Yupta verkend met Metapatroon

Pieter Wisse

In gesprek met de auteurs van Granularity in Reciprocity stelden zij mij de vraag, zo heb ik ‘m althans begrepen, naar de modelleerbaarheid van hun Yupta-raamwerk met metapatroon.1 Hier waag ik een poging. Meer dan tasten naar de bedoeling van Caroline Nevejan en Frances Brazier is het in dit korte bestek natuurlijk niet. Sterker nog, ik koester stellig verkeerde opvattingen over Yupta, dwz “being with You in Unity of Time, Place and Action.” Toch maar deze bescheiden verkenning.

Zoiets als een (zeer) korte cursus metapatroon vormt onderdeel van deze modelleeroefening. Daarvoor heb ik me beperkt tot wat m.i. het minimum is om de modellenserie alvast enigszins ‘redelijk’ te volgen.

Volgens de metafoor van visuele waarneming kent het kijken een grens. Dat is de horizon. Die staat met een vette, het woord zegt het al, horizontale streep afgebeeld. Zeg ook maar, gemodelleerd.

De modelleur annex ontwerper kàn slechts modelleren wat z/hij vóór een horizon meent te ‘zien.’ In een tekening op een plat vlak hangt z/hij daarvoor knooppunten ònder die vette lijn. Door steeds precies twee van die knooppunten te verbinden ontstaat een vòlgend knooppunt, enzovoort. De ontwerper houdt met dergelijke verbijzonderingen op, zodra z/hij vindt dat ze inzicht enzovoort zelfs zouden belemmeren. Natuurlijk dient inzicht enig doel. Mijn doel hier is dus om structuur van het Yupta-raamwerk te duiden.

Nog even over de verbinding tussen steeds twee knooppunten. De ene stelt een situatie voor, de andere een ànderszins reeds gesitueerd object. Hun relatie situeert dat object (nog) verder: verbijzondering. De verbinding is daarom óók weer gesitueerd object. Ofwel, de verbindingslijn is tegelijk knooppunt. Dat komt in een model tot uitdrukking door de lijn (verbinding) te ‘voorzien’ van een staand rechthoekje dat dient als aanknopingspunt. Eventuele verdere verbijzonderingen, zo luidt het notatievoorschrift volgens metapatroon, worden dan vanuit de onderkant van dat rechthoekje getekend. Voor een verdere verbijzondering kan zo’n knooppunt op zijn beurt gelden als òf situatie òf reeds gesitueerd object. Meer smaken zijn er niet.

Ik ben geen breier met wol en pennen, maar durf toch een vergelijking aan. Wie eenmaal op gang is, knoopt een volgende steek stelselmatig aan vorige steken aan. Juist het begin van een breiwerk vergt echter afwijkende maatregelen. Het àllereerste begin is met metapatroon dus het trekken van een ¾ streep voor de ¾ horizon.

Tja, hoe verder? Het thema, als ik het zo mag noemen, van het Yupta-raamwerk is volgens mij: intermenselijke verhouding. Daar dreigt meteen verlamming over de prioriteitsvraag. Populair: Wie/wat was eerder, de kip of het ei? De uitweg is, dat het model die vraag niet hoeft te beantwoorden. Kortom, gewoon kip èn ei. Dus, enerzijds individuele mensen, anderzijds hun verhouding. Dat maakt modellering van de reële wisselwerking mogelijk. Zonder mensen geen verhouding, terwijl het omgekeerde ook geldt (hoewel verstokte atomisten dat niet geloven).

Als modelleur ga ik dan meteen maar wat smokkelen door verhouding algemener als situatie te positioneren. Dat levert het model van figuur 1 als begin van het ‘breiwerk’ op. Omdat Granularity in Reciprocity in het Engels is geschreven, gebruik ik hier dezelfde taal voor de ‘etiketjes’ in de modellen.

figuur 1

 

Daar staan twee knooppunten. Dat is à la metapatroon (dus) al nodig en voldoende voor een reguliere breisteek, dat wil zeggen verbijzondering. Neem person als object (gesitueerd ‘tegen’ de horizon) en situation als ... situatie. Dan leidt hun verbinding tot een vèrder verbijzonderd object; zie figuur 2.

figuur 2

 

