5.
Aantekeningen over onmacht

Pieter Wisse

Hier staan tekstpassages verzameld, merendeels overgenomen uit emailberichten die ik schreef in de periode vanaf midden 2003 tot begin 2006.
Zie ook Aantekeningen over veranderkundige verstandhouding en Beste Jan.

 

 

5.1
Het lukt met bestuurskundige cirkeltjes nooit een rechte lijn te trekken.

5.2
Het gaat erom dat de burger met zijn arrogante onbenul de bestuurder ontmoet met zijn onbenullige arrogantie.

5.3
Indien de overheid gefragmenteerd doorgaat met haar organisatie & informatievoorziening, kost dat nodeloos honderden miljoenen euro extra per jaar. Vermoedelijk bedraagt de administratieve lastenverzwaring ipv -verlichting voor burgers en bedrijven zelfs een veelvoud, om maar niet te spreken van risico's voor rechtsgelijkheid en dergelijke. Daarom vraag ik uw aandacht voor een pamfletachtige tekst die ik over problemen met ontwikkeling van een heus informatiestelsel schreef en hoe die nadelig uitpakken voor maatschappelijk verkeer in het algemeen. Zie Diagnose van een spilzieke overheid.
Als u het opportuun vindt deze verwijzing verder door te geven, juich ik dat natuurlijk toe. Wie weet ontstaat er een keten voor verspreiding. Dan moet het via enkele slagen vlot en gericht lukken het relevante publiek te bereiken? Als kamerlid verkeer uzelf natuurlijk reeds in een cruciale positie om een aanzet tot verbeteringen te geven.[emailbericht aan diverse leden van de Tweede kamer, l4 juli 2003]

5.4
Hoe belangrijk ook in het instrumentele vlak, in allerlei opzichten geldt de ict als ondergeschikt. Wat ik primair aan de orde stel is het vraagstuk van de inrichting van het maatschappelijk verkeer, waarbij ik nadruk leg op de samenhang zowel binnen de openbare sector, als van de openbare sector met de private sector.[emailbericht aan F.Z. Szabó, lid van de Tweede Kamer voor de VVD, 3 augustus 2003]

5.5
Als je het compromis al opschrijft, blijk je steevast op weg naar het compromis daar weer van.
Neem daarentegen de wet. Die is niet opgesteld in de verwachting dat iedereen zich eraan houdt. Integendeel, er is vooral een wet omdat mensen zich nu eenmaal (ook) onaanvaardbaar gedragen. De wet is er dus enerzijds preventief als richtlijn voor goed gedrag, anderzijds als richtlijn voor (overheids)gedrag als reactie op slecht gedrag.

5.6
Over innovatie gesproken. Ik vind zijn afwijzende opstelling erg gemakzuchtig. De mededeling "dat hij het niet goed heeft kunnen begrijpen" is volgens mij van een bestuurskundig hoogleraar ook niet acceptabel. Maar ja, zo werkt het wel ... en verandert er niets.

5.7
Als je met "schorriemorrie" de nieuwe managementlaag van politicologen, sociologen en hun kruising, de bestuurskundigen, bedoelt, ben ik met die kwalificatie eens. Dat zijn helaas geen reële opdrachtgevers, want zonder enig benul van constructieve bijdragen en dat je daarvoor deugdelijk ontwerp nodig hebt, ontbreekt daar ieder aanknopingspunt.

5.8
Daar zal het hoofd I o.i.d. van de gemeente wel bijzitten. Dus dat wordt voor de zoveelste keer, vermoed ik althans, een gesprek met iemand in een verdedigende houding. Opnieuw geldt: het is de poging waard.

5.9
Hij is geschikt voor dat zgn expertisecentrum, want dat gaat qua 'inhoud' toch nergens meer over. Of ben ik te negatief?

5.10
Over "luxe" wil ik nog wel iets kwijt. Helemaal onvoorbereid heb ik je uiteraard niet benaderd. Wat mij opvalt is dat juist de huidige aanpak van informatievoorziening luxueus is in de zin van duur zonder kans van slagen als het om daadwerkelijke samenhang gaat. Onder meer bij jouw organisatie. Ik weet daar natuurlijk weer onvoldoende over om me aan een zeer nauwkeurige schatting te wagen, maar jaarlijks valt er dankzij een conceptueel rijkere benadering met veel en veel geringere inspanningen tenminste heus resultaat te behalen (waaronder dus enorme besparingen). Dan vind ik het op mijn beurt - als ik die heb - "luxe" om de vruchteloze aanpak te handhaven. Blijkbaar bestaat daarvoor onverminderd ruimte, wellicht ook al omdat de concurrenten op dezelfde manier blijven werken.
Verder is het natuurlijk maar de vraag of je toepassing van een nieuwe methode als "experimenteren" kunt bestempelen. Dat klopt onder (vrijwel) onveranderlijke omstandigheden, waarbij je het gevoel hebt met een bestaande methode al redelijk het optimum te halen. Waarom zou je dan iets "nieuws" proberen? Als je meent dat de werkelijkheid nu zo in elkaar steekt, begrijp ik je reactie. Met de analyse omtrent dynamiek die ik als achtergrond vermoed, ben ik het echter oneens. Op het ogenblik zijn er naar mijn overtuiging kwalitatieve veranderingen gaande (of wellicht zelfs reeds afgelopen, maar adequate aanpassingen hebben de meeste organisaties in elk geval nog niet ontdekt). Mijn idee is dat iets nieuws dan de enige reële optie is. Dat is in zo'n situatie dus geen experiment, maar heeft onmiddellijk operationele betekenis. Als er een auto op je inrijdt, zou ik opzijspringen geen experiment noemen; dat moet je doen, punt, ook al heb je nooit eerder een sprong gewaagd.
Ik herhaal dat ik geen binnenstaander ben en me dus geen uitputtend oordeel over jullie informatievoorziening veroorloof. Mocht het oude mislukken, dan hoop ik dat je contact voor het nieuwe opneemt. Als er overigens iets nieuws is waarin het oude maximaal waarde behoudt, is dat mijn aanpak. Want in eerste aanleg correspondeert, grofweg, elk legacy informatiesysteem met een zgn context. Vervolgens kunnen informatiesystemen in de kleinst denkbare stappen, en uitsluitend wanneer dat voordeel biedt, gestroomlijnd worden.
Een aanpak die geen eenduidig, krachtig contextbegrip omvat kan domweg niet slagen in welke complexe organisatie dan ook, want zo'n organisatie opereert in een alsmaar pluriformer veld. Ik heb die principiële pluriformiteit uiteraard niet bedacht, maar wel de aanpak om daarvoor zo beheersbaar mogelijke informatievoorziening in te richten.[27 augustus 2003]

5.11
Zoals verwacht, was een (jonge) stafmedewerker I aanwezig. De burgemeester speelt een beroepssinterklaas, heel knap. Ik was door mijn zwager, zijn Leidse jaargenoot, geïntroduceerd. Ook hadden wij elkaar ooit weleens gezien op een feestje van mijn zwager, maar toen elkaar zeker niet gesproken. Toch verwelkomde hij me alsof we diezelfde ochtend nog uitgebreid samen iets heel leuks ondernomen hadden. Nogmaals, knap. Maar tijdens het (korte) onderhoud lette hij ook goed op en probeerde zijn medewerker tot positieve actie aan te sporen. Dat leidt (hopelijk) tot een nader, ambtelijk gesprek.

5.12
Het probleem met versnippering en navenante verspilling is nog vele malen ernstiger dan ik in Diagnose van een spilzieke overheid aansnijd. Mag ik een aanvullend voorbeeld geven? Niet alleen tuigt (ook) de gezondheidszorg een hele eigen infrastructuur voor persoonsidentiteit op, maar voor die sector is onlangs eveneens een eigen norm voor informatiebeveiliging ontwikkeld. Er is echter niets waarin beveiliging van zorginformatie infrastructureel verschilt. Zo gaat dat maar door. Onlangs las ik dat er zelfs een 'archiefpas' komt. Dan controleer ik eerst of ik niet de krant van 1 april in handen heb, want als grap kan ik erom lachen. Maar nee. Via mijn eigen contacten probeer ik onverminderd steun voor de stelselbenadering te verwerven. Ik beken dat het niet lukt. De deelbelangetjes zijn vastgekleefd aan bestuurlijke en ambtelijke posities.
Opnieuw zou het vermakelijk zijn, als het niet zo triest was, te zien hoe krampachtig vernieuwingsvoorstellen op een zijspoor gerangeerd worden. Zo heb ik BPR (Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten) een kant-en-klaar prototype voor het startpakket GBA aangeboden. Daarmee kan het vernieuwingsproces enkele stappen overslaan. Dat klinkt interessant, nietwaar? Wat is de reactie echter? Er komt een werkgroep ... die benoemt externe deskundigen ... en daarmee zou ik eventueel contact kunnen opnemen.
Het is lastig een veiliger plan te bedenken om niets te veranderen. Weet u wat adviesbureau Berenschot begin 2003 in opdracht van BZK schrijft over de zgn. digitale kluis (die de commissie Snellen in de toekomstige GBA wilde laten opnemen)? Het rapport inventariseert opvattingen van betrokkenen.
Betrokkenen? Op p. 7 staat: "Om doelmatigheidsredenen wordt de mening van burgers in een latere fase van het traject gevraagd." Daarmee is een fase bedoeld waarin het ontwerp gereed is. En zo'n rapport is zelfs openbaar.
Ja, de Belastingdienst slaagt er vanuit haar positie met bijbehorende informatievoorziening uiteraard in de GBA steeds irrelevanter te laten worden. Allereerst lijkt mij dat schadelijk voor het algemeen belang en vervolgens snijdt zelfs de Belastingdienst daarmee ooit in zijn eigen vlees. Het curieuze is thans dat de GBA-lobby zelf door haar nodeloze omslachtigheid de marginaliteit van de GBA nogeens bevordert.[emailbericht aan N. van Vroonhoven-Kok, lid van de Tweede Kamer voor het CDA, 30 augustus 2003]

5.13
Gisteren sprak ik met de nieuwe directeur-generaal. Daar zat de interim directeur bij. Stevig gesprek, dankzij de toegankelijkheid van de DG. Het optreden van de directeur is symptomatisch voor de stagnatie. Hij weet alles beter, heeft alles prima onder controle enzovoort. Ik heb zojuist per email aan de DG gevraagd om een kort extra gesprekje onder vier ogen.
Er lijkt inderdaad geen doorkomen aan. Ik blijf het nog even proberen, maar moet natuurlijk tijdig een plan B activeren.

5.14
Ik vond de nieuwe directeur-generaal een erg plezierige gastheer en gesprekspartner. Tsja, de directeur. Het zal je verbazen, maar hoewel ik zijn naam al decennia hoor rondzingen had ik hem nooit ontmoet. Qua dynamiek was aan het driegesprek - volgens mij - ook interessant dat de directeur het opvatte als een soort examen. Want voor hem was de directeur-generaal eigenlijk netzo nieuw. Ik vond het weer een schokkende ervaring. De directeur doet alsof hij alles allang weet en dat hij (dus) alles onder controle heeft. Over de hoogte van mogelijke besparingen schept de directeur zelfs op, terwijl hij in dezelfde adem allerlei argumenten aanvoert om vooral maar niets te doen ... natuurlijk onder het mom dat hij er alles aan doet. Je had er bij moeten zitten, maar hij presteert het zelfs om de samenwerking tussen uitvoeringsinstanties min of meer op zijn conto te schrijven ... zoals alles zijn verdienste is.
Zij hadden allebei mijn pamflet Diagnose van een spilzieke overheid gelezen. Ik vertelde ook dat ik een werkend prototype voor het startpakket GBA beschikbaar heb. De directeur-generaal heeft geen idee waarom het gaat (netzomin als de directeur dat trouwens heeft wat kritieke stelselaspecten betreft), maar toont een toegankelijke nieuwsgierigheid. Zo begreep hij de risico's voor de GBA die ik schets in mijn pamflet. Hij zocht ook herhaaldelijk geruststelling bij de directeur die daarin met zalvend geleuter voorzag. Ik kan niet beoordelen of de directeur-generaal dat aannam of dat hij een kritische mental note maakte om erop terug te komen. Het probleem is voor de zoveelste keer om de waakhonden te omzeilen. Ik geloof dat de directeur-generaal 'persoonlijk' wel begrijpt dat je concreet aan het werk moet, maar dat hij dat met tegenwicht vanuit het legioen van mensen à la de directeur (nog) niet durft. Zolang dat legioen(tje) de - stilstand in de - koers bepaalt, handhaven ze hun, nota bene vermeende, comfortzone. Dat gaat ten koste van allerlei primaire maatschappelijke ontwikkelingen waar nu extra bezuinigd moet worden. Dat is een schande en daar moeten we dus heel snel iets aan helpen doen. Ik zie geen rationele obstakels, alleen maar koudwatervrees.

