Pieter Wisse
Hier staan tekstpassages verzameld, merendeels overgenomen
uit emailberichten die ik schreef in de periode 2002-2005.
Zie ook Aantekeningen
over onmacht.
4.1
Je kunt beledigingen rustig overlaten aan andere mensen. Wees niet
bang dat je nooit beledigd raakt. Kijk, met complimenten ligt het weer anders.
4.2
Het is lastig om een, zeg maar, business case te ontwikkelen voor
metapatroon/KnitbITs. Ik worstel daar natuurlijk al jaren mee. Het gaat immers
niet om een eendimensionaal product of dienst. De crux is, zeg maar,
infrastructureel. Dankzij metapatroon/KnitbITs bereik je een positie waarvanuit
pas concrete, individuele business cases te ontwikkelen zijn. Nogmaals, dat
komt vanwege het infrastructurele karakter. Vergelijk het bijvoorbeeld met
elektrificatie. Het is moeilijk om een apàrte bedrijfsbaas ervan te overtuigen
dat de overgang van stoom naar elektriciteit loont, laat staan op korte
termijn. De 'winst' ontstaat pas door toepassingen met elektriciteit. En welke
toepassingen dat precies zijn, varieert van bedrijf tot bedrijf. Iemand kiest
daarom voor een nieuwe infrastructuur op basis van zijn eigen geloof in
innovatiepotentieel enz. Een voorbeeld dichter bij huis is de overschakeling op
relationele databasetechnologie. Dat is ook vooral een infrastructurele
wijziging. Hoe maak je die in een vroeg stadium bedrijfseconomisch hard?
Het is natuurlijk mogelijk met specifieke toepassingsvoorbeelden te komen. Zo
bedoel ik de integratie van legacy ook. Of het startpakket GBA. Ik zou op dit
moment echter niet weten hoe groot de voordelen in een bepaald geval uitpakken.
Van voordelen ben ik echter overtuigd. Een potentiële opdrachtgever die daarin
vooralsnog wil meegaan, zou — een proef met — kleinschalige (lees ook:
goedkope) toepassing kunnen ondersteunen. Gelukkig leent metapatroon/KnitbITs
zich prima daarvoor (anders dan elektrificatie versus stoom). Het
'terugverdienen' kan snel beginnen, maar het infrastructurele karakter is en
blijft wezenlijk.
4.3
Hoe geef je in tekst, lineair dus, weer wat je — langs wat ik nu de
interpretatiedimensie kan noemen — meerdimensionaal 'ziet'? Stel dat je de ene
vraag wel onmiddellijk 'in lijn' beantwoordt, dan floept een ander antwoord
netzo prompt uit dat verband. Zo beschouwd kan je de schematechniek van het
metapatroon — die dus langs de tekendimensie past — opvatten als verlate poging
tenminste aan de ééndimensionale lineariteit te ontsnappen.
4.4
Voor mijn aanpak in Semiosis & Sign
Exchange had ik twee redenen. De eerste is volkomen platvloers. Ik had ná
de intensieve ontwikkeling van de ideeën (mede 'gedragen' door het
'ontwikkelverslag') geen fut meer voor de omgekeerde uitleg, dwz vanuit het
bereikte resultaat. Als tweede reden — ofwel, hoe kan ik van de nood een deugd
maken? — meen ik toch oprecht dat mijn ontwikkelverslag zo direct mogelijk de
semiosis met zijn karakteristieke voortschrijdende dynamiek illustreert. Dat
vind ik er dus gewoon mooi aan. (Vooral in hoofdstuk 11 heb ik het 'verslag'
vergaand origineel behouden, maar ook hoofdstuk 2 heeft sterk dat karakter.)
Inderdaad, er moet eigenlijk (ook) een tekst komen in de omgekeerde richting.
Dan komt figuur 4.5.2 als uitgangspunt in aanmerking. Ik ga dat ook beslist
ondernemen. Maar ik heb er geen zin in zolang dit manuscript nog 'hangt.' Mijn
gevoel is dus vooral dat ik Semiosis nu eindelijk wil publiceren. Dat schept in
mijzelf de ruimte om weer verder te gaan.
Overigens ben ik er blijkbaar niet zo goed in om in, zeg maar, op
textbook-manner een onderwerp uit te leggen. Ik weet nog precies met welke
instelling ik begon aan wat later het boek Aspecten en
Fasen is geworden (en gaan heten). Oorspronkelijk dacht ik deductief de
synthese tussen kameraalstijl en commerciële boekhoudmethode te schetsen. Daar
kwam ik niet uit. Wat ik als obstakel zag, was dat er nog teveel onbekend was
voor de lezer. Zo kwam ik op de indeling van dat boek in 4 delen. Deel 1 geeft
een historische schets. Dat gaf me de mogelijkheid de praktische aanleidingen
te beschrijven. Wat waren eigenlijk de problemen? Waarom was er een oplossing
nodig? Hoe werd die door de problemen 'geleid'? In deel 2 volgen dan zoiets als
algemene veronderstellingen (wereldbeeld e.d.). Pas in deel 3 was ik — volgens
mijzelf, dan — toe aan wat ik oorspronkelijk als schrijfconstructie voor ogen
had.