Let niet te veel op de pijlrichting. Ik heb ‘m getekend vanuit het object dat verder verbijzonderd is volgens een situatie. Maar het kan ook andersom, dus vanuit een situatie die de verbijzondering van een object als het ware omvat. Het moet liefst per model redelijk consequent gebeuren. Eigenlijk vormt de belangrijkste aanwijzing hoe de naam luidt van de relatie annex knooppunt. In figuur 2 heb ik die naam nog even weggelaten. Na wat gepuzzel besefte ik dat juist dié naam er in Granularity in Reciprocity bovenop ligt: witnessed presence. In figuur 3 heb ik ‘m toegevoegd.

figuur 3

 

Dat schiet aardig op! Of anders vergis ik me schromelijk. Maar dan hopelijke met productief effect ... Voorlopig herken ik die eventuele vergissing echter niet en daarom vervolg ik het ingezette breipatroon. Daarvoor opper ik een analyse van wat Nevejan en Brazier voorstellen als dimensies en, pèr dimensie, factoren. Algemener beschouwd, als ik het tenminste goed zie, hanteren zij een hiërarchische classificatie. De hiërarchie telt twee niveaus. Op het tweede niveau, dat van de factoren, geldt een discrete waarde (volgens een schaal van tien) per factor.

Voordat ik doorga met Yupta, kom ik opnieuw met iets algemeners voor de korte metapatrooncursus. Voor metapatroon bedacht ik een samenvattende notatie voor een zgn homogene hiërarchie. Dat is een hiërarchie die opgebouwd is met gelijksoortige elementen. Bijvoorbeeld een organisatorische hiërarchie is op die manier homogeen. Dat geldt volgens een bepaald perspectief ook voor een stuklijst, enzovoort. Maar laat ik eerst apart die notatie presenteren. Ik ga (natuurlijk) weer van een horizon uit. Dan gaat het verder met een verzameling gelijksoortige elementen, zoals figuur 4 aangeeft.

figuur 4

 

Die elementen kunnen vervolgens tot een hiërarchie worden gestapeld. Dat beeldt figuur 5 uit. De oplettende lezer merkt op, dat de pijlrichting hier omgedraaid is. Ik geef toe, dat ik daarvoor een louter esthetisch ‘argument’ heb. Een pijl ‘aan’ de horizon vind ik domweg lelijk.

figuur 5

 

Figuur 6 schetst de samenvattende notatie.

figuur 6

 

Zowel de verzameling dimensies, als de verzamelingen factoren pèr dimensie kunnen gelden als Yupta-elementen. Daarmee valt het Yupta-raamwerk als hiërarchie samen te stellen, zoals figuur 7 gestileerd weergeeft.
In deze algemenere opzet verliezen aanduidingen als dimensie en factor hun structurele betekenis; in een homogene hiërarchie is er ‘iets’ dat recursief verschijnt (vandaar de vette hoofdletter h boven het knooppunttype: H). Ik heb dat ‘iets’ hier factor genoemd, omdat factor in het Yupta-raamwerk het operationele niveau vertegenwoordigt. Let wel, volgens figuur 7 is factor een complete ‘tak’ die één of meer niveaus doorloopt. Volgens Granularity in Reciprocity zijn dat er altijd twee, met dimensie en factor apàrt.

figuur 7

 

Met Yupta-factor à la figuur 7 op zijn beurt als ¾ aanknopingspunt voor een ¾ situatie valt witnessed presence als object (verder) te verbijzonderen. Zeg ook maar dat witnessed presence (nota bene, van een bepaalde persoon in een bepaalde situatie; zie figuur 3) aanvankelijk als totaliteit verondersteld is.
Dat geheel laat zich nu volgens Yupta-factoren indelen. Daarvoor combineert figuur 8 de figuren 3 en 7; er komt een relatie bij, die meteen ook als extra knooppunt geldt. Volgens mij gaat het om de ontleding van witnessed presence in behavioral factors conform het Yupta-raamwerk. Dat is wat figuur 8 toont.

figuur 8

 

Per behavioral factor geldt een waarde. Indien zo’n waarde ontleend is aan een vooropgezette verzameling, moet allereerst die verzameling in het model opgenomen zijn om ernaar te kùnnen verwijzen. Dat is allemaal in één moeite door gedaan met figuur 9 als resultaat.

