Snoeiwerk

Pieter Wisse

Nogal wat overgeleverde methoden & technieken zijn contraproductief voor informatiekunde die met professionele beoefenaren opbouwend moet bijdragen aan voorzieningen voor informatieverkeer op allang reële maatschappelijke schaal. Dat zit dus, algemener beschouwd, maatschappelijke dynamiek in de weg, en belemmert daardoor ontplooiing van/door individuele deelnemers aan samenleving.
Desondanks blijven ze toegepast, die achterhaalde werkwijzen enzovoort, ondanks de kwalitatieve veranderingen waarvoor schaalverruiming van verkeersbereik exemplarisch is. Daaruit blijkt o.a. hoe nijpend het tekort aan informatiekundig ontwerpers is dat door-de-schalen-heen deskundig is. En daardoor blijven alom ict-projecten nodeloos mislukken.
De aanbeveling van aangepaste methoden & technieken houdt nu eenmaal kritiek in op wat-niet-langer-werkt. Voor zulke zowel onontkoombare als noodzakelijke kritiek zijn mensen die hun belang identificeren met gevestigde praktijk inclusief voor hèn voordelige verhoudingen echter niet of nauwelijks ontvankelijk. Zo vormt het ernstig tekort aan verlichte opdrachtgevers – belangen zijn geen ingrediënten van een zero-sum game; via afgestemde activiteiten versterken ze elkaar – nog steeds de voornaamste rem op beroepsperspectief voor stelselmatig georiënteerde ontwerpers en hun nieuwe vak. Dat betreur ik uiteraard, maar weerhoudt me er niet van zulke methodische aanbevelingen inclusief kritiek voorzien van argumenten te blijven leveren. Hier volgt nog maar eens een aflevering.

Een rij struiken die dient als afscheiding is een heg. Een ander Nederlands woord ervoor is haag. De Engelse term is hedge. En omdat zo’n fysieke afscheiding bedoeld kan zijn ter bevordering van eigen veiligheid, verkreeg hedge overdrachtelijk de betekenis van indekkingsmaatregel, ontsnappingsmogelijkheid e.d. Met dat doel, voorzichtigheidshalve dus, voorziet ook een spreker (lees ook: schrijver) zijn (lees ook: haar) uitspraken eventueel van kwalificaties.

Over zulk taalgebruik schreef George Lakoff het opstel Hedges (in: Contemporary Research in Philosophical Logic and Linguistic Semantics, samenstellers D. Hockney, W. Harper en B. Freed, D. Reidel Publishing Company, 1975, pp. 221-271). De onderwerpkeuze vind ik ronduit intrigerend ..., klopt, met “ronduit” voeg ik een kwalificatie à la hedge toe. (Want) tegelijk ben ik volgens mijn opvatting dat èlk teken een verzoek tot inschikkelijkheid is, alweer zowat klaar met mijn verklaring. Dat zit eenvoudig zó. Als onlosmakelijk ònderdeel van een teken mikt óók welke – nadere – kwalificatie op inschikkelijkheid door de ànder met diens gedrag. En daar hoort uiteraard het zèlf zoveel mogelijk vermijden van – gevolg geven aan – ongewenste wederverzoeken bij. Voor desgewenst verdere toelichting, zie o.a. mijn boek Semiosis & Sign Exchange: design for a subjective situationism (Information Dynamics, 2002).

Naar mijn – daar komt er weer één, een hedge, en opnieuw in paradoxale vermomming – stellige overtuiging werkt Lakoff het intrigerende onderwerp echter averechts uit. Om dàt te verklaren, laat ik om te beginnen de ondertitel vermelden die hij zijn opstel gaf. Die luidt A Study in Meaning Criteria and the Logic of Fuzzy Concepts.

Lakoff noemt (p. 234)

hedges [...] words whose job [it] is to make things fuzzier or less fuzzy.

Het zijn volgens hem (p. 234)

words whose meaning implicitly involves fuzziness[.]

Met die bepaling ben ik het (dus) al meteen volstrekt òneens. Gelet op de situatie waarin het sprekend subject in kwestie veronderstelt dat hij verkeert, bedoelt die spreker met een hedge juist de precisie van zijn verzoek te optimaliseren. Wie dat vaag noemt, vergist zich schromelijk over taalgebruik.

