Pentas politica

Pieter Wisse

Politieke orde voor maatschappelijk verkeer is veranderlijk. Zo bestond tijdens de Middeleeuwen een standenmaatschappij, waarin leden van elke zgn stand karakteristieke rechten en plichten kenden in het algemene(re) verband dat als de maatschappij gold. Nee, zo heette samenleving toen nog niet. Nou ja, die standen waren destijds geestelijkheid (de eerste), adel (de tweede) en gewone bevolking (de derde stand). Het engelse woord voor the third estate luidt commoners.
Soevereiniteit berustte bij de absolute monarch. Dat is eigenlijk een pleonasme, want soeverein is in deze context een synoniem van absoluut gezaghebbend. Zelfvoorzienend was de heerser echter absoluut niet, integendeel.
Geregelde contacten verliepen met vertegenwoordigers van de standen. Daarvoor was per stand een zgn kamer ingericht. De drie middeleeuwse kamers vormen aldus de oorsprong van het parlement dat tegenwoordig in vele parlementaire democratieën twee kamers of equivalent ervan telt.
Op stedelijke schaal leidde het handelsrecht dat aan gewone bevolking voorbehouden was, onvermijdelijk tot gewijzigde verhoudingen. Het aanvankelijke voordeel van de adel verkeerde in zijn nadeel. De herschikking van rechten en plichten kwam formeel tot uitdrukking in de trias politica en weer later een heuse grondwet. De eerdere standen verdwenen weliswaar niet, maar verloren dus hun formele positie als politieke basiscategorieën. Daarvoor in de plaats kwamen drie andere (soorten) elementen voor politieke ordening: wetgevende, rechterlijke en uitvoerende macht. De absolute monarch bleef vooralsnog gehandhaafd totdat een grondwet zijn macht beperkte, maar verder was een groeiend gedeelte van gewone bevolking voor de wet gelijk: burgers. Als residu van adellijke rechten en plichten bleef soms lidmaatschap van één der kamers gereserveerd voor leden van die stand. Een hedendaags voorbeeld is het engelse House of Lords; daar staat wel tegenover dat daar nog altijd burgers tot de adelstand verheven worden, van zangeressen tot en met voetballers.
Het is gemakkelijk om een wezenlijk gevolg over het hoofd te zien van de kanteling van standenmaatschappij naar de burgerlijke maatschappij. Stand bood een ènkelvoudig criterium voor gebod, respectievelijk verbod van gedrag in maatschappelijk verkeer. Andere stand, àndere gedragsmogelijkheden en –beperkingen.
De elementen van de trias politica hebben echter in véél mindere mate dergelijk effect van gedragsdifferentiatie. De gedragsrechten en –plichten zijn in beginsel immers gelijk(getrokken) voor àlle burgers. De machten à la trias politica tellen daarom niet primair als evenzovele verschillende categorieën, zeg maar standen, van verkeersdeelnemers. Veeleer moeten ze werking hebben als facilitaire voorzieningen voor maatschappelijk verkeer door burgers.
In emancipatie tòt burger ligt ook de voorwaarde voor infrastructuur. Zodra rechten en plichten (vergaand) uniform gelden op maatschappelijke schaal, vormen voorzieningen onder de noemer van zgn algemeen belang daarvoor op hun beurt zelfs een waarborg. Maatschappelijk verkeer is tegenwoordig dus vooral bùrgerlijk verkeer. Dat moet ruim opgevat worden, dus inclusief bedrijfsmatige activiteiten.
Infrastructuur bestaat uit allerlei materiële èn immateriële voorzieningen. De trias politica is allereerst een idee voor ordening, immaterieel dus. Dat doet er vanuit het primaat van burgerlijk verkeersperspectief niets aan af, integendeel zelfs, dat de trias met zijn interne functiescheiding moet worden beschouwd als belangrijke bijdrage aan infrastructuur.
Het primaire burgerperspectief is geen expliciet element van de trias politica. De burger is inmiddels echter geëmancipeerd tot juist de bevoorrechte (soort) deelnemer aan maatschappelijk verkeer. Zijn maatschappelijke positie als burger is daarom bij uitstek politiek. Dat verdient erkenning in een aangepast referentiekader, de pentas politica.
De pentas politica telt (dus) vijf samenstellende elementen. Daarvan kent de burger primaat, alléén. De overige vier elementen zijn allemaal facilitair in de zin dat zij ertoe dienen om maatschappelijk, bùrgerlijk verkeer te bevorderen. Drie van die vier facilitaire elementen zijn dezelfde als volgens de trias politica. Daar komt één element bij. Dat is de registermacht. Door erkenning als aparte facilitaire macht veranderen uiteraard onderlinge relaties, met een karakteristiek pentadisch resultaat. Met de registermacht erbij kan verkeer in de spreekwoordelijke informatiemaatschappij evenwichtiger verlopen.
Volstrekt nieuw is zulke positionering van registermacht overigens zeker niet. Die komt sterk overeen met de traditionele archieffunctie. De pentas politica houdt daarom op z’n minst revitalisering in van het archiefwezen; dat verdient een zelfstandige plaats, dus niet òndergeschikt aan, maar náást de elementen die van de trias politica afgeleid zijn. Alle vier zijn ze facilitair en maken als zodanig onderdeel uit van maatschappelijke infrastructuur.
