44.
Aantekeningen voor/uit correspondentie,
oktober 2011 - februari 2012

Pieter Wisse

44.1
Omdat er blijkbaar een misverstand blijft bestaan over het ontstaan van Metapatroon (dat ik toch ècht als ondernemer met Information Dynamics BV ontwierp en ontwikkelde; ik heb ook nooit ergens een aanstelling “als wetenschapper” gehad; dat kan je immers helemaal ‘vergeten’ als je met iets ècht baanbrekends komt), heb ik mijn naam daar helemaal maar geschrapt. Liever niets, dan verkeerd. Over die expliciete vermelding op die plek voelde ik me overigens in mijn hoedanigheid van medesamensteller van de bundel (waarvoor ik juist dienend, dus op de ‘achtergrond’ optreedt) toch al ongemakkelijk.
[nv]

44.2
Alles overgenomen behalve mijn naam(svermelding). Die heb ik geschrapt. Dan staat er ook niets verkeerds, want “als wetenschapper” klopt nu eenmaal niet.

44.3
Uit de verte hoorde ik dat bericht, via een student die zich nota bene erop verheugde juist bij jullie zijn masters te halen ... maar op de introductiedag hoorde ... dat het allemaal anders zou gaan. Zo harmonieus klonk dat helaas niet. Wil dat zeggen dat we elkaar nog slechts op een reünie kunnen treffen? Sorry, mislukt grapje.
Je snapt dat ik over jullie toekomst veel vragen heb, waarop jullie allereerst zèlf nog antwoorden zoeken. Sterkte!
Of het “weinig zin meer [heeft] om working papers te publiceren” maakt mij niets uit. Mag ik ze op de valreep toch ‘kwijt’? Daar doe je mij zelfs een plezier mee, want dan schreef ik ze niet he-le-maal voor niets, zo voelt het althans.

44.4
Nog algemener vind ik dus dat we als het ware twee dimensies moeten opspannen. Langs de ene dimensie komt een aanvullende informatiekundige (vak)discipline tot ontwikkeling. Mijn term daarvoor is vooralsnog: civiele informatiekunde. Het gaat om de maatschappelijke schaal waarop problemen van en kansen met informatieverkeer onderzocht tot en met geïnstrumenteerd moeten worden. Infrastructuur, dus.
Dan is de àndere dimensie er inderdaad voor concrete(re) thema’s. En wat we moeten zien te bereiken is productieve wisselwerking. Vanuit zo’n algemene (vak)discipline kunnen we relevante thema’s identificeren. En de andere kant op moeten we thema’s zodanig kiezen dat ze de vakontwikkeling van civiele informatiekunde (lees bijvoorbeeld ook: informatieverkeerskunde) helpen.
Wat jij “nieuwe kennis/vaardigheden” noemt zou ik langs de vakdimensie positioneren. Het is daarom wellicht handiger om dat niet als ‘thema’ te etiketteren. Thema’s kunnen dan impliciet altijd zoiets als praktijk- of toepassingsthema’s zijn. Daar moet dus ‘in het echt’ iets aan gebeuren en meestal lukt dat slechts met kleine stappen ...
Ja, prachtig, “politiek en interoperabiliteit”! Je kunt interoperabiliteit gerust beschouwen als een wezenlijk aspect van ... informatieruimtelijke ordening. En als ordeningsvraagstuk op maatschappelijke schaal is de noodzaak van politieke bemoeienis evident.
Door toevoeging van de noemer van infrastructuur is ook pas een doelmatige opzet mogelijk. Zeg ook maar dat toepassingsonafhankelijke voorzieningen ervoor in aanmerking komen om te worden opgenomen in de infrastructuur voor informatieverkeer. Zulke infrastructuur heeft in omgekeerde richting gevolgen voor zgn toepassingen. Dat is au fond niets anders dan een huis (vgl toepassing) in een stadswijk met aansluitingen op stoep, straat, gas, water, elektra, kabel, riool ... (allemaal infrastructuur).
Sorry, ik dwaal wellicht af, ja, essentieel thema! Daarvoor krijg je stellig bij EL&I enthousiaste steun. En ik zou zeggen, haal er ajb I&M bij.
Als thema is dit overigens niets nieuws. Die ontwikkeling tot heuse infrastructuur kennen we, zodra we alert raken op relevante overeenkomsten, van andere verkeersmodaliteiten. Dat leg jijzèlf duidelijk uit in je toelichting op je volgende thema ...
Met “interoperabiliteit en transactiekosten” geef je m.i. een doorslaggevend argument waaròm “politiek en interoperabiliteit” op de politieke agenda hoort. En waarom er een ondersteunende vakdiscipline moet komen.
Wat ruimer genomen kan je dit thema ... Interoperabel Nederland noemen. Wat voor Nederland willen ‘we’? Is dat een land met lage drempels voor transacties? Een land waarin voorzieningen ter facilitering van transacties zo min mogelijk discriminatoir zijn? Ofwel, een land met zo algemeen mogelijk beschikbare infrastructuur voor de categorieën van transacties die naar verwachting (lees ook: visie) per saldo bijdragen aan (rechts)persoonlijke ontplooiing in combinatie met maatschappelijke ontwikkeling?
Helemaal mee eens, “interoperabiliteit en toezicht” is ook zo’n thema voor kwalitatieve veranderingen door vernetwerking. Tot dusver lukt er weinig tot niets van, omdat de betrokken overheidsinstellingen (nog) niet verder ‘denken’ dan zoiets als technische modernisering van hun eigen instrumentarium. Er is, met andere woorden, geen sprake van herontwerp van ketens, laat staan van dynamiek van een àndere orde op basis van infrastructuur als netwerkvoorziening. Er is, kortom, een paradigmawissel nodig; daarvoor staat civiele informatiekunde symbool.
Ik vind het mooi dat je met ‘interoperabiliteit’ als het ware een familie thema’s inventariseert. Op die manier stel je feitelijk in één moeite door een nieuwe versie op van de Interoperabiliteitsagenda van Forum Standaardisatie. Mede door de blik die ik nog eens op de Agenda wierp, en uiteraard als medesamensteller van de tekstbundel Interoperabel Nederland, kan ik je zelfs in de gauwigheid inderdaad nog enkele thema’s suggereren:

- interoperabiliteit en infrastructuur (voor informatieverkeer)
- interoperabiliteit en semantiek (op maatschappelijke schaal)
- interoperabiliteit en standaardisatie/normalisatie (voor infrastructuur)
- interoperabiliteit, open data en privacy.

Als je deze vier toevoegt aan de drie die jij opsomt heeft het concept voor de volgende versie van de Interoperabiliteitsagenda opnieuw zeven punten. Met uitzondering van dienstverleningsconcepten keren de ‘oude’ punten op de één of andere manier terug in/met deze nieuwe, maar alweer stelselmatiger. Herken jij dat ook?
Ik leg hier nadruk op die Agenda, omdat jij de mogelijkheid oppert om e.e.a. “zelfs [te] koppelen.” Civiel informatiekundig gezien vind ik het inderdaad volstrekt logisch, indien ECP-EPN en Forum Standaardisatie sámen met versie 2 van de Interoperabiliteitsagenda komen. Dat juicht EL&I stellig toe. Mag ik nog wat verder vooruit kijken? Versie 3 omdat dan de kortsluiting met I&M ... (maar dat mag, als het lukt, natuurlijk ook meteen met versie 2 kortgesloten zijn).
Onze correspondentie lijkt mij belangwekkend voor EL&I en (B)FS. Stuur jij ze afschrift?

44.5
Ik zou in je notitie ivm een informatierotonde overigens niet reppen van “een blauwdruk” (want dat roept m.i. meteen heftige, afwerende reacties op) maar van zoiets als “allereerst een verkenning”.

44.6
Mogelijkheden voor mij? Ik waag daar af en toe een poging ¾ heb de laatste, nota bene, vier achtereenvolgende decanen van de desbetreffende faculteit ‘gehad’ ¾ en merk dat ‘ze’ het blijkbaar niet willen. Novays all over ...

44.7
Zo kunnen ze mooi zien, welke richting of, beter gezegd, ruimte we proberen te verkennen.

44.8
Tja ..., ik krijg de indruk dat hij het conceptuele spoor bijster is, althans voor zover hij het eerder volgde of er ooit zelfs maar zicht op had. En Martijn Houtman is eens met hem gaan praten om hem wat nader te informeren over ¾ de mogelijkheden met ¾ Information Dynamics’ programmatuurplatform voor Metapatroon. Geen indruk gemaakt ... Gelukkig beseffen we dat we dat allesbehalve persoonlijk moeten opvatten.

44.9
De twee PrimaVera-opstellen schreef ik een jaar geleden. Nr 2011-03 was oorspronkelijk bedoeld als artikel voor een themanummer van RegelMaat, een tijdschrift voor wetgevingsjuristen. Dat zou ik schrijven samen met iemand die daar in de redactie ‘zit.’ Maar plaatsing lukte niet en ik heb helemaal niets meer van haar gehoord. Nu had zij er eigenlijk nog niets aan gedaan. Daarom greep ik ‘terug’ op de versie die ik helemaal zèlf geschreven had; daar heb ik vervolgens nog wat aan toegevoegd, zij het niets structureels. Overigens zijn dit waarschijnlijk niet alleen mijn, maar überhaupt de laatste PV-publicaties. Ik vernam dat de vakgroep van Rik Maes opgedoekt is.

44.10
Wat je met je bericht oppert, hebben we volgens mij min of meer al besproken toen we elkaar onlangs ontmoetten. Ik ben er natuurlijk helemaal vóór als je dit spoor wilt volgen voor je scriptie. Waar je dan nogal directieve ‘hulp’ bij nodig hebt, zoals ik je al zei, is de beperking. Tijdens ons recente gesprek hebben we vervolgens andere onderwerpen verkend, zeg maar wat dichter bij huis zoals uitgaande van je (bij)baan. Want je hebt veel energie nodig, hoe fundamenteler je ‘iets’ wilt aanpakken. Nogmaals, praktische beperking. Je schrijft immers een scriptie en (nog) niet in één moeite door je complete oeuvre. Als je wilt dat ik je daarin begeleid, lijkt het me verstandig dat we tzt spreken met je officiële scriptiebegeleider. Als onderwerp stel ik dan voor wat ik metainformatiekunde noem. Gegeven een tijdsperiode, kan je kijken hoever je komt om mijn metainformatiekundige theorie te begrijpen en zonodig kritisch te beoordelen. Je moet in dit stadium dan van mij aannemen dat jouw “kernpunten” allemaal intensief aan bod komen. Ja, onlosmakelijk kom je o.a. op de (retorische) vraag of de huidige informatiekundige opleiding adequaat is.

44.11
Iets anders. Klopt het dat ik ervan uit kan gaan, dat jullie mijn advisering niet nodig hebben? Als dat zo is, wil ik graag een plan b voorleggen. Mijn bedrijf zoekt naar een mogelijkheid voor een serieuze proefneming. Daarvoor is jullie organisatie m.i. ideaal. En als het lukt ¾ waarvan ik uitga ¾ kunnen jullie jaarlijks gauw enkele miljoenen op ict-kosten besparen. Tijdens de koffie verder praten?

44.12
Jouw “oogst” uit Redactionele correspondentie over de tekstbundel Interoperabel Nederland omvat prachtig de trefwoorden voor civiele informatiekunde. Zo op een rijtje moeten ze toch duidelijk maken dat er een kwalitatief verschil èn samenhang bestaat resp. hoognodig is met traditionele, toepassingsgerichte informatiekunde.

44.13
Ik las de nieuwste “post” op je Information Roundabout ..., maar wat probeert zo iemand eigenlijk met zo’n “comment” erop te zeggen ... anders dan dat hijzèlf een prutser wenst te blijven?! Wat moet je ermee ...?

44.14
Hoe Auke van der Wouds infrastructurele geschiedenislessen toepasbaar zijn op verkeersvoorzieningen voor de informatiemaatschappij lichtte ik toe in Verkeersbegrip van algemeen belang: geschiedenis van infrastructurele stelselmatigheid voor toekomst van informatieverkeer. Je moet er wel even voor gaan zitten, maar vindt er stellig talloze van je opvattingen in terug.

44.15
Tijdens een ‘game’ vormden wij een team. Klopt, onverslaanbaar. :-) Dankzij onze behendige strategie hadden we dus ruim tijd voor andere gespreksonderwerpen.

44.16
Die H staat daar als eerste letter van de term ‘hiërarchie.’ Als je Yupta verkend met Metapatroon bekijkt, vind je algemene toelichting op het desbetreffende deelmodel. Die toelichting loopt vanaf de alinea bóven figuur 4 tot en met figuur 6.
Je hebt dus eerst een emmertje met losse bouwblokjes nodig, voordat je mèt zulke elementen zoiets als een muurtje (lees hier: al dan niet getrapte harkjes, een hiërarchie dus) kunt optrekken.
Het is vaak overzichtelijk om hiërarchieën van elkaar de onderscheiden, bijvoorbeeld organisatie‘boompjes’, functie‘stelsels’ enzovoort. Dan is duidelijkheid verder bevorderd door ook maar verschillende emmertjes te vullen met de elementen om vervòlgens die dito verschillende hiërarchieën/harkjes/boompjes/... mee samen te stellen.
Verzin zelf maar eens ‘iets’ dat je hiërarchisch kunt ordenen. Neem je fiets. Dan moet je in eerste aanleg alle samenstellende (onder)delen op èlk denkbaar ‘niveau’ inventariseren, dus van de complete fiets, via stuur, frame e.d. tot en met het allerkleinste schroefje en moertje. Daarna maak je je hiërarchische model van je fiets, dus bovenaan beginnend met ‘plaatsing’ van ... fiets, op het eerstvolgende niveau náást elkaar, ik zeg maar wat, besturingsgedeelte, frame respectievelijk voortbewegingsgedeelte. Naar opnieuw een gedetailleerder niveau ontleed je elk van die ‘gedeelten,’ enzovoort, totdat je niet verder meer kunt c.q. wilt ontleden.
Als je wilt kan je bedoelde figuur 6 nog verder abstraheren. Als je je beperkt tot een naam met zo’n vette hoofdletter h eronder, H dus, houdt dat voor de lezer die vertrouwd is met de methode een compleet subsysteem in zoals figuur 5 suggereert.
Voorlopig kan je denken, hé, handig, er is een notatie voor harkjes ... en harkjes komen we inderdaad overal tegen.
Ik hoop dat ik je wat op weg geholpen heb. Je vragen zijn altijd welkom!

44.17
En zeker ook jouw hoofdstuk in de bundel ¾ hier krijg je prompt je emoticon ‘terug’ ¾ :-) vormt de reden dat ik tijdens de samenstelling aandacht voor de inhoud zoveel mogelijk probeerde te vermijden; op censuur zat ik niet te wachten. Overigens sluit ik niet uit, dat juist die titel voor verspreiding over de relevante doelgroep prima werkt ... Dan zijn we in elk geval een stapje verder.

44.18
Mag ik je vragen om even het tweedimensionale model van ¾ zoiets als ¾ de existentiële ervaringsruimte mee te tekenen? Ik kom er zojuist (pas) op, op dat model dus, en stellig is het ook helemaal geen origineel idee. Maar goed, twee dimensies. Trek daarom ajb twee orthogonale, dus elkaar met een rèchte hoek snijdende lijnen. Het model is bedoeld om gevuld te worden door resp. voor een individu. Langs de ene ‘as,’ vooruit, de horizontale, geeft z/hij aan welke deelnemers z/hij als relevant waardeert voor haar/zijn eigen gedrag. Ik weet dat de lineaire voorstelling langs één as uiteraard een grove versimpeling is. Ik ga desondanks verder. Als uiterste waarde helemaal links volgens dat spectrum heb ik ... ‘ik’ gezet. Helemaal rechts staat er ‘jij-en-ik.’ Dan is de verticale as er voor de indruk die het individu hanteert over relevant geachte plaats-tijd. Zoals ik het model schets, heb ik helemaal onderaan ‘hier-en-nu’ staan. Helemaal bovenaan is dat ‘continu.’ Als verstokt subjectief situationist merk ik over het model nog op dat de invulling niet slechts tot een individu beperkt is, maar tevens tot een situatie ...
Tja, als je het model voor jezelf invult kom je gauw uit op een ‘positie’ rechtsboven, ... terwijl je iemand anders netzo vlot linksonder plaatst. Zolang we dat over elkaar zo volhouden, blijft de machtigste partij bepalen wat er gebeurt ... die er dus belang bij ervaart om het over elkaar vooral zo te houden. De retoriek volgens ‘rechtsboven’ moet in een zgn democratie dan haar/zijn feitelijke linksondergedrag verhullen. Zo leven we in een land van fopvattingen enzovoort. In een dictatuur, waarvan een arbeidsorganisatie met gezaghiërarchie natuurlijk veel zo niet alles wegheeft, heeft de baas minder tot geen behoefte aan een masker en moeten de gewone mensen er eentje opzetten om te overleven. Prachtig beeld toon je. Inderdaad, daar krijgen we al “proost[end]” zulke compenserende, dus gespeelde vrolijkheid van. Het masker kan zó vast gaan zitten, dat je het verwart met eigen huid en haar.
Als ik een slag mag slaan naar je gevoel van “hopeloosheid,” wat ik waag omdat wij elkaar m.i. juist wèl overeenstemmend positioneren, komt dat voort, zo zit dat gevoel dus in elk geval bij mij, uit het spervuur van ontkenningen omtrent tenminste je oprechte pogingen om te leven met oriëntatie op de continuïteit van jij-en-ik.
Laatst had ik een gesprek met iemand, nou ja, gesprek, die blijkbaar tegen het einde van zijn verhullingsrepertoire zat. Hij gooide het op de afgezaagde verhouding 80 : 20. Ik ben ‘dus’ lastig, daar komt het op neer, omdat ik maar om 100 blijf zeuren. Wat de man daarmee slechts etaleerde was volkomen onbenul van de organisatie inclusief activiteiten waarvan hij de directeur is. Wat hij mist, is dat je pas verstandig over een verhouding kunt spreken vanuit overzicht. Maar als je niet eens weet wat 100 inhoudt, hoe kan je dan beweren wat 80 is als een aandeel? Of 17, noem maar op?
Het is alsof iemand een schip bouwt. Daarvoor ligt ‘ie op het droge. Stel dat je langs de scheepswerf loopt en herkent dat er grote gaten zitten ònder wat toch minimaal de waterlijn gaat worden. Je ziet ook dat er mensen feestelijk verzameld zijn om het schip over luttele minute te water te laten. Gauw klamp je iemand aan waarvan je vermoedt dat z/hij de gebeurtenissen kan beïnvloeden. Beet! Je hebt meteen de directeur van de werf te pakken. Hij legt je trots uit, dat je welkom bent om het allereerste resultaat van ‘het nieuwe bouwen’ gelanceerd te zien. Daarvoor moet je dus juist niet op die gaten letten, maar op het gedeelte van de scheepsromp dat van plaatwerk voorzien is, kijk maar, zelfs al iets méér dan 80%.
Nogmaals, wat moet je ermee ...?