5.15
Op mijn verzoek om een nader gesprek onder vier ogen kreeg ik keurig antwoord van de nieuwe directeur-generaal. Om het telefoongesprek dat hij 'aanbiedt' een vliegende start - of heb ik een botsing in scène gezet? - te verschaffen heb ik alvast een waarschuwing over risico's gegeven. Ik zou het ook niet anders weten om mijn beperkte zendtijd met constructieve kans te benutten. Bespaar me ajb je kritiek niet als je meent dat ik te driest opereer. Te voorzichtig zal je me, denk ik, niet vinden.

5.16
In wat de Algemene Rekenkamer (AR) als zgn. problemen aankaart in het studierapport, herken ik vooral kanttekeningen bij de manier waarop het kabinet het a.s. baten-lastenstelsel wil (laten) inrichten. Met de nationale rekeningen als inrichtingsgrondslag veeg ik bijvoorbeeld de vloer aan; dat suffe idee kan ik op persoonlijke titel natuurlijk ook feller aanvallen dan de AR in het studierapport. Graag gedaan, dus.
Er zijn naar mijn overtuiging echter ook problemen die de AR nog onvoldoende verheldert. Mijn 'artikel' probeert in die stelselmatige zin een verlengstuk te bieden, inclusief de oplossingsrichting voor omgang met - ook weer volgens mijn overtuiging - onweerlegbare diversiteit/pluriformiteit. Nadere illustratie biedt mijn bewerking van een rapportje dat ik in 1994 voor de projectdirectie Betuweroute schreef. Ik wilde daarvan altijd al een algemener bruikbare tekst maken en nu vond ik dus een mooie aanleiding. In Financieel projectbeheer in overheidskader: casus Betuweroute komt tot uitdrukking hoe complexe procesgang overzichtelijk met concrete, gestandaardiseerde bouwblokken valt te ondersteunen. [emailbericht aan medewerker van de Algemene Rekenkamer, 3 september 2003]

5.17
Met veel plezier heb ik het studierapport Begroting en verantwoording in balans: Het baten-lastenstelsel voor de rijksoverheid (Tweede Kamer, vergaderjaar 2002-2003, 28 860, nrs 1-2, Sdu Uitgevers, april 2003) van de Algemene Rekenkamer bestudeerd. Ik heb enkele opmerkingen.
De zgn. kernvraagstukken 1 en 2 zijn nauw verbonden. De keuze voor regels voor government accounting (2) werkt averechts omdàt ze geen recht doen aan doelstellingen van zovele andere belanghebbenden (1). Ik ben het daarom hartgrondig eens met de afwijzing van die grondslagvoorkeur van het kabinet.
Kernvraagstuk 3: Onder de noemer van inhoudelijke vormgeving mis ik nog altijd wezenlijke inrichtingsaspecten. Wie de vraag oproept (p. 6) “welke rol de kasuitgaven in de begroting zouden moeten blijven spelen” en de vergelijkbare vraag verderop ook nadrukkelijk stelt over verplichtingen, moet beseffen dat de ‘administratie’ daarvoor dan eenduidige voorzieningen moet bieden. Het is niet genoeg om eisen aan externe verslaggeving te stellen. Maar is dat een blinde vlek van registeraccountants? Mijn oom was ooit directeur Rijksaccountantsdienst en mijn vader vanuit het vrije beroep voorzitter Nivra. Daarom ben ik met dat wereldbeeld aardig vertrouwd.
Mijn ontwerp voor financiële informatievoorziening à la relationeel boekhouden vormt als het ware het fundament voor wat in het studierapport als inhoudelijke vormgeving geldt (en dat uiteraard weer nauw verband houdt met kernvraagstuk 1). Zonder zo’n fundament komt er geen lijn in de terecht onderstreepte aandachtspunten. Dezelfde basis is immers onmisbaar voor succes volgens kernvraagstuk 4 ofwel procedurele vormgeving.
De inrichtingsoriëntatie die grotendeels ontbreekt in het kabinetsvoornemen voegt het studierapport niet toe. Geïnspireerd door het studierapport heb ik daarover een korte tekst opgesteld: Samenhangende pluriformiteit in financieel beheer.
Als een volgende stap zie ik contact met leden van het College van de Algemene Rekenkamer. Daarmee is extra invloed op het ministerie van Financiën mogelijk. In de commissie voor “specifieke standaarden” zoals de Algemene Rekenkamer die voorstelt neem ik graag zitting. Voorts kan het College dergelijke inrichting (laten) bepleiten voor financieel beheer door de Europese Gemeenschap.
Tot slot noem ik meer van mijn documentatie. Dat is mijn boek Aspecten en Fasen (1991). Ook op het Internet ‘staan’ het artikel Relationeel boekhouden: scheiding van registratie en rapportage (oorspronkelijk in: De Accountant, 1992) en de korte, pamfletachtige tekst href="bezuinigen_voor_gevorderden.htm"Bezuinigen voor gevorderden via relationeel boekhouden voor beginne rsa.De inrichtingsflexibiliteit komt concreet tot uitdrukking in Financieel projectbeheer in overheidskader: casus Betuweroute (zie daar vooral figuur 9). [emailbericht aan medewerker van de Algemene Rekenkamer, 9 september 2003]

5.18
Bestuurders en ambtenaren kunnen in dezelfde adem 1. toegeven dat via informatiehuishouding jaarlijks miljarden euro bespaard kan worden en 2 allemaal schijnbezweringen uitspreken om er vooral niets aan te blijven doen. Erg frustrerend.[11 september 2003]

5.19
Ik stel uw uitnodiging voor een telefonisch onderhoud erg op prijs. […] Van mijn kant kan ik het in dit stadium overigens erg kort houden. Het liefste zou ik u wat nadere documentatie sturen.
Ik ben onverminderd bezorgd, want het is me vorige week opnieuw duidelijk geworden dat binnen uw ministerie vooralsnog simpelweg de vakkennis inclusief resultaat-/maatschappijgerichte houding voor effectieve coördinatie van overheidsinformatievoorziening ontbreekt. Dat werkt dus al een tijd zo en mijn hoop is op u gevestigd dat te veranderen. Nieuwe bezem ... en u begrijpt als geen ander de schaarste van openbare financiële middelen. De crux is wat mij betreft dat sinds pakweg anderhalf decennium menig ambtenaar onder coördinatie zoiets als het faciliteren van beleidsoverleg verstaat. Zo is het in elk geval verworden in het vlak van overheidsinformatievoorziening. Het resultaat is en blijft fragmentatie, kortom het tegendeel van wat de bedoeling met coördinatie moet zijn.
Voor een echte coördinatiecyclus is meer nodig dan 'gezellig' praten. Het vergt concreet ontwerp van de informatievoorziening als-een-stèlsel en dat is echt een vak apart met, nota bene, bijbehorende methoden ter borging van conceptuele samenhang (zie daarvoor het boekje De klacht van de Keten). Dat lukt dus nooit door bestuurskundigen, sociologen enzovoort. Zij zijn weliswaar onmisbaar, niet als regisseur zelf zoals nu, maar onder 'stelselmatige' regie. Dat is natuurlijk precies waarom ik me zo inspan aan uw adres mijn pleidooi voor een andere koers te bezorgen.
Ik besef dat kansen nauwelijks tellen in openbaar bestuur. Het gaat praktisch stellig om schatting van risico's. Toen ik als interne o&i-medewerker via mijn chef de departementsleiding van het ministerie van Buitenlandse Zaken waarschuwde - is dat alweer bijna twintig jaren geleden? - voor de politieke risico's met het paspoortproject (destijds gestart bij dat ministerie), wenste zij er geen aandacht aan te besteden. De enige fout in mijn voorspelling betrof reikwijdte van de gevolgen (die ik minder verstrekkend schatte; verbanning van een directeur en de secretaris-generaal, het gedwongen vertrek van twee betrokken staatssecretarissen plus gezichtsverlies voor zowel de minister van BZ als de premier overtrof mijn verwachtingen van enkele jaren eerder). Ik ben ervan overtuigd dat er, zachtjes uitgedrukt, een minstens zo zware bom tikt als het gaat om coördinatie van overheidsinformatievoorziening. Als die - bijvoorbeeld samen met het gasleidingenstelsel waarover informatie voor deugdelijk beheer ontbreekt - barst, lijkt me dat geen opsteker voor bestuurlijke vernieuwing. Zover hoeft het helemaal niet te komen, maar daarvoor is inmiddels nogal wat geluk nodig en een vlotte koerswijziging.[emailbericht aan directeur-generaal, 15 september 2003]

