Pieter Wisse
Wat volgt zijn tekstpassages, voornamelijk overgenomen uit emailberichten die ik schreef in de periode februari - maart 2007. De volgorde van verzending bleef gehandhaafd.
19.1
(Ook) in die overheidsorganisatie is dus een ontspoorde inkoper bezig. De
uitnodiging aan marktpartijen voor commentaar is een ordinaire manier om gratis
advies te tappen. Verder is natuurlijk het gehele plan tot mislukken gedoemd,
... omdat er feitelijk geen plan is. Nu is dat voor zo’n algemeen, verreikend
doel/visie ook reuze onverstandig, ik bedoel een gedetailleerd plan. Het gaat
daarentegen, als je tenminste serieus bent, om een veranderingsproces dat zelf
ook weer veranderlijk is. Daarvoor kan je niet domweg in één klap het werk
aanbesteden. De gemeente in kwestie moet organieke stapjes zetten, maar lijkt
nog geen enkel procesbenul te hebben.
Dus, nee, ik zou zeggen helemaal niet ingaan op wat in dit stadium een vraag
naar gratis advies is. Nou ja, als wezenlijke uitzondering zie ik het leggen
van contact met burgemeester en/of gemeentesecretaris om ze met hoogste spoed
het klinkklare advies te geven dat het op hun oorspronkelijke manier niets is
en ook nooit wat kan worden. Of wij dan weten hoe je dan moet aanpakken? Ja! De
allereerste stap is om de huidige aanbestedingsboel subiet in de prullenbak te
gooien. Zeker voor mijzelf zou trouwens iedere verdere seconde die ik eraan
besteed vergeefs zijn. Want langs die weg kan ik daar toch nooit een betaalde
opdracht verkrijgen. En zoals ik het zie, geldt hetzelfde voor jullie bedrijf.
Dat jullie in dezelfde gemeente gevestigd zijn, verandert daaraan volgens mij
niets. Alleen op een manier die verrassend anders is, en in positieve zin zo
overkomt op burgemeester/gemeentesecretaris, heb je een kans. Daarvoor moet je
vooral verder niets voorbereiden. En voor zulk contact kan je juist wèl weer
gebruik maken van “Wij zijn een werkgever in deze gemeente,” of zoiets. De
hamvraag in dit stadium is of je in gesprek komt, of niet. De inkoopmeneer moet
je links laten liggen; die begrijpt er toch niets van. Als dat niet (meer) lukt
(bijvoorbeeld omdat de gemeentesecretaris je niet wenst te spreken, want “de
procedure loopt. Daarvoor moet u bij onze inkoper zijn”), moet je helaas die
gehele gemeente als potentiële opdrachtgever verder maar vergeten. Wij moeten
onze tijd dan beter besteden.
19.2
Als ze lange tenen hebben, moeten we er maar eens bovenop gaan staan.
19.3
Wellicht bestaat een verschil in benadering erin dat ik, zeg maar even
populair, gemeenschapszin als een eigenschap van de mens beschouw. Als ik het
goed heb, heet die consequente oriëntatie op het individu: methodologisch
individualisme. Daaruit volgt onder meer dat ik gemeenschap niet zie als een
karakteristieke, aparte actor, maar als resultante van interacties van
consequent menselijke (lees dus ook: individuele) actoren. Daarom veronderstel
ik als referentiekader voor interactie twee exemplaren van een semiotische
enneade; zie mijn latere tekst Dia-enneadic framework
for information concepts. Zoals ik compliance bedoel, blijkt dan slechts
begrijpelijk volgens dat kader voor interactie (met dus feitelijke gemeenschap
als resultante). De ene actor pleegt met een teken een request for compliance,
dus een verzoek aan de andere actor om zich op een bepaalde manier te gedragen.
Daarmee is natuurlijk niet zomaar gezegd, dat die andere actor inderdaad gehoor
geeft aan zo'n verzoek. Vandaar dat die ontvangende actor ook een eigen enneade
voor semiosis kent. Het niet-opdoen van betekenis via een teken is principieel
onmogelijk. Het betreft immers semiosis, waardoor object-teken-interpretatie
onlosmakelijk verbonden zijn. Waar het dus om gaat, is welke betekenis?
Waardoor is de ene, teken-voortbrengende actor succesvol met zijn verzoek? Wat
moet een teken zijn/doen, opdat de andere, teken-waarnemende actor voldoet aan
het verzoek in kwestie? In dat verband vind ik overigens: non-compliance is
altijd ook compliance. Een verbod e.d. telt volgens de algemene slogan “every
sign is a request for compliance” dus ook als een verzoek. Inderdaad kan de
andere actor op zo'n verzoek non-compliance vertonen, sterker nog, ... Het is
m.i. noodzakelijk om (teken)gedrag van betrokken actoren te onderscheiden,
kortom methodologisch individualisme.
'Request for compliance' bedoel ik dus juist radicaal omvattend. Elk teken is
eerst en vooral zo'n verzoek. Daar'binnen,' als je dat zo kunt noemen, kunnen
aspecten aan de orde zijn, zoals een nota bene ook altijd noodzakelijkerwijs
weer subjectieve schets van de werkelijkheid. Maar volgens mij bestaat dus zo'n
propositie onafhankelijk gezien niet, punt. Het gaat altijd om een
inschikkelijkheidsverzoek. Hoe je naar aspecten enz. van een verzoek kunt
graven, heb ik in hoofdstukken 7 en 8 van Semiosis & Sign
Exchange uitgewerkt gesuggereerd voor de voortbrenger, respectievelijk de
waarnemer van een teken. Dergelijke verschillen zie ik niet als paradoxaal,
maar als 'gewoon' dankzij dat methodisch strikte onderscheid tussen
voortbrenger en waarnemer van een teken. Het betreft louter nog een paradox
vanuit het perspectief dat er een overkoepelende taligheid is waarin gemeenschappelijke
betekenis (wat dat ook is) als het 'ware' vastligt voor alle deelnemers aan
communicatie. Bijvoorbeeld zoals ik Umberto Eco's semiotische theorie begrijp
is, of in elk geval: was, dat zijn opvatting; zie hoofdstuk 5 van S&SE voor
mijn kritiek.
19.4
Je wijst met je opmerkingen over Klacht over ICTRegie
terecht op een communicatief dilemma. Mijn ruime ervaring met
iets-vriendelijk-opschrijven leert echter dat daarmee helemaal niets gebeurt.
Zo van, blijkbaar vindt de schrijver het niet werkelijk belangrijk, want anders
zou hij wel een andere toon aanslaan. Nu is mijn inmiddels netzo ruime ervaring
met iets-wat-feller-opschrijven precies hetzelfde; de reactie is dan
gemakkelijk, ja, met zo iemand valt niet te praten. Op die manier kan iemand
zich dus altijd onttrekken aan verantwoordelijkheid. Blijkbaar gebeurt dat ook
consequent. Of mis ik iets? ICTRegie, bijvoorbeeld, is toch ingesteld voor
bevordering van innovatie met informatie- en communicatietechnologie?! En ik
mag toch wel begrip ervoor veronderstellen dat fundamentele vernieuwing, zeker
in het vroegste stadium, altijd "nogal ingewikkeld" overkomt.
Inderdaad, het is per definitie onmogelijk om daarvan een uitnodigende
beschrijving te verschaffen. Nota bene, daarom is het ook zo belangrijk dat er
een instelling bestaat zoals ICTRegie met als taak om zich van dergelijke
populaire eisen aan communicatie niets aan te trekken en aldus een voorstel op
merites van vernieuwing te beoordelen. Nee, dus.
Nogmaals, nee, ik heb nog niets gehoord. Natuurlijk kan ik zo'n brief altijd
beter schrijven, maar principieel acht ik het niet mijn fout dat reactie
uitblijft. Ik spreek zo'n instelling aan op haar taak, punt.
19.5
Ik krijg dat vaak, advies waarvan ik blijkbaar moet vinden dat het goedbedoeld
is. Dat komt echter nogal eens op angst neer. Het moet erop lijken dat ik
geholpen ben, bijvoorbeeld met aansporing om mijn voorstel beter,
verleidelijker enzovoort op te schrijven. Dat maakt echter niets uit. Ik ben daarentegen
natuurlijk pas ècht geholpen wanneer ik èlders openlijke steun verkrijg. Maar
bijna iedereen is blijkbaar bang dat ‘de baas’ zulke steun opvat als kritiek.
Daar durven ze niet, maar aan mijn adres wel met stagnatie van vernieuwing als
gevolg. Mag ik zulke mensen dat kwalijk nemen? Gedragen zij zich
onverantwoordelijk, nalatig? ‘Wij’ hebben er voor noodzakelijke vernieuwing per
saldo in elk geval niets aan. En wat ik ervan vind maakt praktisch niets uit.
19.6
Je maakt op basis van iDNA Manifest
met zijn principe van informatie-eigendom duidelijk dat allerlei
privacyregelingen feitelijk lapmiddelen zijn om ondeugdelijk fundament te
compenseren. En omdat het zo nooit netjes lukt, stel je terecht dat het per
saldo ook in het belang is van je werkgever als houder van een verzameling
persoonsinformatie om zo'n principe te erkennen en hanteren.
19.7
In het korte bestek van die eerste stappen heb ik een verdere verfijning van
interdependentie in het midden gelaten. Een reden ervoor is dat ik geen
algemeen geldige regels voor samenhang herken. Ik zou daarom niet weten hoe ik
dat in slechts enkele aanvullende stappen kan verklaren. Zo is er passiviteit.
Bijvoorbeeld, voor wie zich op enig moment actief per fiets verplaatst, blijft
geldig dat zij (of hij) ergens een woning huur, bezit of inwoont. Nu kan iemand
fietsend in een nieuwe situatie terechtkomen, zelfs veroorzaken, zeg een
ongeval. Voor de verzekeringspapieren moet zij dan haar woonsituatie erbij
halen. En als iemand sterft, komt daardoor gelijk een streep door - de
mogelijkheid van - gedrag in allerlei andere situaties.
Er bestaat slechts situationeel gedrag. Dat is per definitie overkoepelend,
algemeen geldig, of wat dan ook, te weten in/voor die situatie. Wanneer het zo
is dat gedrag onvoldoende bepaald blijkt door een situatie, dan klopt die keuze
van situatie blijkbaar niet. Het is natuurlijk wel zo dat ervaringen in,
planningen voor enzovoort allerlei andere situaties mede van invloed zijn op
feitelijk gedrag in die ene situatie. Althans, dat lijkt mij geldig voor
menselijk gedrag, omdat een mens via enneadische semiosis tot bepaald gedrag
komt. Inderdaad, ik denk dat onlosmakelijk met die gedragsbepaling op basis van
concept de situatiebepaling op basis van motief samenhangt. Dus, situatie is
voor motiefgedreven wezens niet zozeer iets statisch, maar eveneens steeds
cognitief-emotioneel geconstrueerd. Een schets van dergelijke dynamiek vond ik,
nogmaals, buiten het bestek liggen van de eerste stappen naar een ontologie
voor interdependentie. Maar over interdependentie gesproken, we ontkomen er
niet aan. Praktisch gezien acht ik dat echter weer teveel stappen tegelijk voor
menig lezer, laat staan voor besluitvormer over informatievoorziening. En als
we ons concentreren op administratieve informatievoorziening en aldus op zgn
precoördinatie (waarbij je volgens vooraf bepaalde structuur werkt), dan komen
we met het weliswaar veranderlijke, maar desondanks redelijk statische
situatiebegrip al keurig waar we moeten zijn. Filosofisch,
cognitief-psychologisch e.d. ligt daar inderdaad precies een open gedeelte in
het interdependentiemodel, maar praktisch informatiekundig zit het m.i. in elk
geval voorlopig dicht genoeg.
