Pieter Wisse
45.1
Dank je wel voor je bericht met eervol verzoek om een bijdrage aan onderzoek te
leveren. Zinvolle beantwoording van de gestelde vragen lukt me echter niet. Dat
licht ik je uiteraard graag toe. Mijn indruk is dat de onderzoekers als de
grens voor de architectuurbenadering nog steeds (vrijwel) exclusief een aparte
organisatie veronderstellen. Toegegeven, je kunt het organisatiebegrip op èlke
schaal van toepassing verklaren. Maar zo vat ik daar de bedoeling met annex
afbakening door het organisatiebegrip dus niet op. Voor het onderzoek geldt
m.i. als organisatie wat voor de bedrijfskunde een apart bedrijf resp. voor de
bestuurskunde een aparte overheidsinstelling is.
Zoals je van mij weet, vind ik dat een achterhaalde beperking. Vergelijk zo’n
organisatie eens met een gebouw. Dat is allang niet meer de ruimste schaal voor
professionele ontwerpbemoeienis, vooruit, architectuur, onder de noemer van
gebouwde omgeving. Daarvoor kennen we (inmiddels) disciplines zoals
stedenbouwkunde, landschapsarchitectuur en planologie. En ontwerpen doen we
zonodig, òf omdat het kansen biedt, door-de-schalen-heen.
Voor informatievoorziening pleit ik sinds jaren voor civiele informatiekunde
(lees ook: informatieverkeerskunde) als aanvullende discipline ter borging van
ontwerpbereik door-de-schalen-heen. In je classificatie van “architecten in de
digitale wereld” mis ik ‘m echter nog. In dit verband merk ik op, dat de
beperking tot (enkele) organisatie inhoudt dat o.a. het bereik van wat telt als
relevant informatieverkeer (een term voor één van “de vier primaire werkvelden
van een architect” volgens het onderzoek) onterecht beperkt, zeg ook maar veel
te kleinschalig bemeten, blijft.
Je kunt ook zeggen dat ik met het bovenstaande wel degelijk “vraag 0”
beantwoordde. Dan vind ik de volgende vraag (nr 1), te weten naar “het
zwaartepunt van het toepassingsgebied van architectuur,” illustratief voor het
m.i. beperkte/beperkende referentiekader. Voor menig “organisatie” kan ik me
immers als zwaartepunt voorstellen de aansluiting op infrastructuur voor
informatieverkeer, nota bene met infrastructuur in de betekenis van
(nuts)voorzieningen op maatschappelijke schaal. Als woordspeling, dergelijke
verschuiving verlicht stèrk (ipv verzwaart) wat onder de noemer van
toepassingen moet (blijven) gebeuren. Zo kan een huis met rioolaansluiting het
stellen zònder eigen beerput.
De verlichting pèr toepassing kan aldus ruimte scheppen, vraag 3, voor
“gewenste uitbreidingen van het toepassingsgebied.” Nogmaals, dat lukt met
consequent gebruik van heuse infrastructuur. Vergelijk het met een automobiel
in verhouding tot het wegenstelsel. De auto als toepassing blijft
verhoudingsgewijs (zeer) beperkt dankzij ¾
het grote bereik van ¾ de
infrastructuur voor fysieke mobiliteit.
Op deze manier kom ik voor alle vragen tot antwoorden die ... niet passen in de
opzet van het onderzoek. Daar heb je in dàt verband dus niets aan. Maar naar
mijn idee passen zulke kwalitatief andere antwoorden wèl beter voor de nieuwe
informatiekundige opgaven. Zullen we daar binnenkort eens verder over praten?
Wat mij betreft erg graag.
45.2
Ook voor digitale informatievoorziening ‘zitten’ we reeds met een overgeleverd
architectuurbegrip dat ons gevangen houdt in kleinschaligheid resp.
“opschaling” principieel belemmert. Als Forum Standaardisatie vervolg wil geven
aan de boodschap o.a. in/met Interoperabel Nederland, zou het m.i. vooral het (veel)
ruimere begrip kunnen/moeten propageren.
45.3
Met jouw commentaar sla je allemaal spijkertjes mooi precies op hun kop! Ja,
helemaal mee eens dat zijn notitie, jullie werkrelatie enz. je volle aandacht
verdient.
45.4
Waarom bestudeerde ik Vijftig manieren om dwars te
liggen (Marka/Het Spectrum, 1985) nu pas? Daarin behandelt Frans Krips
al uitvoerig wat ik later, veel later, fopvattingen zou noemen.
Kortom, haal vooral zijn boek ¾
blijkbaar nog altijd in druk ¾ erbij
voor een prachtige, helaas tijdloze verzameling verbale fopstakels plus
toelichting! Wellicht ken jij het allang ...
45.5
Ik laat graag een aanvulling op Literatuurtip
voor informatiekundig ontwerpers weten. Toen ik in Luigi Pirandello’s boek Iemand, niemand en honderdduizend (Boekwerk, tweetalige
editie Italiaans/Nederlands, Nederlandse vertaling Sylvia Brinkman, 1990) het
hoofdstuk Intimidatie las, bedacht ik een variant
van elk-teken-is-een-verzoek-tot-inschikkelijkheid. Hoofdpersoon Moscarda (p.
259)
herken[t de] verschrikkelijke waarheid[. ... H]et zit allemaal in deze intimidatie. Iedereen wil de anderen die wereld opdringen die hij in zich heeft, alsof die wereld zich buiten de zijne bevindt en die iedereen op zijn manier moet zien, alsof de anderen helemaal niet anders kunnen zijn dat zoals hij ze ziet.
Zo kwam ik op, met wellicht zelfs nog sterkere Schopenhaueriaanse strekking: elk teken is een poging tot intimidatie. Moscarda beseft dat (p. 261)
[d]e mensen die anderen willen intimideren [...] alleen woorden kunnen opdringen. [...] Woorden die iedereen op zijn manier begrijpt en herhaalt.
45.6
Aan een gesprek zoals door mij voorgesteld heeft hij dus geen behoefte, maar
hij is wel zo genadig om te verklaren dat “een andere mening [...] moet
kunnen.”
45.7
Pirandello drukt zich in die roman niet duidelijk transcendentaal uit, ofwel
geeft onvoldoende onderscheid aan tussen wereld en ervaring-van-wereld. Dankzij
dat onderscheid kan je m.i. van wereld netzogoed dè wereld maken, want
ervaring-van neemt meervoud voor haar rekening.
Ja, met intimidatie ligt de nadruk op duistere aspecten. Dat is, mee eens,
eenzijdig. Maar geeft nogeens èxtra over communicatie te denken, vind ik.
45.8
Als overheidsreflex op die publiciteit kwam o.a. verandering van
informatievoorziening ter sprake. Dat wordt echter slechts een (veel) grotere
rommel, tenzij je het kwalitatief ànders aanpakt. (Extra) kans?
45.9
Met de titel Kennis, mens en computer (VNU
Business Publications, 1984) zijn enkele artikelen gebundeld die “eerder
verschenen als een serie [...] in het weekblad Intermediair.”
Het artikel Kennisrepresentatie (pp. 79-88) is
geschreven door K. de Smedt. De auteur, let wel, het is 1984, vermeldt (p. 87)
“een meer algemene theorie over kennisrepresentatie die geschikt is voor
parallelle kennisverwerking.” Volgens deze “society theory of intelligence,”
legt De Smedt uit, “worden kenniseenheden voorgesteld als actieve objecten
(vaak actors of experts genoemd).”
Actor als synoniem of qua term zelfs voorloper van object kende ik al(lang) van
het werk van Alan Kay. Maar De Smedt heeft het over “de objectgerichte
of contextgerichte aanpak van kennisrepresentatie.” Hij beschouwt
object dus tevens synoniem met ... context! Dat is inderdaad begrijpelijk
vanuit ¾ wat ik veronderstel als ¾ zijn perspectief. Want De Smedt benadrukt
de “grote mate van modulariteit” indien zowel procedures als declaratieve
informatie steeds gedefinieerd [worden] binnen een bepaalde context of voor een
bepaald object.” Daardoor verabsoluteert hij echter de representatie. Daarmee
bedoel ik, dat De Smedt òf vergeet dat iets slechts een representatie mag heten
bij de gratie van ¾ de veronderstelling
van ¾ een relatie met iets ànders (zeg
maar het gerepresenteerde, dwz waarvàn het als representatie gedacht is) òf die
relatie onproblematisch acht. In elk geval miskent (ook) hij nog de reële
variëteit van objectgedragingen die nopen tot fijnmaziger modulariteit. Voor
stelselmatige ordening van ¾ informatie
over ¾ verschillende gedragingen van
hetzelfde object kent Metapatroon context, dat aldus pertinent iets anders dan
object betekent, maar uiteraard wèl ermee samenhangt. Precies, zie de
semiotische enneade.
Van De Smedts artikel annex hoofdstuk valt opnieuw te leren dat zindelijke
interpretatie soms pas lukt door het doorgaans impliciete referentiekader te
problematiseren.
45.10
Het woord roadmap geeft me inmiddels zowat uitslag ... Dat had ik overigens
allang met maturity level. En template, niet te vergeten. Je bent niet te
benijden, sterkte!!
45.11
Wat je aan Metapatroon als katalysator toeschrijft vind ik, helaas, te
voorbarig opgemerkt. Want om überhaupt het doorgaans
impliciete referentiekader te kùnnen “expliciteren” moet je het
wereldbeeld (lees ook: ontologie, maar dan nota bene in filosofische betekenis)
kennen, zelfs beheersen. En natuurlijk (pas) vanuit het qua variëteit rijkere,
enneadische beeld herken je dat andere, naïef-realistische wereldbeeld als
armer resp. problematisch. Zoals met architectuur, zie Bedoelt
u soms constructieprincipes?!, spelen (sterk) verschillende betekenissen
van ontologie de ¾ ontwikkeling van de ¾ informatiekunde parten. Zolang we ook en
vooral die niet “expliciteren,” heerst stagnatie.
45.12
Uit je inmiddels heldere toelichting begrijp ik dat ... heldere toelichting
zelfs onmogelijk is, omdat hij eigenlijk niet wist wat hij ermee zocht resp.
wilde zeggen. De dialectiek van taal en begrip blijft wel vaker zonder
productief bruikbaar resultaat, maar we kùnnen niet anders. Hoewel, over
dialectiek gesproken, er voor een Fries blijkbaar géén samenhang bestaat tussen
inhoud van kop en kont. En er is principieel geen ontkomen aan paradigmasprong
... om een paradigma te bereiken en vervolgens benutten. Nog wat van die
termen: benchmarking, best of breed ...
45.13
Volgens mij moeten we in eerste aanleg proberen of we uitgedrukt krijgen wat
wijzelf ervan vinden. Als dàt gelukt is, altijd moeilijk genoeg, kunnen we
e.e.a. toespitsen op de doelgroep(en) ... hoewel dat zeker met dit onderwerp
m.i. parels voor de zwijnen is.
45.14
Als jij bedoelt dat zijn bericht je sterk aangrijpt, maak ik toch
vriendschappelijk bezwaar. Zulk vertoon van zelfmedelijden lijkt me onterecht,
nou ja, vanuit het perspectief van mensen zoals jij en ik. Laat je er ajb niet
door terneer slaan resp. bedotten.
Blijkbaar kan hij niet zonder erkenning. Hoe heet zo iemand ook alweer? Daar
past inderdaad zo’n dramatisch gebaar bij. Samenwerking zit er dus niet in en
dan heeft het ook geen zin om het jammer te vinden. Maar ... jammer blijft het
natuurlijk wèl!
Kom op, wij gaan dóór!!
45.15
Je laat me nu je rilling sterk meevoelen, ja, ik ben het eens met jouw
tragische duiding. Ik blijf er echter bij dat het voor jou (veel) kouder, zelfs
ondragelijk, aandoet wanneer jij je “erin probeer[t]
te verplaatsen.” Volgens wat er m.i. voor hèm het meest toe doet, zit
hij er verhoudingsgewijs warmpjes bij.
45.16
Maar òntaarding is het m.i. niet. De (w)aarde waarop jij doelt, was er gewoon
nooit. Met andere woorden, dan valt er ook niets te ont-ooiten. Het is
inderdaad moeilijk, zo niet onmogelijk om je daarover van een waardeoordeel te
onthouden. Oeps, houden ... en dan niet meer. In elk geval kàn je met zo’n
oordeel iemand principieel niet raken die de waarde in kwestie nooit
had.
Maar, zo heb ik je althans eerder begrepen, jij meent te herkennen dat hij die
waarde èrgens wel degelijk koestert en ‘m ook mist ... echter niet terdege
beseft wàt hij mist ... en er daarom niets aan kan doen. Zou kunnen. Nu, daar
gaan we weer, ontkom je er niet aan dat je motief de vader van je concept is.
Ik houd het daarom graag op jouw (eigen)waarde, met compliment!
45.17
Mooie tekst! Maar ... waarom laat je in de VNA-versie van Gezocht: methode voor
informatiemodellering volgens informatierelativiteitstheorie die noot annex
verwijzing weg? Om iemand uit de tent te lokken? Eerlijk gezegd vind ik, dat
als je iets schrijft dat afgeleid is van werk door een ànder, in dit geval dan
van mij, je er altijd expliciet naar moet verwijzen. Want zo kan
iemand gauw denken, als jij het zo zònder bronvermelding kan, waarom ik dan
niet? Dat helpt mij niet, integendeel. Daar zijn nu net o.a. die regels voor
(wetenschappelijke) integriteit voor.
45.18
Dank je wel dat je begrip hebt voor wat wellicht mijn paranoia lijkt, ... zo
niet is. Maar het is nu eenmaal zo, dat Information Dynamics alweer behoorlijk
lange tijd helemaal geen omzet heeft, laat staan iets verdient. Ik ‘moet’ mijn
publicaties daarom vooral als zakelijke investering zien.
45.19
Naar aanleiding van je opheffing van je website heb ik, althans wanneer
jij die opheffing definitief meent (en dan helpt mijn teleurstelling erover
niet), een praktisch verzoek. Op mijn website staat o.a. de inhoudsopgave van ons boek De
informatie-architect. Het idee is (zie) dat men kan ‘doorklikken’ naar
een hoofdstuk naar keuze. Voor de artikelen annex hoofdstukken die jij op jouw
website publiceerde werkt dat nu dus niet meer. Wat mij betreft, erg graag
zelfs, blijven ze echter beschikbaar. De inhoud is immers helaas onverminderd
actueel!! Zie daarvoor bijvoorbeeld Bedoelt
u soms constructieprincipes?! Dat tekstje schreef ik overigens (kort)
vóórdat ik het gemis van jouw website ontdekte.
Indien je mij toestemming ervoor geeft, kan ik die bestanden voor de
desbetreffende hoofdstukken in De informatie-architect voortaan beheren.
Zo ja, stuur me ajb jouw bestanden op. Het gaat om:
- De methode doet het niet
- Het architectuurbegrip voor informatiesystemen
- De architectuur van de methode
- De praktijk van de informatie-architect.
De inhoudsopgave in kwestie bevat nog geen links naar
- Naar een constructieleer voor informatiesystemen
- Verzamelde constructieprincipes
Die wil ik natuurlijk graag toevoegen. Als jij daarvan de bestanden hebt, kan je me die dan ook sturen?
45.20
Aan de relatie moet m.i. inderdaad iets principieels veranderen. Als voorbeeld
herken ik de, zeg maar eufemistisch, verwarring over ontwikkelkosten. Ik neem
tenminste aan dat “jouw kosteninschatting” ooit sloeg op zoiets als de
allereerste versie. Verder bedoelde je met “schatting” stellig enige
onzekerheid te duiden. Op de website van je opdrachtgever staat nù ronduit trots
vermeld dat, nota bene, de toepassing is “doorontwikkeld, vernieuwd en
uitgebreid.” Nog ervan afgezien of de teller voor de totale ontwikkelkosten
inmiddels op het x- of y-voudige van jouw oorspronkelijke schatting staat, het
is een valse redenering (drogreden) om tevens vernieuwing, uitbreiding e.d.
allemaal voor datzelfde bedrag verlangen. Met die ongetwijfeld berekenende
veronderstelling belast de opdrachtgever jullie zakelijke relatie. Minder
diplomatiek uitgedrukt: hij chanteert je.
45.21
Uitzonderingen zat vind ik opnieuw een mooie, duidelijke
VNA-column. Ook kreeg je daar al een vriendelijke reactie, maar dat blijft m.i.
jammer genoeg toch van iemand die nog altijd meent dat vernieuwing vooral iets
is dat een ànder doet.