5.20
Ik begin maar vrijpostig met tutoyeren. Graag wil ik een boodschap langs informele weg overbrengen, ongehinderd door ambtelijke loopgraven. Ik besef dat je overvol bezet bent, zodat ik mijn uiterste best doe mijn aanzet beknopt te houden.
BZK is thans onderdeel van het probleem als het gaat om verbetering van overheidsinformatievoorziening:
1. Ik bedoel dat niet als een verwijt. Conservatisme is begrijpelijk waar betrokkenen elkaars bestaansrecht schragen.
2. Maar ik weiger het goed te praten. Het loopgraafcynisme gedijt mede uit professioneel gebrek. En qua houding is de behoudzucht niet, met een groot woord, democratisch. De overgrote meerderheid die op één of andere manier belang heeft bij overheidsinformatievoorziening is er qua inrichting immers nièt bij betrokken. Dit is natuurlijk de paradox van betrokkenheid. Die moet via ópenbaar bestuur opgelost worden, niet in besloten kring.
3. Het moet dus anders. In het openbaar bestuur staat BZK opgesteld als wezenlijk onderdeel van de oplossing. Iedere democraat moet dat steunen. De overgang van probleemhandhaver tot oplossingkatalysator is extra lastig om te bereiken voor één en dezelfde organisatie, BZK dus. Daar moet het echter toch gebeuren, punt.
Wat zijn de kernpunten van vernieuwde coördinatie van informatievoorziening in de openbare sector?
1. It’s the system, stupid! Traditionele interventie door BZK hanteert, achteraf bekeken, een beperkte reikwijdte van coördinatie (beter gezegd: die thans als beperkt ervaren raakt). Een sleutelbegrip was (maatschappelijke) sector en dat is van oudsher niet toevallig een belangrijk criterium voor ministeriële taakverdeling. Het leek dus overal netjes aangeharkt. Zoals ik elders uiteenzette, moet groeiende pluriformiteit van onze samenleving echter gepaard gaan met compenserende integratie, ofwel minimale súprasectorale borging (om de term ‘sector’ nog even als aanknopingspunt te gebruiken). Wat telt als stelsel waarvoor de informatievoorziening gecoördineerd moet zijn, is dus het complete maatschappelijk verkeer waaraan (ook) overheidsinstellingen meedoen.
2. Katalyseer! Op stelselschaal verlopen veranderingen kwalitatief anders. Probeer niet met een blauwdruk onzekerheden (complexiteit, dynamiek e.d.) te ontkennen. Bevorder vanuit visie steeds de minst slechte stap, en zo stapsgewijs door. Maak tempo. Wees zuinig, ook al om te tonen dat coördinatie allerminst operationele verantwoordelijkheid inhoudt.
De ‘minst slechte stap’ die ik op de kortst mogelijke termijn voor BZK zie, is katalyse van de stèlselmatige voorziening voor persoonsidentiteit, zeg maar de nieuwe GBA. Hoe daaraan nu gewerkt wordt is echt een rommeltje (ook al omdat nogal wat partijen er geld aan blijven verdienen). Ik geef nog even de ratio voor die stap:
Het komt verhoudingsgewijs steeds minder vaak voor dat de ene mens de ander 'al van vroeger kent.' Dat is precies waarom gewaarborgde persoonsidentiteit wezenlijk is voor onze pluriforme, dynamische samenleving. Dat instantbewijs van wie de burger is, geldt als voorwaarde voor rechts- en plichtsgelijkheid. De registratie van burgers is daarvoor een hulpmiddel.
Via de persoonsidentiteit neemt BZK een strategische positie in. Dat is onmiddellijk duidelijk voor wie kijkt naar transacties in het maatschappelijk verkeer. Het allergrootste volume veronderstelt betrokkenheid van één of meer burgers. Zoals “infrastructuur voor persoonsidentiteit” een spil vormt, verkrijgt BZK daarmee voor coördinatie van meet af aan de relevante spilpositie. Daarom is ‘minst slechte stap’ trouwens zwak uitgedrukt. In termen van katalyse vind ik het gewoon een ijzersterke zet daarmee serieus te beginnen. Let overigens ook op de wisselwerking. De stelselmatige voorziening voor persoonsidentiteit biedt op haar beurt mogelijkheden voor wijzigingen in maatschappelijk verkeer. Juist daarop moet BZK tot en met bestuurlijk-juridisch zo snel mogelijk het oog krijgen.
Mijn advies luidt om tijdens die ‘stap’ zoveel mogelijk te bundelen.
1. Laat de minister voor Bestuurlijke Vernieuwing er expliciet mandaat van de ministerraad voor krijgen.
2. Laat als uitgangspunt vaststellen dat de zgn landelijk raadpleegbare directory meteen de opzet, voor zover bekend, van het startpakket GBA krijgt. Dat zijn meteen twee grote vliegen in één klap. Laat je niet wijsmaken dat het ‘technisch’ niet kan, want het kan juist prima.
3. Trek de operationele regie naar je toe.
4. Begin alles als een proef. Zodra iets werkt, bestempel het dan als operationeel. (Be)vestig gezag met professionele resultaten.
5. Je ambtelijk apparaat is er nog niet op berekend. Laat een aparte taakgroep concrete activiteiten voorstellen en zo mogelijk al ondernemen. Ik wil die groep desnoods wel gratis leiden, zo graag wil ik bijdragen aan koerswijziging, en mijn prototype als constructieve aanzet beschikbaar stellen. Ik ken in het ‘veld’ ook genoeg mensen en organisaties die graag met hun concrete projecten willen meewerken, mits duidelijk is dat het om een aanpak voor de lange termijn gaat (zodat hun moeite niet tevergeefs blijkt). Aan de terechte eis van toekomstvastheid kom ik in het informatiekundige vlak tegemoet met een methode voor stelselmatig informatieontwerp. Laat je eigen ambtenaren wel meedraaien, zodat ze er iets van opsteken en later zelfstandig verder kunnen.
6. Volg de voortgang van de eerste stap op de voet (klopt deze beeldspraak eigenlijk?). Geef geen ruimte voor institutionalisering. Eis binnen pakweg twee maanden verantwoording over behaalde resultaten. Bepaal mede op basis daarvan wat de volgende stap is, enzovoort.
Je begrijpt dat nuances in dit korte bestek ongeschetst blijven. Desondanks hoop ik zowel de noodzaak, als het realiteitsgehalte van een andere koers met overheidsinformatievoorziening en van BZKs coördinerende rol al herkenbaar uitgelijnd te hebben. Indien je deze tekst met de minister wil delen, juich ik dat natuurlijk toe. Graag tot ons telefonisch onderhoud op 17 september.[brief aan directeur-generaal, 16 september 2003]

5.21
Zojuist had ik dat telefoongesprekje met de directeur-generaal. Hij had mijn laatste tekst nog niet goed bestudeerd en gaat er ook nogeens enkele weken tussenuit. Maar ik geloof wel dat ik erin geslaagd ben zijn alertheid te wekken. Ik heb benadrukt dat de stelselbenadering wezenlijk is.

5.22
Begin juli 2003 stuurde ik u, als lid van de Tweede Kamer-fractie van D66, een kort emailbericht met een verwijzing naar een pamfletachtige tekst die ik opstelde over verspilling met overheidsinformatievoorziening (zie Diagnose van een spilzieke overheid).
Afgelopen dinsdag pleitte u in een radio-interview krachtig voor stroomlijning van informatievoorziening in de openbare sector. Omdat dat precies de strekking is van mijn verhaal ben ik het met u eens. Het probleem is en blijft helaas dat er maar niets aan gebeurt.
Is er wellicht een aanknopingspunt? Van mijn kant probeer ik ook invloed uit te oefenen. Zo heb ik n.a.v. mijn tekst onlangs een gesprek gevoerd met de nieuwe directeur-generaal […] van het netzo nieuwe directoraat-generaal Management Openbare Dienst van BZK. Hij heeft de coördinatie van de overheidsinformatievoorziening ambtelijk in portefeuille. Ik kreeg de indruk dat hij er serieus op wil ingaan. Mijn verzoek aan u is of u van uw kant wilt helpen hem onmisbare politieke steun te bezorgen (om ambtenaren in de goede richting in beweging te krijgen). Daarover probeerde ik u gisterenochtend overigens al even telefonisch te spreken, maar liet slechts een korte boodschap voor u achter. Omdat ik besef dat die boodschap waarschijnlijk onduidelijk overkwam - wat u gerust aan mij kunt wijten en zeker niet aan uw medewerker - herhaal ik mijn verzoek hierbij in schrift.
Concreet heb ik de suggestie dat u langs informele weg uw partijgenoot, de huidige minister voor Bestuurlijke Vernieuwing, op het spoor zet om op korte termijn bij [de betrokken directeur-generaal] te peilen of hij op de hoogte is van die 'diagnose' en hoe hij dergelijke problemen gaat oppakken. Met die herkenbare noemer moet het aankomen, want mijn oproep aan [hem] was overduidelijk. Als er niets gebeurt, komt de minister vroeg of laat in politieke problemen, terwijl er juist grote kansen bestaan voor verbeteringen gepaard met besparingen.
Dan heb ik nog een verzoek. Graag wil ik u persoonlijk spreken over stroomlijning van overheidsinformatievoorziening. Dan kan ik nader toelichten dat veranderingen nu een stèlselmatig perspectief vergen, terwijl de reflex van vrijwel iedereen nog vooral zelfvoorzienend is. Zonder perspectiefwisseling blijft het aanmodderen door het taaie verzet tegen stelselmatigeheid (op z'n amerikaans: It's the system, stupid!). Ik wil bijdragen aan een informatiestelsel dat optimaal functioneert voor het maatschappelijk verkeer (en dus niet alleen voor de overheid). Op uw website zag ik dat u net als ik in Rotterdam geboren bent. Ik vermoed daarom dat we het temparament delen om aan de slag te willen. Laat u me dus aub weten of een gesprek u schikt. Op mijn fiets ben ik er zo.[ emailbericht aan L. van der Laan, lid van de Tweede Kamer voor D66, 18 september 2003]

5.23
Uw tekst [in Automatisering Gids] vond ik weliswaar goed bedoeld maar simplistisch. U heeft nu de klok zeker horen luiden. Ik ben echter nog niet gerust of u weet waar de klepel hangt als het gaat om wat u "slimme database-architectuur" noemt. Gelet op het belang van spoedige koerswijziging met overheidsinformatievoorziening wil ik toch graag op korte termijn daarover eens met u spreken. Kunt u me aub aangeven wanneer dat past?[emailbericht aan F.Z. Szabó, lid van de Tweede Kamer voor de VVD, 22 september 2003]

5.24
Uw medewerker […] was zo vriendelijk mij uw vragen nav mijn bericht van 22.9 door te sturen.

[1.] De heer Szabó zou graag willen informeren wat u bedoelt met uw opmerking dat het opiniestuk 'simplistisch' was.

Voor mijn antwoord put ik allereerst uit onze eerdere correspondentie. U schreef me op 29 juli jl. oa:

Onder de verbetering van de interne bedrijfsvoering verstaan we met name het uniformeren van niet alleen de bedrijfsprocessen interdepartementaal maar met name de systemen. Er zijn systeemhuizen, denk aan bijvoorbeeld SAP, Siebel, Oracle die prima alle processen van de ministeries dekken. Met een shared inkoop kan veel worden bespaard en is dit ons inziens niet afhankelijk van de andere ontwikkelingen. Het eHRM project zie ik als prima start in dit kader.

Daarop schreef ik u diezelfde dag:

Wat de inhoud van uw bericht betreft, begrijp ik prima uw bedoeling. De crux van mijn signaal is echter dat die aanpak in de praktijk averechts werkt. Alle positieve verslaggeving ten spijt, zgn ERP-pakketten zijn rampzalig alleen al voor de interne informatievoorziening, laat staan dat qua informatievoorziening de grens intern/extern ermee valt te slechten. Zo is al een groot misverstand dat het resultaat van implementatie helemaal geen pakket meer is, maar maatwerk. Dat zegt natuurlijk niemand hardop. Het effect is echter dat er langs die weg geen sprake van werkelijke uniformering is.
Wat het eHRM project betreft, juist dat zou (ook) een grote kans zijn voor stroomlijning met de 'nieuwe GBA.' Indien de GBA verplicht gesteld zou zijn als basisregistratie persoonsidentiteit voor de personeelsadministratie van het Rijk, krijgt die stroomlijning tenminste een impuls in de goede richting. Wij zijn het er toch over eens dat elke rijksambtenaar met haar/zijn persoonsidentiteit bij de GBA bekend moet staan? Dat is met meer dan honderdduizend personen dus een aardig, heel praktisch begin. Zo zijn er talloze stroomlijningsvoorstellen waarmee een klein begin kan uitgr oeientotdekkendeverbeteringen.Alsdaar niets mee gebeurt zegt men dus eigenlijk dat de resultaten van het rijksprogramma Stroomlijning Basisgegevens de prullenbak in kunnen.
Zonder wijziging van de overkoepelende informatiestrategie gaat elk 'project' domweg door met eigen administratie(s) van persoonsidentiteiten enzovoort. Wat dacht u van de gezondheidszorg met ook weer een project dat gaat leiden tot aparte pasjes en noem maar op. Zoals ik in mijn 'pamflet' [Diagnose van een spilzieke overheid] aangeef, gaan dergelijke duplicaatregistraties natuurlijk evenzovele obstakels opwerpen voor de nieuwe GBA als een heuse basisregistratie.

