Pieter Wisse
Hier staan tekstpassages verzameld, voornamelijk overgenomen uit emailberichten die ik schreef in de periode juli - augustus 2009. De volgorde van verzending bleef gehandhaafd.
33.1
Met diplomatieke formulering van aanbevelingen ben ik het eens. Feitelijk vind
ik het gat met een netjes samenhangende benadering echter nog erg groot. Want
er bestaat praktisch zelfs geen aparte zgn semantische kern. En die modellen
gaan geheid op hun kop zodra je informatiebehoeften vanuit gevarieerde publieke
taken opneemt (zie Oefenschema:
basisregistraties enz. voor een dergelijke aanzet).
Dat van op hun kop klinkt weliswaar òndiplomatiek, maar het is inhoudelijk niet
anders. Tja, op (reële) stelselschaal zit 't nu eenmaal anders in elkaar. De
veronderstelling van betekenis die contextloos is, werkt contraproductief. Zo
bevordert die aanname de waan dat - bijvoorbeeld - UML zonder meer bruikbaar
is. En omdat (ook) in dat overzichtschema slechts objectklassen verschijnen,
ontbreekt zicht op verschillen in verschijningsvòrmen (die nota bene pas
dankzij contextuele verbijzondering eenduidig van elkaar vallen te
onderscheiden). Op die manier wekt UML de valse schijn van variëteitbeheersing.
Die informatiemodellen zijn daar echter domweg niet diep genoeg uitgewerkt.
Daarvoor wijst de (vermeende) semantische kern op een dwaalspoor.
33.2
Dankzij Semantiek
op stelselschaal (Bureau Forum Standaardisatie, juni 2009) kan jij daar met
bijbehorend mandaat wijzen op noodzaak, kans, enz. van interoperabiliteit in
soorten en maten. Dus vind ik het mooi dat jij uitgenodigd bent voor dat
startoverleg, herstel, zoveelste herstartoverleg.
Tja, dan toch over GBA gesproken, graag maak ik gebruik van deze gelegenheid je
ter nadere oriëntatie op mijn stokpaard allereerst naar een kort tekstje te
verwijzen. Lees ajb op de website van Digitaal Bestuur mijn column met de titel
Naar
bestuur volgens infrastructurele schaal (2007). Nota bene, daarin verwijs
ik naar Diagnose
van een spilzieke overheid (2003!!). Ik las beide teksten zelf ook weer eens
na en helaas kan ik op de actualiteit nog niets afdingen.
33.3
Met dank voor alle enthousiasme ... het zgn tipping point hebben we m.i. nog
niet bereikt voor contextuele verbijzondering. Hoe graag ik het ook ànders wil,
zo'n brede(r) opgezette bijeenkomst bevordert het omslagpunt volgens mij (nog)
evenmin. Want wie jij voorstelt als deelnemers beschouwen Forum Standaardisatie
zeker niet als (hun) autoriteit/kampioen in kwesties van informatiemodellering
enzovoort. De verdiende instemming van FS met het rapport Semantiek op stelselschaal leidt daarom niet klakkeloos
tot dienovereenkomstige aanpassing van hun informatiekundige benadering,
integendeel. Ook wat de ene organisatie als potentiële opdrachtgever stellig
ervaart als een sales pitch door een andere organisatie als dienstverlener, ik
deel daarover de verwachting, pakt zelfs negatief uit.
Via bilaterale pendeldiplomatie moeten eerst 'partijen' afzonderlijk aan zulke
wezenlijke verandering willen. Zeker, dáárvoor biedt genoemd rapport in dit
stadium een bruikbaar steunt(je). Pas ná aldus apàrt gevestigde interesses -
waarvan, hoezeer juist ìk dat betreur, nog geen sprake is - kan het positief
uitpakken om mensen bijelkaar te brengen.
Kortom, een algemeen seminar oid lijkt mij (nog) geen nuttige noemer. De
suggestie om voort te borduren op, uiteraard mits ze bestaan, directe
relatie(s) vind ik geschikter. Voorwaarde voor enige kans op succes lijkt mij
echter dat op z'n minst de gedoodverfde dienstverlener strategisch vóór
contextuele verbijzondering koos. Zover is het echter niet. Kan een dergelijk
evidente marktvolger - hun sleutel tot zakelijk succes - überhaupt ooit
voorloper zijn?
Ja, andersom is zelfs beter. Dan zou de beoogde opdrachtgever de methodische
eis van contextuele verbijzondering stellen. Daar gaan
leveranciers/dienstverleners vervolgens wel in mee. Maar ook dàt punt is nog
niet in zicht, laat staan bereikt. Is het eigenlijk wel realistisch? En dan
rijst de vraag, stel dat het langs die netzo onwaarschijnlijke weg lukt, waarom
die ene dienstverlener daarover exclusief contact met zo’n opdrachtgever
verkrijgt.
Hoe dan ook, zolang welke deelnemers dan ook op voorhand geen voldoende
overtuiging (uit)dragen, zouden zij elkaar tijdens een bijeenkomst juist mèt
elkaar geheid versterken in afwijzing van contextuele verbijzondering ... en
heeft - onze extra moeite voor - hun voortijdige samenkomst zelfs
averechts effect door ondermijning van behoedzame bilaterale vorderingen.
Nodeloze voorzichtigheid is veranderkundig "dysfunctioneel." Met
ontkenning van reële - ontwikkeling van - verhoudingen gooien we echter onze
eigen glazen in. Ik beschik over tijd noch geld om mij veel scherven te
veroorloven.
33.4
Laten we ajb niet strijden over plaats en tijdstip van ontdekking, maar volgens
mij gebeurde dat, zeker wat abstracter gezien, elders en eerder. In dit verband
wijs ik je bijvoorbeeld graag op werk van Alan Kay (ontwikkelaar van o.a. Smalltalk,
bekend als nagenoeg ideaaltypische ‘taal’ voor objectgerichte
informatievoorziening). In het hoofdstuk Polarisatie
(in: Informatiekundige ontwerpleer) nam ik enkele
citaten uit zijn werk op. Nota bene, zoals ik daar tevens toelichting verschaf,
Kay "schrijft helemaal niet over objecten, maar hanteert consequent het
woord activiteit en pleit, meen ik, aldus voor dynamiek in modellen." Daar
heb je m.i. die zgn ontdekking van samenloop dus al.
Maar goed, voorzover ik kon nagaan maakte Kay zich inderdaad nog niet druk over
gedragsvariëteit, laat staan hoe die beheerbaar(der) valt te krijgen. Als
zodanig vind je bij Kay dus vooral een scherpe positionering van wat nu Soa
heet, te weten (vooralsnog) zònder contextuele verbijzondering. Aandacht voor
dergelijke beperkingen respectievelijk noodzaak van verbeteringen vroeg ik met
mijn DB-column Veel
onsjes méér.
Kortom, mijn voorstelling is dat (ook) Soa integraal èn integrerend moet opgaan
in een omvattend informatieparadigma. Soa past echter niet zolang het
uitgangspunt van de atomaire, dwz absoluut geldige zgn service heerst.
Ik geef toe dat ikzelf ooit zulk universeel hergebruik van activiteiten
propageerde. Mijn toenmalige idee betrof synthese van wat ik Object Center en
Activity Center noemde. (Slechts) in Object Center was de voorziening voor
contextuele verbijzondering geconcentreerd, terwijl Activity Center als het
ware contextvrij - maar zo kon ik het destijds uiteraard niet karakteriseren -
een bouwdoos voor procesgang moest bieden. Maar vanaf zelfs maar ièts ruimere
schaal blijkt dat laatste gauw een illusie. Dus voor activiteiten/services telt
onherroepelijk óók: contextuele verbijzondering. En precies zó, dus eveneens
integraal èn integrerend, gaat dat door met autorisatie ...
33.5
Dankzij het "overzicht van de gegevenselementen en hun definities"
geef je tevens een concrete indruk van wat die organisatie (allemaal) onder de
noemer van Identity Management (IdM) registreert/gaat registreren. Dat is nogal
wat ...
In de eerdere versie zag ik al aanleiding om (eindelijk) serieus werk te maken
van operationalisering van iDNA Manifest. Want ik
zou niet weten, hoe dat privacyreglement direct valt te toetsen. Daarvoor laat
(ook) die tekst nog van alles en nog wat impliciet, dat volgens iDNA Manifest juist expliciet en nota bene zelfs
principieel is. Daar moet dus 'iets' tussen ter facilitering van beoordeling.
En dat bedoelde ik met mijn eerdere reactie, te weten dat ik daarover moet
sudderen.
Dat vergt veel werk, die operationaliseringsslag, waarvoor ik tijd moet zien te
vinden. Inderdaad, het moet eens gebeuren.
Wat naar mijn idee nogal verwart, is oriëntatie op wat traditioneel aparte
informatiesystemen resp. applicaties waren (en vrijwel alom nog altijd zijn).
Begrijp ik goed dat die organisatie beschikt over een informatiesysteem voor
HRM en dat het zgn Identiteitssysteem er als het ware náást staat/komt te
staan? Zo nee, dan lees ik blijkbaar de concepttekst van het reglement slecht.
Zo ja, waarom zit die Identity Store dan vol met (persoons)informatie die m.i.
niets met de aangegeven functies onder de noemer van IdM te maken heeft
(toegang). Of moet het Identiteitssysteem tevens (vooral?) dienen als zelfbedieningsportal
van het HRM-informatiesysteem? Als dat zo is en ervan afgezien waarom zo’n
portal dan óók een register vergt, vind ik het weer interessant wat er qua
personeelsbeheer ontbreekt in het Identiteitssysteem. Kortom, de samenhang
blijft onduidelijk ondermeer omdat het reglement minder over privacy gaat dan
over een specifiek (informatie)hulpmiddel.
Dat is de operationalisering die nodig is. Wat betekent privacy onder reële
omstandigheden van informatieverkeer? Zo'n referentiekader moet voor onze
informatiemaatschappij kwalitatief anders. Daarvoor geeft wat
identiteitstelling betreft - hoofdstuk
6 van - de nota Informatieverkeer in publiek domein
(2004) trouwens een aanzet. Zo moeten deelnemers aan informatieve interacties
allemáál 'meedoen' met identiteitstelling (eventuele anonimiteit inbegrepen).
Dergelijke symmetrie kent het voorgestelde privacyreglement echter niet. De
werkgever vormt de facto nog exclusief de uitgangspositie. Daarvan is die van
de werknemer in het reglement slechts afgeleid - wat dus impliciet blijft,
zodat die ònevenwichtige voorwaarde gemakkelijker verhuld blijft - ipv dat
beide posities onderling evenwichtig zijn ontwikkeld.
Zo kom ik toch op een voorlopig oordeel à la iDNA
Manifest/dotindividual:
Het voorstel voor privacyreglement mist expliciete waardering resp. bevordering van evenwichtige verhoudingen tussen deelnemers aan informatieverkeer. Dat is juist voor de (publieke) organisatie in kwestie een gemiste kans. Want bij uitstek van zo’n organisatie zou een intern privacyreglement voorbeeldwerking kunnen bieden voor evenwichtige voorwaarden voor (informatie)betrekkingen in het maatschappelijk verkeer in het algemeen.
Deze eerste inhoudelijke reactie stemde ik verder niet af. Want het gaat wat mij betreft nu vooral om - impuls voor - opbouwende discussie. Dat begrijp ik ook als de geest waarin je ons sportief om commentaar verzocht. Dus, indien jij of wie dan ook er weer iets anders van vindt, prachtig, dan merken we dat wel en graag.
33.6
Naderhand bedacht ik me dat in kòrt bestek de
noodzakelijk maatschappelijke reikwijdte inclusief het accent op
opleidingen (dat jij terecht plaatst) aardig tot uitdrukking komt in een
recente column; zie Voorbeeldige
vacature of - zoals de titel op de website van Digitaal Bestuur luidt - Serieus ontwerpen.
Die analogie met stedenbouw(kunde) enzovoort vind je ruim(er) uitgewerkt in
mijn artikel Civiele
informatiekunde vergelijkenderwijs. Als je wilt, neem ajb rustig de
tijd vooral voor deze tekst. Moeilijk is hij niet, zodra je de kracht van
de vergelijking herkent.
Ik bepleit graag sterk dat juist Ictu de oriëntatie die ik civiele
informatiekunde noem, steeds professioneler volgt.
33.7
Waarom handhaven we eigenlijk die aanduiding "bescherming" in het
kladontwerp voor de Wet bescherming persoonsgegevens? Het moet gewoon de Wet
persoonsinformatie zijn, punt. Die expliciete verruiming gaat m.i. opleveren
o.a. dat het College bescherming persoonsgegevens overbodig is (lees feitelijk:
averechts werkt, want slechts dient ter bestendiging van status quo van
epidemische informatiediefstal) en dus zelfs compleet uit het kladontwerp
kan/moet verdwijnen.
33.8
Onwillekeurig blijven ze met de aanduiding ‘systeem’ in een te kleinschalig
referentiekader steken. In het Nederlands hebben we voor de verruimende, in dit
geval maatschappelijke schaal de term ‘stelsel’ beschikbaar. In het Engels
belemmert zelfs ‘system of systems’ toch de noodzakelijke benadering
door-de-schalen-heen. Tja, hoe vertaal je informatieverkeer?
