Verrijking van wereldbeeld voor dienstgerichte informatievoorziening

Pieter Wisse

Nogal wat ontwikkelaars gebruiken digitale programmatuurplatformen die dienstgericht (Engels: service oriented) heten. Zijn wellicht die middelen de oorzaak van alom hapering en herhaalde mislukking van ict-projecten? Of worden ze alleen maar verkeerd gebruikt?

De principiële fout zit ‘m in het wereldbeeld, zeg ook maar paradigma. Als traditie is het wereldbeeld in kwestie impliciet geraakt, en daardoor nogeens èxtra moeilijk herken- resp. veranderbaar. Of zoals een gezegde luidt: de vis zal de laatste zijn die ontdekt wat water is.

Terwijl opdrachtgevers er doorgaans al helemaal geen belangstelling voor en bijgevolg benul van hebben, ligt een simplistisch wereldbeeld allereerst ten grondslag aan dergelijke zgn platformen. Volgens datzelfde wereldbeeld zijn talloze ontwikkelaars opgeleid en hebben werkervaring opgedaan. Aldus proberen zij er vergeefs passende voorzieningen voor ... informatievoorziening mee te verwerkelijken. Wat natuurlijk ook niet helpt, is dat het als dwingend ervaren oplossingskarakter van zo’n platform ertoe leidt dat ontwerp(en) in enige serieuze betekenis van problematisering, stelselmatige vernieuwing enz. nagelaten blijft.

Hoewel de aanduidingen van elkaar verschillen, is het wereldbeeld van/voor gangbare dienstgerichtheid nog steeds hetzelfde als dat van/voor objectgerichtheid (Engels: object oriented). Ook vergeleken met systeemontwikkeling onder noemers zoals entiteit en agent is er qua wereldbeeld niets nieuws. Het komt allemaal neer op logisch atomisme.

Wat is er voor informatievoorziening zo grondig mis mee? Ofwel, waarom falen zoveel ict-projecten consequent?

Logisch atomisme houdt de veronderstelling in, dat iets-als-een-ding eerst en vooral apàrt, autonoom bestaat.
In die visie bestaan inderdaad ook relaties tussen het ene ding en andere dingen, maar die relaties gelden evenzo apart.
Een relatie wordt dus niet geacht ook maar enige inbreuk te doen op de – volledige – zelfstandigheid van elk ding zèlf. (Want) volgens logisch atomisme vertoont elk ding zelfstandig, uniform gedrag.

In en voor haar of zijn dagelijks leven weet iedereen natuurlijk wel beter. Echter, dat vergeten mensen kennelijk op slag zodra ze in de weer gaan met digitale technologieën. Het is alsof ze geloven dat het dáármee niet anders kàn dan à la logisch atomisme.

Stel dat het zo is, te weten dat we met digitale technologieën vast zitten aan logisch atomisme. Dan moet de conclusie toch luiden, dat we er voor ons dagelijks leven met bijbehorende gedragingen- annex betekenissenvariëteit niets aan hebben?! Tja, laten we dan ook subiet ophouden met doen-alsof.

Maar het kan wel degelijks ànders. Dat moet dan wel kwalitatief anders zijn, dus volgens een ànder wereldbeeld.
Dat is dan ‘gewoon’ het wereldbeeld waarmee iedereen prompt begrijpt dat z/hij zich van situatie tot situatie verschillend kan gedragen. Zodra we beseffen dat ook digitale voorzieningen die reële variëteit van maatschappelijk verkeer ‘dienen’ te faciliteren, moet de noodzaak van dat rijkere wereldbeeld evident zijn. Laten we dan ook, zodra we het inzien, subiet ophouden met verzet ertegen ...

Ofwel, ga vooràl als ontwikkelaar van digitale middelen o.a. begrijpen dat een zelfstandig naamwoord ook maar een woord is. Het is door-en-door naïef, werkt zelfs averechts, om er een atomair wereldbeeld aan te ontlenen.

Gerrit Krol (1934-2013) was opgeleid als wiskundige en werkzaam als (computer)programmeur. Hij werd bekend als schrijver van romans, gedichten en opstellen. In die schrijvende hoedanigheid zag hij gauw in, zoals hij vertelt in Meesters over tijd (een opstel in zijn bundel Wat mooi is is moeilijk, Em. Querido’s Uitgeverij, 1991, pp. 89-150), dat “[p]as het geheel [...] betekenis [geeft] aan het deel” èn “de betekenis van woorden [...] voor de mensen niet dezelfde [is].”
Met andere ... woorden, “[z]ijn wereldbeeld was omgeslagen als een blad aan de boom.” Zo kwam hij “tot de interessante ontdekking dat in een computer de wiskunde ophoudt te bestaan.” Overigens is het maar weer wat wiskunde genoemd wordt ... Voor Krol betekende het “dat de essentie der dingen niet in een formule kon worden uitgedrukt. [...] Want wie bepaalt hoe en wat wij zullen benaderen? Andere benadering, andere werkelijkheid. Zo is het.”

Ter borging van eenduidigheid is zoiets als, vooruit, een formule onontbeerlijk. Dat moet dan de radicale aanname zijn, dat een ding gedragsmatig zelfs géén essentie heeft.

Nota bene, gedrag is niet uitsluitend en uitputtend vàn het ene ding zèlf, laat staan altijd hetzelfde (uniform).

