Redactionele correspondentie over de tekstbundel Interoperabel Nederland

Pieter Wisse

... nodig ik u uit om een tekstbijdrage te leveren aan een bundel. Ik ben overigens slechts ;-) de eindredacteur. Hoe zit dat? Als u me de karikatuur vergeeft, er is een College Standaardisatie, samengesteld uit hoge(re) ambtenaren. Het voorbereidende werk gebeurt door het Forum Standaardisatie, met tevens leden uit wetenschap en bedrijfsleven. En het werk van het Forum wordt ... voorbereid door het Bureau Forum Standaardisatie.
Welnu, de voorzitter van het Forum en het hoofd van het Bureau zijn de samenstellers van de bundel. En mijn betrokkenheid? Het laat zich raden, dat ik voorbereidend werk doe ...
Nu vind ik dat het referentiekader van College enz., tja, hoe kan ik dat netjes uitdrukken, nog onvoldoende maatschappelijk is. We moeten voor infrastructuur natuurlijk niet primair kijken naar behoeften van overheidsinstellingen. Dat doen we voor fysieke wegen, bruggen, tunnels enzovoort, enzovoort evenmin. Onder de nauwe noemer van elektronische overheid stagneert ontwikkeling dus onvermijdelijk.
Om te beginnen moeten we het perspectief òmdraaien. Gelukkig is dat het thema van de a.s. bundel. De opzet is, dat auteurs een visie op onze samenleving schetsen met daarná pas opmerkingen wat er eventueel uit volgt voor zgn interoperabiliteit en standaardisatie. Dat klinkt logisch, maar beleidsmatig zijn we er helaas nog lang niet. Nogmaals, die bundel probeert een zetje in de maatschappelijke richting te geven.
Mijn concrete verzoek luidt, of u volgens zo’n formule een hoofdstuk wil bijdragen? Als u reeds een geschikte tekst hebt, is dat ook prima.
Mocht u allereerst willen overleggen, dan kom ik graag nadere toelichting geven. Veel tijd hoeft dat niet te kosten. Onderstaand vindt u overigens reeds een verdere inleiding tot de opzet.

 

... wat populair gezegd is Forum Standaardisatie tevens zoiets als denktank voor digitale uitwisseling van informatie, ook wel interoperabiliteit genoemd.
Interoperabiliteit, het (moeilijke) woord zegt het natuurlijk al, laat zich niet begrenzen. De schaal voor informatieverkeer is de hele maatschappij, met zelfs internationaal bereik. De aanduiding elektronische overheid, bijvoorbeeld, is in dat opzicht misleidend. Het draait om Interoperabel Nederland.
Praktische voortgang met voorzieningen voor interoperabiliteit, zoals (open) standaarden, is zachtjes uitgedrukt voor verbetering vatbaar. Dat ligt mede aan het ontbreken van inspirerende verhalen, visie. Feitelijk werken we aan infrastructuur, nota bene inclusief regels voor informatieverkeer, maar het lijkt erop dat we het op die manier nog niet consequent aanpakken. Wat wordt de koers? Met een vergelijking verduidelijk ik, wat daarom de bedoeling met de bundel is:

Neem de auto. Dat is een verkeersmiddel. Voortgedreven met een stoommachine reed de eerste ‘auto’ alweer lang geleden. Niemand in de àchttiende eeuw vermoedde de invloed die auto’s in allerlei opzichten zouden krijgen op het leven van iedereen. In de huidige samenleving is het aandeel van automobiliteit echter onontkoombaar.
Neem nu digitale technologie. Dat is óók een verkeersmiddel, voor informatieverkeer. Kortom, wij zijn inmiddels ook virtueel mobiel.
Wat betekent deze doordringende mobiliteitsmodus? Voor alle, alsmaar nauwer verweven maatschappelijke ontwikkelingen zoals bedrijvigheid, zorg, onderwijs, veiligheid, geldwezen, ethiek, recht, integratie, generatieverhoudingen, sport, cultuur enz. enz.? Kansen, risico’s? Hoe verandert het leven van Nederlandse burgers erdoor? Van bedrijven en andere organisaties? Wat wijzigt er voor Nederland in internationale verhoudingen? Welke inspanningen leveren maatschappelijke actoren voor veranderingen? Wat is de rol van de overheid hierin, wat is het algemeen belang? Stuurt de overheid onverminderd op infrastructuur voor borging van gelijke rechten en plichten in informatieverkeer? Wat behoort karakteristiek tot zulke infrastructuur voor informatieverkeer op maatschappelijke schaal? Wat juist niet?
Dat zijn allemaal open vragen en vooralsnog zomaar een greep. De onzekere toekomst met informatieverkeer lijkt vergelijkbaar met autoverkeer van ongeveer een eeuw geleden. Door toepassing van de verbrandingsmotor waren er plotseling veel auto’s in gebruik, doken weliswaar toekomstvisies op, maar ontbrak infrastructuur nog nagenoeg. Nu heeft vrijwel iedereen in Nederland toegang tot het Internet ...
Kortom, hoe infrastructureel vèrder met virtuele mobiliteit?

Doet u mee met speculaties zoals bijvoorbeeld Jules Verne en H.G. Wells ze ooit schreven? Of neigt u naar Aldous Huxley of George Orwell? Hoe gevarieerd ook, hun visies bleken vaak raak. Beleid, verwachting e.d. voor vandaag en morgen slaan we voor de bundel eens een keertje over. Want dat kennen we allemaal allang en blijkt geen katalysator.
In de bundel gaat het met nadruk over wisselwerking. Wat ziet u enerzijds als wezenlijke maatschappelijke ontwikkelingen op uw interessegebied(en) en dan vooral wat op langere termijn gebeurt onder invloed van interoperabiliteit? Anderzijds, welke verdere interoperabiliteitsvoorzieningen, infrastructuur dus, in de ruimste betekenis die u er maar aan wilt geven, zijn naar uw idee onmisbaar ter facilitering van uw visie?

 

... bestaat een serie publicaties waarover ik zeer enthousiast ben, omdat VROM (thans: I&M) de problematisering van de spanning tussen politiek en ontwerp ermee sponsort, prachtig! Dat is dus precies het thema waarover ik daar nader contact zoek. Als ze beseffen dat DG Ruimte tevens DG Informatieruimte is, hebben ‘we’ als Nederlandse samenleving een heuse doorbraak (want wij leven steeds meer in een informatiesamenleving). (Pas) dan krijgt bijbehorende infrastructuur stelselmatige aandacht. Dat gebeurt tot dusver niet, wat het gemodder en verspilling verklaart.

 

... maar het is natuurlijk zo, dat op maatschappelijke schaal veiligheid, betrouwbaarheid e.d. kwalitatief àndere aandacht enzovoort vergen. Een praktische vraag is dan o.a. of stelselmatige maatregelen noodzakelijkerwijs een drèmpel opwerpen voor interoperabiliteit.

 

... dat “standaardisatievraagstukken” juist niet centraal behoren te staan. Het gaat primair om maatschappijvisie. (Pas) daarvan àfgeleid volgen maatregelen e.d. voor o.a. standaarden. Het is dus de bedoeling om naar kaders te zoeken waarbinnen keuzes enzovoort begrijpelijk, logisch zijn.

 

... de indruk dat je in jouw werk een betekenis toekent aan infrastructuur en bijgevolg aan interoperabiliteit en standaardisatie die weleens ànders kan zijn dan hoe ik dat zie. Hetzelfde verschil meen ik in het programma Next Generation Infrastructures te ontdekken. Maar goed, dat is slechts mijn voorlopige idee. Om dat te toetsen zou ik je willen vragen een opstel te bekijken, Strategische verschuiving door moment(um) van infrastructuur: de beurt aan informatietechnologie. Daarin verklaar ik een betekenis van infrastructuur die expliciet geënt is op algemeen belang, dus politieke sturing van voorzieningen voor maatschappelijk verkeer. Als het klopt dat verschillende opvattingen spelen, is het interessant om te kijken of we eventueel samenhang ertussen moeten helpen vestigen.

 

... met het accent op toegang tot informatie hanteer je naar mijn smaak impliciet zoiets als een dienstverleningsparadigma. Jouw term “doelgroep” wijst daar ook op. Er is een consument, die aldus rècht heeft op bediening. Daarbij rust de plicht van de actieve rol vooral op de dienstverlener en kan de consument zo passief mogelijk blijven (als de dienstverlener maar betaald krijgt ...).
Wijs me ajb subiet terecht, indien ik jou ten onrechte dat paradigma toereken. Hoe dan ook, mijn persoonlijke opvatting over toekomst van informatievoorziening is dat daarvoor een verkeersparadigma passender is. Dus (ook) de oudere mens is deelnemer aan informatieverkeer. “[M]aatschappelijk volwaardig [...] functioneren” schrijf jijzelf. Daarvoor is het onzin, grondig mee eens, om de digitale verkeersvariant normatief, laat staan exclusief te verklaren. Verder moet steeds elke nieuwe variant, als het even kan, voor iedereen toch zo deelneembaar mogelijk zijn, óók grondig mee eens. De vraag is altijd in hoeverre dat lukt, überhaupt kàn lukken. Zo niet, dan bestaat dus die eerdere variant nog. Voor een fietser zijn opstijg- en landingsbanen van een luchthaven verboden; er komen ¾ gelukkig voor mij ¾ zelfs nog altijd fietspaden bij.
Informatieverkeer is communicatie. Ofwel interactie, zodat een specifieke verkeersbeweging twee of méér deelnemers telt. Zij zijn allemaal actief wat hun karakteristieke bijdragen aan zulke interactie betreft.
Zo zie ik de indeling van informatierechten die Bovens voorstelt (M.A.P. Bovens, Informatierechten: Over burgerschap in de informatiemaatschappij, preadvies voor de Nederlandse Vereniging voor Wijsbegeerte van het Recht, in: R&R, Nederlands Tijdschrift voor Rechtsfilosofie en Rechtstheorie, nr. 2, 1999), precies òmgekeerd ... èn ruimer. Er is maatschappelijk verkeer. Een aspect daarvan met sterk groeiend belang enzovoort is informatieverkeer. En wat volgens Bovens, zoals je hem citeert, “ondersteuning [...] in het horizontale verkeer met andere burgers en private rechtspersonen” is, vergt dan infrastructuur voor informatieverkeer. Dat is m.i. hetzelfde als infrastructuur waarmee, over “techniekgeneraties” gesproken, wij zo vertrouwd zijn voor allerlei vormen van fysieke verplaatsingen.
Informatietoegang blijkt in zo’n ruimer kader een nogal specifieke verkeersvorm voor informatievoorziening. Daarvan is toegang tot overheidsinformatie een nòg (veel) kleiner gedeelte. Zolang we dat minieme stukje maatgevend beschouwen, volgen we naar mijn overtuiging maatschappelijk gezien een weg die zelfs allang doodgelopen is; dat heeft echter helaas nog bijna niemand door.
Als je me overhaaste botheid toestaat, onder de noemer van informatierecht kijken we volgens mij vooral naar het verleden. Voor de toekomst acht ik het zinvoller om, algemener dus, recht op verkeersdeelname te borgen. Dat blijft tenminste ook algemeen kloppen. Daarvoor biedt infrastructuur relevante betekenis. Zo heb ik het recht om over de stoep naar de deur van mijn buren te lopen. Het recht op toegang tot hùn woning heb ik echter niet.
Veel zgn visies blijken bij nader inzien overheidscentrisch. Daarvoor is en blijft informatierecht logisch. De extrapolatie gaat echter mank voor interacties in maatschappelijk verkeer waarbij een overheidsinstelling geen directe partij is. Daar hebben we aan die logica niets, werkt zelfs averechts.
De voormalige staatssecretaris die je citeert, kijkt inderdaad niet verder dan haar ‘eigen’ overheid. Hoe dat tot verstrikking leidt, beschreef ik o.a. in Infrastructuur op een briefje.
Op het eerste gezicht lijkt het alsof ik met het idee van de oudere als verkeersdeelnemer, dwz actief, in de val trap die jij elders zo mooi schetst. Ik bedoel echter, dat de sleutel door de persoonlijke motivatie gevormd wordt. Als oma in Waddinxveen dankzij het Internet haar kleinkinderen in Zimbabwe kan ‘zien,’ en als ze dat ook wìl, is haar drempel voor verkeersdeelname alweer zoveel lager. Of wat kan een zware patiënt motiveren tot deelname aan informatieverkeer? Zo kom je vanzelf op relativering van het leeftijdscriterium.
Voortbordurend op het begrip techniekgeneratie zou je het begrip (verkeers)infrastructuurgeneratie kunnen gebruiken. Dat is toch iets ànders. Juist onder de noemer van infrastructuur is meteen glashelder, dat een bepaalde generatie ronduit uitgesloten raakt van verkeer wanneer een vòlgende infrastructuur zgn incompatibel met een vorige is. Sterker, feitelijk is met zulke uitsluiting geen sprake van infrastructuur in maatschappelijke betekenis. En continue bruikbaarheid van infrastructuur is ook het recht waarop de burger zijn overheid kan aanspreken. Van dat algemene beginsel is o.a. “een multimediaal landschap” dan afgeleid.

 

... zoals jij het spectrum duidt, is er ruimer beschouwd sprake van The Dynamics of Infrastructure. Daarbinnen past o.a. The Dynamics of Standards (T.M. Egyedi en K. Blind, samenstellers, Edward Elgar, 2008) m.i. zelfs nòg werkzamer. Zie ook mijn column Destandaardisatie.
De binnenste-buitenkering laat zich mooi illustreren nav een passage van R. Hawkins in het voorwoord van genoemde bundel. Hij haalt er (p. xiii) “[t]he public interest implications of standards” bij. Voor infrastructuur zou je het precies andersom kunnen positioneren. Dus niet erbij halen, maar expliciet uitgaan van het zgn algemeen belang. Kortom: the standards’ implications of the public interest.
Volgens het spectrummodel zijn er inderdaad tevens allerlei àndere infrastructurele implicaties enz. dan met standaarden. Dankzij overzicht is (pas) redelijke, klopt, verànderlijke afweging mogelijk.

 

... termen als uitdaging en issue vind ik nietszeggend (geworden). Jij gebruikt ze echter nadrukkelijk. Mijn suggestie luidt, dat je de relevante betekenis ervan toelicht. Als dat niet lukt, kan je m.i. je ideeën beter op een andere manier beschrijven.
Mijn idee over uitdaging, issue e.d. is, dat ‘we’ ons daardoor tot een veel te kleine schaal beperken. Want op ruimere schaal bestaat samenhang met bijhorende, tja, ... uitdagingen en issues. Maar die ontgaan ons geheid door de overhaaste, onbewuste beperking.
Voor een duidelijk verhaal moet volgens mij de schaal waarover ‘het gaat’ expliciet zijn. Dankzij expliciet aangegeven schaal is ineens ook duidelijker wat je feitelijk allemaal vooral veranderkundig opmerkt. O.a. jouw kritiek op overheidssturing kan je dan nader beargumenteren. Zo mikt de overheid onder de noemer van elektronische overheid veel te kleinschalig, te weten beperkt tot vooral eigen ... uitdagingen en issues.
Wat ik bij jou helemaal mis, is erkenning van infrastructuur. Dàt begrip helpt een integrale benadering. Zo moet je infrastructuur ook weer expliciet associëren met schaal. En specifieke uitdagingen en issues doen er minder toe. Infrastructuur faciliteert variëteit, dwz moet robuust èn flexibel zijn voor allerlei huidig èn toekomstig gebruik. Tegelijk is infrastructuur inherent veranderlijk, dwz telt zelfs per definitie tijdelijke voorzieningen.

 

... maar ja, iemand is immers hoogleraar geworden om zich van suggesties niets (meer) te hoeven aantrekken.

 

... je schrijft o.a. “dat het pushen van standaarden niet werkt.” Zo categorisch geldt dat natuurlijk niet. Er is (dus) behoefte aan een referentiekader, dat helpt verklaren wanneer het wèl resp. juist niet op die manier werkt. Daarvoor vind ik dan het begrip infrastructuur weer nuttig. Als het om een aspect/onderdeel van heuse infrastructuur gaat, kunnen we volgens mij zelfs niet om “pushen” heen. Het is bij uitstek de overheid die dèrgelijke duwtjes geeft. Nou ja, zou moeten geven. Voor de informatiemaatschappij gebeurt het naar mijn indruk (nog) niet of nauwelijks.

 

... onder de noemer van ramp geef je een voorbeeld van wat we niet willen. In een visie mogen zeker onze angsten tot uitdrukking komen. Maar zonder hoop blijft het stellig modderen. Kortom, wat willen we eigenlijk wèl?

 

... een technische trend vertegenwoordigt vaak een specifiek belang, bijvoorbeeld van één of meer leveranciers. Daar heb je de te beperkte schaal weer. Pas ruimere, maatschappelijke schaal is blijkbaar ruim genoeg voor de productieve fictie van het algemeen belang. Daar ‘staat’ een overheid voor en is door overheidsbemoeienis als infrastructuur gematerialiseerd.
Tot infrastructuur behoort o.a. techniek. Die is, als het goed is, evenwichtig ingepast, nota bene niet maatgevend genomen.
Kijk maar, of je hiervan iets kunt gebruiken, bijvoorbeeld door je ertegen àf te zetten.

 

... nadruk op opleiding is natuurlijk terecht en verdient zelfs met voorrang aandacht. Ik vrees echter dat lezers zich door jouw huidige tekst niet aangespoord voelen. Want het belang heb je daar nagenoeg impliciet vóórondersteld. Er heerst, zo stel je o.a., “a lack of awareness of the strategic importance of standardization.” Daarmee ben ik het eens. Maar wàt is dat belang eigenlijk? In dat opzicht kan je de beoogde lezers wellicht het beste zien als een schoolklas, pakweg de tweede of derde klas van een middelbare school. Er zitten er geheid een paar tussen die geïnteresseerd zijn, maar je moet ze intensief helpen om hun inzicht helemaal òp te bouwen. Met andere woorden, je richt je dus niet tot vakgenoten, integendeel.
Het dichtste bij een overzicht kom je, althans, dat meen ik te herkennen, met je opsomming van “different roles” van “national government [...] related to standards and standardization.” Maar ook daar ontbreekt voor de geïnteresseerde leek toelichting op handelingsperspectief. Wat is de ratio van een standaard?
Ik heb de indruk dat in de, zeg maar even, NEN-optiek van standaardisatie weleens een blinde vlek zou kunnen bestaan waar juist de standaarden horen die relevant zijn voor interoperabiliteit op maatschappelijke, internationale schaal. Daar tellen standaarden en/of normen niet náást infrastructuur, maar vormen onlosmakelijke onderdelen ervan uit. Zulke normen zijn (daarom) niet per commissie vastgesteld, maar als verplichting opgelegd door overheid resp. supranationaal verband. Je zou anders bijvoorbeeld voor Nederland als passende ‘commissie’ de voltallige Eerste èn Tweede Kamer kunnen zien.
Kortom, graag doe ik je de suggestie om de “nationale normalisatiestrategie” nòg ruimer te positioneren. Als je dat als persoonlijke speculatie doet, kan je er (tenminste) bijhalen wat je allemaal relevant acht. Volgens mij schrijf je langs die weg dan vanzelf een aansprekend, algemener begrijpelijk referentiekader voor o.a. je pleidooi voor opleidingen.

 

... mijn persoonlijke indruk (waarvan je je niets hoeft aan te trekken) is, dat je standaardisatie te sterk als aparte discipline voorstelt. Ik zou zeggen, dat standaardisatie vooral in ontwerpopleidingen moet zijn opgenomen. Zo was de opzet van bijvoorbeeld het Bauhaus. En natuurlijk zitten er nog allerlei andere kanten aan standaardisatie, te weten juridische enzovoort. Maar dienovereenkomstige disciplines zijn naar mijn idee ondersteunend. Ik weet dat de vergelijking gauw mank gaat, maar de inrichting van een fabricageproces gebeurt ajb niet door de inkoper van het bedrijf, terwijl (ook) die functionaris wèl belangrijke bijdragen eraan levert.

 

... stel primair je eigen agenda op en doe dat eens voor een (veel) vèrder gelegen tijdhorizon. Je zou bijvoorbeeld kunnen aannemen, dat Nederland dan op wat grotere schaal de Efteling voor Chinese bezoekers wil zijn. En/of wat is Europa eigenlijk op wat langere termijn? Gaan we ideologisch terug naar zoiets als gemeenschap voor kolen en staal, dwz een poging tot borging van grondstoffen? Of gaan we in de richting van sterkere politieke eenheid? En/of van ruimer geografisch bereik? Meer of juist minder deelnemers aan de Champions League? En/of ...? Is juist voor alles bijelkaar Turkije niet een sleutelland? Nou ja, ik werp maar wat mogelijkheden op. Neem Een Digitale Agenda voor Europa en waag een projectie eroverheen. Dat helpt vervolgens weer om o.a. die agenda duidelijker te positioneren.

 

... er is niet zoveel mis met dat boekje over zgn semantische standaarden, behalve dat het helemaal niet over semantiek gaat en bijna niet over standaarden.

 

... oriëntatie op vèrdere toekomst is inspirerend ..., maar wèl moeilijk te realiseren. Begin niet met hier-en-nu vraagstukken, schort analyse daarentegen op. Waag een synthetische voorstelling voor/van de toekomst. Speculeer. Maak het (daarom) tot persoonlijke visie. Kom (pas) in zo’n toekomstkader als het ware terug op hier-en-nu, bijvoorbeeld om iets over veranderingsproces toe te voegen.

 

... de indruk van een allegaartje van onderwerpen klopt. Dat is zo opzettelijk gemikt, want groeiende pluriformiteit is immers karakteristiek (verondersteld). En dat is weer precies waarom het belang van ¾ voorzieningen voor ¾ interoperabiliteit alsmaar toeneemt. We proberen dus te onderzoeken, of en hoe zo’n ogenschijnlijk rommeltje bevorderd wordt, beheersbaar verloopt e.d. dankzij facilitering door zoiets als infrastructuur voor informatieverkeer. Die infrastructuur hebben we, gebruiken we dan juist samen.

 

... zowat de òmgekeerde opzet. Dus niet uitgaan van ontwikkelingen, die je als het ware als gegeven beschouwt en waarop je commentaar e.d. geeft. Maar schets je eigen idee van ontwikkelingen. Het mijne, idee dus, is dat we ook voor informatieverkeer zsm aan de infrastructuur moeten. Dat geldt in ruime zin, dus inclusief wet- en regelgeving die immers onlosmakelijk, deels constituerend onderdeel is van infrastructuur. Onder de noemer van informatiemaatschappij oid. moeten we informatieverkeer als integraal resp. integrerend aspect erkennen van maatschappelijk verkeer in het algemeen.
Ik ben allesbehalve juridisch deskundig. Daarom mis ik daar stellig van alles en nog wat. Tot dusver herken ik qua aanpassingen van wet- en regelgeving echter niets ànders dan pogingen om realisatie en gebruik van feitelijk apàrte informatiesystemen van overheidsinstellingen te bevorderen, zelfs af te dwingen. Dat mislukt steevast. Er gaat natuurlijk pas iets lukken, als daarvoor de inmiddels reële schaal van informatieverkeer aangenomen wordt, dwz de maatschappelijke (inclusief internationale).
Daarom acht ik een verkenning belangrijk naar wet- en regelgeving als ònderdeel van de infrastructuur voor informatieverkeer. Ook weer mijn idee daarover is, dat de toekomstige variëteit van informatiebetrekkingen noodzaakt tot dekkende regulering van informatie-eigendom. Wat de intellectuele eigendom heet, schiet m.i. tekort omdat het slechts een zeer beperkt gedeelte betreft. Ik zie de crux verschuiven naar persoonsinformatie. Met Paul Jansen schreef ik daarover Manifest voor informatieverkeer (voorheen iDNA Manifest), waarvan het eerste artikel neerkomt op: Persoonsinformatie is persoonlijk eigendom.
In het licht van de huidige maatschappelijke verhoudingen is die hoofdregel onrealistisch, ... omdat ‘ie er tegenin gaat. Weerstand, dus. Of, nòg effectiever, gewoon geen aandacht aan schenken. Maar lees er ook maar weer het recente rapport iOverheid (Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, WRR Rapporten aan de Regering nr. 86, Amsterdam University Press, 2011) op na. Het blijft vruchteloos worstelen met persoonsinformatie, zolang uitgangspunten vaag blijven. Daar zit m.i. de behoefte achter om het overheidsbelang te dienen. En dàt gebeurt dan weer op grond van de aanname dat belangen van enerzijds burgers, anderzijds overheid tegenovergesteld zijn. Dat is natuurlijk onzin. Overheidsbelang is àfgeleid van burgerbelang in de zin dat de overheid vooral het maatschappelijk verkeer dient te ... dienen. Voilà, infrastructuur. Kijk maar naar de ‘zin’ van willekeurige overheidsbemoeienis. Op één of andere manier valt die als infrastructuur te bestempelen, maar dus ruim opgevat, dwz met ook en vooral immateriële voorzieningen. We moeten dat nu eveneens gaan snappen enzovoort voor informatieverkeer.
De infrastructurele insteek vergt een kwalitatief vaak sterk gewijzigde aanpak. Die bepleit ik onder de noemer van civiele informatiekunde. Verwijzingen naar enkele geschriften geef ik je desgewenst graag op. De civiele informatiekunde, zeg ook informatieverkeerskunde, is weliswaar voor informatievoorziening nieuw, maar voor lessen bestaat allerlei historisch vergelijkingsmateriaal. Neem de gebouwde omgeving. Daarvoor bestaan disciplines van binnenhuisarchitectuur tot en met planologie. Dat zijn verschillende disciplines met nota bene tegelijk samenhang: door-de-schalen-heen. Aan de gebouwde omgeving valt voorts allang ‘mooi’ te zien, hoezeer het zgn algemeen belang tot uitdrukking komt in wet- en regelgeving.
Nu gaat het erom zo’n vergelijking als inspiratiebron te nemen, dus vooral niet letterlijk. Want informatieverkeer lijkt mij sui generis. O.a. genoemd manifest bedoelt het specifieke karakter van informatieverkeer zowel te erkennen als te faciliteren. Zo moeten allerlei regels kwalitatief, want stelselmatig, worden heroverwogen, eventueel nieuw opgezet enzovoort.
Wat ik je eigenlijk vraag, is om een aanzet voor een rechtsfilosofie van de informatiemaatschappij.