Dat houdt verband met wezenlijke verandering van het identiteitsbegrip, zeg
maar van alle-gedragingen-omvattend voor een individu naar
louter-schakelingsmogelijkheid-tussen-gedragingen voor een individu. Nota bene,
het gaat daar dus enerzijds om schakeling tussen een bepaalde situatie en
bijbehorend gedrag voor een individu, anderzijds om ook nogeens tussen
dergelijke schakelingen te kunnen ... schakelen. Daarvoor is nodig dat elke
situatie/gedrag-schakeling voor een individu tevens eenduidig dat individu in
kwestie bepaalt. Wat hun aanwijzing van een individu betreft, zijn de relevante
situatie/gedrag-schakelingen dus ... identiek.
Over de grens van een object zou ik niets met zekerheid kunnen beweren. Het
beginsel van interdependentie suggereert dat we ons niet zo druk hoeven te
maken over 'het object' als onafhankelijk bestaand. Waar ik met mijn reeks
inleidende stappen maar gestopt ben, is vóór de uitwerking van implicaties van
het pragmatisch realisme (zoals gesymboliseerd door de semiotische enneade).
Als bijvoorbeeld dat idee van die dubbel-gelaagde schakeling een beetje klopt,
is het dus steeds een subject die een samengesteld object concipieert. Zeg
maar, ik (hier even subject) ken jou (hier even object) in die situatie als
zus, in een andere situatie als zo, enzovoort. Hoe herleid ik dat allemaal tot
één noemer? Hoe dat neurologisch werkt, daarvan heb ik geen idee. Maar als
model vind ik mijn gewijzigde identiteitsbegrip zo gek nog niet. Dat houdt
overigens in dat als ergens in die dubbel-gelaagde schakelingen de
verwijzing-naar-jou vervaagt of anderszins verloren gaat, ik die
situatie/gedragcombinatie over jou vergeten ben. Of stel dat de
verwijzing-naar-jou op welke manier dan ook vervangen raakt door de
verwijzing-naar-mij. Ineens hoort de situatie/gedragcombinatie in kwestie tot
mijzelf als object. Volgens mij gebeurt dat voortdurend, ik bedoel dat mensen
de prestaties van anderen aan zichzelf toeschrijven. Ik kan slechts hopen dat
ik er geen last van heb ... :-)
Nee, ik vind niet dat het object "[zich] manifesteert [...] middels een
specifieke, situationeel bepaalde identiteit." Ik zou zeggen, manifestatie
is synoniem met gedrag. Dus, een object gedraagt zich situationeel. Middels
zijn identiteit bestaat onlosmakelijke samenhang tussen situatie en gedrag. Wat
mij betreft is de crux juist dat gedrag en identiteit (en situatie) zoveel
mogelijk òntkoppeld zijn voor hun optimale samenhang.
19.8
Het betreft louter een paradox vanuit het perspectief dat er een overkoepelende
taligheid is waarin gemeenschappelijke betekenis (wat dat ook is) als het
'ware' vastligt voor alle deelnemers aan communicatie. Maar goed, ik maak dus
geen onderscheid tussen gemeenschappelijke betekenis en, zeg maar even,
persoonlijke betekenis. Ik vind dat gemeenschappelijke betekenis gewoon niet
bestaat, zodat ik in dat opzicht niet door een paradox geplaagd ben. Dat is al
winst. Ja, persoonlijke betekenis is natuurlijk wel resultaat van gemeenschapsproces.
19.9
Zojuist kwam zowaar een brief van de minister van OCW. Maar een serieus antwoord,
nee. U moet niet bij mij zijn, staat er met zoveel woorden. Ik zal er een
opruiende reactie op schrijven, nog vruchtelozer dan mijn vorige pogingen. Maar
het gaat natuurlijk allang niet meer, helaas, om een kans op normale relaties
voor nodige vernieuwing, maar om mijn private experimenteel onderzoek naar hoe
verknipt het (niet) werkt. Ik kan het niet veranderen, maar mij erbij
neerleggen is ook weer zoiets.
19.10
Allemaal prachtig, maar methodologisch voegt "gemeenschap" niets toe
aan mijn fundamentele begrip. Het zijn en blijven meningen van individuele
personen (ook nog eens toegespitst op situaties; vandaar subjectief
situationisme). Natuurlijk zijn er processen van meningconvergentie (of hoe je
dat zou willen noemen), maar nota bene als gevolg van gemeenschap ook van
meningdivergentie. Voor het levensvatbare, ontwikkelende gemeenschap is (kan
zijn?) immers tevens specialisatie functioneel.
Blijkbaar heb ik nog genoeg van de zestiger jaren meegekregen, en behouden,
voor wantrouwen. Is gemeenschap iets overstijgends, belangeloos? Of is het,
after all, een speel- of liever vechtveld waarop sommige actoren onder
verwijzing naar gemeenschap hun request for compliance proberen te versterken?
Dat lijkt me lastig te ontkennen, zodat je überhaupt die individualistische
insteek nodig hebt. Maar is de gemeenschap dan nog wel actor? Of is het, zoals
ik dus meen, op z'n gunstigst een soort stenografische aanduiding van
statistiek-van-individuen en op z'n slechts een slinkse machtsslogan? Overigens
beoefenen we op dit punt allang geen wetenschap meer, maar rommelen we wat met
axioma's. In die zin heeft wetenschap onvermijdelijk politieke keuzes als basis
(of hoort dat nog bij mijn axioma's?:-). Ik bedoel ook, daarover moeten wij
niet te lang discussiëren, laat staan ruzie over maken. Je mag verwachten dat
ik zo nu en dan opmerk dat volgens mijn aannames - zo ze verschillen - een
ander resultaat geldt.
19.11
Volgens André Gluckmann is domheid dermate slim georganiseerd dat er geen
doorkomen aan is. Bijna niet, blijf ik maar doende hopen.
19.12
Wat thematiek betreft, is beveiliging/veiligheid natuurlijk op infrastructurele
schaal zelfs wezenlijk.
19.13
Informatievoorziening stagneert omdat er nog altijd geen opdrachtgever te
bekennen is die een visie heeft volgens het, zeg maar, civiele
informatiekundige paradigma, laat staan bijbehorende opdrachten verstrekt,
Daarom zijn er in dit stadium mensen nodig die initiatief nemen om ze daarin op
te voeden. Overigens vermijd ik in dergelijk verband liever de term praktisch
e.d. Dat hoor ik steeds als drogreden tégen noodzakelijke vernieuwing. Alsof ik
niet praktisch ben! Integendeel, ik weet werkelijk niets praktischer, niets
waarmee we èchte risico’s beter bestrijden dan a. ophouden met wat niet meer
werkt en b. aan de gang gaan volgens wat wèl werkt.
Bedoeld voorlichtings- respectievelijk opleidingsinitiatief is dus gericht op
wie wat zou kunnen gaan zien in de civiele informatieschool en, als dat lukt,
daaraan de handelingsconsequentie verbindt van verdere pogingen tot ontwikkeling
en verspreiding van dat wezenlijk ruimere paradigma. In de gauwigheid bedenk ik
voor een kort seminar drie verwante onderwerpen. Allereerst interdependentie
als verkeersbeginsel. Ten tweede de vergelijking van integratie volgens de
gangbare enterprise-insteek (hoe een oplossing onderdeel van het probleem
vormt) met die volgens interdependentie (passende variëteit voor
informatieverkeer òngeacht de schaal van het verkeersstelsel). Ten derde het
iDNA Manifest. Bijelkaar valt zo het civiele informatieparadigma aardig te
illustreren.
19.14
Nee, mijn denkbeelden vind ik op dat punt niet zozeer gewijzigd, althans niet
met enige structurele betekenis. Dat meet ik hier dan sinds het oerontwerp van
de semiotische enneade (hoofdstuk 4, Semiosis &Sign
Exchange). Dat (meta)model ontstond in het najaar van 1999. Ik ben over nog
wat langere termijn echter wel enkele termen anders gaan gebruiken. Dat
gebeurde dankzij verdere waardering voor onlosmakelijke samenhang met de
bedoeling van nadere precisie. Je kunt ook zeggen dat mijn aanvankelijke
terminologie her en der nogal slordig was. Of, hoewel ik me daarvan enigszins
bewust was, probeerde ik nog in herkenning vanuit het oude paradigma te
voorzien. Bijvoorbeeld, toen ik in 1998 een manuscript uit 1993 aanvulde met
wat de hoofdstukken 26 (Tijd)
en 27 (Orde)
in Informatiekundige
ontwerpleer vormt, was mijn oriëntatie inderdaad nog het integrale
objectmodel. Zeg ik maar dat ik nog altijd onder één noemer àlle
gedifferentieerde gedragingen wilde samenvatten. Hoezeer dat theoretisch ook
klopt, ik ontdekte toen wel, dat je voor praktisch gebruik daardoor slechts een
schijnoverzicht opmaakt. Door contextuele orde met ook nogeens consequente
tijdverbijzondering explodeert immers de variëteit op de totale objectschaal,
waardoor je er praktisch geen wijs meer uit kan. Dat is de precies de reden
waarom ikzelf daar de ontwikkeling van mijn formalisme meteen voorzie van
onmiskenbaar spottend (bedoeld) commentaar, zeg maar een parodie op
schijnnauwkeurigheid. Zo staat ergens in hoofdstuk 26 “De toevoeging van
geldigheidswaarden G aan - het ontwerp van - de objectadministratie is, op dit
punt aangeland, ongecompliceerd” waarop een volstrekt ontoegankelijke formule
volgt. Toen ik die zgn formule hem opstelde, begreep ik hem wel (dacht ik),
maar vraag me nu ajb niet wat er staat. Als ik dat zo droog aangekondigd zie,
dus ter inleiding van alweer iets dat vrijwel onmiddellijk tot
onbegrijpelijkheid verzonk, moet ik nog altijd lachen.
Na voltooiing van het manuscript voor Informatiekundige
ontwerpleer raakte ik verderop in het jaar 1998 dankzij - het schrijven
van - Metapattern: context and time in Information
models kennelijk tevens voor de weergave pas vrij genoeg van het
klassieke ontologisch mandaat van objectintegriteit annex -identiteit. Van desondanks
resterende ònduidelijkheid is inderdaad de aanduiding partial identity een
duidelijk voorbeeld. In mijn latere pogingen tot consistentie heb ik het daar
niet of nauwelijks meer over. Inderdaad, eerder gebruikte ik identiteit dus
(mede) in een andere betekenis dan welke nu m.i. (wederom) behoorlijk strak in
die tekst over een ontologie voor interdependentie voorgesteld staat. Want ook
de aanduiding volgens part vóóronderstelt te simpelweg nog een eindig whole met
dus een keurige, aftelbare, of hoe je het noemen wilt, verzameling van die
parts. Inmiddels spreek ik me er ook (hopelijk) duidelijker over uit dat dat -
object als - whole juist géén duidelijke grens kent.
Dankzij je analytische terechtwijzing besef ik een kiem van mogelijke verwarring
niet verwijderd te hebben. Ik bied je mijn verontschuldiging aan voor de
nodeloze moeite die je daardoor besteedde. En meteen hartelijk bedankt voor je
aanleiding om terminologie nog scherper te verantwoorden.
19.15
Je weet inmiddels hoe het werkt. Als ik stof voor een aantekening herken, voer
ik tegenwoordig meteen maar zo snel mogelijk een eventuele bewerking uit voor
algemene consumptie.
19.16
Ik vind het vervelend om een negatieve voorspelling te doen. Dat heeft trouwens
helemaal niets ermee te maken dat ik niet tegen mijn verlies zou kunnen. Ik ben
eraan gewend dat juist mensen met oude problemen blijkbaar niet willen kijken
naar een nieuwe oplossing. Maar met meer van hetzelfde blijft het nu eenmaal
een zooitje; zij zijn beslist geen uitzondering van alsmaar sterker groeiende
onbeheersbaarheid.
Mocht het jou gaan opvallen dat het helaas niet gaat werken, aarzel ajb niet om
alsnog contact op te (laten) nemen. En gemakkelijker en goedkoper dan het
gratis eens voor te doen, kan ik het natuurlijk ook niet maken. Gratis gold
slechts het oorspronkelijke aanbod voor een proefopstelling, dat wel.