Als Lakoff al iets precies doet, is het dat hij prompt de verkeerde richting inslaat. Omdat hij fuziness kenmerkend acht voor een hedge, vindt hij het zowat in één moeite door ... logisch om zgn ... fuzzy logic erop toe te passen. Enfin, dat is ook de reden waarom hij zijn opstel begint met een korte inleiding tot dergelijke logica. Daarvoor stelt hij als (p. 221)

fact that natural language concepts have vague boundaries and fuzzy edges.

Wat Lakoff ontgaat, of in elk geval weigert serieus te nemen, is het verband tussen geldigheidsbereik van (een) betekenis en precisie. Over impliciet gesproken, zònder nodige en voldoende beperking (lees ook: precisering) van bereik kunnen betekenissen van één en dezelfde term inderdaad alle kanten opgaan.

Fuzzy logic is een – mislukte – poging om het ònbegrensde bereik te sparen door een alomvattende kunstgreep op betekenissenvariëteit. Van één onverminderd vaste betekenis geldt weliswaar niet langer dat zij in absolute zin (lees dus ook: onbegrensd) wel òf niet ... geldt, maar zo’n ènkele betekenis blijft oriëntatiepunt. Erkenning van variëteit gaat niet verder dan een uitdrukking van zoiets als de mate waarin die bepaalde betekenis geldt (die dan òmgekeerd is aan de mate waarin zij niet geldt). Bent u daar nog?

Wellicht is het allemaal reuze knap wat er vervolgens strikt geformaliseerd c.q. symbolisch valt te manipuleren (en daaraan wijdt Lakoff het leeuwendeel van zijn opstel). Met reële betekenissenvariëteit heeft dat echter onmiddellijk vanaf de allereerste valse veronderstelling helemaal niets te maken, integendeel. Die variëteit verklaren logici buiten hun orde. Zo erkent Lakoff weliswaar dat het geval dat hij bespreekt (p. 211)

really [is] a relative concept,

maar zegt er doodleuk bij dat

[p]utting aside the problem

aangewezen is. Wie zijn kop in het zand steekt ... Afgezien van verspilling van tijd, moeite en geld hoeft daar overigens nog weinig mis mee te zijn – en te gaan – ware het niet dat het noodlot toeslaat zodra dat betekenissimplisme doorgaat voor dè orde. Als analyse van alsmaar herhaalde mislukkingen slaat dit niet aan, maar ingewikkelder is het niet. Wie mikt op betekenis-in-enkelvoud, mist – voorzieningen voor – betekenissen-in-meervoud, punt.

Fuzzy logic levert slechts onhoorbare lippendienst aan meervoudigheid. Het heeft (daarom) natuurlijk geen enkele zin om een uitwerking te willen volgen die aantoonbaar vertrekt vanuit averechtse aannames. Die kunstgreep om fuziness te formaliseren – let wel, waardoor fuziness feitelijk geëlimineerd is als voorwaarde voor geformaliseerde verwerking, maar de strekking van die ingreep blijft doorgaans ... vaag, over hedge gesproken, om de valse suggestie van behoud van betekenis te handhaven – leidt zelfs tot alsmaar onnavolgbaardere onzin. We moeten radicaal terùg naar de aannames. Zo valt er ook van Lakoffs opstel verder niets te leren ...

Indien een betekenis inderdaad “relative” is, zit er niets anders op dan de kennelijke betrekking te expliciteren. Zie o.a. ook Metapatroon als logica van goedverbijzonderde informatiemodellen (2013). Wat ik (pas) logisch vind, is om dat te zoeken in beperking van geldigheidsbereik. Dat is ‘precies’ omgekeerd van wat o.a. Lakoff voorstelt.
Zolang een teken ook en vooral over ‘zijn’ geldigheidsbereik geen uitsluitsel geeft, moet het kennelijk (nog) uitgebreid worden. Volgens mij is zulke onlosmakelijke (aan)duiding van geldigheidsbereik: context. Of een teken voldoende context bevat is ... relatief. De afhankelijkheid betreft m.i. subject èn situatie. Daarom heb ik die theorie van betekenissenvariëteit geëtiketteerd als subjectief situationisme.

Pèr geldigheidsbereik bestaat er een aparte betekenis. Met andere woorden, zoveel aparte bereiken, zoveel aparte betekenissen. Dat is (dus) principieel ànders dan – de aanname voor – fuzzy logic. Nogmaals, daar vormt een enkele betekenis nog steeds de absoluut geldige maat, zij het dat de mate waarin zij geldt kan variëren (en op die behoudende manier lukt het ook om zulke zgn meerwaardige logica te ontwikkelen als uitbreiding van tweewaardige logica).