Volgens mij is Soa de naam voor functionele modulariteit à la Internet. De
modulaire insteek vind ik er niet nieuw aan.
Ik zie het zo, dat (ook) Soa werkt volgens aannames voor semantiek. Die zijn
tot dusver echter grotendeels impliciet gebleven. Dat komt omdat betekenis daarvoor,
helaas, niet als problematisch ervaren wordt/werd. Besef van dat vraagstuk komt
ook moeilijk op door feitelijk kleinschalig te beginnen en vervolgens met
dezelfde aannames aan het extrapoleren te slaan. Zo daagt het niet dat
mislukking weleens aan die aannames kan liggen (die pas op wat ruimere schaal
vals zijn …, te weten voorbij het oorspronkelijke ‘systeem;’ vgl. de
geleidelijk doodgekookte kikker).
Weliswaar zoeken allerlei mensen naar grootschalig succes met Soa, maar dus
vanaf een beetje schaal lukt dat nooit, althans niet netjes, beheersbaar e.d.
vanwege ontkenning van reële semantische variëteit. Zie voor een kort
commentaar bijv. mijn DB-column Veel onsjes
méér.
Het gaat m.i. overigens niet om een parallel tussen metapatroon en Soa.
Daarentegen functioneert (ook) Soa onlosmakelijk in een semantisch kader.
Nogmaals, tot dusver werd daarvoor een gebrekkig kader gehanteerd, overwegend
impliciet dus. Dat omvattende kader moet daarom nodig worden opgekrikt. Pas dan
komt het ook goed met Soa of hoe modulaire opzet van gedragsdynamiek ook heet.
Overigens heb ik met metapatroon van meet af aan zowel data, als proces
nadrukkelijk tot nota bene samenhangende onderwerpen van nodige en voldoende
semantische variëteit gemaakt. Ik zie qua conceptuele verbijzondering geen
verschil. Dus Soa loopt wat mij betreft ook gewoon mee.
Voor mij, zoals gezegd, werpt Soa geen nieuw licht op metapatroon, maar
andersom gebeurt dat m.i. wel en is inderdaad hoognodig.
Als begrip voor synthese geef ik de voorkeur aan gedrag. Onder die noemer komen
data en proces productief samen. Want data blijkt niets anders dan proces
zonder beweging. Een stabiele eigenschap is als het ware een uiterst geval van
een dienst. Oeps, ik druk me hier wel erg slordig uit, maar ik haast me
gemakshalve dóór …
Mijn idee is dus dat Soa positionering vergt in die overkoepelende benadering
met passende semantische variëteit.
33.9
De kans lijkt mij groot, dat zo’n bestuurder zijn licht gaat opsteken bij ...
de bron van de huidige verwarring. Als dat inderdaad gebeurt (met
waarschijnlijk fopvatting, dus ... weer niets stelselmatigs als resultaat), kan
jij hem dan ajb aanbevelen tevens direct de bron van het rapport Semantiek
op stelselschaal te raadplegen, dwz Bureau Forum Standaardisatie? Het
geheime wapen ter overbrugging van vooralsnog afwijkende perspectieven zou
overigens weleens de man kunnen zijn die aan zowel Nora, als dat BFS-rapport
meewerkte.
33.10
Tja, die variëteit van betekenissen is dus niets nieuws. En dáárom ...! Maar
mogen we, algemener beschouwd, uit zijn signalering opmaken dat hij fervent
aanhanger is van semantische stelselmatigheid volgens contextuele
verbijzondering? En zo ja, kan je hem aanmoedigen om langs de lijn van Semantiek
op stelselschaal een commentaar op die rechterlijke uitspraak te schrijven
en publiceren?
33.11
Interessant, hoor, hoe vlot zo'n initiatief in onbegrip verstrikt raakt. Het
lijkt mij duidelijk dat niemand het rapport of zelfs maar het enige hoofdstuk
annex samenvatting las. Daarom moeten we dringend blijven zoeken naar andere
wegen ter bevordering van ècht stelselmatige inrichting. Want volgens mij is
“oppakken” daar een eufemisme voor laten vallen, kortom, voor ..., ja, dat is
er weer eentje, foppakken.
Oh ja, interessant gebruikte ik natuurlijk als eufemisme voor schandalig.
33.12
Mijn indruk is dat hij a. blijkbaar gehoorzaamt aan de stalorders van zijn
opdrachtgever, maar b. toch ook zèlf vasthoudt aan enkele aannames die nu
eenmaal ongeschikt zijn voor ruimere schaal en dus reële betekenisvariëteit. Zo
blijven we helaas langs elkaar heen praten/schrijven. Nou ja, je hebt gezien
hoe ze daar het rapport met de aanbeveling van contextuele verbijzondering in hun
piepkleine gaatje proberen te vangen. Want ze beschouwen iets als het stelsel
dat er slechts een miniem onderdeel van uitmaakt, of je dat nu gewichtig
basisregistraties noemt, wettelijke grondslag erbij haalt enzovoort, of niet. Bovendien
verwarren ze dat stelselstùkje, volgens grenzen van beoogde basisregistraties
overigens gefragmenteerd gebleven, met de zgn stelselcatalogus ervoor. Oh ja, daarin
passen vanwege de simplistische structuurmogelijkheden (slechts aparte objecten
met elk attributen) informatiemodellen van (de meeste) basisregistraties niet
deugdelijk, laat staan dat diezelfde catalogus ertùssen de nodige
gedetailleerde samenhang in kaart laat brengen (zoals met de
Interoperabiliteitscatalogus informatietypen allemaal wèl lukt). Voor
informatievoorziening als integraal en integrerend aspect van uitvoering van
publieke taken hebben we er natuurlijk niets aan en belemmert vorderingen.
33.13
Inderdaad, voor overheidsbemoeienis met karakteristiek monopolie bestaat geen
markt. Daarom wekt de aanduiding dienstverlening een valse suggestie. Die maakt
het èxtra lastig, je hebt met je commentaar op Algemeen Belang
gelijk, om allang achterhaalde onderwerpen van cliëntelisme tot de orde van
algemeen belang te brengen.
Erkenning van, zeg maar, productief cliëntelisme stelt aan infrastructuur nota
bene de eis dat de ruimte voor verbijzonderde relaties er bij voorkeur door
groeit. Het gaat om de optimale verhouding: (minimale) gedragsbeperkingen ter
facilitering van (maximale) gedragsvrijheid. Katalyserende infrastructuur is
dus, althans als het goed is, geen standaardisatie tout court, integendeel. Het
is geen kwestie van een uniforme orde òp zaken, maar idealiter slechts orde
ònder zaken die, nogmaals, daardoor winnen aan dynamiek, variëteit …
Waardering van verhouding, van relatie als de crux vergt echter solidair
overzicht. Ook weer karakteristiek, daarin blinken de (meeste) afzonderlijke
cliëntelistische leiders natuurlijk niet bepaald uit. Daarom kùnnen ze maar
niet herkennen dat een evenwichtig infrastructuurbegrip en zo verder naar
praktische voorzieningen voor informatieverkeer ze juist kan helpen. Zij
associëren infrastructuur eenzijdig als beperking van hun vrijheid. Dat is
weliswaar onzin, maar zonder op z’n minst een verlicht cliëntelisme blijven we
met z’n allen vastzitten in een mager informatiemaatschappijtje.
33.14
Je kunt erop wachten. Zodra een nutsvoorziening geprivatiseerd is, meent de
(nieuwe) directeur dat marketingcommunicatie nodig is. Onvermijdelijk verzint
het ingeschakelde communicatiebureau “een nieuwe naam en een nieuw uiterlijk.”
Zo staat dat voorspelbaar op opgetogen toon in de brief van de directeur die
met ònze nutsvoorziening bedrijfje mag spelen. Met “uiterlijk” is overigens
steevast slechts de huisstijl bedoeld. In dit geval is “het nieuwe logo” zelfs
zó onbegrijpelijk, dat een lange voetnoot duidelijkheid moet verschaffen. Hoe
daardoor de voorziening verbetert, blijft een raadsel. Nee, toch niet, want
“Voor u verandert er niets,” probeert de directeur onhandig te bezweren. Dat
wekt juist argwaan. Waarom eigenlijk die kosten en moeite, als de gebruikers er
niets mee opschieten? Voor wie is die “frisse, nieuwe uitstraling” dan wèl
voordelig? Nu is het wachten dus op de vòlgende brief. Die komt geheid van wat
tegen die tijd de ex-directeur in het bezit van overnamebonus is en kondigt een
of andere investeringsgroep aan als eigenaar van “een modern bedrijf met […]
deskundige medewerkers […] waar we trots op zijn.” Wie wil daaraan niet wat
extra’s verdienen? Dat is inderdaad een nieuwe eigenaar, het houdt niet op, en
letterlijk per saldo verandert er heus nogal wat en dus ten nadele van wie
afhankelijk is van de nutsvoorziening. Houdt eens op met valse marktwerking
waar geen reële markt bestáát!
33.15
Volgens het instellingsbesluit
(in: Staatscourant, 9 juli 2009) heeft “een
staatscommissie voor de herziening van de Grondwet […] tot taak de regering te
adviseren over de noodzaak tot wijziging van de Grondwet in verband met [onder
andere] d. de grondrechten in het digitale tijdperk[.]” Een nieuwsbericht
van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties somt de leden
op:
De staatscommissie staat onder voorzitterschap van mevr. prof. mr. W.M.E. Thomassen, raadsheer bij de Hoge Raad. […] Behalve mw. prof. W. Thomassen zijn ook lid van de staatscommissie: prof. dr. L.F.M. Besselink, hoogleraar Europees constitutioneel recht, Universiteit Utrecht, mevr. prof. dr. M.L.H.K. Claes, hoogleraar Europees en vergelijkend recht, Universiteit van Tilburg, mevr. prof. mr. J.H. Gerards, hoogleraar staats- en bestuursrecht, Universiteit Leiden, mevr. L.Y. Gonçalves-Ho Kang You, staatsraad i.b.d., Raad van State, prof. mr. C.A.J.M. Kortmann, emeritus-hoogleraar staatsrecht, bestuursrecht en algemene staatsleer, Radboud Universiteit Nijmegen, prof. mr. R. de Lange, hoogleraar staats- en bestuursrecht, Erasmus Universiteit, Rotterdam, mevr. prof. B.M. Oomen, bijzonder hoogleraar rechtspluralisme, Universiteit van Amsterdam, mevr. prof. mr. G. Overkleeft-Verburg, hoogleraar staats- en bestuursrecht, Erasmus Universiteit Rotterdam en drs. J.P. de Vries, voormalig hoofdredacteur Nederlands Dagblad.
Hoe krijgen we hun aandacht voor het Manifest voor
informatieverkeer (voorheen: iDNA Manifest)? De vraag is volgens mij wie
het echte werk gaat doen. Dus, wie gaat er als secretaris aan de slag? In de
toelichting staat inderdaad, dat “[d]e staatscommissie wordt ondersteund door
een secretariaat.” Omdat “Onze Minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties is belast met de uitvoering van dit besluit” moeten we dat
secretariaat stellig daar zoeken.
Kijk eens aan, de staatscommissie heeft een eigen website met daarop tevens
contactinformatie over, precies, het secretariaat. Ik ga maar eens opbellen
(070- 4268482). Klopt, die 426 ‘betekent’ BZK. Wordt hopelijk positief
vervolgd.
33.16
Nu ik grondiger kijk naar jouw herzieningsvoorstel voor artikel 10, met mijn
verontschuldiging voor die fopschorting, is mijn indruk dat het manifest-eren
van de Grondwet (veel) verder reikt dan wijziging van dàt ene artikel. Zo lijkt
me, dat expliciete vermelding van persoonsinformatie ondermeer leidt tot - de
noodzaak van - nuancering van wat persoonlijke levenssfeer betekent. Zoals jij
al aangaf, dat werkt stellig door in andere Grondwetsartikelen, vooral 11 t/m 14.
Wat jouw voorstel voor in het bijzonder artikel 10, lid 2, betreft, merk ik op
dat artikel 1 van het Manifest voor informatieverkeer
eigendom van persoonsinformatie ònvervreemdbaar verklaart. Krachtens de wet, of
op welke andere manier dan ook, valt dat eigendom dus principieel tot en met
praktisch niet te beperken. Dat kan (wettelijk) eventueel slechts met
beschikkingsrecht van de persoon en dan volgens het manifest over steeds
specifiek bepaalde persoonsinformatie en altijd ook nog eens tijdelijk.
Eigendom van persoonsinformatie is vanwege die onvervreemdbaarheid dus ook niet
overdraagbaar (althans, dat stellen wij met het manifest). In jouw voorstel
voor lid 2 staat (voorts) dat "iedere persoon onvervreemdbaar eigenaar [is
] van [...] zijn materiële en immateriële bezittingen. Ervan afgezien dat je
een pleonasme schrijft, eigendom van allerlei (im)materiële objecten ànders dan
het eigen lichaam en (dus) persoonsinformatie is wèl overdraagbaar. Daarom heet
de persoon bijvoorbeeld in artikel twaalf bewoner in relatie tot zijn woning.
Want daarvan, van 'zijn' woning, behoeft hij geen eigenaar te zijn om daarin
toch onder de noemer van persoonlijke levenssfeer van (Grond)wetswege bescherming
te genieten.