Gelet op mijn stellingname en onze correspondentie verbaasde uw opinietekst in Automatisering Gids van 5 september mij dus. U trekt daarin eigenlijk de lijn uit uw bericht van 29.7 aan mij nog wat verder door. Daaraan vind ik, toegegeven wat ruw uitgedrukt, simplistisch bijvoorbeeld dat u stelt: "Om te beginnen is er de keuze van de leverancier van de software." Om te beginnen? U overschat voorts in het licht van de reële variëteit van overheidsbemoeienis dat "er nu een volwassen markt van softwareleveranciers" bestaat "die oplossingen bieden die eenvoudig binnen diverse ministeries kunnen worden geïmplementeerd zonder al te veel modificaties." Het klopt gewoon niet dat "[b]estaande pakketten [...] in staat [zijn] welk werkproces dan ook te ondersteunen." Althans, dat klopt niet in een regime van een heus stelsel voor overheidsinformatievoorziening. Op zo'n stelsel zijn erp-pakketten helemaal niet gedimensioneerd, punt. Zie voor een korte indruk van wat ik met een informatiestelsel bedoel het boekje De klacht van de Keten (vrij naar Erasmus) dat ik samen schreef met Steven Luitjens, de programmamanager van Stroomlijning Basisgegevens. […]
Overigens kunt u tevens in Automatisering Gids van 19 september jl, op pagina's 14 en 15 van het katern over ict & overheid, enkele steekhoudende argumenten tegen de huidige aanpak van het shared service center opdoen. Let wel, ik ben allesbehalve tegenstander van zo'n center. Juist daarom probeer ik mislukking te helpen vermijden. Ik wil er niet met u om strijden, maar mijn ideeën over uniformering zijn vergaand. Zie punt 2.

[2.] Gaarne ontvangt hij ook nadere schriftelijke uitleg over uw interpretatie van slimme database-architectuur.

Voor de schaal van een heus stelsel voor overheidsinformatievoorziening is thans populaire ict domweg ontoereikend. Ja, technologie is onmisbaar. Maar die moet ingezet worden volgens een rijkere conceptuele benadering. Ik bedoel daarmee dat kortzichtige standaardisatie averechts werkt. Onze samenleving is nu eenmaal pluriform. Er zijn dus reële verschillen. Er is, kortom, een benadering nodig die door erkenning van reële verschillen juist reële standaardisatie bevordert. Het gaat om evenwicht. Wie dat niet erkent, houdt z'n kop in het zand.
Ik weet precies waarover ik praat omdat ik daarover veel publiceerde. Graag noem ik mijn boek Metapattern: context and time in information models (Addison-Wesley, 2001). Daarin beschrijf ik het modelleerformalisme, zodat aan de voorwaarde van eenduidigheid voor digitalisering voldaan is. Een korte schets van optimaal stelselmatige informatievoorziening treft u aan in reeds genoemd boekje De klacht van de Keten. Mijn r&d-bedrijf Information Dynamics heeft dat metapatroon ook omgezet naar werkende databasetechnologie, waarmee een inmiddels werkend prototype van het startpakket GBA ontwikkeld is met in het verlengde van zo'n registratie van persoonsidentiteiten het fundament voor hrm. Als u dus bedrijfsleven wilt stimuleren, stel ik u graag voor mijn uniek Nederlandse vinding voor te dragen ipv het Duitse Sap of het Amerikaanse Oracle. Ik kan u dat prototype zo demonstreren via een internetbrowser. Eigenlijk vind ik dat u dat moet willen bekijken, want dat is echte innovatie. Kunt u zo niet mooi kortsluiting met het Innovatieplatform leggen?
Met uw oproep tot "slimme" hulpmiddelen heeft u dus meer gelijk dan u wellicht vermoedde. Zonder innovatie blijven resultaten onhaalbaar. Sap, Oracle of wat danook mist de stelselmatige behandeling van context en tijd die voorwaarde vormt om, zoals u op 19.9 in AG terecht schreef, "informatiebestanden effectief op elkaar te laten aansluiten." Het gaat natuurlijk zelfs verder dan "aansluiten." Hergebruik vergt op stelselschaal dus een innovatief ontwerp, waarin bestaande informatiesystemen gelukkig geleidelijk deel van kunnen gaan uitmaken. Via authentieke registraties is uiteindelijk het totale informatiestelsel authentiek. Alleen op zo'n "slimme" manier lukt het en daarin is zeker een voorname plaats voor zgn shared service centers. Ook bijvoorbeeld voor financieel beheer voor de rijksoverheid kan ik zo'n centrum behoorlijk scherp uittekenen. Nogmaals, als u De klacht van de keten leest, nota bene inclusief de passages over het metapatroon, herkent u stellig de hoofdlijn.
Ik herhaal dat een gesprek op korte termijn mij nuttig lijkt. Indien u dit bericht met derden wilt delen heb ik daartegen geen bezwaar.[emailbericht aan F.Z. Szabó, lid van de Tweede Kamer voor de VVD, 22 september 2003]

5.25
Ze zei de stelselmatige benadering te begrijpen, maar heeft voorlopig "andere prioriteiten." Ik heb (nog) maar niet gevraagd: welke dan? Opnieuw iemand waarover ik zo eigenwijs ben te beweren dat zij geen steekhoudende visie heeft. […] Ik noemde haar voorzichtig wat ik als tegenstrijdigheid beluisterde (want, ja, ik kan ze toch moeilijk de sloot in laten lopen), maar dat wilde ze volgens mij niet horen (zodat ze vlot nat gaan worden).

5.26
Ik zal het nogeens ter sprake brengen op een moment waarop hij minder gespannen is (want thuis had zijn computer het begeven, zodat hij afgesloten van de wereld geraakt was; zo ervaren wij dat tegenwoordig dus).

5.27
Ik schreef Szabó als bezorgde, deskundige burger en pretendeer nu toch een beetje bijgedragen te hebben aan zijn op zijn minst opvallende koerswijziging, dwz van interne erp naar elektronische overheid. Hij wil nu ineens De Belgen Voorbij. Zijn verhaal lijkt nog nergens op een architectuur, maar dat claimt hij ook niet (netzomin als die Belgische notitie uit 2000 dat predikaat opeist). Dat Szabó net doet alsof hij het allemaal zelf verzon, nou ja, dan toch zeker het meeste, hoort er gewoon bij. Interessante ontwikkeling. Ik ervaar die allereerst als bevestiging van de koers de ik voor de constructieve grondslagenvoorbereiding probeer uit te zetten, en daadwerkelijk te volgen. Want mijn idee is 'Szabó Voorbij.' Ik krijg van de concentratie trouwens behoorlijk hoofdpijn; het is natuurlijk ook zo dat het interessant is, omdat het zo ingewikkeld is. Eigenlijk moeten allerlei aannames eventjes op losse schroeven komen, opdat we met toevoeging van 'elektronica' voor de hele overheid een beter bestel kunnen suggereren. De ontwerpfase die noodzakelijkerwijs het bestaande - en naar mijn idee vaak vermeende - houvast opgeeft om nieuwe constellaties te verkennen is zeker op deze schaal zelfs pijnlijk, maar voor mijn gevoel zetten we in hoog tempo een vruchtbare koers uit.[22 november 2003]

5.28
Ik ga wel door met, zeg maar, sanitaire oriëntatie. Daarmee bedoel ik rondsnuffelen in literatuur om te kijken of we alles redelijk dekken.
Over sanitaire verkenning gesproken, in de Automatisering Gids van deze week staan interviews met TK-leden Szabó (VVD) en Van Hijum (CDA). Zie p. 6. Ik lees hun uitspraken als bevestiging dat we op een professioneel ontwerpperspectief voor de stelselmatige informatievoorziening moeten mikken. Die klok hebben ze horen luiden. Wij doen dan de klepel, maar natuurlijk blijft o.a. - de top van - BZK/BVK een lastig obstakel om aan de slag te kunnen. Ik denk dat jongens zoals Szabó en Van Hijum, als ze het voor- en uitgelegd krijgen, best snappen dat de strakke stelselmatigheid een wezenlijke voorwaarde vormt voor realisatie van wat zij als doelstellingen oproepen. Het architectuurgambiet wint dan aan kracht door politiek-bestuurlijke doelstellingen als 'gegeven' te beschouwen.[13 december 2003]

5.29
Zelfs vanuit mijn positie heel ver van het vuur valt het me op dat - bijvoorbeeld? - de directeur ijzers in diverse ... vuurtjes heeft. We kunnen er dus op wachten totdat hij volgens zijn opportuniteit een ijzertje laat vallen, een volgende weer insteekt enzovoort.

5.30
Ik begrijp wel wat je wilt zeggen, maar ‘nuchter’ zijn zulke ondernemers natuurlijk allerminst als je beseft hoeveel ze aan krakkemikkige informatievoorziening verspillen. Het zijn merendeels dus vooral angstige ondernemers. En die angst vormt nu precies de kern van het communicatieprobleem. Zij zijn er niet van gediend als die angst blootgesteld dreigt te worden. Wij willen dat als professionele dienstverleners ook helemaal niet, zo'n ontmaskering, integendeel. Maar dat ligt bij henzelf zo gevoelig.
Het gevaar met de term 'infrastructuur' ken ik natuurlijk. Het gevaar om mee te gaan met die angst van de zgn ondernemers acht ik echter (nog) groter. Het punt is dat hun huidige infrastructuur ze als het ware is 'overkomen.' Opnieuw is het lastig dat ter sprake te brengen, want dat wordt subiet als kritiek opgevat.
Ik vind wel dat we alle ondernemers beslist niet over één kam moeten scheren. Ze zijn niet allemaal angstig e.d. Overeenkomstig de theorie van de 'diffusion of innovations' zoek ik naar enkele 'champions' en 'early adapters.' De rest vergeet ik in dit stadium gewoon.
Zie Handelswaarde voor een speelse kritiek op de moderne CIO. Nogmaals, zo zijn ze echter niet allemaal. Gelukkig is er hoop. Voor innovatie moet je op de individuele man of vrouw spelen.
Met een voorbeeld bereik je ook champions/early adapters beter. Ik heb echter slechte ervaringen met eigen ontwikkeling van oplossingen (zoals voor de nieuwe GBA). Ik blijf bereid in een prototype te investeren, maar voortaan in het kader van een concrete relatie met een potentiële opdrachtgever. Anders is er geen enkel commitment (en valt het de wederpartij veel te gemakkelijk nee-dank-u te zeggen). Ik bedoel, als zo'n proef lukt, moet redelijkerwijs de opdracht volgen.
Voor mijzelf vind ik angst een slechte raadgever. Natuurlijk moet ik metapatroon/KnitbITs niet onbezonnen aanprijzen, maar het ìs nu eenmaal infrastructureel. Ik maak er slechts een probleem bij door dat aanvankelijk te ontkennen. Dat zou anders liggen, wanneer ik een aanzet met concrete, geïsoleerde oplossingen kon maken. Maar samenhang is juist de clou. Dat geldt trouwens ook voor het ketenbegrip, waarmee metapatroon/KnitbITs inderdaad verwant is.
Mikken op snel begrip door managers is een hersenschim. Begrijpen zij het huidige probleem? Nee, de meeste (nog) niet en dan valt het zeker niet te verwachten dat zij een vernieuwing met de reikwijdte van een paradigmawisseling snel kunnen begrijpen. De kans komt slechts via een vertrouwensrelatie. Zo lukte het vorig jaar via-via om ergens een proef op te zetten. Een intermediair zei simpelweg dat de opdrachtgever het maar moest doen.
Zoals je in Remarks on business cases for metapattern/KnitbITs ziet, onderscheid ik diverse bedrijfstypen. Voor elk type biedt metapatroon/KnitbITs karakteristieke voordelen (waarnaar ik in dus slechts een ruwe gooi doe). Zijn er andere bedrijfstypen relevant? Aan de hand van dergelijke bedrijfstypen zijn concrete bedrijven redelijk gestructureerd te inventariseren. De volgende stap is volgens mij eigenlijk waarom het in dit innovatiestadium gaat: Bij welke bedrijven bestaat toegang tot goedgeplaatste medewerkers die het potentieel van de champion/early adapter hebben? Alleen daarmee heeft het zin te gaan praten. Als het lukt een afspraak te krijgen lonen gerichte inspanningen. Een presentatie is dan eventueel een leidraad.
Het ontgaat je stellig niet dat in mijn voorzet ook 'consultancy business' een bedrijfstype is. Beschouw je eigen firma dan ajb als voorbeeld van een bedrijf van dat type. Als mogelijke consultantsdienst heb ik het opstellen van een business case voor een opdrachtgever opgenomen. Stel dat jijzelf/jouw firma genoeg vertrouwen heeft om ergens een opdracht te verwerven voor het opstellen van een concrete business case voor toepassing van metapatroon/KnitbITs, dan levert jullie dat al omzet op. Daarvoor moet je natuurlijk wel deskundigheid toevoegen en dat betreft dan onze relatie. Ik heb in ieder geval genoeg opgeschreven ter serieuze bestudering.
Heeft jou firma een groot netwerk? Ik zie het dan eenvoudig, zeker voor de allerkortste termijn qua concrete aanpak. Heb je nu het gevoel dat jullie extra omzet kunnen winnen met dienstverlening rondom metapatroon/KnitbITs? Nee, dan houdt het meteen op. Ja, dan kan je overwegen enige tijd in verdere verkenning te investeren. Dat vergt dus enige studie, want met informatie op één of twee sheets zijn de beginselen nat uurlijknietduidelijk.Datzijnzevangeen enkele serieuze innovatie, dus het heeft geen zin dat als (communicatie)eis te stellen. Er is dus iets meer aan de hand (zoals het problematische karakter van een nieuw referentiekader, de paradigmawissel). Die nadere oriëntatie kost minder tijd dan voortgaande discussie over wat de gemiddelde manager snel zou moeten kunnen begrijpen (want daar komen we zelfs niet uit). Zoals gezegd, er is genoeg oriëntatiemateriaal en ik ben er ook nog.
Ik vind het eigenlijk wel een mooie, concrete aanpak. Met wie uit jullie relatienetwerk zou jij over toepassing van metapatroon/KnitbITs willen beginnen? Zo'n o ntmoetingwilikgraaghelpenvoorbereiden.br Als je daarentegen meent dat geen enkele relatie daarvoor in aanmerking komt, acht ik dat een wezenlijk punt. Waarom niet? En waarom zou een andere aanpak dan wel werken?