44.19
Haha, jij begrijpt die directeur meteen beter dan ik! En na drooglegging van het kanaal waarlangs de werf ligt ... is al dat water in de oceanen ook reuze hinderlijk voor die nieuwe scheepvaart. Maar waar laten we het allemaal?

44.20
Het valt me nu pas op hoeveel het woord “proost” lijkt op: troost. Zou het eerstgenoemde soms een parodisme van het laatstgenoemde (kunnen) zijn? Of is hun parodismische verhouding juist òmgekeerd ...? Of is dat, over “hopeloos” gesproken, allebei domweg (te) ver gezocht? Maar dan vind ik hopeboos wel weer intrigerend (terwijl ik over hopevoos nog moet nadenken).

44.21
Met wat een prachtige klank, “wilde wending”! En omdat jijzèlf nu eindigt met “Proost!” ... wil je kennelijk àf van deze correspondentie. :-) Of je wilt of niet, dan heb ik “toch” een voortzetting. Er dringt zich immers een contragram op: de proost van de troost is de troost van de proost.

44.22
Laten we het maar (wederom) als experiment zien. Raakt A daadwerkelijk in Bs werk geïnteresseerd, ... of houdt A het toch het ‘liefst’ op hemzèlf resp. komt A met de oproep aan jou gekaatst dat B eigenlijk naar As werk moet kijken? Of krijg je ‘gewoon’ geen enkele reactie? Mogelijkheden genoeg.

44.23
Geweldig! Ja, je verdere oogst uit As boek wijst overtuigend op parallelle ontwikkeling bij Haynes en A. Schrijf gerust aan A dat ik hem graag in contact breng met John Haynes (die ik dan wel weer moet opsnorren, want hij verandert nogal vaak van academische baan, met steeds een ander emailadres ...). John zou bijvoorbeeld wat voordrachten kunnen geven voor ‘relaties’ van As adviesbureau.
Ik vermoed dat je A wees op Anatomy of Contragrammar. A kan Haynes zèlf al tegenkomen in een artikel dat John en ik samen schreven (en tijdens een congres presenteerden): The Relationship between Metapattern in Knowledge Management as a Conceptual Model and Contragrammar as Conceptual Meaning. En wie weet gaan Haynes en Koenen samen iets schrijven ...

44.24
Natuurlijk lukt het om met spoed wat toelichtende tekst erbij te schrijven ... maar zoals we al bespraken moeten we ons er niet te veel van voorstellen. De aanpak volgens Metapatroon is immers principieel anders. Wie dat (nog) niet verwacht staat zelfs gauw op het verkeerde been. Dat neemt niet weg dat we het moeten (blijven) proberen.

44.25
Ik vind dat je een prachtige, intrigerende boodschap opstelde. Qua principes heb ik niet de behoefte daaraan iets toe te voegen, te wijzigen e.d. Volgens mij werkt dat slechts verwarrend. Nogmaals, ik vind dat dat je mooi de sfeer tekent waarom het met informatievoorziening maar niet kàn vlotten. Inderdaad dus tijd om eens een andere aanpak te proberen ...
Wat m.i. aansluit op jouw schets is juist praktische toelichting op hoe je zo’n schema à la Metapatroon kunt lezen. En omdat jij ’t hem in je bericht al noemde, lijkt mij (rechterlijke) uitspraak een relevant voorbeeld voor nadere aanwijzingen, uitleg enzovoort. Daarmee ga ik alvast aan de slag.

44.26
Ik ben (ook) blij dat je mij tenslotte “een korte cursus [verdienmodel Z]” gaf. Om het kortweg wat krom te zeggen, ik meen dat ik met een bijdrage kan helpen om die cirkel ... ronder te krijgen. En dat versterkt mijn punt dan weer... :-)
De aardigste, tegelijk redelijk principiële inleiding tot toepassing van Metapatroon op conceptuele modellering van wet- en regelgeving biedt volgens mij het opstel Publieks- en stelseltaal in wetgeving: Wat is het geval?. Vergeet ajb niet om juist deel II te bekijken; daar herken je hopelijk praktische aanknopingspunten voor ... betaalde opdrachten.
Over basisregistraties heb ik véél geschreven. Als een soort samenvatting kan je Willen de èchte basisregistraties ...? nemen. Ik vrees dat die tekst in eerste aanleg evenmin gemakkelijke kost is, ... maar vanwege complexiteit is het probleem nu eenmaal hardnekkig en valt er navenant aan te verdienen als er eindelijk ruimte ontstaat voor de passende oplossing.

44.27
Ook fijn dat je vragen stelt. Dat maakt het (pas) praktisch mogelijk om te toetsen of we elkaar begrijpen ...
Ja, dat ben ik met je eens, ook mij lijkt dat van “een andere orde.” Grofweg zou je dat met het onderscheid tussen inhoud en vorm kunnen verklaren. Wat dan altijd voorrang verdient, is inzicht in ‘inhoud.’ Dus, als jij “beroepschrift” noemt, bijvoorbeeld, moet de vraag allereerst luiden wat ermee (zoal) wordt bedoeld. Wat is de relevante betekenis resp. zijn de relevante betekenissen van “beroepschrift”? Op zoek naar relevante betekenis(sen) maak je je dus in het stadium van zgn conceptuele modellering nog niet druk om het ene of andere medium (lees ook: informatiedrager) ervoor.

Uitgaande van het ¾ zeer voorlopige! ¾ schema/model kan ik vlotweg een suggestie doen hoe “beroepschrift” wellicht past. Zo denk ik dat een beroep nooit lòs kan staan, maar principieel tégen ‘iets’ is. Waartegen? Dat moet dan een (rechterlijke) uitspraak zijn, lijkt mij. Met andere woorden, een uitspraak is zoiets als de voorwaarde voor een beroep(schrift). En aan de ‘andere kant’ is zo’n beroep een bepaalde, zeg maar even, gedaante waarin een persoonlijke of organisatorische rechtzaakpartij (zie het schema) zich ná een uitspraak kan manifesteren. Voilà, verbindt enerzijds persoonlijke rechtzaakpartij met anderzijds uitspraak, plaats ‘op’ die lijn ergens een staand rechthoekje en zet er “beroep” boven. Doe hetzelfde van organisatorische rechtzaakpartij naar uitspraak.
Wat je nu in het model ziet gebeuren, is dat onderscheid ‘volgt’ tussen zoiets als een persoonlijk beroep en een organisatorisch beroep. De vraag is, of dat onderscheid zinvol is. Zo ja, dan blijkt het eerder getroffen verschil tussen persoonlijke partij en organisatorische partij (en wat daarvan afgeleid is) opportuun. Zo nee, dan sleep je vanaf een bepaalde verbijzondering kennelijk een nodeloos aangebracht, althans voor wat beroep(schrift) betekent, verschil mee. Als dàt bij nader inzien zo is, moet je als het ware terùg met modellering en betrokken partijen ergens (ook) op één hoop gooien om vanaf dat (aanknopings)punt zo doelmatig mogelijk verder te verbijzonderen. Dankzij jouw vraag vermoed ik dat we die (terug)stap moeten zetten ... Let wel, dat is géén probleem. We komen er altijd uit, met een alsmaar beter informatiemodel.
Zodra wat “beroepschrift” allemaal kan betekenen eenduidig bepaald is, kan je allerlei extra informatie opnemen. Zoals jijzèlf met dat schema van 24 oktober jl. op tafel al suggereerde, zou voor natuurlijk persoon met persoonsidentiteit(en) als ‘bron’ GBA kunnen aangeven, of liever BRP. Daaraan kan je iets over de ‘vorm’ toevoegen. Aan dat laatste voel je in dàt geval geen behoefte, ... omdat je in de aanname van GBA/BRP als bron reeds het digitale medium besloten acht. Voor beroepschriften geldt die vorm blijkbaar (nog) niet als vanzelfsprekend. Dáárom wil je (ook) iets over de vorm in kwestie kwijt, ... omdat je er (nog) e.e.a. extra voor moet regelen qua zgn inrichting.
Dat is overigens ook weer zo’n klassieke fout die vele automatiseerders maar blijven maken. Zij plaatsen inrichtingsaspecten zoals ‘vorm’ voorop, waardoor ze vanaf een beetje schaal van informatieverkeer met ‘inhoud’ hopeloos in de knoop raken. Wat daaraan schadelijk is, uiteraard, is dat ze aldus voor gebruikers en opdrachtgever een onontwarbare knoop produceren, wat ook nogeens alsmaar méér geld opslokt.
Er komt natuurlijk wèl een moment waarop ‘vorm’ wezenlijk is. Daarvoor heb ik de term ‘inrichting’ gebruikt. Hoe verloopt een procedure? Zeg ook maar proces. Wie doet wàt? Wanneer precies? Waarmee precies? Daarover zijn echter pas verantwoorde beslissingen mogelijk op basis van een stelselmatig betekenissenmodel. Anders weet je echt niet wat je eigenlijk doet.
“Stroomschema’s” kan je van/voor van alles en nog wat opstellen. Ik vermoed dat het bij jullie “in de huidige architectuur” gaat om wat ooit administratieve organisatie heette. Ofwel, hoe ‘stroomt’ informatie inclusief verandering van inhoud en/of vorm ‘door’ verscheidene be- en verwerkingsstations? Tegenwoordig heten dat use cases. Allemaal reuze belangrijk. Maar nogmaals, zonder stelselmatig betekenissenmodel blijft inrichting op z’n gunstigst fragmentarisch. Zonder overzicht gaan zulke fragmenten van informatievoorziening geheid conflicteren ... en daar kom je met méér van hetzelfde dan nooit meer uit.

44.28
Wat ‘iets’ betekent hangt er altijd maar van af ... Zonder explicitering van zulk verband bestaat principieel geen duidelijkheid over betekenissen.
Metapatroon is een methode om betekenisafhankelijkheden te expliciteren. Daarvoor geldt het ene ‘iets’ als een verbijzondering van een ander ‘iets’ waarbij een specifieke ‘achtergrond’ (lees ook: context) de verbijzonderde betekenis van het ene ‘iets’ eenduidig maakt.

44.29
Hier volgt (enige) toelichting op het informatiemodel [in aantekening 44.27].
Allereerst een waarschuwing: Een nieuwe aanpak valt natuurlijk nooit één-twee-drie te begrijpen. Maar de vraag is zelfs gewettigd, nota bene, of de huidige, oude aanpak eigenlijk wel ècht begrijpelijk is. In elk geval snijdt ‘ie kennelijk geen hout voor nieuwe, stelselmatige vragen naar oplossingen. Want waarom zijn er zulke hardnekkige problemen met alsmaar meer van hetzelfde ...?
Het gaat principieel om relativiteit van betekenis. De relativiteit komt modelmatig met Metapatroon steeds met drie structuurelementen tot uitdrukking.
Om een indruk te krijgen, begin onderaan het schema bij het knooppunt uitspraak. De manier om dat volgens Metapatroon te definiëren is om dat aan twee àndere knooppunten ‘op te hangen.’
Aan de ene kant moet er een knooppunt zijn waarvan uitspraak blijkbaar een (verdere) verbijzondering vormt. Vooralsnog klinkt het stellig gekunsteld, maar volgens het schema geldt een uitspraak als het ware als een ‘stukje’ van een rechter.
Het knooppunt waaraan uitspraak dan aan de andere kant opgehangen moet zijn, geeft het bereik van de geldigheid aan. Dat heet context. Concreet alle drie bijelkaar: in een rechtzaak is een uitspraak een gedraging van een rechter.
Of hun verhouding aldus precies (genoeg) klopt (voor het doel met informatievoorziening), doet er voor dit proefschema (nog) minder toe. Het wezenlijke verschil met tot dusver gangbare modellering voor automatisering/informatisering is hopelijk duidelijk.
Filosofen, taalkundigen, sociaal psychologen enzovoort hebben èn verspreiden allang het inzicht dat een begripsbetekenis ònmogelijk absoluut geldig valt te bepalen. Metapatroon biedt nu een passende methode voor digitaal faciliteren van informatieverkeer op welke schaal dan ook.
Zo wordt met Metapatroon de ophanging simpelweg herhaald. Bijvoorbeeld, om met rechter te vervolgen moet het informatiemodel expliciteren hoe de betekenisrelativiteit dáárvan in elkaar steekt. Het schema toont een rechter als verbijzondering van een functionaris in de context van een behandelende instantie.
Klopt dat niet? Dan moet het anders! Dat lukt met Metapatroon vlot.
Wanneer èlk knooppunt op zijn beurt opgehangen moet zijn aan twee andere knooppunten, zou het model alsmaar groeien. Als maatregel tegen zgn oneindige regressie laat Metapatroon een grens trekken: horizon. Dat is bovenaan het schema een vette, horizontale streep.
Een knooppunt mag slechts aan zo’n horizon opgehangen zijn (zeg ook maar dat de horizon dan beide ophang-/aanknopingspunten tegelijk vormt), respectievelijk mag de horizon voor een derde knooppunt dienen als één van de twee ophang-/aanknopingspunten.
Via hun relativiteit kan een model à la Metapatroon betekenissen in hun (samenhangende) variëteit tonen. Dat maakt het (pas) mogelijk om overzicht over gevarieerde perspectieven te verkrijgen. Zeg ook maar heel praktisch dat allerlei betrokken partijen hùn belangen kunnen herkennen en dankzij evenwichtige opzet erkend kunnen krijgen. Die ruimte voor reële verschillen bevordert samenwerking.
Op korte termijn helpt een overzicht reeds om bestaande informatiesystemen zo optimaal mogelijk op elkaar afgestemd te krijgen.

44.30
Eigenlijk hoef ik je niet te antwoorden, want je zit volgens mij al middenin het modelleer‘spel’ met Metapatroon ... en wijst mij op inconsequente modellering! Bedankt!
Tussen schaal en paradigma zie ik nauw verband. Kies een woord, bijvoorbeeld: bank. Voor activiteiten op zeer beperkte schaal kan je meestal gerust aannemen dat zo’n woord één betekenis heeft. Wie niet verder kijkt dan zijn eigen neus lang is, gelooft dus dat ‘zijn’ betekenis absoluut geldig is.
Maar zodra de schaal (lees ook: bereik van maatschappelijk verkeer) al een beetje groeit, dreigt verwarring. Soms is een zitbank bedoeld, dan weer een rechtbank, of een geldbank ... Wanneer we op z’n minst willen vermijden dat we elkaar verkeerd begrijpen, moeten we die aanname van de ene, absoluut geldige betekenis verlaten. Voor òpschaling van communicatie hebben we daarom kwalitatief àndere aannames nodig. Dat wil zeggen, een ander paradigma.
De aanname is dus niet langer dat betekenis van een woord (lees algemener: een teken) absoluut geldig is, ofwel altijd en overal. Want als je daaraan vasthoudt, ontdek je vervolgens allerlei reële betekenisverschillen. Dan ben je gedwongen om ermee om te gaan als evenzovele uitzonderingen. Het klinkt paradoxaal, maar de aanname van absoluut geldige betekenis ondermijnt systematiek voor maatschappelijk verkeer ... dat feitelijk per definitie berust op verschillen.
Dat draait Metapatroon principieel òm. Om het formeel te zeggen, welke extra tekens zijn ‘nodig en voldoende’ de meerduidigheid van het oorspronkelijke teken te verhelpen? Antwoord: Voor eenduidigheid ‘moet’ er context ‘bij.’
De toevoeging van context is oude koek. De doorbraak met Metapatroon is de systematische opzet, waardoor we het inherent gevarieerde maatschappelijk verkeer nu ook met digitale technologie adequaat kunnen faciliteren.
Het is inderdaad de systematiek van Metapatroon die ophanging ‘eist’ aan steeds twee knooppunten. Dat ‘moet’ voor compacte èn flexibele systematiek. Daardoor is (pas) een stelselmatig model mogelijk. Elk knooppunt kan op zijn beurt voor een vòlgend knooppunt dienen in de ene òf de andere ophang‘functie,’ te weten iets dat (verder) verbijzonderd raakt, respectievelijk iets dat aanknopingspunt voor context biedt.
Ja, daar zit dus nogal wat “achter.” Dat is de paradigmawisseling.
Zodra je aanvaardt dat je er verstandig aan doet om aan ‘iets’ geen absoluut geldige betekenis toe te kennen, zit je op het productieve spoor van relativiteit. Daar hoort dan erkenning bij, dat die twee ophangpunten natuurlijk evenmin met absolute geldigheid zodanig vallen te classificeren ... zoals ik pretendeer. Maar ja, je moet ergens beginnen.
Wat jij overweegt, deed ik ook. Zo van, waarom neem je uitspraak als een stukje van een rechter, met rechtzaak dus als context. Waarom niet andersom?
Er is in dit geval voor allebei veel te zeggen. En volgens mij maakt het hier ook nauwelijks uit welke ‘richting’ je kiest. Wat je er m.i. in èlk geval aan moet overhouden is de explicitering van een bepaalde betekenis van uitspraak. Die heb je links- òf rechtsom gewonnen. Als jij het “logischerwijs” andersom dan zoals het er nu nog staat “aannemelijker” acht, uitstekend!
Je kunt gerust zijn, dat de richting die je kiest geen invloed heeft op de hoedanigheden waarin je de betrokken knooppunten voor àndere verbijzonderingen wilt benutten. Dat blijft principieel open dankzij die systematiek van Metapatroon.
Ook wat je voor rechtsprekende instantie beschouwt als oorspronkelijk teken respectievelijk context moet je zeker niet absoluut laten gelden. Voor het model heeft altijd voorrang dat je de relativiteit van een betekenis weet te vangen. Dat is ruzie over de pijlrichting niet waard.
Als ik het mag zeggen, nee, je haalt niets door elkaar, integendeel. Wat je ontdekt, is wezenlijke relativiteit. In het besef van het ontbreken van absolute zekerheid maak je keuzes. Dat is ontwerpen.
Gelet op ontbrekende zekerheid moet ontwerpen altijd leren zijn. Als een eerdere keuze een vergissing blijkt, voor verbetering vatbaar is e.d. maakt opnieuw de systematiek van Metapatroon wijzigingen gemakkelijk mogelijk.
Door de principiële betekenisrelativiteit kan je er nooit absoluut fout mee zitten. ;-) Dat houdt tegelijk in dat het moeilijk is om consequent te zijn. Ik ga echter graag met jouw redenering mee, te weten dat je mij wijst op inconsequente verbijzonderingen. Inderdaad, waarom beschouw ik rechter als verbijzondering van behandelende instantie, maar uitspraak dan weer niet als verbijzondering van rechtzaak?
Ik kom er niet als excuus mee. Want ik deel je analyse. Met dank, die levert een alweer wat beter informatiemodel op.
Maar praktisch is die richting, nogmaals, van secundair belang. De beslissende stap maak je door de ene betekenis op te hangen aan andere betekenissen. Daarvoor zijn precies twee onmiddellijke ophangpunten ‘nodig en voldoende.’ Weliswaar zoek je daarvoor naar enerzijds iets-dat-verbijzonderd-raakt, anderzijds context ... maar vaak blijk je die twee bij nader inzien te kunnen verwisselen. Doe er niet (te) moeilijk over, zoals je van formulering als een contragram kunt opsteken (daarover weid ik hier niet uit). Wees blij dat je een zoveelste relevant verschil te pakken hebt.
Ja, over praktisch gesproken, “werkzaamheden” zijn manifestatie van hoe ik daar belangen bedoel. Ik drukte me nodeloos abstract uit.