Over vaag gesproken, enig besef lijkt Lakoff toch te koesteren. Hij stelt immers dat (p. 223)

[d]ifferent people may have different category rankings depending on their experience or their knowledge or their beliefs.

Wat verderop lijkt hij te betreuren dat (p. 237) “pragmatics” doorgaat voor

the wastebasket of the study of meaning.

Als zijn oordeel geeft hij (p. 237)

that semantics cannot be taken to be independent of pragmatics, but that the two are inextricably tied together.

Omdat Lakoff desondanks, en met hem de onverminderd overheersende epistemologische scholen met hun deelnemers, niet ziet dat een paradigmawissel met voorrang voor pragmatiek geboden is, houdt hij het op een (p. 221)

distort[ion of] the natural language concepts by portraying them as having sharply defined rather than fuzzily defined boundaries.

Nota bene, inclusief nodige en voldoende context is een teken (pas) betekenismatig ... precies. Dat maakt fuzzy logic niet slechts overbodig, maar zulke logica wakkert verwarring over reële betekenissenvariëteit zelfs aan. Over verzoek tot inschikkelijkheid gesproken, intussen hengelt Lakoff opzichtig naar steun om verder te verdwalen (p. 246):

[I]t is easy to show that far more sophisticated apparatus will be needed to handle [...] hedges[.]

Mijn wederverzoek luidt (dus) om er subiet mee òp te houden.

Lakoff beweert nota bene zèlf (p. 247)

that any adequate treatment will have to take context into account.

Waarom, oh, waarom herkent hij (dan) niet dat die kunstgreep om kwalitatieve variëteit te reduceren tot een enkele kwantitatieve maat, hem belemmert om productieve contextoriëntatie daadwerkelijk te ontwikkelen? Hij staat als het ware met z’n neus bovenop de oplossing. Lakoff geeft zelfs een voorbeeld van een uitdrukking waarvan betekenissen (p. 247)

will vary with the situation.

En hij voegt eraan toe dat (p. 247)

[i]n such situations, [...] it is doubtful that there will be much uniformity. [...] Moreover, different cultures, subcultures, or even individuals may differ[.]

Nee, daarmee zegt Lakoff ook toen zijn opstel verscheen niets nieuws meer. In het honderd jaar oudere kinderboek Through the Looking-Glass (oorspronkelijk verschenen in 1871), dat Lewis Carroll (pennaam van de wiskundige Charles Dodgson) schreef als vervolg op Alice in Wonderland (1865), beweert Humpty Dumpty tegenover Alice:

When I use a word, [...] it means just what I choose it to mean–neither more nor less.

Dat inzicht is aan Lakoff helaas niet besteed. Voor zijn “study in meaning criteria” vervolgt hij het contraproductieve spoor van fuzzy logic. Voor hem blijft (p. 254)

in natural language, truth [...] a matter of degree, not an absolute.

Naar mijn idee bestendigt hij aldus echter een principiële misvatting over taal. Onder hoogstens het mom dat we elkaar de waarheid zeggen, doen we als deelnemers aan tekenverkeer over en weer louter verzoeken tot inschikkelijkheid. Iemand kan zich opzettelijk vaag uitdrukken als het zijn bedoeling is om de ander in verwarring te brengen. Of de ander kan van iemand beweren dat hij zich vaag uitdrukte (hoewel het verzoek glashelder was), wanneer die ander geen zin heeft om te doen wat iemand kennelijk van hem wil. Ook vaag telt (dus) allerlei betekenissen ... variërend voor gesitueerde subjecten. Dat zijn betekenissen ... die dankzij bijbehorende contexten allemaal precies zijn. Niets meer of minder, zoals Carroll stelt.

Alice vraagt zich af

whether you can make words mean so many different things.

Voor Humpty Dumpty is (nog) slechts de vraag

which is to be master–that’s all.

Infrastructuur voor informatieverkeer mag niet betekenisbepalend zijn, laat staan met absolute geldigheidsaanspraak. Daarentegen faciliteert infrastructuur. De verkeersdeelnemers bepalen hùn betekenissen met alle – ook nog eens veranderlijke – variëteit van dien. Voor – een methode voor – beheersbare opzet, zie verder Metapatroon, handboek stelselmatig informatieverkeer.

 

 

16 augustus 2015, webeditie 2015 © Pieter Wisse