Oh, bedoel je met die passage dat informatie over bezittingen ook als
persoonsinformatie geldt? Ja, daarmee ben ik het natuurlijk eens. Zullen we de
formulering aanpassen?
Met persoonsinformatie trekken we als het ware aan een draadje, waardoor elders
van alles en nog wat loskomt. Voor de rechtszekerheid van de persoon is dat
stellig wezenlijke winst, die extra duidelijkheid juist in de Grondwet. Hoever
wij daarin echter met een kladontwerp moeten proberen te gaan, weet ik
overigens nog even niet. Heb jij een idee? Wij kunnen er natuurlijk geen
dagtaak van maken. Agendering van louter het Manifest
voor informatieverkeer is voor ons lastig genoeg.
33.17
Sterk taalkundig spel, jouw commentaar op zijn onzin, maar juist dat genre
stelt extra hoge eisen aan je ... spelling.
Als hij het overigens ooit leest, begrijpt hij toch niet waarover je het hebt,
zodat hij dan slechts extra aandacht ervaart. Wat jij terecht als kritiek
bedoelt, vat hij dus prompt als welverdiend eerbetoon (f)op. Veranderen doet er
(hij) niets …
33.18
Ik kom hierbij nogal uitvoerig bij je terug op identiteitsbeheer voor informatieverkeer
op maatschappelijke schaal. Of je daarover een proefschrift wil schrijven of
niet, in elk geval wil ik er binnenkort graag eens met je over doorpraten. Van
mijn kant doe ik dat op persoonlijke titel; dit bericht schreef ik op een
zondagochtend. ;-) Zeg overigens gerust dat het tekenend is, dat die
persoonlijke titel geldt. Want was het maar zo, dat genoemd onderwerp al
voldoende stelselmatige aandacht krijgt.
Neem de onlangs ingestelde staatscommissie voor herziening van de Grondwet.
Ondermeer “de grondrechten in het digitale tijdperk” staat vermeld als
aanleiding van “noodzaak tot wijziging van de Grondwet.” Prachtig natuurlijk,
zo’n aanzet, maar wat valt als uitkomst te verwachten?
De toelichting bij het instellingsbesluit
bevat als het ware de aanwijzing dat “[d]e staatscommissie zal bestaan uit
gezaghebbende leden waarbij wordt gelet op een evenwichtige samenstelling” Een nieuwsbericht
van het ministerie van BZK somt de leden op, keurig voorzien van hun functies
waarom zij (blijkbaar) voor lidmaatschap verkozen zijn. Met uitzondering van
een gepensioneerde journalist die “aanvankelijk een predikantsopleiding volgde”
(zie Parlement &
Politiek) zijn het allemaal zgn rechtsgeleerden. Zo evenwichtig vind ik die
samenstelling dus niet.
Zullen we maar zeggen, dat die mensen hulp kunnen gebruiken? Tevens wat ik
civiele informatiekunde noem, verdient daar m.i. te worden gehoord. Dat gaat
mij echter, daar heb je ‘m weer, op persoonlijke titel niet lukken. Voor Ictu
ligt dat stellig gunstiger. Of daar inderdaad zelfs een kans voor Ictu ligt en
nota bene versterkt door jouw promotie-onderzoek, wil ik dus met je verkennen.
Ik kan me voorstellen - wens vader van mijn gedachte? - dat juist zulke
principiële oriëntatie het vervolgens binnen Ictu eenvoudiger maakt, want
vanuit de Grondwet zelfs dwingend bepaald, om werkelijke/werkende samenhang te
realiseren met voorzieningen die “de grondrechten in het digitale tijdperk”
faciliteren.
Ik stuur afschrift aan je collega met wie ik onlangs sprak over die noodzaak van
samenhang en hoe die eventueel valt te bevorderen. Bij die gelegenheid
veroorloofde ik mij hem te vertellen, dat jij over een academische promotie op
het onderwerp van identiteitsbeheer denkt en waarom jouw plan m.i. volle steun
van je werkgever verdient.
Een tweede afschrift ontvangt het hoofd van het Bureau Forum Standaardisatie.
Grondrechten, identiteitsbeheer, infrastructuur voor informatieverkeer,
interoperabiliteit, standaardisatie en ga zo maar door hebben immers àlles met
elkaar te maken.
33.19
Van je rapport ontving ik afschrift, dat ik vervolgens met veel plezier las.
Wat ik qua inhoud natuurlijk mis, is het driedimensionale model dat wij begin
dit jaar zo flitsend opstelden van contingent governance.[zie aantekeningen
30.128 en 30.131]
Wat ik verder opmerk, moet je ajb niet als kritiek op je rapport opvatten. Ik
benut slechts de gelegenheid wederom met enkele aannames voor praktische
stelselschaal te stoeien. Als je daarop als zodanig wilt reageren, erg graag
natuurlijk …
… want ik neem aan dat je voor besturing opzettelijk het bepèrkte bereik
handhaafde, waardoor naar mijn overtuiging juist de verkeersproblemen nog
steeds groeien. Wat ik bedoel, kan ik meteen toelichten aan de hand van een
passage aan het begin van je samenvatting. Daar staat als vraag (p. 4): “Hoe
kan het kabinet het gedrag van individuele overheidsorganisaties effectief
beïnvloeden?” Dat heeft er alles van weg, dat je ‘slechts’ de openbare sector
als relevant systeem opvat. Dat klopt echter niet.
Volgens de retoriek staan burger en bedrijf zelfs centraal. Laten we dergelijke
uitspraken eens serieus nemen. In termen van informatieverkeer betekent dat
feitelijk dat onder de noemer van elektronische overheid interacties
burger-overheid, respectievelijk bedrijf-overheid voorrang verdienen. Dáár ligt
dus reëel het zwaartepunt voor interoperabiliteit, zelfs reeds binnen het
maatschappelijk gezien beperkte kader van elektronische overheid. Daaruit volgt
dat de hoofdopgave voor het kabinet beïnvloeding moet zijn van verkeersgedrag
van juist burgers en bedrijven. Zeg ook nadrukkelijk dat vooral burgers en
bedrijven tot het relevante systeem behoren. Wie ze als zgn omgeving
bestempelt, blijft overheid centraal stellen. Dat is precies verkeerd.
Door stelselmatige heroriëntatie op burgers en bedrijven verandert principieel
wat “het kabinet […] effectief [moet] beïnvloeden.” Wat geldt voor “individuele
overheidsorganisaties” is dan niet langer bepalend, maar vòlgt uit de opzet van
informatieverkeer die primair georiënteerd is op deelname door burgers en
bedrijven.
De verruiming van wat telt als het relevante systeem, heeft kwalitatief
gevolg voor wat al dan niet behoort tot infrastructuur voor elektronische
overheid (mijn voorkeur: stelsel voor informatieverkeer). En daaruit volgt
(pas) welke besturingsopzet kan wèrken. Voilà, contingentie.
Dezelfde verwarring zie je o.a. bij Nederland Open in Verbinding (NOiV). Ook
daar dekt de vlag de lading niet helemaal, herstel, eigenlijk helemaal niet.
Kijk ajb na, hoe NOiV haar eigen taken beschrijft. Als correcte naam komt
Overheid Open in Verbinding in aanmerking. Tja, wat je daaraan als burger of
bedrijf hebt …? Daarmee is in elk geval van Nederland Open geen sprake.
Integendeel, want binnen dat beperkte kader krijgen overheidsorganisaties alle
gelegenheid voor duurzame weerstand, terwijl ze op maatschappelijke schaal
vroeg of laat wèl zouden kunnen inzien dat ze in infrastructureel opzicht méé
moeten. Liefst willen we ze daarmee inderdaad vooruit laten lopen (launching
customer e.d.), maar dat zit er helaas niet in.
Ik kan me voorstellen dat je die noodzakelijke verruiming tha(e)ns een brug te
ver vindt. Het dilemma luidt volgens mij echter dat we nooit dichterbij komen,
zolang de reële verhoudingen voor evenwichtig informatieverkeer op
maatschappelijke schaal verhuld blijven.
Ik kan het ook anders uitdrukken. Erkenning van burgers en bedrijven als de
first-class citizens die ze van de informatiemaatschappij wèrkelijk zijn (lees
zelfs de retoriek er maar op na), is bij uitstek een bestuurshandeling. Of moet
dat politiek heten? Ook goed. Over “effectief beïnvloeden” gesproken, daaruit
volgt als het ware bij maatschappijvisie welk “gedrag van individuele
overheidsorganisaties” qua deelname aan informatieverkeer passend is.
Het probleem met beïnvloeding van bestuurders vind ikzelf dat ze nagenoeg
immuun voor visie en bijgevolg voor verandering zijn. Moderne bestuurders zijn
feitelijk vooral beheerders van onderling zo gescheiden mogelijke domeintjes.
Daar staat een verkeersbenadering inderdaad haaks op.
Aan je rapport herken ik graag dat de inhoud consistent is volgens het beperkte
bereik waarvan je uitgaat, respectievelijk waarop je mikt. Volgens de
wetenschapsfilosofie zou je precisie gewonnen hebben ten koste van relevantie.
Als ingenieur kan ik daar, praktisch dus, echter niets mee. Het spul moet
gewoon werken, punt. Daarom moet het allemaal zowel precies, als relevant.
Opschaling in combinatie met de verkeersmetafoor verduidelijkt dat voor
interoperabiliteit nu eenmaal passende standaarden (lees ook: regels) onontbeerlijk
zijn. Betrek burgers en bedrijven er bij, zelfs met voorrang. Gaat het ooit
praktisch werken, zolang zij zich met verkeersvoorzieningen (p. 5) “een […]
grote mate van vrijblijvendheid” kunnen veroorloven? Natuurlijk niet!
Vervolgens gelden de evidente regels voor informatieverkeer simpelweg óók voor
overheidsorganisaties, klaar.
Nou ja, klaar … Welk besturingsarrangement is nodig en voldoende om over
interoperabiliteit met dat ruimste maatschappelijke bereik adequaat te
besluiten enzovoort inclusief beheer ervan en zo door naar handhaving en
toezicht? Als je die vraag oppakt, blijkt dat (ook) het College Standaardisatie
daarop niet berekend is. Het zou m.i. echter een grote verdienste van het
College zijn om het besturingsvraagstuk op de ruimere, dus maatschappelijke
agenda te plaatsen. Daarover zou het Forum ze dan moeten adviseren …
Jouw perspectief zoals je hanteerde voor het rapport en wat ik hier als mijn
perspectief schets verschillen dus wezenlijk. Dat blijkt bijvoorbeeld uit (p.
8):
“Interoperabiliteit draagt […] bij aan een vergroting van de doeltreffendheid
en doelmatigheid van de overheid en aan de samenhang en consistentie van haar
handelen. Vanwege de nadruk op samenhang en verbindingen heeft
interoperabiliteit primair het karakter van een interorganisationeel vraagstuk
op het gebied van de verdere ontwikkeling van de elektronische overheid.”
Wat je schrijft, klopt weliswaar, maar er is dus wezenlijk méér. Door zo’n
beperkte voorstelling komen bestuurders niet in beweging. Er gaat ten onrechte
de suggestie van uit, dat zij voor interoperabiliteit leidend zijn. Op
maatschappelijke schaal bekeken voor zo’n facilitair thema als
verkeersvoorzieningen is dat natuurlijk onzin. Het verkeersvolume onder de
noemer van elektronische overheid vormt slechts een gering aandeel van het
totale maatschappelijke informatieverkeer. De onderlinge informatiebetrekkingen
tussen overheidsorganisaties zijn dáárvan weer slechts een deelverzameling.
Voor zowel infrastructuur als hun eigen verkeersmiddelen zijn overheidsorganisaties
daarom in termen van schaal, nogmaals, volgers. Het is niet anders. Zolang we
die realiteit ontkennen, lukt er domweg niets met elektronische overheid. Kijk
maar, hoe het (niet) loopt.
Bijvoorbeeld op p. 9 hik je er volgens mij tegenaan. Daar schrijf je over “het
verbeteren van dienstverlening aan burgers en bedrijven[.]” Je vervolgt ermee,
terecht, dat “[d]it […] perspectief dient daarom dominant te zijn bij het
bepalen van het uiteindelijk samen te stellen governance arrangement.” Afgezien
van de valse associatie van dienstverlening met marktwerking e.d. vergeet je
daar echter wat karakteristiek is voor interacties die digitaal worden
gefaciliteerd. De crux is, dat de zgn klant integraal meewerkt aan de
uitvoering. Dat is ook precies, ervan afgezien dat administratieve
lastenverlichting zodoende ten goede van overheidsorganisaties komt, maar goed,
waarom vlottere ‘bediening’ mogelijk is (met als uiterste vorm de ‘berekening’
van het overheidsantwoord op basis van informatie die burger/bedrijf opgeeft).
Maar dat lukt, nota bene, bij de gratie van aansluiting. De middelen voor
informatieverkeer die burgers en bedrijven gebruiken, blijven niet buiten het
bestuurd systeem, maar moeten principieel als erin gelden. Dáár begint het
ècht! Voor een effectief “governance arrangement” is integrale deelname door
burgers en bedrijven daarom het uitgangspunt. Dáárop moeten
overheidsorganisaties zich met voorzieningen voor informatievoorziening dus
oriënteren, niet op zichzèlf, laat staan dat andersom burgers en bedrijven ooit
moeten overnemen wat overheidsorganisaties in hun valse isolement als
(pluriforme) voorzieningen verkozen.