 

... je openingszin komt nogal analytisch over. Zo van, die vervlechting wordt veroorzaakt door zoiets als technodeterminisme. Is dus onvermijdelijk.
Als je dat vindt, help je de lezer met uitleg waaròm die uitkomst met zekerheid optreedt. Maar wat we juist proberen te verkennen, is of er àndere factoren spelen. Dat kunnen factoren zijn, die we moeten creëren en waarvan dan (pas) àfgeleid die vervlechting als doelstelling enz. geldt. Een voorbeeld, ik noem in de gauwigheid maar wat, zou dan flexibilisering van de arbeidsmarkt kunnen zijn. Dat beroepskeuze niet langer enkelvoudig is, past erbij. Sterker nog, we zouden als doel kunnen hebben om de traditionele beroepsafbakeningen (deels) op te heffen. In navolging van onderwijs wordt wèrk (meer) probleem- en projectgestuurd. De werker moet overal ‘bij kunnen,’ wat z/hij nodig heeft voor een oplossing. En overal ‘bij kunnen’ kent als voorwaarde, nietwaar, dat er geen traditioneel sectorale kennisgrenzen bestaan ...
Of dit voorbeeld op zichzèlf al dan niet mank gaat, doet er als ... voorbeeld even niet toe. Het idee is, dat de lezer allereerst een thematiek gepresenteerd krijgt waarvan z/hij de voorgestelde veranderingen, maar continuïteit kan natuurlijk ook een valide doel zijn, op z’n minst kan plaatsen. Of z/hij het ermee eens is? Ja, dat zou mooi zijn. Maar, nogmaals, het initiële effect moet zijn, “hmm, tot zover snap ik het verhaal.”
Kijk maar wat er gebeurt. Jij duidt de “vervlechting” als “een van de belangrijkste bronnen van diensteninnovatie en welvaart in Nederland.” Maar om begrip en nota bene ook steun van lezers te krijgen, snijdt m.i. de omgekeerde voorstelling eerder hout. Dus, wat willen we? Precies, we willen “diensteninnovatie en welvaart in Nederland.” Hebben we voor dat doel soms middelen nodig? Noem ze ook maar voorwaarden. Dat is o.a. “steeds meer vervlochten” “ICT infrastructuren van verschillende sectoren.” In die volgorde is het voor de lezers logisch. Dan hebben ze het idee, dat er wat te (be)sturen valt.
Met een bestuurder die meent iets te begrijpen, is de kans alweer groter dat z/hij veranderingen steunt. Wat willen we nog meer?
Mijn eigen stokpaard betreft terminologie. Ikzelf geef er de voorkeur aan om de term infrastructuur te reserveren ¾ als verzamelnaam voor, enkelvoud dus ¾ voor voorzieningen op maatschappelijke schaal, waar (dus) overheidsbemoeienis mee is om “gelijke behandeling voor gelijke gevallen” (zie art. 1, Grondwet) te borgen. Zomaar een gemeenschappelijke voorziening op willekeurige schaal noem ik liever geen infrastructuur, laat staan dat het woord mag dienen als synoniem voor techniek oid.
Deskundigen hebben geen moeite met die contextuele betekenissenvariëteit van één en dezelfde term, in dit geval infrastructuur. Zomaar lezers dreigen daardoor àf te haken. Ze zien overal dat ene woord, ‘voelen’ ergens wel dat het echter niet overal hetzelfde betekent, kunnen die variëteit echter onmogelijk volgen, dus passen ze struisvogellogica toe. Die luidt: Ik snap het niet, dus hoef ik er niets mee.
Merk ajb op dat ik in dit stadium niet met je in discussie ga over de aard van de infrastructuur voor informatieverkeer. Jij hebt allerlei redenen om daarvoor de voorkeur aan “een lappendeken” te geven. Voorzover ik je thans begrijp, ben ik het er vergaand mee eens, althans (wederom) in enkelvoud. Maar ook al was ik het grondig met je òneens, het enige dat ik als redacteur ter serieuze overweging wil suggereren is dat je je aannames, argumenten e.d. etaleert. En hoe krijgen we aandacht voor de etalage? We proberen het eens met maatschappijvisie om eventuele maatregelen voor interoperabiliteit met netzo eventuele standaardisatie als het ware logisch te laten vòlgen.

 

... als je het resultaat ziet als een rivier, maakt het natuurlijk wel uit hoe je ‘m beschrijft. Begin je aan de bron en volg je de loop tot en met de monding, of doe je het òmgekeerd? Waarop mijn suggesties neerkomen is redactioneel (slechts): vergeet ajb de bron (lees: toekomstvisie op samenleving) niet en begin je verhaal ermee, zodat het (ook) voor de lezers optimaal loopt naar waar jij (allang) bent uitgekomen. (Wanneer je je toekomstvisie opvat als waarop veranderingen moeten uitmonden, vertel je het dus stroomopwaarts.)

 

... mooie aanleiding voor broodnodige toekomstbeschouwing biedt m.i. je zin “Een deel van uw contacten kent u persoonlijk.” Wat je bedoelt, is contact waarbij je elkaar lijfelijk kunt aanraken, reeds een gezamenlijk verleden kent e.d. Maar als je iemand telefonisch spreekt, is dat toch óók ... persoonlijk, te weten van persoon tot persoon?! Digitale technologieën faciliteren dus een opschaling van contactruimte. Zeg maar, op nagenoeg onbegrensde schaal is “persoonlijk” contact mogelijk in de zin van identificeerbare resp. geïdentificeerde deelnemers aan interactie. Maar het gaat steeds vaker gebeuren, dat je de wederpartij nog nergens van kent. Als je dàt helpt verduidelijken. Ter oriëntatie zou je paragraaf 3.7 van Semiotics of identity management (later in: The History of Information Security, A Comprehensive Handbook, samenstellers K. de Leeuw en J. Bergstra, Elsevier, 2007.) kunnen opslaan. Als aanloop staat aan het einde van paragraaf 3.6 m.i. de hamvraag: “How are adequate levels of trust implemented?”

 

... besef dat ik van grote afstand slechts tè gemakkelijke opmerkingen over je aanzet kan maken. Als ik je daarvoor op voorhand mijn excuus aanbied, ... mag ik dan toch even?
Toen ik las “Maar: Inspectie eist [...],” dacht ik, nee, wat één of andere inspectie al dan niet “eist,” gaat ons niet helpen aan een productief zgn verdwijn- resp. referentiepunt. Daarentegen lijken mij dergelijke eisen pas àfgeleid bedacht enz. te mogen èn kunnen worden om voorzieningen daadwerkelijk evenwichtig, dus stelselmatig e.d. te laten werken, dwz inclusief terugkoppeling dànkzij inspectie.
Nu doet die redenering er hier (nog) niet zo toe. In elk geval kwam ik via kennelijke associaties op het idee om lifestyle als noemer te verkennen. Ik moet aan jouw communicatievak gedacht hebben.
Zonodig voor een extra zetje bekeek ik het lemma in kwestie ‘op’ Wikipedia. Is het mogelijk, wilde ik nagaan, om zorg te positioneren in lifestyle als omvattender kader? Verandert daardoor (dan) trouwens wat lifestyle inhoudt?
Waarom eigenlijk lifestyle? Nou ja, wordt in onze samenleving niet àlle gedrag tot lifestyle bestempeld? Helpt dergelijke opschaling om, als het überhaupt bestaat, zo’n verdwijnpunt te vinden? Zitten we met lifestyle niet dicht bij het karakteristiek éénentwintigste-eeuwse snijpunt, als het zo’n punt al niet zèlf is, van (individuele) persoon met samenleving? En zit niet precies op dàt punt de alsmaar groeiende spanning?
Dat soort vragen, dus. Wat maakt Wikipedia ervan? In definiërende zin staat daar o.a.:

A lifestyle is a characteristic bundle of behaviors that makes sense to both others and oneself in a given time and place, including social relations, consumption, entertainment, and dress.

De toegevoegde opsomming smaakt m.i. naar méér. Het is door vermelding van “including” duidelijk, dat het lijstje niet uitputtend bedoeld is. Vooruit, er kan gerust iets bij. Zullen we ‘gewoon’ health toevoegen? Dus: including social relations, health, consumption, entertainment, and dress. Hmm, staat prima. Lifestyle, dus …
Voor de oorspronkelijke versie geldt al, dat de opgesomde verschijnselen elkaar beslist niet uitsluiten, maar tegenwoordig vaak zelfs ten nauwste samenhangen. Kledij kan tevens recreatie zijn en al dan niet als zodanig tevens consumptie en al dan niet als zodanig tevens ingezet worden als middel voor maatschappelijk verkeer … (Ook en juist) op deze manier van verwevenheid ‘hoort’ health zeker in het rijtje.
Verderop in het lemma staat: “[T]he cornerstone of lifestyle construction is consumption behavior.” Welnu, als de vergelijking met een gebouw moet opgaan, kan het niet bij één hoeksteen blijven. Volgens mij is het zelfs allang geen toekomstvisie meer, dat zorggedrag feitelijk een àndere hoeksteen van lifestyle vormt.
Verkrijgen we zo inzicht in contrastwerking? Valt vervolgens dankzij deze twéé hoekstenen een (grove) indeling te maken? Kunnen we lifestyle aan de ene kant slechts met de marketingtruc van vrije wil (lees feitelijk: aansprakelijkheid) blijven associëren voorzover zorggedrag een consumptief karakter draagt? Hebben we het dan over wat tegenwoordig wellness ¾ klopt, ik tik het woord met weerzin ¾ heet? Mag ik er voor een relevante indeling pretzorg van maken? Voor bedoeld zorggedrag, te weten strikt consumptief, zijn begrippen als markt, (eigen) regie enzovoort inderdaad betrekkelijk ònproblematisch.
Maar moeten we aan de andere kant (dus) óók tot iemands lifestyle gaan rekenen, 1. wat haar/hem qua gezondheidstekort annex ziekte òngewenst gebeurt plus 2. hoe z/hij dat probeert te vermijden? Is etikettering als lifestyle niet ronduit dringend in het geval van chronische ziekte? Die associatie ziet menig reclamemaker stellig (nog) niet zitten, maar goed, reëel acht ik het wel.
Gaan we aan die andere kant vèrder onderscheid maken tussen consequenties (en nota bene preventies) waarvoor 1. de persoon in kwestie zèlf verantwoordelijk blijft (en ze bijgevolg zèlf moet zien te dragen, die gevolgen) en 2. ‘de samenleving’ zich solidair verklaart? En hoe valt dergelijk onderscheid eigenlijk rechtvaardig te maken? Is traditionele ontkenning van de persoon als verdwijn-/referentiepunt wellicht bedoeld, inmiddels volslagen onbewust, om die hamvraag te ontwijken? Want moet een ‘eerlijk’ antwoord geen rekening met persoon en persoonlijke omstandigheden houden? Vinden we dat gauw te moeilijk, hup, kop in het zand? Maar blijven we met op-één-na-beste bedoelingen niet principieel verwijderd van wèrkende voorzieningen?
Als we het dankzij zulke ontleding eens òmdraaien voor de solidariteitscategorie van lifestyle? Natuurlijk, verre toekomst. Nee, géén markt. Nee, géén regie in de zin van een klant volgens ideaaltypische economie. Wèl solidariteit vanuit algemeen-belangrationaliteit, kortom, (per definitie maatschappelijke) infrastructuur voor zorg. Ipv de fictie van regie door iemand die door ziekte nu eenmaal afhankelijk is, wèl erkenning van de waardigheid van vooràl de persoon als patiënt.
Bedankt voor je geduld. Vergeet ajb wat ik hierboven speculeerde. Ongetwijfeld heb je dergelijke redeneringen, als ze dat al zijn, vaker moeten verduren. Ik keer graag terug naar je aanzet om te oefenen of ‘het’ past.
Ik meen in het algemeen, dat “gezondheidszorg” daar (impliciet) nog altijd te groot, te ongedifferentieerd voorgesteld staat. Hoe blijft/wordt “zorg in de toekomst houdbaar en betaalbaar”? Dat lukt natuurlijk nooit, zo luidt mijn toekomstverwachting, zolang zorg zoiets als een containerbegrip is. Eén of àndere classificatie, met keuze annex beperking van dien, is vroeg of laat onvermijdelijk.
Juist voor wat op die manier “houdbaar en betaalbaar” is, geldt m.i. “meer regie” door de “patiënt” als tegenstrijdig, althans met regie in de betekenis van vrije (consument)wil; zie ook hierboven.
Door diezelfde beperking onder de noemer van infrastructuur is inrichting logisch volgens “ketenzorg” e.d. Dat gebeurt directiever, dwz met minder ruimte voor ‘vrije wil’ van betrokken zorgverleners om zich aan samenwerking te onttrekken, maar met juist wèl ruimte voor professionaliteit. Laat een bestuurder ajb géén “ketenzorg” ontwerpen!
De toespitsing op solidariteitszorg verduidelijkt waarop “afspraken om medische inhoud, dossiers uit te wisselen” netzo logisch betrekking hebben. Voor solidariteitszorg is “patiëntveiligheid” vanuit infrastructureel perspectief een zinvol begrip. Zeg ook maar dat de zorgverlener er een principiële verantwoordelijkheid voor draagt. Voor pretzorg geldt dat op voorhand minder … (?)
Wie voor solidariteitszorg nog aan “eilandvorming” doet, begrijpt het niet. Dan maar even geen budget … Het is maar een idee voor de verdere toekomst, nietwaar?
Voor infrastructuur zijn “samenwerking stimuleren en veranderingsproces ondersteunen” te vrijblijvend, … hoewel je het zo natuurlijk wel moet ‘verkopen.’
Intussen komt ‘het’ opzettelijk allemaal samen bij ‘de persoon.’ Het is immers allemaal haar/zijn lifestyle. Voor evenwichtige (informatie)verhoudingen geeft Manifest voor informatieverkeer een handreiking. Het eerste artikel komt neer op: persoonsinformatie is persoonlijk eigendom. Dat is inderdaad bedoeld als verdwijnpunt. In de overige artikelen staan allerlei lijnen die aldus opbouwende samenhang vertonen. Dat betreft nadrukkelijk politieke afwegingen: the politics of lifestyle.
Oeps, met de zoektermen lifestyle en politics liet Google weten dat “ongeveer 63.200.000 resultaten” beschikbaar zijn. Het lééft, zullen we maar zeggen.
Ik heb even geaarzeld, of ik jullie dit bericht ook zou sturen. Zoals je ziet, deed ik het. Vat de inhoud ajb op als blijk van enthousiasme voor jullie thema.

 

... blijven je artikelen me zin na zin na zin raken met hun voortgezette toepasselijkheid voor ‘making information society’ inclusief de veranderende betekenis die ‘making’ krijgt. Letterlijk schrijf je weliswaar (vooral) over de stad, maar je behandelt feitelijk allang een ruimer onderwerp. Zeg ook maar dat de stad ‘slechts’ een actuele manifestatie vormt van een algemener verschijnsel. In dàt geval is kortsluiting dichtbij. Want de vraag die ik mijzelf toen stelde, was wèlk verschijnsel dan tevens zoiets als informatieverkeer e.d. omvat. Zulk verband bewijst als het ware de geldigheid van jouw uitspraken ervoor.
Wat ik als zo’n noemer zie, is hyperinterdependentie. Het ruimere onderwerp kan dan zoiets als living under conditions of hyperinterdependency heten. En, ja hoor, voor zover ik het kan herkennen, is dàt waarover jij het meer in het algemeen hebt. Met “beyond” als sleutelwoord ben ik geneigd eraan toe te voegen, dat “the collective framework” voor hyperinterdependentie inmiddels beyond the city reikt. Jijzelf noemt daar reeds relevante “issues” zoals “the connection between the urban and the rural.” En vervolgens gaan we natuurlijk die hyperinterdependentie opvatten als “architectural or planning subject,” zij het niet “purely architectural” in traditionele zin. Nòg een voorbeeld is jouw vraag: “Is it the age of urbanity or the age of the crises complexity?”
Ik zou zeggen, dat hyperinterdependentie stedelijkheid en complexiteit zelfs typisch verenigt voor ons tijdperk.
Je begrijpt stellig waarop ik mik. Wanneer hyperinterdependentie karakteristiek is voor onze levensvorm, welke ¾ in de ruimste zin van het woord ¾ infrastructuur ‘hoort’ daar bij? (Is stad daar dan als ònderdeel van te beschouwen, ontwerpen enzovoort?) Hoe politiek moet ontwerp daarvoor zijn, en omgekeerd? Kortom, jouw teksten zijn m.i. nagenoeg òngewijzigd geldig. Hier en daar zou de associatie met het materiële, bijvoorbeeld waar “spatial” oid staat, wellicht wat kunnen worden aangepast.

 

... als we ons eens onze samenleving over pakweg twintig jaar proberen voor te stellen, is dat nòg sterker een informatiemaatschappij? Draagt die samenleving nòg sterker een netwerkkarakter? Is daardoor de individuele persoon nòg intensiever zèlf knooppunt? Wat moet de infrastructuur voor informatieverkeer dan bieden om haar/hem als zodanig te faciliteren?
(Ook) wat ePortfolio betreft vind ik eerlijk gezegd, dat de thematische oriëntatie voor zo’n verdere toekomst te mager is. Maar dat kan uiteraard een opzettelijk voorlopige beperking zijn die veranderkundig beargumenteerd is. Inderdaad moeten we ergens beginnen. Maar blijkbaar is er dan wel degelijk een algemenere, zeg maar stelselmatige visie. Dus, als ePortfolio eenmaal werkt voor persoonlijke (arbeids)competenties, kunnen we wat feitelijk precies dezelfde voorzieningen vergt vervòlgens toepassen op, ik noem maar weer iets, gezondheidszorg? Wat is een ePortfolio structureel immers ànders dan o.a. een ... elektronisch patiëntdossier, enzovoort?

 

... is ook voor informatieverkeer op maatschappelijke, nota bene internationale schaal infrastructuur in de algemeen-belangbetekenis noodzakelijk. Dat acht ik vergaand vergelijkbaar met infrastructuur die we sinds jaar en dag kennen, aanpassen enzovoort voor fysieke mobiliteit, dwz verplaatsingen van personen en materiële goederen.
Goed, infrastructuur, dus. Maar verandert onder de noemer van algemeen belang niet kwalitatief de status van een norm/standaard èn hoe ‘we’ die vaststellen, er zonodig weer vanàf komen, enzovoort? En welke rol speelt o.a. een instelling als NEN in/voor dergelijke verhoudingen?

 

... zo enthousiast over Van der Wouds boek, wijdde ik een opstel aan een poging om die historische lessen te benutten voor ¾ een maatschappelijke kijk op ¾ infrastructuur voor informatieverkeer. Als je wilt, zie Verkeersbegrip van algemeen belang: geschiedenis van infrastructurele stelselmatigheid voor toekomst van informatieverkeer. Je treft daar allerlei citaten uit Een nieuwe wereld, Het ontstaan van het moderne Nederland (Bert Bakker, 2006) aan. Op z’n minst als opfrisser voor Van der Wouds prachtige werk beveel ik je dat opstel dus van harte aan. Maar je herkent hopelijk ook dat we voor heuse infrastructuur principieel verder moeten kijken, mikken enzovoort dan de neus van o.a. de overheid in enge zin.

 

... mijn eigen indruk van de gevarieerde bijdragen aan Eerlijk zullen we alles delen is, dat destijds van enige samenhangende opzet van interoperabiliteit op relevante schaal feitelijk geen sprake was. Dat maakt èn nota bene houdt die bundel interessant, belangrijk zelfs, zeg maar als foto van stand van zaken. Als ik je goed begrijp is dat volgens de cyclus die jij noemt: check.
Die toestand van fragmentatie is intussen, helaas, niet ten gunste van ¾ structurele ontwikkeling van ¾ samenhang gewijzigd. Dezèlfde redactionele formule zou daarom min of meer dezèlfde tekstbundel opleveren. Dat heeft inderdaad geen zin (meer).
Ook weer naar mijn idee wordt stagnatie in belangrijke mate veroorzaakt door de beperkte schaal waarop vooralsnog bijna iedereen ‘kijkt,’ handelt enzovoort. Zo redeneert men onverminderd, want vaak onbewust, vanuit eigen informatievoorziening; interoperabiliteit komt er dan op neer, alle retoriek van open standaarden ten spijt, om het over open source-programmatuur maar niet te hebben, dat de àndere partijen zich moeite moeten getroosten om daarop te ‘mogen’ aansluiten. Eigen-navel-als-centrum-van-de-wereld kent uiteraard een zekere logica, toegegeven, maar die raakt in hoog tempo achterhaald voor maatschappelijk informatieverkeer (als je dat tenminste volgens evenwichtige verhoudingen wilt laten verlopen, met per saldo een véél grotere koek om te verdelen).
Aanhoudende wildgroei, dus. Navenant zelfs groeiende problemen. Voor een bedrijf vind ik dat weliswaar niet handig, maar zie ik er geen wezenlijk bezwaar in. Wie in een netwerkmaatschappij (nog) meent dat isolement een prima commerciële concurrentiepositie oplevert, gaat z’n gang maar. Indien de overheid echter zo’n beperkte blik handhaaft, verzaakt zij m.i. haar infrastructurele taak. Ik voeg eraan toe, dat de overheid volgens mij zelfs geen àndere taken heeft dan wat geldt als infrastructuur, okee, in ruime betekenis, dus vooral ook immateriële voorzieningen (denk aan onderwijs, wet- en regelgeving enzovoort).
Om een lang verhaal kort te maken, er heerst een ernstig manco onder de noemer van plan (als je die cyclus van plan-do-check-act als referentiekader neemt). Daarom is dat precies waarop de a.s. bundel probeert te mikken.
Het idee is om alweer in wat ruimere kring bewustzijn te helpen kweken dat er überhaupt iets te plannen valt, waarom dat zelfs moet, waarover dat dan zo’n beetje gaat met eventueel reeds ¾ in de bundel ¾ een aanzet voor wat dat zoal inhoudt. Als truc om het planmatige karakter te bevorderen hebben de meewerkende auteurs de ‘opdracht’ om met voorrang een toekomstvisie voor de informatiemaatschappij te schetsen. Wat is zo’n samenleving eigenlijk over pakweg twintig jaar? Welke infrastructurele voorzieningen voor informatieverkeer zijn dáárvoor ..., tja, logisch.
Tot zover waarvan ik vermoed dat het jouw vraag redelijk beantwoordt. Voorlopig houd ik echter twijfel. Daarom heb ik tevens een wedervraag. Kan je ajb toelichten wat jij ziet als “de ontwikkelingen in het speelveld”? En meen je gelet op het bovenstaande dat mijn kijk resp. wat ik als de oriëntatie schets voor de a.s. bundel van Forum Standaardisatie ermee overeenstemt? Of zie jij iets ànders?

 

... je tekst diverse keren gelezen. Daardoor besef ik dat ik hier moet beginnen met een verontschuldiging. Want blijkbaar ben ik er niet in geslaagd jou de bedoeling met een bijdrage door jou duidelijk genoeg te maken. Dus, mijn excuus.
De vraag aan de auteur van een bijdrage luidt om haar/zijn eigen visie op de informatiemaatschappij in de wat verdere toekomst te schetsen. Jij beperkt je echter tot de eis, dat de overheid met een “interoperabiliteitsvisie” moet komen. Afgezien van toch vooral slogans als ‘open standaarden’ en ‘open source software’ ontbreekt zo’n visie tot dusver (wat ook precies de reden is om er met de bundel een aanzet voor te bieden). Ik merk in dit verband nog op dat Forum Standaardisatie eerder de Interoperabiliteitsagenda voorstelde.
Kortom, je mikt met slechts je eis, en verder niets, als het ware op ..., tja, niets. Bijgevolg draagt je tekst, door die start is dat ook logisch, een strikt procesmatig karakter. Dat is immers wat er aan mogelijkheid voor advisering overblijft. Geen inhoud? Dan maar vorm (met soms een poging tot vermomming als inhoud). Zo draait de carrousel weliswaar gesmeerd maar au fond doelloos, terwijl we eindelijk een wèg ergens naartoe moeten inslaan.
Zo’n tekst vinden je collega’s die zich eveneens wanen in “de standaardisatie-wereld” wellicht nog interessant. Maar de lezers die we in eerste aanleg op het oog hebben, komen er geheid nooit doorheen. En als ze al een poging wagen, valt het ze onmogelijk om te herkennen of het al dan niet relevant is wat je schrijft.
Mijn eigen opvatting is, dat het etiket standaard te pas en te onpas gebruikt wordt. Daar prik jij niet doorheen, die lukrake theorie & praktijk bedoel ik natuurlijk. Voor evenwichtige oordeelsvorming willen we de lezers wel een handreiking bieden.
Je moet ècht met je eigen visie komen. Dat is nota bene een maatschappijvisie. Daar lijk je onder de noemer van “ideaal scenario” iets over te gaan zeggen. Maar vertel je daar nu iets dat hout snijdt? Willen we voor zulke “uitdagingen” ook niet fietsen “beschikbaar hebben” en noem maar op? Bega je zelfs niet een cirkelredenering? Er staat algemener beschouwd dat x beschikbaar moet zijn, indien x een oplossing biedt.
Dat is valse logica. Je laat iets zijn eigen grondslag vormen. Ja, dan hoef je het ook verder slechts over dat verabsoluteerde iets te hebben. Dat lijkt binnen de aldus gevestigde “standaardisatie-wereld” allemaal belangrijk, maar erbuiten snappen ‘we’ het niet meer.
Als jij “grote [...] uitdagingen” ziet, deel ajb zo concreet mogelijk wàt je ziet. Zonder toelichting halen mensen nog slechts hun schouders op als ze het woord “uitdaging” horen. Ze laten zich niet meer overtuigen door wat talloze keren slechts een loze kreet bleek.
Ik besef, dat ik je even ruw bejegen. Ik bedoel er opbouwende kritiek mee, waarvoor ik je dus pertinent géén excuus maak. Naar mijn overtuiging zou je benadering er ongelofelijk van opknappen, indien je het oriëntatiepunt buiten standaardisatie kiest.
Mijn voorstel luidt dat je je allereerst concentreert op die maatschappijvisie. Speculeer eens een A4-tje vol. Vermijd dáárvoor radicaal de term standaard!! Inderdaad, dat is voor jou stellig nogal wennen, maar probeer het ajb serieus.
Hoe beter je erin slaagt om het leven van mensen met vlees en bloed en gevoel in de informatiemaatschappij met reliëf te schetsen, des te rijkere aanknopingspunten ontstaan daardoor voor originele bijdragen aan theorie & praktijk van standaardisatie. Maar zo’n visie, zeg ook maar doel, vormt natuurlijk allereerst aanleiding voor verdere speculatie over benodigde middelen (lees ook: voorzieningen). Wat beschouw je daarvan als (maatschappelijke) infrastructuur respectievelijk als middelen pèr deelnemer aan informatieverkeer en hoe verhouden ze zich (dus) tot elkaar? Dan ben je alweer pakweg twee A4-tjes verder. Maar neem één stap tegelijk.
Een dergelijk ontwerp, àfgeleid van je visie op de informatiemaatschappij, acht ik netzogoed onmisbaar. Anders blijven zgn standaarden volstrekt onbegrijpelijk. Waarom moeten we rechts houden in het wegverkeer? Precies, omdat we over ... wegen rijden en op die manier (lees ook: volgens die standaard) doorstroming, veiligheid e.d. bevorderen.
Of neem een stuklijst. Wat zèggen de onderdelen die erop vermeld staat, als je niet weet tot welk product ze ‘dienen’? Ingrediënten voor een gerecht? Inderdaad, hoe valt ooit het nut te snappen van wat er op de lijst(en) van College Standaardisatie staat zònder kijk op de (verkeers)voorzieningen die ermee gerealiseerd kunnen of zelfs moeten worden?
Je zult zien, over originele bijdragen gesproken, dat je (pas) vervòlgens een productieve classificatie van standaardtypen kunt opstellen. Nu haal je een traditionele indeling erbij, ... waarmee je echter niets doet. Die indeling is vast ergens nuttig voor, maar het belang voor de informatiemaatschappij ontgaat me.
Mijn eigen idee is overigens verder, dat we gaan uitkomen op een deelverzameling verkeers- annex infrastructuurstandaarden. Die zijn, met andere woorden, nodig voor ¾ werking van ¾ het informatieverkeersstelsel. En wat ik eigenlijk allang vermoed, is dat daarvoor ‘als regel’ precies het òmgekeerde geldt van hoe standaarden traditioneel behandeld zijn. Bijvoorbeeld, is zo’n standaard open? Nee, zelfs (uit)gesloten, ... maar wel weer democratisch. Dat klinkt aanvankelijk raar, maar infrastructuurstandaarden zijn per definitie politiek.
En dat kan de lezer ook prima volgen, mits je herkenbare voorbeelden kiest. Het is natuurlijk de vraag hoever je kunt komen om je toekomstvisie met daarvan afgeleide voorstellen voor operationalisering te illustreren met historische voorbeelden. Mijn indruk is dat ‘we’ met o.a. de zgn gebouwde omgeving en fysieke mobiliteit reeds ontwikkelingen doorgemaakt hebben, die we voor informatieverkeer redelijkerwijs kunnen verwachten. Natuurlijk blijft het met elke vergelijking oppassen ..., maar publieksvoorlichting vergt nu eenmaal het bekende als metafoor. Klopt, dat geeft meteen de beperking aan voor voorlichting over iets dat wezenlijk nieuw is.
Als je het zo aanpakt, krijgt je verhaal focus die het voor de lezer relevant maakt en haar/hem daardoor ook interesseert. Voor je proefschrift heb je in één moeite door een krachtige inleiding op stapel. Of is je promotor niet in maatschappelijk belang geïnteresseerd?
Als je mij nog een plezier wilt doen, kan je inderdaad een enkele passage wijden aan wildgroei. Als iemand ‘iets’ een standaard noemt, nemen we dat blijkbaar klakkeloos serieus. Zeker voor wat ik alvast maar infrastructuurstandaarden noem, is dat natuurlijk onzin. Zoiets als een “standaardenoorlog” is zelfs strijdig met infrastructuur. Pas de uitkomst/winnaar van zo’n ‘strijd’ tussen formats e.d. geldt eventueel als infrastructuurstandaard, met alle uniformiteit van dien.
Ik heb nog wat opmerkingen over semantische standaarden. In je aanhef staat dat je je erop focust. Als dat zo is, versta jij kennelijk iets heel anders onder een semantische standaard dan ik. Want ik vind er nagenoeg niets over terug.
Hoe dan ook, leg de lezer na zo’n aankondiging elk geval even uit, welke betekenis jij hanteert. Overigens luidt mijn suggestie, vooruit, aanwijzing dus om ook daarvoor je visie consequent leidend te verklaren. Zoals jij “domein” positioneert, zie jij de gehele informatiemaatschappij in semantisch opzicht blijkbaar in zulke delen náást elkaar gesplitst. Dat lijkt mij juist door vernetwerking echter niet langer een houdbare aanname. Maar goed, als dàt jouw visie is ... Schets ‘m in voldoende scherpe hoofdlijnen en maak de (aldus) transparante uitwerking voor jouw thema’s.
Ik kan me indenken, dat je dergelijke kritiek niet verwachtte en er enige tijd over wilt nadenken. Neem ajb van me aan, dat ik het moedig van je vindt indien je, zoals ik je van harte aanraad, eigenlijk helemaal opnieuw begint met je verhaal. Ik besef terdege dat je daarvoor “de standaardisatie-wereld” door-en-door moet kunnen gaan relativeren.
Mocht je na je overwegingen daarentegen menen dat je zulke conceptuele en bijgevolg tekstuele nieuwbouw niet ziet zitten, dan betreur ik dat weliswaar, maar respecteer ik uiteraard ook dàt. Je bestaande tekst is echter geschikter voor een vakblad (dat ongetwijfeld bestaat), niet voor de bundel. Voor de bundel komt wèl een tekst in aanmerking met, nogmaals, eigen toekomstvisie op informatiemaatschappij en eventueel schets van ervan herkenbaar afgeleide operationalisering, dat allemaal ook nog eens geschreven voor zomaar iemand met redelijke algemene ontwikkeling.
Experimenteer ‘gewoon’ voor dat allereerste A4-tje, dus met je visie voor informatiemaatschappij. Als je dàt beeld eenmaal gemaakt hebt, volgt de rest als het ware vanzelf ... en, zo ga je merken, kan je intussen die visie verder verrijken.