45.22
Wat je vriendin hopelijk wil aannemen, is dat zulke scherpte helpt om in eerste
aanleg een boodschap zo duidelijk mogelijk te verzinnen resp. formuleren. Het
is immers (nog) een concepttekst. Vervolgens kunnen die scherpe kantjes er
eventueel àf, althans, voor zover de boodschap er niet door verminkt raakt.
Als zij ook en vooral bedoelt dat jij moet oppassen met wat je publiceert,
geeft ze daarmee een reuze praktisch advies. Van mij zijn mensen zulke
opruiende teksten wel gewend. Zeg maar, dat ik mijn reputatie er geen verdere
schade mee berokken. Dat kan voor jou (nog) anders liggen. ;-) Moeten we het
dus beslist over hebben. Neem bijgevoegde versie. Schrap ajb alles waarmee jij
ook maar in de verste verte niet als auteur geassocieerd wilt raken.
Blijft er iets over?
45.23
Met zulke schetsjes zoals Naar
een informatiekundige informatiekunde probeer ik naar een (uit)weg te
zoeken ... Nee, zakelijk nog altijd niets ontdekt. Wetenschappelijk overigens
ook onverminderd géén weerklank.
45.24
Mijn spontane reactie op je (verdere) uitleg is dat je er toch iets mee ‘moet’
en wel degelijk ook nog altijd wilt. Is het een idee dat jij je opdrachtgever
antwoordt in de zin dat jouw indruk is dat jullie relatie helaas lijdt onder
enkele misverstanden, dat ze voor wederzijds productieve voortzetting zsm
zouden moeten worden opgeruimd en dat jullie daarom in eerste aanleg dáárover
moeten overleggen? Daar zou je bij voorkeur iemand bij moeten hebben die jullie
allebei onafhankelijk vinden. Voor zo iemand heb ik helaas geen suggestie
(maar, bijvoorbeeld, ik ben dat dus niet).
45.25
Dat gaat met onze concepttekst alvast goed met “één positieve reactie.”
Heb je ook redenen gehoord voor die waardering? Als het is omdat ze herkennen
dat jij hùn hete aardappels beetpakt, moet je oppassen. ;-) Goed idee om er
“samen met [je] vriendin” naar te kijken. Laat haar jouw belang zo kritisch
mogelijk behartigen. Vooral nu zo’n tekstje via het ww web prompt o-ver-al
toegankelijk zou zijn èn blijven, moet je extra opletten. Ik heb gemakkelijk
praten, want in dat opzicht heb ik allang een reputatie ...
45.26
Dat is natuurlijk het allermooist, te weten gewoon pràktisch aan het werk. Wat
“een idee” betreft voor “een experiment” zou ik in het algemeen zeggen om iets
aan te pakken dat qua ¾ gebrek aan ¾ informatievoorziening wordt beschouwd als
het allergrootste obstakel in allerlei opzicht (waaronder, als ik het mag
zeggen, vooral de primaire, dus maatschappelijke taakvervulling door de
organisatie), dat zich als taai probleem heeft ‘bewezen’ omdat bij herhaling
niemand het lijkt te kunnen oplossen, waar de organisatie het meeste geld mee
zou verdienen resp. besparen ... Je zou dergelijke karakteristieken zo in het
algemeen aan je baas kunnen noemen, zodat hij het daadwerkelijke onderwerp
bepaalt.
45.27
Ik heb, uiteraard, erg genoten van Van rommeltje naar stelselmatig informatieverkeer! Ja,
precies de doeltreffende stelselmatige ontwerpstap door “het aantal partijen
eens fors uit [te] breiden.” Zo breek je het noodzakelijke bereik open. En
daardoor krijg je, sterke metafoor ter visualisering van wat er met de
deelvlakjes volgens een Venn-diagram gebeurt, een wiel met spaken als
evenzovele contexten. Mooi!
45.28
Pfff, daar ben je voor gaan zitten, die discussie. Het ‘beeld’ dat ik van je
discussiegenoot krijg is iemand die de klok heeft horen luiden, prima, maar
slechts kan/wil ‘luisteren’ met een ontvanger die hijzelf ervoor verzint. Met
datzelfde ‘apparaat’ beoordeelt hij vervolgens óók de alternatieve apparatuur
die jij voorstelt om de klepel te ontdekken ... maar welk apparaat hij daarom
nooit als zodanig kàn herkennen, laat staan dat hij ermee op zoek naar de
klepel gaat. Als jij zo nadrukkelijk Metapatroon noemt en nòg eens noemt, zou
je daarover toch eens een geïnteresseerde vraag mogen verwachten. Helemaal
niets ... Wat ik meen te herkennen is dat hij context (nog) een aparte
ontologische status geeft ipv op z’n Metapatroons opvat zoals jij hem probeert
te schetsen, dus als veranderlijke resultante van algemener geduide tekens.
Over de semiotische enneade heb je het dan nog niet eens ...
45.29
Heb je wellicht binnenkort tijd voor een gesprek? Zoals je weet, heb ik zowat
mijn levenswerk ervan gemaakt om eenduidig verband te helpen vestigen tussen
wat tegelijk gevarieerde informatie is en (doorgaans) samenhangend moet
blijven. Op de reële netwerkschaal van het informatieverkeer is die methode
onmisbaar. Wat er vooralsnog echter lastig aan is, geldt de daarvoor gewijzigde
aannames. Die moeten immers berekend zijn op variëteit en dat is nogal wennen
voor wie ànders opgeleid e.d. is.
Nou ja, daarover zou ik dus graag nog eens met je van gedachten willen
wisselen. Naar mijn idee is die methode, Metapatroon, precies wat je nodig hebt
om Ictu uniek te positioneren als, zeg maar, de samenhangingsboer voor
elektronische overheid en verder.
45.30
Klopt mijn indruk dat je er tòch in slaagt om steeds meer begrip te krijgen
voor die “oriëntatieverandering”? Daarvoor lijkt mij Archimate echter niet het
geschiktste (communicatie)middel, maar daarvoor weet ik er stellig niet genoeg
van ... Er gaat iets fundamenteel mis door de voorstelling volgens “lagen,”
omdat daardoor het nodige fundament domweg verdwijnt. Dat moet, jij en ik zijn
het daarover sinds jaar en dag grondig eens, de oriëntatie op informatie qua
betekenissen omvatten. We ontkomen er niet aan, nooit, om de reële
betekenissenvariëteit tot en met relevant detail te expliciteren. Wie heil
verwacht van grofweg aangeduide lagen, koestert niet eens een oude, maar
ronduit averechtse boodschap. Dergelijke zgn lagen betreffen ook allemaal
informatie, wat noodzaakt tot fundamentele samenhang (om die lagen zoveel
mogelijk op te heffen).
Als ik (ook) iets over dat ene project mag zeggen (op het gevaar af door
gebrekkige kennis de plank helemaal mis te slaan), dan krijg ik uit jouw
verhaal de indruk van strijdende reïficaties, zeg ook maar simplificaties. Wat
jij oppert als “kwalitatief andere werkwijze” blijft daaraan eveneens mank gaan
zolang je de verlangde verandering typeert als “afhelpen” en “overhalen,” dat
wil zeggen als achtereenvolgens helemaal het ene òf het andere. Mijn idee is
dat nota bene niet de “kwalitatief andere werkwijze” onderwerp van
veranderingsproces zou moeten of zelfs màg zijn. Maar dat is dat “overhalen”
m.i. wèl, dus wezenlijk onderwerp van verandering. Daaruit volgt o.a. dat de
“kwalitatief andere werkwijze” onmogelijk van meet af aan integraal valt toe te
passen. Er is nu eenmaal op de relevante schaal van informatieverkeer een
overgangsproces, zie ook Vergeet
samenhang door-de-tijd-heen niet!, met als trend groeiend gebruik van de
“kwalitatief andere werkwijze.” Soms lijkt je zelfs een stap terùg te zetten,
maar schep je daardoor voorwaarden voor juist nog vlottere vòlgende stappen. En
waarschijnlijk hoeft de tot dusver gangbare werkwijze niet overal vervangen te
worden, ... mits de nieuwe werkwijze de nodige en voldoende samenhang helpt
borgen.
Aan het begin ligt dus een reusachtig obstakel, als je de “kwalitatief andere
werkwijze” moet uitleggen. Dat kàn eigenlijk nooit goed gaan; zie hierboven
voor de bijna onoverkomelijke achterstand van het nieuwe op het oude. Het is
daarom optimaal indien je de “kwalitatief andere werkwijze” niet hoeft toe te
lichten, maar praktisch mag bewijzen. Dat vergt echter dat besluitvormers op
professionaliteit durven vertrouwen. Dat lijken juist (project)managers steeds
vaker niet te kunnen opbrengen, met als oorzaak o.a. dat ze geen verstand
hebben van het onderwerp in kwestie. Herstel, de diepere oorzaak is uiteraard
dat zij wèl een functie durven te vervullen waarvoor ze qua onderwerpkennis
niet toegerust zijn. Wanneer mensenkennis dan ook nog ontbreekt ... en dat
hangt ongetwijfeld samen met die euvele moed. Zo zijn we dus terug bij koning
of keizer. Is het misschien toch een idee voor jullie a.s. “informatiemarkt,”
te weten om daar een daadwerkelijke proefopstelling aan te kondigen?
45.31
Begrijp ik goed dat jullie Archimate inzetten om het stadium van Verelendung te
bevorderen? Zo ja, dan mag je het beslist Archimate+ noemen dankzij wat je
schetst als jullie toevoeging van “Informatie en
Services.” Mooi Trojaans paard, die “laag” voor informatie!! Is voor een
heuse in-for-ma-tie-markt natuurlijk zelfs volkomen logisch ..., sterkte! Ooit
probeerde ik Archimaters voor Metapatroon te interesseren. Zij kwamen helaas
niet verder dan de reactie dat Archimate inderdaad niets doet aan semantiek.
Tja, daarvoor had Novay een ander consortium in petto.
45.32
Ik hoop dat je enig geduld opbrengt. Zèlf worstel ik er in elk geval mee. Het
is me wel duidelijk dat ik, zachtjes uitgedrukt, accenten wat anders zou
plaatsen dan hoe ik meen te herkennen dat ze in het “studierapport” geplaatst
zijn. Mijn eigen oriëntatie is van begin tot eind ¾ wat ik noem, en jij m.i. óók ¾
een stelselmatig informatiemodel. Dergelijke
continuïteit-van-integratie-is-integratie-van-continuïteit mis ik echter in dat
voorstel. Zo vermeldt zelfs het allereerste “knelpunt” het huidige “datamodel” als
“verouderd en te complex,” maar die “hoge prioriteit” komt niet of nauwelijks
tot uitdrukking in het “advies;” wat “gewenste data” heten, is daar opgenomen
als het ... laatste punt. Voor de, zeg maar, studiegroep staat als advies de
bouw van een nieuwe “database” voorop. Hoe zien zij dat? Volgens hen betreft
dat vooral de bouw van “een nieuwe database-omgeving.” In één klap overheerst
de oriëntatie volgens digitale techniek. Wat valt daarover nog zinnig te zeggen
ànders dan dat het, daar zo plompverloren gesteld, onzin is? Als ik het op mijn
onbegrip houd, gaat dat verder met het advies voor “gefaseerd[e ...]
nieuwbouw.” Het ontgaat me domweg wat de studiegroep bedoelt met
“informatieanalyse” en “functioneel ontwerp.” Mijn verwarring is extra gevoed
door de aankondiging, over “gewenste data” gesproken, dat “het opstellen van
een logisch datamodel [...] parallel daaraan” kan gebeuren. Enkele
(advies)punten verder staat dat in de behoefte “om flexibel rapportages te
kunnen samenstellen” kan worden voorzien met “een flexibele rapportagemodule.”
Maar “gelet op de diversiteit aan adhoc vragen” moet voor passende antwoorden
allereerst de relevante informatie beschikbaar zijn. Welke informatie is dat
... precies? En als anticiperen te veel gevraagd is, kan ¾ de opzet van ¾
het informatiestelsel op z’n minst veranderende behoeften soepel vòlgen?
Ik vermoed dat de studiegroep met logisch model feitelijk een technisch model
bedoelt. Volgens mij ontbreekt zelfs helemaal het besef dat een, vooruit,
conceptueel informatiemodel met relevant stelselmatig bereik géén stukje
detaillering, uitwerking e.d. vormt van zoiets als een bestek in überhaupt
louter technische zin. Maar, integendeel, zo’n model vergt en vormt onmisbaar
vóórwerk voor technisch(er) werkzaamheden. Daaraan verandert iteratieve aanpak
principieel niets; die verhouding geldt dan voor elke cyclus.
Een stelselmatige informatiemodel biedt (dus) tevens vastlegging van de
hoofdresultaten, dat kàn gewoon niet anders, van wat traditioneler
informatieanalyse, functioneel ontwerp e.d. heten. Waar ànders dan in een
stelselmatig informatiemodel behoren “gewenste data” in hun noodzakelijke
samenhang eenduidig aangegeven te staan?
En een stelselmatig informatiemodel dat in voldoende detail de mogelijkheden
toont hoe in de reële behoeften en wensen voor informatie voorzien kan worden,
is pas geschikt voor deugdelijke inventarisatie van “knelpunten.” Inderdaad
lijken “knelpunten” van conceptuele aard nagenoeg ontsnapt aan de aandacht van
de studiegroep of, beter gezegd, hun aandacht nooit bereikt te hebben. Daardoor
kan het uitgebrachte “advies” slechts bij toeval de spijker op z’n kop raken
..., maar meestal is het dus helemaal mis.
In professioneel opzicht is het begin reuze simpel. Ontwerp allereerst een –
eerste versie van een – stelselmatig informatiemodel met het potentieel dat
daaraan (pas) ontleende hulpmiddelen de reële – variëteit van –
informatiebehoeften faciliteren. Maar helaas is dit begin in de praktijk nog
altijd moeilijk. Je moet er immers, hoe weinig ook, eventjes de ruimte voor
krijgen. Daar is (nog) weerstand tegen, met alle aanhoudende verspilling van
dien.
Het accent op een stelselmatig informatiemodel is tevens wat we als deel 2 van Data en diensten op orde met Metapatroon kunnen
behandelen. In deel 1: algemene verkenning van stelselmatige oriëntatie
hebben we onder de noemer van een referentiemodel het stelselmatig
informatiemodel vóórondersteld en vergaand geabstraheerd geschetst. En daar is
de aanduiding ‘referentiemodel’ bruikbaar c.q. correct vanwege de oriëntatie om
berichten en zgn diensten zoveel mogelijk òngewijzigd ... desondanks in een
ruimer verband op te nemen en te laten werken. Zodra de oriëntatie principieel
wisselt van oud naar nieuw, moet de aanduiding ‘referentie’ echter vervallen.
Want als er iets meteen operationeel cruciaal is, geldt dat voor het
stelselmatige informatiemodel. Wèg referentie, hèt model!
Terug naar het onderwerp van het “studierapport.” Daarvoor, ik bedoel dat
onderwerp, zouden wij samen in enkele dagen m.i. al een aardige aanzet van een
stelselmatig informatiemodel kunnen maken. Vergeet niet dat we een vliegende
start hebben, zie bijvoorbeeld Multifocaal
netwerkmodel. Vervòlgens zou je dankzij dat model een proef met een
informatierotonde kunnen identificeren en ... daadwerkelijk uitvoeren. Op die
manier volg je precies het “advies” van “gefaseerd[e ...] nieuwbouw.” Sterker
nog, je kunt m.i. krachtig instemmen met dat hele “advies” inclusief alle
punten ... mits je er één (nul)punt vóór kunt plaatsen. Wat mij betreft luidt
dat dus zoiets als: Ontwerp aanzet voor stelselmatig informatiemodel.
45.33
Als antwoord verwijs ik naar onze correspondentie; zie [aantekening 45.1]. Zeg
ook maar dat wat jij “diepteonderzoek” noemt, vanuit mijn perspectief ...
oppervlakkig blijft. :-) Laten we het erop houden dat mijn informatiekundige kijk
kwalitatief verschilt. Dat verklaart (dus) waarom ik moeite met de gestelde onderzoekvragen
heb. Zoals ik al schreef: “Zullen we daar binnenkort eens verder over praten?
Wat mij betreft erg graag.” Uit jouw eerdere reactie proefde ik daarvoor jammer
genoeg (nog) geen interesse, maar wellicht had je het gewoon erg druk met je
onderzoek.
45.34
Ik kom er zo gauw niet op hoe de psychiatrie dergelijk gedrag als storing
noemt. Ik vertoon dat natuurlijk ook. Wie niet? Dat wil zeggen, vasthouden aan
van alles en nog wat waarvan ik zou moeten toegeven dat het ¾ een term waarvan ik me meen te herinneren
dat jij ‘m eerder gebruikte; maar ik kom er evenmin zo gauw niet op ;-) in welk
verband precies ¾ dysfunctioneel is.
