De ene ruimte voor informatieverkeer

Pieter Wisse

Informatieverkeer op open schaal vergt een wisseling van ontwerpparadigma. Het traditionele paradigma mikt op een zgn informatiesysteem dat in eerste aanleg op zichzèlf staat. Vervolgens komt pas de eventuele uitwisseling van informatie tussen ¾ verschillende van ¾ dergelijke systemen aan de orde. Dat is het netzo traditionele idee van interoperabiliteit. (Ook) van ontwerper Carl August Bembé kunnen we leren dat die benadering echter niet (meer) klopt:

[D]er architektonischen Raum besteht nicht nur aus eingeschlossenem Raum. Auch der halboffene und der freie Raum werden in ihn einbezogen.

Deze twee zinnen staan op pagina 61 van Von der Linie zum Raum. De ondertitel van dat boek(je) luidt: Gedanken zur heutigen Architektur. Let wel dat voor Bembé de tegenwoordige tijd pakweg zestig jaar geleden ‘was.‘ Von der Linie zum Raum verscheen in 1953 (bij uitgeverij Georg D.W. Callway in München, West-Duitsland).

Kortom, voor informatiekundig ontwerp valt van alles en nog wat op te steken door serieuze studie van o.a. geschriften van (ge)bouwkundige, industriële enzovoort ontwerpers. Daarvoor volg ik hier een procedé dat ik al (veel) vaker toepaste. Ik ‘ruk’ citaten als het ware uit hun oorspronkelijke verband. Door transpositie probeer ik tevens kritische en/of constructieve betekenis te genereren voor informatiekunde en dan in het bijzonder voor civiel-informatiekundige ontwerpleer. Daarbij beschouw ik civiele informatiekunde respectievelijk informatieverkeerskunde als de discipline die maatschappelijk georiënteerd is. Als ‘object’ van civiele informatiekunde treedt daarom infrastructuur voor informatieverkeer op de voorgrond. Die infrastructuur telt in hun samenhang allerlei materiële tot en met immateriële voorzieningen.

Voor de zgn gebouwde omgeving is de maatschappelijke schaal allang vertrouwd. Dat komt tot uitdrukking in stedenbouwkunde en planologie. In het verlengde van binnenhuisarchitectuur en (gebouw)architectuur kan ontwerp zich door-de-schalen-heen manifesteren. Die noodzakelijke uitbreiding van het ontwerpbereik is precies wat de toevoeging van civiele informatiekunde bedoelt. Uitgaande van de inmiddels praktische mogelijkheden voor facilitering van informatieverkeer met digitale technologie, zo stelt civiele informatiekunde, geldt onze samenleving in menig opzicht als één informatieruimte. Dat is ook de reden waarom het etiket ‘informatiemaatschappij’ toepasselijk is. Daarom moeten we de ontwerpbenadering als het ware òmdraaien (p. 62):

Dies neue Raumgefühl will […] nicht mehr einen in sich angeschlossenen Raum bauen.

Want (p. 48)

Ordnung schaffen im Raum, im All, nicht das Abkapseln eines Raumteilchens, ist die Aufgabe der Architektur.

Dus niet langer uitgaan van talloze gesloten ruimten, eventueel aangevuld met ad hoc (door)gangen ertussen (p. 70):

In der statischen Architektur wird auf möglichste Trennung von Innen- und Auβen-Raum gesehen. Die Raumöffnungen spielen dabei eine ganz wesentliche Rolle.
In der dynamischen Architektur gibt es keine Trennung in Innen-Auβen-Raum. Daher ist die Raumöffnung von ganz anderer, viel allgemeinerer Bedeutung.

Sterker nog, we moeten voortaan één ruimte aannemen, met daarbinnen maatregelen ter bevordering van gewenst verkeer en belemmering van ongewenst verkeer. Of zoals Bembé het zegt (p. 62):

[D]ieses Vorstellungsvermögen eines freien, auf das All bezogenen Raumes ist mit eine der Grundlagen der neuen Raumauffassung und damit grundlegend wichtig für das Verständnis der heutigen Architektur.

De ene (informatie)ruimte kent uiteraard structuur, systematiek, al naar gelang ¾ behoefte aan ¾ verdichtingen op het spectrum door-de-schalen-heen (p. 62):

Es gibt nur mehr Raum-Bezirke eines groβen gemeinsamen Raumes, die ihrer Funktion nach unterschieden werden, aber in dauernder Verbindung mit dem ganzen freien Raum bleiben, also besonders geartete Bezirke ein und desselben Raumes sind.

Omdat de ontwerper principieel moet mikken op de gemeenschappelijke, zeg dus ook maatschappelijke ruimte, relativeert Bembé elk begin(punt. Hij schetst het beeld van een ... schetsende ontwerper (p. 13):

Von dem Punkt aus entstehen gewisse Beziehungen zum Rand hin.