19.17
Zoals je weet, houd ik met Klachtenspel
een verslag bij van de behandeling van mijn klacht over ICTRegie. Hierbij stuur
ik je onderstaand apart mijn laatste aanvulling, te weten van 12 februari jl.
Die is nogal uitgebreid vanwege een bizarre ontwikkeling: een minister probeert
haar verantwoordelijkheid botweg te ontwijken. Zo gaat het niet langer
uitsluitend om mijn ene klachtje. Als je het met me eens bent, dat zo'n
handelswijze de vertrouwensbasis voor maatschappelijk verkeer corrumpeert, hoop
ik nogeens extra dat je gehoor geeft aan dit verzoek tot inschikkelijkheid.
Hulp!
19.18
Met inherente stelselmatigheid van informatieverkeer valt apartheid af als
leidraad voor beveiliging en veiligheid.
19.19
Met je analogie stel je natuurlijk ook principieel méér ... Want ik meen dat
wij allebei zgn materialisten zijn, of monisten zo je wilt. (Ook) zoiets als
semiosis (wat het ook is) voltrekt zich dus nooit apart van fysiekheid, maar is
daar gewoon een verschijningsvorm van. Over situatie gesproken. Je wijst uit de
losse pols wel opnieuw (analyse!) op het, zeg maar, probleemgebied dat ontstaat
door het referentiekader met verscheidene elementen (hoe onlosmakelijk we die
van de weeromstuit ook veronderstellen). Ik bedoel hier de overgang van object
op subject, vice versa. Jij schrijft dat "een object tot het menselijk
bewustzijn doordringt." Is hier ook interdependentie aan de orde? Het
klinkt wat merkwaardig, maar zodra je ze onderscheidt èn onlosmakelijk
veronderstelt, moet je eigenlijk wel zeggen dat object en subject elkaar wederzijds
doordringen (waarbij, nota bene, de aanname van het ene als object en het
tweede als subject tevens een derde als teken inhoudt). Hoe dat materieel
wellicht niet "alle kanten op" werkt, maar op z'n minst daartùssen,
begrijpen we alleen niet zo best. Maar komen we zo niet precies uit -
inderdaad paradoxaal gesproken - op het onzekerheidsprincipe? Hoor eens, jij
begint over kwantummechanica. :-)
Je vermeldt trouwens "het menselijk bewustzijn." Daarover hebben we
het al kort gehad en mijn idee van bewustzijn lijkt - tja, hoe moet ik dat nu
zeggen terwijl ik er eerlijk gezegd geen flauw idee van heb - dat het
waarschijnlijk - schaduw van kwantummechanica? - iets ànders is. Anders dan
wat? In elk geval vind ik dat semiosis zeker niet tot bewustzijn beperkt is. Als
je het een beetje wetenschappelijk (laat maar even zitten wat dàt dan weer is)
wilt doen, is de vraag primair hoe in evolutionaire termen een hypothese van
voordeel-door-bewustzijn luidt. Ik zou zeggen, dat moet pragmatisch voordeel
zijn, dus via aangepaster gedrag door het organisme (mede) dankzij zijn
bewustzijn. Het antwoord mag op z'n minst géén materiële tegenstrijdigheid -
ja, als we zo bezig zijn: bestaan er überhaupt andere soorten
tegenstrijdigheden? - oproepen. Kortom, ook daarover zijn we voorlopig niet
uitgesproken.
19.20
Bedankt voor wat ik graag beschouw als je compliment voor doorzettingsvermogen.
Mijn eigen motivatie voor die brief van 12 februari 2007 aan de minister van
Onderwijs enz. (zie Klachtenspel)
voelt overigens allerminst verheven. Het is eerder wanhoop en ik zie geen
alternatief. Ja, dan moet je wel doorzetten zolang het vermogen ertoe reikt:
moed der wanhoop, hoogstens.
Niet dat deze manier van formele aanspraak ooit langs directe weg kan werken.
Arnon Grunberg heeft stellig gelijk. Niemand beseft waarover je je beklaagt.
Zelfs hoe langer de polemiek, des te kanslozer. In dit geval ervaar ik zelfs
een tweeledig dilemma.
In de eerste plaats verklaart nu precies de instantie zichzelf immuun die in
ons maatschappelijk bestel ervoor ingesteld is ... om dat probleembesef tot
werkbare oplossing te begeleiden.
Nogmaals, wat is de eigenlijk de kern van mijn Klacht over ICTRegie?
Stel dat een orkest een officiële vacature voor een altviolist(e) heeft. Neem
verder even aan dat als eis voor deelname aan de auditie opgegeven staat, dat
de kandidaat daar een nieuw werk voor altviool moet uitvoeren. Prima,
mijn echtgenote is altvioliste. Maar daar komt het! Als zij zich terdege
voorbereid voor de auditie meldt met haar originele compositie, weigert de
betrokken orkestcommissie überhaupt ernaar te luisteren. Waarom? Zij krijgt te
horen dat de commissie haar werk niet kent. Daar staat ze dan. Als dat
inderdaad zo was gebeurd, bestaat grond voor een formele klacht. Wie behalve
kennelijk zo’n aanstellingscommissie begrijpt dat niet?
De overheid heeft niet slechts het geweldmonopolie, maar primair het monopolie
van laatste beroepsinstantie. Het 'doorzetten' van de uitkomst blijkt inderdaad
niet altijd op basis van redelijkheid te gaan. (Het beginsel van) de
geweldmacht van de overheid is daarom slechts afgeleid van wat wezenlijk is
voor solidaire maatschappelijke dynamiek: een extra noodzakelijk kwaad.
Het tweede dilemma betreft nader de essentie van wat ik met metapatroon als
vernieuwing propageer. Metapatroon, met de semiotische enneade als grondslag,
omvat borgingspotentieel voor ruimere redelijkheid op de schaal van open
interdependentie. Je zou dus kunnen zeggen, dat metapatroon dat gewelddadig
opgelegd is ... nooit heus metapatroon kàn zijn, althans niet met
infrastructureel bereik. Zodoende veroordeelt metapatroon tot redelijkheid, met
hier veroordeling in de zin van een onherroepelijke koers. Nee, dat is
allerminst een straf. Metapatroon biedt vrijheid voor en door interdependentie.
Wat willen we voor een solidaire samenleving nog meer?! Ja, dat houdt meteen al
op voor wie niets opheeft met solidariteit.
Ook met vermelding van "cultuurdragers" noem je m.i. een kernbegrip.
Waarover wij allang corresponderen, Informatiekundige Groningendagen houden,
enzovoort, is au fond een behoorlijk ingrijpende cultuurverandering. Je zou dan
machtsdragers van een heersende cultuur kunnen definiëren als naar de aard van
hun machtpositie veroordeeld (sic!) tot ònvermogen om het nieuwe cultuurbeeld
te waarderen. Daarbij past onderdrukking van wie zij onmiddellijk op basis van
enige afwijking oordelen dat het opstandelingen zijn. Dat is wat er overal praktisch
gebeurt.
Maar als ikzelf daarvan de onvermijdelijkheid inzie, waarom waag ik me dan
überhaupt aan de uitdaging? Onderdrukking kan lang duren, maar de werkelijkheid
is altijd sterker dan de heerser.
Ik laat gemakshalve maar in het midden dat met een nieuwe cultuur een
aangepaste heerschappij ontstaat. Goed, daarover toch kortweg dit, met ironie
ondermijn ik mijn eigen kandidatuur. Ik besef dat ik daardoor mijn polemiek
extra moeilijk verteerbaar maak, maar ik vind het per saldo de laagste prijs
voor inconsistentie.
Ik ben ervan overtuigd dat onze samenleving hoogzwanger is van het
cultuursprongetje dat we onder de noemer van stelselmatig informatieverkeer
kunnen vatten. Welke vlinder het precies is, die het 'weer' gaat wijzigen, weet
ik helemaal niet. Maar volgens mij loont het al de moeite om als, zeg maar,
protovlinder ernaar op zoek te zijn.
Ik ben realistisch genoeg om, nota bene, ònze bemoeienis te positioneren in het
stadium vóór ònomkeerbaarheid van het omslagproces. Al mijn geschrijf mag je
daarom gerust ook als volgt opvatten. Met duurzamere tekens, eenvoudig
verspreidbaar, probeer ik de kans op katalyse te vergroten. Ik vind dat het zin
heeft en geeft om te mikken op opbouwende semiosis voorbij levende
aanwezigheid.
Wanneer die ene vlinder ooit zijn beslissende vleugelslag maakt, haasten de
machtsdragertjes zich naar hun aangepaste positie. Ineens hebben zij het zèlf
bedacht, enzovoort. Ook dàt is wat er overal praktisch gebeurt. Dat vind ik
allemaal best.
Hoewel ik natuurlijk het liefste meteen positieve ontwikkeling zie, biedt
bijvoorbeeld de minister van OCW mij zelfs een aardige kans om tenminste wat
constructieve verwarring te zaaien. Je weet immers niet wèlke beweging de ene
vlinder wekt. Dat probeer ik door het niet te eenvoudig te maken mij néér te
zetten als opstandeling, terrorist en ga zo maar door (terwijl ik dat
natuurlijk wel degelijk bèn vanuit hun dogmatisme beschouwd :-). Dus, met zorg
redeneer ik, ironiseer daarbij, maak geen dreigementen, nou ja, niet te
openlijk, roep geen opperwezen aan, onderteken met academische titels. Dat
werkt inderdaad in zoverre dat ik, het duurt wel even, antwoord krijg. Het is
eigenlijk wel schattig om te zien, hoe serieus zo'n poging naar omstandigheden
nog is. Als àfwijzing kan het echter niet ànders dan grof inconsistent zijn,
althans volgens mijn paradigma. Zolang ik een reactie dáárop als aanleiding
zinvol acht - nota bene, omdàt ik vooralsnog helaas geen alternatief zie - om
tenminste via verwarring verdere vlindersignalen als oproep tot vernieuwd
paradigma te zenden, zet ik daarmee door. Heel praktisch is het dus ook zo, dat
ik prompt die hele minister van OCW en haar krakkemikkige ministerie met ergens
ICTRegie en noem maar op rechts laat liggen zodra ik links een gunstiger
perspectief herken. Het middel is natuurlijk het doel niet. Het probleem met
heersend links is trouwens dat het altijd ook weer (on)behoorlijk rechts is ...
Ik ben er maar even voor gaan zitten om blijkbaar ook tegenover mijzelf te
verklaren dat het nu eenmaal lastig is, maar daarom nog geen reden om niet
zolang mogelijk vol te houden. Je ziet de wereld interdependent, of je ziet het
niet.
Ongetwijfeld kan je dit bericht ooit als aantekening nalezen, met voor de
zoveelste keer dank voor je inspiratie!
19.21
Mijn praktische probleem met acceptatie van metapatroon is dat inzicht van de
tweede orde niet berust bij potentiële opdrachtgevers. Met die tweede orde
bedoel ik besef dat a. méér van hetzelfde principieel niet langer werkt,
integendeel en b. de nieuwe benadering met wezenlijk passende variëteit ook
nogeens grote voordelen biedt (lagere kosten, hogere kwaliteit, beheersbaarheid
enz.). Alleen al dat inzicht is inderdaad nog zeldzaam. Wanneer iemand daarover
ergens in een organisatie al beschikt, durft hij er doorgaans nog niet mee de
baas. Wie dat wèl doet, ontmoet als pionier de gebruikelijke hindernissen. Dat
moet je liggen. Een opdracht is dan nog lang niet aan de orde.