Maar ja, ernaar hàndelen komt er in veel gevallen niet van, nietwaar? De
zekerheid van de angst houdt voorrang op de onzekerheid van de hoop. Kortom, je
moe‘d’ maar durven.
Waarom een professional zulk gedrag een storing noemt, terwijl de persoon in
kwestie daarvan niets wil weten, zit ‘m uiteraard in hun afwijkende
waarderingen. De ene meent iets zeker te weten waarover iemand ànders in
onzekerheid verkeert. In onze samenleving zijn instituties verloren gegaan
waaraan mensen als het ‘ware’ klakkeloos geruststelling en zo door naar ¾ al dan niet vals gevoel van ¾ zekerheid kunnen ontlenen. Dat lijkt mij
overigens per saldo prima, dergelijke machtsvereffening. Daardoor zijn
mogelijkheden voor traditionele misstanden sterk beperkt. En er echter zijn
vervangende ongelijkheidsinstituties gekomen. Waarom hoeven managers steeds
minder te weten waarover ‘het’ gaat? Omdat ze het recht op voorrang voor hùn
opvatting claimen op basis van hiërarchische positie. Nieuwe zakken in oude
wijn ... nog altijd misstanden.
Hoe overtuig je iemand van iets, hoe bereik je dat iemand handelt ‘naar’ iets
waarover jij allang zeker meent te weten dat het ook en vooral voor
haar-/hemzèlf ‘goed’ is? In enneadische termen uitgedrukt lukt dat ‘kennelijk’
niet met louter verse concepten, al dan niet methodisch versierd als neurolinguïstisch
programmeren. Als begin moet je nu eenmaal uitgaan van een motief dat de ander
koestert. Maar dat staan juist de meeste mensen waarvan je vanuit je
professionaliteit inclusief beroepsethiek vindt dat je ze vervòlgens andere
motieven wilt c.q. moet suggereren, slecht toe. Zij beschermen zich instinctief
tegen de vermeende aanval op identiteit. Als ontwerpers zetten wij in volgens
win-win, maar worden doorgaans subiet bejegend volgens het kader
jij-moet-verliezen-want-anders-kan-ik-niet-winnen. Over angst gesproken, wij
moeten op onze beurt ertegen vechten ¾
maar dat blijft een innerlijke strijd ¾
om dat gedragskader te adopteren. Falen we meteen daar, dan verliezen we prompt
zelfs maar de mogelijkheid van een integere ontwerpbijdrage.
Zo begrijp ik hoe jij “bezig [bent] een opening te
vinden/maken.” Zo ja, daarmee ben ik het grondig eens! Je zoekt naar een
motief met potentieel van een kiem voor ontplooiing van stelselmatige “waarde”
en “zin,” dus zoek je naar iemand met zo’n motief en dat moet iemand zijn die
dat motief daadwerkelijk kan laten gelden ... Nee, “tips” die jijzelf niet
allang volgt, heb ik daarvoor niet. Graag erken en onderstreep ik je aanpak.
Enkele “ideeën” zie je hoogstens herhaald in Even
voorstellen, een stelselmatig experiment met informatieverkeer.
45.35
Met hartelijk dank voor inzage, als ik het mag zeggen nav van die eerste
besprekingsaflevering in OD Overheidsdocumentatie
pakt de inhoudelijke positionering van Interoperabel Nederland goed uit. Ja, veel hoofdstukken
vormen nogal zware kost ... maar dat komt de duur van de attenderingswaarde
juist ten goede. Of omgekeerd uitgedrukt, de bundel is niet vrijwel direct
overal in de prullenbak verdwenen en dus alweer allang vergeten. De ‘werking’
begint zelfs pas ...
45.36
Met je antwoord plus suggestie ben ik het graag eens. Wat mij
betreft ben je echter nodeloos diplomatiek ;-) door allerlei “weerstand” te
etiketteren als “gezonde.” Want een remmende factor is volgens mij juist dat
verschillende mensen weliswaar volkomen terecht verschillende accenten
plaatsen, maar daarvoor vervolgens zoiets als monopolie verlangen. Daarentegen
moeten we, althans zo zie ik het, ernaar streven zulke bijdragen zoveel
mogelijk complementair te richten. Ja, natuurlijk heeft de binnenhuisarchitect
een ander vàk dan de planoloog, maar tegelijk ontmoeten ¾ ik zie nu pas het woord ‘moeten’ erin ¾ ze elkaar onder de noemer van gebouwde resp. leefomgeving.
Hoeveel zin heeft koppig ruzie blijven maken dan ...?
Voor duiding als complementair is uiteraard overzicht nodig. Mijn idee was en
is dat wij samen daar zoiets als een pre-advies voor schrijven. Als jij en ik
elkaar daarin vinden, klinkt dat m.i. als krachtige uitnodiging aan wie tot
dusver vooral sektarisch voorrang claimt. Zonder zo’n voorzet voor synthese kan
iedereen zich te gemakkelijk blijven verschansen.
Wat mij betreft, dus èrg graag, gaan we er binnenkort een middag voor zitten om
een aanzet te geven.
45.37
Het lukt me blijkbaar nooit om (schrijf)fouten te vermijden, om van andere
fouten maar te zwijgen ... Hoe komt het toch dat allerlei fouten pas opvallen,
als je kijkt naar wat de definitieve versie had moeten zijn?
45.38
Die interdependente niet-kern had jij allang te pakken, natuurlijk. Maar verder
vind ikzelf Stelselmatige syllogistiek met Metapatroon aardig
geslaagd als een vingeroefening met Metapatroon als stelseltaal voor (zulke)
logica. Dat helpt om die logica te plaatsen, dat wil ook zeggen te relativeren,
Dat is het redelijke antwoord op de valse claim van absolute geldigheid (een
claim die bijvoorbeeld Aristoteles er voor zover ik kan nagaan nooit voor
maakte).
45.39
Bedoel je met “briljante afsluiter” de opmerking over waar de hersenen moeten
zitten? Hoe dan ook, daar kwam ik op toen ik me afvroeg hoe
achter-de-oren-krabben een gezegde kon worden. Ofwel, wat is het beoogde
effect? De hersenen prikkelen, dacht ik toen.
De verhaspeling minnovatie verzon ik al eerder. Voor ¾ mijn lancering van ¾
het genre waarin zulke woorden passen, zie Over parodismen en -mismen.
In de parasietvergelijking nam ik er ook eentje op:
kenniksinstelling. En nu ik die tekst over parodismen herlees, ‘zie’ ik er
ineens nòg één: auzeursrecht.
45.40
Nee, helemaal niets op tegen, integendeel. Reageren, dus. Je kunt altijd nog
verder zien. Als je ‘binnen’ zo’n organisatie werkt, zijn het gewoon (bijna)
allemaal aardige enz. mensen. Doen!
45.41
Ik had het puzzelen al voortgezet dat we enkele maanden geleden begonnen zijn.
Behalve de voorlichtingsboekjes die je me destijds bezorgde kan ik voor
inleidende inlichtingen prima terecht ‘op’ de website www.rechtspraak.nl.
Onze aanzet, zie [aantekening
44.27 met] schema dd. 24 oktober 2011, vind ik bij nader inzien nog niet
geschikt ¾ als fundament voor ¾ verdere reële variëteit. Want we zijn (lees
als mijn zelfkritiek : ik ben) daar blijkbaar te eenzijdig uitgegaan van de zgn
staande organisatie van/voor de rechtspraak. Afgeleid daarvan verschijnt
rechtsprekende instantie die vervolgens voor een bepaalde zaak optreedt als
behandelende instantie. Zoals ik het thans zie, zijn die afleidingen te star.
Mijn gewijzigde idee is dat de verhoudingen min of meer òmgekeerd gelden. Houd
je vast! ;-) Volgens mij is een bepaalde rechtszaak ¾ zoiets als ¾ een ...
project. En èlk project-als-rechtszaak telt een ‘eigen’ rechterlijke instantie.
En zo’n instantie voor de zaak annex het project in kwestie bestaat uit diverse
functionarissen (één of drie rechters, één griffier, ...) die daarvoor, zeg
maar, geworven zijn uit o.a. de staande organisatie(s) onder de noemer van de
rechtspraak.
Op deze manier gaan we voor inzicht in samenhang dus uit van ¾ het concept van ¾ een tijdelijke organisatie. Dat is voor traditionele
informatiemodellering contraintuïtief. Maar stelselmatig kunnen we er juist de
verschillende kanten mee op die realistisch en dus nodig zijn. Met zoiets
tijdelijks zitten we als vanzelf op het goede spoor voor relevante
veranderlijkheid. Dat spoor misten we m.i. tot dusver nog te veel.
Als bonus helpt de geschetste herpositionering om te verklaren wat griffierecht
is. Dat blijkt aldus een vergoeding aan de staande organisatie voor het leveren
van projectmatige diensten (van personeel tot en met huisvesting). Wat vind je?
De aanduiding ‘rechterlijke instantie’ heb ik voor het geschetste verband
verzonnen. Dat etiket is stellig vatbaar voor verbetering en, indien we
doorgaan op dit spoor, het is belangrijk om daarvoor in een zo vroeg mogelijk
stadium over een geschikte term te beschikken. Waarop we moeten mikken is een
aanduiding die houdbaar is voor het rechtsprekende spectrum in de ruimste zin
die we kunnen bedenken. Aan de ene kant, zo neem ik aan, is dat het
allerkleinste zaakje waarmee een kantonrechter zich bemoeit. Laten we voor de
andere kant kijken naar internationale rechtspraak. Als de opzet met dat bereik
blijft kloppen, zitten we voor Nederland altijd goed èn is (latere) integratie
op internationale schaal in dat cruciale opzicht reeds geborgd.
Als alternatief heb ikzelf overigens al ‘rechter’ bedacht. In de desbetreffende
context is dè rechter immers geen persoon, maar ... instantie. Als zodanig kan
de rechter samengesteld zijn uit één of meer personen-als-functionaris. Maar
het is dan de vraag of bijvoorbeeld de griffier past onder die noemer ...
Dankzij de expliciete(re) verbijzondering van, ik noem het nog maar even,
rechterlijke instantie pèr zaak valt eventueel de samenstelling ervan te
wijzigen, terwijl zij als instantie dezèlfde blijft in/voor de zaak in
kwestie. Denk aan vervanging van een zieke functionaris of, actueler dan ooit,
als gevolg van wraking. Facilitering van zulke veranderlijkheid is (pas)
werkelijkheidsgetrouw.
Zoveel aandacht voor variëteit van rechtspraak is noodzakelijk, omdat (ook)
griffierechten daarvan een (soort) afspiegeling vormen. Met andere woorden, als
we griffierechten eenduidig willen positioneren, komen we niet heen om het
vóórsorteren volgens relevante indeling. En omdat griffierechten uiteraard niet
alleen staan, kàn het niet anders dan dat een pàssende indeling tevens onmisbaar
is voor andere informatiebehoeften: stelselmatig. Het lijkt méér werk, maar
omdat het pas klopt als we (behoorlijk) verder kijken dan onze neuzen lang
zijn, is het een fatale illusie dat het met minder kan.
Ik puzzel door en stel spoedig een (wat) aangepast informatiemodel op.
45.42
Met nogmaals mijn dank voor ons gesprek stuur ik je zoals afgesproken graag wat
nadere informatie.
Allereerst een uiterst beknopte positionering van Metapatroon:
The Internet exemplifies what may seem the insurmountable
problem of uncontrolled variety. In actual fact, though, new practical business
opportunities arise from coordinating semantic differentiation. How?
Metapattern supports unambiguous modeling across so-called universes of
discourse: conceptual information models pervasively incorporate multiple
context and time regardless of scope. Metapattern features a qualitatively
enhanced, comprehensive order of integration, answering to practical
requirements for authentic, reusable information resources to span people,
organizations, processes, perspectives, et cetera.
KnitbITs, also developed by Information Dynamics (Voorburg, the Netherlands),
is a technical platform to match Metapattern operationally. KnitbITs leverages
state-of-the-art components throughout. It protects investments — and allows
for gradual change — while promoting networked business models.
Met citaten verschaft Metapatroon,
handboek stelselmatig informatieverkeer toegang tot (veel) documentatie. De
Inleiding geeft alweer iets meer uitleg over nut &
noodzaak. En je kunt een verder idee krijgen door via de getoonde rubrieken
door bedoelde citaten te snuffelen.
Op twee (korte) publicaties vestig ik dankzij jouw voorzetten tijdens ons
gesprek van vanochtend hierbij graag extra je aandacht. De ene is Informatierotonde
voor semantische interoperabiliteit. Precies, rotonde! Hoe ruimer het
bereik van relevant informatieverkeer, des te groter de behoefte aan zo’n
voorziening ter facilitering van samenhang tussen reële (betekenis)verschillen.
De kritieke grens blijkt gauw bereikt, dus al vanaf een beetje bedrijf of
andersoortige organisatie levert zo’n informatierotonde voordeel. Op steeds
ruimere schaal van informatieverkeer zijn zulke voorzieningen zelfs ronduit
onmisbaar. Het is inderdaad de vraag of mensen eraan willen meewerken, maar ja,
dat is een drempel voor èlke verandering en dus zeker voor iets nieuws.
Tegelijk biedt dat natuurlijk ook de kàns voor een pionier. Zoals jij terecht
opmerkte, is dat primair zoeken naar een persoon.
Het andere, nog kortere verhaal is Vergeet
samenhang door-de-tijd-heen-niet! Juist dankzij de vernieuwende eenduidige
verbijzonderingsmogelijkheden (naar context en tijd) is Metapatroon bij uitstek
geschikt voor geleidelijke, beheersbare aanpassingen met ¾ wat ervan gewoon nog voldoet ¾ optimaal behoud van ‘oude spullen’ door
inpassing in het expliciet stelselmatige kader. Klinkt paradoxaal, te weten
nieuw-voor-oud, maar zo werkt het desgewenst respectievelijk zonodig (en
pràktisch is dat vanwege legacy vrijwel altijd ‘nodig’).
Kijk in beide genoemde teksten ajb door de vermelding van overheid heen. De
inhoud is voor bedrijfsleven netzo toepasselijk.
Indien het bovenstaande onverhoopt niet is waarom je mij ter oriëntatie vroeg,
aarzel ajb niet me dat meteen te laten weten.
Ik kijk uit naar vervolg.
45.43
Ik ben helemaal nog niet eraan toegekomen om Parodisme als bordspel uit
te werken, ja, met Metapatroon, maar zulk voortborduren is inderdaad vergaand
de clou. Mooi!
45.44
Uit je vermelding van “we” maak ik op, dat je in elk geval (enige) medestanders
hebt voor jullie “protest.” Tja, zo nieuw is dat natuurlijk ook niet, zulke ¾ noodzaak van ¾
erkenning van informatie als noemer voor zoiets als, hmm, waarom het eigenlijk
gaat met ... informatievoorziening. Bijvoorbeeld een boek dat ik destijds,
meteen na verschijnen, grondig bestudeerde èn heel veel van leerde is Managing the Data Base Environment (Prentice-Hall,
1983) door James Martin. Toen kòn er nog geen sprake van Metapatroon zijn, ;-)
maar verder is Martins boodschap m.i. actueler dan ooit. Blijkt tweedehands nagenoeg niets
te kosten ... Is dat trouwens helaas tekenend voor de vrijwel verdwenen
aandacht? En als je toch op boekenjacht gaat, loop in Groningen even binnen bij
antiquariaat Isis voor een exemplaar ¾
ik keek na of ze er inderdaad eentje hebben ¾
van Het andere in het eendere (Ambo, 1982) door
Okke Jager. Daarvan luidt de ondertitel: Over het denken
van Cornelis Verhoeven. Ik heb het bijna uit en denk tijdens het lezen
regelmatig dat jij er ook van alles en nog wat aan zult ontlenen voor
informatiemodellering enzovoort.
45.45
Probeer in dit (vroege) modelleerstadium ajb geen systeem in mijn vragen te
ontdekken. Want naar een mogelijke systematisering zijn we nog op zoek ... Met
mijn vragen probeer ik o.a. te toetsen of een ‘bepaalde’ abstractie al dan niet
toegestaan is, zou helpen voor in- en overzicht e.d.
Intussen heb ik als het ware uit het ongerijmde de aanwijzing bij uitstek
ontdekt, dat er met stelselmatigheid veel valt te winnen. In de ¾ overigens uitstekende! ¾ brochure met allerlei begripsomschrijvingen
is veelvuldig sprake van procedure en zaak. Maar procedure noch zaak staat
daar, zeg maar, zèlf als begrip verklaard.