Die noodzakelijke perspectiefwissel kùnnen bestuurders uit zichzelf blijkbaar
moeilijk voltrekken. Dat vergt immers visie, respectievelijk beleid vèr buiten
het bereik waarvoor de bestuurders in kwesties zich qua beheer verantwoordelijk
achten. Als beleid voor infrastructuur is die verruiming ook helemaal niet
bedreigend, integendeel. Maar wie maakt ze dat eens duidelijk? Ik probeer nog
steeds van alles, maar de toverformule ontgaat me.
Zoals met overige infrastructuur gebeurde, moet blijkbaar kritieke massa
groeien totdat het omslagpunt (blijkbaar) is bereikt. Vooraf weten we niet waar
dat punt ligt, maar als we er niet naartoe werken bereiken we het nooit. Daarin
is de overheid helaas niet zo goed, te weten besturing van zulke stelselmatige
ontwikkelingsprocessen. Meestal vormt een ramp, mits politici en bestuurders
een gebeurtenis zo ervaren, het omslagpunt en dan moeten we maar weer hopen dat
ondanks de paniek toch een productieve oriëntatie overeind blijft.
Door uitblijvend inzicht bij bestuurders in de aard van wat reëel het bestuurd
systeem is voor informatieverkeer, bijgevolg in daarvoor benodigde
interoperabiliteit enzovoort, zitten we voorlopig met een communicatief
dilemma. In jouw rapport herken ik helaas evenmin een uitweg.
Aan dat dilemma zijn allerlei andere punten ondergeschikt. Voor opmerkingen
daarover bespaar ik me daarom maar de moeite. Een uitzondering maak ik nog voor
semantische interoperabiliteit. Die is ànders dan (vooral) technische
interoperabiliteit. Wat techniek betreft, gaat het om eenduidige maatregelen.
Je kunt zelfs beweren, omgekeerd dus, dat techniek voor interoperabiliteit door
zulke eenduidigheid praktisch gedefinieerd is. Semantiek heeft daarentegen een
dubbelzinnig karakter. Wat enerzijds als uniformiteit geldt, moet anderzijds
werkzaam zijn als middel om reële betekenisverschillen tot uitdrukking te
brengen. Daarvoor vormt een methode (uniform, standaard) voor contextuele
verbijzondering (verschil, meervoud) de oplossing.
Daar hebben we het weer. Dat valt niet gemakkelijk te begrijpen, maar zo is het
nu eenmaal wèl. Dat is nog zo’n communicatief dilemma op de ‘weg’ naar een
stelsel voor informatieverkeer op maatschappelijke schaal.
33.20
Persoonsinformatie als nieuw begrip in de Grondwet? Ik vervang in mijn voorstel
slechts de term "persoonsgegevens" door persoonsinformatie. Waarom?
Daarmee komen we vervolgens verder, verwacht ik, zoals dankzij de associatie
met informatiemaatschappij. Over nieuw woord gesproken, of wil jij soms de term
gegevensmaatschappij propageren?
Ja, natuurlijk gaat persoonsinformatie (meestal) niet slechts over de persoon
in isolement, maar over relaties/situaties waarin hij betrokken is ... Dat is
echter niets nieuws. Zoals ook Jan van Til destijds meteen terecht over de
eerste manifestversie opmerkte (zie noot 2 in iDNA
Manifest: beginselen van de open informatierechtsstaat), daarin ligt
precies de noodzaak tot operationalisering volgens relationele insteek. Die
last van praktische precisering kan echter het verdwijnpunt zèlf niet dragen.
Sterker nog, pas dankzij die als het ware irrationele ònbelastheid van het
verdwijnpunt valt er m.i. die relationele, zo rationeel mogelijke orde vanàf te
leiden. Kortom, alles op z'n plaats/tijd.
Als verdwijnpunt, nulpunt zou je ook kunnen zeggen, vind ik uitbreiding met
“beschikking” alweer minder radicaal werkzaam dan louter eigendom. Als we ooit
uitkomen op "Ieder heeft onvervreemdbaar recht op eigendom met
bijbehorende beschikking over zijn persoonsinformatie" of zoiets, is het
inderdaad prachtig. Wat mij betreft moeten we in dit stadium het tekstvoorstel
echter zo prikkelend mogelijk en tegelijk opbouwend houden, wat geldt voor de
toespitsing op eigendom.
Indien jij meent dat "in de Grondwet de definitie [...] glashelder moet
zijn," hebben wij naar mijn idee daarover wèl een wezenlijk
meningsverschil. Zie ook hierboven mijn opmerking over verdwijnpunt. Want
karakteristiek voor nota bene de Grondwet vind ik dat - poging tot -
operationele precisie zelfs contraproductief is. Daar gaat het om duurzaam
geldige maatschappelijke agendering, terwijl de geheid veranderlijke
inrichting/facilitering nader geregeld kan/moet zijn. Zie bijvoorbeeld mijn
commentaar op "persoonlijke levenssfeer," dat ik in de context van de
Grondwet als onvermijdelijk vaag begrip bestempel. In jouw voorstel herken ik
daarvan evenmin een glasheldere definitie. Waarom is die dan ineens wèl nodig
van persoonsinformatie? De Grondwet zou maatschappelijke dynamiek maar
belemmeren met wat via definities onherroepelijk neerkomt op begunstiging van
bepaalde situaties (lees ook: belangen) ten koste van andere. Wat jij ervaart
als tekortkoming van de Grondwet, zie ik daarom juist als toekomstvaste kracht.
Als het aan mij ligt, schrap ik nog behoorlijk wat uit die artikelen 10 tot en
met 14. Want enkele van die nadere accenten leiden eerder af van principiële
agendering (waarvoor de Grondwet m.i. dus het middel bij uitstek - en verder
niets - vormt).
In de huidige Grondwet komt de term "gebruik" al voor in verband met
"gegevens." Zie artikel 10, lid 3. Waarom zouden wij het wel moeten
definiëren, terwijl daarvan in de huidige tekst geen sprake is? Op dergelijke
punten zie ik, in tegenstelling tot wat jij schreef, helemaal geen
"fundamenteel verschil tussen mijn en jouw versie."
Laten we er ajb niet te lang over discussiëren, ook al niet als het merendeels
misverstanden betreft. Wijzig voor de website van dotindividual ajb wat je
wilt, want daarover 'ga' jij gewoon, punt. Mijn voorstel dient slechts de
proefsite. Voor die eventuele column voor DB vind ik mijn versie overigens ook
sprekender, zodat ik die tekst (voorlopig) houd zoals 'ie is; insturen doe ik
'm nog niet en als ik zover ben, publiceert de redactie hem daar vermoedelijk
toch niet.
33.21
Ronduit bewonderend las ik je tekst, prachtig ingeleid! Als variaties op een
thema kan je dat bericht zó hergebruiken om ook elders aandacht op semantische
interoperabiliteit te vestigen.
33.22
Om allerlei redenen vind ik het een, tja, interessante tekst. Uitgesproken
pikant vind ik de opmerking "DigiD is overigens een voorbeeld hoe het wel
moet." Hoe gaat de EZ-staatssecretaris dat rijmen met zijn eigen voornemen
tot aparte eHerkenning voor bedrijven? Zie ook mijn recente DB-column Algemeen
Belang.
Wat de eerste aanbeveling betreft, rijst de vraag of de commissie gelijk heeft
dat die "fundamentele omslag" nog niet gemaakt werd. Als dat klopt,
beoefent bijvoorbeeld Justitie met het Nederlands TaxonomieProject (thans: SBR)
valse retoriek door op succes te tamboereren ... Dat vermoeden had ik trouwens
al. De commissie benoemt dat project als "de ontwikkeling van XBRL."
Daar hebben ze blijkbaar wel degelijk naar gekeken, maar zijn er dus (ook) wat
minder enthousiast over.
Wat mij betreft kan je onder de noemer van semantiek vanuit BFS van de vier
aanbevelingen de no's 1, 2 en 4 tegelijk benaderen. Op de manier van het zgn
oefenschema (en qua dekking met een vliegende start) kan je concreet
"uit[...]gaan van de primaire processen en de gegevens in de
administraties van bedrijven," zeg inderdaad ook maar door
"uitwerking via concrete projecten" opdat je praktisch "meer
werk [maakt] van open standaarden en standaardisatie." Juist die bundeling
is natuurlijk effectief.
Vooralsnog hanteert de commissie een nodeloos beperkende kijk op
betekenisstandaardisatie. Zelfs als voorwaarde voor de "fundamentele
omslag" geldt dat reële betekenisverschillen erkenning verdienen. Hoe dàt
lukt, heeft BFS nu net laten uitzoeken ...
33.23
Strikt gelet op wat uiteindelijk als grondwettelijke formulering toepasselijk
is, ben ik het graag met je minimalisme eens. Veranderkundig lijkt mij dat als
áánzet echter te-weinig-van-het-goede. Daarmee worden we zeker in dit vroege
stadium van eventuele herziening m.i. niet serieus genomen waar het telt
(wat voor ons als vermeende buitenstaander hoe dan ook bijna onmogelijk is).
Voor de aanzet geef ik de voorkeur aan zoveel mogelijk meegaan met zoals het in
de huidige Grondwet staat - bijvoorbeeld, indien een passage naar ons idee
weliswaar overbodig is maar we hebben er geen last van òf zouden door voorstel
tot verwijdering, respectievelijk wijziging in irrelevante discussie verzeild
raken, laten we het voorlopig maar gewoon zo - met (dus) tekstueel slechts
toevoeging van het manifestbeginsel (en verder ter consistentie minimale
aanpassingen aan die toevoeging). Stel dat we aldus positieve aandacht krijgen
voor ons hoofdpunt, pas dan acht ik de kans gunstig voor - dito aandacht voor - nadere
suggesties. De ruimte om daarmee te komen gunnen we natuurlijk anderen nòg
liever.
Voorts meen ik dat onze bewerkingen van de Grondwet, respectievelijk van Wbp tot
Wet persoonsinformatie ver genoeg gevorderd zijn om (wederom) energie te
gaan besteden aan voorlichting e.d. erover. Het heeft geen zin ze te
blijven (f)oppoetsen, terwijl niemand weet dat die bewerkingen überhaupt
bestaan. En alles tegelijk doen lukt ons als vrijwilligers in beperkte tijd
zeker niet.
33.24
Wat zij onder semantiek verstaan, vind ik toch iets anders dan hoe wij dat als
stelselmatige semantiek zien. Daar bestaat dus zowel kans, als weerstand. Maar
dat is natuurlijk niets nieuws.
33.25
Eerder dit jaar werkte ik mee aan een onderzoekproject van Bureau Forum
Standaardisatie. Het betrof onderzoek naar stelselmatige semantiek, zeg maar
naar wat er met variëteit van betekenissen gebeurt als informatieverkeer
naadloos maatschappelijk bereik krijgt.
33.26
Oeps, Burgerblog ... daar noem je zoiets. Burgerbedrog was dat, zoals ik uit de
eerste hand ervaren heb.
33.27
Wat ik er nù primair eventueel - zie hamvragen verderop - niet aan vind kunnen,
is de timing. Een zgn antecedentenonderzoek moet natuurlijk gebeuren vóór
aangaan van de formele arbeidsovereenkomst en uitsluitend met instemming van
wie in dàt stadium kandidaat-werknemer is. Mocht er soms haast zijn bij
functievervulling, dan zouden partijen èxtra kunnen afspreken dat het onderzoek
(deels) gebeurt ná het aangaan van de arbeidsovereenkomst. Dat verdient geen
schoonheidsprijs en laat nota bene ònverlet dat de persoon nog als
kandidaat-werknemer erin moet hebben toegestemd. In dat geval zou negatieve
uitkomst van het onderzoek als een ontbindende voorwaarde voor de
arbeidsoverkomst kunnen, eigenlijk zelfs moeten gelden (want waarom doe je
anders dat onderzoek?).
Jouw hamvragen lijken mij, of jij tijdig op de hoogte ervan was dat zo'n
antecedentenonderzoek 'tot de procedure behoort' èn, zo ja, of je er destijds
uitdrukkelijk mee instemde. Wanneer op één van die vragen het antwoord 'nee'
luidt, kan de werkgever er met goed fatsoen - over integriteit gesproken! - nu
niet mee komen aanzetten. Maar ja, hoe principieel wil je op dat punt zijn? Het
bereik van het onderzoek lijkt wat overdreven, maar m.i. klopt het idee van
controle van geselecteerde persoonsinformatie wel; daar hebben we het inherent
relationele karakter weer.
Overigens betekent zulk onderzoek, als je eraan meewerkt, blijkbaar een hoop
werk voor jou als de (kandidaat-)werknemer. Dat klopt evenmin. Jij zou aan de
(kandidaat-)werkgever, liever nog aan een gecertificeerde onderzoeker,
toestemming of juist niet moeten verlenen om bepáálde persoonsinformatie na te
trekken. En dan hoor je het wel, voor zover die informatie via eerdere relaties
elders geregistreerd staat, dus bij personen die, afgezien van relevante
wettelijke handelingsverplichtingen, vooral op basis van jouw expliciete
toestemming hun medewerking (mogen) verlenen.