19.22
Onze zakelijke posities liggen nogal uit elkaar. Zo draag ik niet het gemak van
een sterk merk enzovoort waarvan jij dankzij jouw werkgever doorgaans
profiteert. Natuurlijk, je zult er ook weleens nadeel van beleven. Inderdaad,
voor mijn vernieuwende en aldus merkmarginale positie koos ikzelf. Hier bedoel
ik praktisch dat ik bijgevolg met zomaar een verkooppoging van buitenaf geen
opening gegund krijg. Daarvoor is metapatroon nu eenmaal, zeg maar, te
paradigmatisch. Als vernieuwing is het per definitie nog geen zgn proven
technology. Je moet er in dit pioniersstadium dus over willen nadenken, wat
nogal een straffe eis is aan een potentiële opdrachtgever. Aan zomaar je
afstandelijke verwijzing heb ik dus niets. Als het al zo simpel was, had ikzelf
allang een lijstje afgewerkt. Mocht jij daar inderdaad goede relaties hebben en
menen dat zij een vraagstuk/kans hebben waarvoor ze metapatroon dringend nodig
hebben, laat ze mij vooral bellen of schrijven. Als dat gebeurt, bestaat
kennelijk belangstelling. Omgekeerd, zonder belangstelling gebeurt er niets.
19.23
Met zulke bedrijfswinst kan je inderdaad structurele problemen met
stelselmatige informatievoorziening voor een tijdje blijven ontkennen. Bij de
overheid lukt dat door kritiekloze toekenning van budget.
19.24
Wat ik niet begrijp is hoe je in de wetenschap van zekere mislukking toch kunt
doorgaan op de verkeerde weg. Natuurlijk heeft iedereen het steeds drukker met
wat eerst in het honderd loopt, vervolgens in het duizend en ga zo maar door. Als
dat zo duidelijk is, waarom houd je er niet mee op?
19.25
Ik voel me zoals wellicht een hartchirurg zou doen in de volgende situatie.
Stel dat allerlei kundige tandartsen, nota bene, als tàndarts, met hun
tandheelkundige vakkennis & -spullen ook open hartoperaties gaan
verrichten. Kijk, die patiënt hebben ze al in hun stoel liggen. Dat blijken
telkens langdurige, moeizame operaties. De vaste uitkomst is dat de patiënt
tijdens de operatie sterft.
De kundige hartchirurg, nota bene, als hàrtchirurg, weet daarentegen prima hoe
het wèl moet. Hij probeert verdere beunhazerij met evident noodlottig gevolg te
vermijden. Zo probeert hij de tandartsen die hart en vaten met boor en vulling
aanpakken voor te lichten dat het een ànder vak betreft. Fijn dat ze er zoveel
belangstelling voor hebben, dat is het niet, maar doe het alsjeblieft goed! Hij
biedt tevens aan een deugdelijke hartoperatie ter bewijsvoering vóór te doen.
Naar die voorlichting wil echter geen enkele tandarts luisteren, zijn aanbod
voor een operatieve demonstratie slaan ze geërgerd af. Precies, de tandartsen
menen dat ze daarvoor helemaal geen tijd hebben vanwege hun … operaties.
Intussen blijven de tandartsen zich wel uitgerekend bij de hartchirurg beklagen
dat ze het zo druk hebben en dat hun patiënten allemaal doodgaan. Van dat
gezeur over wat vanuit zijn optiek professioneel ònverantwoordelijk gedrag is,
wordt ook de hartchirurg ziek.
Zo weet ikzelf het ook niet meer. De huidige lichting informatiekundigen is
domweg niet toegerust voor opgaven op stelselmatige schaal. Erger nog, de
volgende lichting is dat geheid evenmin. In termen van de vergelijking, de
enige opleiding voor hartchirurg is nog onverminderd die voor tandarts.
19.26
Luther? Daaraan heb ik voor die opsomming van stappen niet gedacht. Maar je
hebt gelijk, het betreft een reformatie in informatiemanagement.
Ken jij iemand die welwillend staat tegenover zo'n fundamentele heroriëntatie?
Jijzelf, soms? Mijn ervaring is dat niemand zich eigenlijk al wenst te
verdiepen (zoals Kuhn ook veronderstelt; wat buiten het eigen paradigma ligt,
bestaat niet of nauwelijks) in zelfs maar de mogelijkheid/noodzaak van een
rijker paradigma voor een open informatiestelsel.
19.27
Wanneer iets praktisch onmogelijk valt te veranderen, vind ik het altijd nog
mijzelf wat helpen om te begrijpen waarom dat zo is. Verder ben ik
strijdvaardig genoeg om te waarderen, dat met zulk inzicht tenminste gauw
duidelijk is wanneer zich tòch opnieuw een kans voordoet voor een volgende
poging.
Van de hopeloosheid van zo'n aanspraak ben ik mij op voorhand bewust.
Desondanks ..., nou ja, omdat er praktisch nooit iets zinvols uit kan komen,
heb ik inderdaad het hele spulletje maar in ironie gedrenkt. Vind ikzelf in
literair opzicht best een aardige oefening. Iemand anders moet maar beoordelen
of ik dat genre een beetje beheers, maar zolang ik de halte van het cynisme nog
niet bereikt heb, probeer ik het maar zo. Ik weet dus ook dat de zichtbaar
geadresseerde, resp. haar ambtenaren dat helemaal niet kan/kunnen plaatsen. De
paradigma's zijn onverenigbaar, punt. Het is nu de kunst (zie ook verderop over
kunst) daarvan iets te maken.
Kort geformuleerd beschouw ik overheid als instrumentatie voor
maatschappelijke solidariteit. Ik heb dus primair iets met die solidariteit.
Ja, die wezenloos lange laatste brief aan de minister van OCW heb ik inderdaad
gepost. Die haalt daar niets uit, maar niets doen had ik mijzelf kwalijk
genomen. Schriftelijke uitwerking helpt mij voorts bij analyse. Hoe vind ik dat
het zit waarover ik me opwind? Daarin kan ik me inderdaad vergissen. Mocht dat
zo zijn, is dat dankzij documentatie beter aanwijsbaar en daardoor te verbeteren.
Wat ik tzt nog wel een humorvolle actie zou vinden is om aan de nieuwe minister
van EZ (politiek co-verantwoordelijk voor ICTRegie) een briefje te sturen dat
ik via de minister van OCW in het vorige kabinet niets bereikte. Ach, waar doe
ik dat voor?
Je ziet aan Grunbergs werk mooi wat er gebeurt wanneer polemiek simpelweg niet
ontvankelijk verklaard wordt. Dat wordt kunst. Het ziet er weliswaar nog uit
als polemiek, maar dat is het niet langer omdat je feitelijk geen partij mag
zijn. Een nar met frustratie is narrig. Daaraan ontsnapt Grunberg doordat hij
genoeg met zijn kunst verdient, wat weer knap is. Zover ga ik nooit komen, maar
wat marginale positie betreft zie ik geen wezenlijk verschil.
Op mijn tweede brief aan Financiën [zie aantekening
18.65] ontving ik zojuist antwoord, wederom namens de minister door DG
Belastingdienst (maar daar stellig opgesteld door mijn kennis, de medewerker
van de afdeling Innovatie). Opnieuw zelfs vriendelijk van toon. Zo staat er:
"Ik snap uw gedrevenheid maar vind het toch jammer dat U geen enkel
vertrouwen in de door mij gekozen aanpak kunt hebben. Dit temeer omdat er voor
dit soort verbeteringen meestal niet één maar vaak meerdere oplossingen
mogelijk zijn in het hele scala van voorzichtig en bewezen werkend tot zeer
innovatief en risicovol." Tenslotte staat er dat zij haar "huidige
voorzichtige aanpak daarom niet wil inruilen voor de risico's die de rol van een
launching customer met zich mee brengt."
Inderdaad, onverenigbare perspectieven. Mijn redenering is juist dat de huidige
aanpak risicovol is, omdat die ... nooit kan werken gelet op de semantische
variëteit op wat inmiddels operationele schaal van informatievoorziening is. Of
je wilt of niet, er is geen andere keuze dan vernieuwing. De grootste, nee, de
enige zekerheid ligt in de benadering met zgn passende variëteit. Als je
daarvoor onverhoopt launching customer moet zijn, moet je dat als àfgeleid
risico maar voor lief nemen. Zo stelde ik dat ook voor. Zij draait dat helemaal
om en verklaart vernieuwing tot primair risico, zonder acht te slaan op de
ònmogelijkheid om het informatievraagstuk op huidige, laat staan toekomstige
schaal opgelost te krijgen met die "huidige voorzichtige aanpak."
Over mijn waarschuwing stapt zij, nou ja, die medewerker dan, domweg heen.
In elk geval wekt de Belastingdienst tenminste nog de schijn van het
uitwisselen van argumenten. Dat stadium lijkt bij OCW onbereikbaar.
19.28
De les luidt dat het de volgende keer anders moet, wat overigens blijkbaar
inhoudt dat het überhaupt niet kan.
19.29
Als het niet klein begint, groeit het tot niets. Dit is dus een prima begin.
19.30
Hun verhaal verduidelijkt voor de goede verstaander (lees: voor iemand met het
paradigma met passende variëteit) dat de oplossing op die manier onbereikbaar
blijft. Ze zoeken ernaar waar ze het probleem gewaar geworden zijn. Dat is bij
de verwerkingsprogrammatuur. Daar heerst weliswaar inderdaad chaos, maar voor
orde op de nieuwe schaal van stelselmatigheid moet je daar nu net niet
beginnen. Daarvoor moet je wèl zijn bij stelselmatige betekenisordening,
waardoor (ook) verwerkingsprogrammatuur (wederom) netjes verspreid zijn plaats
krijgt. Voilá. Dat is natuurlijk wel een lastig verhaal aan iemand die, wie
weet, met ziel en zaligheid werkt volgens een ander paradigma. Tien voor inzet,
dat is het dus niet. Zo lastig is vernieuwing nu eenmaal. Dat krijgen we heus
niet eenvoudiger door feitelijk op het oude paradigma terug te vallen want dan
zijn we terug bij de oorzaak van het probleem.
19.31
Ja, mooi woordenboek! Fijn dat je het zo goed kunt gebruiken. Hoewel het een
editie is uit 1974 (herdruk 1979), lijkt me dat voor theologie modern genoeg.
En houd je nu even vast. Ik betaalde er gisteren op de boekenmarkt op het Plein
pèr deel ... vijftig eurocent voor. “Ja,” zei de standhouder, “dat is niet
veel, maar toen ik ze voor twee-vijftig probeerde te verkopen, lukte het niet.”
19.32
De redenering is inderdaad bizar. Maar ja, als je er geen verstand van hebt,
leidt angst weleens tot precies de verkeerde keuze.
19.33
Wanneer hij ons direct doorverwijst naar zijn 'specialisten,' is het meteen al
bijna onmogelijk ze te verleiden om eens een ander perspectief zelfs maar te
overwegen.
19.34
Zo eenvoudig [zoals gesteld in aantekening 19.30] kan ik het ook zien, omdat ik
niet bekneld zit in een economische structuur die meent te 'leven' van het
achterhaalde paradigma. Als buitenstaander van die economie dreigt voor mij
voorlopig slechts faillissement, dat is het dan. Aan de andere kant, zonder
vernieuwer komt er helemaal nooit iets van vernieuwing.
De crux van mijn reactie is natuurlijk dat de meeste informatici bezig zijn met
symptoombestrijding. In medische termen, de diagnostiek heeft geen gelijke tred
gehouden met de gegroeide gezondheidsrisico's.
inleidende opmerking voor volgende tekstpassage:
Zie ook 18.62 en 18.65.
19.35
Hierbij bevestig ik ontvangst van de brief van 14 februari 2007 met uw kenmerk
DGB 2007-00559 die de directeur-generaal Belastingdienst mij namens u stuurde.
De directeur-generaal “vind[t] het jammer dat [ik] geen enkel vertrouwen in de
door [haar] gekozen aanpak k[an] hebben.” Wanneer zij het zo stelt, bevond mijn
vertrouwen zich volgens haar reeds op het dieptepunt. Inderdaad herken ik in
wat zij mij nader schreef helaas slechts bevestiging van heersende
informatiekundige verwarring. Zij is er zeker niet in geslaagd mijn vertrouwen
ook maar het minste op te krikken. Dat vind ik op mijn beurt niet zomaar
jammer, maar onverminderd uiterst verontrustend.