44.31
Ik zou het ook leuk en interessant vinden om ons gesprek voort te zetten. Binnenkort gewoon met een bakje koffie? Als ik dan eens aan je kwijt kan hoe ik dat met zo’n bundel zie, wat je er m.i. verder zou kunnen, hoor ik graag hoe dat overkomt enzovoort ...

44.32
Met nogmaals hartelijk dank voor je tijd en moeite, op jouw verzoek stuur ik je hierbij een geannoteerde classificatie die je hopelijk helpt om in het gehele aanbod door Essence hun ‘eigen’ producten te onderscheiden van de imitaties.
Ik zou zeggen, maak in elk geval onderscheid tussen a. de methode (lees hier ook: modelleertaal zèlf), b.de notatie voor modellen, c. de activiteit van het modelleren, d. daadwerkelijke informatiemodellen en e. probleemoriëntatie.
Wat Essence onder de noemers van Essence-taal en Essence-methode presenteert als methode voor stelselmatige informatiemodellering (a) kent geen significant verschil met Metapatroon. Dat moet daarom gewoon Metapatroon heten. Anders is het plagiaat.
Zodra Essence ¾ wat regels voor zakelijk verkeer en voor wetenschappelijke integriteit nu eenmaal eisen ¾ de gepropageerde methode als Metapatroon erkent, heeft Information Dynamics onmiddellijk een zakelijk belang om Essence te helpen. Dat beschouw ik daarom als de basis(vorm) van samenwerking. Daartoe is Information Dynamics met iedereen vanzelfsprekend graag bereid! Dus ook met Essence.
Het kan dat Essence, bijvoorbeeld, een afwijkende notatie (b) propageert. Nota bene, daardoor verandert de methode echter niet. Het blijft Metapatroon.
In dat geval zou Essence uiteraard wèl kunnen claimen, dat daar zoiets als de Essence-schrijfwijze van Metapatroon aan de orde is.
De daadwerkelijk voorgestelde Essence-schrijfwijze volgt echter wezenlijk de oorspronkelijke notatie (versie 2, sinds 2002) voor Metapatroon. Voorzien van slechts het etiket ‘Essence’ is dat ook plagiaat.
Zo zijn er blijkbaar, als ik het netjes wil zeggen, Essence-denkpatronen voor Metapatroon (c), Essence-modellen met Metapatroon (d) en een Essence-werkwijze met Metapatroon (e). Nogmaals, daarin kan het samenstellende deel ‘Essence’ natuurlijk nooit betekenen dat de gehanteerde methode ‘van’ Essence is. Want die methode plus notatie is bij Essence immers evident Metapatroon gebleven.
Wat het etiket ‘Essence’ daar steeds aanduidt, over context gesproken, is dus niet de methode met notatie in kwestie, maar het consortium dat voor diverse aspecten van toepassing van Metapatroon (c, d en e) een ‘eigen’ werkwijze, denkpatronen e.d. opstelde. Ik ben verbaasd en zeer teleurgesteld over de kennelijke ijver waarmee Essence ook voor benamingen van die aspecten tot dusver Metapatroon en Information Dynamics compleet verdoezelt.
Inhoudelijk herken ik tevens in de concreet geschetste Essence-alternatieven ad c, d en e geen verbeteringen. Sterker nog, de oriëntatie (e) lijkt vernauwd tot geïsoleerde koppelingen ipv stelselmatig bemeten problematiek (en kansen!). Maar hoe vèrder dat allemaal als het ware verwijderd is van Metapatroon als de methode zèlf, des te groter moet de vrijheid ermee ook zijn. Voor sturing zijn opdrachtgevers nodig die weten wat ze willen en daarvoor de passende opdrachtnemers ¾ weten te ¾ kiezen.
Tot antwoorden op eventuele vragen ben ik graag bereid.
[9 november 2011, emailbericht aan medewerker Y van het ministerie van EL&I]

44.33
Je tweede vraag, gisterenmiddag, heb ik onthouden resp. opgevat als: Wat moeten ‘we’ praktisch doen voor grootschalige interoperabiliteit?
Voor een stelselmatig antwoord verwijs ik je graag om te beginnen naar Vergeet samenhang door-de-tijd-heen niet! Dat is een (hele) korte tekst. Je moet ‘m wel zorgvuldig lezen, alsjeblieft, zodat de voorgestelde vergelijking goed kan doordringen.
Je komt daar drie verwijzingen tegen. Daarvan bevat Informatierotonde voor semantische interoperabiliteit een zo inleidend mogelijk gehouden schets van, zeg maar, semantische operationalisering volgens principieel federatieve opzet. Klopt, dat is alweer wat moeilijkere kost. Maar ja, als het reuze simpel was, kenden we ook geen hardnekkig probleem met interoperabiliteit. En zo’n informatierotonde wèrkt, zoals o.a. hoofd BFS heeft kunnen zien aan een ingerichte proefopstelling. Er is dus (ook) allang functionerende programmatuur beschikbaar.
Ik hoop dat je er genoeg in herkent om méér te willen weten en zien. Graag!!
[10 november 2011, emailbericht aan medewerker Y van het ministerie van EL&I]

44.34
Je moet me ajb vergeven dat ik in je werk vooral gespitst ben op hoe je ¾ een neologisme? ¾ nodaliteit behandelt. Ik het verlengde daarvan kan ik bedenken dat jij dan weer mensen kent die worstelen met inrichtings- tot en met bestuursvragen die deels immers kwalitatief nieuw zijn onder netwerkverhoudingen. Meer in het algemeen gaat de bundel daar over, dwz de omkering van perspectief. Dus niet langer zoveel-navels-zoveel-werelden, maar vanuit reële verschillen en tòch in samenhang. Eigenlijk mikt de bundel zelfs meer op die algemene (her)oriëntatie dan op informatieverkeer op maatschappelijke schaal als een ‘geval’ waarvoor die moet (gaan) gelden. Doelgroep(en): politici, bestuurders, wetenschappers, studenten (!), ..., je uitgever, ..., journalisten, ...

44.35
Ben ik op korte termijn nog een keertje welkom? Dus niet als samensteller van één of andere bundel, maar ik zou graag eens willen praten over ‘mijn’ idee over facilitering van gevarieerd informatieverkeer en of jij wellicht vanuit jouw ‘positie’ ergens een kans ziet voor een zakelijk serieuze proef ermee.

44.36
Tjonge, wat een bruisend bericht ...! Dat klinkt ¾ ineens? ¾ positief, zo’n academische ingang. En van het één ..., voordat je het weet zit je vast aan een promotieonderzoek ... Houd je me ajb op de hoogte?!
Omdat Information Dynamics een bedrijf is, is mijn allereerste zorg om niet failliet te gaan. We moeten dus ‘gewoon’ betaald werk zien te krijgen.
Vorige week had ik een gesprek over ‘de zaak’ met de ambtenaar die namens met ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, zeg maar, de toezichthouder is van Forum Standaardisatie. Die ambtenaar bekijkt het toch wat strategischer en raakte onder meer, m.i. dus terecht, wat achterdochtig over de aanpak door Novay. Hoe dan ook, we zijn het erover eens dat Information Dynamics in direct contact met Novay geen zinvolle samenwerkingsafspraak kan bereiken. Daarom neemt hij allereerst contact erover op. Mooi zo!
Over mijn tekst nav. het boekje door Bembé bedacht ik nog dat Jaap van Rees het begrip informatieruimte m.i. nog altijd van binnen naar buiten bezigt, in plaats van stelselmatig, dus andersom.
De officiële presentatie van Interoperabel Nederland, zo vernam ik, blijkt ’s avonds tijdens een besloten diner te gebeuren ... waarvoor ik niet uitgenodigd ben. Tja, wat kan ik daar als enige echte samensteller van de bundel ook te zoeken hebben ... Ik vermoed dat ¾ hun indruk van ¾ mijn opstelling over Metapatroon niet hielp.
Ja, dat hoofdstuk had zonder wat redactionele ondersteuning stellig ànders geluid, als het er al was gekomen ... Het vriend-thema is echter helemaal van de auteur zèlf en dat vormt naar mijn idee ook de, zeg maar, charme van zijn verhaal. Minder gelukkig ben ik met zijn min of meer naasting van trias politica. Wist hij echter veel dat die aanduiding reeds was benut ... Met een voorstel voor een voetnoot probeer ik een blamage te vermijden. Maar waarmee hij de trias associeert, blijf ik platvloers vinden. Dat was voor mij overigens wèl de aanleiding om Manifest voor informatieverkeer aan de bundel toe te voegen, met als bijlage mijn uitleg van pentas politica; dat kan je dus (ook) de verdienste van die auteur noemen.
Of het verstandig, haalbaar e.d. is weet ik niet, maar ik mik meteen maar hoger dan zomaar “een cursus samenstellen.” Wat mij betreft is het een curriculum voor een heuse opleiding tot civiel informatiekundige aan de orde. Ter voorbereiding schreef ik o.a. dat Bauhaus-opstel.

44.37
Dat illustreert m.i. haarscherp hoe beperkt vele mensen zien wat toch ònze wereld is. In Interoperabel Nederland verwijst één van de (ambtelijke) auteurs onder de noemer van “leiderschap” naar J.P. Kotter die, althans volgens hem, “adviseert eerst de leidende coalitie samen te stellen (wie doet er toe?) en pas daarna de strategie te bepalen (wat doet er toe?).” Tja, indien je er volgens de ¾ zelfbenoemde? ¾ leider dus niet toe doet, kan je het vergeten ... Volgens die auteurs gaat het mis “met de inhoud als focus.” Hoe ziet hij dat dan? “Wij maken eerst een visie met een bijbehorende strategie en stellen dan het team aan dat de plannen tot uitvoering moet brengen. Eerst het beleid en dan de uitvoering!” Kan jij het nog volgen? Helaas, je antwoord “doet er [niet] toe,” want jij “doet er [niet] toe.” Overigens drukt Kotter zèlf zich genuanceerder uit onder de noemer van “key characteristics [...] essential to guiding coalitions” (Leading Change, Harvard Business School Press, 1996, p. 57).

44.38
Intussen blijf ik vinden dat (ook) de Belastingdienst heel veel geld verspilt (en kansen mist) door niet te snappen dat een kwalitatief àndere, want stelselmatige kijk nodig is op ordening tot en met beheer van betekenissenvariëteit. Metapatroon, dus. Is ook moeilijk, want deels principieel nieuw. Maar tegelijk biedt de methodische vernieuwing juist de beste borg voor continuïteit met bestaande informatiesystemen. Daarover wil ik graag binnenkort eens serieus met je verder praten. Zie ter inleiding een korte tekst [afgeleid van aantekening 44.33].

44.39
Ik meen te begrijpen hoe je je opmerkingen over pentas politica bedoelt. De scheiding is en blijft daar één-dimensionaal. Ofwel, is niet reflexief. Dezelfde indeling is dus nog niet expliciet weer van toepassing verondersteld op èlk van de samenstellende delen volgens die ene (hoofd)dimensie. Maar als je dat wèl doet, bijvoorbeeld voor de registermacht, wat inderdaad alweer (veel) beter klopt, zou ik dus niet “een trias,” maar opnieuw een complete pentas “voor een informatiestelsel” verzinnen. Of begrijp ik je toch nog niet ...?

44.40
Ik stuurde je onlangs verwijzingen naar korte teksten over informatierotonde[; zie aantekening 44.33]. Dat woord, informatierotonde dus, kwam op toen ik met Jan van Til (informatieanalist bij Gasunie) informeel sprak over, zeg maar, het soort informatievoorziening dat ‘hoort’ bij de zgn gasrotonde (waarop Nederland inzet). Jan, die twee hoofdstukken bijdroeg aan Eerlijk zullen we alles delen (1e bundel van Forum Standaardisatie, 2008), is ‘persoonlijk’ alweer sinds jaren een fan van Metapatroon. En sinds kort wijdt hij een website èxpliciet aan informatierotonde. Op z’n Engels: Information Roundabout. Hij liet me zojuist weten daar een nieuwe tekst geplaatst te hebben. Als je wilt, zie Metapattern.

44.41
Jammer dat wij elkaar [tijdens het jaarcongres van ECP-EPN] niet spraken. Nou ja, als je met de trein reisde, had je aan dat dikke, blauwe boek van Forum Standaardisatie genoeg om je op je terugweg bezig te houden. Gelet op de stagnatie die consortium Essence met Metapatroon veroorzaakt, was het mooi dat ik me als samensteller aan die tekstbundel kon en mocht wijden.
Uit informatie die Novay over Essence verschaft (website) begrijp ik dat de Belastingdienst niet deelneemt aan fase 2. Met Information Dynamics heeft echter nog niemand van de Belastingdienst contact opgenomen. Zijn jullie metapatroon alweer vergeten? Of moet ik gewoon even geduld hebben totdat de gelegenheid komt om jullie serieus te helpen met de complexe informatievraagstukken die zònder metapatroon nu eenmaal niet weggaan?

44.42
Zoals ik eerder mijn ‘aantekeningen’ mbt de bundel Interoperabel Nederland (alsnog) apart verzamelde, doe ik dat nu mbt Essence. Of ik ze tzt als een zwartboek oid publiceer, moeten we nog maar eens zien ... Hoe dan ook, de verzamelingen met de nummers 40, 41 en 42 herverschijnen (sterk) afgeslankt.

44.43
Is het een ¾ vorm van ¾ fopvatting, ofwel feitelijke obstructie met veinzing van steun? Achter zulke “bewegingen” zit wellicht vaak een leegte. Want wie zichzelf niet serieus neemt, zou weleens elders voor aandacht moeten gaan bedelen. Oeps, dat lijkt verdacht op het profiel van een narcist. De enige reactie die ¾ althans, als de diagnose klopt ¾ van jou verlangd wordt, is je uitdrukking van grenzeloze bewondering. Antwoord je daarentegen met zo’n nadere test die mikt op evenwichtige interactie, dan doe je volgens de narcistische (lees ook: paradoxale) ‘ander’ blijkbaar ... niet mee.

44.44
Met die afschriften van publicaties in de Volkskracht over dat debacle doe je mij zelfs een extra plezier. Via-via kreeg ik vorig jaar september contact met een medewerker van Logica. Ik liet hem onder de noemer van “waterschapsmoeras” weten dat ze het toch ècht principieel anders moesten gaan aanpakken ... Was helaas gericht aan dovemansoren. Tja, dan zak je inderdaad in zo’n moeras weg.
[zie ook aantekeningen 40.31, 40.32 en 40.34]

44.45
Ook hartelijk dank voor de “analyse” door Sheila Sitalsing, die ik echter zelfs wezenlijk tekort vind schieten als deugdelijke ... analyse. Hoezeer de informatiekundige crux ook haar ontgaat, blijkt o.a. aan het slot van haar column Treinongeluk (Volkskrant, 28 november 2011). Daar schrijft zij: “Waar en waarom het mis gaat, is al talloze malen gedocumenteerd, door de Algemene Rekenkamer, door vele anderen.” Helaas, inzichtelijk “gedocumenteerd” is het dus niet. Want wat verder nog bijna niemand herkent, is dat ¾ ditmaal voor het vraagstuk van de Waterschappen ¾ reële betekenisverschillen bestaan. Zodra je weet waarop je moet letten, ‘zie’ je dat in luttele seconden. Kortom, voor dergelijke vraagstukken is het nu eenmaal principieel, herhaal, principieel onmogelijk om een passend ‘hulpmiddel’ te realiseren, zolang dat gebeurt onder de aanname van betekenisuniformiteit. Nota bene, die aanname blijft impliciet (waarvan dus opnieuw die “analyse” getuigt) met alle verraderlijke effecten van dien. Van weersomstuit gaat aandacht uit naar allerlei àndere aspecten. Mensen met een bestuurlijke inslag beperken zich daarbij meestal tot ... bestuurlijke aspecten. Lees ook dàt maar weer in die “analyse” na.
Inderdaad valt met averechts bestuur van alles en nog wat te verpesten. En mensen met een andere inslag krijgen niet of nauwelijks gelegenheid voor ... analyse. Maar de kèrn van het falen, nogmaals, betreft in informatiekundig opzicht een paradigma dat domweg niet toegerust is voor de daadwerkelijke opgave. In dat tekort valt zeker in eerste aanleg ook helemaal niet te voorzien met extra kennis van digitale informatietechnologie. Het vergt daarentegen primair het perspectief op reële gedragsvariëteit volgens sociale psychologie.
Graag benut ik vermelding van de Algemene Rekenkamer als aanleiding om je te wijzen op enkele teksten die ik schreef naar ... aanleiding van AR-rapportages waarop Sitalsing qua analyse m.i. ten onrechte vertrouwt. Zie achtereenvolgens Wondermiddel, Aanspreekpunt voor infrastructuur voor informatieverkeer, open brief aan de president van de Algemene Rekenkamer en Reële verhoudingen, tweede brief aan de president van de Algemene Rekenkamer.