Dit is géén verwijt, maar (vooral) vaststelling. Eigenlijk in èlke discipline
kom je dat tegen. Noem ‘m in het algemeen x. Dan komt er een discipline bij,
meestal getiteld x-filosofie.
Voor onderling geïsoleerde, ieder voor zich (dus) betrekkelijk kleinschalige
informatiesystemen vormt dat impliciet-laten van kernbegrippen doorgaans (nog)
geen onoverkomelijk bezwaar ... zolang die systemen apàrt gebruikt blijven
worden. Maar om samenhang op ruimere schaal te vestigen zijn juist die
begrippen expliciet nodig. Er bestaat echter geen recept om ze te ontdekken.
Het is m.i. een kwestie van oriëntatie op de relevante, dus stelselmatige
schaal. Daar blijkt ‘het’ met louter overgeleverde begrippen dus gauw te
wrikken. Zoals de spanning tussen muur(gedeelte) en deur(gedeelte) verdwijnt
dankzij een scharnier, moeten voor een stelselmatig productief informatiemodel
er wat begrippen bij. Welke en waar precies? Hoe veranderen daardoor reeds
geïnventariseerde begrippen van gepositioneerde betekenis? Dat ontwerpproces
kan je beschouwen als geïnformeerd puzzelen. De ontwerper moet zich voldoende
aanleren waarover ‘het’ gaat. Zulke nieuwsgierigheid is onmisbaar om de juiste
puzzelstukjes te herkennen respectievelijk te vormen èn ze allemaal op de
passende plaats te leggen. Dat vergt wisselwerking. Wanneer een bepaald stukje
niet past, is wellicht dat stukje überhaupt ongeschikt voor ¾ bijdrage aan ¾
samenhang. Dat moet netzolang dóórgaan, totdat het model het reële bereik
inclusief variëteit van relevant informatieverkeer dekt. En omdat de wereld
verandert en daarmee de eisen aan informatieverkeer, moet zo’n model
principieel veranderlijk zijn en blijven ...
Hopelijk herken je in zo’n uitweiding over modelleren-als-ontwerpen de oproep
om ook verder intensief méé te puzzelen. Dat is natuurlijk nodig, o.a. omdat ik
nooit over de zgn materiekennis kan beschikken, laat staan op korte termijn.
45.46
Kunnen we stellen dat er, wederom algemener, (tevens) een overeenkomst aan de
orde is? Hier zie je concreet het voordeel opdoemen van zgn contextuele
verbijzondering. Als het klopt dat dit aspect van hun relatie niet wezenlijk
verschilt van een transactie waarbij bijvoorbeeld iemand-als-klant betaalt aan iemand-als-leverancier
voor, ik noem maar iets, een fietsbel, dan zouden we wel gek zijn indien we
daarvoor niet reeds gevestigde praktijk volgen. Natuurlijk moeten we voor
samenhang voorzien in nodige en voldoende verwijzingen naar/vanuit wat wèl
afwijkend geldt.
45.47
Ik blijf je bestoken met vragen waarvan ikzelf in dit stadium (dus) niet besef
of ze relevant zijn ... Ditmaal gaat het over ¾
als ik me beperk tot een civiele procedure ¾
de eventuele verschijningsvormen van eiser resp. gedaagde. Laat ik me
vooralsnog vèrder beperken tot de eiser. En als de eiser een persoon is, kan
een willekeurige persoon als zodanig gelden? Of stelt de ¾ oeps, weer een beperking ¾ Nederlandse wet voorwaarden? Bijvoorbeeld,
moet de persoon-als-eiser zich ¾ kunnen
¾ legitimeren? Ofwel, kan z/hij niet
‘zomaar’ een zgn natuurlijk persoon zijn, maar een persoon waarvan het
burgerschap door een ¾ in dit geval
door Nederland ¾ erkend bevoegd gezag
... erkend is en die aldus beschikt over een geauthenticeerde
persoonsidentiteit?
En is dat voor een eisende rechtspersoon min of meer hetzelfde, dwz dat
erkenning àls rechtspersoon een voorwaarde vormt?
Zijn er ook andere ‘soorten’ eisers dan (rechts)personen? Kan bijvoorbeeld
zoiets als een ambt (lees ook: organisatorische functie) als eiser optreden,
dus òngeacht de persoon die op enig moment dat ambt vervult?
Indien er inderdaad voorwaarden zijn om eiser te ‘zijn,’ gelden er tevens
voorwaarden voor wie/wat als gedaagde kan tellen?
Zijn zulke beperkingen/voorwaarden er ook voor partijen volgens bestuurs- en/of
strafrecht?
Of is het zo, dat dergelijke verbijzonderingen weliswaar relevant èn erkend
zijn, maar dat ze niet tot uitdrukking komen in de verschijningsvorm van enige
partij? Dat zou dan wèl moeten gebeuren onder de noemer van wat ‘het geval’ is.
Stel dat iemand als werknemer een eis heeft. Dan zou hij die eis toch als
persoon kunnen stellen, waarbij het relevante werknemerschap enz. als ¾ aspect van ¾
het geval aan de orde komt.
En hoe ziet het er uit, als we het spectrum uitbreiden? Dat loopt dan aan de
ene kant verder door naar internationaal recht. En aan de andere kant naar de
talloze andere geschilregelingen zoals tuchtrecht, klachtcommissie, enzovoort.
Zie je waarop we uit zijn? Meer in het algemeen gaat het er om de reële variëteit
te overzien. Voor modellering zijn er altijd wel (veel) alternatieven. Wat voor
een specifiek doel optimaal lijkt, is dat stelselmatig beschouwd vaak juist
niet.
Zeg ajb gerust als je niets aankunt met deze vragen.
45.48
Een gerecht kent, voor zover ik begrijp, een structuur die we hiërarchisch
kunnen opvatten. De rechtbank als geheel telt sectoren. En elke sector telt zgn
kamers. Wat ik nog niet heb kunnen ontdekken, is de betekenis van zo’n kamer.
Het lijkt erop, dat er voor de rechtspraak twee betekenissen zijn. De ene is
dan dat een kamer een ‘stukje’ van de staande organisatie is. En in de tweede
betekenis van kamer die ik meen te herkennen, gaat het om de rechterlijke
instantie die op een bepáálde zaak ‘zit.’
Klopt mijn indruk dat kamer ¾ voor de
rechtspraak ¾ die twee betekenissen
heeft? Zo ja, dan geldt de kamer in de zin van de staande organisatie stellig
als de, zeg maar, voorraadkamer waaruit steeds een zaakkamer wordt ‘opgesteld.’
Valt dat te vergelijken met een complete selectie, terwijl het team-dat-speelt
daaruit is ... geselecteerd? Of mik ik helemaal verkeerd met de
veronderstelling van weliswaar sterk samenhangende, maar verschillende
betekenissen?
45.49
Is er verschil tussen competentie en jurisdictie? Zeker als de eerstgenoemde
term wordt uitgebreid tot rechtsprekende competentie, komen ze dan niet op
hetzelfde neer? Als we de absolute èn relatieve competentie verbijzonderen tot
het niveau van een kamer (hier bedoeld als onderdeel van de staande organisatie
voor de rechtspraak), kunnen we de zgn aanleg dienovereenkomstig precies
aangeven als “de rechterlijke instantie waar de behandeling van een zaak
plaatsvindt” (zie Rechtspraak: Begrippen in de
rechtspraak, Raad voor de rechtspraak, januari 2010).
45.50
Is belanghebbende een begrip met ruimer bereik? Omvat het (dus) o.a. eiser,
gedaagde en verdachte? Of hoort het juist helemaal niet bij civiel recht en
strafrecht, maar uitsluitend bij bestuursrecht? Is het idee dat er van een
bestuursorgaan niets valt te ... eisen?
45.51
Als ik het goed heb ... kostte dat héél weinig werk! Ik schreef je onlangs dat
we het afrekenaspect zouden moeten proberen te verbijzonderen, want het maakt
qua geldoverdracht principieel niets uit of dat gebeurt om voor een fietsbel te
betalen, griffierecht te voldoen of om wat dan ook af te rekenen. Daarvoor nam
ik overeenkomst in het model op; dat noemde ik verbintenis (zo zie ik het
althans staan in Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek). Volgens mij is het dan
simpel een kwestie van de verbintenis voor ¾
de behandeling van ¾ een specifieke
zaak te laten vallen ònder de verbintenis voor een bepaalde rekening-courant.
Dat idee schoot erin toen ik zojuist op de fiets even snel een boodschap deed.
Volgens die rekening-courant verbintenis is ‘automatisch’ LDCR de schuldeiser
en de desbetreffende procesvertegenwoordiger als zgn deelnemer de schuldenaar.
Voor de verrekening tussen LDCR en het gerecht dat de zaak behandelt is
voldoende informatie beschikbaar via de verwijzing. Zeg maar de zaakverbintenis
kent immers ook een schuldeiser en dat is (dus) dat gerecht ...
Of dit stand houdt moeten we nog maar zien. Maar je herkent hopelijk al hoe
ontleding volgens contexten loont. Als het klopt dat aan het (financieel)
afrekenen van het griffierecht niets zit dat karakteristiek (lees: afwijkend) is
voor rechtspraak, kan je er donder op zeggen dat het stelselmatig voordeel
oplevert door zo’n aspect in een zo vroeg mogelijk stadium te verbijzonderen.
Juist daardoor past het vaak onder een ... algemenere noemer, waarvoor (dus)
algemener toepasbare voorzieningen bruikbaar zijn.
Je zult dus nauwelijks verschil zien met het informatiemodel dat ik je eerder
stuurde. Maar tòch dekt het alweer veel meer ...
45.52
Ik hakte ¾ altijd voorlopig, uiteraard ¾ de knoop door om àf te komen van de duplicatie
van details volgens persoon resp. organisatie. Dat is trouwens geen originele
vondst. Onder de noemer van partij oid is dat al gebruikelijk. Het bestaat ook,
als persoon zowel natuurlijk persoon als rechtspersoon kan betekenen. Maar ik
mik toch (alvast) wat ruimer en verkoos daarom de aanduiding: deelnemer
maatschappelijk verkeer. Wat mij betreft kunnen als zulke deelnemers tevens
functionarissen, ambten, maar ook meetpalen enzovoort gelden ... Zo maakt qua
model het antwoord op één van de vragen die ik je eerder stelde niet meer uit.
Dat neemt niet weg dat het antwoord belangrijk is en blijft om gevoel te
krijgen van de reële variëteit die we minstens moeten (kunnen) faciliteren.
Volgens mijzelf hebben we griffierecht met bijgevoegd informatiemodel al aardig
in stelselmatig verband geplaatst.
Intussen waag ik enige verdere verkenningen. Zo wil ik opnemen met welke
personele bezetting een rechterlijke instantie een specifieke zaak behandelt.
Kan die bezetting per zitting variëren? Zelfs tijdens één en dezelfde zitting?
Is zitting trouwens een relevant begrip?
45.53
Omdat ik in dit stadium opzettelijk nog alle kanten op schiet, zou “bijhouden”
je maar nodeloze moeite kosten. Toch heb ik het gevoel dat we mooi òpschieten.
45.54
Als je ergens-vandaan verwijst naar een x-deel, heb je er (dus) iets aan in
àlle homogene hiërarchieën waarvan dat x-deel ... onderdeel uitmaakt. Maar
uiteraard is dat zeker niet altijd precies genoeg. Dus in èlk geval moet de
mogelijkheid bestaan om ergens-vandaan te verwijzen naar x-deel-in-y-context,
dwz naar een bepaalde hiërarchische positionering ervan.
45.55
Essentie? Die is er zelfs niet ..., alles is situationeel. Maar natuurlijk
begrijp ik wat je bedoelt. Kunnen we dergelijke ervaringen eigenlijk (nog)
teleurstellingen noemen? In elk geval spijt het me zeer van opnieuw je
integere, deskundige inspanningen voor voorlichting.
Als er geen essentie bestaat, merk jij stellig op dat ook een spijker dan geen
kop kan hebben, maar tòch vond en vind ik dat jij ‘m destijds mooi raakte.
45.56
Ik zit niet zo in die kleuren. Hoogstens zou ik zeggen dat wie zich er zo druk
over maakt, niet alleen zichzelf kleurt, maar überhaupt zo’n schematisering
feitelijk die ene kleur geeft. Wat is er mis met zwarte lijnen op witte
achtergrond met zonodig wat tekst?
45.57
Als het zonodig moet, neem je voor informatie toch ‘wit’ als ‘kleur’?! Dat
dacht ik meteen toen ik je beschrijving las van het ‘probleem’ om een kleur te ¾ moeten ¾
kiezen. Voilà, anderhalve regel verder doe jijzèlf dat voorstel al. Haha, zo
subtiel was mijn “tip.”
Een reden waarom je m.i. (ook) aan Archimate niets hebt, is natuurlijk dat de
zgn lagen verabsoluteerd verondersteld zijn. Dat gebeurt ongeacht de ¾ valse retoriek van de ¾ term ‘laag,’ die tevens verband suggereert.
Vanuit de apartheid moet er dan van alles en nog wat bij voor samenhang. Dat
lukt nooit, want daartegen verzet zich uitgerekend die vóóronderstelde
apartheid. Je moet dus niet beginnen met losse brokken oid., maar met
samenhang. Nu is die samenhang er niet zomaar, dus moet je er genoegen mee
nemen om vanuit de oriëntatie op samenhang te vertrekken. (Pas) daaruit volgen
de brokken. Die zijn inherent betrekkelijk, dus niet a priori absoluut
geldig, atomair e.d.
In ons opstel, de laatste twee woorden van de titel zeggen het al, Algemene verkenning van stelselmatige oriëntatie (deel 1
van Data en diensten op orde met Metapatroon)
tonen wij dat lagen à la Archimate überhaupt niet aan de orde zijn. Wat
Archimate onderscheidt als ¾ aparte ¾ bedrijvigheidslaag, hebben wij met genoemd
opstel reeds gedekt, ... maar dus ànders. En het lijkt me conceptueel eenvoudig
genoeg om op te nemen, maar uiteraard stelselmatig, wat Archimate nog vergaand
lòs als technologielaag beschouwt.
45.58
Als je zo’n informatiemodel met Metapatroon opvat als een stadsplattegrond, kan
je je voorstellen dat er talloze wandelroutes op kunnen worden aangegeven. Eén
zo’n route heb ik, zeg maar, met zijn etappes genummerd en naast het model
tevens (kort) beschreven. Dat geeft je hopelijk al een redelijk idee ervan hoe
een dergelijk model nodige en voldoende samenhang probeert te schetsen om
informatieverkeer met ruime variëteit te faciliteren. Op de relevante schaal
gaat het uiteraard erom dat àlles wat tot de informatiestad hoort opgetekend
staat èn de route(s) voor optimale bereikbaarheid ervan aangegeven/afleidbaar
zijn.
45.59
Nee, verder geen nieuws. Het lijkt me dat zij het eerst maar eens druk met
elkaar moeten hebben.
Archilate ...
Over context gesproken, het was me (ook) altijd al een raadsel waarom elementen
‘op’ een bepaalde laag met afwijkende symbolen voorgesteld zijn. Dat het om
iets ànders gaat, blijkt toch uit de laag in kwestie? Om dezelfde reden zijn
allerlei kleuren overbodig.
45.60
Probeer ‘m vooral niet in je eentje te begrijpen; het meeste ben ikzelf
trouwens ook alweer kwijt. Wat ik probeer is om met Metapatroon de, zeg maar,
hoofdlijnen zo algemeen toepasbaar als mogelijk te trekken. Dan kunnen we als
het ware in omgekeerde richting toetsen, zo van, past ook huidig
informatiesysteem zus-enzo volgens deze lijnen? Zo ja, prima. Zo nee, wat moet
er dan (nog) aan die lijnen veranderen zodat het wèl past? Concreet: voor zover
ik de documentatie over één van zulke systemen vat, zitten we daarvoor al
aardig in de goede richting. Nòg concreter: dat moet ik jou dan uiteraard met
nadere uitleg over het algemene informatiemodel tonen.
Verder bedacht ik me dat het al in dit stadium handig is om ons te oriënteren
op wat in gebruik is voor zgn documentaire informatievoorziening; (juist) dat
moet immers ook naadloos gaan passen.
45.61
Ik had “sulcesvol” natuurlijk al in je eerdere bericht opgemerkt. Vruchtbare parodismische kiem:
kulcesvol, succesdol ...
45.62
Overigens heb ik zelf niets met zulke bijeenkomsten (en als je ernaar toe wilt,
kost het je ook nogeens 95 euro). Maar goed, aan het programma enz. van de “Dag
van de Valorisatie 2012” kan je zien dat het onderwerp inderdaad ruime aandacht
heeft. Dat heeft natuurlijk alles met financiering, subsidies e.d. te maken, en
m.i. verder eigenlijk niets. Daardoor weet je ook zeker dat de mensen die erop
afkomen, er niets van begrijpen.