 

... klopt het dat je een Belangrijke Boodschap kwijt wilt? Zo ja, dan had je dat natuurlijk ook, en liefst, meteen kunnen zeggen. Daarvoor kan je je teasers, uitlokkingen e.d. besparen. Ik wacht (verder) af hoe die eventuele boodschap luidt. Daarop krijg je dan gewoon antwoord ipv dat ik (blijkbaar) moet gokken naar je bedoeling.

 

... zomaar een voorbeeld van veranderende contextualisering. Vroeger liepen er paden tussen het dorp en de omliggende boerderijen. Als er een kar reed op het pad naar de boerderij van Zandstra, zat het er dik in dat het de kar van boer Zandstra was. Ofwel, noem mij het pad en ik zeg u het voertuig. Dat kòn bijna niet missen.
Voor identificatie van voertuigen die op de A12 rijden, geldt die impliciete correspondentie niet. Daarom zijn auto’s e.d voorzien van expliciete identificatie; de zgn nummerplaten vormen zelfs integrale onderdelen van wat als auto toelaatbaar is tot het verkeer.
Zolang ¾ we met ¾ bepaalde auto’s alléén maar op de A12 rijden en ¾ met ¾ weer àndere auto’s alleen maar op de A4, enzovoort, is een identificatiesysteem pèr snelweg toereikend. Er is echter een algemener geldige identificatie nodig, ... wereldwijd toepasselijk. Want met de auto kunnen we tegenwoordig in allerlei ‘hoeken en gaten’ komen.

 

... met zo’n nieuwe, infrastructurele insteek voor de informatiemaatschappij bestaat voor de zoektocht naar auteurs uiteraard het risico, dat we èchte pioniers ten onrechte missen.
Eigenlijk luidt steeds de suggestie om qua aanzet gerust nog lòsser van hier-en-nu te komen. Kortweg, voorrang voor visie. Dan willen weleens allerlei “issues” zelfs verdampen; met andere woorden, we maakten ons er nodeloos druk over. En dan nòg, voor wie denkt dat het leven zonder zorgen onleefbaar is, blijft er altijd genoeg te doen ...

 

... de beoogde lezer is iemand met redelijke algemene ontwikkeling, maar geen specialist en zeker niet met hetzelfde specialisme dat de auteur wellicht kent. Met een schets van een toekomst die de lezer vervolgens ook voor haar-/hemzèlf kan voorstellen, lukt het (pas) om interesse te wekken. Zo’n lezer, aldus voorgelicht, is best bereid om vervòlgens nadere overwegingen e.d. te verstouwen. Zonder herkenbaar perspectief komt z/hij daar echter niet aan toe, haakt subiet àf.
Iedere gelijkenis van deze exemplarische lezer met een politicus, bestuurder, manager of beleidsambtenaar berust uiteraard op louter toeval ...

 

... of ik geïnteresseerd ben om kènnis van je boodschap te nemen? Ja. Die interesse geldt overigens voor iedereen. Of je boodschap me interesseert? Dat zal blijken. Ik herhaal dat je op een reactie mag rekenen.

 

... haha, daar stond ik toch even op z’n tenen. Oude truc voor mensen die gewichtig doen: vraag ze om details. Die kènnen ze domweg niet, zodat ze vaag blijven draaien. Ik begrijp trouwens nog steeds niets van wat hij schrijft, behalve dus dat hij belangrijk gevonden wil worden.

 

... een informatiemaatschappij heeft behoefte aan een infrastructuur voor informatieverkeer. Zulke apàrte infrastructuur is kwalitatief ànders dan wat extrapolatie oplevert volgens de traditionele opvatting over interoperabiliteit. Want in die opvatting blijf je feitelijk enkelpolig denken, opzetten, enzovoort. Het uitgangspunt blijft louter de toepassing, het informatiesysteem, of hoe je het maar noemen wilt. Elk oorspronkelijk ‘ding’ wordt uitgebreid met een koppelvoorziening, voilà, interoperabiliteit.
Met expliciete infrastructuur krijg je een tweepolige benadering: Bipolaire informatiearchitectuur rondom de burger. De koppelvoorzieningen worden als het ware veralgemeniseerd en verkrijgen aldus karakteristieke positionering. Als je een fiets aanschaft, hoef je je niet te bekommeren om het verkeersstelsel waarover je je ermee gaat verplaatsen. Omgekeerd faciliteert het verkeersstelsel de concrete verplaatsingen optimaal, als het geen voorwaarden stelt aan die verplaatsingen in de zin van bedoeling ermee, wie zich precies verplaatst en/of wat precies verplaatst wordt. Bij Surfnet stellen ze m.i. treffend over infrastructuur: “Geen boodschap aan de boodschap.” Prachtig!
Hieruit volgt dat infrastructuur voor informatieverkeer toegankelijk is voor iederéén. De deelnemers waarnaar zelfs bijzondere belangstelling uitgaat, zijn dan de burgers. Die zijn als zodanig immers niet ‘georganiseerd,’ kortom, daarvoor draagt de overheid navenant bijzondere verantwoordelijkheid voor gelijke rechten en, inderdaad, plichten.
Jouw verhaal is beperkt tot bedrijfsleven. Volgens de tweepolige benadering zijn dat qua infrastructuur echter ook gewoon ... verkeersdeelnemers. De crux met die infrastructuur is nu juist dat het voor de opzet en inrichting ervan geen verschil màg maken wie er waarom, wanneer, waarmee enz. gebruik van maakt.

 

... natuurlijk las ik jouw recente artikel met èxtra belangstelling. Wat je uitlegt, verbeter me ajb als je meent dat ik je verkeerd interpreteer, is hoe “het midofficeconcept” logisch afgeleid is van resp. afgestemd is op de voorafgaande, versnipperde toestand van gemeentelijke informatievoorziening. Als je niet kantelt, maar koppelt, rara, wat is dan de benodigde koppelvoorziening? Voilà, midoffice. Die is er dan in soorten en maten, moet veranderlijk zijn, enzovoort.
Op je presentatie daar ding ik niets af, integendeel. Je biedt me er wèl een gelegenheid mee om nogeens toe te lichten dat het ook andersom kan. Dan schets je dus niet een beeld van voorzieningen vanàf een bekende, want historische toestand, maar daarentegen als het ware vanàf een gewenste, verwachte, dus toekomstige toestand. Daarvoor heb je dus allereerst die toekomstvisie nodig. Ja, die is speculatief, het is niet anders.
Ik kan het in dit verband niet laten om je te wijzen op wat ik een informatierotonde noem. Dat heeft veel weg van een midoffice à la Gemma, zij het dat er op z’n metapatroons reeds expliciet rekening gehouden is met ¾ ordening van ¾ stelselmatige betekenissenvariëteit. Jij benoemt weliswaar “standaardisatie op semantisch niveau” als “grote uitdaging,” maar voor de methodische operationalisering schrik je blijkbaar nog steeds voor metapatroon terug. Wellicht krijg je er alweer wat meer vertrouwen in, als ik je zeg dat ik diverse aanzetten deed om ¾ zie voor eveneens terechte behoeftestelling jouw eigen laatste paragraaf in je artikel ¾ wet- en regelgeving integraal stelselmatig te modelleren. Als jij de behoefte eraan meldt, nogmaals, wat m.i. volkomen terecht is, kan je vroeg of laat niet om de praktische methode voor oplossing heen. Ter oriëntatie, zie de korte opstellen Informatierotonde voor semantische interoperabiliteit en Vergeet samenhang door-de-tijd-heen niet!

 

... in je begeleidende bericht wijs je er m.i. terecht op, dat zo’n “summier[e]” weergave “ook weer risico’s met zich mee[brengt].”
Ja, ik besef terdege dat mijn interpretatie stellig verschilt van jouw bedoeling. Sterker nog, de principiële ònmogelijkheid van gedeelde mening vormt een stelling die ik met mijn promotieonderzoek verder aannemelijk gemaakt meen te hebben. Haha, hoe ik ooit iemand ànders daarvan kan overtuigen? Ik kijk er in elk geval niet meer van op, als me dat niet lukt.
Met deze aanhef wil ik ook maar zeggen, dat je mijn commentaar op jouw “gedachten” niet serieuzer moet nemen dan jij op jouw beurt wil.

 

... jouw aanhef luidt: “Een paar (revolutionaire?) gedachten m.b.t. interoperabiliteit.” Ik heb die zinsnede o.a. als vraag opgevat. Mijn antwoord luidt, dat ik (nog) geen “revolutionaire” strekking kon ontdekken in wat je daar beweert. Wat herken ik (vooralsnog) wèl?
Op mijn beurt vind ik het lastig om dat in behapbaar bestek te verklaren. De crux zit ‘m volgens mij in wat ik maar even informatiekundig paradigma noem.
In de notitie met jouw “gedachten” komt iets dat ik als zo’n paradigma beschouw, niet expliciet tot uitdrukking. Ik moet er dus naar raden. Dat gaat inderdaad gauw mis. Wijs je me er ajb op, als ik je ten onrechte veronderstellingen toeschrijf?
Welk paradigma jij hanteert, vergaand impliciet, dus, geloof ik aardig te kunnen duiden op basis van jouw verwijzing naar semantiek. De positionering als een aparte “laag” berust op veronderstellingen (vandaar: paradigma).
De meeste mensen zijn zich van dergelijke veronderstellingen over betekenissenorde niet bewust. Het gangbare idee is dat de wereld objecten telt die weliswaar relaties (kunnen) onderhouden, maar au fond zelfstandig zijn. Daaruit volgt dat elk object in absolute zin een eigen naam heeft, in elk geval kàn hebben. Omgekeerd ‘betekent’ zo’n naam recht-toe-recht-aan het object in kwestie.
Zulke één-op-één etikettering van objecten met namen heet dan semantiek.
Omdat de naam aldus geldt als absoluut geldige vertegenwoordiger van het object, lijkt het ‘logisch’ er vervòlgens van alles en nog wat mee te kunnen doen, nota bene zònder effect op die object-naam verhouding. In het “5-lagen model” dat je overnam, is dat precies het geval. Daar gebeurt het onder de noemer van organisatie, wet- en regelgeving respectievelijk politiek.
Dat paradigma van logisch atomisme, onlosmakelijk verbonden met naïef realisme, hoéft niet verkeerd te zijn. Het kàn werken op (zeer) kleine schaal. Dat is de schaal van de traditioneel apàrte toepassing, waarvoor een navenant geïsoleerd functionerend informatiesysteem opgezet wordt, herstel, ... werd. Want wat is realistisch gezien nog apàrt in een netwerkmaatschappij?
En het lijkt te werken, dat paradigma van simpele semantiek, waar gezag (nog) strikt hiërarchisch uitgeoefend wordt. Want onder zulke omstandigheden kan een verschil van betekenissen nog altijd gezien worden als hindernis. Het besluit van hoger gezag bedoelt dat obstakel te verwijderen. Daar regeert echter de schijn. Vaak is betekenissenvariëteit immers reëel. Reductie tot één betekenis werkt dan verlammend. Onvermijdelijk zoeken de onderdrukte betekenissen toch ‘hun weg;’ de baas snapt ‘het’ gewoon niet; een gedeelte van informatievoorziening gaat noodgedwongen ‘ondergronds.’
In jouw notitie plaats je het woord “business” weliswaar herhaaldelijk tussen haakjes, maar mijn indruk is voorts dat je met jouw “gedachten” met voorrang, zo niet uitsluitend, denkt aan marktgerichte organisaties. Zulke organisaties hebben inderdaad vrijwel zonder uitzondering een hoogste baas om keuzes te maken. Nogmaals, dat bevordert dat semantiek daar lokaal ofwel pèr bedrijf(sonderdeel) op z’n logisch atomistisch (als opmaat, lees ook: amateuristisch) aangepakt blijft. Dat gaat dus hopeloos mis ...
Een ànder paradigma voor betekenissen gaat uit van taal als zgn verstandhoudingsmiddel. Als je in literatuur geïnteresseerd bent, lever ik je graag verwijzingen. Je kunt alvast denken aan o.a. sociale psychologie, maar er is veel méér.
Hoe dan ook, informatie is taal. De ene deelnemer aan interactie informeert de andere deelnemer met een doel. Er is dus altijd een belang onlosmakelijk verbonden aan ¾ uitwisseling van ¾ informatie. Dat is er inherent politiek aan.
Op vergelijkbare manier manifesteert zich tevens ‘organisatie’ met informatie. Kortom, volgens dat rijkere paradigma zijn er helemaal geen “lagen,” maar zijn talloze aspecten aan de orde. Die moeten allemaal tot uitdrukking komen in de ene, samenhangende betekenissenvariëteit. Daarom is er sprake van stelselmatige betekenissenordening. Die bestaat zgn door-de-schalen-heen.
Bijvoorbeeld de gezagsverhouding die bij simpele semantiek nog erbuiten gedacht is, moet voor stelselmatige semantiek méé gemodelleerd zijn. Alleen op die manier gaan betekenissen integraal voor àlle aspecten over reële verhoudingen. Dus, alleen op die manier bestaat een praktische basis voor zgn semantische interoperabiliteit.
(Pas) als je eenmaal het idee van betekenisuniformiteit loslaat en erkent dat betekenissenvariëteit de regel moet zijn op wat feitelijk één ruimte is voor informatieverkeer, kan je je voorstellen dat voorwaarden voor evenwichtige verhoudingen nooit ontstaan door je dáárvoor louter als deelnemer te blijven opstellen. Dàt is de stap naar infrastructuur, dus óók voor informatieverkeer.
Die stap vind ik door jou nog niet aangegeven.
Stel dat je ‘m zet. Nu gebeurt er iets dat vanuit het paradigma van simpele semantiek contraintuïtief, zelfs ònlogisch is. Maar vanuit het stelselmatige paradigma is juist niets logischer ...
De betekenissenvariëteit vormt aanleiding voor infrastructuur. Maar betekenissen zijn behalve meervoudig tevens veranderlijk. Daaruit volgt als eis aan infrastructuur, dat zij verkeersdeelnemers zoveel mogelijk vrijheid moet laten, zelfs bieden, voor hùn ¾ ontwikkeling enz. van ¾ betekenissen. Dat bevordert maatschappelijke dynamiek, welvaart ... Graag herhaal ik de kenschets van Surfnet: “Geen boodschap aan de boodschap.”
In het bovenstaande herken je hopelijk het relevante bereik. Dat moet maatschappelijk zijn. Tot dusver is (ook) de zgn elektronische overheid, alle retoriek ten spijt, feitelijk aangepakt volgens de aanname van de aparte overheidsinstelling als deelnemer. Maar dat leidt hoogstens tot voorzieningen waarvan vooral zo’n instelling voordeel heeft, herstel, gelóóft te hebben.
‘De overheid’ heeft echter ook en vooral tot taak realisatie van infrastructuur. Als ‘ze,’ dwz de overheid, dàt nu ook eens voor informatieverkeer op maatschappelijke schaal inricht enzovoort?!
Semantiek helemaal loslaten kan de overheid daarvoor overigens nota bene niet. Als infrastructurele opgave voor de overheid geldt o.a. borging van rechtszekerheid. Dat is met facilitering van informatieverkeer met digitale technologieën niet anders. Er zijn dus zgn maatschappelijke objecten waarvan de overheid registers voert ter identificatie. Dat zijn de basisregistraties, althans, zouden ze moeten zijn.
(Ook) daar staat het achterhaalde paradigma van simpele semantiek vorderingen op de relevante schaal in de weg. Inderdaad, daar wreekt zich het gebrek aan hoogste gezag ... dat voldoende snapt van het vraagstuk.
Tot zover wat je als inleiding kunt opvatten. Daardoor kan ik je concrete “gedachten” voorzien van kortere opmerkingen.
1. Je “bondige definitie” van interoperabiliteit vind ik zeker niet verkeerd, maar (dus) minder relevant. Voor de reële schaal van informatieverkeer, staat infrastructuur voorop. Je kunt natuurlijk wel zeggen dat infrastructuur de maatschappelijke voorzieningen voor interoperabiliteit biedt.
2. Het “5-lagen model,” met de consequenties die jij er m.i. aan verbindt, acht ik in informatiekundig opzicht contraproductief. Wat daar verschijnt als de bovenste vier lagen, kent onlosmakelijke samenhang. Dat kan je gerust semantiek blijven noemen, hoewel pragmatiek de lading beter dekt.
3. De betekenis die jij aan “standaard” geeft, is een mooi voorbeeld van zgn contextuele verbijzondering. Als het om infrastructuur gaat, doet een specifiek “(business) probleem” er juist niet toe.
Je verhaal over de aanleiding van links-rijden is verhelderend. Prachtig! Zo was ook simpele semantiek volstrekt logisch. De voorwaarden voor die logica zijn echter vervallen. Nog steeds rijden mensen in Engeland links. Nog steeds richten we het wereldwijde netwerk in volgens semantiek voor een geïsoleerd, miniem informatiesysteem ...
Voor deelname aan infrastructuur, bijvoorbeeld over links- dan wel rechts-rijden in het fysieke verkeer gesproken, zijn allerlei regels annex standaarden nadrukkelijk wèl verplicht. Niks “vrijwilligheid.” Zeg ook maar dat infrastructuur in dat opzicht een dienovereenkomstige categorie standaarden vestigt.
Infrastructuur heeft inderdaad alles te maken met “vertrouwen” dat verkeersdeelnemers moeten kùnnen hebben. Klopt, zo doen details er voor deelnemers niet toe.
De “logische wijze van benaderen” op reële stelselschaal is ... stelselmatig. Dat begint met stelselmatige semantiek.
“Een afspraak per laag” werkt dus niet op stelselschaal. Alle afspraken enzovoort moeten immers een semantische neerslag krijgen. Semantiek is daarom niet (ook) een aparte laag, maar dè noemer voor afstemming, samenhang ... Ja, maar, zou je je nu kunnen afvragen, ;-) hoe kwam mijn bijdrage erover dan in Eerlijk zullen we alles delen terecht? Ik merkte reeds op dat die bundel het karakter van een foto draagt; op inhoud zijn de bijdragen niet geredigeerd; dat is dus anders voor de vòlgende bundel van Forum Standaardisatie.
4. Ik begrijp wat je bedoelt met “de werelden [...] zijn verschillend,” maar vanuit stelselmatig perspectief vermijd ikzelf de term wereld in meervoud. Er bestaat één wereld. En onder de noemer van algemeen belang is er één infrastructuur. De opgave voor ontwerp enz. van infrastructuur luidt dan om méérvoudig, variabel gebruik te faciliteren. Dat geldt dus óók voor facturen in reële soorten en maten, de ene naar de andere willekeurige deelnemer aan informatieverkeer.
5. “Acceptatie” is inderdaad lastig te bereiken. Voor infrastructuur geldt dat nogeens extra. Daarom doen ‘we’ dat ook voor het zgn algemeen belang. Dat roept de praktische vraag naar bekostiging op. Met wat overheidsinstellingen apart verspillen aan hun ten onrechte apart gehouden informatievoorziening, valt infrastructuur voor informatieverkeer (ruim) te financieren. Maar ja, wie wil er samenwerken? Niemand die over de openbare weg fietst, ik noem maar een voorbeeld van infrastructuurgebruik, associeert dat met inleveren van autonomie.
Ja, dat houdt verband met “cultuur.”
6. Met je voorbeeld van wat de “Europeaan [...] in Engeland” wil, vermeng je naar mijn smaak nog wat infrastructuur helpt verduidelijken. Enerzijds kan de Europeaan vrijelijk ervoor kiezen om aan het Engelse verkeer deel te nemen. Maar àls hij ervoor kiest, moet hij anderzijds verplicht de aldaar geldige regels volgen. Als onderdeel van infrastructuur bestaat toezicht & handhaving.
Die regels zijn er niet om verkeersdeelnemers te hinderen, maar juist om doorstroming, veiligheid e.d. te bevorderen. Per saldo groeit de ¾ mogelijkheid van ¾ variëteit van verkeersbewegingen.
7. Verder biedt infrastructuur precies de “omvattende context” voor het “positioneren van afzonderlijke ontwikkelingen.” Dat is meteen samenhangend “positioneren.”
8. Welke “doelstellingen” je bedoelt, kan ik niet ontdekken. Zie je als zodanig wat je eerder aanhaalde als “bondige definitie” van interoperabiliteit?
In elk geval vind ik “plan” in de betekenis die ik daarvan bij jou vermoed, weer te kleinschalig bemeten resp. beperkt tot bedrijfsleven. Mijn associatie is veeleer met ¾ de schaal van ¾ ruimtelijke ordening, planologie, dus. Eigenlijk geldt daarvoor een gedeelte van jouw aanbeveling zelfs versterkt, te weten de (beleids)oriëntatie op de toekomst.
9. Of “Nederland [...] voorop [loopt] in de wereld van standaard-ontwikkelingen”? Etikettering van dergelijke ontwikkelingen als een aparte wereld stelt me niet gerust. Wellicht zijn ‘we’ kwantitatief prima vertegenwoordigd in allerlei standaardisatiefora. Maar wat zegt dat, zolang we volgens een paradigma meedoen dat niet past bij de inmiddels verruimde schaal? In dit verband noem ik wat onder ontwerpers bekend staat als het schaaleffect. Dat is de vaak valse veronderstelling dat wat op de ene schaal functioneert, tevens voldoet op kleinere en/of grotere schaal. Neem huiselijk verkeer. Kunnen we het verkeer in een stad op dezelfde manier regelen?
10. Met je waarneming van “vele ¾ ongerelateerde ¾ plannen” ben ik het grondig eens. Door voortdurende mislukkingen zou het echter moeten dagen, dat er eerst en vooral gebrek is aan referentiekader ... om relaties gevestigd te krijgen.
Dat kader betreft, maar misschien begrijp ik je verkeerd, nog geen “plan” zoals jij het m.i. kleinschaliger en impliciet bedrijfsmatig suggereert. Dergelijke plannen moeten er uiteraard óók komen, te weten voor en door verkeersdeelnemers voor hun eigen verkeersmiddelen. Die plannen zijn ànders naarmate het ‘plan’ van de andere, infrastructurele orde klopt, gerealiseerd is enzovoort.
Neem het bedrijfsplan van een firma voor wegtransport. Daarin komt de aanleg van wegen, tunnels en bruggen niet voor.
Mijn antwoord is langer uitgevallen dan jouw notitie. Ik ben er, kortom, in elk geval voor gaan zitten.
Uitgaande van wat ik hierboven slechts grofweg als verkeersparadigma kon schetsen, maar elders uitgebreider beschreven staat, geef ik je graag het volgende in overweging.
Herken je dat zo’n paradigma/referentiekader jou iets revolutionairs, nou ja, praktisch bruikbaars heeft te bieden? Zo ja, is het dan een idee om dáárover verder te praten? Zo is er behoefte aan gelegenheden voor de opzet van een proeftuin, zeg maar een casus. Heeft jouw werkgever belangstelling voor een proef met stelselmatige semantiek?

 

... het is duidelijk dat je nogeens èrg veel tijd besteedde aan uitleg van analyse van huidige informatievoorziening. Ik kan niet beoordelen, of die uitvoerige beschrijving noodzakelijk is. Blijkbaar wel, anders had je het niet gedaan. Maar voor een toekomstvastere opzet moet het op een ... nieuwe manier ... waarvan juist besluitvormers zich echter meestal niets kunnen voorstellen ... wat dus hun vraag naar analyse annex terugblik versterkt ... wat de stap naar kwalitatief àndere opzet belemmert ...