Je moet nu ongetwijfeld aan Wittgensteins ladder denken. Het lijkt me dus
vooral de vraag wanneer je die kan wegsmijten. Volgens mij is de timing
afhankelijk van wat de lezers al aan conceptuele bagage meenemen. Een 'nieuw'
onderwerp heeft meer inductieve aanloop nodig dan een onderwerp dat rust op
reeds aanwezige veronderstellingen (ook al zijn daarop tot dusver andere
onderwerpen 'gebaseerd').
4.5
Natuurlijk vind ik het van mijn kant meer dan leuk om te horen dat
je met metapatroon puzzelt. Met de acceptatie ervan wil het in het algemeen
inderdaad nog niet zo vlotten, maar ik herken toch enige beweging. Er zijn hier
al mondjesmaat wat mensen die de klok gaan horen luiden, dwz dat ze inzien dat
je op stelselschaal niet zonder expliciete context kan. Het is echter nog veel
te veel gevraagd dat ze mijn boek Metapattern
of overige publicaties bestuderen. Want het moet eenvoudig (lees: eigenlijk
hetzelfde) blijven, nietwaar? Niemand heeft nog door dat het juist op die
manier nodeloos ingewikkeld blijft. Maar, nogmaals, er begint een notie te
dagen van ander klokgeluid. Dat is al heel wat. Hier voeg ik meteen maar aan
toe, dat het me onwaarschijnlijk lijkt dat Information Dynamics er ooit
zakelijk van profiteert. Ik beschouw het daarom maar als opgave om de pionier
te blijven uithangen.
4.6
Ik heb hem toen mijn modelleerbenadering met meervoudige, recursieve
contexten proberen te verklaren. Dat is blijkbaar niet blijven hangen.
4.7
Er is zo ongelofelijk veel geschreven — en dat volume groeit maar
door — dat niemand overzicht heeft. Dus, elke bronverwijzing is reuze
selectief. Daarom kan je het omdraaien: Wat zegt de selectie in kwestie over de
auteur, of spreker? Every sign is a request for compliance. De bronverwijzing
is vaak een intimidatiemiddel. Eerder schreef ik een opstel waarin opzettelijk
geen enkele expliciete bronverwijzing voorkomt: Constructieve
filosofie in informatiemanagement. Daarin hanteer ik onderscheid tussen
ontzagfilosofie en kritische/constructieve filosofie. De verschuiving van
opvattingen onder de noemer informatiearchitectuur kan je ook met die indeling
uitleggen. Jij wil het primair als kritisch annex constructief begrip zien,
terwijl het voor de verkoop als autoritair begrip ingezet wordt. En dan maar
blijven praten over de menselijke maat is natuurlijk een gotspe.
4.8
Inderdaad lijkt situationele variatie een wezenlijk verschilpunt. Is
dat tijdelijk? Hopelijk kunnen andere bronnen je wel overtuigen, bijvoorbeeld
over sociale psychologie. Daar staat het al duidelijk genoeg. Ik ben ervan
overtuigd dat je blijft vastzitten zonder 'situatie' en de overige variabelen
zoals de enneade ze samenhangend voorstelt. Object in absolute zin is domweg te
plat. Aan de andere kant begrijpt in organisatieland bijna niemand dat nog, dus
waarom zou je je er commercieel druk over maken?
Mijn schrijfstijl weerspiegelt de zoektocht naar productieve formalisering. In
dit vroege stadium is dat verhoudingsgewijs moeizaam. Daar heb ik me intussen
bij neergelegd. Want hoe minder ik me ervan aantrek, des te eerder breekt een
stadium aan waarin communicatie soepeler kan. Dat lukt dan omdat deelnemers het
andere referentiekader/paradigma — al enigszins — geïnternaliseerd hebben.
Vergelijk het met het atoommodel van Bohr. Jij kreeg dat op je middelbare
school voorgeschoteld, terwijl slechts iets eerder de Nobelprijswinnaar himself
ermee worstelde. Volgens mij is dat een natuurlijk verloop. Met het metapatroon
sta ik pas aan het begin van zo'n on twikkeling.Dankanikhetjammervinden
dat verder nog niemand de 'requisite variety' ervan 'requisite' acht, maar dat
komt dan later. Ik meen in elk geval dat de speurtocht naar extra
beheersingsvariëteit inmiddels op gang komt, zoals de laatste mode van in
modellering onder de noemer van ontologie bevestigt. Maar daaraan ontbreekt nog
steeds eenduidige gedragsbepaling op basis van situationele differentiatie.
Klopt, zo leest het niet lekker weg. Nogmaals, daar weet ik dus geen andere
raad op dan doorploeteren. Allereerst vormen werkers aan methoden voor
conceptuele modellering mijn doelgroep. Die blijken vooralsnog echter (ook)
allemaal aan hun eigen ivoren toren te klussen, zodat het met 'diffusion of
innovation' langs die route evenmin opschiet. Opnieuw, ik houd gewoon maar vol.
4.9
Wat je met uitgesorteerde context- en tijdverbijzondering zo
eenvoudig mogelijk krijgt, kan niemand in enkele woorden samenvatten. Maar je
hebt natuurlijk gelijk, dat is en blijft wat een bestuurder verlangt.
4.1o
Ik zit natuurlijk al vanaf het moment van allereerste concipiëring
van metapatroon — hoewel ik dat etiket pas later verzon — te puzzelen met
relevante popularisering.