Immanuel Kant (1724-1804) beweerde al dat een zgn Ding-an-sich onkenbaar is. En nòg veel eerder wees Plato (ca. 427-347) in zijn dialoog Philebus op onderlinge afhankelijkheid en wisselwerking met o.a. zijn beknopte uitdrukking “velen zijn één, en één is velen.” Dat vergt inderdaad een zeer aandachtige lezer ...

Uitgaande van een ding, past specifiek gedrag bij – zijn specifieke relatie tot navenant – specifieke omstandigheden (lees ook: situatie). Gedrag is niet uniform, maar gedifferentieerd, te weten al naar gelang relevante situatie.

Informatiekundig geldt dat context (teken) correspondeert met situatie (zgn externe werkelijkheid).

Van context van een zelfstandig naamwoord is een mens zich in dagelijks taalgebruik niet of nauwelijks bewust. Maar context is er altijd, en bepaalt vergaand betekenis. Zonder – toevoeging van – stelselmatige uitdrukking van de contextuele factor is relevante informatievoorziening op enige schaal onmogelijk, punt.

Neem maatschappelijk verkeer. Daaraan neemt een mens deel in allerlei hoedanigheden, al naar gelang een situatie. Gedrag varieert dus met situationele hoedanigheid. Dat geldt principieel en daarom moet fundamenteel met variëteit gerekend zijn. Dat lukt niet onder de noemer van zoiets als uitzondering, aanvulling e.d. (en al helemaal niet achteraf).

Trouwens, mensen enz. gebruiken taal – in de ruimste zin van het woord – om elkaar tot gedragingen te bewegen: elk teken is een verzoek tot inschikkelijkheid. De één maakt een teken inclusief context om de ànder iets-naar-omstandigheden te laten doen. Kortom, taal is niet het middel voor neutrale, absoluut geldige beschrijving.

Als dat èrgens overduidelijk is, is het – bijvoorbeeld –  in de rechtspraak. Er zou immers geen zaak zijn, indien partijen het al eens waren.

Gedragsmatige eenduidigheid is pas gevestigd door eventueel herhaalde, zeg maar, ontleding van het aanvankelijke ding in situationele subdingen. Het blijft daarbij de vraag, of dat aanvankelijk aangenomen ding enzovoort volstaat. Afgezien van voortschrijdend ontwerpinzicht geldt: op de reële schaal van de wereld verandert ... de wereld. Voor gedragsverbijzondering-in-samenhang biedt Metapatroon (Engels: Metapattern) de modelleermethode/-taal.

De veronderstelling van een beperkt domein is een tot mislukking gedoemde poging om in logisch atomisme te volharden. Kenmerkend voor informatieverkeer is nu juist dat aparte betekenisdomeinen onrealistisch zijn. (De stelselmatige betekenis van domein is – een – situatie. Nota bene, voor stelselmatige opzet van verkeersvoorzieningen gaat het juist om de samenhang tussen situaties/contexten. Dat is tegenovergesteld aan het idee om zgn domeinen van elkaar te isoleren.)

Het vergt (dus) allereerst conceptueel ontwerp van het passende stelsel van gedragsmatig eenduidige eenheden. Die eenheden kunnen objecten, diensten of wat dan ook heten. Maar eenduidigheid valt onmogelijk te vestigen voor de complete dingen die we gewend zijn om zo te noemen. Die dingen moeten netzolang contextueel – nader – worden verbijzonderd, precies, tot sub- of deeldingen, totdat gedrag van de resulterende contextuele verbijzondering eenduidig valt te bepalen. Dat zijn dan geen, zeg maar, logische atomen meer, maar navenant fijnmaziger gedragsatomen. In passende contextuele verbijzonderingspunten ligt evenwicht van de van oudsher vanwege logisch atomisme aan slingerbeweging onderhevige accenten volgens òf proces, òf data. Vervòlgens heeft het (pas) zin om met een dien(st)overeenkomstig platform, of met wat dan ook aan technologie, aan de slag te gaan.

Voor zgn vindbaarheid van (zulke) diensten hoort er– zoiets als – een index met passende variëteit bij. Dat kàn slechts lukken met een variëteitsgetrouwe implementatie van het stelselmatige informatiemodel volgens situationele/contextuele verbijzondering.

Zonder passend wereldbeeld, inclusief taalbegrip voor informatieverkeer, lukt er helemaal niets.

 

 

25-29 september 2015, webeditie 2015 © Pieter Wisse (Information Dynamics)

 

Voor verdere toelichting op paradigmawissel die nodig is voor het realiseren van voorzieningen met (maatschappelijk) passende betekenissenvariëteit voor informatieverkeer zie o.a. The ontological atom of behavior: toward a logic for information modeling beyond the classics (in: PrimaVera, working paper 2002-5, Universiteit van Amsterdam, 2002), Ontology for interdependency: steps to an ecology of information management (in: PrimaVera, working paper 2007-05, Universiteit van Amsterdam, 2007) en Metapatroon als logica van goedverbijzonderde informatiemodellen (2013). Zie voorts Metapatroon, handboek stelselmatig informatieverkeer. De interactieve taalopvatting staat ingeleid in Semiosis & Sign Exchange: design for a subjective situationism (Information Dynamics, 2002).