Nee, ik reageer ditmaal niet met de bedoeling van voortzetting van
correspondentie. Mijn initiatief vind ik na twee directe pogingen aan uw adres
voldoende gefrustreerd. Dit neemt natuurlijk niet weg dat uzèlf, de directeur-generaal
en haar medewerkers met vragen natuurlijk altijd welkom zijn. Ik veronderstel
dat het besef ooit doorbreekt, dat het principieel ànders moet. Waarschijnlijk
gebeurt dat overigens pas bij opvolgers van de huidige functionarissen, maar
hun vervanging komt wellicht spoedig genoeg gelet op berichtgeving in ondermeer
de Volkskrant van 16 februari jl. Voor uzelf is
het inderdaad nog maar een kwestie van dagen. Mij maakt het niets uit, als er
eindelijk maar iets opbouwends gebeurt.
Ik heb wel de behoefte om gedocumenteerd alvast kort te weerleggen wat
ik ervaar als onzindelijke of, omdat ik het hier graag vriendelijk opmerk,
amateuristische redenering door de directeur-generaal en haar betrokken
medewerkers. In eerste aanleg ontvangt u dit als brief, terwijl ik dezelfde
tekst later als aantekening (onder nummer 19.35; voor mijn eerdere twee brieven
aan u, zie nummer 18.62, respectievelijk 18.65) publiceer op mijn website
www.informationdynamics.nl/pwisse. Voor de publieke zaak acht ik openbaarheid noodzakelijk over het
informatieprobleem van maatschappelijke omvang dat de Belastingdienst
veroorzaakt.
De directeur-generaal suggereert een tegenstelling tussen enerzijds
“voorzichtig en bewezen werkend,” anderzijds “zeer innovatief en risicovol.”
Voor de complexe opgave van verbetering van de informatievoorziening bij de
Belastingdienst deugt zo’n volkswijsheid - in uw eigen termen zou u het een
tegeltjeswijsheid kunnen noemen - echter niet. De voorzichtige manier volgens
de Belastingdienst heeft immers genoegzaam bewezen juist nièt te werken. Niet
dat u mij nodig heeft om u daarop te wijzen. Mijn vakmatige bijdrage is om u
bovendien de informatiekundige oplossing met passende variëteit voor te
stellen.
Het is dus de voorzichtige aanpak met wat bewezen nièt-werkt die voor de nieuwe
opgave niet eens risicovol is, maar zelfs faliekant desastreus uitpakt. U kunt
dat vergelijken met een patiënt waar overgeleverde behandelingswijzen niet
aanslaan. Kortom, de prognose is zachtjes uitgedrukt òngunstig. Er blijkt
echter een nieuwe behandeling mogelijk, uitgewerkt volgens een nieuwe theorie,
waarmee de prognose aantóónbaar gunstig is. De retorische vraag: Welke aanpak
kent nu wèrkelijk risico?
Soms is vernieuwing de voorzichtigste aanpak die er reëel is. De medewerkers
van de Belastingdienst waarmee ik sprak over metapatroon als een nieuw of, zo u
wilt, uitgebreid paradigma voor stelselmatige betekenisordening, heb ik
nadrukkelijk erop gewezen dat juist eenduidig beheersbare semantische variëteit
de mogelijkheid inhoudt van geleidelijkheid van veranderingsproces. Voorzover
de directeur-generaal met “voorzichtig” dus vooral beheersbaar, geleidelijk en
dergelijke bedoelt, bestrijdt het nieuwe paradigma zelfs expliciet de risico’s
waarvan ik het volkomen, herhaal, vòlkomen met de directeur-generaal eens ben
dat ze minimaal gehouden moeten zijn.
Nu begrijp ik, en ook dat schreef ik u al eerder, dat argumenten voor en rondom
een nieuw paradigma domweg moeilijk beklijven bij wie nog volgens het oude
paradigma luistert. Anders zou het geen paradigma heten, nietwaar? Dáárom bood
ik aan een proefopstelling te realiseren. Want als je het ziet wèrken, ook al
kan je het aanvankelijk niet volgen hoé, volgt acceptatie van een gewijzigde
manier van denken stellig eenvoudiger. Zo professioneel nieuwsgierig zijn die
medewerkers echter niet en uit uw naam steunt de directeur-generaal ze. Nou ja,
diezelfde medewerkers schrijven feitelijk die brieven aan mij, zodat er
praktisch gezien geen opening bestaat tot hun gesloten opstelling. Ik erken dat
het mij via u ook niet gelukt is (want u … bent u niet, maar in wèrkelijkheid
ergens altijd maar weer een ambtenaar en meestal dezelfde ambtenaar die het om
te beginnen nog niet begrijpt; als dat ècht onvermijdelijk is als praktische
behandelprocedure van een signaal van buiten, ziet het er somber uit).
De directeur-generaal schrijft me dat zij haar “huidige voorzichtige aanpak […]
niet wil inruilen voor de risico’s die de rol van een launching customer met
zich mee brengt.” Nogmaals, zij beseft door haar verwarring totaal niet juist
risico’s òp te roepen met haar vermeende voorzichtigheid. Volgens vakkundige
diagnostiek kan de Belastingdienst het zich daarentegen niet eens veroorloven
om géén launching customer of op z’n minst zgn early adaptor te zijn voor
nieuwe theorie (lees dus ook: paradigma) voor stelselmatige
informatievoorziening, punt.
Dit brengt me op wat ik graag opvat als een compliment, te weten het begrip van
de directeur-generaal voor wat zij mijn “gedrevenheid” noemt. Haar hoffelijke
manier van corresponderen stel ik beslist op prijs. Precies hetzelfde
compliment kan ik haar maken, wat ik hierbij graag doe. Zij en namens haar
uiteraard één of meer van haar medewerkers tonen zich bij geschrifte minstens
zo gedreven. Waarin zij zich echter vastgebeten hebben, is een veranderkoers
die naar mijn professionele en wetenschappelijke overtuiging tot
informatiekundig schipbreuk leidt. Voor een wetenschappelijke analyse van
contraproductieve vasthoudendheid verwijs ik u naar het boek Groupthink: Psychological Studies of Policy Decisions and
Fiascoes door Irving L. Janis. Een aanrader! In dit verband noem ik nog
even dat artikel in de Volkskrant van 16 februari
jl. Zoals uw benadering daar geschetst staat, neemt u met hoogstens
symptoombestrijding eveneens de zekerste weg naar een fiasco.
Mocht de directeur-generaal nòg een compliment wensen, dan luidt het dus dat ik
haar een zekere moed niet ontzeg doordat zij vasthoudt aan een aanpak die tot
mislukking gedoemd is. Maar verstandig van haar vind ik dat natuurlijk niet en
overigens evenmin van uzèlf als verantwoordelijk minister.
Een verraderlijk vaag standpunt vertegenwoordigt de directeur-generaal tevens
door te verkondigen dat “er voor dit soort verbeteringen meestal niet één maar
vaak meerdere oplossingen mogelijk zijn.” Waarom ik dat verraderlijk acht?
Omdat zo’n platitude de noodzaak tot verantwoord beslissen èn handelen
versluiert. Ja, zij heeft zeker gelijk dat er vaak alternatieve oplossingen
zijn. Wat zij vergeet is het, zeg maar, oplossingskader ofwel paradigma. De Belastingdienst
moet van haar oude paradigma voor informatievoorziening àf en zo spoedig
mogelijk een nieuw paradigma adopteren. Hoe langer die noodzaak ontkend
blijft, des te groter de wanorde in informatievoorziening. Inderdaad, ook
‘binnen’ dat nieuwe paradigma zijn er ongetwijfeld weer allerlei alternatieve,
concrete oplossingen.
Wat de directeur-generaal niet valt te verwijten, is dat zij de noodzaak van
een informatiekundige paradigmasprong niet inziet, laat staan dat zij
gedetailleerd het nieuwe paradigma op waarde kan schatten. Nota bene, dat doet
zij evenals politici, bestuurders en andere hogere ambtenaren met het oude
informatiekundige paradigma echter evenmin, dat naar waarde schatten. Maar
omdat zoals-het-nu-eenmaal-gaat inmiddels alweer zo impliciet heerst, lijkt het
alsof niemand voor handhaving ervan - wat uiteraard netzogoed een beslissing
is! - verantwoordelijk is. Dat zie ik dankzij mijn overzicht over zowel oud,
als nieuw informatiekundig paradigma dus anders.
Dat overzicht brengt voor mij, meen ik althans, professionele
verantwoordelijkheid met zich. Als uw directeur-generaal dat gedrevenheid wenst
te noemen, prima, maar voor mij telt ‘gewoon’ beroepsethiek waardoor ik u èn
haar èn haar medewerkers zo dringend waarschuw. Ik wijs u erop dat mijn
waarschuwing niet zomaar een wild signaal is, maar stoelt op formele
semantische theorie. Maar goed, daar houd ik direct aan uw adres dus mee op.
Blijkbaar wilt u met steeds meer ballen jongleren zònder de wet van de
zwaartekracht serieus te nemen.
Ik stel dan wel vast dat u nota bene als minister van Financiën ondanks
herhaalde waarschuwing geld blijft verspillen aan een ònwerkbare oplossing van
informatievoorziening met bijvoorbeeld als gevolg dat ik nodeloos extra
belasting betaal. En het bezwaar dat ik maakte tegen de uitspraak van de
directeur-generaal (20 januari jl. in NRC Handelsblad)
over de ònmogelijkheid tot verdere veranderingen op redelijke termijn bij de
Belastingdienst en aldus in het maatschappelijk verkeer, liet u tot op heden
ònbeantwoord. Laat ook maar zitten, want blijkbaar wenst u daarop niet
aangesproken te worden, althans niet door mij. Moet ik mijn eigen conclusie
maar trekken, bijvoorbeeld dat de directeur-generaal met uw instemming een
schot voor de kabinetsformatieboeg gaf? Een boot die uw politieke partij miste?
Het blijft merkwaardig.
Voorts stel ik hier tevens vast dat u geen reactie gaf op mijn suggestie dat
het werkklimaat bij de Belastingdienst restrictief is. Op mijn vraag waarom de
Belastingdienst nog een afdeling Innovatie heeft, kreeg ik ook geen antwoord.
Eveneens bent u niet ingegaan op het verband dat ik voor mijn informatiekundige
methode & techniek legde met het kabinetsbeleid voor innovatie.[17 februari
2007, brief aan de minister van Financiën]
19.36
Met die logistieke insteek bedoel ik, dat contextuele verbijzondering à la
metapatroon van informatiebeheer uitgesproken een verdelingsvraagstuk maakt.
19.37
Aan mobiel werken zit van alles vast.
19.38
Voor diverse van die zgn structuurelementen bij Sap geldt dat ze teveel
functionaliteit tegelijk moeten faciliteren. Daarin herken ik de aanpak van wat
als de handige programmeur bekend staat, maar die dat natuurlijk niet is
vanwege obstakels zodra de informatiebehoeften wat ingewikkelder worden. Dat
leidt tot nodeloos complexe bovenbouw en nog altijd tekort schietende
voorzieningen, omdat het fundament eenvoudig niet rijk genoeg is.
Overigens vermoed ik dat ze daar helemaal niets gaan doen met de mogelijkheden
waarvoor die elementen überhaupt gemaakt zijn. Ze zitten dus met een beperking
opgescheept die veroorzaakt is door overbodige functionaliteit.
Waarom ze dat pakket kozen? Blijkbaar moeten ze ermee door. Totdat het mislukt?
Om dergelijke beperkingen aanvaard te krijgen, lijkt het me verstandig om hun
oorzaken precies te kunnen verklaren. Zodra tenminste duidelijk is dat er
inderdaad geen alternatief bestaat, zijn juist Nederlanders vaak weer
verstandig genoeg om er (verder) geen punt van te maken. Kijk naar de euro.