4.11
Juist mijn subjectieve situatieleer verdedigt pluriformiteit, maar
het is uiteraard ook nodig de onzin aan te wijzen (niet dat iemand oplet,
trouwens; ik schrijf vooral voor mijzelf, wat in mijn geval leidt tot strengere
begripsvorming waarmee ik beter verder kan, enzovoort).
4.12
Metapatroon betreft informatiebeheer volgens de extra dimensies van
context en tijd. Dat reikt alweer veel verder dan wat momenteel populair het
semantisch web heet. Daarom is, lijkt mij zo, metapatroon ook voor toekomstige
producten en diensten van uw bedrijf interessant. Ikzelf meen zelfs dat het
belang van mijn innovatie strategisch is, dwz met potentieel voor ontwikkeling
van een nieuwe markt. Dergelijke mogelijkheden voor wederzijds zakelijk
voordeel verken ik graag nader.
4.13
Een schone conceptuele opzet leidt tot een veel schonere
infrastructuur. Waar het om gaat is wie daarvan het belang inziet en ook wil
behartigen. Het is helaas simpeler tegenstanders dan voorstanders te verzinnen.
4.1
Als ik jou was, zou ik niet teleurgesteld zijn. Je klopte m.i.
ergens aan, waar geen deur is. Het antwoord vind ik trouwens op een nettere
manier afhoudend dan ik verwachtte. Het resultaat is natuurlijk hetzelfde.
Inderdaad jammer, maar dit was nooit een reële aanzet.
4.14
De donkere wolk die maar niet wegdrijft is natuurlijk de
problematische werksituatie. Het lukt maar niet een opening te vinden om
constructief en betaald aan het werk te gaan. Vorige week, bijvoorbeeld, sprak
ik op basis van mijn 'pamflet' Diagnose van een
spilzieke overheid een directeur-generaal. Dan heb ik het nog niet eens
over de drempel die bestaat om zo'n afspraak überhaupt te krijgen. Aardige man,
maar hij was geëscorteerd door een medewerker — nota bene een interim manager —
die helemaal niets positief oppakte. Kortom, nee, dat gaat dus nog heel slecht.
4.15
De verwerving van betaalde opdrachten lukt evenmin. Ik houd dat nog
even vol en dan is het toch echt tijd voor plan B (wat ik trouwens nog niet bedacht,
juist om het zo geconcentreerd mogelijk vol te houden).
4.16
Ik blijf erbij dat ik ook en vooral qua communicatie-opvatting
vooruitstrevend ben (wat belangrijk bijdraagt aan het commerciële probleem). Er
ligt weliswaar een grote markt, maar de toegang ertoe is nog gesloten. Verder
loop ik het enorme risico dat opdrachtgevers die de klok gaan horen luiden, aan
beunhazen gaan vragen ze met de klepel te helpen.
4.17
Het heeft me behoorlijke inspanning gekost hem tot een blik op het
metapatroon te bewegen. […] In elk geval is de stand dat hij zich eindelijk
door iemand begrepen voelt. Nu ik nog door hem, denk ik dan, maar wellicht komt
dat later. Ik geef trouwens toe dat ik beslist niet alles van hem snap. Een
voordeel van een co-auteur, schreef ik hem, is dat je ook maar de helft van de
geproduceerde tekst hoeft te begrijpen.
4.18
Niets nieuws, dus. De verkooptruc is om het wel degelijk als
voldoende nieuw te suggereren, zodat de opdrachtgever trots op daadkracht kan
zijn, terwijl er aansluiting komt met het 'oude' dat allemaal allang goed is.
4.19
Onder de term ‘architectuur’ komen we in dit stadium niet uit; die
staat pontificaal in de opdrachtformulering. Maar van die nood is wel een deugd
te maken, denk ik.
4.20
Ik vind dat je nogeens verduidelijkt dat we weliswaar deels
verschillende wegen zien, en willen volgen, maar dat we tegelijk menen in één
en hetzelfde 'Rome' uit te komen.
4.21
Inmiddels tekende ik een contract met de uitgever (hoera, als
beloning krijg ik één exemplaar van de uitgave).
4.22
Ik geloof dat ik hem niet moet belasten met metapatroon. Dat kan hij
te gemakkelijk te moeilijk blijven vinden (best een aardige beeldspraak ...).
4.23
Als voormalig medewerker van Buitenlandse Zaken weet ik het vooral
op waarde te schatten inzicht te hebben in welke onderwerpen je maar beter kunt
laten rusten, in elk geval tijdens zo'n kennismakingsgesprek.
4.24
Ik probeer me gelukkig te prijzen met zelfs het geringste zicht op
voortgang. Waan, wellicht, maar voor mij motief genoeg om vol te houden.[28
februari 2005]
4.25
Tegelijk sta ik open voor wat via een — andere — leverancier mogelijk is. Zo
denk ik dat bijvoorbeeld Microsoft veel kan winnen door toevoeging van onze
spullen. Of IBM, Sap, Oracle e.d. Dat kan ook een onafhankelijke system
integrator zijn. Als het voorstel maar interessant genoeg is, ga ik daarin mee.
Dan dus geen eigen groei, enzovoort, maar per saldo wellicht een groter
aandeel.