In het verlengde van de trias politica is hier tot dusver eveneens sprake van machten. Door de burgeremancipatie culminerend in het politieke burgerprimaat kan dat woord verwarring veroorzaken. Want de vier facilitaire machten dragen in een democratie hun macht per definitie slechts als àfgeleid enzovoort van burgers. Als elementen van de pentas politica verdienen daarom (ooit) andere aanduidingen de voorkeur.
Zolang het machtswoord gehandhaafd blijft in aanduidingen voor wat in een volwassen democratie wezenlijk tot infrastructuur behoort, moet extra duidelijk zijn dat de pentas politica (zoals eerder ook de trias stellig bedoelde) in formele zin nodige en voldoende politieke elementen telt voor ordelijk maatschappelijk verkeer. Dat is nog iets ànders dan van een maatschappelijke groepering menen dat er (ook) significante invloed vanuit gaat en zo’n groep daarom ook een macht noemen. Op die manier zijn allerlei rijtjes van zgn extra machten in omloop. Uitgaande van de trias politica zou de ambtelijke macht nummer vier verdienen, met media als de vijfde macht en lobby- en pressiegroepen als de zesde. Elders verschillen weliswaar de namen en/of rangnummers, maar het komt overal zo’n beetje op hetzelfde neer. Ambtelijke macht heet ook wel bureaucratie en externe adviesbureaus hebben tegenwoordig inderdaad meer invloed dan ooit, precies, vaak weer ten koste van functionarissen die formeel verantwoordelijkheid dragen.
Door dergelijke groepen als toespeling op de trias politica allemaal als machten te betitelen dreigt het gevaar dat een referentiekader zoals trias of nu dan pentas verliest aan infrastructurele werkingskracht. Waarom lijkt, bijvoorbeeld, de ambtelijke organisatie op een aparte macht? Dat komt door de ruimte voor verhulling. Het blijft vaak erg moeilijk, zo niet onmogelijk om met de nodige precisie te ontdekken of persoon x nu handelt als burger of als wetgever of als rechtsspreker of als uitvoerder of als registerhouder. Vooral de eerst- en twee laatstgenoemde politiek-primaire rollen vallen dikwijls nauwelijks van elkaar te onderscheiden. Dat geldt ook voor de eerste twee, dus burger en wetgever. Voor de betrokken persoon levert verwarring kortzichtig beschouwd weliswaar profijt op, althans, dat is zijn bedoeling blijkbaar, maar vele burgers verliezen daardoor vertrouwen in de infrastructuur voor hun maatschappelijk verkeer en beperken onherroepelijk deelname met alle nadelige gevolgen voor maatschappelijke dynamiek van dien.
De structurele oplossing is daarom niet om alsmaar verdere machten te veronderstellen, wèl om simpele, gerichte gedragsregels voor verkeer te stellen. Herkenbaar moet vooral zijn wanneer iemand eraan deelneemt ànders dan als burger en, indien z/hij bij die gelegenheid kennelijk een facilitaire macht vertegenwoordigt, welke dat precies is. Wanneer iemand volgens verschillende elementen tegelijk deelneemt, wijst die samenloop op eventuele belangenverstrengeling. Want ontrafeling daarvan vormt immers de grondslag van de indeling, voorheen triadisch en nu geactualiseerd tot pentadisch.
Hieruit volgt tevens dat de pentas politica allerminst moet gelden als finale indeling voor politieke orde. Vergeleken met de trias betekent de pentas nú wel degelijk een noodzakelijke verbetering. Dat ligt in de toekomst vrijwel zeker weer anders, maar dat is natuurlijk geen reden om onderhoud van de politieke orde helemaal maar te vergeten.
De veronderstelling van media als aparte macht is nogeens extra verwarrend. Eigenlijk zegt het woord het al, media. Als het goed is, betreft het dus een middel. Media functioneren daarom principieel tùssen (vertegenwoordigers van) de elementen die wèl formeel verschijnen in de pentas politica. Wie met zijn berichtgeving echter partij kiest voor één van die elementen, moet vooral in één moeite door als lid daarvan aangemerkt zijn en vooral niet als een aparte machtsfactor. Want opeenstapeling van mengvormen verhindert juist toewijzing van verantwoordelijkheid enzovoort volgens de politieke orde.
Overigens valt er best iets voor te zeggen om media wel degelijk formeel in de politieke orde te erkennen. Maar dat moet dan nadrukkelijk paradoxaal gebeuren, te weten als gewaarborgde ònmachtsfactor, zodat geloofwaardige intermediairs voor informatieverkeer bestaan.
Vergelijkbaar zou een karakteristieke positie, dus ook in dezelfde formele betekenis van politieke orde, ingeruimd kunnen worden voor een ritueelmacht. Daartoe behoren dan het koningshuis, prins carnaval, sinterklaas e.d.
Laten we allereerst onszelf als burgers van een democratische informatiesamenleving serieus nemen. Kies voor de pentas politica.

 

 

22 januari 2009, webeditie 2009 © Pieter Wisse