44.46
Zoals afgesproken ... Als het klopt dat ‘we’ ¾ digitale voorzieningen voor ¾ informatieverkeer op maatschappelijke schaal kwalitatief ànders moeten inrichten, heb je er stellig begrip voor dat zo’n heuse paradigmawissel ¾ een stad is immers evenmin zomaar een wat groter uitgevallen gebouw ¾ niet per spreekwoordelijk A4-tje valt te verklaren. Maar de aanvankelijke moeilijkheidsgraad is uiteraard tegelijk de kàns. Althans, ik meen dat juist een bedrijf zoals IBM met initiatief een (zeer) lucratieve markt kan máken. En, niet te vergeten, in dit geval tevens bestaand (aanzienlijk) marktaandeel adequaat kan beschermen. Zoals jijzelf al opmerkte, kenmerkend voor zulke marktkracht is echter vaak een behoudend geraakte opstelling die de nodige kwalitatieve vernieuwing kan belemmeren. Nou ja, op eigen kracht lukt het een bedrijf(je) zoals Information Dynamics in elk geval nooit. Daarom zoek ik wanhopig :-) naar professionele samenwerking.
Vorige week wees iemand mij op publicaties over een mislukt informatiseringsproject voor de Waterschappen. Mijn antwoord neem ik hier graag over, omdat ik daarin met voorrang aandacht vraag voor realistisch probleembesef:

[zie aantekeningen 44.44 en 44.45]

Tot zover het citaat uit recente correspondentie. Maar hoe pak je ‘het’ praktisch aan, nu de lei allang niet meer schoon is, maar vòl geschreven staat met allerlei informatie die in zijn reële variëteit allerlei netzo reële belangen vertegenwoordigt? Ter oriëntatie kan het volgende tekstje dienen, eveneens met verdere verwijzingen:

[zie aantekening 44.33]

Metapatroon als hulpmiddel kom je (dus) pas tegen ná de probleemschets. Zo hoort het natuurlijk ook. Mocht je alvast wat van Metapatroon willen proeven, dan vind je o.a. in mijn opstel Publieks- en stelseltaal in wetgeving: Wat is het geval? (in: PrimaVera, working paper 2011-03, Amsterdam University, 2011) een concreet modelleervoorbeeld inclusief enige methodische uitleg.
Voor zoiets als een ¾ poging tot een ¾ pitch zie On benefiting from Metapattern. Je zou ook eens kunnen ‘bladeren’ in Metapatroon, handboek stelselmatig informatieverkeer. In dat handboek rubriceerde ik citaten uit ‘eigen werk.’ Via elk citaat kan je het gehele artikel e.d. oproepen waaraan het ontleend is. Maar de opzet van het/verzameling als handboek is zodanig dat een blik op louter die citaten je al een redelijk idee moet geven van huidige problemen, kansen en oplossingen ...
Wat mij betreft komt in dit vroege stadium van innovatie voor een proef met Metapatroon ‘iets’ in aanmerking waarover jij het gevoel hebt dat IBM feitelijk niets heeft te verliezen. Dat kan dus enerzijds bij een (vorige) opdrachtgever zijn die eigenlijk opgegeven heeft, na talloze mislukte, dure pogingen, dat haar/zijn ‘probleem’ ooit opgelost kan worden, anderzijds bij een (potentiële) opdrachtgever waar je zonder visionair verhaal nooit ‘binnen’ zou raken.

44.47
Mag ik me als gemotiveerd burger voor zulke “rode draden” nogmaals aanmelden voor een spoedig gesprek? Mijn idee is dus dat ‘we’ vanuit zgn algemeen belang moeten mikken op infrastructuur voor informatieverkeer. Daar hoort o.a. een dienovereenkomstige ‘manier’ van standaardisatie/normalisatie bij. Ondanks mijn aansporingen :-) doen in Interoperabel Nederland slechts enkele auteurs daarvoor een aanzet. Die is (helaas) ook nog eens erg voorzichtig, kortom daar nog nauwelijks herkenbaar.

44.48
Zelfs na vluchtige blik op IR (Information Roundabout) herken ik dat je met Natural Persons en Person Numbers inderdaad meteen mikt op méér, te weten op een stramien (“op dezelfde manier,” “opzet”). Mooi! Gaandeweg ontdek je stellig mogelijke verbeteringen, maar de crux is m.i. “gaandeweg.” Vooral doorgaan, dus, want anders weet je zeker dat je aan verbeteringen, als ze al nodig blijken, nooit toekomt. Wat “inhoudelijk” betreft heb ik niet zozeer commentaar op deze eerste twee afleveringen, maar een suggestie voor de derde ... Ja, erg graag praten we er morgen over.

44.49
Wellicht ¾ en hopelijk ¾ vergis ik me, maar (ook) zijn antwoord plaats ik vooralsnog in de categorie “don’t call us, we’ll call you.” Mocht je het willen, dan kan het door mijn vervolgbericht voor hem nooit een verrassing zijn dat jij je ermee bemoeit.

44.50
In de loop der jaren ondernam ik, uiteraard, allerlei pogingen om, zeg maar, stelselmatige betekenissenvariëteit inclusief dynamiek te verklaren en hoe Metapatroon eenduidige ordening kan faciliteren. De crux is nu eenmaal dat we niet om reële complexiteit heen kunnen. Ja, dat vormt een heus communicatiedilemma. Hoe leg je kwalitatief àndere aannames uit ... die ‘pas’ begrijpelijk zijn door die aannames ... aan te nemen? Met een metafoor kan je dan proberen er zoiets als een eerste gevoel voor te scheppen. Let wel, zo is dus óók het idee van een paradigmasprong een metafoor, te weten dat je je oorspronkelijke positie moet verlaten terwijl je nog in onzekerheid verkeert over waar je landt en of je ermee opschiet ...
Zie je hoe het gaat? Ook dit verhaal neemt alweer een reuze ingewikkelde loop. Met de onvermijdelijkheid daarvan probeer ik soms opzettelijk te spelen. Zie bijvoorbeeld Betekenissen van Jip en Janneke: semantiek en pragmatiek voor informatieverkeer in de netwerkmaatschappij. Mag ik je lezing van dat opstel van harte aanbevelen?
De als het ware dubbele bodem die zelfs nodig is voor semantische interoperabiliteit op reële stelselschaal heb ik eveneens geprobeerd te duiden in Wat is een semantische standaard en hoe kan College Standaardisatie die vraag (anders) beantwoorden? Dat opstel begint met een ogenschijnlijk triviale vergelijking. Maar al gauw blijkt voetbalkledij meer om het lijf te hebben …
Met dergelijke opstellen wijs ik steeds maar weer op een huidige kloof (waar we zònder mentale sprong dus nooit overheen komen). Voor aanpak met zgn passende variëteit zijn zowel opdrachtgevers als -nemers echter nog altijd niet ontvankelijk. Noodlottig gaat het met per definitie tekortschietende voorzieningen herhaald mis, met groeiende verspilling van dien.
Nu probeer ik me niet te beperken tot analyse van gebreken. Ik doe tevens aanbevelingen voor synthese, zoals bijvoorbeeld voor een wèrkelijk stelselmatige opzet van zgn basisregistraties. Zie daarvoor o.a. Willen de èchte basisregistraties …?

44.51
Meer in het algemeen over “compacte” boodschappen, ja, als je als politieagent op een kruispunt verkeer staat te regelen ¾ mensen zoals jij en ik kunnen zich dat nog herinneren ¾ moet je verkeersdeelnemers uit een bepaalde richting natuurlijk niet heel lang laten wachten. Tempo in afwisseling, dus. Maar aan de lading op één of andere vrachtauto die passeert moet iemand ànders netzo natuurlijk zonder onderbreking, zorgvuldig gewerkt kunnen hebben. Mijn angst is dat noodzakelijkerwijs (wat) langere boodschappen niet meer doorkomen. Het heeft er veel van weg gekregen dat in die talloze auto’s die dat ene kruispunt passeren nog slechts andere politieagenten zitten, allemaal onderweg naar/van de kruispunten voor hùn dienst. Vervoer van daadwerkelijke lading loopt daardoor zelfs vast. Dit was mijn kerstboodschap. Kort!

44.52
Je maakt de vergelijking rijker! Klopt, dat is precies wat er vervolgens gebeurt, te weten dat agenten over en weer bekeuringen uitdelen. Doen ze zelfs graag, en steeds hogere, prima, want dat vergt dat er onderling nòg meer geld kan rondgaan. Als enige opening in hun verder alsmaar geslotener geraakt ‘systeem’ resteert de bankrekening waarop ‘wij’ belasting storten.

44.53
Wat is dat toch met vaders van die generatie? Die wisseltruc met beginletters van delen van een samengesteld woord, daar was mijn vader ook dol op. Haha, weer een andere truc overigens, nu zie ik ‘m pas: wissetruc. Maar dat is dan weer niet terecht, want origineel was mijn vader daarmee (dus) zeker niet.
Hmm, nee, als ik het mag zeggen, “verwijzing” lijkt me geen parodisme. Zoals jij het stelt wel poëtisch, filosofisch ... je zet mij in elk geval prompt aan het denken over “op afstand wijzer [...] worden,” intrigerend. Hetzelfde doet, hoewel het jouzèlf wellicht nog niet opviel, jouw gebruik van het woord “bende.” Je geeft mij daarmee een indruk van zowel saamhorigheid, als anarchie. In de geschetste context van jullie gezin blijken dat geen tegenstrijdige, maar elkaar versterkende factoren, prachtig. Maar ook het woord “bende” is m.i. geen parodisme (o.a. omdat er geen sprake van verhaspeling is).
Verder lijkt het me beslist geen schande dat je parodisme als “concept” niet kende. Ondanks enig speurwerk kon ik althans (nog) nergens ontdekken dat die talige praktijk al geclassificeerd was als stijlfiguur. Daarom schreef ik maar een stukje over.

44.54
Vanuit het louter op zichzelf betrokken perspectief wil elke agent er inderdaad graag steeds “een schepje erop” doen. Z/hij verdient immers meer dankzij meer agenten ... Maar zulke agenten zijn zoiets als derivaten. De gestapelde verdunning vergt een alsmaar sterker draagvlak, dat echter alsmaar sneller uitgeput raakt. Vroeg of laat stort de boel (dus) in. Nu is het zo dat wie bovenop het piramidespel nog stond ‘op’ te ‘scheppen,’ onder het minste puin bedekt raakt. Z/hij krabbelt op en daar begint de bouw van de volgende piramide (dus) alweer ... We moeten leren wanneer een bouwwerk hoog genoeg is. Hoe bijbels wil je ’t hebben?

44.55
Dank je wel dat je de moeite nam om die prachtige spitsvondigheden over te schrijven uit Bloom's Bouquet of Imaginary Words. Op een uitzondering na bestempel ik ze echter niet als parodismen. Want wat mij betreft geeft een parodisme uitdrukking aan afkeurende spot met tegelijk èrgens nog de hoop, tegen ieder beter weten in, op gedragsbeïnvloeding ten gunste van evenwichtiger (sociale) verhoudingen. Zeg ook maar opbouwende maatschappijkritiek met, inderdaad, de klank van de kritische noot het luidst. En in plaats van “imaginary words” voor het genre van de nonsens zijn parodismen daarom zowat hyperrealistisch, althans volgens de bedoeling van de spreker. Zo wekt “hangovert” de indruk een verschijnsel scherper te tekenen dan het oorspronkelijke woord, waarbij de kritiek volgens mij mikt op, hoe Brits wil je het hebben, de “public display." Dàt woord vind ik dus wel een parodisme. Je kunt zelfs zeggen: wàs het maar een onzinwoord. Voor dit bericht verzon ik vlotweg enkele parodismen. In alfabetische volgorde: fractiekoorzitter, waanslag, zonderwijsnota en zuchtelingenkamp. Met nadruk voeg ik eraan toe, dat al dan niet classificering als parodisme lòsstaat van oordeel over kwaliteit van talige inventiviteit. Eén of ander nonsenswoord kan vele malen gevatter zijn dan een parodisme, maar een parodisme is helaas geen ... nonsens. Een parodisme is niet zomaar komisch, maar altijd tragikomisch. Het escapistische eraan is dat je even het accent probeert te verwisselen. Het tragische is dan niet alleen maar tragisch, maar gelukkig ook komisch. Laten we er dus vooral ook maar om lachen. Maar let op, om een raak parodisme lach je vervolgens ook uit schaamte, omdat je jezelf betrapt op je eigen foppervlakkigheid. Allemaal semiotiek, nietwaar?!

44.56
... soliticus, of eigenlijk vaker doliticus, poliziek ..., bemuurder ...

44.57
Ik neem het ook niet meer persoonlijk, nou ja, nauwelijks ... :-) Je hebt gelijk, er gaat altijd wel iets mis en dan maar beter dit. Over communicatie gesproken, zo is het alweer bijna een compliment!

44.58
Ik schreef een redelijk kort tekstje over de problematiek van stam- resp. basisgegevens, zeg maar als uitwerking van de ruwe schets die ik tijdens onze recente koffiebijeenkomst tekende. Je snapt dat ik het mooi zou vinden als je zo’n leidraad benut voor je huidige ‘klus.’ Eerlijk gezegd zie ik ook niet hoe je anders het moeras ooit gedempt krijgt. Is dit wellicht een aanleiding voor een modelleercursus plus begeleiding van je ontwerp van relevante informatiemodellen?

44.59
Je begint inderdaad met een “Grote Vraag.” Mooi! Het wordt (dus) de kunst om je met een antwoord te beperken zodat het de maat van een scriptie houdt.

44.60
Met excuus, kennelijk eiste één van de kroketten mijn aandacht zodanig op dat ik dat “mondeling” miste in je verhaal over die “toezegging.” En dat nu nèt tijdens het eten ... Ja, ik begrijp ook je punt 2 ¾ als zoveelste variatie vrij naar Cruijff, waarom een nadeel aanvaarden als een voordeel al niet overhoudt? ¾ maar besef tegelijk hoe gretig vele andere mensen weigeren om dat te begrijpen. Om ze als het ware met de neus ‘in’ punt 2 te drukken, zou je als punt 3 kunnen toevoegen dat daaraan met terugwerkende kracht natuurlijk niets verandert. Als de reactie daarop is “Huh, waaraan niet?”, krijg je wellicht een extra kans voor je kritieke punt. Nou ja, ik probeer ook maar iets zinnigs te (m)opperen.

44.61
De man lijkt inderdaad ongeremd, want belichaamt hoe achterhaald het gezegde “brutalen hebben de halve wereld” is. Dat is allang de gehele wereld. Het dilemma is volgens mij 1. als je met dat gedrag meegaat, mislukt vroeg of laat geheid waarop je evenwichtig mikt en 2. als je niet meegaat, lukt de aanzet niet eens. Over evenwichtig gesproken, uit milieuoverwegingen verdient 2. de voorkeur, omdat je zo(niet)doende nog het minste bijdraagt aan de rotzooi. Dan rijst overigens het volgende dilemma. Hoe kom je ooit aan de kost?

44.62
Prachtig dat je met schetsen begon! Ja, je moet het ‘gewoon’ allemaal in kaart brengen. Blik op oneindig, zodat je zo snel mogelijk het einde haalt, heel praktisch. Begrijp ik je goed, dat je uitgaat van een verzameling van wat ik maar even registers noem? Zo ja, pak je er per diagram/schema eentje uit die je in dàt geval opvat als “leverend systeem”? En kom je er met zo’n eerste modelleerslag al achter dat allerlei registers aan elkaar leveren? Heb je dus voor jullie praktijk ook al aangetoond dat het met informatieverkeer (nogal) wat anders werkt dan volgens de fictie van louter éénrichtingsverkeer van stam- of basisregister(s) naar toepassingsregisters?
Ik neem aan dat je vervolgens aan de slag gaat met wat je in eerste aanleg noteerde als berichtinhoud van het ene naar een ander register. Ik zou zeggen dat je bericht als uitgangspunt moet zien kwijt te raken. Daarentegen is een bericht ‘slechts’ een middel. De term resultante acht ik ook toepasselijk. Het doel ermee is om ¾ een afschrift van ¾ bepaalde informatie van een bron naar een bestemming te vervoeren.

In bijgevoegd (meta)model doe ik een poging om dat procedé te verduidelijken. Zie je dat bericht pas onderaan verschijnt! En zo klopt het natuurlijk ook, althans alweer (wat) beter. Want er is niet één bericht met tegelijk meerdere bestemmingen, maar (ongetwijfeld) steeds één bericht van een bron naar een bepaalde bestemming. In elk geval moet je het verkeer volgens zulke aparte bewegingen kunnen ... volgen. Dat valt direct op als je vanuit bron ‘kijkt.’ En let ajb maar weer niet te veel op de pijlrichting.
Zo kan je ditmaal pèr deelverzameling steeds één schema opstellen. Voor visueel overzicht moet je ze uiteraard vroeg of laat samenvoegen. De vraag is echter of dat in dit stadium zinvol is. Ik zou dat (pas) in één moeite door doen met het uitpluizen van de deelverzamelingen die je in eerste aanleg onder de noemer van bericht aangeduid hebt. Dan blijkt geheid hoe nogeens èxtra vernetwerkt de feitelijke informatie is resp. moet zijn.
En jouw “baas” heeft helemaal gelijk dat hij “pragmaticus” is. Dus, wat wil hij nog meer? Jij brengt eindelijk eens precies in kaart hoe het met verspreide informatie zit, opdat je, herstel, opdat hij het probleem ermee eindelijk ècht kan oplossen. Hoe door-en-door praktisch kan hij het anders krijgen?!