5.31
Ik liep even binnen en zo kwam toch het gespreksthema van pakweg driekwart jaar eerder aan de orde. Dat is de samenhang tussen de uiteenlopende veranderprogramma's.[23 januari 2004]

5.32
Intussen gaat het wat het informatiestèlsel betreft in sneltreinvaart minder en minder over 'de zaak' zelf. Met informatiekundige architectuurschetsen probeer ik die oriëntatie te verzekeren. Het gevaar dreigt dat niemand erin geïnteresseerd is.[6 maart 2004]

5.33
Ikzelf ga maar door. Want dan ligt er 'voor-het-geval-dat' tenminste een serieus verhaal klaar. Als waarborg voor houdbaarheid kies ik er van de weeromstuit opzettelijk voor zo min mogelijke concreet te worden over specifieke voorzieningen, specifieke verantwoordelijkheden, specifieke planning en noem maar op. Want dat levert naar mijn overtuiging alleen maar evenzovele aanleidingen om mijn tekst af te doen als gekleurd, onevenwichtig, enfin, jij kent de dooddoeners ook. Maar wanneer jij dergelijke specificaties 'mist,' heb je volkomen gelijk.
Inderdaad, een dilemma. Ik ben echter gemotiveerd om tenminste qua uitgangspunten een informatiekundig steekhoudend verhaal 'na te laten.' Ik geloof dat een degelijke inleiding vroeg of laat waardevol blijkt.[6 maart 2004]

5.34
Voor een aanzet met 'requisite variety' is thans niemand, althans niemand die er qua invloed toe doet, ontvankelijk. Voorlopig lijkt dat ook alleen maar minder goed te lukken, alle beleidsretoriek (innovatieplatform, andere overheid, ...) ten spijt. Toch blijven proberen, maar wel op een manier waarop dat mogelijk 'blijft.'[27 augustus 2004]

5.35
Hij kiest ook naar mijn idee precies de verkeerde kant van het veranderingsdilemma, te weten de conservatieve. Zo boor je elke kans tot constructieve verandering de bodem in.

5.36
Is Sartre toch niet teveel de moderne intellectueel, dwz lijdend aan de kloof tussen zijn algemene theorie en zijn particuliere praktijk? Nou ja, wie hoort eigenlijk niet in dat rijtje thuis. Vooruit, laten wijzelf er ook maar tussen gaan staan; daar komen we Schopenhauer, Benedictus XVI enzovoort wel tegen.

5.37
Die reactie maakt in al zijn beknoptheid duidelijk dat hij de samenhang vanuit informatiekundig perspectief niet scherp herkent. Als operationele informatievoorziening is "het nu niet aan de orde," bedoelt hij (met mijn nadruk op operationeel). Daarover moeten we ons niet opwinden. Is ook politiek enz. bepaald. Daar heeft bestuurlijke 'afrekening' plaats.
De reële opening zie ik in de noodzakelijke voorbereidingen voor zo'n complexe informatievoorziening. Om e.e.a. tijdig aan de praat te hebben, beheersbaar operationeel, moet je op die schaal vroeg genoeg beginnen; nu is er tenminste nog enige rust om aan een solide opzet te werken.

5.38
Mijn 'beeld' is trouwens dat de schietschijf zo groot is, dat je onmogelijk kunt missen. Het schot tèlt echter pas als raak, als een jurylid meent en ook zegt dat het raak is. Het maakt dus niet uit waarop je mikt, enzovoort. Je krijgt doorgaans te horen dat het opnieuw mis was.

5.39
Het is natuurlijk terecht dat ik allereerst de verantwoordelijke instelling in kwestie de gelegenheid tot gewijzigde actie moeten bieden. Dat doe ik dus. Ik vrees echter dat onze verwachtingen sporen in hun laaggestemdheid, maar wie weet.

5.40
Het is de vraag of we daaraan ooit kunnen ontkomen. Wat ik bedoel, ontkomen aan die zuigkracht van gefragmenteerd bestuur met zgn. coördinatoren annex vernieuwers als bewakers van status quo.

5.41
Het moet natuurlijk op zo’n manier dat we nooit geïsoleerd raken. Want als het opnieuw mislukt, moeten we het gewoon nog een keertje kunnen proberen, enz. ‘Ze’ komen er zèlf niet uit.

5.42
Wat mij betreft vergist ‘de ambtenaar’ zich schromelijk dat hij minder wordt van de elektronische overheid. Dat is in de meeste gevallen gewoon niet waar. Maar goed, als zij/hij dat zo ziet, hebben we inderdaad de opgave allereerst die misvatting te ondermijnen. Dankzij samenwerking gaan ‘dingen’ eindelijk eens lukken. Wie kan daar in …naam slechter van worden?

5.43
Ik denk dat je het van mij wel als groot compliment ervaart - als ik schrijf - dat ik het knap vind dat er niets substantieels in je rapportage staat. Dan krijg je tenminste geen probleem met besluitvormers die het niet zouden snappen (en het door hun inhoudelijk onvermogen ook niet missen).
Constructief meen ik echter dat de kern van zo'n aanpak moet bestaan uit de 'inhoud' van zo'n dossier. Vanuit zo'n kern ontwikkel je pas allerlei aspecten, zoals autorisatie. Zo beschouwd behandel je slechts enkele aspecten. Het probleem met het ontwijken van inhoud/kern is wel dat je nog geen enkel serieus idee kunt hebben over verdere aanpak, kosten e.d. Diezelfde inhoud wijst de weg naar de plaats(en) in het totale informatiestelsel. Dergelijke integratie is toch kenmerk van 'De Andere Overheid'?
Dus, als agendering is je notitie beslist geslaagd. Maar als je zo meteen aan de slag gaat, lukt het niet.

5.44
Ik heb hem, geloof ik, twee keer ontmoet. Een man met vriendelijk voorkomen, waarachter stugge eigenwijsheid schuil gaat.

5.45
Over signalen aan de minister zit ik te dubben. Ik geloof niet dat hij begrijpt een probleem te hebben, zelfs politiek. Dat wordt 'm hopelijk binnenkort in een toegevoegd debat over de 'elektronische overheid' duidelijk(er).

5.46
Ik zou zeggen, was hij maar zoekend. Het probleem, lijkt me, is dat hij meent het al te weten. Ik moet überhaupt nog de eerste hoogleraar tegenkomen die iets overneemt.

5.47
Weliswaar helaas, maar als een 'uitvoeringsorganisatie' moet zij dus helemaal niets in kaart brengen. Zelfs de suggestie wekt al ergernis enzovoort op bij de - potentiële - opdrachtgevers.

5.48
Je moet inzien dat zelfs twee beleidsambtenaren op één en dezelfde ministeriële afdeling tòch twee volkomen verschillende opdrachtgevers kunnen zijn (en dat meestal feitelijk ook zijn). Het is de versnippering in het beleidsvlak die tijdens uitvoering wordt doorgetrokken.
De uitvoeringsorganisatie praktiseert de retoriek van synergie maar hoedt zich ervoor haar aparte opdrachtgevers te verontrusten door reële samenhang te bevorderen.

5.49
Zelfs minimale herpositionering is al reuze moeilijk. Tegelijk, als dat zou lukken, is dat niet eens een heel klein beetje succes, integendeel. In zijn kleinschaligheid zijn we dan zelfs slechter af, omdat iedereen zich immers weer gedurende een periode in het gevoel wentelt er-toch-maar-iets-aan-gedaan-te-hebben. Nog steeds niets, dus. Daarom probeer ik dat juist te vermijden. Met een onmiddellijk als radicaal opgevat voorstel ben ik daarentegen als boodschapper het haasje. Verandert er ook weer niets. Nota bene, het is ongelofelijk welk minimalisme reeds als radicaal opgevat kan worden.

5.50
Het gaat in onze ingewikkelde samenleving om, zeg maar, intelligente ipv domme moed. We willen toch iets bereiken, nietwaar? Daar hoort voor de meeste aanvallende bewegingen volgens mij helaas wel bij, dat je een houdbare verdediging op voorhand inbouwt. Dat verzwakt natuurlijk die aanvallende impuls. Maar je wilt toch ook nog een volgende keer in staat zijn tot constructieve bijdragen.

5.51
Mijn omgang met mobiele technologie bestaat uit obstinaat 'nooit aanzetten.' Dat werkt alleen rigoreus, en nooit als je 'organization man' moet spelen. 'Ze' hebben je bij je ... Het is natuurlijk de vraag hoelang ik dat volhoud, ik bedoel zo'n greep ontwijken. Blijkbaar heb ik ter compensatie van mijn conceptuele vernieuwingsdrang wat houvast in anachronisme nodig. Nog kom ik ermee weg. Of houd ik me allang ook in dit opzicht voor de gek?

5.52
Hij staat wel sympathiek tegenover mijn ideeën, mits er geen risico's - nota bene, zoals hijzelf ze ervaart - aan kleven.

5.53
Het algemene beeld dat ik scherper kreeg van de academische informatiekunde is dat diverse leveranciers overal mannetjes geplaatst hebben. Als er sprake is van feitelijke interuniversitaire contacten tussen hoogleraren (en wie weet geldt dat zelfs ook voor intra-universitaire contacten), blijft dat veelal dus beperkt tot zo’n enkele onderneming.

5.54
Hij voert zo'n gesprek heel vriendelijk, ook wel sociaal vaardig in de zin dat hij uitspreekt dat zijn gesprekspartner - in dit geval was ik dat dus - "interessante ideeën over de elektronische overheid heeft waar we toch eens naar moeten kijken." Dan weet je meteen wat er (niet) gebeurt.

5.55
De seculiere manier om metapatroon als een religie te vestigen lijkt mij via het academische spoor. Ik ben tot dusver echter kansloos geweest.

5.56
Als onthouding van aandacht niet helpt om van een narcist af te komen, escaleer naar het vragen naar details, toelichting; daarop krijg je nooit antwoord, zodat de narcist feitelijk zelf de taktiek van aandachtonthouding effectueert. Omgekeerd, indien je op een redelijke vraag geen antwoord ontvangt, heb je vrijwel zeker met een narcist te doen.