4.26
Ik moet je de uitkomst nog melden van mijn navraag naar "wat
kost een leerstoel eigenlijk?" Het blijkt deels eenvoudig. De relatie
tussen enerzijds de stichting, anderzijds een universiteit kan met gesloten
beurs verlopen. Dan betaalt de stichting — of welke ‘sponsor’ dan ook — de
bijzondere hoogleraar in kwestie dus direct; de hoogte van het honorarium
hebben zij onderling bepaald. Het is ook zo dat de sponsor met een 'eigen'
kandidaat kan komen; die heeft dan zeker een streepje voor. Dat is ook waar het
wat ingewikkelder kan worden. De universiteit moet zo'n leerstoel, zeg maar,
onderzoek- en onderwijskundig 'inpassen' en benoemt de functionaris zgn.
onafhankelijk met een benoemingscommissie (die pas op haar beurt benoemd wordt,
aan de slag gaat enz., nadat het bestuurlijk-administratieve inpaswerk voltooid
is). Alles bijelkaar kan dat 1 a 2 twee jaren duren (maar met de juiste
relaties gaat natuurlijk alles vrijwel direct).
Mijzelf is hierdoor in elk geval duidelijker geworden hoe sommige it-bedrijven
aan hun eigen netwerkjes van deeltijd-hoogleraren komen. Ze betalen die
'medewerkers' gewoon vol door, die pakweg 1 dag per week ergens op een
universiteit mogen doorbrengen. Wat ze minder besteden aan declarabele uren,
wordt meteen door het hogere tarief gecompenseerd. Zo werd het mij tenminste
letterlijk verklaard.
De eerste stap lijkt mij — als je er tenminste vervolg aan wilt geven — dat je
eens informeel contact opneemt met de universiteit(en) waarnaar jouw eigen
voorkeur uitgaat.
Ik blijf een gesponsorde leerstoel een prachtig idee vinden. Je weet ook dat ik
als kandidaat voor zo'n functie graag meedoe. Er zijn al hoogleraren genoeg
vanuit de bestuurlijke kant, maar sinds Brussaard is er niemand die het solide
vanaf de informatiekundige kant snapt.
4.27
Het lijkt er sterk op dat we het vergaand over hetzelfde onderwerp
willen hebben, gelukkig, maar dat we er sterk afwijkende teksten over schreven.
Daarvoor is stellig een verklaring, dat we over zulke verschillende houding,
kennis en vaardigheden beschikken.
4.28
Als dat alles is, zijn we het wel erg snel eens. Dat lijkt me toch
niet de bedoeling ...
4.29
Als je praktisch relevant werk wilt doen, raad ik je sterk aan snel
verder te trekken.
4.30
Ik vat zijn gedrag ook zeker niet persoonlijk op. Ik doe dat vooral
niet, omdat het geen zin heeft. Daar ben ik trouwens zeer recent pas ècht
achter gekomen, toen ik iemand aansprak op een simpele toezegging en hij
vervolgens een vernietigingsactie op mij richtte. Dan denk ik toch echt dat de
ander een stoornis heeft. Maar ik wil het wel beter begrijpen en zo raakte ik
verzeild in literatuur over narcisme. Een kernpunt blijkt dat je de
‘narcistische ander’ nergens op kunt aanspreken, want behalve het oppervlakkige
imago is er niets. Als je door het laagje prikt, doet het blijkbaar meteen pijn
(maar zonder enig pijnbesef, want dat is door datzelfde narcisme geblokkeerd).
Met wie als veroorzaker geïdentificeerd is, wil de narcist drastisch afrekenen.
En dat, terwijl de oorspronkelijke aanspraak opbouwend op samenwerking gericht
was ... Ik leerde verder dat narcisme eigenlijk niet te behandelen valt. Wat
soms een beetje wil helpen, is een concrete afspraak met duidelijke sanctie in
het geval van non-compliance.
4.31
Wat me nog ontgaat, is welke twee vliegen je bedoelt. En wat de klap
volgens jou is.
4.32
Van dat bedrijf heb ik allesbehalve een gunstige indruk als het gaat
om openheid voor conceptuele vernieuwing. Maar wie weet, is er veel veranderd,
of gebeurt dat spoedig ...
4.33
Ik besef al jarenlang dat het aanspreken van een oude generatie met
een nieuw paradigma, hoe zal ik het zeggen, moeilijk is. (Eerlijk is eerlijk,
met allerlei onderwerpen ben ikzelf stellig ook oud.) Ik schrijf daarom al
netzolang vooral voor mijzelf. Dat helpt tenminste mijzelf te onderzoeken of ik
het nog snap. Dan vind het ook leuk om met een bruikbaarder idee te komen;
tsja, daar gaat het mis met acceptatie. En verder blijf ik hopen, anders moet
ik maar meteen ophouden.
4.34
Ik heb herhaaldelijk voorgesteld om het schetsboek in het engels te
laten vertalen, maar 'ze' begrijpen het belang daarvan niet.
4.35
Als vertaler past mij bescheidenheid. En als ik dat echt niet ben,
moet ik in die rol toch maar doen alsof.
4.36
Eerlijk gezegd vind ikzelf het ook wel een geïnspireerde vertaling.