44.63
Ja, dat is het. Als je wilt, niet de blik op oneindig, maar, ook reuze praktisch klinkend dus, op formaat A0. En, ja, dat zie ik zelfs heel duidelijk voor me. Voor zover je het niet allang zelf bedacht, zie ik ook voor me dat je je baas met resultaten als het ware moet overrompelen. Met volle vaart vooruit! Dan heb je een kans om de verhouding om te draaien, verkrijg jij initiatief. Concreet, je moet zo gauw mogelijk komen met modellen die hij niet zozeer hoeft te snappen, maar waarin hij kan herkennen dat je het “slagveld” in kwestie beheerst ... en hij die slag dus niet eens kàn verliezen. Ofwel, althans volgens mij, snel dóór naar herpositionering van berichtinhouden (wat ik “uitpluizen” noemde) en, hupsakee, er meteen één ‘plaat’ van maken. Kom je binnenkort een dagje oefenen?

44.64
In het algemeen meen ik dat we niet krampachtig moeten zijn, integendeel. Principieel moeten juist wij als klein, vernieuwend bedrijf het van vergaande openheid hèbben. En wat is het reële risico eigenlijk met gedetailleerde uitleg? Je merkt bijvoorbeeld aan Novay hoever ze gaan om publicaties over Metapatroon vooral zelfs niet te lezen. Maar je hebt uiteraard gelijk. Wèl oppassen. Wat mij betreft veranderen we in elk geval voorlopig de status van jouw tekst over, haha, ... open data. Die is dan ‘intern.’ Daarin kan je je ideeën tenminste wel in complete samenhang kwijt. Later kunnen we er een versie voor externe publicatie van afleiden. Volgens mij kan het meeste dan overigens gewoon blijven staan, maar dat zien we tzt vanzelf.

44.65
Overstappen in Gouda, met de stoptrein ¾ hoewel die stellig zo niet meer heet ¾ in de richting van Den Haag Centraal, uitstappen in Voorburg (vóórlaatste station). Je aankomsttijd hoor ik nog wel. Welkom!
Ik stel voor dat we enkele van de door jou geïnventariseerde berichten ‘pakken.’ Nav. de gedetailleerde inhoud stellen we ¾ een aanzet tot ¾ een stelselmatig model op. Dat ‘groeit’ van bericht tot bericht. En zo moeten we netzo stelselmatig ongetwijfeld vaak op onze modelleerschreden terugkeren. Dat gebeurt als we bij modellering van een bericht dat we later oppakken, ontdekken dat het (tussen)resultaat na eerdere opgepakte berichten verbetering behoeft. Nu kan je je om deze reden zorgen maken om de volgorde. Dat doen we dus niet. Elke volgorde is prima, zolang we ‘het’ allemaal maar tegenkomen. En met zo’n oefensessie ligt de nadruk vooral ook op de aanpak. Klopt, van meteen bruikbare resultaten zijn we natuurlijk niet vies.
Als jij je hierin voor de a.s. sessie kunt vinden, ‘moeten’ we dus van enkele berichten beschikken over gedetailleerd overzicht van hun inhoud. En het is helemaal mooi wanneer jij daarmee vooraf al wat oefende. Zo ja, of je dat doet met PowerPoint of Visio maakt niet uit. Kijk maar wat je in dit stadium het beste uitkomt.
Ik kijk ernaar uit! Actie!

44.66
Met Culture Signs Nature ¾ nogmaals hartelijk dank voor een exemplaar! ¾ heb je me prompt tot verder semiotisch grondslagenwerk geïnspireerd. Hoewel ik uiteraard niet pretendeer de “topics” in je verzamelde “essays in semiotic anthropology” zo alomvattend te begrijpen zoals jij ze kent, laat staan spoedig en in detail, heb ik wel degelijk meteen èn onwrikbaar het gevoel gekregen dat ik jouw ... gevoel deel “that the topics [... a]re strongly interrelated. En dàt kan ìk nu weer niet weerstaan, te weten de verleiding om er de opgave in te zien voor het ontwerp van een expliciet(er) verklaringsschema. Ik heb ook het opgeruimde gevoel dat het wel gaat lukken, nou ja, dat er best iets bruikbaars uitkomt. Dat ‘zegt’ mijn ontwerpintuïtie. :-) Als mijn optimisme redelijk gerechtvaardigd blijkt, schrijven we dan gezamenlijk een artikel over, ik noem maar iets, metatheory in semiotic anthropology?
Uit je bundel begrijp ik in elk geval niet hoe jij het in je kantoorbaan uithoudt ...

44.67
Haha, dat moet telepathie oid. zijn, dat je over de “oude Grieken” begint. Nu meen ik over axioma’s te weten dat dáár(door) de ongerijmdheid die elke classificatie e.d. nu eenmaal noodlottig kenmerkt, zo goed en zo kwaad als het kan moet zijn geabsorbeerd (voor een bepaald bereik van gedragingen). Dus, als we zoeken ¾ wagen we de grote worp niet, dan kunnen we het beter helemaal maar laten :-) ¾ naar een verklaringsschema voor naamgeving, dan loont het om ¾ te beginnen met ¾ ‘iets’ te verzinnen waar juist géén naam is. Waar houden namen eventueel op, verdwijnen ze als het ware. Maar ook waar kunnen ze beginnen ... en zich na zo’n aanzet systematisch ontplooien (hier zie je een wiskundige aan het werk, dwz. liever lui dan moe). Het is een ontwerptruc die vaak werkt. En àls die werkt heb je meestal ook wat.
Vraag ajb niet hoe, maar zo kwam ik ter illustratie vlot op Sisyfus. Over deze mythische figuur had ik overigens alleen (nog) maar paraat, dat hij voor straf een rotsblok bergòp moet duwen. Steeds vlàk voordat hij er de top mee bereikt, verliest hij er (blijkbaar) de macht over, kortom, valt dat blok weer helemaal omlaag en kan Sisyfus (dus) prompt opnieuw beginnen, enzovoort. Ik vond dat een passende, formeel uitgedrukt, grenswaarde voor het systeem van naamgeving in het bijzonder en zelfs taal in het algemeen, omdat aldus voor Sisyfus niets ànders (meer) bestaat en nota bene ooit zal bestaan dan dàt rotsblok. Daarom heeft het voor hem ab-so-luut geen enkele zin om dat ‘ding’ een naam te geven. Dat maakt voor zijn ‘toekomst’ immers he-le-maal niets uit! Hij schiet er niets mee op. Voor hem is èn blijft dat ene rotsblok alles.
Vervolgens wilde ik toch wat meer weten. Of ik het eerder domweg niet wist of nu mijn geheugen opfriste, laat ik in het midden. Hoe dan ook, volgens de Griekse mythologie was Sisyfus een wrede koning die zijn eigen belang diende met list en bedrog. Toen hij ook de goden met een web van leugens voor de gek hield (om aan de Onderwereld te ontsnappen), gaven ze hem zijn eindeloze straf.
Ineens besefte ik, hoe passend die straf is. Zou dit de primeur van een semiotische interpretatie zijn? Want wat Sisyfus ondergaat, is volgens mij méér dan zinloos gesjor en gesleur. De crux van de straf is, dat hij daarvoor opgescheept is met een dòm rotsblok. Altijd was het Sisyfus gelukt om met zijn valse verhalen mensen zichzelf en elkaar in het verderf te laten storten, met steeds zijn eigen voordeel. Dat lukte hem tenslotte zelfs met enkele goden. Maar met een rotsblok werkte dat niet langer. Zo kreeg Sisyfus zijn misdaden èxtra ingepeperd.
Als je me wilt volgen, is de moraal van deze mythe dus niet zozeer dat een mens moet vrezen voor niet-aflatende lichamelijke uitputting. Eigenlijk vind ik het wel een intrigerende en tegelijk, nog vèr uitgaand boven mijn oorspronkelijke verwachting, reuze bruikbare stelling dat hier door-en-door taal aan de orde is. De goden lijken prima te snappen dat een mens misbruik kan maken van taal. Zolang dat misbruik echter niet de spuigaten uitloopt, laten zij een mens daarmee ook haar/zijn gang gaan. Maar een mens moet het ook weer niet te bont maken.
Wat de straf die ze uitdeelden aan Sisyfus zo geniaal maakt in zijn consequente eenvoud, is dat hij nota bene géén koekje van eigen deeg kreeg. De goden maakten zijn vernedering totaal. Nee, herstel, geen verleden tijd. Dat maken zij, blijven zij op die manier maken. Sisyfus kan l... wat hij wil, maar juist op het allerdomst denkbare ding hebben zijn bedrieglijke communicatieve slimmigheidjes geen ènkel vat. Aan het rotsblok ontkomen kan hij echter niet. Met elk contact moet hij zijn machteloosheid erkennen. Hij kan zelfs met waarheid niets meer beginnen ..., te laat. Het rotsblok (ver)slaat hem met stomheid.
Vind je de mythe van Sisyfus er zo niet veel spannender op geworden? Deze semiotische interpretatie ¾ zou die origineel zijn? ¾ is trouwens wellicht ‘slechts’ een bonus. Voor wat we zoeken, gaat het m.i. om het punt waarop een naam zinloos is. Dat is aan de orde zonder relevant verschil. Inderdaad staat er niet voor niets “relevant,” zij het voorlopig als markering. Met “verschil” raakt in elk geval het spoor van Gregory Bateson in zicht, bekend door “information is a difference that makes a difference.”
Als je meent dat ik doorschiet, moet je dat gewoon even zeggen. Ikzelf heb in elk geval plezier beleefd aan dit uitstapje naar de Griekse mythologie.

44.68
Via Sisyfus, dat wil zeggen via mijn idee dat zijn mythische straf de situatie illustreert waarin taal zinloos is, kwam ik als het ware op het òmgekeerde. Dat is verbod op naamgebruik. Want daarvoor wordt als reden juist de absolute zinvòlheid van iets of iemand (f)opgegeven. Die praktijk hoort inderdaad logisch bij (een) autocratie resp. strikt monotheïsme. De maatregel was en is (dus) geliefd onder, het woord zegt het al, zich absoluut wanende heersers (die zich voor de vorm eventueel dè vertegenwoordiger ‘noemen’ van dè god, maar dat ¾ gelet op hun indoctrinatie; wie is de marionetspeler? ¾ niet kùnnen menen). Zelfs maar de veronderstelling van een naam zou dan een poging zijn om op die almacht àf te dingen, dus per definitie een ijdele poging. Maar wie is er nu ijdel? En is dat nogeens extra karakteristiek voor ons huidige cultuurstadium? Beleven wij de emancipatie van het narcisme, zodat iedereen aansprakelijkheid kan weigeren? Maar wat toont iemand, herstel, wat tonen wij allemaal in onze asociale apartheidjes aldus anders dan nagenoeg pure ... onmacht? Alles bijelkaar gaat dat grootschalig mis. Enig geluk heeft de zeldzame dissident tegenwoordig overigens dan weer wèl. Toen de macht nog ècht vergaand geconcentreerd was, legde je geheid prompt het loodje met wat al gauw als ondermijnend gedrag telde. Inmiddels let domweg bijna niemand meer op. Hoe kan dat ook anders, als menig mens vooral zijn aandacht op zichzelf mikt? Er gebeurt meestal dus helemaal niets. Daarom is ook mijn tekstje Narcistisch verbond onverminderd actueel. Klopt, is niets door/mee gebeurd. A propos, ontsnap ik door deze reclame voor mijn eigen werk evenmin aan de cultuurtrend?

44.69
Enkele maanden geleden deed ik mijn beklag dat jij met je teksten wat minder productief leek. Ja, ik begrijp inmiddels dat je extra druk was met lancering van Information Roundabout. Hoera, ook ‘op’ Emovere zie ik je nu he-le-maal terug! Ik heb opnieuw genoten en geleerd van een inspirerende aflevering van je verzamelde notities. Ja, mee eens, “open” is natuurlijk geen absoluut geldige eigenschap. Rara, wat moet er als voorwaarde(n) noodzakelijkerwijs gesloten ‘voor’ zijn? In het verlengde relativeer je “open data.” En nèt toen ik dacht, ja, maar volgens mij luidt jouw stelling zelfs dat àlle informatie ... persoonsinformatie is, kaart je inderdaad de eigendomskwestie expliciet aan. Intussen zet je her en der je hak goed gemikt op menig teen. Trouwens, moeten we daarom het gezegde ‘op de hak nemen’ niet nuanceren? Zouden we het niet beter ‘onder de hak genomen’ kunnen noemen, achteraf dus, wanneer iemand niet snapt dat de bedoeling weliswaar was om haar/hem òp de hak te nemen, maar z/hij de serieuze strekking blijft bestrijden? Want vooròp plaats jij altijd je oproep tot informatiekundige vernieuwing, prachtig!

44.70
Als je wilt weten wat er allemaal ¾ nog? ¾ niet in staat, ondanks mijn verwoede pogingen om (kandidaat-)auteurs wèl zover te krijgen, zie Redactionele correspondentie over de tekstbundel Interoperabel Nederland.

44.71
Dank je wel voor je schetsen! Verslavend, nietwaar? Ik wierp meteen een eerste blik. Bij de scheiding tussen “business” en informatie heb ik nog niet zo’n goed gevoel (hoewel ik snap dat die splitsing voor concrete presentatie wèl zeer behulpzaam is). Maar goed, dan toch verder tussen òns tweeën als ontwerpers: Die zeg maar voorschriftenhiërarchie herken ik wel weer meteen. Volgens mij rijmt ‘ie prima met hoe ik wet- en regelgeving eerder positioneerde ... Zo ja, dan komt daardoor in één klap veel binnen bereik.
Ikzelf was begonnen aan uitgeschreven tekst voor zoiets als een artikel door jou en mij. Dat is (altijd) zoeken naar wat geschikt is om het complete verhaal adequaat te lanceren. Nu moet ik proberen me door jouw schetsen niet te laten opjagen. :-) Ik ploeg nog wat door op mijn proefveldje. Vervolgens haal ik jouw tekeningen er weer bij (en wat je eventueel nog meer stuurt) en als het goed is (en voorzover ik je meen te begrijpen) verwerk ik ze (en dan hoor ik wel of jij het resultaat vindt kloppen).

44.72
Dank je wel voor inzage in je werk-in-uitvoering. Als je me toestaat, mijn voorstel luidt dat je met “Communitas humana” subiet kort door de bocht gaat. Nee, dat is zeker niet te kort erdoor. Want volgens mij is je bedoeling in dit stadium niet om het ultieme beschavingskader te schetsen, maar om breder èn dieper aandacht te bevorderen. Kortom, openbaar ermee! Van boven naar beneden heb ik daarvoor slechts vier opmerkingen. 1. Het lettertype voor de titel vind ik wel erg retro. 2. Zoals je “Justice and their Courts” (moet dat trouwens niet “its” ipv “their” zijn?) positioneert, kreeg ik onmiddellijk het idee dat je die zin kunt uitbreiden met zoiets als “making justice an application of democracy (see above).” Dit verband bestaat omdat jij “democracy” in termen van beslissingen verklaart; zeg (dus) ook maar oordelen en feitelijk heb je onder de noemer van democratie tevens de ¾ criteria voor ¾ samenstelling van een jury aangegeven. 3. De eerste zin bij “Ownership” is niet compleet. 4. Voeg nog gauw een tekst(je) toe voor de drie onderwerpen die (nu) onderaan staan.
Vroeg of laat komt de vraag waar je opbouwend terecht kunt met het Communitas humana-manifest. Dan maar zo vroeg mogelijk, lijkt mij. De inhoud is allang prikkelend genoeg.

44.73
De overige samenstellers lieten mij als externe samensteller van Interoperabel Nederland alle ruimte om er een inspirerende, spannende e.d. tekstbundel van te helpen maken. Daardoor kon ik de talloze (kandidaat-)auteurs voor het nodige duw- en trekwerk ¾ thematiek, inlevertermijn voor manuscript, noem maar op ¾ direct, zeg ook maar persoonlijk aanspreken. Anders had het natuurlijk ook niet zo mooi gewerkt.
Met mijn bijdragen aan zulke redactionele correspondentie deed (ook) ik aldus feitelijk o.a. allerlei suggesties over ontwikkelende informatiemaatschappij en de betekenis van infrastructuur ervoor. Daarom heb ik die bijdragen eveneens ... gebundeld; zie Redactionele correspondentie over de tekstbundel Interoperabel Nederland.

44.74
Zonder informatierotonde nooit een optimale gasrotonde. Inhakend op je opmerking, gisterenochtend tegen je collega, wijs ik je hierbij graag op een kort tekstje met de titel Informatierotonde (2007). Met één medewerker van de Gasunie onderhoud ik alweer sinds jaren nauw contact over Metapatroon. Helaas bleef dat tot dusver bij zijn, zeg maar, persoonlijke interesse. Maar goed, toen hij ooit over de gasrotonde begon, ging ik er ‘overheen’ met ¾ de bijbehorende noodzaak van ¾ een zgn informatierotonde (dat ik vervolgens ontwikkelde tot een algemener concept voor regeling van gevarieerd informatieverkeer). Nog toegespitst op gasvoorziening schreven die Gasunie-medewerker, Jan van Til, en ik zoiets als een vingeroefening: Multifocaal netwerkmodel (2006). Kans voor Nederland, zou ik zeggen. Zeker ook voor Jan zou ik het prachtig vinden als dat informatiekundige pionierswerk een netzo serieus vervolg krijgt. Laat maar weten!