5.57
Vanwege beunhazerij ligt op mijn - informatiekundige - vakgebied een ongelofelijke hoeveelheid werk. Ik kom echter niet aan structurele opdrachten, want vooralsnog zijn opdrachtgevers onderdeel van het beunhaassysteem.

5.58
Ja, natuurlijk begrijp ik dat er allerlei argumenten, vanuit allerlei motieven, te verzinnen zijn tégen mijn suggestie. Ik geloof dat het juist niet tevens onze opgave is om ze allemaal te verzinnen. Laten die andere partijen er maar mee komen, want daardoor moeten ze toch wat meer blootgeven van hun machtspositie. Zo komt het spel wellicht op de wagen. Er zullen zich remmers genoeg melden. (En ik heb best al een betere suggestie ...)

5.59
Bestuurders moeten 'het probleem' onder de noemer van bestuur, governance dus, aangeduid krijgen. Grof schandaal overigens, want wat doen ze daar nu dan eigenlijk? Maar goed, pas nadat zo'n bestuurlijk probleemkader gevestigd is, is een wat inhoudelijker toelichting nuttig tot zelfs onmisbaar. Dat neemt niet weg dat die toelichting alvast voorbereid kan zijn (en het schetsboek past natuurlijk allang in die voorraad); ik kan ook wel doorgaan met dergelijke toelichtingen, bijvoorbeeld door toch wat te spelen met de vergelijking met het stelsel voor fysiek verkeer. Maar de a.s. veranderstap lukt niet via informatiekundige argumentatie. Jammer, maar zo is het nu eenmaal. Mijn bijdragen vind ik echter in dit stadium niet zinloos, want de bestuurlijke pitch moet wel de juiste richting uit. En voor die koers moet je met nadruk de (nieuwe) mogelijkheden van ict hebben 'meegenomen.' De bestuurders snappen dat dus even nog niet en daarom is die eerste stap ook zo lastig. Mijn idee is daarom ook dat we veranderkundig vooral moeten zorgen dat we er niet uitgemept worden in de ronde die op enig moment loopt.

5.60
Ik meen dat we de crux van het probleem naderen, te weten dat op enig moment er 'gewoon' informatiekundig stelselmatig werk geleverd moet kunnen worden. Hij zoekt het volgens mij echter nog helemaal in bestuurskundige bezwering. Zo hoog ligt de drempel voor een evenwichtige boodschap dus.

5.61
Hij leek wel degelijk - enigszins - te begrijpen dat hij voor zondebok klaargestoomd is. Maar ... ijdelheid der ijdelheden ...

5.62
Mijn algemene indruk uit talloze ontmoetingen met mensen op sleutelposities voor informatievoorziening is helaas dat er steeds minder mensen 'zitten' met een steekhoudende visie. Vooral in overheidsorganisaties zijn daar gaandeweg politicologen, sociologen en dergelijke benoemd. Dan ontbreekt ook directe sturing en blijven dus resultaten uit.

5.63
Zoals de bestuurskundige hoogleraar (wat volgens mij een mix is van socioloog en politicoloog) het me uitlegde, ligt het accent in het project dat hij trekt op vestigen van draagvlak via specifieke informatiebehoeften van betrokken medewerkers. Hij benadrukte zelfs dat het niet de bedoeling is algemenere bruikbaarheid van informatie te inventariseren. Ik heb hem dat nog laten herhalen, zo'n onzin is dat.

5.64
Kortom, ik proefde een tegenstrijdigheid en in algemener belang heb ik voorzichtig geprobeerd haar te waarschuwen (en wie weet heb ik het allemaal verkeerd begrepen; ik denk het overigens niet, maar goed); zij zou eens kunnen nagaan, suggereerde ik, of dat project werkelijk mikt op infrastructurele voorziening. Mijn indruk was dat zij zulke navraag niet onderneemt. Nou ja, het was ook maar een gratis advies.

5.65
Wat ik extra ontmoedigend vind is dat (ook) daar zo'n enorm probleem bestaat, maar dat ik aan de oplossing niet kan bijdragen. Als zo'n organisatie haar informatiezaakjes prima op orde zou hebben ben ik de eerste die snapt "nee, vandaag niet." Maar goed, het effect van onkunde meestal een gevoel van bedreiging is. Intussen groeit het probleem natuurlijk wel.

5.66
Ik viel in de val van complotdenken door te veronderstellen dat het voorgekookt was.

5.67
Ik weet het even niet meer. Dergelijke reacties uit het bedrijfsleven kan ik wel hebben, want die mensen verspillen hun eigen geld. Maar als het om overheidsorganisaties gaat ben ik als burger ook een beetje 'eigenaar' en (dus) de dupe van mismanagement. Die bestuurskundige is ongetwijfeld overtuigd van zijn gelijk, maar als je er geen verstand van hebt werkt overtuiging slechts averechts.

5.68
Het gesprek ging tenminste ook over 'vakkundige' onderwerpen. Dat was voor mij überhaupt al een hele opluchting na maandenlang vruchteloos geleuter van misplaatste politicologen, sociologen e.d. te moeten aanhoren.

5.69
Hij heeft nu eenmaal die functie met besluitmacht, dus is het gewoon zo. Vanuit mijn perspectief is het koudwatervrees. De aanpak is zeker praktisch toepasbaar, maar wat hij bedoelt is natuurlijk risicoloos. Ikzelf vind juist mijn aanpak risicoloos in de zin dat zijn huidige koers meer risico bevat. Nogmaals, het gaat echter om zijn risico-ervaring.

5.70
Van mijn frustratie buitenspel te staan blijf ik wel intellectueel actief, in de zin dat ik nog steeds probeer verder te innoveren. Ik besef dat het averechts werkt, want de begrips- en vooral gevoelskloof met potentiële opdrachtgevers groeit slechts.

5.71
Verder zijn het de 'usual suspects' die opgedreven worden. Daarbij moet je 'usual' lezen in de zin van het kringetje dat bij de rijksoverheid voortdurend voor zgn expertise en contra-expertise in aanmerking komt. Ik hoor daar niet bij, zodat ik die mensen ook niet ken.

5.72
Laat ik zeggen dat er twee soorten mensen zijn. Dat is in absolute zin natuurlijk onzin, maar hier kan het even helpen. De ene soort wil graag succesvol handel drijven en kijkt vervolgens hoe dat kan lukken. De andere soort kijkt graag hoe iets kan lukken en drijft er vervolgens eventueel handel mee. Let op de toevoeging ‘eventueel’ die de tweede soort hanteert voor ‘handel.’
Ik meen dat ik een mens van-de-tweede-soort ben. Over iets interessants praat ik graag onbevangen mee om allereerst zo scherp mogelijk te helpen mikken. Dus eerst maar eens deugdelijk oriënteren. Of ik dan later met - elementen van - uitvoering meedoen, zien we dan wel weer. Daarover maak ik in een vroeg stadium geen concrete afspraak, omdat het - volgens mij, dan - domweg niet kan.
Als er iets is, dat jij van jouw kant vertrouwelijk wil houden en mij daarmee niet vertrouwt, moet je het vooral niet vertellen of tonen. Het is dan wel zo, dat ik jou daarvoor dus geen steekhoudende suggesties kunnen doen. Dat vormt voor mij geen probleem, maar realiteit.
De meeste toegevoegde waarde zie ik nu dus verkenning. Naarmate ik het beter begrijp, krijg je navenant bruikbaarder weerwoord tot en met advies. Wat mij betreft komen we een keertje 's avonds bijeen, rondom een eenvoudige maaltijd. Mensen-van-de-tweede-soort geven zelfs de voorkeur aan broodjes o.i.d., want iets ingewikkelders leidt maar af van 'kan het überhaupt lukken?' Het leveren van creatieve bijdragen lukt echte ontwerpers gewoon niet binnen a priori beperkingen.

5.73
Als je meteen de handrem hanteert, geef je jezelf niet eens de kans op snelheid te komen.

5.74
Zij hebben kennelijk de ruimte om het wiel opnieuw uit te vinden. Dat is prima, wanneer het inderdaad een beter wiel is. Maar ik zie het nog niet draaien.

5.75
Ik heb voor dergelijke voorstellen ooit wel een algemene uitdrukking bedacht: Het is zeker niet allemaal onzin.

5.76
Er is geen visie die tegenstrijdigheden verzoent. Vaak lijkt het wel of ze moeilijkheden zoeken, door technische met organisatorische problemen te verwarren, enzovoort. Daarom kunnen ze ook niets nieuws van de wal duwen.

5.77
De angst om verantwoordelijkheid te nemen ondermijnt focus. Omdat het toch niet lukt met een breed draagvlak te beginnen, moet het volgens mij maar met een smal draagvlak. Zelfs dat blijkt dus lastig te ontdekken of ontwikkelen. Maar stel dat het ergens klein lukt, dan stáát tenminste de visie voor het grote bereik zodra zich daarvoor een kans voordoet.

5.78
De stapel documentatie bevestigt nogeens hoeveel plannen er al liggen, in voorbereiding zijn enzovoort. Zo lijkt het erop dat ook BZK aan de ene kant niet weet wat er aan de andere kant van hetzelfde ministerie gebeurt.

5.79
Ik moest even een drempel over, maar ik heb toch Frissens laatste boek (De Staat) er bijgehaald. Gewoon wat oriënteren. Ik ben er nog niet doorheen, maar ik meen wel al een oorzaak voor nogal wat verwarring en nodeloze stagnatie op het spoor te zijn. Al die politicologen en vooral bestuurskundigen spannen zich in voor de meest uiteenlopende bespiegelingen. Wat mij betreft is voor 'architectuur' het goede nieuws dat we daarvan vergaand kunnen abstraheren. Vergelijk het met wegvervoer. De redenen waarom mensen en goederen tussen A en B 'reizen' moeten weliswaar een afweging passeren. Maar voor de weg die A met B verbindt, en omgekeerd, doen die redenen er niet meer toe. Als iedere weggebruiker maar kan rijden. Dat is de weg als infrastructuur.

5.80
Nota bene, als je zulke criteria onverhoopt niet ontdekt, heb je zelfs een nog mooier onderzoeksresultaat dan wanneer je ze wel aantreft. Je moet ze dat dan overigens niet aanwrijven, want daar kunnen academici meestal slecht tegen. Dat vergt enige diplomatie.

5.81
Hierbij ‘escaleer’ ik, want ik zie een helder patroon van extra risico en daarmee corresponderende behoefte aan strategische aanpassing. Wanneer wij oordelen dat een bepaalde ontwikkeling de stelselmatige informatievoorziening bedreigt, moeten we natuurlijk allereerst positieve interventies plegen. Voor het geval die niet lukken, willen we echter niet met de zwarte piet blijven zitten. Ofwel, we moeten met onze oordelen tijdig ‘on record’ (wat iets anders is dan ‘publiek;’ zo heb ik nog een afschrift van een intern memorandum dat ik als ambtenaar van het ministerie van Buitenlandse Zaken schreef over de in mijn ogen rampzalige aanpak van het paspoortproject; de rest is geschiedenis).

5.82
Gelet op het tijdsverloop raakte niet alleen een kans verloren, maar kwam er inmiddels ook een risico bij.

5.83
Bestuurskundigen vormen een nieuwe stand vind in de openbare sector, een wollige middendeken met alle stagnatie van dien. Dit is trouwens maar een persoonlijke waarneming.

5.84
Het werkt moeizaam en wellicht zelfs averechts om het zoveelste nieuwe project te beginnen. Ofwel, waarop kunnen we aansluiten met de bedoeling er zonodig verdere richting aan te helpen geven voor veralgemenisering? Waar bestaat reeds een kans?