Als ik 'm zo teruglees begrijp ik er door de sloganeske stijl alweer een stuk
minder van en dat lijkt me een goed teken als het om werving gaat.
4.37
We gaan voor effect, nietwaar? Volgens mij werkt dat in dit stadium
— toch een nieuw spel enz. — het best met zoiets als een demonstratiepartij.
Jij staat daarvoor aan de ene en ik aan de andere kant van het net. Zo kunnen
we de bal tenminste overspelen, elkaar complimenteren voor de schitterende zus,
de prachtige zo, wat m.i. de grootste kans biedt dat ons publiek geboeid raakt.
Die mutual admiration lukt alweer veel minder of geheel niet, wanneer we ons
allebei herkenbaar opstellen aan dezelfde kant van het net. Want daar staan we
dan maar. Als het al een wedstrijd wordt, is het meteen een echte en moeten we
het tegen de rest opnemen. We moeten ze juist netzolang in onderlinge promotie
bezighouden tot het haakje een beetje vastzit (met excuus voor mengsel van
metaforen).
4.38
De sector der bloggers is, tsja, ànders. Ik heb weleens de indruk
dat ze duurzaam achter hun machine waken, zoals een spin in een hoekje van zijn
web. Voelt de spin een beroering, dan ijlt hij erop af. En dat was het dan
weer, terug in waakstand.
4.39
Dat is dus een reactie squarely in de categorie narcisme. Zo van, hoe
durf je ermee aan te komen! Weet je dan niet, eikel, dat ik veel slimmer ben
dan jij? Dat ik dat allang bedacht?! Houd er onmiddellijk mee op. Ga jij je
best maar eens doen om mijn zaak te promoten!!!
Ik kwam niet in dat boek verder dan een beetje bladeren, omdat de schrijver
vooral doet aan profetie. Ofwel, science fiction, maar dan zonder veel science.
Ik kon er tenminste niet een solide basis in ontdekken, laat staan een
informatiekundige. Het zijn de entertainers van de informatiemaatschappij, met
als effect dat er helemaal niets verandert.
Kenmerkend voor deze categorie is dat de leden onmiddellijk, als gestoken
reageren. Zij zoeken de aanval ter verdediging. Dat lijkt me inderdaad een
narcistische trek.
Enige tijd geleden had ik moeilijkheden met iemand bij wie ik toen maar eens
een persoonlijkheidsstoornis veronderstelde die ik vervolgens maar eens als
narcisme diagnosticeerde. Wat kan je het beste met zo iemand doen? Eerste
aanbeveling uit literatuuronderzoek: niets.
Ik moet zeggen, dat werkt prima. Geen enkele aandacht geven en je hebt er
meteen geen last meer van. Je moet overigens volledig uit je hoofd zetten dat
je ooit tot constructieve samenwerking kan komen.
Wie helemaal geen narcist is, werpe de eerste steen.
4.40
Het kaatsmodel werkt aardig. Zo informeerde iemand of ik blij was
met jouw tekst. Kijk, dan kan ik weer uitleggen van wel.
4.41
Dat verhaal mag best wat 'over de top' zijn. Sterker nog, ik vrees
dat het zelfs zo moet, want anders trek je geen publiek.
4.42
Ik zie het als communicatiedilemma: met een geschikte boodschap
bereik je ongeschikte mensen. Omgekeerd lukt helaas niet.
4.43
Ik noem nog even wat ik als noodzaak zie voor serieus engelstalig
materiaal over de Nederlandse — ontwikkeling van de — elektronische overheid.
Je ziet hoe zo'n land als Denemarken zich ermee alom gunstig profileert. Ik kan
me voorstellen dat juist een engelstalige versie van het schetsboek goed werkt
voor de Nederlandse reputatie; het is, vind ikzelf tenminste, uiterst degelijk
en toch anders.[25 november 2005]
4.44
Ik moet even geen gelijk willen krijgen; nu wat afstand brengt het
later dichtbij.
4.45
Daartegen kan ik slechts 'optreden' met een zelf-opblaasactie en dat
wil ik nu net niet (nog afgezien ervan dat juist dat niet werkt).
4.46
Het lukt binnen het deelsysteem niet, maar erbuiten ook niet. Ik
geloof dat we het optimaal doen door steeds een mannetje ergens binnen te
hebben en een ander mannetje ergens buiten. Zijn zo de elegantste kraken niet
gepleegd?
4.47
Je kunt het nieuwe onmogelijk in termen van het oude uitdrukken. Dat
is en blijft een dilemma. Maar toch moet ik het proberen. Mijn taktiek is zeker
niet origineel (in navolging van bijvoorbeeld Schopenhauer). Die taktiek
bestaat eruit om 'het nieuwe verhaal' dan maar schier eindeloos opnieuw te
houden: variaties op een thema. Je moet dan wel vasthoudend, en niet te
vergeten welwillend, publiek hebben. Dat is (te) veel gevraagd. Maar als het
meezit, ziedaar, vroeg of laat verspringt het paradigmatisch zwaartepunt.
4.48
De allereerste praktische stap in communicatie is
dan-maar-doen-alsof het gaat om een houdbare vergelijking. Maar omdat je
daarmee de crux mist, is die ene stap zelfs lastiger dan
om-het-meteen-kloppend-te-doen. Maar dit laatste heeft weer geen zin, omdat
niemand het al begrijpt. In het ene geval zeg je iets onbegrijpelijks en in het
tweede ontstaat geen begrip. Feitelijk geen verschil.