44.75
Na de euforie van ‘de ontdekking’ tijdens onze aanzetsessie verkeren we nu in het taaie operationaliseringsstadium ... Mijn eigen aanpak daarvoor is dus om een ‘verhaal’ te maken dat de opbouw verklaart. Op die manier kom ik er vrijwel altijd achter dat aan zo’n, zeg maar, euforie-schets, nog behoorlijk gezaagd, -schaafd, -spijkerd e.d. moet worden. Het is niet anders. Ik bied je mijn excuus aan dat er niet meer vaart in zit (maar door wat ik je stuurde als concept van Zwartboek consortium E. herken je stellig hoeveel tijd, letterlijk waanzinnig veel, alleen al de verdediging tegen kaperij van Metapatroon kost).
Als je me mijn botheid veroorlooft, jouw schets draagt m.i. nog vergaand het euforie-karakter. Daarom is ‘ie als “praatplaat” ... juist zeer geschikt! Ik neem aan dat je er precies de terminologie in verwerkte die vertrouwd klinkt voor je baas, collega’s enzovoort. Daarentegen is ons a.s. opstel geheid òngeschikt voor propaganda. We hebben ze allebei nodig; de propaganda van de operationalisering is de operationalisering van de propaganda. Of zoiets ...
Ik hoop je gauw een volgende opstelversie te sturen. Maar intussen is de verwarming kapot ...

44.76
Als je me toestaat de “business case” als karikatuur te schetsen staat er met één mondvol m.i. zoiets als:

Huisvesting kan een significante voorwaarde vormen voor succesvolle beleidsuitvoering, ja, zeker ook, zo niet vooral voor ‘buitenlandse zaken,‘ op z’n minst telt huisvesting als minimale voorwaarde, er lijkt voorts wat te ‘halen’ door het integraal, proactief e.d. aan te pakken, kortom, er valt van alles en nog wat voor te zeggen om de incidentele aanpak (nota bene ooit optimaal) te verlaten, maar dat gaat natuurlijk niet vanzelf, daarom moet er nogal wat veranderen van strategie tot en met operationele werkzaamheden, dat allemaal inclusief daarvoor benodigde middelen waaronder die voor informatievoorziening.

Pfff. Nu weten jij en ik dat “proactief vastgoedbeleid” zoiets als een vergezicht is. Het gevaar bestaat dat menig besluitvormer graag door een verrekijker kijkt. Dan lijkt zo’n toestand grijpbaar dichtbij. Je hoeft er slechts een klein stapje voor te zetten, kan niet moeilijk zijn ... Herstel, praktisch moet jij zo’n stapje natuurlijk doen. Dat blijkt onmogelijk, want dat vergezicht is ‘iets’ dat nu eenmaal nog ... ver wèg is. Zodra je die onrealistische stap zet, beland je vaak prompt letterlijk van de wal in de sloot waarin het aanmodderen blijft.
Mijn idee is dat het gehele veranderingsproces zó ingewikkeld is, dat je er slechts met een zgn voortschrijdende planning komt. Dat kan je inderdaad vergelijken met volwassenheidsniveaus. Op welk niveau ben je nu? Dankzij de reeks niveaus krijg je meteen een aardige indruk waar je ooit zo’n beetje wilt uitkomen. Dat helpt inspiratie, altijd belangrijk. Maar concentreer je vooral om daadwerkelijk eerst maar eens het naburige niveau te bereiken. De rest leidt voorlopig toch maar àf.
Dit is trouwens het communicatiedilemma van elke vakman/-vrouw. Jij weet dat je niet ontkomt aan een bepaalde opbouw voor activiteiten. Hoe krijg je daarvoor begrip van je opdrachtgever (en van allerlei ‘adviseurs’)?
Ik meen te proeven dat jij het rapport nog veel te bescheiden afstemde op de verwachting die jij vermoedt bij besluitvormers. Intussen weet je volgens mij dat het op die manier nooit iets kan worden. Ik kan dat ‘gewoon’ zeggen, wat ik hierbij dan ook prompt doe.
Eigenlijk ben je tussen de regels door overigens wel degelijk duidelijk erover 1. welke praktische maatregelen voorrang verdienen om alvast verder te komen en 2. dat zònder resultaat ervan het feitelijk zinloos is om zelfs maar te denken dat het vergezicht-van-nu tzt werkelijkheid is. Ik bedoel uiteraard vooral de passages waarin je “integraal” en “koppeling” aanwijst. Ik schrijf stellig namens jou als ik eraan toevoeg dat “proactief” een illusie is zonder “integraal,” punt.
Om de hoofdrichting voor de voortschrijdende planning te kunnen bepalen ¾ nota bene, die richting kan uiteraard door voortschrijdend inzicht wijzigen, maar in èlk stadium moet je ‘iets’ ¾ moet je zo vroeg mogelijk tevens zicht krijgen op welke variabelen in welke samenhang relevant zijn om het vergezicht van “proactief vastgoedbeleid” te realiseren. Geef het maar een naam, dat helpt om focus te verkrijgen. Hier maak ik er even proactief vastgoedbeleid-model van, dus afgekort PVB-model. Als je een toepasselijker naam weet, prima! Een dergelijk expliciet model herken ik nog nergens in de “business case.” Dat kan je echter niet overslaan! En daardoor vind ik de aanduiding met “business” eerlijk gezegd niet de juiste suggestie wekken.
Hoe eerder je (ook) beschikt over een redelijk uitgewerkt PVB-model, des te beter. Let wel, de ontwikkeling c.q. uitwerking ervan is allereerst een manier om dat vergezicht met grotere precisie te positioneren. Dan heeft, als het goed is, (dus) nog niemand het over een computertoepassing ervoor. In eerste aanleg gaat het om een nadere beleidsbepaling (en daarom gaat het ook altijd mis, als er in een te vroeg stadium een willekeurige computerprogrammeur mee wordt belast).
Maar, hoera, dat model levert je voorts o.a. concrete specificaties. Als ik even afzie van de a.s. (w)aanbesteding, spreekt praktisch gezien veel, zo niet alles ervoor om Planon te blijven gebruiken. Dankzij zo’n model dat vanuit de reële vraag opgesteld is, kan je (pas) zindelijk onderzoek of enig aanbod (lees in jullie geval: Planon) die (informatie)behoefte helpt vervullen. Zo ja, klaar! Zo nee, ... dan moet je nauwkeurig kijken hoever Planon ermee/-voor komt. Zeg ook maar dat Planon grof tekort moet schieten, voordat je màg beginnen aan een àndere voorziening ervoor. Met het zoveelste aparte informatiesysteem dreig je immers gauw zelfs precies de verkeerde richting in te slaan. Nogmaals, integraal is noodzakelijke voorwaarde voor proactief.
Ik moet oppassen dat ik mijn opmerkingen niet langer maak dan jouw rapport. :-) Beschouw het bovenstaande ajb als enkele vlotweg afgevuurde schoten voor de boeg. Ik hoor graag of je ze productief vindt en er eventueel eens over verder wilt praten.

44.77
Wat ik met zo’n model bedoel? Haha, ik zie dat je de onderwerpsbeschrijving wijzigde! Dat model drukt je met je neus op de feiten resp. op wat ervoor aan feiten praktisch ontbreekt. Zo rekende ik een klein ingenieursbureau eens voor dat ze bepaalde informatie voor bepaalde beslissingen nu wel in detail konden wensen, maar dat ze voor de vergaring ervan hun personeelsomvang zouden moeten uitbreiden van vier naar pakweg ... vierhonderd medewerkers. Oh, laat dan maar zitten ... Zo vermoed ik dat in het, zeg maar, macromodel voor proactief vastgoedbeleid enkele variabelen zullen opduiken waarvoor iets vergelijkbaars geldt. Dan kom je daarvoor dus niet heen om schattingen door wie je als deskundig waardeert. Ik ga alvast eens puzzelen op waarmee je in een dergelijk zoal zou willen ‘rekenen.’

44.78
Mijn indruk is dat hij nog om een lastige knoop drentelt, terwijl ik hem allang doorhakte. Want het lijkt erop dat hij (nog) zoekt naar “harde logica” met, zeg maar supra-, trans-, intersituationele ¾ of hoe je het maar wilt noemen ¾ strekking, terwijl je voor productief gebruik van Metapatroon moet doen alsof juist dàt een illusie is, vergeten dus.

44.79
Voor het vlottrekken van “de systemen” heb je echt een vers aanknopingspunt nodig. Dan kan je tenminste nog zoveel mogelijk ¾ al dan niet vooralsnog ¾ bij het oude laten (want alles tegelijk veranderen is nu eenmaal onmogelijk).

44.80
Ik maak je mijn lamlendig excuus. Zit onverminderd tot over m’n nek in de plagiaatnarigheid ... Wat kost dat een tijd, alleen al om een redelijke verdedigingspositie te behouden. En of dat überhaupt lukt?!

44.81
Dat is me helaas maar al te goed bekend. Ja, “verdacht” is nog zachtjes uitgedrukt. Dat is het consortium dat Metapatroon plagieert en (dus) valse concurrentie bedrijft. Om de narigheid compleet te maken begrijpen ze er zelfs niets van ...

44.82
Mag ik me in jullie discussie mengen? Wat volgt is een bijdrage die ik ’s ochtends 24 januari probeerde te plaatsen. Dat lukte helaas niet, evenmin door iemand die het elders namens mij probeerde ... en nu zijn jullie alweer verder. Desondanks heb mijn oorspronkelijke tekst (verder) niet gewijzigd.
Wijs me ajb terecht, Martijn [Tromm], maar ik meen als jouw hoofdpunt in dit stadium te herkennen, zoals jij stelt, “dat verschillende contexten soms niet hetzelfde verbindingspunt/scharnier erkennen.” En wat Jan [van Til] m.i. vooral blijft toelichten ¾ opnieuw, verbeter me ajb onmiddellijk als je mijn interpretatie onjuist acht ¾ is hoe situationeel gevarieerde gedragingen (die als je ze in één en dezelfde situatie zou beschouwen zelfs tegenstrijdig kunnen zijn) juist dat ene “verbindingspunt/scharnier” kunnen delen. Zo lijkt het alsof jullie langs elkaar heen redeneren, met allebei een volkomen geldig accent.
Ook en vooral voor Martijns ‘punt’ faciliteert Metapatroon eenduidige modellering. Dus, er raakt tevens tussen dergelijke verschillen samenhang gevestigd. Hoe?
Onlangs heb ik dat wederom proberen te verklaren in het korte opstel Uit het moeras van stam- en basisgegevens (Information Dynamics, december 2011). Daar staat onder de noemer van “probleemschets(en)” op p. 2: “Een wezenlijk verschil treedt op, indien objecttypen onverenigbaar zijn.” Let wel, dat is opzettelijk geformuleerd vanuit het perspectief van, zeg maar, traditionele objectgerichtheid. De “oplossingsrichting” volgens Metapatroon vergt dan een aanknopingspunt volgens gedeelde gedragsoort (met het zijn van ‘iets’ als minimaal onderscheid ten opzicht van de zgn horizon van een model). Wat je dan moet kunnen ‘vergeten’ is dat feitelijk gedrag daar ‘identiek’ moet zijn (want anders was dat extra aanknopingspunt niet eens ‘nodig’). Het voorbeeld in genoemd opstel illustreert hopelijk duidelijk dat het ene exemplaar van een geometrisch object een bepaald exemplaar van huurtoeslagobject als verschijningsvorm kan hebben, terwijl nota bene van een ànder geometrisch objectexemplaar een bepaald exemplaar van brandveiligheidsobject als verschijningsvorm afgeleid kan zijn. Het ‘exemplarische’ verband tussen huurtoeslagobject en brandveiligheidsobject hoeft dus niet, herhaal, niet gevestigd te zijn via één en hetzelfde exemplaar van geometrisch object. Die samenhang kan daarentegen (pas) blijken door vergelijking (!) van diverse exemplaren van geometrisch object. Dat lijkt een ‘omweg’ voor wie soelaas via louter identiteiten verwacht, maar korter kan nu eenmaal niet indien qua exemplaar “hetzelfde verbindingspunt/scharnier” ontbreekt.
Graag haal ik nog een prachtige zin van Martijn aan: “Elke context zal zijn eigen ontologische keuzes voor een concept met zich meebrengen.” Ja! En het is m.i. ook en vooral andersom. Dan is het dus de noodzaak van “eigen ontologische keuzes” die voor optimale variëteitbeheersing moet, herhaal moet leiden tot dienovereenkomstige context. Naar mijn idee helpt slechts de radicalisering volgens die aanname om betekenissen ongeacht de schaal van informatieverkeer stelselmatig geordend te krijgen. Omdat Martijn mereologie vermeldt, verwijs ik concreet naar het (hele) korte tekstje Metapattern as situationist mereology (februari 2011).
[op 25 januari 2012 ingediend als reactie op resp. bijdrage aan discussie nav Kabellengte gesitueerd door Jan van Til]

44.83
Pfff, begreep ik jullie toch goed ... Martijn [Tromm], dank je zeer voor je heldere recapitulatie! Het is bijna jammer om het zo vlot met elkaar eens te zijn. :-)
Informatiekundig ontwerpers moeten dus al vanaf (wat) complexe(re) betekenisordening ‘wezenlijk’ anders leren denken. Die manier zou ik geen Metapatroon willen noemen. Qua ontologie heb ik daarvoor, zoals Jan [van Til] al aanhaalt, de aanduiding ‘subjectief situationisme’ bedacht. Daarin, zie ook de semiotische enneade voor zoiets als het metamodel, hangt ontologie onlosmakelijk samen met epistemologie en semiotiek v.v. Origineel? Hoe langer ik erop studeer, des te sterker besef ik op welke traditie(s) subjectief situationisme zowel aansluit ... als ervan verschilt. Plato, Schopenhauer, Peirce, Wittgenstein, noem maar op.
Als uitdrukkingsmiddel voor dergelijke open variëteit voor informatieverkeer op inmiddels reële, dwz maatschappelijke schaal ‘mag’ Metapatroon vervolgens zo min mogelijk ... mogelijkheden uitsluiten. Daarom karakteriseer ik Metapatroon ook wel, vrij naar Robert Musil met zijn roman Der Mann ohne Eigenschaften als taal-zonder-eigenschappen. Ofwel, de taal zèlf is opzettelijk zo arm mogelijk ontworpen ... opdat modellen zo rijk mogelijk ermee gevuld kunnen zijn.
Let op, aan zo’n taal heb je dus nog helemaal niets zònder over professionele modelleerkunst en -kunde te beschikken. Maar omgekeerd heb je aan alle modelleerdeskundigheid van de wereld pràktisch natuurlijk ook nog niets, zolang een passende ‘taal’ zoals Metapatroon ontbreekt. Zeg ook maar dat de taalbeheersing integraal èn integrerend onderdeel van de discipline vormt. En er is voor de maatschappelijke schaal nu eenmaal een nieuwe informatiekundige discipline nodig: civiele informatiekunde of informatieverkeerskunde.
Die principiële verhouding is uiteraard niet uniek geldig voor Metapatroon. Hoe had Musil die roman kunnen schrijven als hij geen ‘geschikte’ taal kende?
De paradox op stelselschaal lost inderdaad pas op, zoals Jan benadrukt, door de sprong naar een kwalitatief ander paradigma. Dat is echter nogal wat. Om Martijn te parafraseren, er is “voor individuen [zelfs niets] zo lastig [als] het traditionele paradigma te verlaten.” En actieve tegenwerking blijkt onvermijdelijk. Gevestigde belangen, spreekwoordelijke goudzoekers, de noodlottige combinatie van domheid en ijver ... Zo merkte Walter Gropius ooit op (Architektur, Fischer, 1956, p. 79): “Ein […] Faktor, der zur Verwirrung […] beiträgt, ist das Auftauchen von Renegaten[.]” Daarmee kampt dus ook Metapatroon met zijn grondslagen.
[op 25 januari 2012 ingediend als reactie op resp. bijdrage aan discussie nav Kabellengte gesitueerd door Jan van Til]

44.84
Om het wat prikkelend te formuleren, voor wie zo’n vraag stelt voegt iets nieuws ... nooit iets toe. Daarop vormt Metapatroon geen uitzondering.
Wat je met/via Metapatroon (beter) beheersbaar kunt krijgen, is betekenisordening òngeacht schaal van informatieverkeer. En dat is natuurlijk de opgave resp. kans voor de zgn informatiemaatschappij.
Als je meer van de “implementatie” wilt weten, kan je werkgever voor een licentie terecht bij Information Dynamics. Dat valt uiteraard buiten het bestek van deze blog van Jan van Til met aanvullende discussie.
[op 25 januari 2012 ingediend als reactie op resp. bijdrage aan discussie nav Kabellengte gesitueerd door Jan van Til]

44.85
Maar dat hangt er vanaf hoe je die richting opvat ... Om allereerst in conceptueel opzicht verdere samenhang, zeg maar, op het spoor te komen helpt het (ook) mij vaak om vanuit een (aanknopingspunt als) object-in-context te vertrekken náár een (ander aanknopingspunt als) context voor ‘zijn’ verbijzondering. Voor implementatie draai jij dat (meestal) òm. Als het juist daar klopt met hoe we willen dat het ècht werkt, is het per saldo prima.

44.86
Het is zelfs de allerhoogste tijd dat ik weer eens iets normaals doe, dus hartelijk dank voor je wisseling van onderwerp! Ja, precies, de crux is dat “scharnier waardoor je beide situationismen loskoppelt” èn dat ze dankzij datzelfde scharnier (dus) tegelijk verband houden. Je formuleert dat prachtig. Opnieuw: samenhangende verschillen, altijd goed. Zoals jij objectief opvat, zo meen ik je althans te begrijpen, moet dan als ware berekend zijn op subjectieve variëteit. Het ene als projectieruimte voor het andere, maar die ruimte moet dan wel passen resp. passend gemaakt zijn. Zo poneer je m.i. zoiets als twee orden van situationisme. In eerste aanleg het objectief gedachte en eventueel vervolgens het subjectief gedachte, waarbij er nooit aan valt te ontsnappen dat die objectieve slag dus ook inherent ... gedacht is door een ontwerper als ... subject. In omgekeerde richting, daar hebben we het weer, kan je die recursieve tweeslag daarvandaan laten vertrekken. Daarvoor kies ik, zeg maar, semiotisch. Maar praktisch, kortom, scharnier, scharnier en nog eens scharnier, enzovoort. En voordat je er al te tureluurs van raakt moet je een horizon ‘trekken.’

