen stellig over het hoofd ziet. Zo kan je twee datums instellen,
trouwens ook wanneer je slechts browst. De ene datumwaarde stuurt de structuur,
de andere de feitelijke tijdgebonden informatie volgens die tijdgebonden
structuur. Met variatie van de structuurdatum blijven dus tevens alle
systeemversies - zonodig - operationeel beschikbaar. Er is dus niet zozeer
sprake van 'het' prototype, maar eerder van een instrument voor prototyping
(maar ik blijf het gemakshalve toch maar prototype noemen). Zo zit er nog veel
meer kracht verborgen achter de ogenschijnlijke eenvoud.
8.48
Het lijkt erop dat de precoördinatie te grofmazig ingezet blijft.
Wat ik onder de noemer van het metapatroon propageer, is een situationeel
geschakeerde informatieverzameling. Daar hoort bij dat elk zgn informatie'punt'
eigen 'beheer' krijgt. Je kunt je voor de kwaliteit van dat beheer een spectrum
voorstellen, van enerzijds chaotisch tot anderzijds strak gewaarborgd. Je kunt
die punten postcoördinatief selecteren en in hun samenhang presenteren. Dat kan
op allerlei manieren. Je moet dat niet verwarren met de ene manier waarop de
informatiepunten 'ontstaan'; het is natuurlijk wel zo dat die ene
registratiemanier moet beheren tot de totale verzameling - mogelijke -
presentatiemanieren; dat moet voor audit trail of, in goed nederlands, het
controle'spoor.' Je kunt ook zeggen dat er - meestal - één ingaand spoor is en
- ook meestal - allerlei uitgaande sporen voor informatie.
8.49
Het sleutelwoord is variëteit. Voor variëteitsbeheersing moet je
overstappen op expliciete situationele ofwel contextverbijzondering. Dat is
niet alleen mijn stokpaard, maar het klopt ook nogeens. Zonder zo'n
kwalitatieve verrijking van informatiemodellering blijft het modderen.
8.50
Dat is een valkuil voor het vestigen van informatievoorziening als
een heus stelsel. De veronderstelling is zelfs contraproductief om
betekenisdefinities absoluut te standaardiseren. Want dat is te simpel, in elk
geval in de huidige pluriforme samenleving. Het gaat erom de juiste verhouding
tussen overeenkomsten en verschillen te treffen. In nogal populaire termen vind
je dat in De klacht
van de Keten aangekaart. Juist voor de ene organisatie op een kruispunt van
talloze informatiestromen lukt het nooit om met absolute definities recht aan
de reële variëteit/pluriformiteit van haar takenpakket te doen. Optimaal zijn
dan situationele/contextuele 'definities,' waartussen zonodig samenhang
gevestigd is.
Zo'n situationele definitie is bijvoorbeeld onder welke omstandigheden je
'iets' een bos noemt en wat dan bijgevolg de bomen zijn. Het wordt (extra)
verwarrend wanneer elke boom op zijn beurt onmiddellijk ook weer 'bos' heet.
Dat is wat overigens vaak met de term 'architectuur' gebeurt. Vanuit het
perspectief van het bos-als-systeem is er de boom-als-element. Vervolgens kan
je uiteraard de boom-als-systeem beschouwen, wat dan weer andere elementen
oplevert, enzovoort. Het wordt een rommeltje als je zulke
perspectiefwisselingen ogenschijnlijk samenvoegt.
Het lijken details, maar zijn het niet. Vooral het vermijden van de valkuil van
absolute standaardisatie is wezenlijk. De reflex van de leek is om de noodzaak
van eenduidigheid te verwarren met absoluutheid. In methodisch opzicht is dat
de hoofdreden voor stagnatie van stelselmatige ontwikkeling van
informatievoorziening (en niet slechts in de openbare sector, maar overal in
complexe omstandigheden). Dus, in onze samenleving hebben we onmiskenbaar met
relatieve betekenissen te maken. Daarom is de ontrafeling van die relativiteit
het centrale ontwerpprobleem: per situatie/context is betekenis wel degelijk
eenduidig.
8.51
Samenhang nooit lukt vanuit geïsoleerde elementen.
8.52
Voor de wezenlijke pluriformiteit van betekenissen wordt (ook) daar
te grofmazig een oplossingsrichting geschetst. De betekenisverzamelingen van de
zgn. communities of practice zijn immers niet disjunct. Voor optimale
stelselmatigheid inclusief metainformatie is een fijnmaziger formalisme nodig.