4.49
Voor bevordering van acceptatie moeten we omschakelen naar de
attitude van de adviseur, maar dat blijkt dus lastig door het 'gewicht' van een
eigen boodschap. Ik ben ervaringsdeskundige. Daarom vind ikzelf tenminste dat
het pas praktisch gaat lopen als de taken van boodschapper en adviseur over
verschillende mensen verdeeld zijn. Daar zij we toch al een eind mee gekomen. Niet
te vergeten, het is ook gewoon leuk.
4.50
Het zal wel niet werken, want niemand ervaart daar een acuut
probleem. Maar als ik een beetje druk op de ketel kan houden, gaat het opstoken
ooit sneller.
4.51
Als ik dat allemaal zo prachtig lees, kan ik me zelfs maar moeilijk
herinneren of ik er zelf bij was. Het lijkt me dat jij de volgende keer meteen
maar het verslag moet schrijven; dat spaart de bijeenkomst workshop zelf.
(Overigens heb ik dat weleens gedaan, nou ja, half, te weten aan het begin
meteen het verslag voorleggen; daar zaten 'ze' toch raar van te kijken.)
4.52
Stille diplomatie werkt per definitie niet door lawaai.
4.53
We hebben te maken met mensen die zo intelligent zijn dat ze aan een
enkele vermelding genoeg hebben; die staat er al duidelijk. Als je denkt dat ze
het niet begrepen hebben, doen ze slechts alsof. Juist door ze zo serieus te
nemen, vergroot je de kans op de uitkomst die je wenst door enkelvoudige
vermelding.
4.54
Het gaat er niet zozeer om wie nu wat enz. even op de slimste manier
analyseert. We moeten samen proberen de wezenlijke vraagstukken over de
informatiemaatschappij, of hoe we dat ook maar noemen, vooral
politiek-bestuurlijk solide geagendeerd te krijgen. Daarvoor is inderdaad het
onderwerp elektronisch patiëntdossier (ook) zeer geschikt. Nu zit daar helaas
meteen al een praktische tegenstrijdigheid, te weten tussen enerzijds
politiek-bestuurlijk, anderzijds solide. Nou ja, hoop doet leven.
In dat licht meen ik dat louter positieve beoordelingen gauw contraproductief
werken. De combinatie van retorische lof en vooral-niets-veranderen kennen we toch?
Ipv een mutual-admiration society komen we volgens mij in dit stadium verder
met een mutual-criticism society. Via kritiek hebben we de grootste kans op
voortgaande aandacht. En laten we vooral niet vergeten dat wij van elkaars
kritiek veel leren.
Kortom, hoe luidt de communicatiestrategie? Hoe nu structureel ermee verder? De
ambitie luidt toch om vanuit luis-in-de-pels een metamorfose te beleven, zodat
na kritische ook constructieve bijdragen mogelijk zijn?
Mijn pleidooi is primair om (ook) voor het epd erkenning te verkrijgen van het
karakter van maatschappelijke ontwikkeling in brede zin. Dat gaat nooit goed
lukken, maar iets is altijd beter dan niets. Zoals het er nu uitziet, wordt/is
het een battle of the technocrats. Een product van de laatste tijd zijn de
bestuurstechnocraten (ik herinner me nog de tijd voordat de studie
bestuurskunde bestond; dat was heerlijk werken bij de overheid :-). Van oudsher
heb je uiteraard de medisch technocraten, ook nog eens gesplitst naar
deelbelangen. En de verzekeringstechnocraten. Maar de wie luistert naar de
'stemmen' van individuele mensen? Mijn indruk is dat ze zelfs uit de ether
gedrukt dreigen te raken (wilt u dan geen bescherming tegen terrorisme?!!!).
Technocraten herkennen dat per definitie nooit zelf, maar het is eveneens in
hun belang die stemmen, dat menselijke perspectief dus, tenminste een beetje
serieus te nemen.
4.55
Ik heb het 'gezocht' in herhalingen van relevant materiaal. Daardoor
kan deze notitie zoveel mogelijk op zichzelf staan en tegelijk maak ik subtiel
duidelijk dat het toch eens tijd wordt om 'oude' voorstellen uit te voeren. Ik
hoef in elk geval enig verwijt dat ik niet op samenhang koerste, nooit serieus
te nemen.[30 januari 2006]
4.56
Wanneer je er niet (ook) een beetje om kunt lachen, beschouw ik mijn
tekst als mislukt. Zover komt het hopelijk niet.
4.57
Sorry voor de haastige schrijfstijl. Ik heb weer kinderen die in de
Heer zijn, te weten Sinterklaas. En Hij komt straks aan.
4.58
Iets steeds 'nieuw' enzovoort te noemen wekt slechts de schijn van
innovatie, terwijl in werkelijkheid stagnatie resulteert.
4.59
Het is natuurlijk zo dat wij het onderling
minder oneens zijn dat jij of ik met een ander.
4.60
Ik strooi meer waardering uit over de aanpak van 'de elektronische
overheid' dan ikzelf op dit moment koester; het blijft toch redelijk gemeend en
zo positioneer ik me constructief, waardoor ik tenminste enige kans op invloed
verkrijg.