Ikzelf zou er overigens onmiddellijk mee ophouden. De crux is gewoon
uitsplitsing naar relevant eenduidig gedrag. Ik haalde er wat van mijn oude
referentiemodellen bij en daarop vond ik zowaar formatiehouder al
verbijzonderd. Het idee is dan om formatiehouder en ook budgethouder naast
werkgever (die weer naast, zeg maar, organisatie-in-het-algemeen staat) te
positioneren. Dankzij zulke nevenschikking past vervolgens elke denkbare
combinatie, bijvoorbeeld iemand die een dienstverband heeft bij werkgever a,
vandaaruit een formatieplaats bezet onder beheer van b met financiële belasting
van het budget van c, of juist weer van a, zeg het maar (en ondermeer dat
budget kan trouwens bijgehouden zijn in het grootboek onder beheer van d). Wie
nog rijker wenst te combineren, moet dienovereenkomstig extra gedragsvarianten
toevoegen. Zeg ook maar verdere contextuele verbijzondering. Voilá.
19.39
Mijn empirische onderzoek loopt. Ik kijk naar de bochten waarin allerlei
ambtenaren zich wringen om vooral maar niets opbouwends te snappen, laat staan
dat ze er iets aan willen gaan doen. Vandaag werd als Digitale
bloeiperiode de zoveelste uitdrukking van mijn frustratie als
opiniebijdrage gepubliceerd 'op' de digitale versie van het tijdschrift Digitaal
Bestuur.
19.40
Zeer interessant, want informatiebeveiliging is inderdaad een kernthema zodra
we informatieverkeer opschalen tot maatschappelijk, nota bene internationaal
bereik. Dat laatste is dan vooral weer mijn thema, waarvoor ik met het etiket
Metapatroon een formele modelleermethode ontwierp. Het klinkt even wat
ingewikkeld, maar dankzij recursieve verbijzondering van context en tijd houd
je, herstel, houden we stelselmatige betekenisordening eenduidig ongeacht de
schaal van het verkeersstelsel voor informatieve interacties. Als je me
veroorlooft nog even door te draven, slechts op zo'n semantische basis krijg je
uiteindelijk informatiebeveiliging met nodige en voldoende precisie geregeld in
de informatiemaatschappij. In Digitale
bloeiperiode zeg ik feitelijk dat niemand die er feitelijk
verantwoordelijkheid voor draagt, daar ook nog maar een jota van begrijpt.
19.41
Wat jouw actie gericht op parlementsleden betreft, eerlijk gezegd heb ik geen
idee voor enig vervolg. Jouw insteek is nog primair dat je een redelijke hoop
koestert dat je langs die weg opbouwend resultaat kunt bereiken. Daarin geloof
ik niet.
Mijn eigen idee is dat van wanhoop om zo iets solidairs te bereiken. Daarom
stuurde ik dus onlangs aan ministers een brief, een vervolgbrief enzovoort. Ik
weet ook wel dat die mensen zulke brieven nooit te zien krijgen, maar dat ze
beantwoord worden, als het ooit gebeurt, door een junior ambtenaar ergens van
een afdeling.
Op die manier schep ik, zeg ook maar, conceptuele kunst. Want het blijk toch
steeds verrassend, zo'n reactie. Dat komt, die verrassing, omdat ik netzoals
jij blijkbaar ondanks allerlei ervaring van het tegendeel nog hang aan een
rationele verwachting. Het kunstzinnige eraan is dat ik enerzijds wel degelijk
begrijp dat mijn vorm van rationaliteit daar niet werkt, maar dat de botte
afwijzing en zelfs ontkenning ervan mij toch (nog) steeds raakt.
Dat ik het kunst noem is natuurlijk onzin.
Op diezelfde manier kan je correspondentie met leden van de Tweede Kamer
beschouwen als hulpmiddel voor groeiend inzicht in jezelf. Wat motiveert je om
ze zo'n bericht te schrijven? Wat verwacht je er redelijk van? Waar hoop je
ijdel op?
Wanneer je meent dat jij jezelf door gemanipuleerde tegenslag beter leert
kennen, ga er vooral mee door.
Blijf ook actie voeren, als dat tot een neerslag leidt waarvan mensen later een
realistisch beeld van onze cultuur kunnen opdoen.
Houd er anders mee op.
Voor mij tellen die twee argumenten, zelfkennis en documentatie.
En gelukkig weiger ik pessimist te zijn.
19.42
Nog over het zgn coalitieakkoord, via de zoekfunctie op de elektronische versie
heb je een aardig spelletje. De opgave is om een term te verzinnen, waarna je
schat hoe vaak die term (op zichzelf, of in een betekenisverwante
samenstelling) in de tekst voorkomt. Vervolgens loop je de verschijningsvormen
met de zoekfunctie (Ctrl+f) even na. De vermeldingen in de inhoudsopgave en
eventuele tabellen tellen mee. Ter voorbereiding van het schrijven van dat
opiniestukje voor Digitaal Bestuur 'viste' ik op die manier in het coalitieakkoord (tevens eenvoudig
beschikbaar via een zoekmachine).
Onderstaand vermeld ik steeds een term, met daarachter tussen haakjes het
bijbehorend aantal getelde voorkomens - heel nauwkeurig deed ik dat tellen
overigens niet - in die tekst: informatie (1), techniek (1), technologie (4),
communicatie (1), vernieuwing (6), innovatie (38), beveiliging (0), veiligheid
(41), vrijheid (7), recht (36), plicht (16), burger (52), overheid (61), mens
(65), dier (17), ict (3), elektronisch (0), terreur (1), terrorisme (7),
kwaliteit (34), zorg (83) en onzin (0). Interessant?
Het gaat even om het idee. Oeps, daar schrijf ik zowat: idee (0).
Ik ben uiteraard benieuwd naar welke woorden jij ... benieuwd bent.
PS
Het is bijna netzo verslavend als contragrammen: godsdienst (1), religie (1), …
Die aantallen had ik dan weer niet zo laag verwacht.
19.43
Nee, ik hanteer opzettelijk geen non-disclosure agreement. Daarentegen
publiceerde ik, en dat doe ik nog steeds, over de beginselen. Metapatroon
betreft niet een enkel hulpmiddeltje, maar een nieuw paradigma voor
informatieverkeer. Zo'n vernieuwing vergt in dit vroegste stadium primair
algemene voorlichting. Zo verschijnt binnenkort een zoveelste opstel, ditmaal
getiteld Ontology for interdependency.
Maar, inderdaad, we hebben met KnitbITs bijbehorend reuze praktisch gereedschap
beschikbaar. Wie die uitvoerig gedocumenteerde beginselen van metapatroon meent
te begrijpen, kan eigen programmatuur ontwikkelen. Dat houd ik natuurlijk met
zo'n overeenkomst ook niet tegen (als ik dat al zou willen proberen, maar dat
vind ik dus verspilling van moeite). Ik wens iedereen die aan een eigen versie
begint overigens alle sterkte. Wij hebben een voorsprong (en ik besteed bij
voorkeur tijd, geld en energie om die te behouden; dat motiveert tenminste
positief). Verder is de opzet van onze programmatuur KnitbITs goed beschermd
zolang ik gesprekspartner ben, want die ken ik niet. :-) Ik ben van de
'afdeling' visie en conceptuele hoofdlijn, terwijl Martijn Houtman de
ontwikkeling verzorgt. Daardoor kan ik weer extra letten op vertrouwen als
voorwaarde voor samenwerking. Als ik daaraan twijfel, gaan we gewoon een deur
verder.
19.44
Overigens moet ik zeggen dat die auteur reuze zijn best doet. Maar het blijft
zo dat hij met zijn verhaal nergens vandaan komt en nergens naartoe gaat. Bijna
aandoenlijk dat hij Ogden (en Richards) erbij haalt voor de semiotische triade.
Nu moet je weten dat die Ogden eerder de privé-secretaris was van Lady Victoria
Welby ... die correspondeerde met Charles Peirce. Zo was Ogden op de driehoek
gekomen! Eerlijk is eerlijk, in hun boek The meaning of
meaning wijden Ogden en Richards een aanhangsel aan Peirce (met
materiaal dat Ogden 'overgeschreven' had uit Peirce's brieven aan Welby). Wat
ik echter ronduit schokkend vind, is dat zij Welby compleet onvermeld laten.
Maar ja, zij was 'maar' een vrouw, dus wie dacht er überhaupt aan om haar
serieus te nemen. Nota bene, dertig à twintig jaren eerder schreef Welby
artikelen en boeken met titels zoals What is
meaning? Ken je mijn lofschrift over Welby? Zie Victoria Welby's significs meets the
semiotic ennead. Zij wist donders goed dat zij helemaal als vrouw kansloos
was met nieuwe ideeën en probeerde daarom alsmaar vooraanstaande mannen voor
haar zaak te interesseren. Wat hielp was dat zij financieel onafhankelijk was
met een hoge adellijke titel. Zo probeerde zij ook de Nederlander Frederik van
Eeden haar ideeën te laten uitdragen. Hij begreep haar evenmin goed, maar na
haar overlijden kwam er toch zowaar de Signifische Kring met verder Gerrit
Mannoury (waar ik ook een fan van ben, zie Mannoury's significs, or a
philosophy of communal individualism). Peirce las trouwens evenmin goed wat
Welby hem schreef; hij probeerde haar vooral zijn existentiële grafen - waarmee
metapatroon inderdaad enige verwantschap kent, voorzover ik die grafentheorie
tenminste begrijp - uit te leggen. Sorry, ik dwaal af. Nou ja, zo bestoken
mensen elkaar met verzoeken tot inschikkelijkheid (requests for compliance).
19.45
Voor soorten van semantiek maak ik een grove indeling naar sekte, gemeenschap
(lees ook: domein), respectievelijk open samenleving. Je snapt het al, dat
laatste moet maatgevend zijn terwijl de meeste mensen echter het liefst
sektarisch betekenis hanteren.
19.46
Wie Information Dynamics met KnitbITs slechts serieus neemt wanneer wij
daarover een non-disclosure agreement getekend willen hebben, neemt ons dus
niet ... werkelijk serieus. Nogmaals, het gaat primair om een infrastructurele
visie. Die is van een andere orde, maar je kunt er naar mijn overtuiging wel
als vroege toepasser met laagdrempelige toegang tot relevante klanten (waaraan
het ons dus ontbreekt) een nieuwe markt mee helpen maken en navenant aan
(blijven) verdienen. Maar zulke bedrijven met gevestigde klantcontacten zijn weer
bang dat vernieuwing afschrikt. Zo gebeurt er niets.
19.47
Eerlijk gezegd was ik dat artikel alweer vergeten. Ik zoek in zo'n tekst meteen
naar de aannames en weet het dan helaas al. Op die manier werkt het averechts
vanwege het zowel beperkte als beperkende perspectief. Natuurlijk heb ik
onmiddellijk de behoefte om te reageren, maar meestal weet ik mijzelf van de
zinloosheid daarvan te overtuigen. Het komt trouwens ook voor dat ik de poging
weliswaar als zinloos ervaar, maar toch reageer omdat ik vind dat je nooit weet
waarvoor het ooit goed is (zoals met mijn brieven aan de minister van Financiën
over de informatievoorziening van de Belastingdienst; die staan als
aantekeningen 18.62, 18.65 en 19.35 algemeen beschikbaar).
19.48
Een seminar, workshop enzovoort mag best een beetje rommelig verlopen. Met
geregisseerde rommeligheid heb ik althans goede ervaring. Daardoor raken
deelnemers extra betrokken, want ze gaan helpen om te compenseren wat zij als
stunteligheid beleven. Het is echter lastig, zo niet onmogelijk voor wie geen
beroepsacteur is, om gespeeld stuntelig te zijn. Noodzakelijke regie moet
daarom ruimte voor improvisatie verzekeren. Zo is het pas ècht. Dus, als de
basis maar klopt, gaat het verder goed. En als basis telt volgens mij een
intrigerend klinkend programma (zodat je überhaupt publiek krijgt), een
zitplaats, iets te drinken, op tijd een pauze om te plassen en vooral vroeg
genoeg weer ophouden.
19.49
Zolang het zo'n apart informatiesysteem is, schiet je met metapatroon niets op.
Want binnen die beperkte grens zijn betekenissen doorgaans enkelvoudig genoeg.
