Pieter Wisse
Een spreker zegt een woord. Maar de ermee gesuggereerde betekenis, dat is
een kwestie van context en zo, wijkt af van wat de hoorder ervaart dat
werkelijk gebeurt. Dat blijkt vaak zelfs tegenstrijdig. Hoe kan de hoorder
kritisch inclusief opbouwend als wederspreker reageren?
Een deelverzameling reacties verdient erkenning als genre. Daar hoort een
passende naam bij. Parodismen, dus. Er speelt kennelijk een talige stijlfiguur.
Die is natuurlijk zo oud als het akelige gevoel dat het gewoon niet klopt.
Een parodisme is een spottende verhaspeling. Het oorspronkelijke woord blijft
herkenbaar, maar dankzij minimale wijziging, verminking eigenlijk, raakt de
valse propaganda subiet doorgeprikt. Het effect is tegelijk serieus, indien de
verhaspeling een steekhoudende analyse van de realiteit biedt.
Ik geef twee voorbeelden van eigen makelij. Dat komt natuurlijk niet door
ijdelheid, maar om auteursrechtelijke problemen te vermijden. Welnu, voor
overheidsopdrachten gelden regels voor aanbesteding. Die pakken averechts uit.
Kortom, waanbesteding.1 En wie wat zegt, bedoelt dikwijls helemaal
niet een opvatting voor dialoog te delen. Wat feitelijk een afpoeierfrase is,
heet daarom een fopvatting.2
Umberto Eco veronderstelt als wezenlijk kenmerk van taal, dat een mens ermee
kan liegen. Dat is inderdaad gevat. Evenals Gerrit Mannoury beschouw ik taal
echter algemener als verstandhoudingsmiddel. Mijn samenvatting: èlk teken is
een verzoek tot inschikkelijkheid. Een reactie is daarom onherroepelijk een
wederverzoek, enzovoort.
Een parodisme betreft een speelse poging om de wederpartij te laten weten, dat
zijn interventie daadwerkelijk geen win-, maar een minterventie is. Wie zich
aan een parodisme waagt, beseft overigens terdege dat zo’n poging nauwelijks
kans van slagen heeft. Daarom is het een literair, geen politiek genre. De
prikkel door humor ketst geheid op bestuurlijke botheid àf. Dat mag echter geen
reden vormen ermee te stoppen, integendeel. Een parodisme helpt geestverwanten
te herkennen. Machteloosheid is dankzij gedeelde vrolijkheid alweer minder
eenzaam.
Een verhaspeling die de combinatie van spot en serieuze analyse mist, is geen
parodisme, maar (dus) een paromisme. Dit reflexieve voorbeeld toont, dat het
oorspronkelijke woord op allerlei manieren valt te wijzigen voor parodismisch
effect.
Een parodisme is nauw verwant met een contragram. De verwantschap gaat zó ver,
dat voor parodisme tevens de aanduiding contralogisme toepasselijk is. John
Haynes neemt als basisvorm voor een contragram:3 a van b is b van a.
Volgens dat schema kan een parodisme zonodig worden toegelicht, bijvoorbeeld:
de waanzin van aanbesteding is de aanbesteding van waanzin. Op een perfect
parodisme is zelfs dergelijke toelichting overbodig; het behoeft geen krans,
want spreekt volkomen voor zichzelf.
Ook een freudiaanse Fehlleistung is vaak een parodisme.
De ontwapenende werking van een parodisme valt moeilijk te overschatten. De
manier waarop haar puberende kinderen hun kamers … opgeruimd hadden,
bestempelde de moeder4 als fopgeruimd. Dat gaven ze toen ook wel
toe. Inmiddels behoort de term tot en met (iets) socialer gedrag daar tot de
gezinscultuur.
Wie over parodismen begint, treft talent in menig gezelschap. Er blijkt slechts
een zetje nodig om van sprankelende taalvernieuwing te genieten. Een juriste5
repte van een zwetsartikel.6
Onvrede, frustratie e.d. krijgen ook een grappige kant door zoektocht naar
parodismen. Dat gaat vergezeld van cruciaal inzicht. Kies een woord dat
verhullend werkt. Democratie? Geeft demoflatie inmiddels de werkelijkheid niet
beter weer? De relevante woordenschat om maatschappijkritiek mee te oefenen is
schier onbeperkt.
Voor gevorderden zijn er voor verdere opgaven altijd nog vreemde talen. The
madness of advertising is the advertising of madness. Voilà, madvertising.
Een bijzondere categorie vormen parodismen die niet zozeer de verborgen tegenspraak
(k)ontmaskeren, maar een betekenis nòg duidelijker maken. Wat is karakteristiek
voor een oplichter? Precies, hij is een foplichter.
Bent u ook zo benieuwd naar wat als het oudste parodisme ontdekt wordt? Naar
het woord dat beter dekt, herstel, onthult wat tijdens een eigentijdse
kabinetsformatie ècht gebeurt?7 Het is de hoogste tijd voor een
eerste bloemlezing van parodismen. Geeft u wat u vindt en verzint direct door
aan Jan Kuitenbrouwer,8 of wilt u dat ik het voor u doe?
noten
1. De column is het biotoop bij uitstek voor parodismen. Kies een
parodisme als titel en de tekst schrijft als het ware zichzelf, klopt, zoals Waanbesteding
(2004).
2. Het opstel Fopvatting
(2008) bevat tevens een verzameling fopvattingen. Daarin is voorts een
verzameling opgenomen van wat hier pas parodismen heten.
3. Voor een structurele inleiding tot Haynes’ werk zie mijn opstel Anatomy
of Contragrammar (2003).
4. Bij de auteur bekend, met hartelijk dank voor verslag van het praktijkgeval.
5. Mariëtte Lokin schudde er méér uit haar mouw, zoals zeuro. En onafhankelijkheid
is volgens haar gauw nonafhankelijkheid, want de schijn van (on)afhankelijkheid
is de (on)afhankelijkheid van de schijn. Dat gebeurde tijdens overleg (26
augustus 2010) met, zeker niet toevallig, o.a. persoon ad noot 4. Aan dat
overleg nam de auteur ook deel. Ik ben ze tevens erkentelijk voor inspiratie om
het parodisme expliciet als formele stijlfiguur annex genre te positioneren. Ik
ken meer mensen, wier taalvondsten het verdienen bewaard te blijven. Als dat
slechts lukt door er een literair genre/stroming voor te vestigen, dan moet het
maar.
6. Het werkt reuze aanstekelijk. Spontaan ontplooit zich een gezelschapsspel. Zwetsartikel?
Dat zwengelt associaties aan, zoals zwets- en kregelgeving.
7. Rariketsnormatie neigt naar een paromisme, maar heeft analytisch toch wel
iets.
8. Zie van Jan
Kuitenbrouwer o.a. Oubotaal, de taal van de kromme
tenen (Contact, 1999). Die bundel is extra relevant vanwege een reële
dreiging. Een parodisme verwordt onherroepelijk tot oubolligheid door herhaald
gebruik in ongepaste situaties. In de betekenisversterkende categorie past dan
trouwens weer: flauwbollig. Hieraan is uiteraard extra bijzonder dat het een
reflexieve oubolligheid is.
29 augustus 2010, webeditie 2010 © Pieter Wisse