45.63
Er staat dus feitelijk “In de wanhoop ...:” In de hoop op informatiekundig beroepsperspectief: ontwerpers
van infrastructuur voor informatieverkeer zoeken democratische opdrachtgevers
45.64
Ik deed een poging voor een (vervolg)bericht. Met de (concept)tekst heb ik de
boodschap opzettelijk nogal filosofisch ingestoken. Daarmee hoop ik te bereiken
dat hij zeker in eerste aanleg vooral zichzèlf aangesproken voelt en dus ook
zèlf de correspondentie vooralsnog voortzet. Ik heb geen idee of die opzet
realistisch is, bijvoorbeeld wat zijn interesse en/of beschikbare tijd betreft.
Maar mijn insteek is dat, als hij het (wederom) onmiddellijk begint te delegeren,
hoe goed bedoeld ook, het al mis is.
45.65
Als jij er iets “van [...] moet[en] vinden” uitstelt, laat staan dat ik zo gauw
een evenwichtig oordeel heb. Maar over therapie gesproken, In de hoop op ... werkt kennelijk als katalyserende
interventie. Hoewel je met een heftige ontlading lijkt te komen, doe je
feitelijk niets anders dan rustig aanwijzen hoezeer escalerende gekte heerst resp.
rationeel verklaren wat de averechtse resultaten zijn. Dank je wel dat je “het
eerst maar eens [wilde] delen.” Over de diagnose zijn het dus eens, nou ja, dat
waren we natuurlijk allang.
Hoe verder? Hoe blijf je (nog) gezond (genoeg) in een alsmaar zieker systeem,
opdat je dat systeem ¾ waaraan ‘je’
onlosmakelijk deelneemt ¾ wat gezonder
kan helpen krijgen?
Mag ik voor jouw situatie een suggestie wagen? Je vermeldt vooral actoren in
termen van hun erkende rollen. Dus, analist zus, deskundige zo, enzovoort. Als
je iemand in zo’n hoedanigheid aanspreekt, ben je daadwerkelijk bezig met een
poging om het complete systeem in beweging te krijgen waarin z/hij als
functionaris telt. Dan mag je je als reactie met een fopvatting nog gelukkig
prijzen. De kans op agressievere bejegening is steeds reëler ...
Wanneer je je vooralsnog slechts om een beginnetje bekommert, zou je liefst dat
systeem voorlopig juist zoveel mogelijk laten ..., vooruit, moeten laten voor
wat het is. Het enige alternatief dat ik zie is: maak het persoonlijk. Ofwel,
wie ken jij in je eigen organisatie die je persoonlijk vertrouwt? Voor enig
effect, later, moet dat natuurlijk iemand zijn met een ‘netwerk.’ Maar die
persoon is vertrouwenspersoon, omdat z/hij zich door jou in eerste aanleg niet
als functionaris voelt aangesproken. Dat is iemand waartegen je kunt zeggen: ik
geloof dat ik hulp nodig heb; heb je even?
Inderdaad, hieraan zie je meteen wie de optimale baas is. Precies, z/hij geldt
als vertrouwenspersoon voor haar/zijn medewerkers. Kortsluiting, klaar,
ingewikkelder hoeft het niet te zijn.
Maar laten dagdromen ons niet ophouden. Doet het geschetste profiel jou denken
aan iemand als vertrouwenspersoon? Nogmaals, het doet er niets toe, of z/hij
werkmatig iets met inrichting e.d. van informatievoorziening heeft te maken.
Wat telt is of het iemand is met wie je open, dus in vertrouwen kunt praten.
Iemand, bijvoorbeeld, aan wie je In de hoop op ... kunt voorleggen om meteen te vervolgen
met “Kijk, die tekst gaat eigenlijk over wànhoop en zó heb ik er min of meer in
mijn wanhoop over de groeiende problemen hier op gereageerd.” Aan zo iemand kan
je dan letterlijk vooral ook het bericht laten lezen dat je oorspronkelijk aan
mij stuurde. Als dàt haar/hem niet aan het denken en handelen zet ...
Zulke vertrouwenspersonen zijn dun gezaaid, als ze al (nog) bestaan. Hoe dan
ook zou je zeer spoedig ¾ als je dat
als dienstreis kunt regelen ¾ hierheen
kunnen komen voor nog een extra IGD, een IVD dus. Samen hebben we tenminste
weer eens een normaal gesprek, wat kan helpen om redelijk bestand te blijven
tegen informatieklunzige gekte.
45.66
Ik ben blij dat je herkent ¾ natuurlijk
met dank voor je Grote Compliment dat ik dan weer in jouw woorden meen te
herkennen ¾ dat je je over het
vertrouwensaspect van een persoon ècht zeker moet voelen. Heb je géén zeker
gevoel, niet doen. Helaas, maar het is al erg genoeg.
Wat een “seminar” oid betreft, heb jij er iets aan dat Information Dynamics
overweegt een bijeenkomst te organiseren met als thema Ontwerpen
aan de informatiemaatschappij? Je moet weten, maar verder hoeft dat
niemand iets aan te gaan, dat inschrijving tot precies één deelnemer beperkt
blijft. Moeilijk onderwerp, nietwaar?
45.67
Nòg mooier, een seminar waarvan dè deelnemer het programma opstelt, ik ben
helemaal vóór!! Je vraagt je bijna af, waarom zo iemand überhaupt ervoor op
stap gaat. In elk geval ben je er even uit.
45.68
Kan jij je de tijd nog herinneren dat je géén notities publiceerde? Graag noem
ik jouw werk-in-uitvoering allang een oeuvre. Doe jij dat ajb zèlf ook! Ik vind
dat er inmiddels erg mooi aan te zien is, hoe je er een soort ... rotonde mee
onderhoudt. Ofwel, daar
laat je het op de ene of andere manier allemaal langskomen, als samenhangende
verschillen, verduidelijking dankzij verschillende samenhang ...
45.69
Die reële variëteit is inderdaad geen probleem volgens de insteek die we reeds
kozen. Maar over “je voelt hem al aan komen” gesproken, daardoor kan de
registratie van zulke broninformatie niet zo klakkeloos verlopen. Er is immers
sprake van een keuze. En om die keuze te kùnnen maken, moet de kiezer genoeg
begrijpen van de variëteit in, zeg maar, structuur. Het is niet anders. Maar
dàt is vaak wel een punt waar ‘managers’ niet aan willen. Het valt overigens
prima te faciliteren met begeleiding door vraag/antwoord tijdens registratie.
Denk aan de ‘route’ op bepaalde belastingformulieren. Verder moeten dergelijke
voorzieningen bestaan aan de ... bron. Als dat een informatieverzameling elders
is, valt er nog wel wat extra’s te coördineren. Je kunt ook zeggen dat, als dat
hùn informatiebehoefte is, het voor de hand ligt dat in elk geval hun eigen
middel erop berekend zijn.
45.70
De term was me in je notities ed. al opgevallen ... En nu dan je prachtige
uitleg met Actformatie - precies wat
u zoekt!
45.71
Ja, met zijn reacties doet hij een variant van “Vooruit, als het moet, laten we
het eens over jou hebben. Wat vind jij van mij?” Wat sociale media heet,
kortom, wordt meestal voor dergelijk exhibitionisme annex narcisme gebruikt.
Vreselijk, schaamteloos, wat moet je er mee? Zo waagt hij, heel doorzichtig,
jouw ijdelheid te strelen voor inschikkelijkheid. Maar omdat jij niet
pathologisch ijdel bent, werkt dat domweg niet. Heel praktisch, hoe verder je
komt, die reacties leest geen hond meer, dus waarom zou je er nog moeite voor
doen? Mijn suggestie luidt om te proberen vlot af te ronden door iets te
schrijven met, over zakelijk gesproken, de strekking van: “Laten we ajb niet
nodeloos afdwalen. Volgens mij mis je helemaal de boodschap van mijn
oorspronkelijke bijdrage, te weten dat architectuur en a priori principe
tegenstrijdig zijn als de ontwerpopgave nieuw is.” Punt!
45.72
Tja, zo eenvoudig kom je niet van zulke mensen àf. Ditmaal reageerde hij zelfs
zònder waarneembare bedenktijd. In zijn eerste reactie luidde zijn
openingsvraag: “Wat leer of haal jij bijvoorbeeld uit de visie van Pieter
Wisse[?]” Dat is, als je me wat ònze verstandhouding betreft de volgende
overbodigheid toestaat, dat voor wat jij als architectuur wilt benadrukken,
zijn “definities [...] voor architectuur, principe en architectuurprincipe”
irrelevant, zelfs contraproductief zijn. Dat is geen verwijt, maar je stelt
vooralsnog louter vast dat er kennelijk verschillende betekenissen van
architectuur in omloop zijn. En het is inderdaad typerend voor de a priori
principegerichte architect om ‘zijn’ betekenis voor de enige, absoluut geldige
te houden. Laat dat precies zijn waaròm die sektarische betekenis strijdig is
met architectuur als open ontwerphouding, en wel ... principieel open. Maar van
zo’n architect krijg je de ‘steven’ (dus) onmogelijk gewend. En de enige
manier, vrees ik, om niet subiet in hùn ¾
ook vaak openlijk commerciële ¾
vaarwater getrokken te worden, met alle gevaar van verdrinking van dien, is om
überhaupt niet aan publicatie op een dergelijk plakvorm (parodisme voor
platform, en zo door naar plaknorm ...) te beginnen. Overigens blijkt ook dat architectuurcriterium
... als criterium oid zeker niet origineel. Zo las ik nèt de volgende passage
van Frank Lloyd Wright, ontleend aan een voordracht die hij voorzover ik kan
opmaken gaf kort vóór het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog (Die Zukunft der Architektur, Albert Langen Georg Müller
Verlag, 1966, p. 190; oorspronkelijk verschenen als The
Future of Architecture, 1953):
Warum wollen wir nicht einsehen, daβ ein Schema, wenn überhaupt eins entworfen werden muβ, ein freies Schema sein kann, das nämlich, das dem Wachsen am meisten angemessen ist, das nämlich, das am ehesten das Leben fördern und ihm Wachstum zubilligen wird?
Was het maar een retorische vraag!
45.73
Ik blijf het kort houden. (Want) je schets van behoefte aan ¾ facilitering van ¾ variëteit is volstrekt duidelijk. Na mijn eerste reactie heb
ik verder nagedacht over een zo praktisch mogelijke insteek. Wat mij betreft is
nu de allereerste stap om op basis van het ontworpen informatiemodel
daadwerkelijk ‘iets’ te bouwen met zgn passende variëteit. Dat doet Martijn
Houtman (Information Dynamics), sterker nog, met bouwen is hij al begonnen. ;-)
Zodra we ‘het’ proefgewijs gebruiken, ontdekken we als het ware vanzelf of we
qua variëteit aardig in de bruikbare richting zitten. Verder beschikken we met
zo’n proefopstelling heel praktisch over een, zeg maar, instrument om te
toetsen in hoeverre bestaande in- èn externe registraties geschikt zijn om te
voorzien in de reële informatiebehoefte. Via dat ‘iets’ als een
informatierotonde kunnen we, nòg praktischer, die registraties ¾ in eerste aanleg desbetreffende
testbestanden ¾ onderling verbinden.
Dergelijke verbindingen zijn qua techniek voor Martijn Houtman stellig vrijwel
géén probleem. Wat vaak wèl een probleem vormt, helaas, is het verkrijgen van
toestemming voor toegang tot de registraties in kwestie. Op basis van
wederzijds vertrouwen tussen betrokken partijen lukt het vlot. Als er formeel
gezag aan te pas moet komen, is het echter alweer (veel) lastiger.
45.74
Blogklever klinkt als term krachtiger dan consortiumklever, maar de verwantschap is nauw, vandaar.
Hij schrijft nu als aanhef: “Ik heb je blog gelezen ...” Drukt hij zich
onhandig uit? Of laat hij je weten, vooruit, omdat jij het bent heb ik “je blog
gelezen,” je mag dus van geluk spreken, want, nee, normaal lees ik een blog van
een ànder nooit, natuurlijk niet, dat houdt maar op, normaal haak ik meteen met
mijn eigen verhaal in, daarmee zat ik ook ditmaal goed, tja, van wat jij en die
andere man, ik ben z’n naam trouwens alweer kwijt, tonen kan ik niet meer maken
dan dat het “allemaal leuk en aardig is,” nee, een compliment bedoel ik er
inderdaad niet mee en als ik zeg dat “ik ga altijd blanco een stuk tekst in”
bedoel ik er wèl mee dat ik een stuk tekst altijd blanco houd, nee, moeilijk
valt me dat niet, gewoon nèt doen alsof je leest of kijkt, dat borgt ruimte,
moet ook, anders past mijn verhaal niet en dat, ik krijg er nooit genoeg van,
luidt dus als volgt ...
45.75
Opbouwender kunnen jullie het met bijdragen beginnend met “Blij ben ik met je
opmerking ...” respectievelijk “Mag ik een poging wagen om ...” ònmogelijk
doen, prachtig! Je oorspronkelijke blogtekst van Architectuurprincipes – contradictio in terminis?
componeerde je mooi met citaten Wil je voor het eventuele vervolg alvast een
nieuwe quote van mij? ;-) “De weg naar optimale samenhang is geplaveid met
reële verschillen. Maar let op, samenhang is géén overeenkomst, gevulde
identiteit, kern e.d. En het is en blijft een weg ...” Ook prachtig, toch?
45.76
Ik elk geval kan jou dankzij dergelijke blogervaringen niet ontgaan welk
voordeel het vervolgens publiceren als ‘eigen’ aantekeningen heeft. Daar heb en
houd je je teksten mooi op een rijtje, dwz zònder allerlei flauwekul ertussen.
Zoals gezegd, zo gemakkelijk kom je niet van hem àf. Je dacht nog even dat het
lukte door je sociale aanbod je door hem voor gek te verklaren. Zie ik dat
goed? Maar nee, ook of, wie weet, juist die poging lijkt averechts te werken.
Als je zó ijdel bent, kan je inderdaad niet kieskeurig zijn over waarvandaan ¾ je nog gelooft dat ¾ aandacht komt. Nou ja, het levert een parodisme op. Want wie
de relativiteit van paradigma’s niet kent, laat staan voelt, schiet in
onbewust-onbekwame verdediging, steevast vermomd als aanval, van wat aldus
wèrkt als het ene, absoluut geldig gehouden en dus asociale, impliciete
paradigma: monopanisch. Dat is geen subjectief situationisme meer ...
45.77
In Algemene verkenning van stelselmatige oriëntatie
(2012), deel 1 van Data en diensten op orde met
Metapatroon, ontwikkelden we een model dat m.i. voortborduurt op het
onderscheid tussen data en processen (zoals o.a. in de tachtiger jaren van de
vorige eeuw gepopulariseerd door o.a. James Martin). Wij slaagden erin om die
tweevoudige indeling, zeg maar, stelselmatig te handhaven door bericht als dienst
te beschouwen (waarbij dienst synoniem met proces is). Dat lukte dankzij de
aanname van een referentiemodel.
Wij veronderstellen dat zo’n referentiemodel in het ruimere model òpgenomen is.
Daar biedt het zoiets als een scharnierfunctie. Met steeds expliciete
verwijzingen naar knooppunten ‘in’ het referentiemodel valt in- respectievelijk
uitvoer van een dienst te specificeren. Daarbij vormen zulke verwijzingen op
hùn beurt verdere knooppunten en aldus evenzovele aanknopingspunten voor
eventuele verdere verbijzonderingen, enzovoort. Hieruit volgt dat zulke
verbijzonderingen zich ‘pas’ laten concretiseren, nadat het veronderstelde
referentiemodel concreet genoeg beschikbaar is.
Als je het mij vraagt, ik zou dat model in eerste aanleg als een geïdealiseerd
ontwerp in de zin van Russell Ackoff maken. Dat biedt de beste waarborg voor ¾ noodzakelijke ¾ stelselmatige kwaliteit ervan. (Want) het moet raar lopen,
willen bestaande diensten inclusief berichten daarmee niet sporen. En als ze
dat onverhoopt niet doen, is het aannemelijk dat de rariteit zich (dus) niet
manifesteert in stelselmatigheid volgens het referentiemodel, maar in wat
kennelijk een afwijking volgens een of andere dienst is. Dan rijst de vraag of
het een reëel verschil betreft. Zo ja, dan schiet de gemodelleerde
stelselmatigheid nog tekort en vergt dùs aanpassing. Zo nee, waarom doorgaan
met/volgens een irreëel verschil?