Pas wanneer zo'n traditioneel geïsoleerde applicatie voortaan moet meedraaien
in een omvattend informatiestelsel, verkrijg je via contextuele verbijzondering
toch de noodzakelijke eenduidigheid van gedragsmodellering. Dàt is de
onontkoombare paradigmawissel op ‘weg’ naar infrastructuur voor
informatieverkeer.
19.50
Allerlei beslissingen zijn mede gebaseerd op informatie van buiten het 'eigen'
terrein. Tegelijk zijn allerlei begrippen echter nog gebruikt als ware dat
terrein gesloten ipv noodzakelijkerwijs open. Stelselmatige
informatievoorziening vergt dus wat modelmatige aanpassingen.
19.51
Functie verschijnt daar impliciet in meerdere betekenissen. Nu vind juist ik
dat helemaal niet erg, dergelijke meervoudigheid. Dankzij expliciete contexten
valt steeds eenduidigheid van betekenis te vestigen. Maar om dat precies te
doen, moet verduidelijkt zijn om wèlke functiebegrippen het daadwerkelijk gaat.
Soms lijkt functie synoniem verondersteld met aanstelling, elders met
formatieplaats, nog weer ergens anders met een element volgens een
taakclassificatie ... Als dat netjes uitgesplitst staat, zijn tenminste
eenduidige aanknopingspunten beschikbaar voor evident noodzakelijke verdere
verbijzonderingen.
19.52
Daar zou ik nooit iets opschieten met demonstratie van aanhoudend begrip. Soms
moet je het risico nemen, besloot ik, om te doen dat je iets maar eens niet
begrijpt. Dat heeft ook wel aardig gewerkt, want ik kreeg zowat per omgaande
steeds antwoord. Wat de onmiddellijke inhoud daarvan betreft, ik had niets
anders verwacht dan zo'n afwijzende houding. De grond wat loswoelen om later
eventueel te zaaien leek mij verstandig genoeg. Kortom, ik nam ook bewust het
risico dat ze juist prikkeldraad om het veld gaan zetten om mij buiten te
sluiten. Zolang er geen draad om mijzelf staat ...
19.53
Je kunt hoog of laag springen, uiteindelijk moet het consequent rondom de
persoon in kwestie geregeld zijn, dus niet vanuit allerlei aparte werkgevers,
respectievelijk instellingen voor inkomensherverdeling.
19.54
De reden dat ik zo mik - toegegeven, hopeloos vanuit mijn positie zolang die
marginaal opgevat blijft - op de Belastingdienst, is dat ik er in Nederlandse
verhoudingen hoe dan ook de enige katalysator in herken voor de doorbraak naar
infrastructuur voor informatieverkeer op maatschappelijke schaal. Dat bedoel ik
als welgemeend compliment aan het adres van de Dienst. Als ergens een sleeptouw
voor de rest vastgemaakt kan worden, is het daar.
19.55
De concepttekst voor de regeling begint meer vragen op te roepen, dan dat ik er
op voorhand sluitende aanwijzingen in herken voor inrichting van
informatievoorziening. Ik bedoel dat we - en daarmee bedoel ik dan weer wie de
inrichting bepaalt, jullie dus - allereerst ònuitgeschreven vóóronderstellingen
expliciet moeten helpen uitdrukken.
Omdat de regeling natuurlijk niet opgesteld is door informatiekundige
ontwerpers, acht ik het waarschijnlijk dat sommige vooronderstellingen die
noodzakelijk zijn voor eenduidigheid in informatievoorziening, überhaupt (nog)
niet bestaan. In dergelijke gevallen is er dus principieel meer aan de hand dan
het tot-uitdrukking-helpen-brengen. Wij moeten dan zelfs voorstellen doen voor
relevante, samenhangende aannames.
Allerlei factoren die een stelselmatige behandeling verdienen, krijgen vanuit
zo'n beperking hooguit een uitzonderlijke plaats, met alle extra moeilijkheden
van dien (als er zodoende al samenhang valt te vestigen).
De neiging kan bestaan om maar niet aan zo'n overzicht te beginnen
omdat-het-toch-te-ingewikkeld-is. Voor beheersbaarheid bestaat echter geen
alternatief. Het is natuurlijk zaak om niet in details te verdrinken, maar
slechts hoofdlijnen te schetsen.
Het is een mooie puzzel, waarvoor we eigenlijk allereerst een plaat moeten
maken om hem pas vervolgens netjes gelegd te krijgen. Ontwerp, dus.
19.56
iDNA Manifest is een aanzet tot herordening, nog (lang) geen definitief - wat
überhaupt al ondenkbaar is - inrichtingsbesluit.
19.57
Beweging kent ook weer meervoudigheid, meen ik althans. De ontwerper is ook een
bewegingsfactor en mijn idee daarover is dat je de grootste ruimte en het
kleinste element niet als tegenstelling ervaart, maar ... precies, ook weer als
onderling afhankelijk. Wij zitten in een ontwikkeling naar nieuwe grootheid,
waarvoor nieuwe kleinheid een voorwaarde vormt, enzovoort.
19.58
Die pagina’s 16 tot en met 19 uit de Nederlandse vertaling van Andersons boek The Long Tail vind ik geen eenvoudige tekst om iets
over op te merken. Als moeilijkheid ervaar ik dat juist de auteur nogal
vereenvoudigt. Maar eerlijk is eerlijk, ik heb tot dusver slechts die luttele
pagina's gelezen.
Ik vermoed dat jij als illustratie van tekortkoming doelt op de passage waarin
de gesprekspartner van de auteur uitroept "ik weet alleen niet precies
welke [...] grote veranderingen bij informatieproducenten nodig zijn."
Hoewel de auteur meteen opmerkt dat hij zich voornam "die vraag te
beantwoorden," krijg ik de stellige indruk - nogmaals, slechts uit enkele
pagina's - dat hij niet verder dan in de sfeer van marketing, economie of
zoiets naar dat antwoord zocht. Informatiekundige verklaring, laat staan
stelselmatige herordening van informatieverkeer, komt waarschijnlijk nergens in
zijn gehele verhandeling aan bod.
Wat me opvalt is dat het verschijnsel dat de auteur … opviel, door hem van de
weeromstuit tot nieuw bestempeld is. Dat verkoopt stellig beter, zo'n
boodschap, maar 'de lange staart' komt mij nogal bekend voor. Ik denk alleen al
aan antiquarische boekhandelaren. Door een combinatie van goedkopere inkoop,
goedkopere uitstalling en dergelijke kunnen zij werken met lagere
omloopsnelheid. Neem de markt voor onroerend goed; elk pand wordt vroeg of laat
verkocht, primair een kwestie van prijs. De auteur kan beweren dat hij dat
allemaal niet bedoelt, okee, maar ik bedoel dat op mijn beurt dan wel.
Het "consistent gedrag [dat] consumenten [...] vertonen" staat
samengevat als "ze kijken naar bijna alles." Dat is zo’n
macro-economische versimpeling. Ik vind het duidelijker om als stelling te poneren:
Bijna niets ontsnapt de aandacht van wel iemand.
De statistische verdichting onder de noemer van "ze" wil helemaal
niet zeggen dat iedereen naar alles kijkt, integendeel.
Zo zijn we inderdaad mooi bij metapatroon aangeland, te weten de mogelijkheid
tot radicaal subjectief-situationele verbijzondering.
Wat ik als voornaamste verwarring proef bij de auteur is dat zijn “antwoord”
niet slaat op de "informatieproducenten," maar louter op, zeg maar,
informatiemakelaars. Hùn markten kunnen een groter bereik krijgen dan ooit, dat
klopt. Dankzij dergelijke distributiekanalen hebben allerlei kleine producenten
soms überhaupt een markt, maar voor hen blijft dat als regel zonder nagenoeg
uitzonderingen beperkt tot een kleine. Anders zaten hun informatieproducten immers
niet ergens in die lange staart, nietwaar?
In dit verband wijs ik erop dat mensen zoals jij en ik in zakelijk opzicht met
onze "informatieproducten" zelfs niet in die staart, hoe lang die ook
is, verschijnen. Als ik voor mijzelf schrijf, als commerciële producent zou
'mijn' markt zo klein zijn dat ik per saldo beter af ben, zo is mijn afweging,
door maar helemaal af te zien van pogingen tot het verkrijgen van directe
inkomsten op mijn geschriften.
De naïviteit van de auteur herken ik bijvoorbeeld voorts in een opmerking dat
hij "voor het eerst [...] de werkelijke vorm zag van de vraag in onze
cultuur, ongefilterd door de schaarste-economie." Hij begrijpt niet dat
wat hij als vraag bestempelt altijd "werkelijk" is. Het is de cultuur
die verandert en daarmee als aspect ervan "de vraag."
Verderop herhaalt de auteur zijn vooringenomenheid wat "big business"
betreft. Op de pagina ervoor staat nota bene de verklaring. "En dus begon
ik een onderzoeksproject dat me bij alle leiders van de groeiende digitale amusementsindustrie
bracht, van Amazon tot iTunes." Nu kan je over bedrijven als Amazon en
iTunes van alles beweren, maar "informatieproducenten" zijn het
beslist niet. Zij zijn makelaars puur sang en nemen de producten van
'werkelijke' "informatieproducenten" meteen maar in wat vroeger
consignatie heette. Want dat vereenvoudigt aflevering; consignatiekosten
van digitale producten zijn inderdaad verwaarloosbaar laag; wellicht laten ze
de echte producenten er zelfs eveneens voor betalen; dat zou me niets verbazen.
Noem dit maar: The Long Reply ...
19.59
Sterker nog, door zulke infrastructurele integratie vervaagt wat tot dusver
nogal klakkeloos als 'de' ene grens tussen private, respectievelijk publieke
sector gold. De fijnmazige interactie vormt daarvoor toekomstig de maat,
waarbij het steeds gaat om een karakteristiek mengsel. Zo kan ik jou
ondersteund door digitale infrastructuur een fiets te koop aanbieden. Mijn
identiteitstelling als persoon en de 'identiteitstelling' van die fiets zouden
eventueel van overheidswege geborgd kunnen zijn, terwijl het in eerste aanleg
toch om een volledig private transactie lijkt te gaan. Okee, een fiets. Maar
als het gaat om een huis ligt alweer wat extra overheidsgehalte in het mengsel
voor de hand (is zelfs allang wettelijk bepaald). In opzet voor maatschappelijk
informatieverkeer zijn nota bene ook zgn private ondernemingen dus netzogoed
deelnemers aan digitaal gefaciliteerde interacties.
19.60
Ja, dat wereldbeeld. Het is niet alleen een kwestie hoe je iets grofweg noemt,
maar wat uiteindelijk telt is de fijnmazige samenhang. Indien de maatvoering
daarvoor ophoudt bij absolute uniformiteit ..., nou ja, daarover zijn we het
eens.
Maar zoals je die opvatting schetst, ervaar ik op een bepaald punt wel degelijk
enige verwantschap. Voor een informatiestelsel à la metapatroon leg ik de
nadruk op infrastructuur, waarbij ook en vooral betekenisordening tot
infrastructuur behoort (zoals ondermeer het verkeersreglement, maar ook
onderdelen van strafrecht enz. enz. tot de infrastructuur voor fysieke
mobiliteit behoort). Goed, als iemand er de voorkeur aan geeft om dergelijke
aspecten onder de noemer van applicatie te vatten, is
infrastructuur-zoals-ik-die-bedoel wellicht vergaand gelijk, in elk geval qua
bereik, aan applicatie-zoals-hij-die-bedoelt. Inderdaad, interfaces in
traditionele zin zijn niet langer nodig. Er zijn immers - althans in
conceptueel, logisch opzicht - geen locaties die de schijn van informatieve
zelfvoorziening proberen op te houden door voorafgaand aan een bepaalde informatiebewerking
die informatie allereerst binnen te halen. Dat hoeft niet meer (over
dienstgerichtheid gesproken, maar dan tenminste zuiver). Alleen zie ik
informatiebeheer praktisch verspreid, min of meer langs lijnen van contextuele
verbijzondering (dus tot en met persoonlijk, en zo eventueel verder
verbijzonderd tot subjectieve situaties). Dus zeker géén alles-op-één-hoop.