5.85
Wat de stagnatie in de voorbereidingen betreft, volgens mij kunnen we nu even niets anders doen dan afwachten tot de bijeenkomst waarvoor hij dankzij jouw interventie het initiatief nam. Het is natuurlijk wel weer jammer dat het zo lang moet duren ...

5.86
Er is alleen maar meer te doen, maar hoe pakken we dat nu handig aan? Dat vergt intelligente samenspraak en -werking. Dan weet je het alweer.

5.87
Hij stelt zich graag op als, zeg maar, eindpunt terwijl we juist voor verdere samenwerking en heuse resultaten elkaars tussenstation moeten zijn.

5.88
Het is de vraag of de stuurlui die koers willen/kunnen wijzigen. Of is het per saldo het snelst wanneer ze ermee op de klippen lopen?

5.89
Het staat er allemaal 'bestuurlijk-correct,' maar ik ben niet gerust op daadwerkelijke afstemming, laat staan op noodzakelijke integratie. Ik besef overigens scherp dat ik vooralsnog alleen sta met mijn pleidooi voor solide samenhang. Dat ligt echter minder aan mij, zo durf ik gerust te stellen, dan aan de gebrekkige vakkundigheid die tot dusver gemobiliseerd is. Het blijft steken in, zeg maar, bestuurlijke opmerkingen en dan reuze amateuristisch. Ja, het is inderdaad een probleem dat eigenlijk niemand werkelijk deskundig is. Doen-alsof helpt echter nooit. Het is nu eenmaal een kwalitatief nieuwe opgave.

5.90
In het overheersend politiek-bestuurlijk referentiekader blijft het meer van hetzelfde 'gemodder.' Vanzelfsprekend bestaat er het onvervreemdbaar politiek primaat voor zo'n maatschappelijke ontwikkeling. Het vergt echter - nota bene, in wisselwerking - óók informatiekundig constructiewerk (zie ondermeer hoofdstuk 16 in Informatieverkeer in publiek domein, ICTU, 2004). Wie dat evenmin als wezenlijk betrekt in een evaluatie - zoals bijvoorbeeld onlangs voor ICTU dus gewoon niet gebeurde - kan beter helemaal niet evalueren.

5.91
Inderdaad, in dit betrekkelijk vroege stadium van innovatie heb ik als 'uitvinder' natuurlijk het probleem om verspreiding van de grond te krijgen. Zodra dat eenmaal lukt, verschuift het probleem uiteraard naar de bedrijven die zo'n boot misten.

5.92
Er is erg veel te doen, maar de opdrachtgevers ontbreken.[7 oktober 2005]

5.93
Voor weerklank voor mijn idee over conceptuele informatiemodellering moet ik het in dit stadium ook zoeken aan een universiteit. Het probleem daar(mee) is, dat de deur potdicht blijft voor een wezenlijke vernieuwing. Is dat voor zittenblijvers het aantrekkelijke van gevestigde wetenschap?

5.94
Op die manier probeerde ik het al en met zulke pogingen ben ik opgehouden. Vooralsnog blijf ik erbij dat het erom gaat één enkele verlichte, potentiële opdrachtgever te 'winnen' die de kans met voorsprong-door-infrastructuur waardeert.

5.95
Dus zijn de werkelijke belangen anders dan wat sprekers als zodanig willen voorspiegelen. Wie dat probeert te ontmaskeren heeft een dilemma. Want op welke belangen mik je de argumentatie? De verdediger kan altijd verontwaardigd uitwijken, waardoor de aanvaller 'voor gek' staat.
Wat omgekeerd voorkomt, is het zoeken naar de geschiktste stok om de hond te slaan. Die stok omvat dan niet wat de ander werkelijk zei, maar wat als suggestie kan worden gedaan dat de ander ondermeer bedoeld zou kunnen hebben. En probeer dat maar weer eens te ontkrachten...

5.96
Hij is veel te optimistisch. Toch vind ik dat je erin moet geloven dat het vandaag al kan verbeteren.

5.97
Zo onverbloemd cynisch heb ik nog niemand over wetenschap (quod non) horen spreken of zien schrijven (of ik ben dat alweer vergeten). Ik ben erg tevreden dat het me op die manier nauwelijks interesseert.

5.98
Enkele weken geleden las ik de maatschappijvisie van Auguste Comte (1798-1857). Natuurlijk een zonderling, maar wel een man met prima ideeën. Hij zegt al, nota bene mede als tegenwicht tegen opkomend communisme - Comte schreef dat vlak na 1848 - dat het volk druk moet uitoefenen. Mobilmachung. He, wacht even! 1848. 1984. Wat lijkt dat op elkaar! Van 4891 naar 8481?

5.99
Ik durf over P-Direkt toch de stelling wel aan dat het bestuurlijk-financiële gemodder nogeens aangewakkerd is, doordat er geen helder perspectief geschetst kon worden op hoe-dat-qua-informatievoorziening-gewoon-werkt. Ik beweer dus zeker niet dat via een informatiekundig solide proefopstelling de bestuurlijke enz. problemen zomaar 'oplossen.' Maar je krijgt tenminste (scherper) focus. Vandaaruit kan je bestuur enz. beter 'bespelen.'
De aanduiding 'architectuur' lijkt iets overstijgends te suggereren, wat in de praktijk echter nog weinig op prijs gesteld wordt door de opdrachtgevers. Zo zijn we terug bij de 'klont' als de optimale schaal voor dit stadium. Wat je aanduidt als ‘voorhoedeprojecten’ blijkt zich vooralsnog te voltrekken per klont, waar direct betrokkenen zelf voorzien in 'iets' dat ze steevast architectuur noemen. Pas als het ergens mislukt, ontstaat eventueel een opening voor nieuwe bijdragen; daarom rakelde ik P-Direkt op, want het gaat niet zozeer om de mislukking zelf (die we reeds jaren geleden voorspelden), maar om het besef ervan door bestuurders. Die laatste voorwaarde is daar nu bereikt. Voor even maar?[22 oktober 2005]

5.100
Automatisering Gids van vrijdag 18 november 2005 puilt zowat uit met artikelen over overheidsfalen met elektronische overheid. Frustrerend. Ik moet toch een manier verzinnen om er wat constructiefs aan te kunnen doen.
Zo vrees ik dat ICTU versneld in een versterkte kramp raakt, want zij krijgt zij in het artikel ‘Elektronische overheid tobt met versplintering’ een salvo aangeschoten. Zoals de auteur Peter Mom opmerkt: "De gedachte dat bundeling [van niet minder dan twintig lopende programma's] binnen één organisatie vruchtbare kruisbestuiving of op z'n minst onderlinge afstemming bevordert ligt voor de hand[.]" Sinds geruime tijd vraag ik aandacht voor, wat Mom nu benoemt als, "gebrekkige oriëntatie van programma's op elkaar." Ik druk me dan wat sterker uit, trouwens. Steevast krijg ik repliek met de bewerkte geloofsspreuk over scheiden en (niet-)verenigen. Daarvoor heeft - zelfs? - ook Mom begrip. Maar wat iedereen over het hoofd ziet, is dat het principieel informatiekundig nooit kan gaan werken volgens de thans gehanteerde veronderstellingen, methoden enz. Ik voel me als een arts die moet toezien dat overal mensen behandeld en zelfs geopereerd worden met ongewassen handen, smerig gereedschap ... Dat maakt alleen nog maar meer mensen ziek, terwijl nooit iemand beter wordt. Ken je het verhaal van - de wanhoop van - Semmelweiss (1818-1865)?
Maar wat Mom al dan niet vindt, is natuurlijk voor ICTU uiteindelijk van ondergeschikt belang. De weerstand komt van alle mensjes die voelen dat zij invloed kunnen verliezen door elektronische overheid. Dat is grotendeels onzin, maar dat begrijpen ze dus (nog) niet. Vooralsnog proberen zij hun mini-machtjes steeds hardnekkiger te beschermen door afschuiven van verantwoordelijkheid voor stelselmatig steekhoudend gedrag. Adviseurs laten zich voor al die karretjes spannen, bijvoorbeeld door nu breed te rapporteren over stortvloed aan veranderingen in relatie tot absorptievermogen. Zodra ICTU in de linie komt dat zij zich daartegen moet verdedigen, wordt het extra lastig.
ICTU belijdt dat er veel toegevoegde waarde door synergie mogelijk is. Dat klopt ook. Sterker nog, dat is nu net de crux van de elektronische overheid of, liever nog algemener, het stelsel voor informatieverkeer in het publiek domein. Een modieus etiket voor onmisbare samenhang is: architectuur. Maar het Architectuurprogramma beperkt zich feitelijk tot communicatie. Dat heeft nog niets met architectuur à la stelselmatige samenhang te maken.
Maar mede dankzij zulke publiciteit ook een kans. Die bestaat er naar mijn idee uit om - beter laat dan nooit - initiatief te nemen voor het verkrijgen van mandaat voor het vestigen van - nota bene, het lijkt me verstandig een geloofwaardige beperking expliciet te poneren - informatiekùndige samenhang.[20 november 2005]

5.101
Alles is daar taboe dat klinkt naar normatief kader, beleid, strategie e.d. Je begrijpt dat 'architectuur' in hetzelfde rijtje thuishoort. Dat betekent (dus ook) stagnatie voor onmisbare actualisering van het overheidsbeleid voor persoonsinformatie.
Ik kan er niet anders dan bevestiging in zien, dat de aanpak van de elektronische overheid via allerlei geïsoleerd gehouden projecten en programma's natuurlijk nooit een heuse infrastructuur oplevert. Overigens is de persoonsinformatie m.i. zelfs de hoeksteen van het fundament (of, zo je wilt, het fundament van het fundament). Zo blijven meteen de overige basisregistraties zonder betekenis, indien ze niet als specifieke 'contextualiseringen' van persoon opgevat kunnen worden. En autorisatie rust in belangrijke mate op persoonsinformatie ... en vervolgens de voorzieningen voor audit trail ... enzovoort. Nou ja, je kent mijn idee van strikte afhankelijkheden in informatiekundige zin.
Opmerkelijk vind ik de beredenering van de onthouding. Ik kreeg verklaard dat de aanpak veranderkundig (lees ook: politiek-bestuurlijk) niet anders kan, en daarom uit het ongerijmde zelfs als optimaal geldt. Onzin! Want ik vind mijzelf behoorlijk praktisch - kan dat met resultaten 'bewijzen' - en herken daarom slechts dat de beleidsdirectie ook in veranderkundig opzicht amateuristisch regisseert. Het klinkt voor andere amateurs reuze pragmatisch, maar omdat het informatiekundig-constructief ondeugdelijk is (en het dus nooit tot de benodigde samanhang kan komen), is de aanpak juist allesbehalve pragmatisch.
Dus, als het overheidsbeleid zou zijn om er een rommeltje van te maken, past de huidige uitvoering perfect. Zou het uitsluitend zo paradoxaal kunnen werken met beleidsambtenaren en politici? Laten we dan stimuleren dat het beleidsdoel inderdaad wordt om er een 'rommel' van te maken. Wie weet, gaat iedereen van de weeromstuit ineens wel degelijk aan samenhang werken. :-)
Wat ik daar luisterend leerde, is dat het te simpel is om uitblijvend succes, respectievelijk manifeste mislukking te wijten aan ontbrekende regie. Ik zie nu pas echt scherp dat er eerder te strakke regie is. Het probleem is daarom ronduit slechte regie. De directie handhaaft zich krampachtig op het bestuurlijk kruispunt. Dat lijkt aardig te lukken, maar gaat ten koste van werkelijke resultaten.
Van mijn vader weet ik hoezeer de goedkeurende verklaring een gewetensvraag kan zijn voor de registeraccountant. Zoals ik van hem leerde, gaat het immers altijd om betrouwbaarheid in maatschappelijk verkeer. Ik voel me steeds meer in een vergelijkbare positie wat de elektronische overheid betreft (zij het dat ik geen formele positie in het maatschappelijk verkeer heb). Ik ervaar de vraag steeds dringender hoe ik een opbouwende bijdrage kan leveren.[18 januari 2006]

5.102
Hij zit qua houding 'in' het systeem. Daarmee bedoel ik dat - hoewel hij dus zelfs best vermoed dat ik een reële oplossing schets - hij vooral mij opzadelt met 'het probleem.' En 'het probleem' is dan het overtuigen van mensen op besluitvormende posities.
De andere mogelijkheid? Dat is handelen in het vertrouwen dat ik een oplossing bied. En hoef ik het niet helemaal op eigen kracht uitgelegd te krijgen (wat gewoon nooit kan lukken), maar legt hij zijn gewicht in de schaal. Sterker nog, dat werkt pas, in elk geval in die kringen.
De ruimte om mij met 'het probleem' op te zadelen bestaat uiteraard bij de gratie - hoe verkeerd kan een term zijn in deze context - van het feit dat bedoelde besluitvormers zelf persoonlijk helemaal niet 'het probleem' hebben waarvoor ik een oplossing aanreik. De oplossing voor hun loopbaanprobleem is vergaand ontkoppeld van de oplossing voor maatschappelijke problemen. Zo zitten zij verwijderd van het straatleven in hun loge met hun duim te spelen. Omhoog? Ach, wat heb ik eraan. Ik verveel me. Toch maar omlaag!