Verder stoort me, althans voorzover ik het zie, dat de procedure asymmetrisch
is. Want hoe zit het met jouw onderzoek naar de integriteit van je
kandidaat-werkgever? Wat hebben jullie daarover (tijdig) afgesproken? Als dat
ook niets is, sta jij op jouw beurt zwak als je daar nu pas over begint …
33.28
Wat ik dan pas ècht “een prestatie” vind, is dat jij mij zo prompt uitgebreid,
leerzaam antwoordt, dank je wel! Mag ik er op mijn beurt nogal brokkelig en,
vooruit, ook redelijk uitgebreid op reageren? Wat je hier tussen aanhalingstekens
ziet verschijnen, ontleende ik aan jouw bericht.
Zoals Wikipedia “systeemleer” beschrijft, wijst op vernauwing. Volgens mij is
het moderne systeembegrip nb uit de biologie ontstaan. De bioloog Von
Bertalanffy geldt, zie ook Wikipedia, als één van de grondleggers van de
algemene systeemtheorie.
Graag riskeer ik onenigheid over psychologische functieleer. Mijn voordeel is
dat ik allesbehalve ‘binnenstaander’ ben. Oh ja, ooit sprak ik kort met
Wagenaar, maar dat doet er niet toe. Als het zo is, dat de opsomming die je
eveneens van Wikipedia overnam zgn basisfuncties betreft, dan werkt zo’n
classificatie m.i. belemmerend. Althans, in het (meta)model dat ik vanuit de
semiotiek ontwierp (en waarop ik in mijn vorige bericht zinspeelde) vormen o.a.
focus (lees in de opsomming: “aandacht”), motief (in de opsomming: “motivatie
en […] emoties”) en gedrag (!) onlosmakelijke elementen. Voor wie hecht aan de
term functie, ‘werken’ ze (Peirce: the action of the sign) principieel
samenhangend volgens de functie van semiosis.
Nu beweer ik niet dat het ene waar is en het andere onzin. Ik vergis me stellig
ook in de aard van die opsomming. Goed, het gaat er steeds maar om waarmee je
bezig bent ter beoordeling van welk referentiekader, oeps, functioneel is. Dat
beweert Van der Stel ook, m.i. dus terecht, te weten dat er allerlei niveaus
e.d. zijn met elk karakteristieke verklaringsschema’s.
William James studeerde blijkbaar ook (kort) bij Wundt. James’ The Principles
of Psychology (1890!) is zo’n boek dat ik nog moet uitlezen. De reden van die
hapering is dat ik het allemaal zo duidelijk, actueel vind wat James schreef,
dat ik er ook verder eigenlijk niets ‘nieuws’ in denk te kunnen ontdekken.
Aardige smoes, nietwaar?
Uit je schets blijkt dat “de kern van het probleem […] in de geneeskunde”
feitelijk niet valt te kraken. Of? Je noemt het “hardnekkig.” Ja, ik ben het
met je eens dat “Van der Stel […] wel een fundamentele vraagstelling te pakken”
heeft. Zijn poging tot passend fundamenteel antwoord vind ik echter blijven
hangen in verwijzing naar Bunge’s werk voorzien van wat plichtmatige
kenschetsjes ervan. Daar had Van der Stel heus reële vorderingen kunnen maken
door àndere oriëntatie. Nee, die wijsheid heb ik natuurlijk niet in pacht, wie
wel? Maar bijvoorbeeld mijn opstel dat ik in mijn vorige bericht noemde had,
door tegenwicht tegen “zwakke reductie,” Van der Stel naar mijn idee al een
productieve(re) richting gewezen. Bij zijn oproep tot “theoretisch kader” mag
het niet blijven. Inderdaad stelt Van der Stel duidelijk dat hij slechts een
aanzet biedt, maar die pakt m.i. dus averechts uit. Per saldo schieten we zo
helaas niet(s) op. Ik besef uiteraard dat dergelijke beoordelingen steevast
verkeerd vallen, dus onthoud ik me ervan in het openbaar, maar nuchter beschouwd
kan ik het helaas niet mooier maken.
Je opmerkingen dat “het knap [is] dat hij zijn observaties in de praktijk zo
heeft weten te abstraheren” en vooral dat “Van der Stel niet heeft willen
polariseren,” zijn “boek […] in die zin van heldenmoed getuig[t],” e.d. neem ik
graag ter harte. Pfff, het zijn net mensen zoals overal, die zorgverleners.
Over academische vrijheid koester ik geen valse illusie, maar wanneer hij zo’n
proefschrift slechts zo stevig met-de-handrem-erop kan schrijven, vind ik dat
toch nog extra schrikken. Hij blijft inderdaad om de hete brij heendraaien.
Eigenlijk gaat elk hoofdstuk over hetzelfde, evenzovele herhalingen. Is die
pure tekstlengte het noodzakelijke rookgordijn, waarachter hij nog wat “brood
op de plank” houdt? Maar wie heeft er iets aan? Wat heeft hijzèlf praktisch aan
een tweede promotie?
Als jij hem persoonlijk kent, vind ik het prima wanneer je hem mijn commentaar
doorstuurt. Kunnen we eens met hem gaan praten?
Wat jou al meteen niet verbaast, is dat de zwakste plek in Van der Stels betoog
- jij benoemt het al met zoveel woorden: “onduidelijk wordt gebruikt” en
“verwarring” - precies het begrip is waarop hij zo tamboereert, respectievelijk
dat hij een sleutelfunctie toedicht. Ik kon de verleiding van het woordspel
niet weerstaan, want dat begrip is inderdaad: functie. Hij probeert ermee de
kloof tussen symptomen en mechanismen te overbruggen. Mijn idee is dus dat
‘functie’ daarvoor ongeschikt is. De term laat zich prima buigen van context
naar context, maar daar hoort dan feitelijk steeds dienovereenkomstig
gedifferentieerde betekenis bij. Zulke contextuele verbijzondering is zelfs
inherent aan tekengebruik (context is eveneens element van de zgn semiotische
enneade, voilà). Kortom, tegen betekenisvariëteit heb ik allesbehalve bezwaar,
want het is gewoon een natuurverschijnsel. Ik wil juist zeggen, dat het mij
opvalt wanneer dezèlfde term gevarieerd gebruikt wordt zonder dat de auteur die
variëteit (terdege) beseft. Derrida noemde, als ik het goed heb, dergelijke
òntdekking van tegenstrijdigheid deconstructie.
Juist erkenning van tegenstrijdigheid moet op één of andere manier, hoe
paradoxaal!, in het “theoretisch kader” zitten. Daaraan probeert Bunge en met
hem óók Van der Stel te ontsnappen. In die zin zijn ze allebei nog altijd
positivisten. Alle goede bedoelingen ten spijt, die houding bestendigt, zoals
jij schrijft, “een geneeskunde […] die losgezongen is geraakt van
wetenschappelijke grondslagen.” Die grondslagen bemeet ik praktisch graag
ruimer en wel algemeen voor - hygiëne van - maatschappelijk verkeer. Inclusief
tegenstrijdigheden komen we pas aan zo passend mogelijke cònstructie toe.
Met jouw ervaring met obstakels op de weg naar “(wetenschappelijke) integratie”
kan ik sterk meevoelen. Voor wat ik als mijn vakgebied beschouw, maak ik voor
leefbaar evenwicht onderscheid naar, simpel gezegd, begrip en gedrag. Klopt,
(ook) die elementen hangen onlosmakelijk samen. Voor ontwikkeling van begrip
probeer ik me echter vaak wijs te maken, dat ik me maar niets moet aantrekken
van al die moeilijkheden om me er daadwerkelijk naar te gedragen. Zeg ook maar
dat ik me zo min mogelijk wil laten intimideren door heersende “macht en geld”
om tenminste deugdelijke ideeën op te doen, te documenteren e.d. Dat valt
natuurlijk maar letterlijk betrekkelijk vol te houden (zodat het evenwicht
meestal ook zoek is, maar goed, zonder die truc lukt al helemaal niets). Maar
tòch ben ik die manier behoorlijk opgeschoten met “theoretisch kader,” zelfs
zodanig dat voorlopig het probleem van navenant gedrag groeit. Weerstand tegen
“onherroepelijk[e …] herschikking van macht,” je weet er alles van. Ja, dat tel
ik dan maar als succes, over motief gesproken.
Mijn gevoel bij Van der Stels boek is, dat hij voor begripsontwikkeling
nodeloos vroeg haalbaarheid, herstel, wat hijzelf haalbaar acht, laat
meespelen. Het gevaar is dat zodoende de wèrkelijke haalbaarheid vaak
ondermijnd raakt, omdat het nieuwe begrip lang niet vèr genoeg komt; het valt
immers voortijdig in dat gat dat heersende belangen graven, status quo. Dat is
echter pas een dilemma voor wie het ervan maakt, overigens meestal onbewust.
Excuus, dat is onzinnig liberaal uitgedrukt. Wie zich die luxe weet te
verwerven, mag van geluk spreken.
Gedrag gericht op verantwoorde veranderingen vergt nu eenmaal begrip. Als we
daaraan grondig (kunnen) werken, is dàt maar vast gebeurd. Jij hebt gelijk dat
je Van der Stel prijst en daar sluit ik me bij aan. Mag ik zijn resultaat
desondanks wat blijven betreuren? Zonder ‘handrem’ vanuit (valse)
gedragsverwachtingen was hij naar mijn overtuiging met fundamentele
begripsontwikkeling veel verder gekomen. Hij zit er zo dicht tegenaan, dus …
Tot zover (wederom) wat “ontboezemingen” van mijn kant. Als we het “er later
nog eens over [kunnen] hebben,” erg graag. Ik moet me eigenlijk van verdere
opmerkingen onthouden, totdat jij 'het boek' uitlas.
[Zie ook Overijlde
reductie in diagnose.]
33.29
Ik maak je mijn verontschuldiging dat ik je mijn compliment eerder onvoldoende
duidelijk maakte. Met die overbodige aanbeveling over publicatie van je rapport
bedoelde ik óók dat je er vooral niets meer aan zou moeten veranderen.
Inmiddels kan ik er dankzij jouw nadere reactie aan toevoegen, dat ik me
ronduit vereerd voel dat je voor je rapport desondanks aan de slag ging met wat
ik “verder opmerk[te].”
Volgens mij beschrijf jij eerder een wezenlijk kenmerk van bestuurders dan van
mij met je opmerking dat het “volgens [jou] ook zo lastig [is] voor bestuurders
om de kern van [mijn] benadering te doorgronden.” Want ontgaat moderne
bestuurders niet zowat èlke kern, wie ‘m op welke manier dan ook probeert te
verduidelijken?
Dit moet je niet louter - misplaatst? - spottend opvatten. Zit er niet een
‘kern’ van waarheid in? Jij geef m.i. een illustratie van het
communicatiedilemma van, zeg maar even, een deskundige, in dat geval dus van
jezelf: “De kritiek die ik op voorhand al kreeg en nu ook een beetje in de
eerste reacties op het conceptrapport, is dat het vooral een praktisch verhaal
moet worden.” Wat moet ik er nog aan toevoegen?
Des te gelukkiger mogen, herstel, moeten wij ons inderdaad prijzen met steun
“om er toch ook enige theoretische diepgang in aan te brengen.” Dat vind ik met
je rapport mooi gelukt en daarom hoop ik op publicatie voor ruimere kring dan
bestuurders.
Met je voorstel “om na de zomer samen eens om tafel te gaan zitten om een
zelfstandig artikel rond het model te gaan schrijven voor een vaktijdschrift”
ben ik het natuurlijk graag eens. Dat staat inderdaad apart van het
rapport-in-opdracht en de opmerkingen in mijn vorige bericht waren dus ook op
zo’n ‘aparte manier’ bedoeld.
Wat je rapport betreft, nogmaals, uiteraard begreep en begrijp ik dat je
‘stalorders’ had. Daarvoor was het ook een opdracht, klaar.
Wat een speelse formulering, te weten dat “interoperabiliteit […] iets is van
de gehele samenleving.” De spijker op z’n kop! Probeer het maar eens om te
draaien. Dus, zodra ‘iets’ niet van de gehele samenleving is, hebben we het dan
nog wel over “burger en bedrijf centraal” met eisen aan interoperabiliteit van
dien?
Als oefening voor ons eventuele artikel: Wat is “het handelingsperspectief van
de overheid”? Over contextuele verbijzondering gesproken, een zinnig antwoord
vergt m.i. onderscheid naar relevante rollen oid. (die overigens tegelijk nauw
samenhangen). Jij weet dat beter dan ik, maar ik citeer toch wat uit eigen
werk. Wie doet dat niet graag?
Er zijn allerlei betekenissen van overheid denkbaar. Voor variëteit […] is een grove tweedeling genoeg:
■ De ene overheid - herkenbaarder met een hoofdletter
geschreven? - borgt het algemeen belang. Om het woord infrastructuur met zeer
algemene betekenis te benutten, de algemeen-belang-overheid biedt - nota bene
slechts een gedeelte van de - infrastructuur voor samenleving. Van wetgeving tot
handhaving, van dienstverlening tot herverdeling. Dat is de overheid die nu als
staat bekend is. Synoniem met samenleving geldt hier maatschappelijk verkeer.