44.87
Ja, die plotseling ingetreden stilte “op [jouw] blog (Kabellengte gesitueerd)” viel mij ook op. Zou kunnen, verband “met die ‘opeens’ uitgestelde ontmoeting.” Zelf dacht en denk ik dat ik simpelweg de rem erop zette, met excuus daarvoor, door over een licentie, geld dus, te beginnen als hij meer over “implementatie” wil weten. En het is natuurlijk schijnheilig om mij daarvoor bij jou te verontschuldigen, ;-) want zo’n ‘opening’ is vrijwel altijd het probate middel om een contact subiet te sluiten. Intussen heeft hij wel inkomsten en Information Dynamics helemaal niets, dus is geld wel degelijk een relevant thema.

44.88
Tja, daar is ‘ie weer ... , eerlijk gezegd was ik ‘m even kwijt, heerlijk was dat. Naar zijn eigen zeggen, als ik het me goed herinner, heeft hij ergens in de jaren tachtig van de vorige eeuw in een internationale commissie gezeten die zich wijdde aan conceptual modeling. Vergeleken met ‘zijn’ werk vindt hij Metapatroon (dus) niets nieuws. Weet je nog, ‘onze’ non-discussie op VNA? Ook hij ontweek nadere aanwijzingen ... Dat blijft hij stellig doen, want (ook) hij is m.i. een typische kaper, dwz probeert een beweging ‘over te nemen,’ is hij verraderlijk behendig in, opdat ‘het’ verder louter over hèm gaat.

44.89
De aanduiding universe of discourse, nota bene in meervoud, heb ik in On benefiting from Metapattern zéér opzettelijk gebruikt. Voor zover ik kon nagaan, blijft de benadering zoals hij ‘m propageert beperkt tot een ènkel universe of discourse per informatiemodel. Dat is dus principieel minder resp. ànders in kwalitatief opzicht. Maar daarover heb ik hem nooit tot een uitspraak kunnen ... bewegen.

44.90
Zo iemand is er een meester in om momentum in de kiem te (laten) smoren. Hij lijkt wel familie van ... Ik ben ook benieuwd of, en hoop dat, het initiatief van Paul Jansen over die onmiddellijk opgeworpen hindernis raakt. De eerste zin van zijn reactie was perfect ... en daarbij had hij ’t moeten laten. Maar kom er maar eens op in het heet van het getweet. Voor menigeen kost zulke verdraaiing echter geen enkele moeite, is het blijkbaar eerste natuur, brrr.

44.91
Van je 2012.01 Aantekeningen raak ik op mijn beurt stil, wat een productie in kwantiteit èn ... kwaliteit, prachtig! Als je nog eens over basisregistraties schrijft, vind je het wellicht passend om te verwijzen naar Willen de èchte basisregistraties...? en/of Basispuzzel met stelselmatige registerstukjes. En het stelselmatige informatiemodel, met dank aan Bureau Forum Standaardisatie voor de opdracht om er één tekening van/voor te maken inclusief Suwinet, is allang vergaand uitgewerkt beschikbaar als Oefenschema: basisregistraties enz.

44.92
Daarvoor is hij, vrees ik, compleet ongevoelig. Die hijgerige verwijzing naar ‘zijn’ werk zat er dus dik in ... Met “you just have no idea” heb jij je zelfs nog zwak uitgedrukt. Volgens mij heeft hij ook Zoek de verschillen! niet bekeken en zàl hij dat nooit doen; hij weet immers bij voorbaat overal al alles van. De vraag is natuurlijk hoe je zo’n stoorzender kwijtraakt. Want zo jaagt hij andere mensen wèg.

44.93
Ik kan het me nauwelijks voorstellen dat “hij verder stopt.” Is het slechts ijdelheid? Helemaal niets anders, meer e.d.? Maar ja, als hij zich tevreden stelt, gelukkig waant met wat hij als “compliment” opvat ... Laten we dat onthouden voor een volgende keer.

44.94
Ik houd het erop dat het ons ditmaal goed uitkomt dat hij eigenlijk ¾ nog altijd ¾ geen idee heeft waarover iets gaat. Des te groter is mijn bewondering voor je sturing van het verloop!

44.95
We waren dus nog niet van hem af! Met dank voor je voortreffelijk maaiwerk; ik zie gelukkig geen gras meer voor m’n voeten. Ik zou tzt, als het al moet, reageren in de zin van: “Dat zou maar afleiden van het punt dat ik opbreng. Maar vertel de wereld ajb jouw goede nieuws.” Laat hem z’n eigen ei uitbroeden …; daarin heeft zo’n koekoek helemaal geen zin.

44.96
Jan van Til kreeg weer een poëtische bui met als resultaat een schitterend parodisme. Dat zien we hopelijk prominent, dus niks “terzijde,” terug in zijn a.s. notities.
Verder vind ik Paul Jansen met “de vraag die hij mij stelt is nota bene naar de bewijslast van zijn eigen bewering” netzo schitterend de leegte van de narcist ‘treffen.’ Als we tijdig alert leren zijn op dergelijke signalen, besparen we ons (veel, heel veel) nodeloze moeite. Dank, daarom, voor deze kenschets.

44.97
Bedankt voor je m.i. beslissende interventie om hem verder voor zover mogelijk te negeren. Dat neemt niet weg dat het belangwekkend kan zijn om o.a. ISO 9007 over “Information processing systems - Concepts and terminology for the conceptual schema and the information base” te analyseren. Die norm is bij ISO voor 210 Zwitserse frank te koop ... En dat voor wat kennelijk stamt uit 1987 ... Voor zover ik kan nagaan verklaart hij context synoniem met universe of discourse en ISO 9007 als het, herstel, zijn laatste woord over context in/voor informatiemodellering. Tja ... “hij is er do[m]gelukkig mee.”

44.98
Het resultaat is een concept voor notitie dat inderdaad volkomen ongeschikt is om aan derden beschikbaar te stellen, al helemaal als ze onvoorbereid zijn. En, helaas, wie is dat niet? Maar, zoals ik ’t noem, als planologisch houvast voor jou en mij vind ik ‘m in deze versie al redelijk geslaagd, juist vanwege de poging tot radicale veralgemenisering!

44.99
Overigens gaat mijn voorstelling daar nog altijd mank aan abstractie, dwz beperking tot x-als-type. Zie voor ¾ een korte aanzet tot ¾ noodzakelijke uitbreiding met x-als-exemplaar o.a. de paragraaf Rotonde als register? in Informatierotonde voor semantische interoperabiliteit.

44.100
Dat vormde aanleiding om enkele aantekeningen te maken. Als je ze cryptisch vindt, is dat gewoon mijn schuld. Wat ik probeer, is om enig besef van structuur te krijgen. Dat oogt sterk theoretisch, maar blijkt meestal vrij gauw wel degelijk (ook) praktisch. Hopelijk dit keer ook ...

44.101
Inderdaad (veel) beter, dus deels door terug te keren naar onze eerste schetsen. Niet dat we er nu zijn, maar dat lukt in absolute zin dus nooit zodat we dáárvan geen punt moeten maken. Mijn idee over zo’n artikel is dat wijzèlf er het ontwerpersgevoel bij moeten hebben dat er iets ‘in’ zit om ‘het’ op die manier (verder) te benaderen.

44.102
Het onderscheid tussen berichtaspect en verwerkingsaspect van een informatiedienst maak ik, voor zover ik me althans bewust ben van enige aanleiding, om een bericht volgens de aanname 1:1 te beschouwen, terwijl volgens mij voor verwerking m:n als de verhouding tussen in- en uitvoer geldt. Daardoor valt over berichtstructuur meer a priori (lees ook: precoördinatief) te modelleren. Bij verwerking (dwz ànders dan bericht à la 1:1) is de variëteit niet (zo) voorspelbaar; daarom moet het verwerkingsvoorschrift in kwestie er (grotendeels) in voorzien.

44.103
En natuurlijk erg verstandig dat je je niet mengt ‘in’ zo’n strijd; laat ze zich maar bezighouden met onbegrip van elkaar ... èn zichzelf.

44.104
Zachtjes uitgedrukt, jammer! Dit is overigens de reden waarom ik nog altijd mijn agenda met potlood bijhoud. Afspraken over wat als ‘iets anders’ opgevat wordt (maar die gewoon over ‘veel beter’ gaan), stellen zgn managers bij de geringste aanleiding uit ... waarbij ik vaak hun hoop op afstel vermoed. Ja, sterke herpositionering doordat je meteen een àndere afspraak, ook kwalitatief, maakte. Wie weet heb je op die manier de kans op “vaart houden” enzovoort zelfs sterk vergroot.

44.105
Die film heb ik ooit gezien, zeg maar origineel op televisie, klopt, Noorderlicht, en ... Dijkstra overleed in 2002. Was kennelijk beslist geen man die iets van een ànder kon aannemen, zoals o.a. enkele ex-studenten van hem mij verzekerden. Maar natuurlijk wel iemand die lof verdient, zoals ook ik hem ¾ zij het voorzien van wat kritische noten ¾ bewees met Van Dijkstra naar informatiearchitect: nieuw perspectief voor kwaliteit. Overigens wilde het tijdschrift Informatie dat artikel aanvankelijk niet plaatsen uit angst voor reactie van de toen nog levende Dijkstra. In 1998 is dat daar toch gepubliceerd en ik meen me te herinneren dat ik later, toen hetzelfde tijdschrift een in memoriam wijdde aan Dijkstra, benaderd ben voor een korte bijdrage; die heb ik stellig geleverd, maar kan ‘m zo gauw niet vinden.

44.106
Zo oriënteerde ik me enigszins op IBMs Watson met, over context gesproken, Watson in de betekenis van digitale deelnemer aan een kennisquiz. Het is reuze knap en ‘kennelijk’ mag het ook iets kosten. Principieel is Watson echter meer van hetzelfde, inderdaad in diverse opzichten véél meer. Daarom in menig opzicht zeker een hoogstandje, maar Watson biedt dus geen ¾ zicht op ¾ doorbraak voor stelselmatig informatiebeheer. Daarvoor is een kwalitatief àndere insteek nodig zoals met Metapatroon.
Een verder gesprek lijkt mij (zeer) zinvol met iemand die Watson naar zulke reële waarde schat. Dus met terechte bewondering voor sommige aspecten, maar wezenlijk kritisch als het gaat om het toegepaste paradigma voor variëteitbeheersing. Ik neem aan dat je dan voor een gesprekspartner uitkomt bij een medewerker die inmiddels door collega’s onbegrepen is, maar aan wie een manager nog niet toegekomen was om haar/hem te ontslaan. Zijn die er nog?
Wie de noodzaak van nieuwe grondslagen erkent, kan open staan voor de daadwerkelijke kàns met vernieuwing door Metapatroon. Met wie een informatiekundig fundament niet ter discussie wil stellen of met wie zich zelfs onbewust is van enige aannames, is daarentegen zelfs maar een poging tot gesprek prompt zinloos; dat leidt slechts over en weer tot ergernis over tijdverspilling.
Naar mijn overtuiging valt er ooit veel geld te verdienen aan nieuwe, stelselmatige vraag naar voorzieningen voor informatieverkeer. Dat duurt langer dan de eerstvolgende maandafrekening, maar het profijt is navenant duurzamer. Enerzijds is IBM daarvoor m.i. optimaal gepositioneerd door zijn ... positie. Anderzijds zit juist die positie natuurlijk ook de kwalitatieve aanpassing in de weg; de trotse traagheid, tegelijk terecht en tragisch, van een reus zoals IBM komt bijvoorbeeld in Watson ‘sterk’ tot uitdrukking.
Ik schrijf dit opzettelijk nogal prikkelend, zo niet provocerend. Metapatroon is niet zomaar een zoveelste hulpmiddeltje, maar betreft met voorrang een basale methode, zeg ook maar een filosofie voor ordening van betekenissen. Het is dus zoiets als het cognitieve platform voor een spectrum van diensten en producten. Dankzij facilitering van variëteit valt overigens desgewenst tevens de levensduur van ‘oude’ middelen beheersbaar te verlengen.

44.107
Mijn idee is dat de manager een plichtmatig spoor volgt. Daar is uiteindelijk voor niemand iets te halen. Daarom doe ik een poging om hem te òntsporen. De kans dat het lukt is weliswaar (zeer) klein, maar de kans dat er (ook) voor mij langs zijn huidige spoor wat bereikbaar is schat ik zelfs nul.

44.108
Die “eindjes” zijn wat mij betreft allesbehalve “los.” Zij verschijnen immers allemaal eveneens in een context, zij het dat het (even) niet zinvol lijkt om ze als knooppunten te positioneren voor (eventuele) verdere verbijzondering. Qua indruk hangen ze er inderdaad maar wat bij. Nogmaals, volgens mij bedriegt die schijn, maar heb ik nog geen, zeg maar, intuïtievere notatie kunnen ontwerpen. Als jij iets weet ...!?
Ik ben het met je eens over het kunstmatige karakter van het aangebrachte “verschil tussen vertalen en verwerken.” Vooralsnog houd ik het echter op wat ik [in aantekening 44.102] schreef. Dus, klopt, zulke vernauwing van het verwerkingsaspect vergt voorzieningen voor, zoals jij stelt, “pre- en postprocessing.” Dat moet dan allebei volgens het berichtaspect lukken. Voor een wat ingewikkelde(r) dienst is dan stellig precedentie/serialisatie nodig met afwisseling van die aspecten (omdat verwerking niet met één slag klaar kan zijn).
Ik besef dat deze volgende versie (ook nog) niet is wat je wenst ..., maar opzettelijk houd ik de ontwerpspanning er even op.

44.109
De robuustheid van de tekst in zijn verhouding tot de modellenreeks komt m.i. omdat de tekst ‘beperkt’ blijft tot probleemstelling resp. nogal algemene toelichting. Daardoor vertellen de specifieke(re) plaatjes een, zeg maar, gescharnierd verhaal. Dat laat zich inderdaad vergaand ‘los’ aanpassen. Zie ook Publieks- en stelseltaal in wetgeving: Wat is het geval? Dat verschil in talen stel ik niet voor niets voor. Voor onderlinge communicatie gebruiken informatiekundig ontwerpers die talen optimaal voor complementaire onderwerpen.

44.110
Ik vrees dat zulke voorspellingen van uit- naar afstel niet moeilijk zijn. De angst voor iets nieuws is overheersend ... Maar op laten zien dat je bang bent, heerst nòg sterker een taboe. De positionele macht die aldus inhoudelijke onmacht verhult, grijpt inderdaad onbewust naar het afweermiddel van de fopvatting.

44.111
Ipv opvullen van een “gat” zou ik zeggen dat je al een aanzet geeft voor een, vooruit, metaroadmap. Inderdaad merkwaardig, want dat metaniveau verwacht je oorspronkelijk van de ¾ ene ¾ roadmap, klaar. Maar goed, als het zo loopt, zag je een prachtige kans en greep ‘m ... zij het dat consultants ijverig met zeep in de weer blijven, het mag wat kosten, zodat houvast je gauw kan ontglippen. En daar heb je dus alweer metaroadmap nr. 2 ... Ja, als er iets afgestemd moet raken, zijn dat met voorrang natuurlijk die nrs. 1 en 2. Een confrontatie in een wat ruimer bezochte bijeenkomst lijkt mij daarvoor zeker geen gunstige start voor jouw nr. 1. Ik ben het dus helemaal met je eens, dat je vooraf al in gesprek enz. moet zijn.

44.112
Wij delen “het gevoel [...] dat... er iets niet (helemaal) klopt.” Daar komen we ten principale nooit overheen, aangezien een model nu eenmaal niet is wat het verbeeldt. Daaruit volgt, zie ook Poppers wetenschapsfilosofie, dat je wezenlijk iets over kwaliteit zegt met de mededeling dat je “er even geen gat in [kunt] schieten.” Nu is “even [...] schieten” uiteraard niet voldoende voor ... voldoende vertrouwen. Waarop mikt het model precies? Is het schot raak op dàt doel? Volgens mij zaten we er tijdens onze Voorburgse bijeenkomst meteen héél dichtbij. Mijn indruk is dat we nog wat aan de instelling van het vizier aan het prutsen zijn, niets meer. Mee eens?

44.113
Zoals jijzelf het allerbeste beseft, dreigt het gevaar dat zo’n aanbestedingsprocedure alle tijd, geld en moeite opslokt. In elk geval zó veel, dat het eigenlijke werk erbij inschiet. Zo kom je op de vraag hoe het lukt om èxtra werk voor aanbesteding zoveel mogelijk te beperken. Hoe sla je meer vliegen met dezelfde klap? Daarvoor heb je wellicht nog steeds iets aan de vergelijking met een motorblok, terwijl je pas met een complete auto kunt rijden. In eerste aanleg voor (verdere) uitrol, beheer e.d. heb je degelijk overzicht nodig over, zeg maar, afhankelijkheden. Met dat motorblok ben je er dus nog (lang) niet. Wat moet daarop allemaal aangesloten zijn, wat eventueel dáár weer op, welke relevante verbindingen zijn er onderling tussen die overige componenten? Dat levert zoiets als een, met een duur woord (maar dat is vervolgens juist voor zo’n procedure nuttig), contingentieschema op. Je kunt het ook een configureerschema oid. noemen. Zo’n schema is dus allereerst onontbeerlijk voor je eigen planning met òngewijzigd ‘motorblok.’ Extra werk heb je er dus niet aan. En voor aanbesteding helpt datzèlfde schema dan verduidelijken dat bij eventuele vervanging van het motorblok slechts een fractie van tijd, geld en moeite besteed hoeven te worden aan dat blok sec. Een veelvoud daarvan is nodig om zo’n ànder motorblok als integraal en integrerend onderdeel van de complete auto te laten functioneren. Het zijn dus vooral die ‘overige’ kosten die je zichtbaar moet krijgen voor zinvolle vergelijking. Als je ‘doorrijdt’ met het motorblok dat ‘er’ al ‘in zit,’ is er in dat opzicht überhaupt geen overgang aan de orde en zijn die overige overgangskosten dus nihil. Voor dergelijke kosten met een ander motorblok kan je al een aardige schatting maken met zo’n configureerschema. Bereid je voor op een schok! Ofwel, als het om een heus systeem gaat, is het een fatale vergissing om aandacht op een enkel element te fixeren.
Wat hoort er allemaal in zo’n configureerschema? Wat mij betreft niet slechts andere informatiesystemen waarmee een koppeling bestaat resp. zou moeten bestaan. Maar vooral ook gebruikers, hun vereiste deskundigheid en houding, leercurve voor adequaat gebruik (inclusief beheer) enzovoort. De kritieke factor bij verandering is immers de mens, zodat daar de meeste zorg naar uit moet gaan.