In deze vraag komt tot uitdrukking wat voor mij de aanleiding was om het
seminar te organiseren. Je begrijpt dat ik het zo schrijf, omdat het als latere
aantekening goed moet klinken. ;-) Die aanleiding was jouw verhaal over de
zelfs groeiende moeilijkheden om ruimte te krijgen voor informatiekundige
bijdragen van professionele (ontwerp)kwaliteit. Het is duidelijk dat ‘we’ er
met communicatie over ontwerpen (hier bedoeld als werk- èn zelfstandig
naamwoord) letterlijk domweg niet komen. Daar moet bij wat o.a. Gregory Bateson
en Paul Watzlawick metacommunicatie noemen.
Wat vind je ervan om tenminste die twee onderwerpen te behandelen? Dat zijn wat
mij betreft dus 1. informatiekundige metacommunicatie met (potentiële)
opdrachtgevers en 2. referentie- annex scharniermodel voor stelselmatig
informatieverkeer. Voor dàt model vind ik het overigens vooraf moeilijk om qua
onderwerp een voorkeur aan te geven. De onderwerpen die jij suggereert
doordringen elkaar. Via het ene komen we stelselmatig onvermijdelijk op het
andere, enzovoort.
45.78
In zijn boek The Art of Problem Solving (Wiley,
1972) bepleit Ackoff wat hij idealized design noemt. De crux is concentratie op
wat je als ontwerper wil helpen bereiken en om je daarbij juist niet te
concentreren op overgeleverde beperkingen. Als je je in elk geval voorlopig
zelfs helemaal niets van beperkingen durft aan te trekken, blijken ze voor wat
je dankzij de aldus beschikbare ontwerpruimte voor je ontwerpresultaat vaak ...
irrelevant. Zo maken computerprogrammeurs zich ‘regelmatig’ zorgen om
verwerkingsprestaties. Dat doen ze doorgaans ook nogeens in negatieve zin,
ofwel, het mag niet uit de hand lopen. Op voorhand treffen ze maatregelen voor
beheersing. Dat bepaalt vergaand de opzet van de ‘oplossing,’ terwijl het èchte
probleem nog geen enkele aandacht kreeg. Tegen de tijd dat ze eraan toe zijn,
vormen juist de beheermaatregelen ... beperkingen. Ja, moderne managers doen
met hun spreadsheets aan hetzelfde soort blokkades. Metacommunicatie is niets
anders dan een poging om iemand àf te krijgen van beperkingen die z/hij zich
naar jouw indruk opgelegd houdt. Wanneer je dat met jezèlf probeert, heet dat autometacommunicatie.
Dat mag uiteraard niet met autisme verward worden.
In wat je schetst als “ook erg praktisch en
interessant” herken ik tevens alweer wat scherpere contouren van/voor
a.s. deel 2 van Data en diensten op orde met Metapatroon. Wat je m.i. opwerpt,
is de traditionele vraag naar criteria voor wat telt als een operationele
informatiebehoefte. Over idealized design gesproken, die vraag is nodeloos
beperkend. Informatievoorziening in een organisatie volgt ¾ steeds implicieter, dus hardnekkiger ¾ nog altijd de hoofdindeling die ooit voor
management(niveaus) gangbaar raakte: 1. operationeel, 2. taktisch en 3.
strategisch. Dat heeft geleid en leidt voortdurend nog tot aparte
informatiesystemen voor 1 respectievelijk 2/3. Simpel voorgesteld, vanuit zgn
operationele informatiesystemen (1) wordt een systeem voor data mining (2/3)
gevoed. Vooruit, allerlei informatiesystemen voor (functionele) aspecten zoals
geld, personeel, huisvesting en archiefbeheer heten weliswaar niet
operationeel, maar gelden geïsoleerd per aspect als datamijn. Zonodig wordt
daaruit (ook) data opgenomen in de datamijn die geacht wordt dekkend voor de
gehele organisatie te zijn. Zo ontstaat ‘vanzelf’ de alsmaar groeiende wirwar
waarvoor we in Algemene verkenning van stelselmatige oriëntatie op
hoofdlijn als oplossing een overzichtelijke aanpak schetsen.
Nog afgezien van redundantie is wat operationeel betekent natuurlijk
betrekkelijk. Taktiek en strategie zijn dus ook ... operationeel, dat wil
zeggen àls taktiek enzovoort. Louter de aanduiding met operationeel biedt géén
criterium voor indeling van informatiesystemen. Om de informatiebehoefte van de
“klant” die jij opvoert als reëel te erkennen, moet je ook en vooral de theorie
van managementhiërarchie vergeten. (Pas) zodra je uitgaat van het reële van die
behoefte, dringt door hoe contraproductief het is dat allerlei relevante “data [...] in moeilijk toegankelijke achterafhoekjes”
wordt bijgehouden. Voor een bepaalde behoefte is alle daarvoor relevante
informatie gelijkwaardig en moet daarom stelselmatig geordend beschikbaar zijn.
Over dergelijke samenhang, zie in het (zeer) kort A5
voor publiek informatieverkeer. Ook wat mij betreft dus een prachtig
onderwerp!
45.79
Inderhaast vergat ik een andere contraproductieve indeling te vermelden. Daarom
deze toevoeging. Zo zou operationele informatievoorziening a priori slechts
actueel geldige informatie betreffen. En de rest is geschiedenis ... Maar,
zoals jou ook allang bekend, volgens stelselmatige insteek ‘omvat’ reële annex
operationele variëteit verleden èn toekomst.
45.80
Bereid je maar vast voor. (Ook) je zoveelste discussiebijdrage vindt hij
onbegrijpelijk, wat voor hèm betekent dat jij ‘het’ niet begrijpt, zodat hij
‘het’ je nòg een keer gaat uitleggen ... Als jij zegt dat ‘het’ niet bestaat,
althans principieel (!) niet als zodanig kenbaar enzovoort, ligt noodlottig
vast dat hij je moet bestrijden. Want hij is ‘het,’ althans, zo
(be)leeft hij ... Hij meent vanwege die alomvattende projectie dus, dat jij
zegt dat hij niet bestaat. Dat bedoel je helemaal niet, integendeel. Tot de
tragiek behoort, dat hij zo’n (ver)mening onderdrukt. Wanneer hij zich ervan
bewust zou raken, erkent hij jou ... wat voor hem logisch tegenstrijdig is ...
want hijzèlf is ‘het’ en dat laat géén ruimte voor iemand anders als buiten
zijn macht bestaand. Zolang jij beleefd blijft, mag je rekenen op zijn genadige
behandeling om je tot het besef te laten komen dat je lid bent van zijn sekte.
Ofwel, wees gered! Oeps, wees is ook een zelfstandig naamwoord ... Zodra jij je
volgens hem (te) rebels opstelt, kom jij als bestaand onder vuur. Want pas als
je radicaal wèg bent, biedt dat netzogoed zijn verlangde sektarische
bevestiging. Ik vrees dat ‘het’ (ook) allemaal stof voor het seminar vormt.
45.81
Het kan ook gewoon zijn, dat hij eindelijk door heeft aan jou en (overige)
meelezers van bijdragen zijn handel niet kwijt te kunnen en daarom verdere
verkooppogingen staakte; voor het behalen van omzet kan hij zijn tijd beter
gebruiken, zo heeft hij dan inmiddels begrepen. Ofwel, van zijn kant botweg
einde communicatie. En wees eerlijk, met wat jij nu als “humor” bestempelt, ja,
dat vind ik het zeker, bedoelde je hèm wel degelijk “in de maling [te] nemen.”
Dat is waarom ‘het’ zo humoristisch is, behalve dus voor ... Dit geeft me
trouwens wel een idee voor een definitie van een humorloos mens. Dat is iemand
die een definitie van humor verlangt.
45.82
Het is eigenlijk hetzelfde als met architectuur. (Ook) met die aanduiding
bestaan diverse betekenissen als/met bijbehorend verschillende gedragingen. Heb
jijzèlf daar onlangs niet iets over gepubliceerd? ;-) Wat verschil in
wiskundigen betreft, vind ik het vaak nuttig om twee soorten te onderscheiden.
Voor leden van de ene soort vormt wiskunde een hulpwetenschap. Ik plaats
mijzelf in die categorie. De relevante aanleiding is altijd praktisch, zeg ook
maar een probleem. Oplossing vergt middelen. Als systematisering e.d. helpt,
moet je (ook) dat inzetten. Wiskunde is dan een naam voor een open verzameling
methoden, technieken enz. om door expliciete(re) structurering, variabilisering,
abstrahering, en ga zo maar door, (meer) greep op een probleem te proberen te
krijgen en/of een passende oplossing te helpen bereiken. Indien onverhoopt
(nog) geen geschikte methode bestaat, zou je kunnen proberen ‘m te ontwikkelen.
Op die manier mag je Metapatroon beschouwen als recente toevoeging aan o.a.
wiskunde.
Kenmerkend voor de andere soort wiskundigen is m.i. de nagenoeg
tegenovergestelde status (lees ook: pretentie). Ofwel, zij beschouwen wiskunde
niet als hulpwetenschap maar nota bene als de moeder der wetenschappen.
Wiskunde als waarheid, vooruit, als zoektocht naar wat als waarheid aangenomen
is, te weten dat dè waarheid bestaat.
Verwarrend vind ik de traditionele aanduidingen. Zo zouden er fundamentele
wiskunde en toegepaste wiskunde ‘zijn.’ Maar volgens subjectief situationisme
is èlk gedrag, dus óók wiskunde, inherent toegepast. Zelfs alleen het woord
gedrag zegt het eigenlijk al. Inderdaad, subjectief situationisme maakt evenmin
aanspraak op status van dè waarheid, in dit geval zelfs naar zijn aard niet,
... wat het woord situationisme eigenlijk al zegt. De relativering (lees ook:
veronderstelling van interdependentie) lijkt me echter alweer heilzamer.
Kortom, het loont om uit te vissen met welk slag van wiskundige je te doen
hebt. Een vermeende fundamentalist ziet zich als hoeder van (de) waarheid, maar
moet, herstel, gaat er moeite voor doen om voor jou verborgen te houden dat
z/hij de waarheid niet kent. Met een pragmatisch wiskunde kàn je verder komen.
Maar dat kan ook doorslaan. Als je haar/hem een puzzel voorlegt, is z/hij
weleens niet geneigd om überhaupt te kijken naar welke oplossing reeds
voorgesteld is. Dat is volgens mij dan overigens niet een eigenschap als
wiskundige, maar als mens (eventueel verstèrkt door de status van wiskundige).
Dergelijke eigenwijsheid leidt tot gedrag dat in elk geval voor jou praktisch
niets verschilt van dat van de fundamentalist (die immers ook ‘maar’ een mens
is).
Stelselmatig komt het aan op evenwicht tussen continuïteit en verandering. En
wie met een paradigmasprong de grootste verandering waagt, ziet tegelijk
continuïteit optimaal geborgd. Dat blijkt dus moeilijk. Vooral van een
wiskundige zou je flexibiliteit betreffende paradigma’s – moeten kunnen –
verwachten, maar je kunt er helaas niet op rekenen vanwege haar/zijn
menselijkheid. Zonder metacommunicatie kom je er niet.
45.83
Sorry, ik vergat nog te antwoorden op je vraag of “waar [...] ze hebben
gestudeerd” verschil uitmaakt. Sinds de overgang van technische hogescholen
naar universiteiten is die factor m.i. in hoog tempo verminderd, zo niet
verdwenen. Wie wil nog dienstmaagd zijn, als de positie van godin lokt? Tja,
als het zo zegt, dus met zo’n valse voorstelling. Daar gaan inmiddels de
hbo-hogescholen achteraan, iedereen manager, of op z’n minst
communicatieadviseur ... Dat loopt zó uit de hand, dat jij en ik moeten gaan
snappen wat metacommunicatie is, er bedreven in moeten raken, enzovoort.
45.84
De rust van het werk is het werk van de rust.
45.85
Ja, ik vond het ook (wederom), hoe zal ik het zeggen, het plezier van de
interesse is de interesse van het plezier. Dus ook van mijn kant dus vooral
bedankt dáárvoor. We gaan dóór ...
45.86
In de gauwigheid blijkt nauwelijks documentatie over Archimate beschikbaar ‘op’
het ww web, tenzij je je registreert. Laat dan maar. Uit de (zeer) beknopte
beschrijving in de Nederlandstalige Wikipedia maak ik toch op dat het, zeg
maar, raamwerk volgens Archimate niet slechts rijen (lees ook: lagen) telt,
maar tevens kolommen. Daar is het dus een raamwerk voor ...
Archimate noemt ‘zijn’ kolommen aspecten. Waarvàn ze als aspecten gelden, kan
ik echter niet ontdekken. Het lijkt erop dat de opstellers van Archimate zich
nauwelijks, wellicht zelfs helemaal niet, bewust waren van de axiomatische
status van wat ze als laag respectievelijk aspect vóóronderstellen.
Hoe dan ook, als één van de drie Archimate-aspecten staat informatie opgegeven.
Het klopt dus dat informatie als laag ontbreekt in het Archimate-raamwerk, maar
zelfs zo oppervlakkig bekeken tref ik informatie als aspect wèl aan.
Is het een idee dat je jullie plaatselijke Archimate-methodoloog eens
aanschiet? Want voor zover ik kan nagaan, was er helemaal geen moeite nodig om
informatie als laag op te nemen. Volgens mij had iemand jouw bijdragen prompt
onder de noemer van het vooropgestelde aspect van informatie moeten
verwelkomen, onderstrepen enzovoort. Of ‘doen’ jullie Archimate louter lagig,
dwz zònder die aspecten?
Overigens was je met Archimate door de knullige axiomatisering om het even
horizontaal of verticaal op een dwaalspoor geraakt. Althans, ik krijg de indruk
dat informatie door-de-lagen-heen van Archimate impliciet als hetzèlfde begrip
gedacht is. Dat gaat mis.
Als ik de Archimate-laag van bedrijf (Engels: business) oprek tot de schaal èn
kwaliteit van intermenselijk verkeer, moeten we daarvoor informatie-als-teken
opvatten als onlosmakelijk element van semiosis. Om reële variëteit te
verklaren resp. faciliteren is een dia-enneadisch semiotisch referentiekader
nodig en, naar het zich laat aanzien, ook voldoende. En omdàt we voor menselijk
gedrag met Metapatroon het informatiemodel als het ware overdetermineren ¾ door toevoeging van context ¾, kunnen we (pas) met zo’n model eenduidig
genoeg digitale hulpmiddelen inzetten die functioneren ¾ als je het beslist over lagen wilt hebben ¾ volgens àndere, veel armere
informatiebegrippen.
Dit verklaart hopelijk in kort bestek waarom ik me als ontwerper nooit verder
verdiepte in Archimate. Toen ik er destijds over hoorde, ik meen in 2004, vond
ik het een aftreksel van Aris. En Aris had ik voor Metapattern: context and
time in information models, zie daar hoofdstukken 10 en 11, nogal
principieel geanalyseerd.
Toen ik zojuist het Archimate-raamwerk als 3x3-matrix zag, meende ik overigens
direct de gelijkenis te herkennen met wat bekend is als het negenvlak voor
informatiemanagement, toegeschreven aan Rik Maes (zie Creatief met negenvlak
voor mijn analyse). Ook bij (wat) nader inzien vind ik de overeenkomst tussen
‘Maes’ en Archimate frappant. De mogelijkheid van simpele één-op-één projectie,
over en weer, bestaat m.i. echter niet. De veronderstelde basisbegrippen en hoe
ze gepositioneerd zijn sporen weliswaar vergaand, maar nèt niet helemaal.
45.87
Wie zichzelf tegen schaamte wil beschermen, slaagt daarin optimaal met domheid.
Want wat niet weet, wat niet deert. Dat geldt vooral, zo niet exclusief, voor ¾ gebrek aan ¾
zèlfbewustzijn. Wie tegelijk ook nogeens exclusief voor intelligent wil
doorgaan, maakt steevast de ànder het verwijt van onduidelijkheid enzovoort.
45.88
Dat vind ik nu wèl een ronduit inspirerend bericht! De bezorgdheid om
prestaties qua responstijd is uiteraard reëel en dus terecht. Waarom, als ik
een suggestie mag doen, verklaar je niet je volmondige instemming met die
bezorgdheid? Sterker nog, als zij dat thema niet hadden opgebracht, had jij dat
zelf met nadruk gedaan. Of de prestaties adequaat zijn, kortom, moet nog maar
bewezen worden: praktische proefopstelling.