Zo ruim bedoeld omvat infrastructuur wet- en regelgeving, maar bijvoorbeeld ook
een fysieke voorziening zoals het gebouw voor een wijkcentrum.
■ De aparte overheid verricht specifieke handelingen. Dat gebeurt
praktisch door allerlei organisaties, of zelfs onderdelen ervan; de andere
overheid is feitelijk een verzameling overheden. Op deze overheden is de
aanduiding ‘actor’ goed van toepassing, zoals burgers en bedrijven eveneens
actoren zijn. Zij zijn allemaal aparte deelnemers aan maatschappelijk verkeer.
De bestuurders die er zo op aandringen dat mensen zoals jij en ik vooral
praktisch moeten blijven, hanteren naar mijn idee vooral, zo niet uitsluitend,
de betekenis die hierboven als de tweede vermeld staat. Dat klopt precies met
zoals zij zichzelf ‘zien.’ Zij zijn immers niet bestuurder in het wilde weg,
maar altijd vàn een bepaalde overheidsorganisatie. Daartoe, het zijn
uiteindelijk ook mensen, beperken zij feitelijk hun “handelingsperspectief.”
Die oriëntatie verdringt - de freudiaanse associatie maak ik opzettelijk - de
hierboven eerstgenoemde, zeg maar infrastructurele betekenis van overheid en
wat daaraan nota bene óók reuze praktisch is.
Wat ik pas ònpraktisch vind, maar ja, daarvoor ga ik wel van de eerstgenoemde
betekenis uit, is ontkenning van de praktische aard van overheid in die
infrastructurele betekenis.
Je krijgt inderdaad slechts extra moeilijkheden, wanneer je in je rapport
volgens de huidige opdracht die betekenis-te-ver probeert te agenderen. Daar
komt hopelijk ooit de opdrachtgever zèlf mee. Pas met zulk draagvlak is op
echte maatschappelijke schaal “stelselmatige oriëntatie op interoperabiliteit
[…] de moeite van het onderzoeken in de toekomst waard […].” Zoals ik hier jouw
tekstpassage aanhaal, staat “in de toekomst” er eigenlijk dubbelop. Het zou
prachtig zijn, als je met het voorliggende rapport pas het eerste deel
geschreven blijkt te hebben …
Ik kom even terug op de eer die je mij bewijst door desondanks nav mijn
opmerkingen wat aan je ‘eerste deel’ te sleutelen. Het was en is allesbehalve
mijn bedoeling om je ‘stalorders’ te frustreren. Dus als je directe
opdrachtgever het ook een goed idee vindt, ben ik er blij mee. Anders bewaren
het allemaal rustig om er eventueel wat in ons artikel mee te doen.
Met als je “extra punt[, …] het gebruiken van burgers en bedrijven om druk uit
te oefenen op overheidsorganisaties” ben ik het vanzelfsprekend helemaal eens.
Maar als ik het mag zeggen, pas ajb op met je associatie met de
Burgerservicecode. Daaraan is geen werkelijke burger te pas gekomen en heeft
met “gebruiken” zoals jij bedoelt niets te maken. Hoe lukt het wèl
geloofwaardig, praktisch e.d.?
Je extra hoofdstuk met conclusies vind ik (ook) een goed idee, zeker omdat je
daarin terugkomt op de aanvankelijke vragen (en dus eventueel kunt aangeven, of
je onderzoek pràktisch - ja, wij kunnen dat natuurlijk ook ;-) - aanleiding tot
andere vragen geeft).
Ik hoop dat je wat wijs kunt uit deze anekdotische reactie. Ik wil er slechts
nogeens mee zeggen, dat we blijkbaar ook hetzelfde perspectief hanteren voor
het nodige veranderingsproces. Doe ajb geen moeite voor weer uitgebreide
reactie, als we het hele spul toch weer voor een artikel oppakken. Leuk, ik
verheug me erop!
33.30
Met je nadere uitleg van beperkte bestuurderrationaliteit ben ik het eens,
helaas. Zo lastig is interoperabiliteit inderdaad. Laten we die opgave daarom
maar leuk vinden, want klaar zijn we er nog lang niet mee.
33.31
Ik bespeur 'achter' je commentaar andere veronderstellingen dan welke ik juist
voor de zo drastisch mogelijk gestripte opzet hanteerde. We zitten volgens mij
inderdaad met een dilemma.
Mijn idee is dat dotindividual in dit stadium voor effect moet mikken op mensen
die helemaal niet willen "doorzwemmen." Concreet stel ik me een
medewerker van NRC Handelsblad voor; hij schrijft
wekelijks over, zeg maar, de staat van Nederland. Wij slaagden er een tijdje
geleden in iemand die hem kent een berichtje te laten sturen met de tip om eens
naar de dotindividual-website te kijken. Dat zou mooi zijn, publiciteit in een
landelijk dagblad! Zo'n man haakt m.i. echter onmiddellijk af (waarschijnlijk
allang gebeurd, helaas, want als hij die tip al opvolgde, zag hij de website
die nog voller enz. was dan wat nu operationeel is; nee, hij schreef er niets
over), als hij zich geconfronteerd ziet met een website waarvoor een hele
studie dreigt om er iets-voor-een-aardig-stukje aan te ontlenen.
Journalisten zijn ook mensen en schrijven hun stukjes graag met de minste
moeite. Dus, boem, Manifest voor informatieverkeer!
Sterker nog, artikel 1! Als de slogan binnen die ene tel genoeg
bevalt/intrigeert, kan hij eventueel nog wat verdere informatie bekijken
volgens een simpele opzet. In het onwaarschijnlijke geval dat hij nog meer wil
weten (nota bene, voor zijn stukje heeft hij heus allang genoeg gezien), neemt
hij nader contact op.
Klopt het dat jij meer denkt aan de website als een forum voor een actieve
gemeenschap? Wie we met zo'n opzet voorlopig geïnteresseerd krijgen, zijn ...
ja, mensen zoals wijzelf, dus zonder invloed in politiek-bestuurlijke
kring(en).
Dat neemt niet weg dat ook het faciliteren van een forum belangrijk is. Wat mij
betreft is de praktische opgave om de communicatie-accenten op 1.
besluitvormers en hun filters en 2. opbouwactivisme aan de basis, dus forum
elkaar niet te laten verstoren.
Voor punt 2 is mijn idee om onder de noemer 'nieuws & discussie' (of hoe je
dat maar noemen wilt) te verwijzen naar Pauls dotindividual-blog. Voor iemand
zoals jij bent, is dat volgens mij 'de plek' waar je wat aan hebt. Want die
vaste riedel van manifest e.d. ken je zo langzamerhand wel. Ik stel me daarom
voor dat jij Pauls dotindividual-blog bij je 'favorieten' opneemt, dus beslist
niet die kale (hoofd)website waar inderdaad nooit iets gebeurt.
Dat er nooit (meer) iets gebeurt, heeft dus de opzettelijke bedoeling om, zeg
maar, betrouwbaar over te komen bij mensen die betrouwbaarheid op die manier
beoordelen. Ik vrees, nogmaals, dat zulke mensen dotindividual anders niet eens
een blik waardig gunnen.
33.32
Zoals ik jouw overwegingen lees, zie ik er zelfs krachtige bevestiging in dat
wij met de website op zichzèlf niemand op enig idee (kunnen) brengen. Dat moet
eerder gebeurd zijn en als dat ooit lukte, was het stellig tijdens opbouwend
persoonlijk contact. Dat kan dus ook een tip per email zijn. Vermelding in een
artikel of tijdens een voordracht is ook zo'n bruikbare verwijskans, zij het
als regel alweer minder effectief. Pas daarna wil iemand het eventueel nogeens
rustig op een website nakijken.
Het idee met de proefsite was om een poging te wagen wat meer orde te scheppen
in het informatie-aanbod. Inhoudelijk was de bonus van het intensieve proefwerk
overigens dat we tevens enkele Grondwetsartikelen en de gehele Wet
persoonsinformatie een grondige beurt gaven. Als kladontwerpen kunnen/moeten we
ze m.i. afsluiten; onze opgave is vervolgens om anderen er rekening mee te
laten houden voor - wijziging van - èchte wet- en regelgeving. Directe ingang
tot die kringen hebben we echter niet, zodat we aangewezen zijn op
via-via-pogingen. Zo publiceert Digitaal Bestuur binnenkort een column die ik
wijd aan Grondwetsherziening mbt "grondrechten in het digitale
tijdperk," Klopt, nadrukkelijk verwijs ik naar dotindividual inclusief de
website. Met acceptatie voor publicatie ben ik daarom erg blij. Andere
mogelijkheden voor attendering zie ik ook even niet. Oh ja, toch. Aan de
coördinator van een postacademisch overheidstraineeprogramma, zijn taak in
kwestie kwam gisteren terloops ter sprake tijdens overleg over een ander
onderwerp, stelde ik voor om een les over - die aanleiding tot -
Grondwetsherziening te verzorgen. Zodra de DB-column verschijnt, wijs ik hem
ter herinnering aan mijn voorstel erop ...
Ik benadruk dat we niet louter tijd aan inrichting e.d. van de website moeten
besteden. We moeten onze schaarse tijd verdelen, met een groot aandeel vooral
voor persoonlijke contacten. Wanneer de website er voor efficiënte naslag
redelijk netjes bijstaat, vind ik 'm in dit stadium optimaal. We moeten niet
blijven hangen op iets, waarmee we het relevante verschil toch niet maken.
33.33
Een ontwerper helpt om voor reële behoeften zover mogelijk met en/en te komen.
Dat is moeilijk onder praktisch tegenstrijdige omstandigheden, kortom een vak
en lukt dus nooit volledig. Ergens, soms zelfs gauw, is het altijd een kwestie
van of/of. Niet-ontwerpers zoals vooral opdrachtgevers weigeren echter vaak
aanvankelijk te kiezen; een belangrijke taak van de ontwerper is daarom
begeleiding van niet-ontwerpers naar onvermijdelijke beslissing.
Het nut van concrete proeven is, dat je daarmee meestal gaandeweg toch wat
verder met en/en komt, terwijl je scherper krijgt welke of/of je kiest. Zeg ook
maar, dat juist in - het ontwerp als - of/of reële prioriteit tot uitdrukking
moet komen, wat een vakkundige ontwerper doorgaans aardig lukt.
33.34
Let wel, het is maar een proefsite. En die proefsite is àf om de simpele reden,
het woord zegt het al, dat het ... een proèf betreft die als zodanig allang ver
genoeg ontwikkeld is. Bedenk voorts ajb dat er nogal wat tijd van ons in ging
zitten; daar kan wie dan ook uiteraard geen onbetaalde dagtaak van maken en
ergens een vaste baan ter materiële geruststelling hebben we evenmin. Daarover
valt volgens mij dus niets te “fronsen.” Toen ik je om je indruk verzocht, heb
ik blijkbaar de status van, bedoeling met e.d. de proefsite onvoldoende
toegelicht; mijn verontschuldiging.
Het is, kortom, tijd om er iets van te vinden en daarvoor blijkt die proef
gelukkig inderdaad, boven verwachting zelfs, aanleiding te verschaffen. Vroeg
of laat maakt iemand de keuze en volgens mij moet de .i-voorzitter dat doen,
punt.
De discussie blijkt voorlopig echter allesbehalve àf, nota bene mede dànkzij de
proef waar wij, nogmaals, juist vanwege het proefkarakter wèl een punt achter
hebben gezet. Zo ben ik blij dat besef doordringt dat de website een middel is,
niets meer of minder. Als dat allereerst leidt tot scherper zicht op doel en
doelgroep, ligt daar zelfs de allergrootste winst. We kunnen onmogelijk stellen
dat iedereen tot de doelgroep behoort en dat zij alles van hun gading op de
website moeten aantreffen. Zonder focus raken we juist niets, of het moet puur
toeval zijn.
Wat de proefsite juist probeert te tonen, is hoe je op basis van een bepaalde
orde juist eenvoudiger variaties kunt bieden. Nota bene, de - slechts ter
illustratie getoonde - inhoud is iets ànders dan de onderliggende structuur! Op
structuurmogelijkheden ligt het accent met de proef.
33.35
Het heeft even geduurd voordat ik je antwoordde. De aanleiding ervoor gaf
jijzelf en wel met je waarderende opmerking over - mijn vermelding van -
Victoria Welby. Daardoor heb ik rustig mijn complete opstel over haar nagelezen.
Daarin citeer ik uitgebreid uit haar werk. Opnieuw was ik ervan onder de
indruk. Ik wil je natuurlijk niet met een tijdvretende leestip belasten, maar
ben toch wel benieuwd wat je dáárvan vindt. Kijk maar of je aan Victoria Welby's
significs meets the semiotic ennead toekomt. Ooit heb ik wel geprobeerd die
tekst in een tijdschrift geplaatst te krijgen; beschouw voorspelbare
afwijzingen ajb als blijk van onverminderd belang van Welby's werk. Macht, jij
schreef het al ...
Zij verschijnt ook in mijn opstel Mannoury's significs,
or a philosophy of communal individualism. Via Frederik van Eeden, destijds
werkzaam als psychiater, bereikte in elk geval de aanduiding 'significs'
Nederland, waar vervolgens vooral Gerrit Mannoury - waarvan ik toch ook fan ben
- allang netzo vergeten ideeën over communicatie ontwikkelde.