44.114
Die overheidsinstelling doet in elk geval zijn best om hopeloos verstrikt te raken in maatwerkprogrammatuur ..., wat ze inderdaad zelf mogen ontdekken. Wat een verspilling van belastinggeld!

44.115
Dat is het gevaar van euforie aan de start; zodra je ‘gewoon’ dóór moet, weet je wel, inspiratie en transpiratie, lijkt je stemming gauw op “frustratie” ... klopt in dit geval echter niet, uitroepteken.
Dus over “sneller willen,” naar mijn idee is het een illusie om zo’n Groot Thema uitputtend te behandelen in één opstelletje. Nogmaals, dat kan überhaupt nooit uitputtend lukken. Hoe dan ook, onderhavig opstel moet, nee, kàn eigenlijk slechts passen in zoiets als een reeks. Als zodanig geven we er een Belangrijke Aanzet mee. Hoe duidelijker we hiervan dat karakter als aanzet eerbiedigen, des te “sneller” kunnen we door ... maar dat betreft dan alweer een volgend opstel. Het ‘reële’ doel is dat informatiekundige geschrijf en geschets overigens natuurlijk niet. Dat bestaat (pas) uit operationalisering, dwz daadwerkelijke ‘toepassing.’ Toch?

44.116
Het Internet, ik vertel je niets nieuws, is exemplarisch voor ònbegrensd bereik met informatieverkeer gefaciliteerd met digitale technologie. Karakteristiek voor die schaal is variëteit van betekenissen. Zo stelt Luigi Pirandello in zijn roman Iemand, niemand en honderdduizend (Boekwerk, tweetalige editie Italiaans/Nederlands, Nederlandse vertaling Sylvia Brinkman, 1990, p. 193) uit 1926 (!) reeds de retorische vraag “Gelooft u dat deze gegevens, die op zichzelf niets zeggen, voor iedereen een gelijke betekenis hebben?”
Wellicht is het wèl nieuw voor je dat gangbare methoden voor informatiemodellering principieel niet op die variëteit berekend zijn. Sterker, die diagnose is zelfs nog niet of nauwelijks gesteld, waardoor we kansen missen en mislukte projecten elkaar noodlottig blijven opvolgen.
Voor zover ik weet heeft mijn bedrijf Information Dynamics tot dusver de enige modelleermethode ontwikkeld, Metapatroon (Engels: Metapattern), die de reële, ook nog eens veranderlijke betekenissenvariëteit helpt te beheersen. Er is ook reeds een bijbehorend programmatuurplatform beschikbaar!
Zoiets als een brochure die Nick Donofrio, destijds “Executive Vice President of Innovation and Technology” van IBM, ooit blijkbaar onmiddellijk aansprak is On benefiting from Metapattern. Daar staat o.a.:

Metapattern puts forward a novel concept of context. Pervasive articulation of context and time disambiguates information at whatever integrated scale.
This is not the place for details about Metapattern’s contextual turn. Let me just indicate that unambiguous modeling is made possible across so-called universes of discourse (also read: communities of practice). Metapattern features a qualitatively enhanced, comprehensive order of integration, answering to practical requirements for authentic, reusable information resources to span people, organizations, processes, perspectives, etc.

Donofrio stuurde mijn pitch dus prompt ‘zijn’ apparaat in ... waar domweg niemand ernaar gekeken heeft. Zoals ik onlangs bevestigd zag door Robert Grudin (Design and Truth, Yale University Press, 2010, p. 161), “the last place on earth to approach with the results of your own research is a corporate research division. Its staff cannot help but see your approach as a threat to their job security.”
Maar daar ben ik tòch weer. Nee, ik ken jullie organisatie ‘van binnen’ helemaal niet. Daarom vind ik je hartelijke vraag aan mij naar suggesties voor eventuele gesprekspartners voor een vervolgbijeenkomst moeilijk, zo niet onmogelijk te beantwoorden. Als ik desondanks een poging waag, zeer graag zelfs, zie ik twee uiterste aanknopingspunten: het ene praktisch en het andere theoretisch. Uitkomen moeten we inderdaad altijd in het midden, want niet voor niets is er het gezegde dat niets zo praktisch is als een goede theorie, maar aan louter theorie hebben we dus niets praktisch.
Wat kan ik praktisch verzinnen? Wat mij betreft komt iets in aanmerking waarover jij het gevoel hebt dat jullie feitelijk niets hebben te verliezen of, nog mooier, waarbij je meent alles te kunnen winnen. Dat kan dus enerzijds bij een (vorige) opdrachtgever zijn die eigenlijk opgegeven heeft, na talloze mislukte, dure pogingen, dat haar/zijn probleem ooit opgelost kan worden, anderzijds bij een (potentiële) opdrachtgever waar je nooit binnen zou raken zonder visionair verhaal dat je ook nog eens met een werkend platform kunt bewijzen. Voor het vermijden van verlies èn het bevorderen van winst kan je m.i. uiteraard allebei ook en vooral aan concrete overheidsopdrachten denken.
Daarentegen volgens de theoretische insteek zouden we allereerst gaan praten over Metapatroons grondslagen, waarin ze verschillen met resp. wat ze toevoegen aan wat doorgaans impliciet geldt voor bedoelde gangbare methoden. Indien gesprekspartners daarvoor begrip krijgen, zou een proefopstelling kunnen volgen, en zo door.
Wie van jullie organisatie er ‘hoort’ bij welk aanknopingspunt weet ik natuurlijk niet. Wellicht zijn zoiets als bonusgeoriënteerde medewerkers gauw te porren voor wat ik als praktijk schets, terwijl theorie de wetenschappelijk georiënteerde medewerkers zou moeten aanspreken.

44.117
Nee, deze documenten kende ik nog niet. Aan dat "concept" is, alle retoriek ten spijt, alles ònstelselmatig bedacht. Dat gaat volgens die opzet inderdaad nooit werken. Ik keek ook (eventjes) naar Make van KWA. Overigens weer iets geleerd, te weten dat KAM 'staat' voor kwaliteit, arbo en milieu. Ja, het lijkt me terecht dat KWA en dus jij (!) stellen dat je ermee "al aardig dicht in de buurt komt." We zouden eens kunnen kijken hoe Make zich concreet verdraagt met de zgn informatierotonde. De crux is dat je ook Make ziet als een schoenmaker, die je dus op z'n eigen leest gericht moet houden om de bijdragen erdoor optimaal te houden. Bijelkaar hebben we m.i. dan behoorlijk dekkende voorzieningen (waarvoor we achter onze rug die megalomane referentiearchitectuur in de prullenbak gooien).

44.118
Ik waagde een poging voor een ¾ begin met een ¾ opstel om de traditionele aanpak met projectmanagement belachelijk te maken. Neem ‘m ajb niet te serieus. Althans, mijn idee is om in dit stadium ‘gewoon’ maar eens te beschrijven wat we er eigenlijk van vinden, uiteraard met nadruk op de onzin die we erin menen te herkennen. Of we zo’n tekst ooit in een tijdschrift gepubliceerd krijgen, doet er m.i. voorlopig dus niet toe. Klopt, hoe ‘eerlijker’ we zijn, des te kleiner is die kans. Gelukkig heb ik sinds jaar en dag een website voor elders onwelkome teksten ...

44.119
Tja, wat is “IT architectuur”? En wat komt dan in aanmerking om een “architectuurprincipe” in kwestie te heten? Ik geef de voorkeur aan de aanduiding stelregel of richtlijn voor inrichting, maar goed. Een architectuurprincipe in de zin van een ontwerpprincipe vind ik zelfs tegenstrijdig. Daarom steun ik Jaap van Rees’ positionering van constructieprincipes als operationele categorie. Of hij die categorie om diezelfde reden ooit apart vestigde, weet ik trouwens niet, maar dat doet er natuurlijk niets aan af.

44.120
Zou jij in de marge een proefopstelling mogen voorbereiden, dus iets dat belooft te wèrken?

44.121
Je drukt je met “handig” veel te zachtjes uit! Het is natuurlijk zelfs oerstom om niet van meet af aan “het juiste perspectief” te kiezen. Voor alle duidelijkheid, naar mijn idee hoef je met een informatierotonde erbij zeker aanvankelijk géén “kam [...] door Make [te] halen. Als dat idee klopt, kunnen ‘we’ dus gezamenlijk prompt als het ware inschrijven op de tender voor het ondernemingsdossier ... Nou ja, om tegen betaling in eerste aanleg een proefopzet ervan/-voor te maken, lijkt me.

44.122
Bedankt voor je enthousiaste reactie op Literatuurtip voor informatiekundig ontwerpers als citatenmozaïek! Precies, “[d]e werkelijkheid/waarheid is echter niet onmiddellijk kenbaar voor ons - mensen.” Aanvankelijk schiet Moscarda naar het andere uiterste door. Wat mij betreft komen we met pragmatisme ‘redelijk’ evenwichtig uit. Dus taal is middel. Waarvoor? Voor over- èn samenleving. Voilà, interdependentie. Als je dàt als “waarheid” wilt veronderstellen, prima, maar die is naar de aard van interdependentie dus niet ... absoluut. De “flits” betreft m.i. het radicale besef van samenhang. Daar moet je als ontwerper steeds in de buurt bij zien te komen. Euforie als het een beetje lukt ...

44.123
Na een vluchtige blik werd ik er al neerslachtig van. Want tot het ontwerpvak behoort m.i. ook en vooral gevoel voor volgorde. Dat is met informatiekunde zeker niet anders. Met die nta's probeert iemand echter op het verkeerde moment iets te regelen, ... waardoor (dus) ook niet duidelijk is dat het zelfs de verkeerde onderwerpen zijn, of in elk geval nodeloos toegespitst op ¾ in dit geval ¾ ondernemingsdossier. Nou ja, dat herkenden we reeds in die andere documentatie over referentiearchitectuur.
Vanuit inhoudelijk inderdaad een min of meer specifieke informatiebehoefte volgt nog steevast uitbreiding met een bijbehorend infrastructuurtje. Mis! Die aanvankelijk slechts aanvullend veronderstelde voorzieningen blijken het leeuwendeel van tijd, geld en moeite te kosten ..., maar zonder dat het ooit fatsoenlijk werkt. Langs zulke dwaalsporen, te weten met talloos verschillende uitwassen van als facilitair bedoelde voorzieningen, krijgen we dus nooit op ruimere schaal van informatieverkeer een heuse infrastructuur. Ik meen verder te herkennen dat die nta's zoiets als een standaard poneren waaraan (overige) componenten van het ondernemingsdossier ¾ wat het ook is ¾ zich moeten nog conformeren (lees: aangepast moeten worden). Zo werkt dat natuurlijk niet, heeft het ook nooit gedaan. Iedereen blijft de kat uit de boom kijken; die komt er natuurlijk niet uit, kàn ook niet, omdat 'ie er immers opgezet en wel ingezet is.
Naar mijn idee moet het precies andersòm. Uitgaande van allerlei middelen moeten ze zo òngewijzigd mogelijk als componenten kunnen dienen. Rara, hoe lukt dat? Precies, informatierotonde ...

44.124

1. Facilitaire contingenties, een inleiding
Laten we eens kijken naar mogelijke indeling(en) van facilitaire bemoeienis. Hier dient vastgoed (lees ook: onroerend goed) ter illustratie. Of zulke theorie praktisch is? Dat weten we pas, als we gekeken hebben ... Het hoeft niet lang te duren.
Facilitair kan met verzorging worden geassocieerd. Daar blijken dan twee soorten van: a. verzorging van vastgoed, respectievelijk b. met vastgoed.
Verzorging-van (a) vertrekt vanuit een concreet onroerend goed-object, kortweg ogo. De vertrouwde noemers voor zulke facilitaire bemoeienis zijn beheer, onderhoud e.d. Er is veel voor te zeggen om gebruik in dat rijtje op te nemen. Nota bene, integraal verantwoording erover afleggen hoort er (ook) onlosmakelijk bij.
Eventueel, zeg maar ter ijking (benchmarking), wordt een bepaald ogo vergeleken met ¾ beheer e.d. van ¾ redelijk verwant veronderstelde objecten.
Daarentegen is een onroerend goed-object de bestemming van verzorging-met (b). Het betreft ¾ ondersteuning van ¾ selectie van een specifieke ogo, dus vrijwel altijd uit alternatieven. De beslissing om een ogo af te stoten is hier eveneens tot verzorging-met gerekend.
Een resultaat van verzorging-met is dus een ogo voor verzorging-van (of, in het geval van afstoting, het uitzicht dat verzorging-van eindigt voor een ogo).
De variëteit van verzorging-van kan (nogal) versimpeld langs een spectrum gedacht zijn. Dat loopt dan van verwaarlozing via reactief en proactief-geïsoleerd tot en met proactief-vergelijkend. Let wel, dit zijn géén waardeoordelen! Het gaat erom een modaliteit zo rationeel mogelijk te bepalen. Dat kàn voor enig ogo dus verwaarlozing zijn. Het ligt voor de hand dat het, zeg maar, niveau van verzorging-van mede bepaald moet zijn door verzorging-met.
Zo bestaat allerlei samenhang tussen verzorging-van en verzorging-met. Het lijkt toch nuttig ze (desondanks) te onderscheiden.
Nog een opmerking over variëteit van verzorging-van. Ook ‘binnen’ een ogo moet het verzorgingsniveau zonodig variëren. Dat vergt dienovereenkomstige opdeling volgens deelobjecten.
Verder speelt o.a. de verwachting over verzorging-van een rol bij verzorging-met. Voor een kandidaat-ogo moet daarom verzorging-van gesimuleerd kunnen worden.
Ook verzorging-met kent variëteit die versimpeld op enkel spectrum valt te projecten, van reactief tot en met proactief. Opnieuw moet ervoor gewaakt worden om die aanduidingen klakkeloos als waardeoordelen te beschouwen. Voor sommige ‘vertegenwoordigingsbehoeften’ kan reactieve verzorging-met optimaal zijn, terwijl die voor andere van zulke behoeften dringend proactief moet zijn.

2. Enkele opmerkingen over informatievoorziening
Contingentie, ofwel het hangt er maar vanaf ... Dan dreigt zelfs verwarring door de facilitaire bemoeienis met vastgoed compléét als proactief te etiketteren. Daarentegen kàn bemoeienis proactief zijn, of iets anders, op ‘onderdelen.’
Daaruit volgt, het is nu eenmaal niet anders, dat allereerst de relevante ‘onderdelen’ verbijzonderd moeten kunnen worden, opdat èlk ‘onderdeel’ volgens passend verzorgingsniveau valt in te delen. Dat toegekende niveau moet uiteraard, indien van toepassing, kunnen worden aangepast.
Voor verzorging-van bestaat het meeste houvast. Dat ‘vertrekt’ immers van een concreet, bekend ogo.
Daarom zijn voor desbetreffende informatievoorziening sinds jaren zgn pakketten beschikbaar. Op hoofdlijn moet contingentie de pakketkeuze bepalen. Het informatiesysteem à la pakket moet de reële variëteit van verzorging-van ... faciliteren. Daar hoort de mogelijkheid van simulatie bij.
Ondanks adequate mogelijkheden blijft gebruik van zo’n pakket vaak verre van optimaal. Dat komt meestal omdat gaandeweg een nogal willekeurige verzameling informatiesystemen in gebruik geraakt is.
Aldus staat informatie verspreid geregistreerd en blijkt samenvoeging op weerstand te stuiten. Daardoor blijft, om maar iets te noemen, integrale verantwoordingsinformatie een illusie. Maar wat heeft integrale verantwoording eigenlijk voor zin, zolang operationele informatie (waaronder financiële!) gefragmenteerd is?
Het zoveelste extra informatiesysteem lost dat samenwerkingsprobleem niet op, ... maar verergert het (natuurlijk) zelfs.
Met voorrang moet het potentieel van in gebruik zijnde informatiesystemen zo volledig mogelijk worden benut, met nadruk op hoe ze zo complementair mogelijke registraties bevatten (waardoor zowel doublures minimaal zijn, als overkoepelende rapportages verzekerd).
Verzorging-met is kwalitatief ànders dan verzorging-van. Het is verhelderend na te gaan wat zgn perfecte informatie zou kosten. Dan zouden àlle ogo’s ter wereld bekend moeten zijn volgens relevante eigenschappen ... Inderdaad, onhaalbaar. Maar welke beperkingen zijn (nog) toelaatbaar zonder de uitkomst van de selectie (te veel) te ondermijnen?
De vraag moet zijn of verzorging-met niet een typisch ontwerpvraagstuk is. Kortom, werk voor één of meer deskundigen. Zij kunnen en zullen zich stellig bedienen van allerhande informatie, steeds meer beschikbaar via digitale technologieën. Maar voor het máken van de keuze als uniek ontwerp komt één of ander digitaal informatiesysteem niet in aanmerking, al is het maar om de hierboven aangevoerde praktische reden.
Wat wèl moet worden geadministreerd, zelfs onmisbaar is voor verzorging-van, is de uitkomst van de keuze op deskundig advies voor verzorging-met.
Hoe ingewikkeld, zeg ook maar inherent onzeker de afwegingen voor verzorging-met zijn, blijkt pas goed door een poging te wagen een zgn formeel model ervoor op te stellen. Wat zijn de relevante variabelen en hoe verhouden ze zich tot elkaar? Ideaal afstudeeronderwerp voor student TU Delft, wiskundige faculteit, richting operationele analyse (als dat nog zo heet). Zo’n oefening dient er dus voor om de val te vermijden van het zoveelste aparte informatiesysteem, ditmaal voor verzorging-met. Zodra die val duidelijk genoeg aangetoond is, moet de oefening (uiteraard) worden gestaakt (mits de student in kwestie voor haar/zijn afstuderen ver genoeg ermee gevorderd is). Intussen is daardoor de opgave met verzorging-met stellig (veel) duidelijker geworden.

 

 

Oktober 2011 - februari 2012, webeditie 2012 © Pieter Wisse