De ontwerper ontkomt er nu eenmaal niet aan om èrgens te beginnen. De willekeur van het begin moet z/hij vervolgens proberen te bestrijden door “zekere betrekkingen.” Bembé laat de ontwerper zulke betrekkingen figuurlijk dóórtrekken tot aan de omtrek van het schetspapier. Die omtrek staat immers symbool voor de ene ruimte, gedacht op de ruimste schaal van samenleving. Met andere woorden (pp. 14-15),

[d]er kleine unschuldige Punkt legt Beziehungen zu Unterteilungen und „Spannungen“ frei[.]

Vooral waar de ontwerper dat beginpunt plaatst, bepaalt de verdere lijnen. Het is zoeken naar een punt van waaruit lijnen de omtrek zinvol kunnen bereiken (p. 14):

Haben Sie jemals einen Architekten beobachtet, wenn er eine neue Zeichnung anfängt? [… D]ann zieht er eine Linie … um sie sofort wieder auszuradieren. Die erste Linie seiner zukünftigen Zeichnung war falsch, oder sagen wir lieber unbedacht. Sein Denken hatte überhaupt noch nicht eingesetzt, daher konnte die Linie noch keinen Sinn haben.

Tegelijk is er niets mysterieus aan ontwerpen. Op de schaal van de ene, nota bene veranderlijke ruimte bestaat geen absoluut onwrikbaar oriëntatiepunt (p. 51):

Man wird sich aber nur für ein bestimmtes Gebiet oder eine beschränkte Zeit auf ein Maβ einigen können. Die Entwicklung zieht weiter und das behütet uns vor Erstarrung.

Zoeken naar een bruikbaar, zo nodig variabel beginpunt is dus volstrekt normaal (p. 48):

Dem Menschen ist es wohl nicht bestimmt, das Gesetz, die Regel, den Generalmaβ zu kennen.

De zoektocht duurt zolang een kandidaat voor zo’n beginpunt de eraan ontleende lijnen als het ware in de weg zit. Daaruit volgt min of meer dat een werkelijk productief punt van een, zeg maar, andere orde moet zijn dan de lijnen. Volgens de ratio van de lijnen is het punt (dus) irrationeel. En dat is waarom ontwerpen deels een kunst is (p. 30):

Die meisterliche Hand formt im Sinne der Regel und verläβt sie, um wieder zu ihr zurückzukehren.

Verderop in Von der Linie zum Raum drukt Bembé zich lyrischer uit (p. 48):

Die freie schöne lebendige Ordnung, also eine Ordnung im höheren Sinne, schenkt nur die Intuition, der „schöpferische Einfall“, die Melodie, das geniale. Der „Schöpferische Einfall“ aber ist eine Gnade, die man nicht mit Theorien herbeizwingen kann.

Hij voegt er nuchter aan toe (p. 48):

Voraussetzung für den schöpferischen Einfall ist, daβ man sein Handwerk versteht.

En een ontwerp(tekening) heeft natuurlijk primair praktisch belang (p. 18):

Da diese Linien Form und Anweisung zugleich sind, darf nicht der graphische Reiz dazu verführen, das Klare, Planmäβige, Technische zu verdunkeln oder gar zu verfälschen.

Wat aan niet-ontwerpers verschijnt als irrationele kern van een ontwerp dat op reële ruimte berekend is, wat a fortiori lijkt te gelden voor zgn informatieruimte, vormt echter een bijna onneembare hindernis. Wie is bereid een ontwerper daarvoor de benodigde vrijheid te verlenen, en er ook nog voor te betalen? Dat betreft de moeilijkheid van welke paradigmawissel dan ook (p. 48):

Die morgen anerkannte „Regel“ wird von dem heute verlachten Genie geprägt.

Maar over de doorbraak van een paradigma is Bembé dus redelijk optimistisch. Het kan volgens hem “morgen” al zo ver zijn, want (p. 50)

[d]as Gefühl hat immer wieder die Schranken durchbrochen.

Dan zie ik de hindernis helaas (veel) hoger. Eigenlijk vind ik Bembé dat óók beweren, terwijl hij tegelijk nodeloze verwarring sticht. Zo stelt hij (p. 50):

Was den inneren Wert eines Entwurfes bestimmt, […] ist […] oft sogar das Wirre, das aus dem Gesetz ausbricht und wieder in das Gesetz zurückkehrt.

Ik begrijp niet waarom hij daar ineens een beroep doet op zoiets als inherente waarde. Ontwerp, zo benadrukt hij elders m.i. terecht, moet zich richten naar de reële, omvattende ruimte. Maar de bestuurders van die ruimte handelen ¾ tegenwoordig? ¾ vooral als beheerders. Die kùnnen gewoon niet volgen wat ze naar hun aard maar gekkigheid vinden. Wie de toekomst beschouwt als het heden, beslist slechts tot veranderingen die mikken op vermijden van ... veranderingen. Zij herkennen niet dat (p. 50):

[e]s ist der Mut der Wenigen, der sich über die alltägliche Regel emporschwingt und dessen Vorstoβ in bisher unbekannte Gebiete den Nachfolgern später Teil zur Regel wird.