Wij zijn het, pffff, dus eens over de langdradigheid van Van der Stel als het
om zijn boek Psychopathologie gaat. Als wij bij
gelegenheid kunnen doorpraten over psychologische functieleer en hoe jij de
kritieke betekenis voor de psychiatrie ziet, erg graag. Daar weet ik letterlijk
domweg te weinig vanaf. Voorlopig kom ik niet verder dan mijn koppige idee dat
informatiekundige grondslagen die reiken tot en mèt erkenning van individuele
motieven stellig vergaand convergeren met wat verklaring enz. van
psychopathologie helpt.
Je aanduiding van "beweeglijkheid" vat ik graag als compliment op.
Ja, het gaat formeel uitgedrukt om passende variëteit van instrumentarium, nota
bene inclusief theorie. Als de werkelijkheid nu eenmaal variëteit 'is,' zeg dus
ook maar beweeglijk, dan kan theorie weliswaar nooit precies dezelfde variëteit
bieden, maar zonder een redelijke, dus (beetje) passende benadering ervan komen
van aldus (on)gestuurde beïnvloeding geheid brokken. Met zo'n probleemstelling
heeft Van der Stel 'natuurlijk' door-en-door gelijk.
Wat hij oplossing als richting aanwijst, nogmaals, acht ik echter nog niet
productief. Daaraan doet ook zijn voorbehoud niets af.
Multiple
Axiomatixation ... bevat een aanwijzing van wat Van der Stel onder dekking
van, zoals hij Bunge aanhaalt, “zwakke reductie” als het ware vergeet (p. 5):
"Please note that for a causal model the cause - and effect - type must
always be kept constant." Mijn indruk is dat hij voor een causale
verklaring meteen een niveau zakt in de richting van materialiteit en zo
onverenigbaarheid oproept. Daardoor ontgaat hem ook de natuurlijke
"beweeglijkheid" op het niveau waarop hij het oorspronkelijke
verschijnsel in kwestie poneert.
Klopt het dat functieleer (vooral) gaat over hoe functies ònderling
samenhangen?
Vanochtend bezocht ik overigens de website van DeVrijePsych, waar ik toevallig het
(mooie!) verslag van jullie gesprek met de SP ontdekte. Je moet het uiteraard
doen, maar is er zicht op ergens een heuse opening om van DBC-systematiek àf te
komen?
33.36
Veel tijd besteedde ik aan het verzinnen van aanloopje voor de (schaal)sprong
die we met onze boodschap toch willen helpen maken. Deze beeldspraak zegt het
al, daarvoor moeten we m.i. allereerst enkele stappen terùg. Daarvandaan kunnen
we de lezers pas zo begrijpelijk mogelijk in onze richting meevoeren.
Nu is het natuurlijk de vraag of ‘onze richting’ wel bestaat. Dat vind ik nu
net de lol van deze schrijfoefeningen, te weten om te ontdekken of we inderdaad
redelijk op dezelfde lijn zitten. Daar hoort voor optimaal effect dus bij, dat
jij in dit geval op mijn poging-tot-aanzet je openhartige commentaar geeft.
Daarvan leer ik dan weer iets, enzovoort.
Omdat ik nog erg aan het tasten ben, besloot ik om deze poging gemakshalve in
het Nederlands te schrijven. Het lijkt me zonde van tijd om moeite om me extra
voor Engelstalige formuleringen in te spannen, terwijl we die wellicht allemaal
weer schrappen.
Neem als aanzet vooral het begin van bijgevoegde tekst het meest serieus. Wat
erop volgt bedoelde ik vooralsnog als ruwe schets om alvast enig idee te
krijgen of we dankzij zo’n historische benadering inderdaad ons semantische
accent productief kwijt kunnen op enkele hoofdthema’s en welke thema’s dat
eigenlijk zijn.
33.37
Je opmerking helpt zelfs extra om te verklaren waarom allerlei veranderprogramma's
voorspelbaar mislukken. Precies, de aanname - doorgaans langdurig verhuld
gehouden; of dat nu uit onbenul is of niet, weet ik trouwens niet - dat
"bestuurlijke werkelijkheid" onveranderd kan blijven, klopt daarvoor
niet. Wat dacht je, het is maar een voorbeeld, van basisregistraties ...? En
dan toch even mijn stokpaard. Juist door erkenning van reële verschillen (door
contextuele verbijzondering), kan inrichting van informatievoorziening zich
optimaal voegen naar "bestuurlijke werkelijkheid," dus desgewenst ook
naar òngewijzigde positionering van openbaar bestuur. Of die verhoudingen (nog)
evenwichtig zijn, laat ik maar even in het midden. Hier benadruk ik dat
metapatroon passende variëteit biedt voor, nogmaals, willekeurige
verhoudingen, zeg ook maar naar keuze.
33.38
Loslaten is ook weer zoiets … Als vervolg op lezing van Van der Stels Psychopathologie (Boom, 2009) besteedde ik ondermeer
een dagreis per trein aan Kritische psychologie
(Ambo, 1981). Vermoedelijk heb jij nog wel ergens een exemplaar liggen of
staan. Het mijne kostte onlangs een kwartje in een kringloopwinkel. Met een
hard omslag was dat vijftig cent geweest.
Van IJzendoorn, Van der Veer en Goossens behandelen “drie stromingen.” Per zgn
stroming wijzen genoemde auteurs weliswaar constructieve tekortkomingen aan,
zodat zij er op hun beurt deels ook weer kritisch over oordelen. Maar met wat
er kritisch is aan “de cultuurhistorische school,” “de kritische psychologie,”
respectievelijk “de dialectische psychologie” stemmen zij naar mijn indruk toch
vooral in.
Die psychologieën vind ik inderdaad qua geschetste kritiek, zeg maar,
productiever dan waarmee Van der Stel pakweg dertig jaar later komt, terwijl
het onderwerp volgens mij wezenlijk nog altijd hetzelfde is … en blijft. Ook bij
nader inzien kan ik bij Van der Stel echter geen spoor ontdekken van
verwijzingen naar Vygotsky, Holzkamp en/of Riegel, laat staan van toepassing
van hun ideeën. Zeker voor zo’n proefschrift acht ik dat opvallend. Kent hij ze
zelfs niet? Of ziet hij er niets in, heeft geen zin er enige aandacht aan te
schenken en probeert met zijn sprong naar Bunge’s methodologie e.d. eraan te
ontsnappen?
Of ben ik het, die in opperste verwarring verkeert? Plaats ik volstrekt ten
onrechte, dom, dom, dom, dus, onder één noemer, wat juist strikt gescheiden
onderwerpen zijn? Concreet, hebben dergelijke psychologische theorieën geen
enkel kritisch belang voor psychopathologie? Daar geloof ik niets van.
Mocht ik mij daarin echter wel degelijk vergissen, help me ajb! :-)
Terzijde merk ik nog op, dat Kritische psychologie
m.i. te kort door de bocht is als verzamelnaam voor alledrie behandelde
stromingen.
33.39
Dat pikte je vlot op, die zgn herstart van Bits of
Freedom! Hopelijk krijg je gauw (positief) antwoord op je uitnodigende
bericht voor samenwerking.
Wat mij opvalt, is dat ook weer BoF slechts vooral incidenten herkent om er
vervolgens pèr zo’n geval wat aan te willen doen. Daardoor verandert echter
niets grondig. Met onze stelselmatige benadering biedt dotindividual wèl het
noodzakelijke fundament. Dat lijkt dus bijelkaar, positief uitgedrukt, zelfs
optimaal complementair.
Als je mij wat dóórdenken toestaat, kan ik mij prima voorstellen dat
dotindividual zsm òpgaat in BoF. Want door consequente bundeling ontstaat pas
nodige en voldoende kracht in opbouwende richting. Onze, zeg maar, voorwaarde
is dat BoF het manifest programmatisch aanneemt; bij die gelegenheid opnieuw
verbeteren is natuurlijk helemaal mooi.
Je mag het ook als een fusie beschouwen. Maar voor effectieve communicatie,
werkelijke invloed enz. acht ik het, stel dat het zover komt, verstandiger om
voort te borduren op de onmiskenbare merkkracht van Bits of Freedom. De
voorzitter van dotindividual treedt gewoon toe tot het bestuur van BoF.
Mocht BoF eventueel niet geïnteresseerd zijn, dan weten wij meteen dat zij ook
in hun nieuwe gedaante geen kwalitatieve veranderingen kunnen bevorderen. Die
uitkomst zou ik overigens zeer betreuren. Want feitelijk krijgen wij daardoor
concurrentie met BoF opgedrongen; dat maakt het allemaal nòg moeilijker.
33.40
“Ego’s” vormen natuurlijk het gebruikelijke obstakel voor samenwerking, maar
hopelijk ditmaal niet.
33.41
Van de gelegenheid van deze correspondentie maak ik graag gebruik om je een
suggestie te doen. Daarvoor hanteer ik de aanname dat Novay toch weer even op
zoek is/moet naar positionering. Indien die aanname vals is, laat me dat ajb
meteen weten. Maar vooralsnog dus, in alle ònbescheidenheid geef ik mijzelf dan
maar waardering voor ontwikkeling van informatiekundige visie op
maatschappelijke schaal (zie: civiele informatiekunde). Nu kom ik daar, zeg
maar, persoonlijk natuurlijk niet of nauwelijks verder mee. Maar stel eens dat
Novay zich er sterk voor maakt. Jullie krijgen er zeker geld voor los, om te
beginnen bij EZ.
Mocht je het hier op kortere termijn eens over willen hebben, laat me dat even
weten. Ik zou het prachtig vinden als dat werk opbouwend opgepakt wordt terwijl
ik het nog kan meemaken.
33.42
Behalve met “koude oorlog,” zoals jij schetst, kampen we volgens mij ook nog
altijd met naweeën van wat onze generatie als dè oorlog ingepeperd is. Pas toen
ik een duitse echtgenote kreeg, waagde ik me wat dieper in het duitstalige
cultuurgebied. Voor wie Freud e.d. moet lezen, lag dat natuurlijk meteen
anders, maar zeg maar in mijn vakkring ben ik daarmee uitzonderlijk.
Zo langzamerhand, excuus voor mijn traagheid, meen ik wat mee te voelen waarom
jij Van der Stels werk “pikant” vindt. Tegen autodidactiek (?) heb ik trouwens
geen bezwaar, integendeel. Als we het van gevèstigde disciplines moesten
hebben, kunnen we nieuwe ideeën bijna helemaal vergeten. Tegelijk moet een
autodidact zo slim zijn, dat z/hij zich redelijk oriënteert; daarvoor kan je
vaak het beste terecht bij eerdere … autodidacten. Het gevolg is inderdaad dat
je bij leven niet mag verwachten erkend lid van een discipline te zijn, laat
staan zo’n discipline kwalitatief te beïnvloeden.
Jouw oordeel, te weten “dat er buiten de psychologie en de neurologie, als
wetenschap in elk geval, geen plaats is voor de psychiatrie” lijkt mij pas ècht
“pikant.” Herken jij dat Van der Stel dat met zoveel woorden beweert? Volgens
mij is het jouw eigen idee dankzij consequent dóórdenken.
Jouw commentaar dat ik “waarschijnlijk geen idee [heb] hoe dit leeft” lees ik
vooralsnog als jouw opvatting dat het alom sterk zou moéten leven, maar helaas
niet doet … zonder uitzicht op zelfs maar de minste verbetering. Als dat klopt,
zijn verhoudingen dus netzo contraproductief als elders. Voor wie ‘zorg’ ooit naïef
begreep, maar ook wetenschap enzovoort, betekent dat een extra domper.
Langs die lijn probeerde ik mij vanochtend te herinneren, hoe ik mijn geloof in
Sinterklaas verloor. Mijn vader had een auto met een ‘open dak.’ Mijn moeder
was zover geëmancipeerd dat zij een rijbewijs had. Zo kon zij mooi Sinterklaas
ophalen en naar school brengen, waarbij zijn staf door het geopende dak stak.
Het lijkt me sterk dat het klopt, maar in mijn herinnering heb ik dat ik met
die missie meereed. Sinterklaas bleek een straat verderop te wonen en was de
vader van een meisje met wie ik in de klas zat.
Zo sektarisch als jij de (geestelijke) gezondheidszorg schetst, had ik haar nog
niet in beeld, brrr. Daar heerst dus eveneens een elite die de ruimte voor de
verantwoordelijke zorgverlener beperkt. Waar was de patiënt ook alweer? Ik ben
het met je eens, helaas, “deze tijd [is] niet zo leuk.”
Na vijf minuten met twee mode-ontwerpers als zomergasten haakte ik af. In NRC Handelsblad had ik vooraf een geschreven portret
van de interviewster gelezen, waarvan mijn voornaamste indruk was dat zij
uitkomt voor haar seksuele geaardheid. Is dat nog interessant? Blijkbaar wel
als je gristelijk opgevoed werd. Toen zij op het scherm verscheen, leidde haar
scheve haarkuif mijn aandacht af van onbeholpen vragen. Samen met die twee
jongens leek het een slechte persiflage van een slechte tekenfilm. Mijn
langdurige vpro-lidmaatschap ga ik er trouwens niet voor opzeggen.
Was het maar moedig dat ik me nieuwsgierig oriënteer. Nou ja, het geeft wel
druk op mogelijkheden voor beroepsuitoefening met enige financiële beloning.
