Destandaardisatie

Pieter Wisse

Nee, de titel bevat geen zetfout. Als ik standaardisatie wil behandelen, schrijf ik de apart als lidwoord. Maar hier staat de als prefix. Het interesseert me dus nu niet hoe een standaard gevestigd raakt, maar hoe een standaard weer kan verdwijnen. Want dat moet toch vroeg of laat met vele standaards gebeuren. Het gemak waarmee de ene standaard verdwijnt, bevordert de invoering inclusief acceptatie van de volgende.

Standaards zijn echter niet neutraal. Met een bepaalde standaard is het belang van de ene partij vaak meer gediend dan dat van een andere partij. Zo'n andere partij kan zelfs nadelen ondervinden van wat als standaard gaat gelden. Dit maakt analyse vanuit de tegenovergestelde invalshoek verhelderend. De voorstander van de ene standaard is immers niet gemotiveerd als intrinsiek aspect de mogelijkheid van eliminatie te realiseren. Integendeel, destandaardisatie ter bevordering van verandering wordt onderdrukt. Dat heeft prima kans van slagen. Want er is weer dezelfde macht voor nodig, dat wil zeggen om een belang erkend te krijgen. Er is overigens een essentiële uitzondering. Ingebouwde destandaardisatie is zelfs verzekerd, indien dezelfde partij erop rekent ook de nieuwe standaard te 'leveren.' Als er aan de versie- danwel generatiewissel extra valt te verdienen, staat andere partijen zelfs de ene na de andere zogenaamde standaard te wachten.

Zodra wisselingen in hoog tempo plaatshebben, is natuurlijk het begrip standaard misplaatst. Het blijkt 'standaard'-marketing dat leveranciers het etiket toepassen om valse geruststelling te wekken. Maar een echte standaard is hulpmiddel voor verbinding tussen anderszins autonome domeinen. Wat vaak slechts standaard heet, betreft feitelijk (machts)middel voor duurzame beheersing van een uniform afzetdomein.

Het is echter ook weer te simpel om marktdominantie als louter negatief te bestempelen. Er valt veel voor te zeggen dat uniforme informatietechnologie, hoe tijdelijk uniformiteit ook steeds uitpakt, volgens de facto standaards met bijbehorend marktoverwicht juist maatschappelijke differentiatie langs andere dimensies stimuleert. Het is dan meer de vraag op welk moment de economie van de facto standaardisatie moet plaatsmaken voor democratische(r) de jure standaardisatie. Een overijlde poging tot herordening verandert niets wezenlijks, terwijl een overliberale strategie de onevenwichtige verdeling van voor- en nadelen onnodig langdurig handhaaft. Wat uiteraard altijd helpt, is de waarborg dat resultaten van onderzoek dat met publieke middelen gefinancierd is in het publieke domein toegankelijk zijn. Dat biedt alvast enig tegenwicht.

Juist het perspectief van destandaardisatie werpt licht op de paradox. De mogelijkheid om dynamiek van achtereenvolgende standaards de jure te regelen komt praktisch pas binnen bereik zodra er nauwelijks meer behoefte aan bestaat. Dat is wellicht frustrerend. Het lost de paradox allesbehalve op, maar iets anders kan ik er niet van maken.

 

© juli 2001, webeditie 2001.