 

... maak je ajb niet ongerust om censuur, althans niet door mij. Allereerst herken ik zelfs niet of nauwelijks kritiek in wat je schrijft. Verder is de uitgesproken toekomstoriëntatie nu nèt bedoeld om ruimte te scheppen voor opvattingen die zonodig afwijken van welke thans heersen. Die ruimte benut je m.i. juist niet.

 

... je zult voor je tekst merken, voorspel ik, dat “op nul beginnen” uitloopt op optimaal gebruik van wat je reeds hebt, maar dus wèl in een gewijzigde ¾ wat mij betreft, zelfs òmgekeerde ¾ setting.

 

... intussen benut ik de tijd met een poging om te verduidelijken waar we in een eerder stadium inderdaad langs elkaar heen praatten resp. schreven.
Met mijn opmerkingen probeerde ik je tot “originele bijdragen” aan te sporen. In dat verband meldde ik je vervolgens als mijn eigen verwachting “dat we gaan uitkomen op een deelverzameling verkeers- annex infrastructuurstandaarden.”
Daarop geef je o.a. als jouw reactie dat jij “de term verkeer- en/of infrastructuurstandaarden niet [kent.]” Ik zou bijna zeggen, hartelijk bedankt voor je compliment. Want blijkbaar leverde ik in elk geval aan jouw adres dus een ... originele bijdrage. Maar ik bedoelde je slechts ¾ speels, synthetisch; zie verderop ¾ een voorbeeld te geven ...
Jij vervolgt daar met je mededeling dat je die term “ook niet tegen[komt] in de literatuur.” Je trekt als conclusie: “[D]us [...] vind [ik] het lastig te begrijpen wat [het is.]” Daaraan verbind jij verder als gevolg dat “als [jij] niet weet wat het is, kan [jij] er geen mening over vormen.”
Wij vragen auteurs voor de bundel echter niet om een “mening” in de zin van hun beoordeling van wat bestáát, maar om een visie. Ze moeten dus ‘iets’ verzinnen. Dat is (dus) nieuw.
En omdàt het nieuw is, kan je er donder op zeggen dat ze ook een nieuwe manier nodig hebben voor toelichting. Een tekst is als bijdrage aan de bundel prompt gediskwalificeerd, indien de lezer het allemaal reeds had kunnen “tegen[komen] in de literatuur.” Ja, natuurlijk is iets nieuws vaak “lastig te begrijpen.”
Kortom, het lijkt erop dat jij op de schaal tussen puur analytisch (mening, oordeel) en puur synthetisch (visie, ontwerp) van nature dichtbij het analytische uiterste verkeert. Voor een bijdrage aan de bundel moet je dan schakelen. Als redacteur ben ik ervoor om je daarop te wijzen, ertoe te bewegen, je erbij te ondersteunen ...
Wat verderop merk je op, dat je “die vernetwerking” natuurlijk ziet “en natuurlijk is dat de toekomst.....alleen verre toekomst.” Beet!
Meteen maak je echter duidelijk, helaas, vanuit de toekomstgerichte opzet, dat jij het over zulke “verre toekomst” niet wilt hebben. Als argument voer je op dat je “een praktijkmens” bent.
Daarover dreigen we dus wederom langs elkaar heen te praten. Want ik vind het juist reuze praktisch om eens lòs te denken van hier-en-nu plus al te nabije toekomst. Anders blijven we maar prutsen.
In relatie tot Forum Standaardisatie is jouw “mening” over “sectoroverstijgende interoperabiliteit” overigens èxtra belangwekkend. Wat de termijn betreft waarop dat aangepakt moet worden, stelt het Forum zich naar mijn idee steeds explicieter op het eigenlijk precies tegenovergestelde standpunt: er zijn zelfs met voorrang óók infrastructurele voorzieningen nodig.
Zeg dus maar rustig dat jij principiële kritiek hebt op Forum Standaardisatie. Is dàt een reden om een bijdrage van jou niet in de bundel te plaatsen? Nee, hoor. Ik herhaal wat ik je eerder aanraadde: “Maar goed, als dàt jouw visie is ... Schets ‘m in voldoende scherpe hoofdlijnen en maak de (aldus) transparante uitwerking voor jouw thema’s.”
Indien je jouw (toekomst)visie slechts beargumenteerd met je “mening” dat “sectoroverstijgende interoperabiliteit [...] echt een ver van het bed show [is],” maak ik eruit op dat jouw visie feitelijk òmgekeerd luidt, te weten dat je voor de “verre toekomst” ¾ wat voor de bundel als tijdhorizon geldt ¾ wèl voor zulke “interoperabiliteit” pleit.
Mocht je qua visie tòch sectorale indeling van de informatieruimte aanbevelen, dwz óók voor lange termijn, dan moet je voor een bijdrage in een bundel van het Forum de literatuur ... vàn hetzelfde Forum bespreken. Dat doe je dan kritisch, prima, nota bene graag zelfs. Als je het maar consequent doet, en zo begrijpelijk mogelijk voor de beoogde lezers. Daartoe behoren uiteraard de Forumleden, dus wie weet wat ze op die manier van je opsteken.
In je recente boekje mis ik trouwens ook verwijzing naar resp. bespreking van m.i. relevante publicaties door (Bureau) Forum Standaardisatie over semantische interoperabiliteit. Over mijn publicaties heb ik het dan nog niet eens ... Zo zijn ontwikkelingen van semantiek op stelselschaal je tot dusver blijkbaar ontgaan. Als jij echter nadruk op semantiek wilt leggen, kan je daar voor je bijdrage niet omheen. Wie weet wat jij ervan opsteekt.

 

... met dank, je verdere opmerkingen zijn zeer verhelderend. Je daadwerkelijke gedrag komt erop neer, althans zo begrijp ik je ondanks je respectvolle retoriek, dat je o.a. onderzoek met publicaties van Forum Standaardisatie op voorhand inhoudelijk vol-ko-men ir-re-le-vant vindt. Je hebt ze nog niet gelezen, zulke publicaties, bent dat ook niet van plan, laat staan dat je ze serieus bestudeert. Je gaat je er al helemaal niet ook maar iets aan gelegen laten liggen.
Maar, zo doemt dan bij mij meteen als vraag op, waarom doe je überhaupt moeite? Ook verder gaat immers niemand lezen enz. wat je eventueel aan zo’n bundel bijdraagt. Dat zeg je zèlf met zoveel woorden. Toch?! Is je medewerking louter relatiebeheer, dus bedoeld als berekenend middel voor commerciële acquisitie? Als je dat nu ècht vindt en je gedrag eraan ontleent, schrijf het ajb duidelijk in je concepttekst voor de bundel op. Dat plaatsen we geheid als visie. Daarvoor maak ik me in geval sterk. Niks censuur. Want juist dàt helpt tenminste van alles en nog wat te verduidelijken, bijvoorbeeld de stagnatie van vernieuwing. Maar dan moet je er dus wel volstrekt duidelijk over zijn. Anders is het niet interessant genoeg. Klopt, dan ga ik er in tegenstelling tot jou vanuit dat de bundel wel degelijk gelezen wordt.
Mag ik je opmerkingen zo niet opvatten? Zo nee, help! Hoe kan Forum Standaardisatie erin slagen dat jij ooit serieus nota neemt van ontwikkelingen die het ‘stelselmatig’ steunt, maar waarover rapportages nooit door “zogenaamde A-journals” gepubliceerd worden omdàt ze vernieuwend zijn? Ik heb een academische doctorstitel, zodat ik volgens jouw kennelijke criteria het baanbrekende karakter met wetenschappelijk gezag kan duiden. Of doet dat er ineens niet toe? Is via wetenschap aandacht voor wat Forum Standaardisatie ‘onderneemt’ nu eenmaal hopeloos? Kan het Forum dat wat jou betreft maar beter vergeten? En vind je dus ook die hele bundel qua boodschap eigenlijk maar een schertsvertoning? Zeg het ajb maar eens eerlijk. Je hebt me erg nieuwsgierig gemaakt.

 

... mijn jongste dochter spreekt min of meer vloeiend ook een àndere taal. Wat mij altijd al opviel, is dat zij door die taal te spreken meteen een àndere persoon ìs.
Zoiets herken ik bij jou. Jij hanteert m.i. niet alleen een ander taalregister oid., maar je bènt onlosmakelijk een ànder soort auteur. Dat register blijkt voor jou bij uitstek geschikt om noodzakelijke relativeringen op ernstige toon te maken. Ik vind het resultaat echt prachtig! Je doet méér dan een grappig, onderhoudend verhaal vertellen. Met deze vorm stroomt jouw inhoud soepel, vindt een gearticuleerde weg, waarom het je met je verhaal toch primair gaat. Dus, ja, zo krijg je je boodschap allereerst m.i. samenhangender dan ooit geformuleerd. Vervolgens lijkt mij de kans (veel) groter dat de lezers inhaken, erbij blijven en in opbouwende zin beïnvloed raken.
Tenslotte als kort antwoord op jouw vraag, of ik zoiets met mijn suggestie bedoelde. Nee. Want ik wist niet goed wat ik bedoelde. Maar toen je me onlangs dat spottende tekstje liet lezen, meende ik onmiddellijk een glimp van Groot Talent te ontwaren. Nu laat je ‘het’ los op een serieus onderwerp ... en het werkt.
Bedankt!

 

... inderdaad, de toekomsttruc is bedoeld om lòs te komen van bewijsdwang ... die meestal vals is, doordat je je druk blijft maken over weerstand, hoe je daar omheen kunt komen, enzovoort, enzovoort. Als je ‘gewoon’ eens de àndere kant op denkt, heb je daarvan tenminste allemaal géén last en kan je “stellend [...] schrijven.”

 

... wat betreft een concrete ‘taal’ zoals Gellish moet je dus expliciet kijken naar wat Forum Standaardisatie juist allemaal al ondernam onder de noemer van semantische interoperabiliteit. Zie bijvoorbeeld Semantiek op stelselschaal.
Waarvoor jullie bijdrage ruimte biedt, graag zelfs, is niet Gellish als concrete taal, maar wèl de kennistheoretische grondslagen ervan. Die kan je dan vergelijken met dito grondslagen van Metapatroon (zie o.a. Metapatroon, handboek stelselmatig informatieverkeer).
Zoals Van Renssen blijkbaar Gellish ontwierp, deed ik dat eerder met Metapatroon. Wat ik met grondslagen bedoel, herkent Forum Standaardisatie als relevant voor zgn semantiek op stelselschaal. Als de Gellish-grondslagen daaraan iets nuttigs toevoegen, fantastisch, maar dan moet je dat dus duidelijk aangeven. Als die toegevoegde waarde daarentegen na degelijke vergelijking ontbreekt, heeft het Forum uiteraard geen belang (nog afgezien van mijn persoonlijke insteek; maar die mag niet op de voorgrond staan, netzomin als die van Van Renssen dat in dit verband mag) bij publicatie onder haar naam van wat op een stap terùg zou neerkomen.
Kortom, afhankelijk van hoe je Gellish voorstelt, moeten we er al dan niet diepgravend over spreken. Ik zie overigens aankomen dat wij uiteindelijk niet onderling kunnen uitmaken wat dáár al dan niet over Metapatroon, Gellish enzovoort gepubliceerd wordt.

 

... als ik even mag, jij doet “de basale taakopvatting van wat een overheid is” m.i. allesbehalve “geweld aan,” integendeel. Jij wijst zelfs aan wat die “taakopvatting” wezenlijk en precies is, niets meer en niets minder. Mooi beeld, trouwens, de overheid als terreinknecht, opdat het “veld van mogelijkheden” optimaal bespeelbaar is. Zo is ook de scheidsrechter er voor het spel, niet omgekeerd.
Mag ik nòg even? Wellicht speelt jouw professionele filmexpertise je parten. Jij gelooft dat iemand die zich “regisseur” noemt ook serieus regisseur ... is. Anders val je door de mand, nietwaar? Dat ligt, althans, zo is mijn ervaring, met overheidsretoriek echter meestal andersom, helaas. Van een overheidsinstelling die beweert zich met innovatie te bemoeien weet je dus vrijwel zeker dat je die moet mijden voor ... innovatie. Voorbeeld: het Innovatieplatform. Op dezelfde manier is de zelfverklaarde regisseur van maatschappelijke processen doorgaans machteloos als het aankomt op reële coördinatie, verbinding enzovoort. Zo afficheren gemeenten zich als hèt loket voor overheidsdienstverlening aan burgers. Lijkt me in een informatiemaatschappij geen haalbare kaart, dergelijke poging tot monopolisering van contact. Hoe/wat dan wèl? Daarom moeten we speculeren.

 

... jouw tekst, let wel, zoals ik 'm begrijp, is stellig gesneden koek voor mensen die allang vertrouwd zijn met het, zeg maar, vertoog in kwestie. Je maakt als het ware een opmerking in een voortgaand gesprek met gevestigde vrienden.
Als ik de onbescheiden aanname doe, dat jij wellicht tòch aan je tekst wilt sleutelen, begin ik met verkenning naar wat jij m.i. als kernthema voor toekomstige (informatie)samenleving poneert. Als zodanig meen ik "vertrouwen" te herkennen. Of ik dat goed zie, of juist niet, doet er voor mijn suggestie overigens niet toe. Wat telt, is dat je een toekomst herkenbaar maakt. Zoals ik jouw verhaal begrijp, maar ik ben dus ook maar een buitenstaander in jouw gesprek, kan jij over zo'n toekomstvisie vervolgens opmerken, hé, is die eigenlijk wel helemaal nieuw? Of zitten er allerlei vertrouwde aspecten aan? We kennen natuurlijk allang 1. concurrentie en 2. samenwerking, inclusief 3. obstakels voor samenwerking. Daarmee heb je precies de drie paragrafen die je tekst telt, maar m.i. gepositioneerd op een manier die een ruimer publiek kan aanspreken (toegegeven, het is maar wat je wilt). Verder meen ik dat je de desbetreffende paragrafen in gewijzigde zetting nog wat kunt oppoetsen. Ikzelf werd sterk afgeleid door de vraag wat ik nu als citaat moest lezen, wat de bron ervan is e.d.
Het lijkt me voor de lezers interessant van je te vernemen, of jij de vertrouwde onderwerpen 1 t/m 3 voor de toekomst al dan niet kwalitatief ànders beoordeelt. Geldt zelfs een karakteristieke verhouding voor èlk van de drie historische fasen die je veronderstelt? En als je nader mikt op je toekomstbeeld, wàt heeft het “Internet der Dingen” ermee te maken? Ga ajb ervan uit, dat lezers géén idee hebben wat je ermee bedoelt. Dus, wat is het? Is het relevant? Zo ja, waarom eigenlijk?
Je ziet dat ik je tekst als aanzet zó veelbelovend vind, dat ik in eerste aanleg weiger om je mededeling "geen tijd" letterlijk te gehoorzamen. Volgens mij zou je met een èxpliciet toekomstgericht begin en diverse verduidelijkingen voor de leken die je als lezers moet verwachten, uitkomen op zowat het dubbele van de lengte van je huidige tekst. Zo kom je in één moeite door boven de gestelde ondergrens van vijf pagina's.
Hoewel ik geen native speaker ben als het op de engelse taal aankomt, blijf ik her en der toch haken op je idioom. Dat lijkt me echter de allerlaatste zorg en neem ik dan graag voor mijn rekening. Je kunt overigens ook kiezen voor een nederlandstalige versie.
Ik weet ik dat ik slechts mag hopen dat je het bovenstaande overweegt. Hoe dan ook zeer bedankt voor je onmiddellijke, sportieve reactie op het verzoek om een bijdrage.

 

... dank je wel voor inzage in "een alternatief." Ja, je vermoedde het al. Laat ik beginnen met te vermelden dat ik ook van die tekst weer van alles en nog wat opstak. Dus, nogmaals, bedankt! Maar, inderdaad, dat van-alles-en-nog-wat vind ik voor het beoogde lezerspubliek een drempel. Zoals jij vergaand impliciet associeert, gaat er m.i. daar niet 'in.' Zulke lezers hebben vóór-lichting nodig.
Mag ik ook lòs ervan iets opmerken? Ik krijg de indruk dat je door wat je als nieuw ervaart, veel ouds niet herkent dat onveranderd blijft. Zo viel mij in je laatste alinea op, hoe je onderscheid maakt tussen "islands" en "a generic layer." Algemener opgevat heb je het daar volgens mij over, in omgekeerde volgorde, infrastructuur en ¾ zoiets als aparte ¾ verkeersbewegingen. Infrastructuur moet dan zo neutraal mogelijk zijn. Het maakt voor de infrastructuur dus niet uit of je, ik zeg maar iets, met je fiets over de openbare weg een bejaarde gaat helpen of een bankroof plegen. Ik ben het (dus) volstrekt met je eens dat we, zoals je in je eerste alinea stelt, een "false opposition" moeten vermijden. Jij lijkt de oplossing echter nog te zoeken in alsmaar iets extra bijzonders, ... terwijl we 'gewoon' iets algemeens, infrastructuur, dus, erbij moeten hebben. Dat beginsel is voor informatieverkeer niet anders, integendeel.
Van het zgn Internet der Dingen vind ik verder de semantiek of, beter gezegd, de pragmatiek tot dusver 'plat' verondersteld. Voor de wereldwijde schaal van informatieverkeer inclusief zgn open data komen we er niet met extrapolatie van wat voor een kleinschalige, aparte toepassing afdoende werkt. Daarover zouden we eens een gesprek kunnen hebben. Als literatuurwetenschapper zou je mijn semiotische theorie voor open schaal prima moeten kunnen volgen. Als je wilt, 'blader' eens in Metapatroon: handboek stelselmatig informatieverkeer.

 

... ja, dat vind ik een véél relevantere insteek voor de beoogde lezers van de bundel. Volgens mij moet je er nog één draai aan geven. Je argumenteert in sterke mate extrapolerend. Zo noem je o.a. “trend” en het ene “leidt tot” het andere. Voor de bundel ¾ waarin nb geen verslagen staan van geprotocolleerd wetenschappelijk onderzoek ¾ moet je daarentegen beginnen met wat je ‘ziet.’ Blijkbaar ‘zie’ jij de “iSociety.” Wat is dat volgens jou? Schets er iets karakteristieks van alsof je die toekomst nù kunt beleven. Science fiction, zo je wilt. (Pas) daarná kan je, althans, dat lijkt me jouw ‘stijl,’ de waarschijnlijkheid ervan duiden (iemand anders zou dat wellicht helemaal overslaan). Dàn kom je met trends e.d. op de proppen.
Ik vind het erg verhelderend dat/hoe je wijst op de veranderende betekenis van interoperabiliteit. Daaraan kan je inderdaad een verwante betekenisontwikkeling van norm, standaard e.d. vastknopen. Dat vind ik ècht veel mooier, want (maatschappelijk) relevanter, begrijpelijker enz. dan je oorspronkelijke opzet.

 

... voor een samenleving die we voorzien van de aanduiding netwerk is het toch logisch dat voor zgn normen de louter stuk-voor-stuk-benadering, zachtjes uitgedrukt, suboptimaal is?! Er moet iets bij. Daarvoor bestaat nu nèt het zgn algemeen belang als (noodzakelijk aanvullend) perspectief. En dat is precies waarom we met z’n allen een overheid hebben, want financieren e.d. Rara, hoe gaan ‘we’ voor zulke maatschappelijke samenhangnormen ¾ daar heb je al een titel ¾ aan de slag. Praktisch, wie voert het operationele secretariaat? Jij mag het zeggen.

 

... dat je ‘het’ over basisregistraties wilt hebben, m.i. inderdaad een onderwerp dat een toekomstvisie goed kan gebruiken. Maar let wel, je moet nadrukkelijk op wat verdere toekomst mikken. Je moet dus niet uitleggen hoe je het nu aanpakt, wat er allemaal bij herhaling mislukt, enzovoort, enzovoort. Schets daarentegen zo ruim mogelijk wat volgens jou de informatiemaatschappij over pakweg tien à twintig jaar is. Passen daarin zoiets als basisregistraties? Als je dat vindt, kan je vervolgens (pas) uitleggen wat zulke registraties dan in dàt verband zijn. En als ik het mag zeggen, op die manier maak je ook voor jezelf begrijpelijker waarom je je al dan niet druk maakt om zgn basisregistraties.

 

... met je eigen, persoonlijke kijk op Nederland als (informatie)maatschappij ‘moeten’ beginnen. Doe dus een ‘gok.’ Wat voor samenleving wil jij over pakweg twintig jaar? Je kunt je daarvoor op zgn waarden oriënteren. Ik noem maar iets, solidariteit? Wat bedoel je er dan mee? Ontleen je zulke waarden wellicht direct aan de verklaring van de rechten van de mens? Maar wat betekent jouw keuze dan volgens jou in die veronderstelde toekomst?
Nadat je je toekomstbeeld schetste, kan je opmerken dat je dat als burger doet. Waarom verdient zo’n beeld serieus te worden genomen? Zie wat jij als zesde “megatrend” vermeldt, te weten “de emancipatie van de burger t.o.v. de staat.” Met andere woorden, als zodanig doe je mee ter bepaling “het ervaren probleem en het gewenste doel.” Realisatie vergt echter samenwerking ... Met zo’n aanloop kan je de overige deelnemers aan maatschappelijk verkeer bijschakelen, enzovoort.

 

... zeker gelet op de (werk)titel die je voor je nieuwe tekst koos, moet je m.i. de lezer helpen om enig gevoel te krijgen van wat ontwerp is, dus waarom die ontvlechting ècht helpt.
Oh ja, je schrijft over “het ontwerpen van een ideale staat der Nederlanden.” De term “ideale” verschaft de Droogstoppels subiet het valse excuus voor minachting. Wat vind je ervan om ideale te vervangen door: onze? Is dat niet precies waarom het met “emancipatie” gaat. Amerikaanse grondwet: “We, the people ...” Voor eventuele inspiratie voor het burgerprimaat, zie Pentas politica.

 

... probeer het eens met een forse sprong. Met een toekomstbeeld als een zgn verdwijnpunt, zo is mijn verwachting ¾ valse hoop? ¾ lukt het beter/eindelijk om allerlei ontwikkelingen samenhangend te krijgen. Daar worden óók actuele voorstellen geheid begrijpelijker van.
Jouw redenering extrapoleert m.i. slechts, dwz van eOverheid naar iOverheid, oh ja, natuurlijk, houd vooral rekening met iSamenleving ... Feitelijk blijft de benadering onverminderd overheidscentrisch.
In tegenstelling tot je aankondiging is daardoor nog lang geen sprake van een paradigmawissel. Ik vrees dus ook de afhoudende reacties op voorhand te kunnen uittekenen. De vicieuze cirkel beschreef ik in Infrastructuur op een briefje. Als je daar een speld tussen kunt krijgen, hoor ik het graag.
Op de ook m.i. noodzakelijke paradigmawissel, met het woord sprong wil ik natuurlijk hetzelfde zeggen, ontstaat pas zicht door radicaal ¾ en ook dàt woord, radicaal, dus, zegt het al ¾ het ruime maatschappelijke kader te kiezen. Daarover heb ik o.a. onder de noemer van civiele informatiekunde overigens al veel geschreven. Ook informatiekundig zie ik daarom een kans voor aanvulling. Een overwegend bestuurlijke insteek is niet genoeg. Zo kunnen bestuurders het eens zijn over de aanleg van een brug tussen hun tegenover elkaar gelegen oeversteden. Maar haal er ajb ook tijdig een ingenieur bij. Een praktisch probleem is dan weer, dat vakbekwame ‘ingenieurs’ voor ontwerp, ontwikkeling enz. van voorzieningen voor informatieverkeer op maatschappelijke schaal, dwz civiel informatiekundigen, nog niet of nauwelijks bestaan.

 

... de Digitale Agenda (Europese Commissie, 19 mei 2010) gaat over het Europa van burgers en bedrijven. Zij zijn de primaire deelnemers aan maatschappelijk verkeer. En hun betrekkingen onderhouden zij meer en meer met digitale middelen. Overheden hebben daarom tot taak om algemene voorzieningen zeker te stellen die burgers en bedrijven daarvoor gezamenlijk gebruiken. Anders gezegd, de infrastructuur voor digitaal informatieverkeer.
Diezelfde overheden nemen eveneens déél aan informatieverkeer. Zowel onderling, als voor de dienstverlening aan burgers en bedrijven. Dat staat als e-overheid bekend.
Het is wezenlijk de twee overheidsrollen duidelijk van elkaar te onderscheiden, dus a. verantwoordelijk voor maatschappelijke infrastructuur en b. zèlf gebruiker van die infrastructuur. Aan de tweede rol besteedt de Digitale Agenda uiteraard óók aandacht, Zie paragraaf 2.7.4, E-overheid, pp. 35-37, maar facilitering van maatschappelijk informatieverkeer door burgers en bedrijven staat nadrukkelijk voorop.
Ook Forum Standaardisatie stelt dat onderscheid voor. Infrastructuur moet beschikbaar zijn voor informatieverkeer door willekeurige deelnemers, dat wil zeggen burgers, bedrijven èn overheden. De maatschappelijke dynamiek met informatieverkeer is het best gediend met voorzieningen die niet specifiek voor de overheid ontwikkeld zijn. Op algemene voorzieningen ‘loopt’ verkeer onder de noemer van de e-overheid als het ware vanzelf ‘mee.’
Kortom, het kernthema van Forum Standaardisatie is interoperabiliteit. En, zo spoort Forum Standaardisatie terecht aan, kijk meteen verder dan eigen landsgrens. Aan welke voorwaarden, o.a. standaarden, moeten die algemene verkeersvoorzieningen voldoen voor accurate, veilige e.d. informatiebetrekkingen?
Maar wordt interoperabiliteit dan niet heel complex? Schept de grenzeloze verruiming tot het open informatieverkeer op internationale schaal geen ònoplosbaar vraagstuk?
Het antwoord op zulke vragen is simpel. Nee, dat is het juist niet. Sterker, door algemene voorzieningen voor informatieverkeer te beschouwen als infrastructuur worden interoperabiliteitsvraagstukken eenvoudiger en zodoende praktisch oplosbaar.
Maak afspraken voor dat informatieverkeer niet langer per (computer)toepassing, of per organisatie, of per sector, of per lidstaat ... Ook Europa bestaat immers niet in isolement, maar kent informatieverkeer met de gehele wereld.
Voorbeelden van materiële infrastructuur zijn illustratief. De wegen, de regels e.d. voor autoverkeer, bijvoorbeeld, verschillen niet wezenlijk tussen Europese lidstaten, of zelfs erbuiten.
Zoals een land allang geen grens meer vormt voor verkeer van personen en goederen, doorkruist en verbindt digitaal informatieverkeer in een netwerksamenleving voorheen vergaand gescheiden zuilen, domeinen en sectoren.
Erken belangen, kansen e.d. voor burgers en bedrijven. Met wie wensen zij informatiebetrekkingen te kunnen aanknopen en onderhouden? Daaruit volgt de reële schaal voor hùn informatieverkeer. Doe mee met het bijbehorende verkeersstelsel. Dat houdt dus niet op bij de Nederlandse grens, netzomin als Europa zo’n grens biedt. Interoperabel Nederland, Interoperabel Europa ...
Ingewikkelder is het concept van algemene voorzieningen, infrastructuur dus, als hoofdlijn niet. Maar niet vergeten, wees tevens alert voor netzo reële risico’s. Besef dat risico’s nu eenmaal horen bij een open informatiemaatschappij. Zorg met dezèlfde infrastructuur ervoor ze zoveel mogelijk te beheersen. Dat verlangen burger en bedrijven óók, terecht.