Voor samenhang-in-verspreidheid is ergens natuurlijk wel uniformiteit
onmisbaar. Dat is echter beslist geen uniformiteit van betekenis, maar
uniformiteit in de behandeling van hun noodzakelijke verschillen ... met
tegelijk hun geborgde samenhang.
Overigens wat uniformiteit betreft, het situatiebegrip biedt een
gedragsafbakening. Ofwel, binnen een bepaalde situatie is objectgedrag wel degelijk
uniform. Sterker nog, dergelijke uniformiteit is nu net wat op haar beurt een
aparte situatie constitueert. Vanuit precies diezelfde afbakening is
daarentegen suprasituationele uniformiteit van gedrag, en dus van navenante
betekenis, zelfs principieel ònmogelijk.
Mijn idee is dat vrijheid slechts reëel is, indien zij in verschillen tot
uitdrukking kan komen. Zo niet, dan is ook vrijheid maar weer een woord, dat
blijkbaar totalitaire onvrijheid verhult.
19.61
In die aanzet herken ik een ontoelaatbare sprong in de redenering. Het is nog
volkomen logisch dat drie zulke kerngebieden bijelkaar zeven van die disjuncte
deelverzamelingen opleveren. Wat vervolgens echter klakkeloos aangenomen wordt,
is dat relevante objecten disjunct over die deelverzameling verspreid zijn. Was
dat maar zo! Als je het nog een beetje netjes wilt doen, kan je inderdaad aan
de ene kant die zeven 'gebieds'deelverzamelingen positioneren. Er is zo
beschouwd, als je dus over kerngebieden begint enzovoort, echter ook een àndere
kant. Dat is de verzameling relevante objecten. Vervolgens, en dat gebeurt dan
tenminste expliciet, kan je vanuit een bepaald object onderzoeken met welke van
die zeven deelverzamelingen een relatie bestaat/nodig is. Op die manier kan je
al een verbijzondering pèr relatie van één object met één zo’n deelverzameling
kwijt.
Het lijkt me echter sterk dat de relevante gedragsdifferentiatie die grenzen
van zulke deelverzamelingen volgt, ontleend als ze zijn aan kerngebieden. Ligt
aan de indeling van die gebieden soms een fijnmazig houdbare
gedragsdifferentiatie ten grondslag? Waarschijnlijk niet. Met andere woorden,
omdat de correspondentie met situaties (in de zin van eenduidige
gedragsbepalingen) gauw mank gaat, leidt die ontoelaatbare sprong zelfs in de
verkeerde richting.
Het probleem met die aanzet is dat het voor leken zo aannemelijk, redelijk
opgezet lijkt. Dat maakt een levensvatbare oplossing(srichting) extra lastig te
realiseren.
19.62
Die 'methode' heet metapatroon, of metapattern op z'n engels. Mijn proefschrift
Semiosis & Sign Exchange uit 2002 biedt
daarvoor weer, zeg maar filosofische grondslagen. Voor praktische toepassing
kan je je dat besparen (hoewel je natuurlijk zeer welkom bent om die tekst eens
grondig te bestuderen). Gericht op, zeg maar, practitioners schreef ik eerder
het boek Metapattern: context and time in information
models (Addison-Wesley, 2001). Later bewerkte ik voor het
onderzoeksprogramma PrimaVera van de Universiteit van Amsterdam (waaraan ik als
research fellow verbonden ben) het eerste gedeelte eruit tot een apart working paper.
Op mijn website www.informationdynamics.nl/pwisse zijn talloze
publicaties over metapatroon en verwante thema's beschikbaar. Nogmaals, het
lijkt me niet zo praktisch als je die zomaar bekijkt. Want dat zgn metapatroon
is niet een methode die een beetje aanvullend werkt. Je moet ervoor van
perspectief wisselen, te weten van modellering voor een apart systeempje naar
principieel stelselmatig. Ik geloof niet dat die paradigmawissel overkomt door
slechts die teksten te bekijken, hoezeer ik mijn best ook deed op pogingen tot
verduidelijking op allerlei manieren. Mocht je dat overigens wel lukken,
prachtig! Mijn laatste poging bij PrimaVera gaat uit van inherente
interdependentie, waarvoor ik ontologie ontwikkel.
Maar bij voorkeur illustreer ik die - sprong naar - stelselmatigheid met enkele
modelvóórbeelden; in een persoonlijk gesprek werkt dat prima.
19.63
Ho, ho! Dat is natuurlijk het gevaar van elke vergelijking! Ergens klopt die
niet meer. Zo vind tenminste ikzelf het ònmogelijk op informatieverkeer
volledig te verklaren aan de hand van fysiek verkeer.
Op die manier is het ook nooit goed. Hoe ontsnap je aan een inmiddels
beperkende visie? Okee, probeer een vergelijking met een onderwerp waarvoor
grotere 'ruimte' al normaal gevonden wordt. De aanduiding informatieverkeer
bedoel ik dus primair als ontsnappingsmiddel.
Wie zichzelf eenmaal zo'n ontsnapping toestaat, wil uiteraard vervolgens wat
meer weten over die inrichting van het verkeersstelsel in kwestie. Je sluit
jezelf echter subiet weer op, indien je dat ontsnappingsmiddel tevens exclusief
wil gebruiken voor het inrichten van je nieuwe leven buiten de gevangenis.
Op die regressiekans kan ik slechts wijzen, wat ik doe door het eigen karakter
te benadrukken. Zo staat in Civiele
informatiekunde: op weg naar infrastructuur voor informatieverkeer
ondermeer: "Civiele informatiekunde erkent methodisch dat
informatieverkeer in diverse opzichten een afwijkend karakter heeft. Natuurlijk
zit er altijd óók fysiek vervoer aan vast. De gedigitaliseerde signalen moeten
van A naar B. Er is echter sprake van een infrastructuur sui generis,
ònvergelijkbaar dus, vanwege betekenissen."
Natuurlijk valt de vergelijking óók voor inrichting vruchtbaar te benutten.
Maar dat moet altijd in het besef van, over situationele differentiatie
gesproken, principiële divergentie. Anders was het ook geen vergelijking!
Dus, ja, door een vergelijking scherper te stellen, zeg maar te verbeteren, kan
je er navenant méér aan ontlenen. Maar dan moet duidelijk zijn dat er allerlei
vergelijkingen nuttig zijn, dus voor informatieverkeer niet uitsluitend die met
fysiek verkeer. Je ziet hier hoezeer de kracht van het ontsnappingsmiddel -
nota bene, laagdrempelige associatie door de gemeenschappelijke term 'verkeer'
- in het inrichtingsstadium verlammend kan werken doordat het lijkt alsof
andere vergelijkingen uitgesloten zijn. Onzin!
De theorie van elk-teken-is-een-verzoek-tot-inschikkelijkheid' bevordert
alertheid. Wanneer iemand je dus verzoekt om de vergelijking van
informatieverkeer met fysiek verkeer op te voeren, wat probeert hij daarmee te
bereiken? Wil hij dat het jou lukt, zodat de kwaliteit van infrastructuur voor
informatieverkeer volgens, nota bene, jouw visie daadwerkelijk nog
weer beter uitpakt? Of vraagt hij, al dan niet bewust, jou om het ònmogelijke?
Feitelijk is dat al kritiek, een aanval. Nadat jij noodgedwongen faalt om van
de vergelijking een heuse overeenstemming te maken, kan hij naar een openlijker
communicatieregister voor zijn kritiek overgaan om je verder in de verdediging
te drukken. Dan overwint zijn visie!
Het probleem is dat je in een vroeg stadium moet schatten welk motief 'achter'
het verzoek steekt. Voor mensen met een opbouwende instelling is dat extra
lastig te herkennen, want wij projecteren die instelling op dat teken ... en
ontdekken vaak genoeg pas later de valse verzoeking.
Ikzelf ben sterk geneigd zo'n teken steeds positief op te vatten. Zeg maar, dat
is mijn ontwerptemperament. Dat blijkt vrijwel altijd voor die ene situatie
'verkeer'd, maar dan heb ik er voor een volgende situatie tenminste weer iets
opbouwends bijgeleerd. Wat zou helpen, is wanneer ik beter in staat zou zijn om
zo'n uitwerkingsvraag vooral met een 'vergelijkbare' wedervraag te
beantwoorden. Die verplaatst de onmogelijke bewijslast terùg en het effect
daarvan is helaas meestal, heel ontnuchterend, dat de oorspronkelijke vrager er
onderuit probeert te komen. Dan is tenminste gauw duidelijk hoe het zit.
19.64
Overigens heb ik niets mèt, maar evenmin tégen Archimate. Metapatroon betreft
eenduidige informatiemodellering op open stelselschaal. Voor Archimate, voor
zover ik het raamwerk begrijp, gaat het met 'data' om een bepaalde view.
Daarbij laat Archimate (of RMODP, TOGAF, ARIS, ...) zich volgens mij niet of
nauwelijks uit over de concrete modelleermethode.
Metapatroon veronderstelt primaat van informatiemodellering. Want als je dat
niet 'op orde' hebt, weet je natuurlijk niet of je met andere aspecten,
respectievelijk volgens andere views (ook) goed zit. Mits je informatiekundig
verband borgt, vind ik metapatroon volstrekt complementair aan ondermeer
Archimate, want Archimate dekt tevens allerlei andere aspecten/views. Wat
metapatroon dan weer biedt, is een aanpak voor eenduidige synthese indien zo'n
ander aspect/view bij nadere beschouwing toch ook informatiebeheer vergt. Zie
ook Metapatroon
voor variëteitsborging in modelgedreven ontwikkeling. Ik weet dus niet of
informatiebeveiliging een Archimate-view is, maar - even als voorbeeld -
voorzover dergelijke beveiliging op haar beurt gebeurt met
informatievoorziening, moet dat stelselmatig 'opgenomen' zijn. Voor
authenticatie, autorisatie, audit trails enzovoort gelden dus zeker op
hoofdlijnen geen aparte conceptuele modellen, maar ook dergelijke aspecten
komen principieel stelselmatig tot uitdrukking. Daarom wordt het logisch om
over informatieve infrastructuur te spreken en is civiele informatiekunde een
vak.
19.65
Die overheidcentrische benadering is typisch voor de hedendaagse bestuurskunde
die immers geen opbouwend onderscheid (meer) maakt, ik zie het tenminste niet,
tussen a. strategievorming en b. veranderingsproces. En omdat daadwerkelijke
veranderingen inderdaad doorgaans slechts stapje voor stapje lukken, behoudt
'de overheid' onmerkbaar impliciet de uitgangspositie voor strategie annex
verandering (en verandert er daarom wezenlijk niets; het blijken stapjes òp de
plaats). Een voorbeeld van die impasse is de woordkeuze "regie."
Zoals je weet kozen Paul Jansen en ik met iDNA Manifest
apart voor informatie-eigendom als uitgangsbegrip; vandaaruit krijg je
(informatie)beheer en (informatie)gebruik pas helder.
We moeten overwegen waar we eigenlijk naartoe willen in plaats van alsmaar
blijven vasthouden aan waar we ons nu bevinden. Want dat schiet niet op. Okee,
laten we ons een voorstelling proberen te maken van die informatiemaatschappij.
Is dat niet een maatschappij van en voor burgers? Moeten we ons dùs niet primair
richten op vertrouwensmechanismen voor hun onderlinge maatschappelijk verkeer,
met daarin een groeiend aandeel voor zgn informatieverkeer? Op die manier
houd je tenminste zuiver wat de (eventuele) rol van overheidsinstellingen is in
het functioneren van dergelijke vertrouwensmechanismen.
Zoals 'het vraagstuk' nu alom aangesneden is, overheerst praktisch en meestal
ònuitgesproken de overheidsrol als gebruiker van persoonsinformatie. En daar
gaat die rol van ontwikkelaar en beheerder van infrastructuur doorheen lopen,
waardoor het reuze eenvoudig wordt om elkaar vooral maar niet te begrijpen. Zo
houdt stagnatie aan.
februari - maart 2007, webeditie 2007 © Pieter Wisse