figuur 9

 

Wat het model tot dusver nog niet ‘dekt,’ is de gedragsdynamiek. In Granularity in Reciprocity is er sprake van trade-offs. De vraag is dan eigenlijk meteen waartùssen de veronderstelde veranderingen (wisselwerking) gebeuren. Zoals ik de theorie van het het Yupta-raamwerk begrijp, betreft het uiteindelijk de waarden van de relevante factoren. De waardenverzamelingen zijn zgn granulair genomen. Daardoor kunnen trade-offs dienovereenkomstig fijnmazig in kaart gebracht worden. Mocht ik de theorie onverhoopt (helemaal) verkeerd begrijpen, dan hoor ik het graag. Voor deze modelleeroefening houd ik het erop, dat een trade-off betrekking heeft op ¾ exemplaren van ¾ actual value. In dit geval dient een knooppunt(type) als situatie èn object; zie figuur 10.

figuur 10

 

In elk geval vind ik zèlf figuur 10 nog geen adequate ‘vertaling’ van Granularity in Reciprocity. Want in dit model blijft situation òngespecificeerd. Het enige dat een person met een situation verbindt, is tot dusver witnessed presence. Maar ik begrijp uit Granularity in Reciprocity juist dat witnessed presence in belangrijke mate afhankelijk gedacht is van de nadere inrichting van situation. En de auteurs benutten volgens mij het Yupta-raamwerk tevens om die inrichting te classificeren. Of moet het zelfs zijn dat ze dat juist en vooral doen? Hoe dan ook, die feitelijke inrichting vormt op die manier een nader gestructureerd kader voor gedragsmatige trade-offs. Maar dat roept de vraag op naar de mate van sturing. Is een person als het ware gedwòngen om zich binnen de grenzen van ‘de inrichting’ te gedragen? Of betreft inrichting veeleer een vrijblijvende aanbeveling voor gedrag? Met figuur 11 probeer ik eerst maar eens het Yupta-raamwerk eveneens op situation te betrekken.

figuur 11

 

Indien situation inderdaad als gedragskader bedoeld is, bepalen de situational factors de behavioral factors van de witnessed presence van de person in kwestie. En dat verband reikt dan verder. De actual value van een behavioral factor moet dan passen in de actual value range die geldt voor de situational factor. Dat geeft figuur 12 aan.

figuur 12

 

Maar de vraag is dan wat onder trade-off verstaan moet zijn. Is er allereerst aanpassing op hoofdlijnen aan de orde, te weten van witnessed presence met behavioral factors aan ¾ het gedragskader van de desbetreffende ¾ situational factors? En volgt dan fijnmazige(r) tuning in wisselwerking tussen de actual values van/voor de behavioral factors?
Verder vertoont de ene person als witnessed presence stellig aanpassingen aan de andere person op het ‘niveau’ van actual values. Dat vergt ook weer nader onderscheid, hier tussen internal trade-off en inter-witness trade-off (maar nog niet weergegeven in figuur 12); zie voor “the interactionist perspective on identity” mijn eigen opstel Semiotics of identity management.2

 

Zeker de laatste figuren in de modellenreeks dragen sterk het karakter van speculatie over het Yupta-raamwerk. Er rijzen vragen naar de operationele consistentie. Op deze manier kan metapatroon in eerste aanleg helpen bij analyse. Vervolgens kan metapatroon ontwerp faciliteren van wat ¾ kennelijk ¾ moet functioneren als meerduidigheid van betekenissen in samenhang.

 

noten

 

1. Het artikel van Nevejan en Brazier verscheen oorspronkelijk in: AI & Society, Journal of Knowledge, Culture and Communication, Springer, Volume 27.1, 2011. Tevens als hoofdstuk in: Interoperabel Nederland (Forum Standaardisatie, 2011); als mede-samensteller van die bundel sprak ik op 24 augustus 2011 met beide auteurs.
2. In: PrimaVera, working paper 2006-02, Universiteit van Amsterdan, 2006. Later verschenen in: The History of Information Security, A Comprehensive Handbook, K. de Leeuw and J. Bergstra (samenstellers), Elsevier, 2007.

 

 

3 oktober 2011, webeditie 2011 © Pieter Wisse