 

... wat de “imposante lijst” betreft, hmm, ik aanvaard je compliment natuurlijk gretig, maar wat mij betreft moeten er juist nog méér auteurs bij die gewoon allang snappen dat meer-, laat staan minder-van-hetzèlfde ons niet helpt aan een evenwichtige informatiemaatschappij (wat dat ook is).

 

... dat je contact opnam, want je “vrees” is volkomen ... òngegrond. Als je me even laat dóórdraven, de vraag is nu net wat reële prioriteit verdient. Ik zou zeggen, dat is een samenleving met/voor evenwichtige verhoudingen tussen deelnemers. Je hebt dan met voorrang een maatschappelijke toekomstvisie in termen ¾ wat dan overigens een pleonasme inhoudt, maar goed ¾ van publieke belangen. Want bestempelen we ze niet als “publiek,” omdàt we ermee op zulk evenwicht ¾ proberen te ¾ mikken? Wie weet heb je dan de opvatting dat Smart Grids zelfs instrumenteel zijn voor hun borging ...
Het klinkt echter alsof je zo ver niet gaat, nota bene niet kùnt gaan, omdat je Smart Grids (tevens) associeert met àndere dan publieke belangen en/of duidt als verschijnsel dat zich aanvankelijk nogal apart ontwikkelt en pas in een later stadium als het ware vermaatschappelijkt raakt. Zo van, hé, daar moeten ‘we’ iets mee, want ‘het’ blijkt wel degelijk in het publiek domein te verkeren.
Nu ben jij de deskundige, maar ik kan me voorstellen dat uit de aanwijzing behorend-tot-publiek-domein onherroepelijk volgt dat, nota bene zelfs algemeen gesproken, “rechtsbeginselen van toepassing zijn.” En als de “huidige” niet voldoen, zijn er nieuwe nodig, het is niet anders. Als juridische leek heb ik verder het idee dat toepasselijkheid van “rechtsbeginselen” en een “standaardisatieproces” feitelijk hetzelfde zijn, met inherent de “rol [van] de overheid daarbij.” Dat betreft dan primair een gedragskader, dus niet zozeer strikt “technisch.”
Volgens mij ben je dan precies op het punt dat een variabele kijk op standaardisatie vergt. Is het gedragskader gestandaardiseerd om alle gedragingen te standaardiseren? Dat is de lineaire, naïeve benadering. Mis! Of standaardiseren we het kader, neem een verkeersregel zoals rechts houden, opdat ruimte bestaat voor ... variëteit van àndere, relevanter geachte gedragingen?
In je opsomming van belanghebbenden vind ik energieverbruikers ontbreken. Als ik er nog verder iets over mag opmerken, bedoelde ge-/verbruiker biedt m.i. (pas) het referentiepunt voor evenwichtige verhoudingen op maatschappelijke schaal. Zeg ook maar publieksfocus. De zgn technische standaardisatie die (ook) voor Smart Grids onmisbaar is, blijkt een middel. Als je belang vervangt door doel, zit je middenin de afweging die jij volgens mij terecht voorop plaatst. Het is natuurlijk mooi wanneer je het verband expliciet legt tussen zulke doelen en middelen. Want daardoor maak je begrijpelijk, tenminste zo redelijk mogelijk beheersbaar e.d. wat vaak ronduit amateuristisch aangepakt wordt, dus mislukt enzovoort.
Ik kan me goed voorstellen dat je meende dat Forum Standaardisatie “een technisch perspectief [...] verwacht.” Over middel gesproken, de bundel heeft o.a. als doel om de oriëntatie door het Forum verder te verbreden.
Trek je ajb van het bovenstaande niets aan, als het je niet uitkomt. Maar houd er dus wèl van over, dat jouw gekozen perspectief prima past!

 

... ik was erg blij met je vorige aanvulling, vooral je duiding van wijzigende betekenis van interoperabiliteit. In wat je me als “nieuwe versie” stuurde, herken ik echter niet de verdere draai die ik je suggereerde. Weliswaar gebruik je opnieuw de term, maar een “visie” in de zin van jouw persoonlijke synthese zie ik nog altijd nergens.
Ik besef dat jij het grondig òneens bent met mijn oordeel. Zo praten we blijkbaar onverminderd langs elkaar heen.
Ik merk op dat de aanduiding “paradigma” m.i. voor verwarring zorgt. Jij verwijst naar een tekst door Cargill en Bolin. In Standardization: a failing paradigm schrijven zij o.a.:

The moment a specification becomes required by legislation, it passes out of the voluntary arena and out of the purview of our paper.

Zoals ik dat lees, veronderstellen zij feitelijk twee paradigma’s. Het ene betreft “the voluntary arena.” Dàt paradigma, stellen zij, faalt. En bepèrkt tot “the voluntary arena” doen zij een voorstel voor wat volgens hen wèl werkt. Overigens vind ik paradigma in dit verband een groot woord, maar goed.
Er is volgens hen dus, zij het impliciet verondersteld, een ànder paradigma voor wat is “required by legislation.” De vraag die Cargill en Bolin bij mijn weten niet stellen, laat staan beantwoorden, betreft de redenen waarom de wetgever zich ermee bemoeit.
Als ik het mag zeggen, blijkbaar vinden ‘we’ iets zodanig van algemeen belang dat ‘we’ er een publieke regeling voor treffen. Nu moet je m.i. publieke regeling ruimer zien dan “legislation.” Volgens mij is ook de standaardenlijst die College Standaardisatie vaststelt zo’n regeling. Je kunt dat uit de status van het College opmaken. Dat die lijst niet goed werkt, is nota bene weer iets ànders. Dat laat ik hier in het midden.
Wat ik in dit verband wèl wil zeggen, is dat jij een gewijzigd paradigma à la Cargill en Bolin toepasselijk verklaart voor specificaties die zij er juist van ... uitzonderen. Terwijl jij meent harde kritiek te uiten, blijf je het principiële verschil missen en is jouw kritiek daarom zelfs véél te oppervlakkig en flauw. Zo vormen talloze, concurrerende zgn standaardisatie-organisaties niet zomaar een enigszins contraproductieve praktijk, maar is dat ronduit onzin voor wat onderwerp van publieke regeling is.
Blijkbaar heerst een patstelling. Bureau Forum Standaardisatie kijkt allang verder dan ènkele standaarden. ‘We’ werken aan een open stelsel voor informatieverkeer. Het woord zegt het al, dat vergt stelselmatige voorzieningen. En dat is (dus) een opgave van een andere òrde. Met louter een lijst met lòsse zgn standaarden komen we er natuurlijk nooit.
Of jij eens wilde kijken naar wat (Bureau) Forum Standaardisatie reeds onderzocht en erover publiceerde? Nee, reageerde jij met zoveel woorden, want dat staat niet in een wetenschappelijk a-tijdschrift. Ergo, dat bestaat dus niet, voegde jij er met nauwelijks verhulde overdrachtelijkheid aan toe.
Maar hoe wil je dan ooit helpen om verder te komen? Wat mij betreft zit jij op een spoor dat voor de opdracht van Forum Standaardisatie precies de verkeerde kant op gaat. Herken jij eigenlijk de principiële indeling die Cargill en Bolin maken? Zo ja, dat is dan één stap voor je draai. De tweede stap, waarmee je je draai meteen ook voltooit, vergt het besef dat Forum Standaardisatie zich inspant voor interoperabiliteit van publieke voorzieningen, heuse infrastructuur dus, voor informatieverkeer.
Vooral wat semantische standaardisatie betekent, blijkt iets heel ànders vanuit dat publieke, infrastructurele perspectief. Nogmaals, je zegt dat je je niet wilt verdiepen in publicaties zoals Semantiek op stelselschaal (Bureau Forum Standaardisatie, 2009). Jammer, maar voor Forum Standaardisatie heeft het natuurlijk geen zin om een bijdrage op te nemen die zelfs geen enkele acht slaat op zijn werk. Beredeneerde kritiek is en blijft echter altijd welkom! Luide bijval is uiteraard nòg beter. :-)
Jij schrijft dat jij je “focus[t] op semantische (ICT) standaarden“ Vanuit de opvatting die het Forum huldigt over semantiek op stelselschaal valt dat echter niet te bespeuren. Je legt niet uit wat je met zo’n (soort) standaard bedoelt. En je komt al helemaal niet toe aan de spanning die op stelselschaal onherroepelijk bestaat tussen betekenisverschillen en -samenhang.
Die spanning kan je onder de noemer van sector, domein e.d. niet bezweren. De reële variëteit ‘verkeert’ nu eenmaal in een alsmaar groeiende informatieruimte die traditionele sectoren enzovoort omvat.
Nou ja, wat ik opmerk vind jij dan geheid weer onzin. Ik wil in elk geval duidelijk zeggen, dat ik het oprecht op prijs stel hoeveel moeite je tot dusver al deed voor een bijdrage. Dank je wel! Verder hoop ik natuurlijk dat mijn pogingen tot discussie weerklank vinden.

 

... er is een ¾ sterk verhaal over ¾ stelselmatige aanzet tot standaardisatie nodig. Of is het een aanzet tot stelselmatige standaardisatie?

 

... kwalitatief gaat/moet er natuurlijk iets veranderen met standaarden door/voor zowel schaal, als verwevenheid van (infrastructurele) voorzieningen, als bevordering van zgn algemeen belang, als ... Maar in jouw hoofdstuk hoef ik dat natuurlijk niet op te schrijven. Ik beperkte daarom me, zo kort als ik maar kon verzinnen, tot een ¾ tekstvoorstel voor een ¾ aanhef voor herpositionering.

Today’s Internet is giving us a distinct glimpse of the future. Already, it is no longer one of several co-existing so-called large (socio-)technical systems, or LTSs, for short. Before soon, seamless exchange of digitally formatted information makes for what essentially is a single system, that is, infrastructure for information exchange, at the global scale.
This chapter basically still treats infrastructure as a LTS in a more or less traditional sense. It helps to appreciate how standards should, and actually can, contribute to flexibility. However, new directions for standards are added in recognition of both, say, the non-competitive and inherently interdependent nature of the quintessential PTS (public technical system), aka infrastructure.

Wat ik dus niet deed, was in jouw tekst rommelen met tips enz. voor wat dan die “new directions” zijn. Ik geloof wel dat jij, als je bijgevoegde versie met die blik doorloopt, gauw genoeg ziet waar je e.e.a. kunt wijzigen en/of toevoegen. Wanneer je expliciet(er) rekening houdt met die open, publieke schaalvergroting voor standaarden, wijs je m.i. een wezenlijke richting voor een netzo wezenlijke categorie van standaarden aan.

 

... maar helaas, moet ik als redacteur zeggen, ben jij vermoedelijk resp. vrijwel zeker de enige die consequent de spròng waagt naar een schets van maatschappelijk kwalitatief àndere verhoudingen ... om vandaaruit pas verder te redeneren. Je kunt er ook van maken, dat het veld helemaal voor je open ligt. Ik ga X maar eens extra bedanken voor zijn introductie; ik vind het mooi dat je juist zo’n tekst schrijft!
Mocht je een blik willen werpen op Manifest voor informatieverkeer, graag. Zoals gezegd, het beginsel luidt: persoonsinformatie is persoonlijk eigendom. Erna staan wat nadere verkeersregels opgenomen ter borging van evenwichtige verhoudingen. Nota bene, het manifest betreft informatieverkeer in de ruimste zin van het woord, dus inclusief bijvoorbeeld gebruik, of juist niet, van adresinformatie door de uitgever van het tijdschrift Donald Duck.
En na Montesquieu mocht er wel weer eens een aangepaste classificatie van maatschappelijke machten komen. Zie Pentas politica. Ik ben uiteraard benieuwd wat jij van een dergelijke columnachtige tekst vindt als echte politicoloog èn netzo echte politicus. Zèlf las ik ‘m nogeens voordat ik je dit bericht stuurde. Eerlijk gezegd vind ik het idee niet zo gek ...
Tijdens ons gesprek wees je diverse keren, zo begreep ik je althans, een cruciale spanning aan in onze maatschappij. In mijn woorden: Onder het voorwendsel van risicobeheersing vergroten of, nota bene, schèppen we vaak zelfs risico’s. Om te kijken of ik je inderdaad goed begrijp, viste ik twee passages uit één van mijn andere geschriften (Verkeersbegrip van algemeen belang):

Dynamisch evenwicht, dàt is stelselmatig voor de toekomst. We zoeken optimale verhoudingen in het besef van onzekerheid erover. We maken voor optimale beheersing daarom tevens ruimte voor het ònbeheersbare. Dat is geen paradox, maar praktisch. Zo optimaliseren wij veiligheid in relatie tot natuurkrachten. Want absolute veiligheid blijkt een gevaarlijke illusie. Inspanningen met dàt doel miskennen realiteit; er raken middelen verspild die relatieve, kortom reële veiligheid (sterk) hadden kunnen bevorderen.
Iets dergelijks geldt voor maatschappelijke ontwikkeling door individuele vrijheden. Zodra een mens gedragsbeperkingen als remmend voor zijn persoonlijke ontwikkeling ervaart, stokt duurzame dynamiek op maatschappelijke schaal. De persoonlijke vrijheid als ruimte waarin het individu onvoorspelbare resultaten voortbrengt, betekent inherent ònzekerheid. Dat gaat inderdaad vaak verkeerd en heet dan misdaad oid. De middelen om misdaad absoluut te proberen te elimineren zijn stellig erger dan de kwaal. Want misdaadruimte is principieel gelijk aan weldaadruimte, nog afgezien van de betrekkelijkheid van waardering. Het klinkt inderdaad merkwaardig om in verband met criminaliteit, terrorisme en dergelijke over evenwicht te spreken. Maar stelselmatigheid mikt niet langer op lineaire exploitatie, maar zo precies mogelijk op zulk veranderlijk evenwicht. Daarbij gaat het om kànsen voor ontwikkeling. Dat is nu eenmaal onzeker.
Vergeleken met een zgn kansspel heerst zelfs dubbele onzekerheid. In een kansspel is de verzameling van de mogelijke uitkomsten bekend. Wat vooraf ontbreekt, is slechts zekerheid over de daadwerkelijke uitkomst van een specifieke speelgang. Naarmate maatschappelijke vrijheid groter is, zijn (ook) uitkomsten zèlf onzekerder.
Infrastructuur op stelselmatige leest biedt optimale voorzieningen voor dergelijk ònvermijdelijk onzekerheidsevenwicht.
Ongelukken zijn inherent aan de schaal van infrastructuur. Dergelijke risico’s kunnen op voorhand nooit volledig uitgesloten zijn. De ontwerpopgave draait om de vraag hoe ze desondanks zo beheersbaar mogelijk zijn. Dat leidt tot infrastructuur als mengsel van pro- en reactieve verkeersvoorzieningen, zowel materiële als immateriële.
Wat verandert er daardoor? Infrastructuur biedt een burger als lid van de samenleving eenvoudiger, of zelfs überhaupt, de mogelijkheid van betrekkingen (met dus altijd karakteristieke risico’s ìnbegrepen).

 

... mijn aanvulling enz. op de stelling van Carr (IT doesn’t matter) vind je verklaard in Strategische verschuiving door moment(um) van infrastructuur: de beurt aan informatietechnologie. Het gaat dus om de statusovergang van gemeengoed op commerciële basis (commodity) naar infrastructuur met inherente overheidsborging. Voor zover ik je begrijp komt die overgang inclusief spanning volgens jou pas láát in gebruik door deelnemers aan maatschappelijk (informatie)verkeer met zgn sociale media, ... als het al nodig is. Als je dat concreet aanwijst, kan je er vervolgens ook iets over zeggen.

 

... laten we de discussie over Metapatroon en Gellish voorlopig maar voor wat ‘ie is. Want het lijkt erop dat Van Renssen wat eenvoudig de term “paradigma” gebruikt. In ontologisch opzicht is mijn indruk juist òmgekeerd. Dan past Gellish dus binnen Metapatroon. Kortom, daar komen we zo dus niet uit. Er dreigt o.a. verwarring omdat de claim voor Gellish luidt dat een informatiemodel dat ermee opgesteld is, tevens verwerkbaar is door een computer. Metapatroon is een methode voor conceptueel modelleren. Als je zo’n model in een computer ‘stopt,’ gebeurt er niets.
Volgens mij biedt M. op basis van een ànder paradigma voor conceptueel modelleren meer variëteit dan G., terwijl voor computerverwerking de vergelijking niet eens opgaat (omdat daarvoor uitsluitend G. een claim heeft). Nogmaals, zo’n discussie gaan we lezers niet voorschotelen.
Of het voorgenomen hoofdstuk past, moeten we gewoon bekijken zodra ze enige tekst hebben. Zoals ik tijdens mijn bezoek probeerde toe te lichten, moet een eventuele bijdrage nadrukkelijk, expliciet een wat verder toekomstperspectief schetsen. Als ze dat illustreren met “voorbeelden [...] waar zij momenteel mee bezig zijn,” is dat prima, maar uitsluitend zulke voorbeelden, dus zònder visie op de informatiemaatschappij, komen als bijdrage niet in aanmerking. De bundel is dus geen podium om bijvoorbeeld één of andere norm te presenteren.

 

... het ‘spel’ Setting standards mikt, voorzover ik de toelichting op de website in kwestie begrijp, op besef van betekenis van standaarden voor (commerciële) concurrentiepositie. De infrastructurele overheidsinsteek volgens zgn algemeen belang wijkt m.i. echter wezenlijk af (en dat vind ik ook de reden dat in die richting onderzoek enz. nodig is).
Juist in neoliberale staten komt het steeds vaker voor, als je mij een stelling veroorlooft, dat algemeen-belang standaardisatie spanning oproept. Dat komt omdat wat dè algemeen-belang standaard wordt voor ‘iets,’ praktisch neerkomt op een keuze uit concurrerende alternatieven (die ik dan nog geen standaarden zou noemen, maar goed). Dat stel ik bijna stenografisch aan in de orde in Destandaardisatie. Veel uitgebreider vind je die spanning behandeld in een opstel dat ik je eerder noemde, Strategische verschuiving door moment(um) van infrastructuur: de beurt aan informatietechnologie.

 

... de aarzeling die je in zijn aanvankelijke reactie kunt proeven, verdween toen ik bevestigde dat hij de informatiemaatschappelijke thema’s moet aankaarten die hèm na aan het hart liggen. Dat is immers precies de reden waarom we hèm vragen voor, zoals nota bene hijzelf duidde, “gesprek tussen heren.” En als er iemand is die zulke thema’s “aankan,” is hijzèlf dat natuurlijk. Wat hem ook aansprak is dat we niet weten wat eruit komt, maar het wèl proberen.

 

... ik ben het (ook) met je eens dat veiligheid ineens een nieuw thema lijkt. Maar dat stel ik daar tòch voor omdat volgens mij daarover terechte vragen vallen te verwachten. In elk geval vind ik het niet geloofwaardig uitsluitend zegeningen te (laten) bezingen. En waar het met die informatiemaatschappij niet zo’n vaart loopt, komt dat m.i. door onzekerheid over consequenties. En vaak blijken als betrouwbaar voorgespiegelde voorzieningen vòl risico voor verkeersdeelnemers. Wie vertrouwen wil winnen, moet naar mijn overtuiging daarom ook en vooral de reële redenen voor bedoelde angst, onzekerheid e.d. erkennen. Dat maakt iemand tegelijk ontvankelijker voor een pleidooi voor iets waarover je wèl helemaal zeker bent.

 

... we zijn alweer aangeland in het stadium van de ambtelijke reflex. Een medewerker laat weten graag vóóraf een idee te krijgen van vragen en thema’s.
Grrr, blijkbaar is het daar te moeilijk om te snappen dat die bijdrage ‘gewoon’ een activiteit is die tot hun eigen taak gerekend kan worden. Het vraaggesprek betreft feitelijk uitbesteding. De contactpersoon die ik er zojuist èxtra over benaderde, acht het echter zinloos om te proberen dat uit te leggen.
Tja, dus luidt mijn nederige verzoek of je ajb al dan niet serieus enkele onderwerpen kunt opsommen. Of ze daadwerkelijk (uitgebreid) ter sprake komen lijkt mij minder relevant.
Wat het in dat lijstje stellig goed doet, als ik een suggestie mag doen, zijn vermeldingen nav De Digitale Agenda.nl. Want dàt is het beleid in kwestie van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie. Waarover het gesprek via die aanleiding vervolgens kan gaan, is in hoeverre die zgn agenda ècht een toekomstvisie voor informatiesamenleving biedt. Ontbreekt er wellicht nog iets? Gaan de veranderingen kwalitatief verder? Langs die weg kan je simpel de onderwerpen lanceren die jijzèlf met voorrang wilt bespreken (en relevanter zijn voor een bijdrage met verdere tijdshorizon).
Een ander, bijna banaal onderwerp vind ik organisatorische inrichting. Past het eigenlijk wel bij de reële maatschappelijke schaal van informatieverkeer om wat neerkomt op ‘eigen’ standaarden voor zgn elektronische overheid te bepalen? Is het niet zelfs karakteristiek voor ‘verkeer’ om dat in één moeite door te doen voor alle deelnemers? Staat voor Nederland daarvoor het Nederlands Normalisatieinstituut (NEN) niet opgesteld? Maar is het dan niet contraproductief om standaarden voor verkeer te ‘verkopen’? Kortom, hoe specifiek kunnen standaarden voor informatieverkeer eigenlijk (nog) zijn? Als de Nederlandse elektronische overheid allang geen deugdelijke grens meer vormt, geldt dat inmiddels op (wat) ruimere schaal eveneens voor de Nederlandse samenleving, enzovoort. Moeten we (dus) niet gewoon meedoen met internationale verkeersregels? Oh, ziet NEN zèlf daarvoor thans geen (financiële) ruimte? Moeten we NEN daarvoor (beter) outilleren?

 

... precies, “bricolage.” Bijna niemand snapt dat een pràktische ontwerper zelfs wezenlijk bricoleert. Hmm, als werkwoord had ik ’t nog nooit gebruikt. Klinkt wel aardig. En aan andere dan praktische ontwerpers hebben we natuurlijk niets.
Er kan misverstand ontstaan over “data.” Jullie, en ik oefen meteen of ik de crux begrijp, beweren juist niets over data in de zin van ... zin (betekenis), maar daarentegen àlles over het verkeersstelsel op maatschappelijke schaal. De infrastructuur is dus geschikt voor willekeurige data. Ik bedoel dat je een alinea kunt wijden aan de vergelijking die je met Rijkswaterstaat maakt. In hoeverre gaat ‘ie prima op en welke waarschuwing geef je de lezer dat ‘ie wellicht mank gaat.
Voor een evenwichtiger ¾ lees ajb een suggestie, geen kritiek ¾ beeld kan je niet alleen voor- maar ook nadelen schetsen. Zeg ook maar onzekerheid, risico’s e.d. Dat versterkt m.i. zelfs principieel jullie pleidooi voor “data-infrastructuur [...] als een publieke nutsvoorziening.” De nadruk ligt dan op “publiek.” Dankzij borging onder de noemer van algemeen belang wordt (pas) vertrouwen gewekt. “Publiek” betekent o.a. zoiets als verzekering; gaat het onverhoopt mis, dan staat de gebruiker er niet alleen voor; veranderkundig vind ikzelf erkenning van onzekerheid cruciaal. Hieraan kan je dus weer mooi zien, hoe verschijnselen door-de-schalen-heen noodzaakt tot kwalitatief àndere aanpak. Systematisch/stelselmatig is bijvoorbeeld bekostiging ànders, maar dus óók implementatie ..., vandaar bricolage.
Je zou extra kunnen verduidelijken dat infrastructuur bestaat uit algemene voorzieningen. Daardoor zijn specifieke voorzieningen niet langer nodig, of zelfs contraproductief. Heeft het dus zin om voor overheidsdata een apart netwerk aan te leggen, enzovoort? Of ‘binnen’ de overheid zelfs uitsluitend voor, bijvoorbeeld, gemeenten? Zullen we er (dus) mee ophouden?
Overigens ¾ mag het even? ¾ is overheidsdata grotendeels een fictie. Het betreft informatie die burgers en bedrijven (moeten) opgeven en vervolgens door overheidsinstellingen driftig rondgepompt wordt. Wat overheidsinstellingen toevoegen, blijft beperkt tot af en toe een ‘beschikking’ en hun voortgangsinformatie (met voortgang vaak als eufemisme).

 

... in één woord: knap! Vooruit, een woord ervóór: razend. Wat een prachtige vorm schiep je voor je boodschap. Het is ook (on)gewoon spannend. Vergeleken met je eerste aanzet ¾ was dus al erg grappig ¾ vind ik dat je er tevens met humor nog een grote schep bovenop doet. Deze versie is ook nogeens mysterieus ... Nou ja, laat ik maar ophouden met com-pli-men-ten.
Mijn voorstel is dat je aan je tekst sleutelt zolang je er zelf lol aan beleeft, maar ajb niet langer dan tot de deadline.

 

... je neemt weliswaar (aanvankelijk) veel hooi op je vork, maar dat ruime kader is natuurlijk inderdaad precies waardoor je allerlei ontwikkelingen e.d. helpt verduidelijken. Want ze blijken samenhang te vertonen. Ineens is het ene logisch door het andere, dus ‘domweg’ begrijpelijk. Mooi!

 

... laatst zag ik een boekje, verschenen in 2006, dat je juist voor jouw bijdrage als (inspiratie)bron zou kunnen gebruiken. De titel luidt: Wil tot verschil: gemeenten in 2015. Ken je het? De inhoud is opgesteld door de Commissie Toekomst Lokaal Bestuur in opdracht van, en nu komt het, de VNG. De bibliotheek van VNG heeft dus zeker een exemplaar. In het verlengde van individualisering (waarover jij al van alles opmerkt) ligt uiteraard pluriformiteit, zeg ook maar het “verschil” uit de titel van genoemd boekje. De reële verschillen stellen uiteraard eisen aan omgangs- annex verkeersvoorzieningen. Dat geldt onverminderd voor zgn informatieverkeer, waarvoor dan de noodzaak van infrastructuur rijst.

 

... je verhaal heb ik in één ruk uitgelezen. Geweldig! Vaart, humor, relevant ... een topprestatie, dank je wel!! Mag ik hierbij ook X bedanken? Hij wist kennelijk van je extra talent en verzocht je om een bijdrage. Helemaal raak.

 

... overigens ga ik ze nog proberen te bewegen tot een bijdrage. Want nu zit er nog helemaal niets strategisch vanuit NEN bij. Maar ja, als ze ook helemaal niet strategisch willen zijn, houdt het gauw op. Niet verstandig, maar wie ben ik?