4.61
Het opstel is een vorm voor persoonlijke ontwikkeling (nou ja, zo
zie ik dat). Tegelijk bouwt een opstel een redenering op die ertoe leidt dat de
lezer iets algemeens meeneemt. Dat is dan algemeen in de zin dat — ook — de
lezer er weer zelf constructief mee door kan.
Optimaal biedt een opstel zelf een illustratie bieden van wat je beweert. Dat
is zgn reflexiviteit als kwaliteitscriterium.
4.62
Je zou eens wat tijd — met een half uurtje heb je al een idee —
kunnen besteden je huidige tekst anders te ordenen (dus, zonder iets nieuws te
schrijven). Ik herken passages waarin je het moderne informatie-individu vooral
in je eigen termen beschrijft. Ofwel, het eerste deel is autobiografisch. Dan
kan je de passages laten volgen die aannemelijk maken dat het om een brede(re)
cultuurontwikkeling gaat. Dat is waar je allerlei literatuurverwijzingen biedt.
Vervolgens kan je ter verklaring dat ene begrippenkader presenteren; dat doe je
met specifieke verwijzingen. Daarna kan je daarmee je persoonlijke en culturele
analyse rigoureuzer, dwz met meer precisie, voortzetten; daarbij passen weer
allerlei literatuurverwijzingen.
Pas op met de aankondiging dat je iets origineels aanreikt. Pleeg op z'n minst
een beetje due diligence, want juist de pretentie van culturele strekking houdt
in dat 'het' kennelijk in de lucht hangt; iemand anders heeft stellig ook al
belangwekkende stukjes tot en met samenhang geplukt.
4.63
Het ene opstel verleent zelfs zo expliciet mogelijk een
problematiserende strekking. Een volgend opstel begint expliciet over
oplossingsrichting(en). Dit betekent trouwens niet dat zo'n tweede opstel moet
wachten. Zulke sporen ver'tonen' wisselwerking.
4.64
Hij kan ijzersterk agenderen. Allerlei mensen kunnen heel
zelfgenoegzaam op een bepaalde manier werken en dan zegt hij ineens "klopt
dat eigenlijk wel?" En als je dan eerlijk tegenover jezelf kunt zijn, moet
je toegeven dat hij meestal een sterk punt heeft. Voor wie-er-tegen-kan
katalyseert hij dus kwalitatieve verandering. Maar wat hij dan in mijn ogen
weer mist, is dat hij precies genoeg aangeeft wat we dan wel moeten doen, en
hoe. Ik vind dat hij zijn antithese en de daaropvolgende algemene synthese
onvoldoende gescheiden ziet. Ik tenminste heb de indruk dat hij zijn
probleemstelling in een moeite door — okee, ik overdrijf weer een beetje —
poneert als de oplossingsrichting. Maar bruikbare oplossingen, concreet
geschikt voor het informatiekundige handwerk, zie ik hem echt niet voorstellen.
4.65
Verspil vooral geen energie aan claim op originaliteit (want dat kan
weleens tegenvallen).
4.66
Je ontkomt niet aan wat melancholie (om over frustratie maar niet te
spreken). Want 'ze' begrijpen het niet.
4.67
Helaas blijkt enige argwaan gezond, wanneer iemand beweert dat een
bepaalde opzet zonder meer werkt met ‘hun spullen.’ Allereerst modelmatig zal
de vereiste variëteit toch tot uitdrukking moeten komen, lijkt me zo.
4.68
(Ook) elders voer ik discussie dat het eenvoudiger moet voor
acceptatie. Hoewel, dat is natuurlijk geen discussie. Het moet gewoon altijd zo
eenvoudig mogelijk. En dat heeft altijd wat tijd nodig. Iets waarvoor een
natuurkundige ooit een Nobelprijs won, blijkt een halve eeuw later stof voor de
natuurkundeles op de middelbare school.
4.69
Het is niet simpel om een blijkbaar fundamenteel ander perspectief
te volgen. Inderdaad, het staat er allemaal allang. Maar het beeld is pas
duidelijk met voldoende puzzelstukjes op de juiste plaats. Dat is het idee achter
menig plaatjes-quiz.
Ik denk ook dat het een kwestie is van een voldruppelende emmer (zie ook
hierboven de vergelijking met puzzelstukjes die samen een beeld vormen). Het is
niet zozeer die ene druppel waardoor de emmer overloopt, maar het hele gedrup.
4.70
Wat zal ik er van zeggen? Wartaal, of hier en daar op z'n gunstigst
belegen. Hebben we dus niets aan voor de toekomst. Geen begrip van de
omvattende dynamiek in maatschappelijk informatieverkeer. Daarom evenmin
zicht op passende instrumentatie.
4.71
In mijn aanpak ben ik typisch een opstelschrijver, waarmee ik bedoel
dat ik na wat gemijmer gewoon maar begin en doorga tot ik het wel weer geloof.
De verhaallijn groeit dus gaandeweg; over de bestemming heb ik aanvankelijk
slechts een vaag idee en ook dat kan veranderen.
4.72
(Ook) bij Microsoft heet zo iemand een evangelist, maar dat etiket
gebruikt hij in Nederland wijselijk niet.