Martijn Houtman weet uiteraard hoe het precies zit. Het communicatieprobleem is
wederom dat hij de verwerking kwalitatief ànders inrichtte. Dat valt puur
theoretisch dus onmogelijk uit te leggen aan iemand die voor interpretatie
‘feitelijk’ (nog) niet anders kan dan zijn vertrouwde referentiekader
gebruiken. Met een werkende proef bestaat een kans op overtuiging (lees:
bekering :-). Dan ontdek je pas door-en-door dat Metapatroon niet slechts een
nieuw middel is om oude informatiebehoeften te helpen vervullen, maar dat er
principiëler nog dankzij Metapatroon nieuwe, te weten contextueel georiënteerde
informatiebehoeften manifest en op de voorgrond raken. Zeg ook maar dat juist
het doel kwalitatief en daardoor ook kwantitatief wijzigt. Maar daarvan valt in
dit stadium (bijna) niemand te overtuigen; als je het probeert, word jij gauw
voor gek verklaard.
Ja, voorlopig vooral dóórgaan met vulling van ontwerpportfolio. Met je wil om
je erop te concentreren geef je een duidelijk teken. Hoewel het zelfs prompt
lijkt te werken, heb je veel meer nodig om het als het ware te
institutionaliseren ...
45.89
Ik heb even de tijd genomen voor een relevante selectie van beknopte teksten.
Volgens mij staan enkele van jullie dringende vraagstukken met
informatieverkeer, zij het algemener uitgedrukt, behandeld in:
1. Uit het moeras van stam- en basisgegevens
2. Informatierotonde
voor semantische interoperabiliteit
3. Vergeet
samenhang door-de-tijd-heen niet!
Als oplossing(srichting) staat daar m.i. ook precies waaraan jullie denken. Zo
had de titel van het eerstgenoemde opstel ‘Uit het moeras van generieke
gegevens’ kunnen luiden. ;-) Mocht je je wat nader op Metapatroon willen
oriënteren, van stelselmatige gebruiksoverwegingen via grondslagen tot
schematechniek en voorbeeldmodellen, zie Metapatroon,
handboek stelselmatig informatieverkeer.
Mijn eigen idee voor een opbouwende aanzet is een werkende proefopstelling van
een zgn informatierotonde, beperkt tot intern informatieverkeer (dwz binnen het
ministerie). Voor het beginsel van verschillen-in-samenhang maakt zo’n
organisatorische grens uiteraard niets uit. Met Metapatroon kan je
informatievoorziening evenwichtig inrichten op willekeurige schaal, werkt ‘het’
beheersbaar en nota bene voor een fractie van ‘traditionele’ kosten.
Als jullie een ander idee hebben, natuurlijk ook graag.
45.90
Wat ik “wijzer” werd, is dat de zgn aspecten volgens Archimate overeenkomen met
de o.a. in NIAM toegepaste syntactische indeling. Onderwerp (subject) heet op
z’n Archimate’s active structure, gezegde (predicate) heet behaviour en lijdend
voorwerp (object) heet passive structure. In de beknopte beschrijving in
Wikipedia heten de aspecten information, behaviour en structure. Het lijkt erop
dat information daar op de plaats van active structure staat en structure op
die van passive structure. Maar ... elke zgn laag staat toegelicht volgens
structural, behavioural resp. informational concepts. Tot de structural
concepts behoren blijkbaar elementen in zowel de active als de passive
structure. Is dat omdat het er maar van afhangt, of een element dient als
subject of object? Maar wat is dat eerdere onderscheid tussen active en passive
dan meer dan doen-alsof Archimate tevens strookt met NIAM e.d.? Tot de
informational concepts behoren representation, meaning en value. Dat heeft wel iets
weg van de semiotische triade met sign, object en interpretant, zij het zònder
hun onlosmakelijke samenhang.
Over de interne (in)consistentie van Archimate ga ik me maar niet druk maken.
Want met architectuur in de zin van ontwerpen heeft het m.i. helemaal niets te
maken. Uitgaande van structuur is Archimate volgens mij daarentegen een
sjabloon e.d. voor documentatie. Daarbij gaat Archimate er naar zijn
beheersmatige aard aan voorbij dat een sjabloon vergaand bepaalt wat überhaupt
als structuur herkenbaar, aanvaardbaar enzovoort is. Het is niets nieuws onder
zon èn belemmert dat er iets nieuws onder de zon kan verschijnen. Dat is
wellicht zelfs optimaal voor behoud van traditie ¾
heb je daarvoor overigens nog zulke poespas nodig? ¾ maar vormt een hindernis voor (kwalitatieve) vernieuwing.
Ontwerpen moet je er niet mee willen.
45.91
Ik kan me voorstellen dat je Open
brief over Wmo tevens op je eigen website beschikbaar maakt (maar je mag
erop rekenen dat ‘ie minstens tot het faillissement van Information Dynamics
via de opgegeven url toegankelijk is :-).
45.92
Staat er mooi bij jou, ... maar die logo’s, nee, die kan je beter verwijderen.
Vertrouw ajb op mijn gevoel voor overheidsverhoudingen c.q. -gevoeligheden.
45.93
Met ongeautoriseerde plaatsing van die logo’s zou je iemand een opgelegde,
kant-en-klare smoes verschaffen om òns verhaal links te laten liggen. Die
(f)optie moeten we vermijden.
45.94
Inmiddels acht ook ik kenmerkend voor Archimate dat pogingen om samenhang te
ontdekken consequent resulteren in vaststelling van ... inconsistentie. Op dit
moment ben ik ‘gevorderd’ tot de indruk, wie weet (dus) volkomen misplaatst,
dat het, zeg maar, object van Archimate eigenlijk louter informatievoorziening
is. Volgens mij schreef jij dat met zoveel woorden al. De aanduiding business
voor een zgn laag wekte aanvankelijk bij mij de suggestie dat daarmee iets
bedoeld is dat Brussaard het reële systeem noemde, wat in het Maes-raamwerk
(ook) business heet e.d. Op die manier raak ik echter alsmaar erger in de
knoop.
Nogmaals, Archimate lijkt mij alweer wat minder mysterieus vanuit de
veronderstelling dat business daar niet zozeer ... business betekent, maar
model-van-informatievoorziening-in-businesstermen. Als dat (beter) klopt, is
business à la Archimate zelfs synoniem met conceptueel model, logisch model
e.d. En zit er bijvoorbeeld veel in van wat elders functioneel model heet.
Infologisch, zou Langefors zeggen. En business op z’n Archimate’s is althans op
hoofdlijn m.i. dan eveneens precies wat jij onder de noemer van informatie
telt. Voor ruimte voor ‘jouw’ informatiebegrip hoeft er, kortom, in beginsel
géén laag in de Archimate-matrix tussengevoegd te worden. Die ‘ligt’ er allang,
maar héét domweg anders.
Dit brengt me op kennelijk tekortschietende deskundigheid van mensen die het
gebruik van Archimate begeleiden. Archimate staat opgetekend in een heilig
boek. De inhoud is zó ingewikkeld, dat een priesterklasse nodig is voor
exegese. Omdat binnen een sekte verder niemand zich eraan waagt de bron te
raadplegen, laat staan kritisch, vervalt gauw ook voor de priesters de noodzaak
voor gedegen kennis ervan. Ongecontroleerd kunnen ze in naam van Archimate van
alles en nog wat beweren (en eraan verdienen). Maar wanneer je onverhoopt
werkelijk over Archimate begint, blijken ze er weinig tot niets van te weten.
Toegegeven, dat weten is op een consistente manier zelfs onmogelijk. Zo krijg
je wel de bizarre ontwikkeling dat je extra lagen ‘mag’ opnemen, ... zolang je
‘binnen’ blijft. Het is de ruimdenkendheid van het fundamentalisme.
Als het niet werkt, waar ligt het aan? Aan de bron of de uitleg? Ze ontlenen
slechts gezag aan hun onderlinge verhouding. Een zindelijke discussie is
hierover praktisch vrijwel onmogelijk gemaakt door dergelijke schepping van ...
verwarring. Oeps, zit (ook) daar een contragram in? De verwarring van de
schepping is de schepping van de verwarring. En het gezag van de schepping is
... Dat schept in elk geval de ruimte voor parasitering door de priesterklasse.
Je hebt ook weer praktisch natuurlijk gelijk door ‘dan maar’ een aparte laag te
willen wijden aan informatie. Want Archimate blijkt door de nadere aanwijzingen
voor vulling van de businesslaag feitelijk beperkt tot Processmate. Daar kan je
inderdaad voor een stelmatig informatiemodel niets (meer) mee. Als handelsnaam
blijkt Processmate trouwens reeds bezet. ;-) Mee eens, wat er gebeurt als je
die laag noodzakelijkerwijs verwijdert uit de beknelling door ¾ een raamwerk zoals ¾ Archimate, zie je dàn wel weer (als je hopelijk ooit zover
komt).
45.95
In dit stadium heb ik vooral vragen. Hopelijk heb je enig geduld met mijn
onwetendheid. En wat je mij allang uitlegde, vergat ik kennelijk intussen. ;-)
De aanduiding “ijzerwerk” lijkt mij onderdeel van jullie organisatiejargon. Als
ik je toelichting goed begrijp, is er ‘het’ netwerk mee bedoeld. Zijn dat de
middelen voor transport die de organisatie-als-transporteur a. bezit, b. beheert,
c. gebruikt en/of ...? Voorts, betreft het “ijzerwerk” (vooral) de materiële
middelen? Zijn verschillende indelingen nodig en voldoende van het netwerk
(naar aggregatie/detaillering en/of kwalitatief) al naar gelang bemoeienis.
Bijvoorbeeld, volstaat een grove indeling (ik zeg maar iets, beperkt tot in- en
uitlaat‘punten’ met daartussen steeds de complete deelleiding ook als één
element) voor gebruik-voor-transport? Is een (veel) fijnmaziger opsplitsing
nodig voor beheer inclusief onderhoud, terwijl de informatiebehoeften voor
eigendom (afschrijving e.d.) niet alleen qua detaillering daar ergens tussen
liggen, maar wie weet een indeling vergen die kwalitatief verschilt van die
voor beheer/onderhoud?
Ik beken dat ik ons artikel Multifocaal
netwerkmodel raadpleegde. Wat vind jij daar nu van?
Wat registratie van planning betreft mag je ervan uitgaan dat Metapatroon per
knooppunt enkelvoudige variëteit langs de tijddimensie faciliteert. Zo blijft,
zeg maar, historische informatie beschikbaar. Volgens dezelfde opzet kan je
‘voor de toekomst’ informatie opnemen, met expliciet een datum die het begin
van de geldigheid ervan aangeeft. Als je, zeg maar, nieuwe informatie opgeeft
met een toekomstige begindatum voor geldigheid, blijft de eerder geregistreerde
informatie beschikbaar als zoiets historische planning. Want behalve de
geldigheidsdatum wordt volgens Metapatroon tevens de registratiedatum
opgenomen. In combinatie is elke relevante reconstructie mogelijk, dus ook
reconstructie van ... planning.
Aan deze default voor informatiebeheer ‘in de tijd’ heb je niet
genoeg, indien je gelijktijdig meerdere planningen wilt opnemen. Zeg maar
scenario’s. Dan moet je uiteraard scenario oid. expliciet in het informatiemodel
opnemen, enzovoort.
Mijn opmerkingen over ¾ volgen van
resp. anticiperen op ¾ veranderingen
bedoel ik ter voorbereiding op een vòlgende vraag. Zijn er voor element
verschillende knooppunten nodig, te weten expliciet voor reëel èn plan? Of
‘doe’ je in het verband in kwestie ¾
zie de eerdere vragen over aard van bemoeienis ¾
niet aan scenario’s? Zo nee, dan kan je met Metapatroon het onderscheid tussen
reëel en plan impliciet laten (gebaseerd op je kennis als ontwerper van de
default die Metapatroon veronderstelt voor informatiebeheer-in-de-tijd).
Vergelijkbaar gelden zulke afwegingen voor de geldigheid van een waarde van een
eigenschap. In dat modelgedeelte kies je er overigens voor om eerst een
eigenschap van waarden te voorzien, met steeds één resulterend
knooppuntexemplaar als eigenschapswaarde. Vervòlgens ken je die
eigenschapswaarde toe aan een reëel c.q. planelement.
Toegegeven, ik ken de relevante mutatiedynamiek niet. Heb je overwogen om eerst
element naar eigenschap te laten verwijzen en volgens de resulterende
elementeigenschap naar waarde?
Ik merk wel wanneer je tijd voor bovenstaande vragen enzovoort hebt. ‘Gewoon’
blijven (klad)schetsen!
45.96
Ken je het televisieprogramma Dirty Jobs? De hoofdpersoon is Mike Rowe. Je ziet
Mike z’n hand uitsteken. Intussen zegt hij “You must be Steve.” Of vul een
andere naam in. Vervolgens gaat die Steve iets doen. Mike grijnst en vraagt
“Tell me, Steve, what am I looking at, here?”
Een dergelijke vraag kwam steeds bij me op kijkend naar je prognosemodel. Ik
heb het idee dat ik allereerst een beetje moet snappen hoe het zit met wat jij
schetst als verschillende “prognosebronnen.” Er staan er zes. In vier ervan
meen ik zoiets als klantsoorten te herkennen: openbaar vervoer, industrie,
centrales en producenten. Zeker weten doe ik het echter niet. Want waarom zijn
industrie en producenten (dan) als aparte bronnen vermeld?
Als ik het in afwachting van jouw antwoord houd op klantsoorten, vraag ik me af
wat het verschil is tussen ramingen en boekingen. Je hebt voor boekingen twee
‘bronnen’ opgenomen. Betreffen boekingen soms behoeften waarvoor (reeds)
contracten gesloten zijn? En zijn dat contracten met ‘leden’ van die genoemde
klantsoorten? En gaat het met ramingen dan om hun eventuele verdere behoeften
(waarvoor nog geen boekingen annex contracten bestaan)?
Ik vermoed dat ik het met bovenstaande vragen compleet mis heb ...
Toch ga ik met vragen door. ;-) Komt een “meetpunt” overeen met zoiets als een
(af)leverpunt? Wordt de behoefte per prognosebron gesplitst naar zulke punten?
En is, omgekeerd, wat er op een bepaald meetpunt afgeleverd gaat worden de al
dan niet aangepaste (lees: hèrprognostiseerde) ‘som’ van wat de diverse bronnen
voor dat punt in kwestie aan behoefte boekten resp. raamden?
Sla ik ook met deze vragen de plank mis?
45.97
‘Begin’ je andere (deel)modellen allemaal eens met/vanuit “object” ...?!
45.98
Ik zag ‘m zojuist, je drijfzandblog, prachtig! Een nieuwe baan om je ...
stokpaard een mooi stukje te laten draven.
45.99
Zo’n aanduiding als “technische planner” is schitterend ... in haar
ònduidelijkheid voor een buitenstaander. Een niet-ingewijde heeft behoefte aan
expliciete(re) context. Dankzij jouw uitleg meen ik thans te begrijpen, dat
“technisch” vooral slaat op de ¾ aard
van de ¾ middelen/voorzieningen die een
verkeersstelsel vormen. Dat stelsel faciliteert verkeersbewegingen. Het
vermogen om zulk verkeer te faciliteren is echter niet onbeperkt. Zoiets als
het maximale verkeersvolume heet ook wel de capaciteit van het stelsel. Met
gevarieerde verkeersbewegingen valt capaciteit echter slechts zinvol te
benaderen volgens dienovereenkomstige variëteit. Daarvoor kunnen verkeersbewegingen
volgens (deel)trajecten worden ingedeeld. (Pas) pèr traject is capaciteit een
operationeel begrip. Inherent aan traject zijn eindpunten met
dienovereenkomstige capaciteit.
Opzettelijk vermijd ik hier de term infrastructuur. Dat doe ik op gevoel. Later
komt infrastructuur stellig aan de orde.
Wat doet een planner? Ik stel me allereerst twee oriëntaties voor.
Volgens de ene oriëntatie is het verkeersstelsel invariabel. De planner
verzamelt meldingen van ¾ al dan niet
door andere partijen ¾ afzònderlijk ...
geplande verkeersbewegingen. Wat de planner (dan) doet, is nagaan of ze
geaggregeerd zouden ‘passen.’ Zo nee, dan moet er blijkbaar iets veranderen.
Wellicht zou het met een alternatieve routering van verkeersbewegingen alsnog
lukken. Anders kunnen bepaalde verkeersbewegingen ¾ gedeeltelijk ¾ niet
doorgaan zoals oorspronkelijk afzonderlijk gepland.
De andere oriëntatie veronderstelt daarentegen de afzonderlijk geplande
verkeersbewegingen als invariabel. Zeg ook maar dat ze moeten verlopen zoals
gepland. Indien ze onverhoopt niet passen, en na (aanvaardbare) herroutering
nog altijd niet, moet blijkbaar de capaciteit veranderen.