 

... in wat je o.a. als auteursinstructie kunt beschouwen zal je herkennen dat je onderwerp weliswaar (zeer) relevant is, maar de manier die je voor je presentatie schetst strookt nog niet met de opzet van de bundel. Heel kort, kom allereerst met je visie op de informatiemaatschappij in de verdere toekomst. Redeneer vervolgens als het ware terùg. Inderdaad gebeurt dat meestal omgekeerd, dus extrapolerend op basis van trends. Maar daaraan willen we met de bundel nu eens ¾ proberen te ¾ ontsnappen.
Vooral jouw onderwerp lijkt me geschikt voor die science fictionachtige benadering. Maar vergeet ajb niet dat we enkele jaren geleden zowat struikelden over de “aanbied[ing]en van elektronische persoonlijke administratiediensten.” Om het interessant voor de lezer te maken, moèt je daarom zelfs wel met iets ècht nieuws komen. Anders houd je het zoveelste verhaal over wat allang bekend is. Dat zit ‘m ook in de utilitaire insteek die ik in je aanzet meen te bespeuren. Over eventuele principiële verandering van verhoudingen tussen maatschappelijke partijen zoals burgers, bedrijven en overheidsinstellingen zie ik je behalve vermelding van “juridische barrières” niet ingaan. Maar er zijn natuurlijk ook vooral juridische ... voorwaarden. Als voorbeeld verwijs ik graag naar eigen werk, :-) zie Manifest voor informatieverkeer.
Je merkt ‘t, als eindredacteur is het mijn rol om auteurs zover te krijgen dat juist zij het ook eens ànders bekijken. Als dàt lukt, maken we pas ook bij de lezers een aardige kans.

 

... je tekstopbouw doet me denken aan een eendenkooi. Prachtig. Je leidt aandacht onherroepelijk naar vraagstukken en kansen op maatschappelijke schaal.
Met je vraag naar “een beleidsdocument” wijs je naar mijn idee dè huidige blinde vlek aan als het om zgn informatieverkeer gaat. Dat document is er domweg (nog) niet. Jouw eigen zin is treffend: “Interoperabili­teit lijkt toch wat meer te behelzen dan standaardisatie.” Dat besef moeten we helpen vestigen. De bundel is bedoeld als aanzet(je).
Als ik zo onbescheiden mag zijn, ter oriëntatie kan je mijn opstel Verkeersbegrip van algemeen belang: geschiedenis van infrastructurele stelselmatigheid voor toekomst van informatieverkeer nakijken. Dankzij ¾ ruime citaten uit ¾ Van der Wouds boek ¾ schitterend! ¾ Een nieuwe wereld, Het ontstaan van het moderne Nederland, nou ja, kijk maar of je er iets aan hebt ... Uitgesproken tragikomisch vind ikzelf Infrastructuur op een briefje.

 

... zo zie je maar weer dat een tekst best wat langer mag zijn. Ik voorspel graag dat je de lezer nòg gemakkelijker geboeid krijgt dankzij de vooropstelling van (je) visie. Als je je toenmalige opstel als het ware eens ondersteboven houdt en een beetje schudt, herken ik prompt waar je scherpe voorzetten geeft. Of je nu precies die voorzetten neemt, of alweer nieuwe, doet er niet toe. Het idee is nu: éérst inkoppen en pas erna eventueel vertellen wat de voorzet ook alweer was. Met andere woorden, voorrang voor stèllen. Problematiseren kan altijd nog ... en als jij er niet over begint, doet een ander het wel.

 

... je mededeling betreur ik uiteraard zeer. Tegelijk stel ik het op prijs dat je me laat weten dat je bij nader inzien niet deelneemt. Wellicht heeft de gedachte aan de opstelwedstrijd je aan wat verdere ideeën voor je Echte Grote Werk geholpen. Daar wens ik je graag succes mee. Aarzel ajb niet contact op te nemen, als je eens iets kwijt wilt, een vraag wilt stellen e.d. waarvan je meent dat 'we' er voor zoiets als infrastructuur voor maatschappelijk informatieverkeer iets aan hebben.

 

... nu je ’t zegt, ik geloof niet dat in ook maar één bijdrage ... Nora gaat voorkomen. Hoogstens komt één van de auteurs niet onder terloopse vermelding uit als hij over Gemma begint. Zo niet, dan lijkt het me geen gemis, integendeel, maar merkwaardig is die navelstaarderij natuurlijk wel.

 

... waarop we aandacht willen vestigen is het belang van visie op informatiemaatschappij. Dat houdt dus allereerst speculatie in, want zo’n visie betreft (een) toekomst.
Dat is echter liefst geen luchtfietserij. Visie roept de vraag op naar operationalisering. Dus, hoe maken we het praktisch, concreet? Maar de bundel is weer niet de plaats om specifieke instrumentatie exclusief te behandelen.
Kortom, een inleiding tot Gellish valt m.i. in een categorie die we erbuiten houden. Een reden is voorts, dat de beoogde lezers (aardige buurvrouw/-man met behoorlijke algemene ontwikkeling) de nogal gespecialiseerde inhoud niet of nauwelijks zouden kunnen volgen. En pogingen om evenwichtige voorlichting te bereiken maken dat slechts ingewikkelder. Want er zijn veel meer talen, methoden e.d. Zindelijke, redelijk neutrale vergelijking is hoognodig, maar vormt niet het thema van de bundel.
Wat ik verwachtte na overleg met jullie contactpersoon, was een verhaal over tunnelbouw als voorbeeld van een infrastructuurproject. Ik zag nog even niet, hoe dat kon worden ingepast in een visie op informatiemaatschappij. Maar dat liet ik graag als opgave aan de auteurs over. Een infrastructuurproject, dus. Over de informatievoorziening, zo begreep ik verder, was iets interessants te vertellen. En daarvoor was Gellish gebruikt.
Als je Gellish terloops zo noemt, prima. Je zegt op die manier wel degelijk duidelijk dat een concreet middel reeds bestáát. Je visie is op dat punt dus geen lukrake fantasie, maar een realiseerbaar doel. Maar dan moet die visie wel interessant zijn, want anders doet zo’n middel er natuurlijk niet toe.
Als jullie langs die lijn een poging willen wagen, graag!
Ik geef een voorbeeld. Een hoofdstuk in de bundel gaat over authenticatie op stelselschaal als grondslag van informatiemaatschappij. Daartoe bevat dat hoofdstuk enkele ¾ schetsen van ¾ informatiemodellen. De auteur vermeldt dat ze met metapatroon opgesteld zijn (wat ik uiteraard op prijs stel) en geeft een enkele verwijzing op naar documentatie, dat is alles.
Ik kan me voorstellen dat je wilt dat (ook) Forum Standaardisatie naar Gellish kijkt. Persoonlijk geloof ik niet in louter een lijst met standaarden, maar je kunt Gellish “aanmelden.” Let wel, dat is een ander traject dan de bundel waarvoor op korte termijn manuscripten gereed moeten zijn.

 

... ik kan er geen dagtaak van maken, maar zelfs mijn tot dusver oppervlakkige oriëntatie heeft me ervan overtuigd dat Het Erg Jammer Is dat je de opstelwedstrijd aan je voorbij moet laten gaan. In elk geval had ik veel van je inzending opgestoken. Hiermee wil ik tegelijk zeggen dat je van mij geen gezaghebbende reactie moet verwachten op je onderzoekopzet. Ik wil er zeker graag iets over kwijt, maar grijp ajb onmiddellijk in als je oude koeien, onzin e.d. bespeurt.
Wat ik meen te herkennen ¾ vandaar mijn interesse! wens vader van gedachte? ¾ is dat jouw onderwerp kwalitatief gewijzigde verhoudingen veronderstelt en/of op een schaal ‘speelt’ waarop je voor een deugdelijke aanzet er vooral èxtra op moet letten of je begrippen niet te klakkeloos handhaaft. (Slechts) afgaande op jouw opzet valt mij dat allereerst van klant (consumer) op. Zeg ajb meteen als ik het verkeerd zie, maar daardoor is mijn indruk dat je zo’n klant in absolute zin blijft onderscheiden van marktpartij, elektriciteitsbedrijf, aanbieder, netwerkbedrijf ... om enkele van termen te herhalen waarmee jij aangeeft wie (dus) een niet-klant is.
Als je mij enige eigenwijsheid veroorlooft, mijn ervaring is dat je op reële stelselschaal geheid in de knoop raakt met dergelijk absoluut genomen onderscheid. De oplossing bestaat eruit om begrippen als het ware uit te rusten voor netzo reële variëteit. Zo vermijd je zelfs principieel de knoop.
Daarvoor ¾ nogmaals, ik hoor dus wel als je er niets mee kan ¾ beschouw je dat elektriciteitsgedoe als een verkeersstelsel. Dan zijn er dus deelnemers aan zulk verkeer. Die algemene status kan je aan iederéén toekennen. Vervolgens kan je verbijzonderingen aangeven. Als je van een deelnemer nul verbijzonderingen kunt verzinnen, moet je je trouwens afvragen of het eigenlijk wel een reële deelnemer betreft. Maar wat je verhelderend aan de veralgemeniseringsstap onder de noemer van deelnemer oid. hebt, is dat je vervòlgens aan één en dezelfde deelnemer indien van toepassing meerdere verbijzonderingen resp. verschillende verschijningsvormen kunt toekennen.
Op deze manier krijg je overzicht over contingentie. Omgekeerd kan je aldus al dan niet wettelijke beschermingsmaatregelen precies positioneren. Want een specifieke maatregel ‘past’ bij/volgens een relevante verbijzondering; anders hangt ‘ie in de lucht, nietwaar? Zo vermoed ik als leek al direct dat je er met de grove verbijzondering van klant niet bent. Je gaat stellig uitkomen op klanten in soorten en maten. Hetzelfde geldt voor bijvoorbeeld aanbieders, al dan niet over en weer afhankelijk van de klantenclassificatie. Dus tegelijk moet je ze in relevante verhoudingen positioneren. Daarbij helpt dat overzicht. Zeg maar rustig dat ik het daarvoor onmisbaar acht.
Laat me even doordenderen. Zo’n overzicht wijst ook meteen de weg naar toepasselijke rechtscategorieën. Daar weet ik dus (helemaal) niets van, maar als ik een gok doe, lijkt mij bestuursrecht relevant voor deelnemers als aanbieder, privaat recht voor deelnemers als klant, nou ja, ik zeg maar iets. En dat houdt uiteraard verband met regimes van standaardisatie. Om het wat gekunsteld uit te drukken, hoe wettelijker ‘iets’ geldt, des duidelijker is het om van regulering ipv. standaardisatie te spreken.
Als toets of je er iets aan hebt, zo’n overzichtsmodel moet juist radicale opties faciliteren. Als dat ermee lukt, weet je immers dat je er ook voor gangbare verhoudingen in elektriciteitsverkeer geheid goed mee zit. Als ik wat fantaseer, is ook een elektriciteitscentrale eerst en vooral (dus) deelnemer. De voor de hand liggende verschijningsvorm van deelnemer is die van aanbieder/elektriciteitsproducent. Maar in de kantine staat een koelkast. Daarom geldt dezèlfde deelnemer daarnaast als klant.
Hierdoor herken je dan weer dat je in dit geval klant expliciet moet contextualiseren. Waar komt de stroom voor de koelkast in kwestie vandaan? Tapt de kantine die àf bij de bron, of gaat dat via het (maatschappelijke) verkeersstelsel?
Hupsakee, typologisch geldt precies dezelfde vraag voor de deelnemer met een zonnepaneel. Of dat ligt toch anders. Maar (juist) dan is het van belang het relevante verschil te kennen ... o.a. als aanknopingspunt voor een dienovereenkomstig verbijzonderde maatregel.
Wat ik je, kortom, aanbeveel is grondige investering in je begripsontwikkeling vanuit besef dat je voor een kwalitatief nieuw vraagstuk staat. De rest van je proefschrift schrijft zich dan vrijwel vanzelf ...
Mag ik voorlopig hierbij laten? Als je dit een bruikbare insteek vindt, ben ik voor een vervolg gauw te porren.
Over deelnemers gesproken, voor de opstelwedstrijd heb ik je geschrapt. Als je kans ziet om alsnog een gewone bijdrage te leveren mag jij je van harte uitgenodigd weten.

 

... dank voor wat ik graag als je compliment opvat. Want ik ben me ervan bewust met redactionele suggesties zowat op de ‘ziel’ van de auteur(s) te zitten en dat mag natuurlijk nooit trappen zijn.

 

... met je inleiding had je me meteen op het puntje van mijn stoel. Je analogie intrigeert. Dus daar wil ik meer van weten ...
Ik hoefde je niet te sparen? Wellicht toon ik met de volgende opmerkingen vooral mijn onbenul, maar dat hoor ik dan wel weer van jou!
Ik heb veel opgestoken van je tekst, ... maar er bekruipt mij een onbevredigd gevoel. Ik vind dat er niet uitkomt wat er in zit. Volgens mij blijf je te veel in zoiets als een facilitair stramien. Bij de eerste alinea’s voel ik nog de spanning dat ik ga leren dat zorg wezenlijk verandert. Daarna lees ik echter vooral afgeleide onderwerpen.
Over verwachting gesproken, je hebt me dus vlot tot het punt geleid dat ik begin te snappen, hé, er is natuurlijk veel méér aan de hand dan verbetering van doelmatigheid. Opletten! Wat zorg is, blijkt aan kwalitatieve verandering onderhevig. Maar dat komt verder onvoldoende uit de verf.
Wat ikzèlf vermoed over die verandering? Ja, dat gebeurt mede onder invloed van ict. Maar in òmgekeerde richting ontwikkelt ict zich onder invloed van zorg. Kortom, wisselwerking, zoals zorg kent met allerlei ‘factoren.’
Aan het slot kom je m.i. een (klein) beetje in de buurt van een integraler beeld. Maar dat gebeurt slechts vragenderwijs. De opzet van de bundel Interoperabel Nederland is echter dat auteurs zèlf antwoorden voorstellen. Dat doen ze voor een wat verdere toekomst. Dat is a. dus zeer speculatief, maar b. komt daarom gemakkelijker langs de censuur ‘omdat het toch maar over de verre toekomst gaat.’
Nogal verstopt middenin je concepttekst staat volgens mij een belangrijke les vermeld. Daar heb je het over “cultuuromslag.” En over wat “allemaal” geregeld moet zijn “voordat een standaard echt kan werken in de zorg.”
Daarom doe je Nictiz m.i. ernstig tekort met de affichering “als standaardisatie-expert.” Ook op de Nictiz-website vind ik “zorginnovatie met ICT” te beperkt uitgedrukt. Je kunt ook zeggen, ict geldt te dwingend. En daarvan heb je dus last ...
In de gauwigheid sla ik er qua term maar een slag naar, maar wat je mij tussen jouw regels door probeert uit te leggen is dat zorg kwalitatief verandert resp. moet veranderen (omdat het anders onbetaalbaar is enz. enz.). Wat er nieuw aan is, komt tot uitdrukking in de tem netwerkzorg. Wat is dat?
Nogmaals, met excuus voor die term (of, wie weet, vind je ‘m prima), dat ga ik niet opschrijven. Want daar weet ik erg weinig vanaf. Maar jij beschrijft in jouw tekst wel degelijk enkele aanzetten. Juist daarover wil ik méér weten ...
Tussendoor, via Google leverde ‘netwerkzorg’ als zoekterm op: “Ongeveer 7.920 resultaten (0,17 seconden)” Dat was op 21 juni 2011 om 21:07 uur.
Onder zo’n noemer als netwerkzorg kan je van de aspecten waarvan jij je tot dusver genoodzaakt ziet om ze als natuurverschijnselen te beschouwen ¾ zoals financiering, wet- en regelgeving, ofwel: heb je volgens jou geen invloed op ¾ begrijpelijk maken dat Nictiz zich er ook en vooral mee moet bemoeien.
Met netwerkzorg als toekomstbeeld kan je voorts een positief verhaal opsteken. Wat er nu staat, vind ik weliswaar informatief, maar komt op andere lezers stellig gauw over als gemok ¾ je zei zèlf dat ik je niet hoefde te sparen ... ¾ en is (dus) binnen de kortste keren niet meer interessant resp. relevant.
Het idee van een krachtig toekomstbeeld is nu nèt om over een duurzaam perspectief te beschikken. Als het duurzaam genoeg is, lukt het pas om de ongelofelijk complexe veranderingen naar netwerkzorg productief te ondersteunen. Zeg ook maar dat hoe meer tijd dergelijke veranderingen kosten, des te langer zo’n toekomstvisie mee moet kunnen.
De boodschap met je tekst vind ik nu te veel ze-begrijpen-het-niet-dus-vooruit-ik-leg-het-nog-maar-eens-uit-maar-hoe-dom-kan-je-eigenlijk-zijn. Let wel, ik begrijp dat helemaal. Frustratie is mijn tweede voornaam (om het op z’n amerikaans te zeggen). Maar tegelijk geloof ik niet, als je mij een strategische tip veroorlooft, dat je er verder mee komt door dat zo te schrijven.
Ook al kan je het (nog) niet menen, toon je daarentegen erkentelijk voor de aanwijzingen voor koerswijziging. Nee, zo bedoelde de Eerste Kamer dat niet, maar het helpt als je doet alsòf. Want als je iemand ergens een compliment voor geeft, maak je het haar/hem praktisch onmogelijk het oneens te zijn met wat je vervolgens als gewijzigde koers inzet. Die slag is dan voor jou. Hoe sneller je ermee komt, des te meer medewerking mag je zelfs ... verwachten. Een teken van inschikkelijkheid is vaak onweerstaanbaar. Nou ja, wie is hier de communicatiedeskundige?
Ik weet niet hoe ver je wilt gaan, maar in de bijdrage aan de bundel kan je o.a. de ‘geschiedenis’ van Nictiz opnemen. Die passages heb je allemaal al, maar kan je wat meer als lessons learned formuleren. Lag de nadruk niet te sterk op standaardisatie? Wat gaat Nictiz ànders doen om de visie van netwerkzorg te realiseren? Maak maar duidelijk welke voorwaarden kritiek zijn. Ik noem maar iets. Is het overgeleverde idee van het medisch beroepsgeheim een belemmering voor netwerkzorg? Zo ja, is dat een reden om die hele netwerkzorg subiet te vergeten? Of vergt de toepassing van beroepsgeheim aanpassingen? Waaraan moeten ‘we’ dan zoal denken? En maak dus duidelijk dat het geen enkele zin heeft om ook maar iets van netwerkzorg te verwachten, zolang een dergelijke kritieke voorwaarden niet vervuld is.
Oeps, ben ik afgedwaald? Heb je hier iets aan? Neem mijn opmerkingen ajb niet serieuzer dan je ze passend acht. Zie ze als bevestiging hoe interessant, belangrijk e.d. jullie ‘onderwerp’ is. Ik heb in elk geval alweer veel geleerd, dank je wel.

 

... het gaat er dus om dat je begint met toekomstvisie op informatiemaatschappij en vandaaruit (eventueel nog) aangeeft hoe ‘we’ er kunnen komen. Voor dat laatste leg je uiteraard nadruk op het thema, voor zover van toepassing, dat je als het ware vertegenwoordigt. Op die manier kan je ook verduidelijken of de huidige aanpak van “het werken aan interoperabiliteit in uitvoering” al dan niet productief is. Na zovele jaren met herhaalde pogingen is daarover immers gerede twijfel gerechtvaardigd.

 

... voordat ik met “aanwijzingen” kom, als ik ze al heb, maak ik je een groot compliment! Het belangrijkste waarvoor ik je het graag maak, is dat je er inderdaad zèlf voor bent gaan zitten. Je merkt dat het dàn verder als het ware vanzelf gaat. In jouw eigen woorden “lag er ineens iets.” Dat is (dus) een door-en-door persoonlijke tekst. Waarom die wèl past, vind ik, is dat je met je “intermezzo” menselijke spanning in je gehele tekst brengt. Nu spreek je mensen ermee ààn. Dat is aldus integraal onderdeel van je boodschap.
Of je het volgende ook als compliment vindt klinken weet ik zo gauw niet, maar de kracht van je verhaal is een zekere eenzijdigheid. Daar moet je m.i. dus in de kern niet aan gaan sleutelen. Ik adviseer je wèl om her en der wat opmerkingen toe te voegen waaruit blijkt dat jij je ervan bewust bent (als je het tenminste eens bent met mijn oordeel). Met eenzijdigheid bedoel ik dat je het vooral hebt over de individuele mens met problemen en bijgevolg over overheid met bijbehorende zorgplicht. Volgens mij ‘dient’ de overheid echter niet alleen zoiets als een tekort te bestrijden, opdat de mens “goed [kan] functioneren.” Behalve zulke probleemoriëntatie kent de overheid m.i. ook een kànsoriëntatie. Die mis ik eigenlijk compleet in je verhaal. Nogmaals, probeer dat ajb niet te lijmen oid. Maar, mits je het met me eens bent, merk ergens op dat voor de overheid eveneens de zorg voor ontplooiingsmogelijkheden geldt waarin allerlei infrastructuur voorziet van openbaar onderwijs tot en met voorzieningen voor mobiliteit, enzovoort.
Kortom, je moet volgens mij vermijden dat jouw Belangrijke Boodschap verkeerd opgevat wordt, te weten als Absoluut Geldig. Zodra een lezer je verhaal bijvoorbeeld als bevoogdend classificeert, valt zo’n valse indruk niet of nauwelijks te herstellen. Dat moet je vóór zijn. En dat lukt dus prima door strategische toevoeging van enkele relativerende opmerkingen.
Zo moet je bijvoorbeeld ook oppassen om categorisch afstand te nemen van “dwingend opleggen.” Dat hangt er maar vanaf.
In dit verband heb ik ook een suggestie voor je titel. De huidige titel leunt m.i. te veel op veronderstellingen die voor veel lezers nog niet opgaan. Sterker nog, je verhaal mikt er juist op dat ze de voorgestelde voorzieningen leren kennen. Besef dat je preekt voor vreemde parochie. De meeste mensen zullen daarom pas gaandeweg beseffen dat jij pràktisch gezien niet zozeer over de burger-als-mens schrijft, maar over hoe de overheid met hem/haar zou moeten omgaan. Daarom moet volgens mij meteen in de titel klip-en-klaar duidelijk zijn dat je onderwerp de overheid is, die je volgens een bepaald perspectief behandelt. Let op, simpele truc. Het zelfstandig naamwoord is dus: overheid. En zet er een bijvoeglijk naamwoord vóór om het perspectief te lanceren: menselijk. Voilà, Menselijke overheid. En natuurlijk zet de menselijke overheid de mens centraal, blablabla ...
Mijn “aanwijzingen” komen er dus op neer dat jij je verhaal nog sterker maakt door enkele passende relativeringen. Daardoor kan je de toepasselijkheid ervan met reële precisie bepleiten (terwijl je anders geconfronteerd raakt met weerstand op punten die je helemaal niet bedoelde en dat is uiteraard doodzonde van je boodschap).

 

... ik moet je een geheim verklappen. Zolang je je sponsor de vorm laat bepalen, kan je je gang gaan wat de inhoud betreft, het leggen van opbouwende contacten, enzovoort ...

 

... gelet op de opzet van de bundel mis ik iets. Dat is een visie op informatiemaatschappij, zeg ook maar een maatschappelijk toekomstbeeld. Het idee met de bundel is, dat (pas) door zo’n behoorlijk vèr afgelegen beeld duidelijk is dat ‘we’ ergens naartoe willen werken en hoe ‘we’ dat (dus) het beste kunnen doen. Die opzet is voor de bundel gekozen om te kijken of ontsnapping mogelijk is aan de doorgaans overheersende druk van hier-en-nu problemen die we met meer-van-hetzelfde oplossingen te lijf blijven gaan, waarna steevast blijkt dat het feitelijk ... géén oplossing is.
De analyse waarmee het verhaal begint is natuurlijk prima. Je probeert de schrik erin te jagen en dat trekt extra aandacht van de meeste lezers. Maar zodra je verwijst naar de WRR vind ik de spanning verdwijnen. Dus toch business-as-usual, denk ik teleurgesteld.
Mag ik ter illustratie mijn eigen kijk toelichten? In een èchte informatiemaatschappij is zoiets als elektronisch patiëntendossier juist géén ‘zaak’ van strikte overheidsinformatievoorziening. Zo’n dossier faciliteert evenwichtige verhoudingen rondom een mens zoals toegespitst op een thema, in dit geval gezondheid. Oeps, nu is die toespitsing problematisch. Want gezondheid heeft van alles en nog wat te maken met opleiding, en ga zo maar door ... Hoe dan ook, wat overheidsinstellingen tot dusver beschouwen als hùn integrale informatievoorziening, is dat in mijn visie niet. Wat een overheidsinstelling zoals èlke deelnemer in zeg maar directe zin aan informatiebetrekkingen moet leveren, is haar aandeel. Meer algemeen, indirect opgevat volgt uit dat informatieverkeer volgens netwerkverhoudingen een taak voor dè overheid; faciliteer informatieverkeer door infrastructuur.
Let wel, dat is ‘slechts’ mijn idee, nou ja, een fragment eruit. Schets ajb jouw idee over de informatiemaatschappij in de wat verdere toekomst. Inderdaad, “het is tijd voor overkoepeling,” maar wat bedoel je ermee? Hoe luiden de “ambitieuze doelen”?
Indien zo’n expliciet doel ontbreekt, hangt het vervolg van je verhaal m.i. voor de meeste lezers in de lucht (omdat ze niet kennen wat je impliciet veronderstelt). Hoe laat zich beoordelen of “een goed begin gemaakt” is? Moet de lezer erop ... vertrouwen? Als jij geen criteria voorstelt, gaat z/hij ze geheid zèlf verzinnen en dat versterkt volgens mij juist de spiraal van wantrouwen.
Zoals het er nu staat, zou bijvoorbeeld je paragraaf Leiderschap als pleidooi voor status quo kunnen gelden. Je bedoelt volgens mij juist het tegendeel, maar als de “leidende coalitie” samengesteld is uit “wie doet er toe” kom je in de praktijk altijd uit op behoudzucht. Een visie dient om dàt zonodig te doorbreken. Dankzij een visie raakt ‘het volk’ gemotiveerd zich te roeren. En dàt is vaak pas een signaal voor “wie doet er toe” om in beweging te komen. En dàn is het trouwens afwachten of het repressie of emancipatie wordt.
Een aandachtpunt voor de tekst vind ik verder dat je een hoofdstuk voor een boek schrijft. Daarvoor moet je mikken op houdbaarheid. Ook dàt helpt om los te raken van hier-en-nu. Zo schrijf je over iOverheid dat de WRR dat rapport “recent” publiceerde. Maar tegen de tijd dat een lezer je hoofdstuk (her)leest, is dat stellig alweer lang(er) geleden, als z/hij überhaupt (nog) weet dat zo’n rapport ooit verscheen. Hetzelfde geldt voor aanduidingen zoals “dit kabinet.”
Met een duurzame(re) tekst vermijd je voorts dat je ”het programma voor de komende tijd” als het ware als doel op zichzelf beschrijft. Wat in elk geval voor de bundel telt, is de mate waarin zulke activiteiten bijdragen aan het realiseren van de visie die je schetst. Op deze manier biedt het schrijven van zo’n hoofdstuk je in één moeite door zoiets als een papieren toets van de kwaliteit van je plan.
Ik hoop dat je mijn kanttekeningen als door-en-door gemotiveerde aansporing herkent.