Voor een eerste kennismaking met hoe het wel houdbaar kan, verwijs ik graag
naar mijn populair bedoelde inleiding Integratiemethode
voor informatiestelsel. Vanuit het perspectief van het metapatroon valt
ander licht op allerlei aspecten.
8.53
De consequentie van contextuele verbijzondering is dat betekenissen
dienovereenkomstig variëren. Je moet dus zelfs vaststellen dat, ik noem het
maar even, intercontextuele interoperabiliteit in de zin van
betekenisoveréénkomst per definitie uitgesloten is.
8.54
Ik ben doorgegaan op het spoor om informatievoorziening op
stelselniveau beheersbaar te krijgen. Dat is een gelukkige insteek, want nu de
technologie zover is dat ook praktisch elke informatieverzameling met iedere
andere kan samenhangen, is daarvoor uiteraard een navenant krachtige
ontwerpbenadering nodig. Die heb ik onder de naam metapatroon ontwikkeld.
8.55
Voor complexe (lees ook: heterogene) organisaties tot en met het
gehele maatschappelijk verkeer is via stroomlijning van informatievoorziening
veel te verbeteren, van grote financiële besparingen tot en met aantrekkelijke
nieuwe positionering(en). De praktijk blijkt echter weerbarstig. Het is echter
niet zomaar redeloze weerstand tegen nadruk op hun overeenkomsten die
onderdelen van de organisatie respectievelijk ‘verkeers’deelnemers tonen,
integendeel. Wat doorgaans ontbreekt, is erkenning van reële verschillen.
Afzonderlijke organisatorische onderdelen/deelnemers beseffen doorgaans prima
de risico’s van doorschietende standaardisatie, maar slagen er op hun beurt
onvoldoende in ze scherp te schetsen. Onvermijdelijk gevolg: stagnatie. Er is
behoefte aan een aanpak die informatie-, organisatie- en veranderkunde
verenigt: eenduidige modellering van overeenkomsten èn verschillen voor één
informatiestelsel. De eenduidigheid is uiteraard voorwaarde voor toepassing van
digitale informatie- en communicatietechnologie. Het evenwicht tussen
overeenkomsten en verschillen verzekert draagvlak voor zgn stroomlijning tot
informatiestelsel. Omdat voorts verschillen van organisatorisch onderdeel tot
onderdeel (en/of van proces tot proces, van deelnemer tot deelnemer) als het
ware nevengeschikt tot uitdrukking komen, kan de stelselmatige vernieuwing stap
voor stap, dwz optimaal beheersbaar, gebeuren.
Metapatroon is de naam voor die methode van conceptuele informatiemodellering
waarin zowel context als tijd eenduidige verbijzondering waarborgen. Op mijn
website www.informationdynamics.nl/pwisse staan verwijzingen naar
mijn publicaties vermeld. Mijn bedrijf Information Dynamics ontwikkelde een
experimenteel informatiesysteem op basis van onze hulpmiddelen voor prototyping
à la metapatroon.
8.56
Ook voor een 'nette' opzet van een besturingssysteem helpt ontwerp
volgens evenwicht tussen uniformiteit en pluriformiteit dat je met metapatroon
eenduidig ingericht krijgt. Alweer ruim tien jaar geleden heb ik ook dergelijke
technische infrastructuur bedacht als een mogelijke toepassing van meervoudige
contexten (de term 'metapatroon' kwam later). Maar ja, verder weet ik daar te
weinig van om concreet aan de slag te willen, en je kunt ook niet alles.
Ik haal dat algemene idee hier toch even op, omdat metapatroon volgens mij
(ook) behulpzaam kan zijn bij optimalisatie van infrastructuur voor IBMs 'on
demand.' Ik neem aan dat het huidige instrumentarium vooral een grote
verzameling technologie is met een nieuw etiket. Of, afhankelijk van de
insteek, met een bepaald etiket. Dus heb je 'on demand,' WebSphere, en
dergelijke. Met metapatroon verkrijgt de verzamelde technologie hechte(re)
samenhang vanaf de conceptuele basis. De
verbijzondering-van-gedrag-per-eenduidige-context truc kan je toepassen voor
alle aspecten, niveaus of hoe ze ook heten. Dus, van microcode tot en met user
interface gaat dan dezelfde overkoepelende ontwerpbenadering op. Als je dat zo
wilt en doet, levert dat groot voordeel. De boel hoeft overigens niet in een
klap overhoop. Dat lukt geleidelijk, ofwel stapsgewijs per geïdentificeerde
context.