De werkelijkheid vertoont ongetwijfeld een mengsel, afhankelijk van ¾ veranderlijkheid van ¾ enerzijds verkeersbehoeften, anderzijds
verkeerscapaciteit. Het ligt voor de hand, vooral vanwege de complexe
“technische” aard van het verkeersstelsel, dat voor planning op korte termijn
zonodig de verkeersbehoeften moeten ‘meegeven,’ terwijl op langere termijn de
verkeerscapaciteit zonodig valt aan te passen. Voorts, voor de korte termijn
kan de planner zich richten naar concreet ‘gevraagde’ verkeersbewegingen; voor
de lange(re) termijn veronderstelt hijzèlf ¾
per traject ¾ een geaggregeerd
verkeersvolume.
De indeling in trajecten is (eveneens) veranderlijk. Enerzijds kan wat als
verkeerstraject geldt, bepaald zijn door dè techniek. Anderzijds kunnen
patronen van verkeersbewegingen daartoe nopen (en eventueel zo door naar
optimaal afgestemde/geplande effectuering als techniek).
Begrijp ik er zo alweer iets meer van?
45.100
Zoals jij het modelleert, verkrijgt een eigenschap eventuele waarden (met per
waarde een apart knooppunt) nog ongeacht waarvàn dat eventueel een eigenschap
is. Neem kleur als eigenschap en rood als waarde. Daarvan kan je de eigenschapswaarde
roodkleurig maken. Je kunt dan zowel object a als object b via verwijzing
roodkleurig laten ‘zijn.’ Maar op die manier hebben de object niet kleur als
eigenschap met vervolgens daarvoor een waarde, maar in één klap
kleur-inclusief-bepaalde-waarde. Ofwel, als slechts de kleur van een object
wijzigt, moet je meteen kleur-inclusief-bepaalde-waarde veranderen. Aldus is de
wijziging in de registratie meeromvattend dan de wijziging in – wat we aannemen
als – de werkelijkheid. Indien kleur als eigenschap van het object, zeg maar,
onveranderlijker is dan de waarde ervan, is de structurele correspondentie
groter door object in eerste aanleg naar een bepaalde eigenschap te laten
verwijzen. In tweede aanleg, dus als apàrte slag, vormt die eigenschapverwijzing
het aanknopingspunt voor verwijzing naar waarde. Als de kleur van rood
verandert in blauw, blijft de wijziging in de registratie ‘beperkt’ tot die
tweede-aanleg verwijzing.
Die flexibiliteit is overbodig indien eigenschap en waarde als het ware een
vaste twee-eenheid vormen. Maar ja, dan is het de vraag waarom er überhaupt
sprake is van onderscheid tussen eigenschap en waarde.
Is dit te volgen? Bedoel jij wellicht iets anders met jouw deelmodel?
45.101
Je levert veel stof tot nadenken. Laat ik dat proberen, nadenken dus, voordat
ik je verder lastig val. Intussen bevestig je mijn, daar heb je het weer,
ontwerpgevoel dat je dóór moet met één informatiemodel ipv de drie die je tot
dusver min of meer apart schetst. Maar zèlf moet ik met voorrang proberen om
wat-er-allemaal-aan-de-hand-is alweer iets minder slecht te begrijpen. Nogmaals,
nadenken ...
45.102
Gefeliciteerd met de groeiende serieuze aandacht die je òp je werk krijgt ...
vóór je werk! Uiteraard, huid en beer, maar intussen vorder je toch maar mooi.
De kritieke factor is natuurlijk het informatiemodel. Dat ‘moet’ dan wel met
Metapatroon ipv ERD. Want anders test je nog altijd geen prestaties van een
opzet met Metapatroon.
Of zeggen ze dat Metapatroon prima is, mits zo’n proef met ERD gebeurt? En gaan
“interne specialisten” dat doen? Dan is er geen plaats voor zinvolle bijdragen
van Information Dynamics, maar krijg je evenmin resultaat op z’n Metapatroons.
Ofwel, het kritieke punt lijkt mij, of die proef daadwerkelijk met Metapatroon
kan worden gedaan. Zo ja, wat vind jij dan de optimale timing? Je zou wellicht ¾ ijzer smeden als het heet is ¾ op korte termijn een besluit over zo’n
proef kunnen laten nemen, maar bepalen dat de daadwerkelijke uitvoering nog
even moet wachten totdat jij met je informatiemodel stelselmatig verder
gevorderd bent (waardoor het pas een representatieve, serieuze e.d. proef kan
zijn). Of werpt je alleen maar weerstand op, als je over ruimere samenhang
begint? Is de sleutel tot aandacht juist dat jij dat ene informatiemodel zo
beperkt, overzichtelijk presenteert?
Ik vertel je niets nieuws met de suggestie dat forceren geen zin heeft. Laatst
maakte je de vergelijking met een visser. Als een grote vis stevig bijt, maakt
het niet uit wanneer dat gebeurt, maar moet je ‘m altijd proberen te vangen.
Voor een klein visje dat op een afstandje aan je aas blijft snuffelen, ga je je
echter niet druk maken en kan je beter wachten c.q. eraan werken tot een
grote(re) wil bijten. Nogmaals, juist voor jou niets nieuws (maar ik vond het
mooi om je vergelijking er bij te halen).
45.103
Afgaande op mijn domme vragen meen ik dat jij nog behoorlijk wat werk zult
hebben aan informatiemodellering à la Metapatroon, voordat je een, zeg maar,
proefwaardig (lees o.a.: stelselmatig voldoende representatief, dus met
variëteit) model hebt ontworpen. (Pas) als ik nauwelijks domme vragen meer weet
te verzinnen, ben je er.
45.104
Ik heb ’t gelezen. Mooi, ga dóór, dus vooral niet “nalezen,” nòg niet,
zet éérst je verhaalboog in eerste versie neer, je merk vanzelf wanneer je het
einde van je boog heb bereikt, je verhaalboog vormen en vullen is immers ook
... ontwerpen. Trek je tijdens het doortrekken van je boog in deze eerste
versie zo weinig mogelijk aan van, zeg maar, oneffenheden. Bijvoorbeeld, ga
geen details opzoeken die je later kunt aanvullen, blijf in je vertel- c.q.
ontwerpritme. Laat vooral ook dit bericht je niet ophouden, ook vèrder sterkte!
Ik wacht op die eerste versie.
45.105
Over nadenken gesproken, het is uiteraard òndenkbaar dat ik het allemaal zomaar
kan snappen. Wat jij dankzij je kennis als vanzelf ziet samenhangen, gaat voor
mij allerlei losse richtingen op. Daarom heb ik een suggestie. Kunnen we vanaf
nù stelselmatige nadruk plaatsen? Allereerst voor onze correspondentie stel ik
voor om steeds één bericht tegelijk te ‘doen.’ Ja, ik besef dat juist ik begon
met berichtensplitsing ná jouw bericht met je eerste modellen. ;-) Maar omdat
het onderwerp zo ruim is, ontglipt mij onmiddellijk overzicht.
Je stelt dat “de technische planners [...] een (deel)netwerk [...] plannen
(analyseren, doorrekenen).” Ik geloof echter dat ik nog altijd niet doorheb wat
zij doen. Maken zij een ontwerp voor ¾
aanpassing van ¾ het netwerk? Of maken
zij een verkeersregeling? Of doen zij dat allemaal door elkaar heen? Of?
Uit je zinsnede “capaciteitsprognoses (de maximaal te verwachten flows)” maak
ik op dat je capaciteit opvat als, zeg maar, verkeersaanbod. Ik zou zeggen dat
capaciteit het vermogen betreft om verkeersaanbod te ‘verwerken.’ Dus, wat mij
betreft, als een verkeersstelsel een capaciteit heeft van 10 eenheden/seconde
en het aanbod is 7 eenheden/seconde, dan is er capaciteit genoeg.
Het Aanbod/Afzet-model doet mij vermoeden dat de knooppunten in het netwerk
gelden als A/A-punten. Die komen m.i. dan overeen met “instroom- en
uitstroomopeningen.” Klopt dat? Zo ja, wat vind je ervan om een louter
instroomopening (ook) een A/0-punt te noemen. Een louter uitstroomopening is
dan een 0/A-punt, terwijl een opening voor zowel in- als uitstroom een A/A-punt
is. (Als een A/A-punt überhaupt bestaat, is het wellicht raadzaam dat te
splitsen in een A/0-punt en een 0/A-punt. Tja, wie ben ik? Dat gebeurt
stellig.)
Ik voel aan m’n water dat het gaat om productieve keuze van, zeg maar,
basiselementen. Met de term element dreigt overigens verwarring. Neem zgn
netwerkplanning. Daarvoor bestaan grofweg twee methoden: 1. activity-on-node en
2. activity-on-arrow. Je ziet dat de term element niet voorkomt. Je kunt ook
zeggen dat zowel node als arrow als elementen telt. Het is (ook) allemaal
grafentheorie. Daar heet een node een vertex (meervoud vertices) en een arrow
een edge.
Ik oefen nog even, of ik (eindelijk) goed (genoeg) begrijp wat jij me al
diverse malen hebt gezegd/geschreven. Maar ik doe het in termen van A/A-punten.
Er zijn reële punten, zeg ook maar A/A-puntr. In eerste aanleg
“maken technische planners [daaruit] een selectie [... want] niet alle punten
zijn relevant voor capaciteitsprognoses.” (Zie hierboven voor mijn vraag wat
jij bedoelt met capaciteit.) Met p voor planning levert dat een verzameling
A/A-puntp op. In tweede aanleg kunnen de t-planners daar
A/A-punten-voor-planning aan toevoegen. Of kunnen voor planning geselecteerde,
“relevante punten [...] in voorkomende gevallen afwijkend getypeerd” worden? Zo
ja, dan bestaat, indien van toepassing (dwz in geval van selectie) een
eenduidig verband tussen A/A-puntp en A/A-puntr.
Ik merk dat ik onrustiger wordt van etikettering met reëel en plan. Alles is
een verschijningsvorm van ... realiteit.
Van “boekingen en ramingen” begrijp ik nog niet in hoeverre er appels, peren
enz. aan de orde zijn. Indien ze allemaal tot dezelfde fruitsoort behoren, is
inderdaad “uit[...]splits[ing] metaptronisch gezien [...] niet [..]
noodzakelijk,” zelfs overbodig en verwarrend.
Modelleer je onder de noemer van prognose bovenin feitelijk een matrix? Is er
een rij voor èlk A/A-puntp en een kolom voor elke “bron”? Laten de,
oeps, elementen op één en dezèlfde rij zich optellen met als resultaat de
(onbewerkte) prognose voor het A/A-puntp in kwestie?
Of is optellen te simpel gedacht. Antwoord: ja! Toch? Ligt daar wat vooralsnog
geheim van “bewerking” is? En wordt er een bewerking ‘losgelaten’ op elk
matrixelement? Let wel, het is handig om géén bewerking tòch een bewerking te
noemen. Volgens het optelparadigma kan je dat beschouwen als een nulbewerking.
Volgens het vermenigvuldigingsparadigma moet dat een éénbewerking heten ...
Als het zo gaat zoals ik hierboven aanneem, ontstaat een nieuwe matrix. De
rijen en kolommen zijn precies hetzelfde ingedeeld (dus rijen volgens A/A-puntp
en kolommen voor bronnen), maar de elementwaarden verschillen (eventueel). Jouw
model van prognose toont overigens een indirecte relatie van bewerkte prognose
met netwerkpunt; die loopt daar via onbewerkte prognose. Dat doet er echter
niets aan af, dat “bewerking” een matrixtransformatie is ... althans, als mijn
interpretatie hier redelijk klopt.
Als “bewerking” inderdaad herleidbaar is tot ¾
het beginsel van ¾ matrixtransformatie,
kunnen we er gerust op zijn dat de variëteit modelleerbaar is. In jouw woorden
is het “niet direct ver-schrik-ke-lijk ingewikkeld, maar wel rommelig.” Vroeg
of laat komen we er met Metapatroon in detail uit ... Daarvoor bestaat geen
tovertruc. Het is gewoon zo dat de samenhang van de details bepaald is door de
details van de samenhang. Dus, ergens beginnen en, zoals Lewis Caroll schreef
in Alice in Wonderland, ophouden als je klaar
bent.
Stelselmatig mag je uiteindelijk niets “weggewerkt” laten. Je mag, met andere
woorden, over niets aannemen dat het wel “meegenomen” wordt. Daar is expliciete
context voor!
Onderstaand heb ik enkele modelvarianten geschetst voor eigenschapswaarde.
Daarvoor abstraheerde ik van variëteit in de tijd. Hoe dan ook, je ziet dat je
alle(rlei) kanten opkunt ...
Als je objecttype toevoegt, zou je kunnen toestaan dat een object naar
diverse van die typen kan verwijzen. Bijelkaar krijg je dan zijn eigenschappen
(maar moet je natuurlijk waken voor duplicatie van gelijke eigenschappen die
voor verschillende objecttypen gedefinieerd zijn).
Als het klopt dat A/A-puntp opzettelijk een ideëel punt is, ligt
dáár m.i. de sleutel tot een stelselmatig informatiemodel. Zie het maar weer
als een scharnier(punt). Juist het ideële, zeg ook maar zonodig verzonnen,
karakter ervan faciliteert de ‘bemiddeling’ tussen verkeersstelsel en
verkeersbewegingen. Ik krijg alsmaar sterker de indruk dat met die
veronderstelde planpunten enerzijds de boekingen en ramingen van
verkeersbewegingen een uitdrukkingsvorm verkrijgen waardoor ze bewerkbaar zijn
tot aanwijzingen voor de reële netwerkpunten, anderzijds de reële
netwetwerkpunten een uitdrukkingsvorm verkrijgen waardoor slechts hun ‘functie’
voor het verkeer telt voor het opstellen van planning (van verkeersschema tot
en met ontwerp van netwerkaanpassing).
Het lijkt erop dat niemand zich (meer) ervan bewust is dat het planpunt er ‘is’
voor zulke scharnierwerking. Juist met Metapatroon kunnen dat prachtig
verduidelijken, nou ja, voor wie het wil zien. Zoals ik het stelselmatige model
(nu) voor ogen heb, begint het in het midden van de horizon met planpunt. Dat
moet als scharnier (dus) zo leeg mogelijk blijven. Aan de ene kant ervan staat
het verkeersstelsel, aan de andere kant staan de verkeersbehoeften, -afspraken
e.d. Tussen knooppunten uit beide helften bestaan stellig ook onderling
relaties, maar de ‘hoofddrager’ van samenhang is planpunt.
Met een voorziening voor “versie- en verantwoordingsbeheer [voor] elk knooppunt
in het model-to-be” sla je een principiële spijker precies op z’n kop! En omdat
zo’n voorziening inderdaad geldt voor èlk knooppunt, ligt daarvan/-voor zoiets
als een aspectmodel voor de hand, om vervolgens alom toepasselijk modulair voor
alle overige modellen te veronderstellen. Verspreid heb ik er met passende
nadruk al veel over geschreven en geschetst. Mag ik het wat dit aspect betreft
voorlopig hierbij laten? Want er zit zó veel aan vast, sterker nog, àlles. Dat
is op zichzelf al goed voor meerdere seminars. ;-) Dus, gelijk heb je.
45.106
Het kan bijna niet missen, of het informatiemodel à la ERD dat je
gesprekspartner annex eventuele interne opdrachtgever propageert is
monocontextueel. Die radicale beperking van variëteit blijft echter impliciet,
dus onbewust. Als je dat nauwe bereik handhaaft, levert een informatiemodel à
la Metapatroon ¾ uiteraard ¾ nog geen kwalitatieve verbetering. Zo
stuiten we voor de zoveelste keer op het communicatiedilemma. Hoe krijgen we
een kwalitatief rijker paradigma aanvaard? Het lijkt me dat jij optimaal op
koers ligt. Aandacht voor reële problemen, persoonlijke verstandhouding,
vertrouwen ... En stug doorgaan met je ontwerpportfolio, zodat je in elk geval
voor jezèlf de reële variëteit geordend krijgt. Wanneer zich een kans voordoet
om ‘iets’ uit je portfolio te tonen, ben je er klaar voor. Wie weet kan je dàt
informatiemodel (dan) inzetten voor een proef, waardoor je dáármee van meet af
aan de noodzakelijk stelselmatige richting inslaat (terwijl je het strategische
karakter van die keuze voorlopig nog niet hoeft te ‘verraden’ als je meent dat
er zeker op korte termijn maar oud-paradigmatische hindernissen komen van
nieuw-paradigmatische openheid).
Maart – juni 2012, webeditie 2012 © Pieter Wisse