 

... mag ik met enkele opmerkingen met de deur in huis vallen? De inhoud vind ik vooral een toelichting op dat ene project/programma waar je ‘wat eromheen’ bijhaalt. Het òmgekeerde is echter de bedoeling. Dus, voorop kom je met een visie op de informatiemaatschappij, vooruit, met nadruk op wat je traditioneel een thema zou noemen. Dat is in jouw geval dus ¾ een gedeelte van het formele ¾ onderwijs. En zo’n programma kan je eventueel als illustratie gebruiken. Dat maakt natuurlijk de ratio van het programma in kwestie (pas) ècht duidelijk.
Benut de gelegenheid ajb voor speculatie over leren, onderwijs e.d. in de informatiemaatschappij van de wat verdere toekomst. Ik vind je verhaal impliciet daarentegen nog uitgaan van de huidige institutionele structuur. Blijft die volgens jou gehandhaafd? Of zie je wijzigingen? Gaan de verhoudingen wellicht kwalitatief veranderen? Is school (nog) een relevant kader om vrijwel exclusief leerontwikkeling te positioneren? Zo nee, moet de leerling dan in het verruimd kader niet èxpliciet als ordenende factor erkend zijn? En als je dat inderdaad vindt, blijkt dan juist het project/programma in kwestie met bijbehorende flexibilisering een wezenlijke stap dáár naartoe?
Als je ‘het’ op die manier brengt, bereik je m.i. een (veel) groter lezerspubliek met je boodschap èn hun enthousiastere reactie erop. Op dat publiek resp. reactie mikken we met de bundel.
Laat ajb even weten of je hier iets aan hebt. Concreet stel ik dus een andere volgorde voor van wat er al staat plùs in het begin een uitgesproken toekomstvisie op onderwijs in de informatiemaatschappij. Zodra je zo’n visie (beknopt) beschreven hebt, kan je de rest van je tekst nogeens nalopen voor mogelijkheden om er ter versterking op in te haken.

 

... pfff, je reactie zorgt hier voor Grote Opluchting. Het is immers altijd maar afwachten of een opbouwend bedoelde suggestie ook als zodanig opgevat wordt. Bedankt! Het is en blijft toch jouw ‘kind,’ zo’n tekst. Maar durf ‘m gerust wat spannender te maken. Verras de lezers dus met een heuse visie. En dankzij de toekomstvisie is ‘ie uiteraard duurzamer toepasselijk. Ik ben ervan overtuigd dat je je tekst dan ook elders prima kunt inzetten, wat natuurlijk helemaal mooi is.

 

... slechts één puntje wil ik opmerken. De nadruk die ik proef ligt sterk op bescherming. Maar tot de integrale zgn systeemverantwoordelijkheid van de overheid behoort m.i. eveneens borging van mogelijkheid tot deelname aan datzelfde informatieverkeer. En dat levert spanning op, respectievelijk maakt inrichtingskeuzes principieel politiek. Dat vergelijk ikzelf op hoofdlijnen met fysieke mobiliteit en infrastructurele voorzieningen ervoor. Zo maakt een weg het (ook) mij mogelijk om aan het verkeer deel te nemen, terwijl ik vervolgens als zodanig in bescherming genomen ben door verkeersregels. Sterker nog, in een zo ‘uitgebalanceerd’ systeem dienen allerlei voorzieningen/maatregelen mede door hun samenhang allerlei, zeg maar, functies als het ware in één moeite door, dus zowel toegang als bescherming.

 

... ik heb ‘m gelezen, maar moet de inhoud even laten inwerken. De opzet zie ik zo gauw niet stroken. Voor hoe dat met zo weinig mogelijk moeite eventueel wèl lukt, doe ik graag een suggestie ... maar die moet ik dus nog verzinnen. In elk geval is het idee met de bundel dat de auteur(s) beginnen met een expliciete toekomstvisie om vervolgens de lijnen ernaartoe te trekken. Vooralsnog doen jullie het echter andersom, zeg ook maar traditioneel. Daardoor is minder duidelijk waaròm het allemaal gebeurt resp. zelfs moet. Een aanzet herken ik in enkele paragrafen, maar die betreft vooral het aanwijzen van trends en voorgaande besluitvorming. Dat is dus overwegend reactief. Maar met de bundel willen we eens een poging wagen met een proactieve(re) oriëntatie. Dus, wat ‘zie’ je als informatiemaatschappij over pakweg tien à twintig jaren? Vervolgens, toegespitst op jullie ‘onderwerp,’ is daarin sprake van zgn basisregistraties? Zo ja, wat zijn dat dan als aspect/onderdeel van zo’n samenleving? Is het gerechtvaardigd om daarvoor de huidige koers te extrapoleren, of is er wellicht een kwalitatieve wijziging nodig? Zo nee, dan weet je dat ook maar weer, maar heb je er eens een keertje een serieus scenario bijgehaald. Op die manier kan de lezer (pas) begrijpen waarom het gebeurt. Laat de lezer concluderen of “we hebben goud in handen” klopt. Nu dreigt het gevaar dat z/hij de schouders ophaalt bij zo’n opmerking. Z/hij herinnert zich immers slechts berichtgeving over dure automatiseringsmislukkingen. Je moet dus nogal precies uitleggen waarom de aanpak van de basisregistraties tot “goud” leidt. Wat is er zo ànders aan?
Als jij ajb op dergelijke vragen wilt kauwen, probeer ik spoedig met een concrete redactionele suggestie te komen voor de hoofdlijn van je hoofdstuk.

 

... met het oog op de opzet van de bundel moet er inderdaad iets bij. Dat is met voorrang je visie op de informatiemaatschappij. Schets zo'n visie ajb zo algemeen mogelijk. Vervolgens kan je o.a. Sepa benutten ter illustratie resp. maatregel ter realisering van die visie. Zoals het er nu staat, geef je toelichting op Sepa als nogal op zichzelf staande voorziening. Dat is voor insiders prima te volgen, ... maar die wisten dat al. De bundel probeert mensen zoals jouw en mijn 'gewone' buren als het ware te winnen voor dergelijke vitale voorzieningen. Dat vergt dus zo'n visie als referentiekader. Dat maakt (pas) voor een breder publiek duidelijk, logisch waaròm Sepa enzovoort belangrijk is.
Volgens mij gaat het concreet erom om als toevoeging tevens één à anderhalve pagina tekst te schrijven vóór wat je nu hebt. Daardoor komt wat je al schreef geheid beter uit de verf.

 

... het is elke keer weer spannend om iemand van advies te 'dienen' ...

 

... vooral om te verduidelijken waaròm er eigenlijk van alles en nog wat gebeurt resp. staat te gebeuren onder de noemer van informatievoorziening. Daarom luidt de vraag aan auteurs om met voorrang hun eigen visie op/voor de zgn informatiemaatschappij te schetsen. Daarna kunnen ze eventueel uitleggen wàt daarvoor nodig is qua voorzieningen enzovoort, bij wèlke ontwikkeling(en) zijzelf betrokken zijn e.d.
Dankzij de (maatschappij)visie als herkenbaar referentiekader kan de weliswaar geïnteresseerde, maar niet-ingewijde lezer immers pas gaan begrijpen resp. is het logisch, nogmaals, waaròm dat allemaal gebeurt. Ik sluit overigens niet uit, dat op basis van expliciete stèlselmatige visie allerlei activiteiten zinloos tot en met zelfs averechts blijken. Het belang van interoperabiliteit inclusief standaarden is uiteraard voor welke informatiemaatschappij dan ook een abc-tje.
In jouw geval kan je volgens mij kiezen uit twee invalshoeken. Je houdt het algemeen visionair. Òf je mikt concreter op strategische positionering van je organisatie; daaraan laat je dan je visie voorafgaan die zodanig luidt dat je vervòlgens inderdaad ... logisch kunt uitleggen waaròm die organisatie is wat zij is en doet wat zij doet resp. gaat doen wat zij gaat doen resp. wil wat zij wil. Indien je nog een àndere invalshoek herkent is dat natuurlijk helemaal prachtig.

 

... zoals Multatuli al schreef, vaak is een compliment de opmaat om tòch enig commentaar te leveren. Als derde van “autonome ontwikkelingen” vermeld je “de toenemende verwevenheid van systemen in de wereld.” Zeg het ajb meteen indien je meent dat ik een grove misvatting bega, maar naar mijn idee zijn “systemen” alweer te grootschalig gedacht om te karakteriseren wat er kwalitatief ànders, nieuw is aan de “verwevenheid” waarop je terecht de aandacht vestigt. Ergens ligt immers een omslagpunt. Aan de ene kant vinden we het kennelijk nog aparte systemen. Weliswaar is alsmaar intensievere uitwisseling van van alles en nog wat aan de orde, maar dus niet zodanig dat de oorspronkelijke systemen als het ware òplossen tot één ... systeem (waarvoor de Nederlandse taal, reuze praktisch, de extra term stelsel beschikbaar heeft). Vanaf zo’n omslagpunt gebeurt dat wèl. Wat oorspronkelijk een apart systeem was kan wellicht als deelsysteem gelden, of de integratie is vroeg of laat grondiger. Voor de uiterst denkbare verwevenheid is maatgevend de apàrte interactie òngeacht plaats en tijd. De wereld inderdaad één systeem ...
Dat roept o.a. de vraag op naar de aard van “participatie.” Als het ènkele, min of meer kleinschalige systeem verdwenen is voor identificatie, klopt het enkelvoud niet langer. Het theoretisch maximum voor participaties passeerde hierboven reeds de revue. Zodra deelname aan een aparte interactie als het ware op zichzelf staat, geldt steeds zo’n deelname als participatie. De extreme vorm van “individualisering” heet dan interactionalisering oid.
Het huidige kabinet geef je naar mijn smaak een te absolute betekenis voor een toekomstoriëntatie. Kan je niet zeggen dat dat kabinet exemplarisch is voor ...?
Wat mij opvalt aan de “heteronome ontwikkelingen” die je aan dat kabinet toeschrijft, is dat ik daarin vooral de autonome ontwikkeling van “toenemende verwevenheid” niet herken. Dat lijkt me een punt van kritiek waard. Als heteronome geen rekening met autonome ontwikkelingen houden, tja, waarmee dan eigenlijk wèl?
Hoe dan ook, wat ik van je begrijp over de “ambitieuze decentralisatieagenda” is dat het exemplarische kabinet nog traditioneel denkt in (overheids)organisaties à la aparte systemen. Daarvoor bestaat dan een enkel spectrum met centraal en decentraal als uitersten en voor de “bestuurlijke inrichting” volstaat één, dus algemeen geldige, keuze ergens tussenin. Hmm, dat geldt volgens mij allang niet meer. Het uiterste van de aparte interacties is onhandelbaar, maar we categoriseren interacties waarvoor we pèr categorie ergens op dat spectrum een keuze maken voor facilitaire voorzieningen. Uiteraard kunnen we diverse categorieën op hun beurt groeperen. En zo kunnen we uitkomen bij het inrichtingsaccent dat de noemer lokaal verdient. Maar de òpbouw van wat we lokaal inrichten is gelet op de grootschaliger verwevenheid bottom-up ipv top-down. En de lokale inrichtingsvoorkeur staat natuurlijk onder groeiende spanning, omdat we steeds krachtiger o.a. digitale voorzieningen kunnen realiseren om interacties nota bene ònafhankelijk van tijd en plaats te faciliteren.
Wat je over “kwaliteitsverwachting” schrijft is natuurlijk ook door-en-door relevant. Maar mijn idee is niet dat burgers slechts alert zijn op onacceptabele verschillen. Volgens mij willen burgers evenééns erkenning van verschillen die wel degelijk reëel zijn. Nu is dit mijn informatiekundige stokpaard, te weten modellering van reële verschillen in samenhang. Daarover moést ik dus wel iets opmerken, met dank voor je geduld ...
Maar goed, zo kom ik op het thema “tegenspreken” waartegen jullie waarschuwen als het om “sturingsfilosofieën” gaat. Naarmate de schaal groeit van wat als systeem telt, is nu eenmaal sprake van “toenemende pluriformiteit.” Het gaat dus steeds om wèlk gedeelte van het meervoud de rechtsgeldigheid e.d. bestemt. Dat riekt naar federatie. Er is dus onlosmakelijk een overkoepelend kader nodig om “tegengestelde effecten” zoveel mogelijk te vermijden of, als ze onvermijdelijk gebeuren, hoe we er dan mee omgaan.
Hartgrondig ben ik met je eens dat “de verhoudingen [...] onmiskenbaar anders” worden, nee, eigenlijk reeds vergaand zijn. Als je “onmiskenbaar” opvat als “kwalitatief,” vind ik echter dat het huidige kabinet juist geen blijk geeft van begrip van fijnmazige interdependentie met bijbehorende, daar is ‘ie weer, interactionalisering. Nu kan niet alles tegelijk. Maar het is natuurlijk de vraag of een crisis überhaupt beheersbaar valt te krijgen, laat staan overwonnen kan worden, met de structuurmaatregelen van gisteren toegepast op de kwalitatief gewijzigde structu(u)r(en) van vandaag en morgen.
Beschouw bovenstaande, vlotweg gemaakte opmerkingen ajb louter als blijk hoezeer je tekst mij tot verdere gedachten inspireerde en stellig blijft inspireren. Als het zo de overige lezers vergaat, prima!

 

... laat ik je weten dat ik inderdaad niets van je tekst gelezen heb. Dat geloof je toch zelf ook niet! Wat een mooie presentatie van overzicht. Maar ja, ik kàn het niet laten. Want ik zie een kans voor open doel. Wat vind je ervan om jouw model van “three-dimensional space of compatibility” te verruimen tot een model met vier dimensies? Als naam voor de èxtra dimensie heb ik zoiets als constituency in m’n hoofd. Zeg ook maar de verzameling stakeholders oid. Als waarde langs die dimensie zou je bij het kruispunt met de overige dimensies private kunnen nemen. En via collective gaat dat naar public. Je zult zien dat je daardoor expliciete argumenten erbij krijgt voor je pleidooi voor flexibiliteit inclusief criteria voor afweging. Je hebt dan één raamwerk tot en met standaardisatie voor infrastructuur in de publiekste betekenis van dat woord. En dànkzij zo’n integraal raamwerk kan je, als je wilt, concreet aanwijzen waarop NEN en/of College Standaardisatie eveneens moeten mikken en dat ze voor de publieke bereik per definitie moeten samenwerken.
Ik kijk uit naar je volgende versie. Als je erbij zegt dat ik ‘m wèl mag lezen, doe ik het wellicht ... niet.

 

... laat ik met een treurige analyse beginnen. Herstel, ik geef je mijn mening. Van de voorstellen onder de noemer van “fysica van samenwerking” is in onze samenleving tot dusver helaas weinig terecht gekomen. Sterker nog, het lijkt erop dat ‘we’ alsmaar meer fouten enz. maken met alsmaar meer averechtse gevolgen enz.
De aanpak klopt echter. Het is volgens mij daarom op z’n minst een kwestie van herhaling. Daarvoor biedt de tekstbundel een ‘forum.’
Nu verwacht ik van publicatie in zo’n bundel (nog) geen doorbraak. Maar op die manier blijft fysica van samenwerking tenminste wel, zeg maar, in de lucht. En dan weet je het toch maar nooit ... Je kunt ook zeggen dat ik erin geloof en mijzelf nooit het verwijt wil maken de verspreiding ervan niet naar vermogen gesteund te hebben. Concreet ligt samenstelling van die tekstbundel ‘in’ mijn vermogen. Dus, als jij er moeite en tijd in wil steken, neem ik èrg graag een hoofdstuk op over fysica van samenwerking.
Wat voor jou dan een herhaling van inhoud is, is dat ¾ vrees ik, maar het is niet anders ¾ stellig niet voor de lezers van bedoelde bundel. Daaruit volgt dat je tekst niet eens nieuw hoeft te zijn. Integendeel, waarom zou je sleutelen aan wat je eerder duidelijk schreef? Want aan de tekst zèlf ligt het naar mijn overtuiging niet dat de ideeën over fysica van samenwerking vooralsnog geen productief draagvlak kregen. Nou ja, een opmerking over m.i. verwarrende positionering vind je verderop. Je moet een oorspronkelijke tekst zonodig uiteraard wel actualiseren. En verder geldt voor de bundel de opzet dat de auteur haar/zijn hoofdstuk begint met het schetsen van een toekomstbeeld van de informatiemaatschappij.
In jouw geval zou ik niet gezocht dat aspect van ‘informatie’ erbij halen. Volgens mij heb je dat toekomstbeeld te pakken als je je afvraagt waaròm het zo belangrijk is om op een kwalitatief àndere manier samen te werken. Nu moet jij natuurlijk voortborduren op jouw eigen antwoord. Maar mag ik beknopt, en daarom stellig te cryptisch, mijn idee ter illustratie vermelden?
De dichtheid van (menselijke) samenleving is in de toekomst groot èn dat ook nogeens op open schaal. De ene mens onderhoudt gevarieerde betrekkingen in het maatschappelijk verkeer. Er bestaat geen duurzame grens voor zijn betrekkingen. Er kunnen steeds nieuwe wederpartijen ‘opduiken’ resp. waarnaar iemand op zoek gaat. Facilitering van dergelijk variabel maatschappelijk verkeer, van fysieke mobiliteit tot en met informatieverkeer, vergt infrastructuur die geïntegreerd èn integrerend is door-de-schalen-heen. Dat is kwalitatief anders, nieuw. Uit het integrale karakter volgt dat de overwegend gefragmenteerde aanpak nooit kan werken. Die pakt zelfs averechts uit.
Met een dergelijke aanloop passen volgens mij nagenoeg òngewijzigd passages die jij schreef voor Fysica van Samenwerking (Europese Bibliotheek, samensteller A. de Rooij, 2001) en Krachtenfusie in de inrichting van Nederland (Veen Magazines, samensteller A. de Rooij, 2006). Ik zou zeggen, begin ‘gewoon’ met jouw openingshoofdstuk in Fysica van Samenwerking. De eerste zin luidt; “Er waait een wind van verwarring door de wereld.” Wat je dan met bedoeld toekomstbeeld als aanloop bereikt, is dat je synthetisch de bròn van verwarring kunt aanwijzen. Nogmaals, ik beweer niet dat lezers dàt prompt begrijpen, maar je hebt m.i. wel een grotere kans. In dat openingshoofdstuk ontbreekt de visionaire aanzet. Van de weeromstuit ben je meteen tot analyse genoodzaakt. Zo kom je op kritiek op “scheidingsdenken.” En voordat je het weet, geldt dat als het relevante probleem. En daarop concentreer je je vervolgens met wat je de oplossing noemt.
De wezenlijke vraag is echter of er eigenlijk wel ... een probleem is. Wat ik bedoel is dat je allereerst de door-en-door verwevenheid van maatschappelijk verkeer ‘neerzet’ als visie. Zeg ook maar dat je de lezer een referentiekader als het ware òplegt. Tja, als het allemaal zo verweven is, inderdaad, daar past “scheidingsdenken” nu eenmaal niet langer bij. Of dat een probleem is? Ach, het is enkel geval nogal dom om eraan vast te houden als het evident is dat het niet meer werkt. Wat werkt er qua samenwerking dan wèl voor beheersbare voorzieningen ter facilitering van pluriforme betrekkingen waartussen deelnemers vlot kunnen wisselen?
Overigens geeft zo’n karakterisering aanleiding tot beschouwing. Is dat wat we ècht willen, zo’n samenleving met zulke verkeersintensiteit? Dan heb je de noodzaak van/kans met 4B’s zelfs voor open goal.
Zoals ik je eerder suggereerde kan je voor je tekst ná het toekomstbeeld allereerst, daar is de term weer, integraal de tekst overnemen van het hoofdstuk De filosofie van de 4B’s (in: Fysica van Samenwerking), het hoofdstuk Ontwikkelen van publieke werken met kwaliteit (in: Krachtenfusie in de inrichting van Nederland) en het hoofdstuk De Publieke Schijf van Vijf (in: Krachtenfusie in de inrichting van Nederland). Volgens mij merk je, zeg maar, vanzelf wat mooi aansluit, of juist niet, op wat je als je toekomstbeeld schetste.
Nogmaals, maak je er voor jouw bijdrage vooral niet druk om dat je het accent op informatieverkeer mist. Daaraan draai ik in de Inleiding zonodig wel een punt. Wat mij betreft, maak een tekst c.q. stel die samen voor een brochure/folder over fysica van samenwerking. Maak ‘m wervend door met synthese te beginnen. Maar als je het hebt, zoals je zelfs met een hoofdstuktitel aangeeft, over “de filosofie van de 4B’s,” raakt de lezer gauw in verwarring omdat z/hij waarschijnlijk voelt dat daardoor doelen en middelen verschuiven. Wat zomaar een lezer met redelijke algemene ontwikkeling als “filosofie” kan bevatten is wat z/hij op z’n ruimst genomen als een visie beschouwt. Dat moet dus wel een maatschappijvisie zijn. Dat (toekomst)beeld geldt dan begrijpelijk als doel. Dat nieuwe, kwalitatief zelfs àndere doel kunnen we slechts bereiken met o.a. samenwerking volgens 4B’s. Prima, zo denkt de lezer graag mee, dat ‘middel’ snap ik dan ook. Je bedoelt er ook helemaal geen doel op zichzelf mee, maar als je een middel “filosofie” noemt graaf je volgens mij een val. Als je het ermee eens bent, moeten ‘we’ dat proberen te vermijden voor de ‘folder’ die in de a.s. bundel komt.

 

... mag ik nog iets opgooien? Volgens mij zijn we zo paplepelig vertrouwd met zgn gebouwde omgeving, dat de meeste mensen zich oriënteren op wàt er staat ipv. op waaròm het allemaal is gebouwd, aangelegd e.d., laat staan dat ze de samenhang ervan vanuit dat ruimer perspectief 'lezen,' bijgevolg ordening helpen realiseren enzovoort.
Nu is de term Lebensraum besmet geraakt, maar de waaròmvraag over ruimtelijke ordening moet natuurlijk (wel) degelijk beantwoord worden met het oog op levenskwaliteit. Dat is op de relevante schaal hetzelfde als samenlevingskwaliteit. En vanuit het perspectief van samenleving 'doet' ook en vooral informatieverkeer er sterk 'toe' voor kwaliteit. Maar als het voor het antwoord op waaròm onder één noemer hoort, te weten van kwaliteit van samenleving, is het dan niet dwingend noodzakelijk om voor het wàt van de ordening categorisch onderscheid tussen, zeg maar, materiële en immateriële ruimte te vermijden? Daarentegen moeten we uitgaan van de kwalitatieve éénheid van ruimte waarin we ... leven. Praktisch lukt dat met erkenning van afhankelijkheid, wisselwerking (interdependentie). Daarmee zijn ontwerpers die menigeen ten onrechte uitsluitend associeert met ordening van strikt materiële ruimte, m.i. véél en véél verder dan vrijwel àlle zgn informatiekundigen. Die informatiekundigen kijken nog altijd niet verder dan hun paplepel lang is. Eigenlijk erger nog, dat geldt ook voor opdrachtgevers van op z'n gunstigst steriele, maar meestal ronduit averechtse informatiseringsprojecten. Wat ontbreekt is ¾ visie op ¾ zoiets als informatieruimtelijke ordening, dus op maatschappelijke schaal, die integraal en integrerend onderdeel vormt van ruimtelijke ordening in het algemeen. Als jij een zetje in de opbouwende richting kunt geven, graag!

 

... verschil tussen, zeg maar, traditioneel-materiële ruimtelijke ordening en informatieruimtelijke ordening valt natuurlijk niet (meer) uit te leggen. Dat neemt niet weg dat o.a. onder de noemer van elektronische overheid bijna iedereen nog altijd handelt alsof zulk verschil zelfs principieel wèl bestaat. Ik zou zeggen, een èxtra reden om een verruim(en)d perspectief te propageren. Anders wordt het ook met Interoperabel Nederland weer niets.

 

... ik heb in de loop der tijd ook van alles en nog wat over samenhangende basisregistraties geschreven, o.a. als wetenschappelijke working papers. Als je daarin interesse hebt, geef ik je graag de ww webverwijzingen door. Verder kan je natuurlijk terecht bij enkele onderzoekrapportages van Forum Standaardisatie. Sterker nog, daar hangt het samenhangende informatiemodel van o.a. enkele basisregistraties als Oefenschema aan de muur.

 

... hopelijk vind je het toekomstaccent niet te lastig. Het is inderdaad nogal trekken en sjorren aan menig auteur, maar het levert prachtige resultaten op. Zeg ook maar dat je als auteur zèlf aan innovatie doet, dat is de bedoeling.

 

... heb je tekst een stevige eindredactionele beurt gegeven. Daarbij beperkte ik me strikt tot, zeg maar, micro-bewerking. Soms was de aanleiding een kwestie van idioom; waar ik zo verwaand was om te menen een geëigender zinswending te kennen, nam ik die op. En soms vond ik dat de lezer voor begrip wel een klein beetje hulp kan gebruiken; jouw tekst belandt zeker in eerste aanleg immers niet in de kring van planologen e.d., maar ... tja, waar hebben de mensen die zich tot dusver met elektronische overheid bemoeien eigenlijk verstand van?
Mijn verzoek is of je de bijgevoegde versie nog eens op je gemak wilt doorlezen. Als jou niet opvalt dat er iets veranderd is, heb ik mijn werk 'achter de schermen' goed gedaan. Zodra je je echter ergens aan stoort, is dat natuurlijk wèl mijn schuld. Wijzig in dergelijke gevallen ajb de tekst (terug) tot hoe jij 'm wenst.

 

... heb er nog over nagedacht of het verband met (wat ik maar even noem) informatieruimtelijke ordening niet explicieter aan bod kan komen. Zoals je tekst er nu staat, lijkt mij dat echter geen goed idee. Je boodschap zou m.i. verwaterd raken. In de Inleiding die ik als een ten geleide voor de lezer ga schrijven, zal ik wèl nadrukkelijk, en graag, op dat verband en vervolgens de kans/noodzaak van alweer verder verruimde synthese met "politics of planning" wijzen.
Nogmaals bedankt voor je mooie hoofdstuk. Zo is een opmaat beschikbaar voor volwassener omgang met ¾ voorzieningen voor ¾ informatieverkeer door-de-schalen-heen.

 

... tja, wat is een dagtaak? Het vergt vooral stevige, zeg maar, empathische (om)schakelingen om per hoofdstuk er als redacteur steeds zoveel mogelijk te ‘zijn’ voor de auteur in kwestie. Dat kost tijd. Wat daardoor feitelijk het èchte werk is, dus die noodzakelijke periodes doormaken voor heroriëntatie, telt paradoxaal genoeg niet als zodanig. Maar dat is nu nèt de kunst van de dienende opstelling als redacteur. Die helpt enkele auteurs mede aan teksten waarover vooral zijzelf positief verrast blijken. Dat vind ik extra mooi. En waarom het uiteraard gaat, is dat er zo een bijzondere bundel komt.

 

... om allerlei redenen vind ik zijn bijdrage èrg welkom. Eén ervan is dat die tekst als zoiets als een bruggenhoofd kan dienen om de ervaring met gebouwde omgeving op maatschappelijke schaal serieus te benutten voor ¾ voorzieningen voor ¾ informatieverkeer. Daaraan bestaat naar mijn overtuiging grote behoefte. Want we zijn er natuurlijk niet, integendeel, als automatiseerders e.d. zichzelf klakkeloos architect noemen.

 

... zitten teksten bij waarover ik extra enthousiast ben. Het aardige van een bundel is dan weer dat elke lezer zo haar of zijn favorieten kiest. Dat komt dus altijd goed.

 

... het verkrijgen van toestemming voor herpublicatie begint te lijken op een verjaardagspartijtje met speurtocht, spannend! Als die uitgever vooral jùllie artikel eens ter harte zou nemen om de ontmenselijkte inrichting van hun ‘processen’ subiet ongedaan te maken ...