Qua praktische aanpak zou ik, in IBMs schoenen, KnitbITs opvatten als een
prototype voor uitbreiding van het 'on demand'-aanbod (wat paradoxaal klinkt,
aanbod van de vraag, maar je begrijpt wat ik bedoel). Die uitbreiding zou ik
maken met wat de WebSphere-gereedschapskist biedt. Dat moet redelijk simpel
lukken, want KnitbITs is ook allemaal web services enz. Het 'on demand'-aanbod
- nota bene, inclusief WebSphere zelf - krijgt er daardoor de globaal inzetbare
dimensies van context en tijd bij (waarvoor je trouwens aan bijvoorbeeld DB2
niets hoeft te veranderen; KnitbITs 'draait op' standaard relationele
databases). Dat zijn dus precies de dimensies die nodig zijn voor beheersing
van informatievoorziening op globale schaal.
Ik herinner je er ook even aan dat de proefprogrammatuur voor metapatroon een
dubbele tijdvariatie kent, dwz ook een tijdvariable voor de structuur. Naarmate
een context specifieker gedrag aanstuurt, neemt de mate van modulariteit van de
technische infrastructuur toe. En met steeds kleinere moduultjes vermindert dan
weer duplicatie.
De wezenlijke vraag is volgens mij hoe we spoedig iemand te pakken krijgen die
'architect' is van IBMs strategie van 'on demand' (en die zowel open-minded als
snugger genoeg is om te vatten dat een rijkere benadering een veel ruimer
speelveld - lees ook: markt - biedt).[20 oktober 2003]
8.57
Hij ziet scherp in, en gelijk heeft hij, dat metapatroon
stelselmatigheid in informatievoorziening universeel kan borgen. Dat betekent
niet alleen een vervangingsmarkt, maar opent met een orde van grootte een
nieuwe markt voor informatietechnologie.
8.58
Linksom, of rechtsom, ik bedoel dus, met de ene en/of de andere
partner, het hangt in de lucht dat metapatroon aanslaat. Door de universele
mogelijkheid van digitale communicatie rijst immers het probleem van het manco
aan stelselmatig informatiebeheer de pan uit. De oplossing is dus ooit big
business.
8.59
Ook de leveranciers blijven nog 'steken' in de illusie van absolute
betekenisstandaardisatie. Dus, zoals metapatroon beheersbare
betekenisdifferentiatie bevordert op willekeurige schaal, er is dáár nog geen
sprake van.
8.60
Tsja, wat ik blijkbaar niet duidelijk gemaakt krijg is dat ik heel
praktisch vooral een nieuwe databasetheorie voorstel (en in prototype aan de
praat heb). Daarmee kan je complete informatiestelsels faciliteren, zelfs op
een open manier in de zin dat je een stelsel onbeperkt kunt uitbreiden,
koppelen aan andere stelsels enzovoort. Wat MS betreft zou je dan SQL Server
uitbreiden met metapatroon-funtionaliteit, wat leidt tot een propositie voor
renovatie van bestaand marktaandeel en voor wat ik zie als een enorme nieuwe
markt. Hoe krijg je bijvoorbeeld de noodzakelijke samenhang in zgn.
e-government? Daarvoor is een kwalitatief andere benadering nodig; de extra
variabelen (context en tijd) zijn met metapatroon eenduidig beheersbaar.
Natuurlijk moet de beschrijving van zo'n benadering hout snijden, maar dat
lijkt me iets anders dan academisch. Het is gewoon niet zo simpel om dat extra
potentieel te ontwikkelen (want anders waren dergelijke behoeften ook allang
vervuld).
8.61
Hij wijst er eigenlijk alleen maar op dat de wereld zo ingewikkeld
is. Mijn metamodel en daaruitvolgend metapatroon zijn positieve, analytisch
samenhangende, conceptuele gereedschappen om informatiemodellen op te stellen
met - voor invloed op de werkelijkheid via daadwerkelijke gereedschappen voor
informatievoorziening - passende variëteit. Nota bene, eenduidige modellen,
want anders heb je er voor digitalisering nog niets aan. Daarover heeft hij het
nog helemaal niet. Sterker nog, nergens reikt hij iets aan waarmee je als
informatiekundig ontwerper noodzakelijke greep op de werkelijkheid krijgt. Ik
stel een knalhard formalisme voor om eenduidigheid in complexe modellering te
vestigen. Dat is onmisbaar voor informatievoorziening in de 'new age' van open bereikbaarheid.
Zijn new age is eigenlijk nostalgie.