Integendeel, iemand met zulke “moed” ontwricht naar hun idee de gevestigde orde. Een terrorist, dus. En de hindernis is zelfs dubbel, waar een wezenlijk nieuw idee nodig is voor infrastructurele voorzieningen. Bembé geeft een voorbeeld dat vernieuwing niet te stoppen valt (p. 64):

Daβ mancher durch [die spezielle Relativitätstheorie] in seiner Ruhe gestört wird, ist unangenehm. Aber der neue Formwille drängt schon stark in dieser Richtung und wartet weder auf die Wissenschaft noch auf öffentliche Abstempelung.

Tja, inrichting van infrastructuur kàn echter niet zonder publieke besluitvorming. Dat gaat daarom lang(er) duren. Ik verzet me toch tegen berusting. Zo is ook dit opstel bedoeld als bijdrage aan ontwikkeling en acceptatie van civiele informatiekunde. Als er helemaal niets voorbereid is, blijven problemen nog langer onopgelost en kansen onbenut. En wat Bembé opmerkt, blijkt onverminderd toepasselijk (p. 64):

Ist es aber nicht richtiger […] einfach festzustellen, daβ unsere Anschauung vom Raum sich wieder einmal ändert oder vielleicht nur erweitert[?] Auf alle Fälle ist für uns der Raum nicht mehr das tote, Starre, Leere, sondern er lebt.

Politici en bestuurders zijn vooralsnog onbereikbaar voor zulke vragen, laat staan dat ze er een zinnig antwoord op geven. Ik vrees dat hetzelfde geldt voor vele hoogleraren in informatiekunde en verwante vakken. Kennelijk overheerst het paradigma van het aparte informatiesysteem nog altijd, alle netwerkretoriek ten spijt. Als dat zo is, leiden ‘we’ minstens een deel van studenten in de informatiekunde verkeerd op. Overigens hoeft de (zeer) geringe belangstelling voor die studie niet te verbazen; het overheersende perspectief is immers vergaand achterhaald. Waarom biedt juist de informatieruimte wel degelijk een door-en-door interessant werkterrein? Daar gebeurt van alles, omdat (p. 65)

der Raum voller eigentümlicher Beziehungen und Spannungen ist und immerzu wogt und flieβt.

Wie helpt om de studie relevant te positioneren? De opvatting die Bembé huldigt over ruimte blijkt zelfs passend voor de actuele Mobilmachung met digitale technologieën (p. 65):

Der neue Raum wird nicht mehr nur mit dem Auge aufgenommen, er wird körperlich-sinnlich erfühlt, ja im wahrsten Sinne des Wortes mit dem ganzen Körper erlebt. Damit ist, nebenbei gesagt, auch die Euklidische Perspektive überwunden. Und der Mensch gewinnt wieder einen anderen Sinn im Raum. Durch seine eigene Bewegung verändert er den Raum dauernd.

Ook voor ¾ voorzieningen voor ¾ informatieverkeer geldt inmiddels (p. 82):

So ist die Bewegung wieder zu einem Element des Räumlichen geworden.

Constructief betekent dat (p. 51):

Der Modul ist die bewegliche Einheit[.]

Dat klinkt tegenstrijding. Wat “eenheid” betekent, moet daarom kwalitatief iets anders zijn (p. 80):

Man könnte geradezu von einer Integration des ruhenden Raumes in den flieβenden Raum sprechen. Es ist immer die Bipolarität, die in der Synthese das Meisterwerk ausreifen läβt.

Voor informatieverkeer op maatschappelijke schaal kunnen we nog niet eens precies weten hoe dat uitpakt. Maar wat weten we alvast wèl? Laten we in elk geval aannemen dat (p. 82)

das Wesentliche […] doch wohl darin [liegt], daβ wir uns von der Starre des statisch Klassisch-Klassizistischen wieder gelöst haben.

Omdat loslaten echter moeilijk, zo niet onmogelijk is, kunnen we het idee maar beter ... loslaten om mensen van idee te laten veranderen die al een sterk gevestigd ... idee hebben. Over ruimte gesproken (p. 84),

[d]ie Jugend muβ an die Welt, die sein wird, denken. Daher muβ sie immer wieder Neues suchen. Daher brauchen wir das Experiment!

Zelf ben ik weliswaar zo jong niet meer, maar blijf hopen aan experimenteren met civiele informatiekunde toe te komen.

 

 

14 november 2011, webeditie 2011 © Pieter Wisse