 

... in dit stadium het bekende ploeteren, dus duwen en trekken aan auteurs die een deadline beschouwen als startsignaal ... Maar binnenkort ‘doen’ we het ‘gewoon’ met wat binnen is, klaar. Want er is eigenlijk allang genoeg voor een mooie bundel. Ja, ik ben “tevreden.” Bij wat er tot dusver is, zitten teksten die ik prachtig vind. Andere teksten vind ik juist minder. Maar ja, ik heb óók geleerd, dat op mijn oordeel eigenlijk geen peil valt te trekken vwb waardering door (andere) lezers. Voor elk wat wils, zeg dus maar. En zo moet je dan dus ook met dat “idee” zien dat je aan mij toeschrijft. Dat kan jij wel “briljant” vinden, maar ... Voor een intelligent gesprek ben ik echter altijd te porren.

 

... terechte vraag, natuurlijk. Wat beschouw ik als “kernbijdragen aan de bundel”? Dat zijn vooral bijdragen die helpen verduidelijken dat ‘we’ zoiets als informatiemaatschappij, de tweede samenstellende term zegt het al, pas vruchtbaar kunnen begrijpen, er eventueel deugdelijke voorzieningen in/voor kunnen realiseren van betaalbaar tot en met betrouwbaar, met erkenning van de door-en-door ... maatschappelijke reikwijdte.
Weliswaar kan, of moet je praktisch zelfs met nadruk op een bepaald onderwerp beginnen. Ergens, dus. Maar dat moet je netzo praktisch prompt als aspect opvatten, zodat je onherroepelijk àndere aspecten herkent en op hun samenhang mikt. Die verbreding of, beter gezegd, stelselmatigheid missen we echter voortdurend. Sterker nog, we blijven nog altijd maar vernauwen. Dan begint iemand over informatie. En voordat je het weet, gaat het vervolgens louter over informatietechniek, wat dat ook is. Rara, waarom werkt het niet?!
Waarover we eventueel beginnen, mogen we niet klakkeloos verwarren met hèt doel. Dat is de vernauwings- ofwel verabsoluteringsval. Want als er ièts beter als middel kan tellen, is dat juist ... informatie. Met taal als noemer sprak Mannoury over verstandhoudingsmiddel, zeg ook maar een middel voor verkeer. Dàt vind ikzelf de reële, dus noodzakelijke verbreding van de oriëntatie.
Het onderwerp waarvan we met voorrang iets moeten vinden is dus maatschappelijk verkeer. Gaan we dat verkeer faciliteren met publieke voorzieningen? Zo ja, welke verhouding wensen we met private voorzieningen?
Pas dankzij zulke verbreding resp. stelselmatige oriëntatie ontstaat overzicht over wat we eventueel o.a. met standaarden ¾ opnieuw, wat dat ook zijn ¾ menen te bereiken. Als je het mij vraagt, zijn zgn open standaarden voor het publieke gedeelte van de verkeersvoorzieningen (lees ook: infrastructuur) zelfs ronduit onzin. Als verkeersdeelnemers willen we juist niet dat infrastructuur ‘open’ is in de zin dat feitelijk commerciële belangen kunnen overheersen.
Eigenlijk is infrastructurele standaard een pleonasme. Iets maakt onderdeel van infrastructuur uit en dus is het ... standaard.
Wet- en regelgeving reken ik ook tot verkeersvoorzieningen, in dat geval immateriële dus. Het betreft, kortom, netzogoed infrastructuur. Is er iemand die wet- en regelgeving als open standaarden beschouwt? Ik zou zeggen van niet.
Uiteraard besef ik dat aanwijzing van wet- en regelgeving als infrastructuur stuit op juridische gevoeligheden. Maar in elk geval wordt zo duidelijk dat maatschappelijke verhoudingen en verkeer ook anders vallen te faciliteren. Optimaal is een mengsel, afgestemd op relevante aspecten in hun samenhang.
Dwaal ik af? Ook een orgaan zoals Forum Standaardisatie is m.i. nog ver verwijderd van zo’n integrale benadering. Kijk maar naar wat tot dusver als hoofdtaak geldt: Adviseer College Standaardisatie over de vorming van een standaardenlijst. Impliciet geldt daarvoor de aanname dat de standaarden in kwestie betrekking hebben op informatieverwerking en/of –overdracht. Zeg ook maar: technisch. En onder de noemer van ‘open’ komt netzo onuitgesproken het referentiekader mee dat dient om private voorzieningen beter op elkaar afgestemd te krijgen, ... maar allerlei waarborgen mist voor de vaststelling tot en met ontmanteling van ‘iets’ als publieke standaard.
Een onderwerp waarvan, ik noem het maar even, de maatschappelijkheid allang ‘breed’ erkend is, is de zgn gebouwde omgeving. Daarom benaderde ik enkele auteurs om daarover te schrijven. Hun perspectief zou tevens geldig moeten zijn voor informatieverkeer. Dat geldt des te sterker, omdat planologen tot en met bouwkundig architecten allang werken volgens o.a. informatievoorziening als integraal en integrerend aspect van de gebouwde of, inmiddels beter gezegd, maakbare omgeving.
Jammer, maar met de bundel gaat het nog niet lukken om de vernauw(en)de kijk op informatieverkeer te doorbreken. Ik wil ermee wel graag bevorderen dat het ooit lukt. Zo zie ik het als een mooi (tussen)resultaat dat aan de bundel allerlei mensen meewerken die hopelijk in de toekomst contact met Forum Standaardisatie blijven houden, wie weet als lid ervan. En van een aantal auteurs liggen er toch maar teksten die voor verbreding tot maatschappelijke, stelselmatige oriëntatie pleiten. Daarvoor gaan de handen helaas niet meteen op elkaar, maar door er ook een mooi verzorgd boek ¾ ik geef (Bureau) Forum Standaardisatie graag het verdiende compliment voor die investering ¾ van te maken durft niemand het weg te gooien. Opnieuw, wie weet gaat iemand die verhalen tòch eens zorgvuldig lezen. Zo blijft van de eerste bundel, Eerlijk zullen we alles delen, een werking uitgaan die mij zelfs verrast.
Een suggestie voor wat je aan de orde kunt stellen, betreft het reële bereik van die interoperabiliteit. Wie wordt geacht zich te houden aan wat er op die standaardenlijst staat? Oh, zijn dat overheidsorganisaties? Maar burger en bedrijf staan toch centraal volgens de retoriek? Volgt daar voor informatieverkeer dan niet uit dat ook en vooral burgers en bedrijven die standaarden ‘moeten’ toepassen? Hoe ‘open’ is dat feitelijk? Dwingt dat niet tot ‘publieke’ standaarden als categorie? En bestaat die categorie eigenlijk niet allang, maar kennen we ‘m als infrastructuur? Waarom doen we zo moeilijk, terwijl andere onderwerpen allang infrastructureel geregeld zijn (voor het aandeel dat publieke voorzieningen leveren aan facilitering van maatschappelijk verkeer)? Welke taak hoort daar voor ¾ organen als ¾ College en Forum Standaardisatie optimaal bij? Ofwel, concreet, wat zou er in de instellingsbeschikking kunnen staan?
Ik kan me voorstellen dat je hier nog niet zo veel aan hebt. Maar ja, ik ben het weer even kwijt ... Als je me wat nadere aanwijzingen wilt geven omtrent je informatiebehoefte, graag. Intussen sudder ik erop door.

 

... het moet nu toch wel gebeuren. Graag informeer ik hoe jullie vorderen met je hoofdstuk voor de bundel van Forum Standaardisatie. Is er iets waarmee ik kan helpen?
Ik blijf er bij dat de ‘kans’ zit in een ruime maatschappijschets, bij voorkeur expliciet als toekomstbeeld om jezelf inderdaad die nodige ruimte ervoor te gunnen. Als het goed is, kom je toespitsend op een vanzelfsprekende positionering van/voor o.a. jullie eventuele organisatie. Dan ben je m.i. via de kortst mogelijke weg waar je wezen wilt (en waar je je lezer hebben wilt). Inderdaad, dat leidt stellig tot een àndere positionering dan tot dusver. Maar is dat juist niet hoognodig? Zo verhul ik niet dat in elk geval mijn bedoeling met de bundel is ¾ ik moet zeker ook als redacteur toch professioneel verantwoord(elijk) handelen, nietwaar? nou ja, ik moet er ook mijn lol aan beleven ¾ om de positionering van College en Forum Standaardisatie te beïnvloeden. Een lijst met standaarden? Geeuw, als dat alles is ... Sterker nog, zo’n lijst met lòsse ingangen werkt m.i. zelfs averechts. Zònder aansprekend kader waarin ze samenhangend moeten passen gebeurt, herstel, kàn er überhaupt niets zinvols mee gebeuren. Rara, wat is dat kader? Waardoor kan iedereen redelijk vlot begrijpen waarom het belangrijk is, waarom het helpt wat je doet?
Je merkt, stokpaard ..., Als jullie gauw iets van je wil laten horen, graag.

 

... aan een tekst die ik juist graag in de bundel zou zien, te weten over strategische positionering van NEN voor zoiets als infrastructurele standaarden (waarvoor NEN zich dan vooral ook om hun samenhang zou moeten bekommeren; kàns, zou ik zeggen), wilden zij zich helaas niet wagen. Nou ja, over de noodzaak van ¾ een ondersteunende instelling à la NEN voor ¾ dergelijke standaarden, die je ook publieke kunt noemen, begin ikzelf dan maar in de Inleiding die ik nog voor de bundel moet schrijven.

 

... als redacteur betreur ik je afzegging ..., maar je kunt je nek beter uitsteken voor iets dat ècht belangrijk voor je is. Alle begrip, dus. Maar, inderdaad, natuurlijk wèl jammer ... Intussen hebben we er toch maar enkele plezierige, interessante gesprekken door beleefd. Daar moeten we nu weer iets anders op verzinnen. Als het aan mij ligt, doen we dat ook. En maak je vooral geen zorgen erover of de bundel vòl komt. Dat is ‘ie eigenlijk al. Hij wordt nu alsmaar dikker, totdat er ècht niets meer bij kan omdat de drukker ermee aan de slag moet.

 

... voor sommige mensen betekent deadline een datum dat ze iets àf moeten hebben, terwijl het voor andere mensen een datum inhoudt waarna je ze pas aan hun toezegging kunt herinneren ... dus voor de eerste keer ... Dergelijke variëteit valt trouwens best aardig te plannen, herstel, beheersen en inderdaad lukt dat ditmaal ook redelijk. Ik mik op ca. dertig hoofdstukken. Daarvan zijn er nu twintig definitief, en ook bij de opmaker ‘in behandeling.’ En een handvol is vrijwel gereed. Er hangen verder nog altijd ongeveer zo’n tien ‘stukken’ in de lucht, waarvan ik verwacht dat de helft doorgaat. Dat zijn er bijelkaar ongeveer ... dertig. Zo eenvoudig is het dus.
De inhoud is wederom zeer gemengd in allerlei opzichten. Als het aan mij ligt, dient deze bundel veel méér dan de eerste als aanleiding voor andere activiteiten door Forum Standaardisatie. Met die bedoeling heb ik ook opzettelijk bepaalde mensen als auteur benaderd. Nu is het met de overheid echter bijna altijd zo, dat je vooraf één ding zeker weet. Dat is dat je bedoeling in elk geval niet overkomt. Maar ik houd hoop.

 

... als je er nog op zou willen sudderen, kan je bijvoorbeeld kijken naar wat je als Inleiding schreef. Ik begrijp dat je vertrekt vanuit E-perspectief, met ditmaal de E van Economische Zaken inclusief de traditionele associatie met bedrijfsleven. Als je me vergeeft dat ik dat even eenzijdig noem, wat ik aan het einde van je tekst zo mooi vind is dat je daar wèl evenwichtiger schrijft over maatschappelijke partijen, dus tevens expliciet over de burger. Nu weet ik niet hoe ver je wilt gaan, maar wat mij sinds jaren opvalt is hoezeer óók zoiets als het persoonlijk leven sterk, en steeds sterker, vereconomiseerd raakt. Natuurlijk, mijn verontschuldiging voor dat lelijke woord. Wat ik bedoel, geloof ik, is dat allerlei handelingen waarvan we gewend zijn om ze tot de persoonlijke levenssfeer te rekenen, inmiddels economische aspecten kennen. We zitten vaak niet tegenover elkaar voor een gesprek, maar, inderdaad, neem deze correspondentie, benutten èxtra media voor onze communicatie. Daarvoor betaal ik o.a. een Internetprovider. Ik wil maar zeggen, is het geen tijd om het idee te verlaten van ‘de economie’ als vergaand apàrt gedeelte van de totale samenleving? Wat zien we eventueel anders door o.a. economie als doordringend aspect van àlle maatschappelijk verkeer te beschouwen? En in plaats van een absoluut en enkelvoudig ‘wezen,’ vormt bedrijf, burger, of wat dan ook, op die manier niet steeds een bepaalde, dus veranderlijke hoedanigheid waarin iemand verkeersdeelnemer is? En dan zou ik zeggen, dat de onvermijdelijke infrastructuur voor informatieverkeer expliciet ingericht moet zijn op dergelijke variëteit. Onder de noemer van variëteit wordt m.i. ook (pas) duidelijk dat er verschillende categorieën standaarden zijn. Je hebt ze van ‘standaardisatie is goed, méér standaardisatie is beter.’ Maar dat geldt niet klakkeloos voor betekenissen. Sterker nog, op stelselschaal vergt semantiek de spanning van betekenisverschillen in samenhang. Klopt, dat is de crux van mijn uitvinding Metapatroon. Oeps, stokpaard.
Wat ik hierboven schets, past volgens mij bij het scenario dat jij als “new frontiers” vermeldt. Nu mag je mijn verhaal uiteraard weglaten, maar wellicht kan je juist dàt scenario wat nader toelichten. Weliswaar gebruik je het woord “innovatie” veelvuldig, maar ik krijg de indruk dat je daarvoor vooral naar ondernemingen kijkt. Als je het perspectief wat kantelt, zijn m.i. tevens overheid en burger herkenbaar als actoren in innovatiedynamiek. Tja, dan zijn er natuurlijk ook weer twee categorieën van innovatie. Er is innovatie dankzij standaarden, maar ook innovatie die bestaande standaarden vervangt door nieuwe. De eerste is verhoudingsgewijs (dood)eenvoudig, terwijl er bijna niets moeilijker is dan de tweede ... en dat komt dus allebei door gevèstigde standaarden. Die zijn in het eerste geval katalysator, in het tweede geval obstakel. Rara, wie moet er steeds vaker aan te pas komen om impasse in innovatie te doorbreken? De overheid ‘moet’ dan een traditioneel obstakel wegruimen, inclusief regelingen ter compensatie voor wie zich als gedupeerde erkend ziet. Hoe grootschaliger het bereik van vernieuwing, zo zou ik dat als wetmatigheid willen formuleren, des te onontkoombaarder de betrokkenheid van de overheid.
Zo krijg je het obstakel scherper in beeld voor wat (dus) nogal ongelukkig semantische standaardisatie heet. Menigeen doet alsof dat een kwestie is van ‘standaardisatie is goed, méér standaardisatie is beter.’ Dat is echter precies verkeerd, althans op de schaal van het maatschappelijk (informatie)verkeer met alle reële (betekenissen)variëteit van dien.
Kijk maar of je je aanvullend nog aan wat avontuurlijker speculatie wilt wagen. Voor de lezers van de bundel is dat natuurlijk het interessant (en het is mijn opgave dat auteurs ze wat prikkelends voorschotelen). Over standaard gesproken, een beleidsbrochure is de bundel juist niet. Het is dus niet de bedoeling om ergens stof over te laten neerdalen, maar daarentegen eventueel te laten opwaaien. Maar ja, het is altijd vraag waarop je akkoord kunt krijgen, dat begrijp ik ook maar al te goed.

 

... als ik er zo naar kijk, is leesbaarheid vooral belangrijk voor de vier figuren waarin steeds één van de vier zgn dimensies ‘naar voren’ komt voor nadruk. En wat goed leesbaar moet zijn, is volgens mij daarin ook ‘slechts’ wat op die ene naar voren gehaalde dimensie slaat. Sterker nog, de rest is in zulke figuren opzettelijk ‘achtergrond,’ zodat een wat vage afbeelding ervan m.i. niet stoort resp. zelfs helpt om die ene dimensie op/als de voorgrond geplaatst te krijgen.

 

... erg blij met je positionering van resp. uitleg over NEN. Mag nog wat uitgebreider. En wie weet kan je er toch iets van visie op, zeg maar, standaarden-voor-infrastructuur insmokkelen. Het verschil is dat ‘we’ dergelijke standaarden vanuit zoiets als het algemeen belang niet overlaten aan louter “marktpartijen.” Dat roept de vraag op welke voorzieningen voor, wat jouw onderwerp betreft, gezondheidszorg gerekend zijn dan wel gerekend gaan worden tot infrastructuur, en welke juist niet. Intussen moet er tùssen voorzieningen in beide categorieën zonodig wèl samenhang geborgd zijn (waarvoor je dan óók weer standaarden kunt vaststellen, die naar mijn idee pràktisch dan eveneens tot de standaarden-voor-infrastructuur behoren). Er bestaat voor zover ik weet (ook) in Nederland helemaal geen instituut dat ontwerp tot en met beheer van wat ik bedoel met standaarden-voor-infrastructuur stelselmatig faciliteert. Dat doet bijvoorbeeld College Standaardisatie met bijbehorende organen als Forum en Bureau evenmin. Is dat een kàns voor NEN, of niet?! Want zo’n instituut moet nota bene sectoroverstijgend zijn. Anders kan je niet aan heuse infrastructuur bijdragen, nietwaar? Waarom loop je niet bij een NEN-directeur ¾ die zijn er toch wel? ¾ binnen, leg haar/hem dit tekstje voor en vraag advies over wat je de snuiter die zoiets beweert kan antwoorden.

 

... het idee van dienende eindredactie is eigenlijk: Als je je eigen tekst nogmaals doorleest en je vindt nog altijd dat je het mooi opschreef, dus niet eens mèrkt of ik er al dan niet wat aan deed, ... deed ook ik mijn werk goed. En nu ik je toch schrijf. Tja, de certificatencrisis. Ik pleit al jarenlang voor een informatiekunde op maatschappelijke schaal: civiele informatiekunde. Over innovatie gesproken, er is dus een nieuwe, aanvullende informatiekundige discipline nodig ter borging van de onlosmakelijke stelselmatigheid van infrastructurele voorzieningen voor informatieverkeer. We kunnen niet blijven extrapoleren vanuit aparte zgn applicaties en systemen. Daarentegen komen we niet om een kwalitatief àndere benadering heen. Voor de gebouwde omgeving kennen we die trouwens allang. Planologie is een andere discipline dan binnenhuisarchitectuur, terwijl ze tegelijk samenhang (moeten) vertonen. Vergelijkbaar door-de-schalen-heen moeten we verschillende informatiekundige disciplines verbinden. Allerhoogste tijd, dus! Daarover heb ik ook al behoorlijk wat gepubliceerd. Voor een gesprek erover kom ik graag eens bij je op de koffie.

 

... je doet me veel te veel eer ..., dus van je onverdiende complimenten trek ik me niets aan. Maar als je me beticht van visie grijp ik graag de gelegenheid aan om ook verder wat eigenzinnige opmerkingen te maken. Het toenmalige raamwerk van Estland vind ik tòch nog vooral ‘elektronische overheid,’ zij het in een reeds zeer ‘verlichte’ variant.
Volgens mij proberen we het met Interoperabel Nederland eens principieel van de andere kant te (laten) benaderen. Dan zou in navolging van elektronische overheid dan ‘elektronische samenleving’ moeten heten, maar we gebruiken de term informatiemaatschappij. Waarom het Estlandse raamwerk jou zo aanspreekt, is m.i. omdat je herkent dat die nadere indeling netzogoed geldt voor de ruime, maatschappelijke schaal. Dus, ja, een verhaal over ¾ dan per definitie maatschappelijke ¾ infrastructuur voor informatieverkeer kan je vruchtbaar indelen volgens de opzet die Estland voor zijn m.i. toch wat beperkter gemikte raamwerk koos. Maar ... infrastructuur is ook maar een middel. Aan de auteurs van hoofdstukken voor de bundel hebben we juist gevraagd om inrichtingskeuzes begrijpelijk te helpen maken. Dus, stel dat je wat te willen kunt hebben. Wàt wil je dan eigenlijk? Pas als zo’n doel herkenbaar is, draagvlak verwerft e.d., is het duidelijk dat er bijvoorbeeld o.a. een “transportlaag voor berichten” voor nodig is. Sterker nog, zo’n keuze is daardoor (pas) volstrekt logisch. Terwijl de indeling van het Estlandse raamwerk naar mijn idee overwegend instrumenteel is (“governance” past minder in dat rijtje), zeggen we met de bundel eigenlijk, hé, wacht eens even, vergeten we niet iets? Moeten we allereerst niet iets … willen? En moeten we wat er allemaal aan verschillende doelen uitkomt, niet afstemmen voordat we her en der voorzieningen treffen ... die natuurlijk nooit goed kunnen werken als doelen blijken te botsen?
Als ik de bijdragen aan de bundel inventariseer:
1. zit er niets tussen over “de transportlaag voor berichten,”
2. zijn ettelijke bijdragen, waaronder die van jouzelf, gewijd aan “authenticatie en autorisatie,”
3. moeten nog maar afwachten of er één hoofdstuk over “basisregistraties” bij zit (maar een vurig pleidooi voor open data zit er wèl tussen),
4. is nergens een federatieve opzet, dat in “het register van registers” tot uitdrukking komt, uitgewerkt of zelfs maar aangestipt,
5. is nergens sprake van zelfs maar problematisering van “semantiek” (wat in Estland overigens evenmin gebeurt) en
6. gaan nogal wat bijdragen wèl in op “governance.”
De uitkomst dat de bundel ‘slechts’ nummers 2 en 6 van de Estlandse punten behandelt, vind ik een ongerijmde bevestiging dat de inhoud weleens geschikt kan zijn voor de doelgroep(en). Natuurlijk mis ik semantiek sterk, maar we kunnen niet alles tegelijk. Voorts blijkt dat veel van wat Eerlijk zullen we alles delen bevat onverkort actueel is!
Als je bedoelt dat het Estlandse raamwerk positieve aandacht verdient, geef ik je grif gelijk. Als we dat eerder hadden bedacht, hadden we er een hoofdstuk over kunnen schrijven.
Als benadering om te komen tot een indeling van de bundel met bijbehorende rangschikking van de bijdragen als evenzovele hoofdstukken, vind ik dat we vooral die teksten moeten laten spreken. Ze moeten een ‘mooie’ plaats krijgen, een plaats waarmee allereerst de auteurs ingenomen zijn.

... vind de tekst nog steeds niet passen, maar wij zijn het er over eens dat weigeren geen optie is. Dan maar van de nood een deugd maken, dacht ik. Mijn voorstel luidt dat hoofdstuk te laten volgen, zeg maar ter aanvulling, door een tekst die ik ruim twee jaar geleden schreef: Willen de echte basisregistraties ...? Ik heb mijn eigen tekst er nog eens op nagelezen en daar stip ik onder de noemer van interoperabiliteit allerlei onderwerpen in samenhang aan, dus m.i. nuttig voor de lezers. Het is maar een idee ...

 

... de inhoud van jullie hoofdstuk blijkt een schitterend sluitstuk van de bundel. Ik herkende ’t meteen als door-en-door agenderende uitsmijter. Tegelijk maken jullie een èchte ‘opening,’ maar als begin was er al een andere mooie tekst (en een stèrke uitsmijter ontbrak nog).

 

... heb het gevoel dat we met de bundel een puzzel stelden waarvoor talloze mensen aan de slag gingen om elk één puzzelstukje te maken ... die nu (bijna) allemaal prachtig blijken te passen. In het begin van je tekst zet je even verhoudingen neer. Dat is gewoon informatief, mag niet ontbreken en juist op die plaats is dat belangrijk voor de gehele bundel. Maar eigenlijk, zo vat ik je aanpak althans op, ga je op die manier onvervroren dóór. Jij schetst steeds hèt plaatje onder het mom van een plaatje en staat je gesprekspartners toe dat ze er iets over opmerken. Zo bespeelt Radar de kolonel in de film MASH. Hoe dan ook, zo krijgen we de maatschappelijke toer bevestigd waarop ’t moet gaan, prima.
Niet alleen draag je in kort bestek wezenlijke informatie over. Je opzet als drie-gesprek wèrkt. Zo zet je ook de tóón voor de bundel, als het ware uit de mond van de gastheren van de lezer. Sterk geregisseerd! Daarom past je tekst vóór de ‘normale’ hoofdstukken. Het lijkt wel gepland.

 

... juist niets gesneden. Je bent een verteller. Die als het ware mondelinge logica is mooi. Dat kan je vanuit zoiets als een meer schriftelijke logica wel willen herordenen, maar dat wordt helemaal niets. Afblijven, dus. Dat is ook de reden dat ik ¾ toegegeven, na enig gepuzzel ¾ afzag van het idee om je tekst door paragrafering met bijbehorende paragraaftitels een brokkeliger beeld te geven. Door zo’n indeling met extra witruimtes zou de lezer weliswaar wat rust krijgen, maar voor jouw tekst lijkt me dat niet nodig, integendeel. Als de lezer eenmaal begonnen is, leest z/hij echt wel door. Wat jijzèlf er wellicht “rommelig” aan vindt, bestempel ik als uitnodigend, samenhangend e.d.

 

... misschien heb ik geen representatief oordeel (meer) omdat ik de eerdere versies van jouw tekst ‘goed’ ken, maar ik vind de kwaliteit van het geheel nog verrassend sterk toegenomen door je kwantitatief feitelijk luttele toevoegingen. Je aanvullingen lijken wel opvullingen met overtuigender verband in je verhaal als resultaat. Prachtig!

 

... is inderdaad een beetje een kunst voor de samensteller van zo’n bundel, te weten om toch nogal losjes bijeengebrachte bijdragen volgens “een mooie opbouw” te laten passen, achteràf dus. Je begrijpt dat ik er een civiel informatiekundig document van probeer te maken. Dat vind ikzelf goed gelukt, vèr boven mijn eigen verwachting zelfs. Daaruit volgt uiteraard niet dat de lezers die bedoeling ermee (al) begrijpen.

 

... maar nu is het ook afgelopen met de complimenten ... :-) Toch nog over dat “motiveren,” waarop ik eerlijk gezegd trots raak is dat jijzèlf over je eigen tekst inmiddels toch ‘gewoon’ moet vaststellen dat ‘ie goed is. Daar heb ik je dan inderdaad een beetje mee geholpen. Je ziet, “naast mijn schoenen lopen” doe ìk al helemaal uit mijzelf. Als samensteller help ik vervolgens ook door àlle bijdragen zodanig tot bundel te ordenen dat ze elkaar versterken. Maar zonder deugdelijke bouwstenen valt er onmogelijk een deugdelijk boogje te metselen. Ook zo’n boog spant de bundel m.i. mooi, zoals je binnenkort zelf kunt nagaan. En dan moet er natuurlijk iets met/volgens die samenhang gaan gebeuren ...

 

 

Interoperabel Nederland is een publicatie van Forum Standaardisatie (2011). Exemplaren op aanvraag gratis verkrijgbaar bij Bureau Forum Standaardisatie zolang de voorraad strekt. Ook als webeditie gepubliceerd.

 

 

December 2010 – september 2011, webeditie 2011 © Pieter Wisse