4.73
Wat ik van de voorgestelde deelnemers vind? Het is niet dat ik
zoveel B-politiefilms zag, maar ik moet toch aan de vermoeide inspecteur denken
die na het aanhoren van de zoveelste misdaadmelding de opdracht geeft:
"Round up the usual suspects."
Verder zou ik twee sessies houden. Zulke ego's met allemaal behoefte aan
spreektijd hebben enige ruimte nodig. Anders slaat frustratie toe en hebben we
dat probleem weer.
4.74
Het is de kunst a. dichtbij de leefwereld van informatiekundige
leken te blijven, b. die tegelijk informatiekundige professionals inspireert
tot stelselmatige oriëntatie, dus c. volgens een abstractie die tenminste geen
noodzakelijke richtingen voor uitwerking afsnijdt.[9 februari 2004]
4.75
Communicatie moet op specifieke doelgroep afgestemd moet zijn. Met
andere woorden, het is zinloos naar dat ene, ideale geschrift te streven. Dat
snap ik wel als uitvinder van een formalisme voor contextuele
begripsdifferentiatie (metapatroon). Door de noodzaak van zulke differentiatie
is stelsellogica van een andere orde dan uitgangspunten die — meestal impliciet
— voor een plaatselijke, aparte 'oplossing' prima werken.
4.76
De kwetsbaarheid die aan openbaarheid gepaard gaat, bevordert
verbeteringen, enzovoort.
4.77
Je kunt pas iets voor dummies opschrijven, nadat het voor
gevorderden allang duidelijk genoeg is.
4.78
Voor het geval er ooit een parlementaire enquête van komt :-) wil ik
over mijn opvatting geen misverstand hebben: als business case is het rapport
waardeloos, omdat de noodzaak van betekenisvariëteit domweg over het hoofd
gezien blijft. Wie dat oppakt, heeft juist weer een grote 'kans.'
4.79
Geef me even tijd om een benadering te helpen verzinnen die a. een
beetje kans heeft om te werken en b. geen nodeloos risico vooral voor jouzelf
inhoudt. Wat b. betreft, (wat) hogere ambtenaren kunnen inderdaad rare jongens
zijn ...
4.80
Je nodigde mij uit om bijdragen aan de Atlas Elektronische Overheid
te leveren. Wat bijdragen waaraan ikzelf meewerkte betreft, wijs ik graag
allereerst op het zgn schetsboek. Ik zou het overigens willen nalopen op
vermelding van resp. verwijzing naar dienstgerichtheid. Die etikettering kwam
vlak na verschijning pas op, maar de opzet van het 'informatieverkeer in
publiek domein' is natuurlijk al door-en-door dienstgericht.
Verder, ... hoeveel bijdragen wil je? Het zou me verbazen wanneer blijkt dat
iemand anders in Nederland meer opschreef over overheidsinformatievoorziening
en informatiekundige ontwerpleer (ook bekend als informatiearchitectuur) dan
ik. Mijn 'archief' is on-line; zie www.informationdynamics.nl/pwisse.
Wat daaruit relevant is, en hoe, lijkt me primair afhankelijk van de
redactionele formule voor de Atlas. Je kunt eveneens domweg ergens een lijstje
in de Atlas opnemen van organisaties/mensen annex websites met nadere
publicaties. Daarmee stimuleer je, omgekeerd, dergelijke organisaties/mensen om
relevant materiaal op hun website te plaatsen; nou ja, dat zou weleens zo
kunnen gaan werken.
Ook noem ik nog even wat ik als noodzaak zie voor serieus engelstalig materiaal
over de Nederlandse — ontwikkeling van de — elektronische overheid. Je ziet hoe
zo'n land als Denemarken zich ermee alom gunstig profileert. Ik kan me
voorstellen dat juist een engelstalige versie van het schetsboek goed werkt
voor de Nederlandse reputatie; het is, vind ikzelf tenminste, uiterst degelijk
en toch anders. Maar het lijkt me een goed idee om officieel, dus
veilig te beginnen met een vertaling van de notitie 'Op weg naar de
elektronische overheid.'[23 oktober 2005]
4.81
Ik probeer in elk geval op het speelveld te blijven, want dat is
toch de enige plek waar je bal nog een keertje kunt raken.
4.82
Ik kan het woord eenvoudiger schrijven dan uitspreken
4.83
Het gaat erom juist gebruik te maken van de 'politieke
gevoeligheid.' Daarvoor ben ik graag bereid risico voor mijn eigen belang te
lopen. De vraag is zelfs of er van een reëel risico sprake is. Indien ik niets
uithaal, of vriendelijk meepraat, dat is inmiddels wel duidelijk, kom ik 'niet
aan de bak.'
Wanneer ik door zo'n oproep andere mensen tegen de haren instrijk en ze mij
daardoor geen opdracht gunnen, verandert er per saldo dus niets. En aan de
andere kant is mijn ervaring dat het (heel) soms wel degelijk in positieve zin
helpt om mensen eindelijk eens te confronteren. Dosering is essentieel.
4.84
Ik stuurde maar een bericht aan het adres bill@microsoft.com. Dat leek me een
aardige gok om direct bij Gates terecht te komen. Nog niets op gehoord,
trouwens.
2002-2005, webeditie 2006 © Pieter Wisse