5.103
De overheid is op een darwinistische manier volkomen aangepast door het totaal gescheiden houden van loopbaanproblemen 'in het eigen deelsysteem' en problemen in the world at large. Zo nu en dan dwingt 'het volk' - maar dan moeten media meewerken; dat is doorgaans lastig, omdat ze grotendeels ook 'in het overheidsdeelsysteem' verkeren - het verband af. (Dat vond Auguste Comte overigens al de volksrol, dus hij had genadeloos door hoe machthebbers in elkaar steken.) Het is dan niet dat de overheid dat verband begrijpt, maar zij heeft wel geleerd - nb, blinde evolutie - dat met een bepaald soort offer de rust weerkeert. Dat offer is liefst wegpromoveren binnen het deelsysteem, op de tweede plaats komt laterale overplaatsing. Degraderen heb ik eigenlijk nog nooit van gehoord, dus op de derde plaats komt verwijdering van wie via het verband met de zwarte piet opgezadeld zit; dat kan ook in variaties, van wachtgeld (geld toe) tot verhaal (boete).
Ik bedoel maar, inzicht is letterlijk (deel)systematisch uitgesloten. Enig verband wordt meteen tot apart incident teruggebracht (waarmee het ook precies de proporties heeft waarmee de media tussen reclameblokken door iets mee 'kan;' daar zit dus zelfs een versterkend effect).
Het goede nieuws van een bedrijf is dat het zelf ineens de schaal van een incident heeft. Of eigenlijk omgekeerd, een incident kan het totale bedrijf beïnvloeden. Dat bevordert zo niet inzicht, maar toch bereidheid tot gerichte handelingen. En wat daarbij dus sterk helpt is dat een bedrijfsincident doorgaans buiten de publiciteit blijft.

5.104
Het probleem is onverminderd - we hadden het er al over dat het loopbaanprobleem van de ambtenaar volstrekt ontkoppeld geraakt is van het maatschappelijk probleem waarvoor zij/hij qua functie 'verantwoordelijk' is om een oplossing te bevorderen - dat je met een dreiging pas angst inboezemt, indien je wederpartij die dreiging begrijpt. Dat had ik 25 jaar geleden meteen door toen ik werkte voor het ministerie van Buitenlandse Zaken, waar het zelfs extra interessant is omdat een goede diplomaat ook net kan doen alsof zij/hij het niet begrijpt; dat is daar heel functioneel (zonder dat de toneelspeler daarvoor narcist hoeft te zijn; een topdiplomaat is dat juist weer niet). Maar daar had ik het geluk dat met het nieuwe speeltje van informatietechnologie hun functionele ijdelheid onmiddellijk gestreeld kon worden; dat ging dus verder heuvelaf.

5.105
Het probleem is dat hij meent god te zijn; in dat stadium gaat het volgens mij ook nooit meer over.

5.106
Eigenlijk begrijp ik er weinig van. Vermoedelijk heeft dat wederom veel te maken met het onderscheid tussen, zeg maar, doctorandus- en ingenieursdenken. Blijkbaar vindt een doctorandus een lijst mooi, maar als ingenieur mis ik een overzichtschema.

5.107
Het blijft toch verbazingwekkend hoe mislukkingen moedwillig worden gepland.

5.108
Ik blijf erover piekeren, maar heb het licht nog niet gezien hoe we de kritiek vruchtbaar kunnen lanceren. Stil-zwijgen lijkt me geen optie. Ik neig ernaar om het onder het mom van een hulpvraag te doen.
Mooie stelling trouwens van M.J. Voncken (NRC Handelsblad, 22 februari 2006, p. 7): “Piekeren is een cognitieve poging om een situatie op te lossen die met daadkracht moet worden (of had moeten worden) opgelost.”

5.109
Zojuist kreeg ik helaas onze vervolgafspraak afgezegd. Als reden gaf de assistente "drukke werkzaamheden" op. Wat bedoel je daarmee? Als je vindt dat ik een verkeerde conclusie trek, moet je het vooral zeggen, maar blijkbaar heeft ons gespreksthema geen prioriteit voor jou. Opmerkelijk! Want mijn idee erover is daarentegen dat het juist de allerhoogste tijd is om je serieus met relevante stelselmatigheid bezig te houden. Waarom zit je daar anders als hoofd informatiebeleid, voeg ik er als ongeruste burger aan toe? Ter illustratie stuur ik je graag enkele berichten door over mijn pogingen om - eindelijk! - bij Ictu informatiekundige professionaliteit geborgd te krijgen. Hetzelfde verhaal geldt uiteraard voor - jouw afdeling bij - de VNG, enzovoort. Als civiel ingenieur zou jou overigens vooral mijn korte oproep tot civiele informatiekunde moeten aanspreken. Dat kan je toch prima volgen? Jij hebt bij uitstek de formele positie inclusief verantwoordelijkheid om ruimte te bepleiten voor wat er aan informatiekundige vernieuwing onontkoombaar nodig is. Met het huidige bestuurlijk gemodder gaat het nooit lukken. Lees ajb (ook) die oproep. Goed, wij hebben láter een nieuwe afspraak staan. Dat kan wat mij betreft gelet op het werkelijke belang van samenhang/infrastructuur natuurlijk ook veel eerder, wat ik dan graag hoor. Als je er onverhoopt niets mee 'kan,' 'wil' en dergelijke, hoor ik dat trouwens ook graag; dan vervalt onze afspraak helemaal, wat ik dus sterk zou betreuren, maar mij nodeloze moeite bespaart.[29.3.2006]

5.110
Eigenlijk optimaal. In hooguit 20 minuten. Zoals verwacht zat een (beleids)medewerker voor informatievoorziening 'aan.' Daarmee heb ik over circa anderhalve week een nadere afspraak. Enthousiaste, aardige jongen die het echter niet helemaal begrijpt. Maar hij wil er vooralsnog qua contact hartelijk vervolg aan geven, waar hij dan een beter ingevoerde gemeentelijke deskundige wil bijhalen. Dat is logisch, en optimaal is eraan dat ik tenminste weer één stap verder kom. Hij moet namens de burgemeester voorts contact regelen met ene professor Z. Dat is een bestuurkundige - en die begrijpen de informatiekundige nuances evenmin - met naast zijn leerstoel een adviesbureau. Z is de feitelijke auteur van het zgn manifest Een kwestie van uitvoering dat de burgermeester mede ondertekende en tijdens de afgelopen kabinetsformatie als veranderprogramma aangeboden is. Dat wist ik allemaal al. Dezelfde Z blijkt nu ook zoiets als huisadviseur van de gemeente R'dam (handig gedaan, dus). De burgemeester verschuift dus naar hem de zwaardere beoordeling van mijn aanpak. Ook logisch, zo'n zet. Want wat moet hij inhoudelijk zelf? Of ik 'langs' Z kom is uiteraard maar weer de vraag, maar hij moet met deze introductie wel even extra gaan opletten. Overigens stond Z allang op mijn lijstje, maar contact langs deze route werkt uiteraard krachtiger. De burgemeester luisterde aandachtig gedurende de passages dat ik aan het woord was en stuurde op welwillende manier - voor mij, dus - zijn medewerker aan (met de vraag of die het begreep). Positiever kan niet. Zijn burgemeesterspel is zeer verzorgd, maar dat weet je veel beter dan ik. Hij begroette me alsof we elkaar vanochtend nog uitgebreid spraken. Het lijkt me toch sterk dat hij zich mij überhaupt herinnert, maar hij gaf blijk van een vriendschappelijke verstandhouding. Knap hoor. Ik meen ook werkelijk dat hij door zijn open houding - nou ja, op z'n minst gedrag - een goed bestuurder is. Hij zet graag andere mensen aan het werk en toont zich niet bang dat hij daardoor invloed verliest. Hij heeft natuurlijk helemaal gelijk. Wat jammer dat zovele andere zgn bestuurders met hun kaarten onwrikbaar tegen de borst spelen. Op naar de volgende etappe, dus.[1.9.2003]

5.111
"Voet binnen de deur" is in dit stadium wat te veel gezegd, maar het is een onmisbare stap in die richting. Het eerstvolgende overleg is trouwens met twee weken uitgesteld en de afspraakbevestiging moet ik ook nog krijgen. Die gewijzigde afspraak is enerzijds positief want het nieuwe hoofd organisatie & informatievoorziening wil erbij zijn. Anderzijds negatief want zij, dwz het nieuwe hoofd o&i, geeft voorrang aan andere activiteiten (vandaar het uitstel).[4.9.2003]

5.112
Ik heb je wel gemist, hoor. Hoofd o&i ontving me vriendelijk, maar echt gezellig werd het niet. Laat staan dat we over voetbal spraken. Het draaide erop uit dat zij zei mijn stelselmatige benadering te begrijpen, maar nu andere prioriteiten heeft. Ik vraag me dan natuurlijk af welke prioriteiten dat kunnen zijn in haar functie. Als gast vond ik de expliciete vraag echter niet gepast. Ik heb ruime ervaring met ontmoetingen met mensen op sleutelposities voor informatievoorziening. Mijn algemene indruk is helaas dat er steeds minder mensen 'zitten' met een steekhoudende visie. Vooral in overheidsinstellingen zijn daar gaandeweg politicologen, sociologen en dergelijke benoemd. Dan ontbreekt ook directe sturing en blijven dus resultaten uit. Ik vrees dat Rotterdam met datzelfde probleem zit (hoewel daar hoofd o&i accountant is, maar dat is beslist ook geen informatiekundige). Ik durf dat na zo'n kort gesprek te voorspellen, ook al omdat ik inmiddels langs eigen weg contact zocht met Z. Zoals hij het me uitlegde, ligt het accent in zijn project op vestigen van draagvlak via specifieke informatiebehoeften van betrokken medewerkers. Z benadrukte zelfs dat het niet de bedoeling is algemenere bruikbaarheid van informatie te inventariseren. In het licht van die aanpak vond ik het dus opmerkelijk dat zij over Zs project vertelde dat Rotterdam langs die weg aan basisregistraties werkt. Kortom, ik proefde een tegenstrijdigheid en in Rotterdams belang heb ik voorzichtig geprobeerd haar te waarschuwen (en wie weet heb ik het allemaal verkeerd begrepen); zij zou eens kunnen nagaan, suggereerde ik, of dat project werkelijk mikt op basisregistraties. Mijn indruk was dat zij zulke navraag niet onderneemt. Nou ja, het was ook maar een gratis advies.[26.9.2003]

 

 

2003-2006, webeditie 2006 © Pieter Wisse