8.62
Onlangs heeft Information Dynamics voor een klant een, zeg maar,
metalaag gebouwd. Die aanvullende voorziening bestaat louter uit verwijzingen
op type-niveau uit de oorspronkelijke databases. Het effect is dat je op een
hyperlink-manier wandelt door de inhoud van die aldus verbonden databases.
Plotsklaps heb je samenhang (of zie je waar die concreet ontbreekt). Overigens
is dat maar een tussenstap (maar dat ziet die klant helaas nog niet); met
metapatroon kan je vervolgens de inrichting van het informatiestelsel
opimaliseren in stappen naar keuze. Nogmaals, dat lijkt me (ook) voor
Microsoft, IBM enz. interessant om in de vorm van database features aan te
bieden. Het zit volgens mij voor zulke bedrijven dus in de hoek van nieuwe
basistechnologie.
8.63
In zijn white paper The Laws of Identity
schreeuwt Kim Cameron van Microsoft werkelijk om metapatroon. Want het is daar
context voor en context na, maar nog geen spoor van bijbehorende structurele
inrichting. Het hangt dus steeds zwaarder in de lucht, zodat de vraag rijst of
wij op het juiste moment op de juiste plaats staan om 'het' op te vangen.
8.64
De kern van het informatieprobleem ligt in het vinden van (zoals ik
het altijd noem) balans tussen autonomie en coördinatie. Er bestaan nu eenmaal
reële betekenisverschillen. Dat je zulke verschillen niet met één enkel,
algemeen geldig begrip moet willen platslaan is natuurlijk mijn contextuele
stokpaard.
8.65
Bedoel je dat informatie vergezeld gaat van zgn metainformatie? Dat
is althans hoe mijn bedrijf Information Dynamics de implementatie van het
metapatroon construeert: KnitbITs. Het effect is robuustheid. Indien het
communicatieproces onverhoopt verbroken raakt, kunnen deelnemers dat hervatten
precies op het 'punt' waar ze gebleven waren.
8.66
Het is natuurlijk ook pas op de schaal van zo'n macromodel dat de
behoefte aan contextuele differentiatie manifest wordt. Zolang je aparte
interacties modelleert, dreigt het gevaar dat situatie/context impliciet
blijft. Dat gaat mis zodra je dergelijke micromodellen noodzakelijkerwijs
samenvoegt. Dat is nodig, die samenvoeging, omdat communicatie geen losse
interacties betreft, maar inderdaad een alomaanwezig karakter draagt. Zonder
explicitering van context raak je onherroepelijk in de knoop. Nogmaals, daarom
is het verstandig van meet af zo bewust mogelijk te zijn van de reële schaal
van de samenhangende informatievoorziening.
8.67
Met eenduidige bouwstenen en een 'klikmechanisme' voor hun samenhang
ben je er naar mijn overtuiging niet. De crux is meerduidigheid. Ik heb in mijn
boeken Metapattern:
context and time in information models (Addison-Wesley, 2001) en Semiosis & Sign
Exchange (Information Dynamics, 2002) nu juist aangetoond hoe je vanuit de
werkelijkheid van meerduidigheid toch tot diverse eenduidigheden kunt komen.
Dat lukt slechts als je iets toevoegt, en dat is per eenduidigheid haar
expliciete context. Als ik het bot zeg, een formalisatie zonder
contextualisering (de noodzakelijke verbijzondering in de tijd nog daargelaten)
is op voorhand ongeschikt voor complexe inrichtingsvraagstukken. De integratie
van context en tijd is echter ingewikkeld, zoals ik uit eigen ervaring weet.
8.68
Wat ‘slim zoeken´ betreft meen ik dat de kwaliteit van classificatie
essentieel is. En van classificatie vind ik dan weer dat het niets anders is
dan expliciteren van context. Zoals ik in Metapattern:
context and time in information models (Addison-Wesley, 2001) aangeef:
context is type. Alle informatie die zonder contextdifferentiatie verzameld
staat, is dus per definitie 'onscherp' of, in het Engels, ambiguous. De
implicaties van dit inzicht zijn vergaand.
Metapatroon biedt eerst en vooral een visuele formalisatie. Alle modellen à la metapatroon
zijn visualisering van samenhang. In aansluiting op wat ik hierboven stel over
context-is-type, is zulke visualisering nodig en voldoende voor eenduidigheid
van betekenis.
8.69
Ik denk dat het afhangt van de 'stand' waarop je je oriënteert. Als
je het conceptueel op de metapatroon-manier wilt, en dan ook nogeens
gecombineerd met de allerlaatste Internet-standaards (zoals bijvoorbeeld
resource description format, wat zoiets als radicale normalisatie onder de
noemer van zgn resources; en dat kan vanalles zijn), is er echt sprake van een
nieuwe stand.
8.70
Het maakt nogal uit op basis van welke 'conceptuele stand' zo'n
schets opgesteld wordt. Als dat, zoals nog gebruikelijk door automatiseerders,
gebeurt a la naïef realisme (met objecten als logische atomen), kom je er nooit
mooi uit.
8.71
De ene radicaliteit door de andere vervangen helpt ook niet. Het
komt er, geloof ik, op neer dat de eigenaar van 'iets' feitelijk de relatie is.
En dus niet slechts één van de 'relanten' (hmmm, lijkt een nieuw woord).
8.72
De specifieke context is de vereiste sleutel. Het identificeren van
contexten moet zo decentraal mogelijk kunnen gebeuren. Dat lukt door inderdaad
van iets centralerigs uit te gaan, waarop iedereen vervolgens zijn eigen -
verdere - 'nummertjes' baseert. Zo schijnen zgn netwerkkaarten voor computers
van fabriekswege zo'n uniek nummer te krijgen. De informatieknooppunten die je
genereert met de computer in kwestie zijn dus wereldwijd eveneens uniek,
wanneer je ze afleidt van die netwerkkaartidentificatie. Dat blijft goed gaan,
als je ze later in een database stopt van een andere computer; want dan kunnen
er alleen maar weer knoopunten bijkomen, waarvan de identificaties verschillen.
Die praktische truc met de netwerkkaart passen wij in ons prototype toe.
Inderdaad, elk informatieknooppunt - dat dus op zijn beurt als een context
dienen - krijgt zo een behoorlijk lang nummer. Maar die moeite doet de computer
dus allemaal voor ons.
Nota bene, met dit mechanisme hebben we echter nog geen beheersing - in het
vlak - van betekenissen. Daarvoor is zoiets als intercontextuele coördinatie
nodig, wat (pas) lukt met metapatroon. Maar zonder zo'n basale voorziening voor
globale knooppunt-uniciteit werkt dat niet.
8.73
Ik zie een wezenlijk verschil tussen 1. werkelijk-blind-zijn en 2.
je-blind-houden. Ken je werk van de Franse filosoof Foucault? Kortweg, bekijk
maatschappelijke verhoudingen als machtsverhoudingen (wat je ook terugziet in
‘mijn’ semiotiek, dwz ‘elk teken is een verzoek om/oproep tot
inschikkelijkheid). Dus, als invariant telt uitsluitend, zeg maar dat je hoog
of laag kunt springen, maar zo is het nu eenmaal eeuwig en onveranderlijk? Of
weerspiegelt wat zgn invariant héét een verànderlijke machtspositie? Is dat
laatste het geval - en Foucault zegt dat in sociaal opzicht dat meestal zo is,
per definitie eigenlijk - dan ondervinden andere partijen er dus nadeel van.
Sterker nog, beweer ik aanvullend, vasthouden aan zo’n vermeende machtspositie
pakt vroeg of laat eveneens in eigen nadeel uit. Uit verlicht eigenbelang acht
ik het daarom verstandig om juist de veronderstelde voorwaarden voor ‘
‘invariantie’ te onderzoeken.
Er is trouwens wel een positieve uitleg van ‘blindheid.’ Metapatroon verklaart
elke betekenis ‘contextueel.’ Er is dus stellig een betekenis die wel degelijk
invariant is (afgezien van variatie langs de tijddimensie). Wat metapatroon
echter bevordert, is de samenhang tussen zulke ‘locale’ betekenissen.
Nota bene, juist je-blind-houden veroorzaakt lacunes … die vervolgens als
uitzonderingen opgelost gaan worden. Dat gaat dus mis. Het idee van een
ruime(re) beschouwing is om structureel verband te herkennen. Want met
contextuele verbijzondering kan je desondanks samenhang vestigen.
8.74
Het aardige, kansrijke van hun positie is dat zij juist alert op het
bijouden van zowel gelijktijdige en volgtijdelijke verschillen in aanstelling
enz. moeten zijn. Want die hebben allemaal (ook) gevolg voor 'het pensioen.'
(Pas) vanuit die verschillen ontstaat per definitie overzicht. Metapatroon,
dus.
2002-2005, webeditie 2006 © Pieter Wisse