Herken jij op jouw beurt mijn schets getiteld Narcistisch
verbond? Vergeef me ajb het anekdotisch gebruik van die diagnose …
Met dank voor je kijktip, pas vanaf ca. elf uur kon ik kijken naar Kijken in de ziel. Dat gedeelte ging vooral over de
dbc-systematiek, zoals je aankondigde, wat ik dus nog wel aardig kon volgen.
Krijgt dat dankzij die publiciteit een vervolg? Als lamlendig argument vóór informatieverstrekking
kwam weer de suggestie langs dat de patiënt niet betaalt voor de behandeling.
Maar dat doet z/hij nu juist wèl, al dan niet via een herverdelingsmechanisme
van premies omdat wij-burgers solidair met elkaar willen zijn als het om zorgverlening
gaat. De interviewer liet het onweersproken passeren.
Die uitzending, althans wat ik ervan zag, bevestigde voorts mijn indruk dat
inspirerende vakontwikkeling door hoogleraren een illusie is.
33.43
Aanvankelijk voelde ik mij bezwaard door opnieuw zo’n uitgebreid bericht van
jou, waaraan je uiteraard nogal wat tijd besteedde. Maar ik heb het ook weer
met zoveel plezier gelezen, dat ik er gewoon blij mee ben; dank je wel.
33.44
Ik had nog een column in een pijplijn. Vanmiddag kwam 'ie eruit: Grondwetsherziening.
Ik kan niet goed beoordelen of je er voor De Vrije Psych direct iets aan hebt.
Zou jij ajb eens willen kijken? Of wellicht zie je er meer indirect
bijvoorbeeld aanleiding in om genoemde commissie voor de grondwetsherziening
ook vanuit De Vrije Psych met jullie programma te bestoken; wat dat betreft
hebben jullie volgens mij toch de betere contacten.
33.45
Volgens mij is het inderdaad een goed idee om daar zo principieel mogelijk in
te steken, want dat laat, zou je zeggen, toch bijna geen ruimte voor een TK-lid
om zich te verstoppen. En hoe principiëler dan de Grondwet wil je het politiek
nog hebben?
33.46
Hij schetst een heuse complottheorie, terwijl ik het voor stelselmatige mislukkingen
tot dusver op onbenul hield.
De principiële insteek volgens grondrechten helpt volgens mij om nog zoveel
mogelijk het doolhof te vermijden van wat eigenlijk allemaal afgeleide
vraagstukken zijn. Zo bekruipt mij sterk de indruk dat 'verzekeringsmaatschappij'
door de stelselherziening een valse vlag is op andersoortige lading. Is daar
niet een wezenlijk mededingingsconflict ontstaan dat ontwrichtend uitpakt? Want
feitelijk treedt zo'n bedrijf op als zorggroothandel, waarbij de oorspronkelijk
zelfstandige(r) zorgverleners in de afhankelijke positie van, zeg maar,
franchisehouder terechtgekomen zijn. Dat gaat m.i. ondermeer ten koste - oeps,
een woordspeling - van de verzekeringsrelatie tussen de persoon en datzèlfde
bedrijf, met tevens dóórwerkend allerlei nadelige gevolgen van dien.
Deze analyse schrijf ik hier zomaar even vlotweg op. Heb jij er een deskundiger
oordeel over? Is door die vermenging/ophoping van maatschappelijke functies
inderdaad, opzettelijk of bij vergissing, een obstakel opgericht voor
evenwichtige verhoudingen? Of zie ik spoken? Zo nee, moet daarom (ook) dàt
obstakel niet gewoon wèg, waardoor als het ware vanzelf allerlei afgeleide
vraagstukken verdampen? Dat lijkt me een aardige vraag aan de Nederlandse
Mededingingsautoriteit, of beter meteen aan de Europese Commissie. Hebben
jullie daar op niveau contact? Of laat je me weten, dat ik het helemaal
verkeerd zie?
33.47
Eerder dit jaar werkte ik in opdracht van (Bureau) Forum Standaardisatie mee
aan een onderzoek dat resulteerde in het rapport Semantiek
op stelselschaal. Daarin is een beoordeling opgenomen van zgn contextuele
verbijzondering als methodische waarborg voor de reële variëteit van
betekenissen. Dat oordeel is, nota bene, ònafhankelijk opgesteld door
Novay/Paul Oude Luttighuis. De conclusie luidt inderdaad dat we er zonder die
contextuele verbijzondering domweg niet uitkomen met de elektronische overheid.
Voor mij is dat inhoudelijk slechts een bevestiging, maar nu Forum
Standaardisatie dat zo ziet, gebeurt er hopelijk eindelijk iets opbouwends. Ja,
ook gemeentelijke voorzieningen als onderdeel van infrastructuur voor
maatschappelijk informatieverkeer (Gemma) moeten semantisch natuurlijk op die
leest geschoeid zijn, anders hebben we er nog altijd niets aan. Ik vrees echter
dat verder iedereen nog een hele tijd hoog of laag blijft springen, dus liever
dan een serieuze, noodzakelijke methodische aanpak te volgen. Bestudeer ajb
allereerst dat rapport grondig. Met je eventuele vragen erover ben je altijd
welkom.
33.48
De impasse blijft m.i. gevoed, omdat de gangbare praktijk ook als toekomstig
referentiekader wordt aangehouden. Dat gebeurt natuurlijk onbewust, klakkeloos.
Daarom is het nogeens extra moeilijk om er iets opbouwends aan te veranderen.
Ik bedoel dat er nu sprake is van een ènkele informatieverzameling, zeg maar
het ene medisch dossier dat de huisarts voert. Uitgaande van dat ene 'ding'
moet er blijkbaar ook één eigenaar van aangewezen (kunnen) worden, nietwaar?
Nee, dat is helemaal niet logisch volgens information equity.
Die logica erkent zgn interdependentie en schrijft daarom voor om informatie
volgens relaties tussen personen te bekijken. De blinde darm (fysiek) is van A.
Een diagnose (informatie) over de toestand van A's blinde darm is eveneens van
A ... en blijft van A. Maar als B die diagnose stelde, is louter die informatie
qua diagnose eigendom van B. Stel dat daar onlosmakelijk persoonsinformatie van
A bijhoort, dan moeten A en B daarover een overeenstemming op vrijwillige basis
hebben òf er is wettelijk een algemene informatieverhouding voor dergelijke
relaties geregeld. Hoe dan ook, dat traditionele medisch dossier is als maat
voor eigendomsbepaling véél te grof.
Volgens dezelfde ontleding moeten we operationalisering van bijvoorbeeld een
personeelsdossier aanbevelen. Dat complete dossier is niet eigendom van òf de
werknemer, òf de werkgever. Contextuele verbijzondering maakt bedoelde
ontleding enzovoort mogelijk.
33.49
Dank je wel voor je geschiedenisles. Mijn simplistische idee van het
ziekenfonds was slechts dat je beneden een bepaalde inkomensgrens verplicht lid
was. De premies waren echter niet kostendekkend, zodat die pot uit de algemene
middelen (belastingsopbrengsten) aangevuld werd. De zorg aan particulier
verzekerden verliep, dacht ik grofweg, òngesubsidieerd. Daarom viel dat ook
redelijk ongecompliceerd te … verzekeren. Meer particulier bestede zorg? Okee,
hogere premies, punt.
Jouw historische schets verklaart de huidige opzet als stadium in een
noodlottige ontwikkeling. Het is bijna knap, hoe juist tekortkomingen van
voormalige deelstelsels gecombineerd zijn ter katalyse van zulk noodlot.
Het resulterende enkele zorgstelsel kan onmogelijk, formeel uitgedrukt,
passende variëteit bieden. Dus ziekenfonds en particulier gefinancierde zorg
hadden nu net niet op één hoop gegooid moeten worden, maar eerder
(nader en/of anders) gedifferentieerd overeenkomstig reële verschillen tussen
mensen en hun situaties. Dat lijkt slechts moeilijker, maar pakt ‘per saldo’
altijd beheersbaarder, nota bene rechtvaardiger enzovoort uit.
Wat is dan eigenlijk het probleem met nuancering, evenwichtige verhoudingen
e.d.? Dat staat niet groots; zie noodlot.
Elders geldt wel degelijk verschil. Vergelijk bijvoorbeeld een werknemer met
een werkeloze. Wie een werkloosheidsuitkering ontvangt, wordt ondermeer geacht
naar vermogen eraan mee te werken werknemerschap te v-/herkrijgen. Dat is
zoiets als een subsidievoorwaarde.
Zo zaten er ook, begreep ik altijd, zoiets als subsidievoorwaarden aan het
verplichte lidmaatschap van het ziekenfonds. Ja, de huisarts droeg gedeeltelijk
het kostenrisico en functioneerde daardoor als het ware tevens als schakel in
de verzekeringsketen. Voor zover ik mij kan herinneren, stond daar ter
bescherming van zijn positie overigens o.a. tegenover dat vrije vestiging niet
aan de orde was voor huisartsen.
Wat wij niet meer (terug)willen is een verdeling van mensen volgens criteria
die feitelijk neerkomen op verschil in zorgkwaliteit. Praktisch valt m.i.
echter slechts een basispakket te borgen, zo goed en zo kwaad als het lukt. Het
is echter een illusie dat op commerciële leest te schoeien. Daar moet nu
eenmaal belastinggeld bij, kortom met voorwaarden van dien.
Als het klopt dat een ziekenfonds (grotendeels?) gefinancierd werd uit de
algemene middelen, vind ik etikettering als verzekeringsbedrijf minder
vruchtbaar. Was zo’n fonds daadwerkelijk niet veeleer een agentschap van het
ministerie van Welzijn en Volksgezondheid? In die hoedanigheid is
bureaucratische invloed op zorg verklaarbaar en ook tot op zekere hoogte reëel.
Schoenmaker, houd je bij je leest, dergelijke invloed acht ik voor een
commercieel verzekeringsbedrijf zelfs ronduit misplaatst, vals. Ik kan me goed
voorstellen dat, ik noem het gemakshalve maar even, de zakelijk exploiteerbare
verzekerbaarheid van zorg problematisch is. Dat blijft ontkend door de
overheersende positie van private verzekeringsbedrijven met tegelijk,
blijkbaar zelfs nog versterkt, het mandaat van een ziekenfonds à la
(overheids)agentschap. Dat gaat dus inderdaad niet goed. Wat er van buiten
netjes als één aangeharkte hoop uitziet, met de minister er trots poserend
naast, rot nota bene juist door die ophoping van binnen.
Aan dat noodlot valt in elk geval nooit te ontkomen, als we ons (slechts) over
incidenten opwinden. In termen van jouw eigen analyse, dan houdt de domme macht
“murwlullend” simpel stand.
Kan De Vrije Psych initiatief nemen voor een rechtvaardige maatschappelijke
zorgvisie? Als stelselmatige ontwerper deed ik hierboven mijn suggestie voor de
principiële benadering: erken de reële verschillen. Dat is natuurlijk pas ècht
groots ipv louter ijdel.
Tenslotte maak ik je mijn verontschuldiging voor dit rommelige bericht. Bedankt
voor je geduld, als je mijn amateuristische speurtocht naar grondige oorzaken
doorlas.
33.50
Mijn indruk is vooralsnog, dat zij niet doorheeft dat door het manifest met
nadruk óók het zgn beroepsgeheim voortaan geldt als de maatschappelijke (hoofd)regel
en dus niet langer als het ware bij expliciete uitzondering geregeld behoeft te
zijn. Dat kan inderdaad leiden tot een gevoel van verlies van status. Zo van,
ben ik dan niet belangrijk genoeg (meer) om een heus geheim toevertrouwd te
krijgen? Ja, hoor. Maar zo belangrijk moet èlke burger zich dus in zijn
verhouding tot medeburgers weten, niet slechts zgn professionals. Het lijkt mij
overigens wel, dat de strafmaat voor professionals (veel) hoger moet zijn,
indien zij persoonsinformatie gebruiken zònder desbetreffende vrijwillige
overeenkomst met de persoon in kwestie danwel wettelijke verplichting. Er
blijft dus wel degelijk verschil ... en hopelijk gaan professionals daaraan hun
identiteit ontlenen.
33.51
Graag verwijs ik je hierbij naar mijn artikel Verkeersbegrip van
algemeen belang: geschiedenis van infrastructurele stelselmatigheid voor
toekomst van informatieverkeer (PrimaVera, working paper 2008-09,
Universiteit van Amsterdam, 2008). Zoals ik je al toelichtte, benut ik
uitgebreid de prachtige studie van Van der Woud, Een
nieuwe wereld, Het ontstaan van het moderne Nederland (Bert Bakker,
2007). Ook bij nader inzien vind ik het een goed idee, wanneer Ictu contact
opneemt met Van der Woud; wie weet kan hij helpen om jullie boodschap aan BZK
e.d. te verduidelijken. Overigens bevat mijn artikel tevens een analyse van het
Wallage-Postma-rapport en het daaropvolgende Nup. Mijn conclusies kunnen je
niet verrassen.
Nup laat ik wat anekdotischer de revue passeren in een korte tekst die ik je
ook noemde. In Bezetting
van veranderruimte door beheersmanagers nam ik talloze citaten uit een
duitstalig managementboek op, zie Zo deed ik maar eens een poging om te
verklaren, waarom bestuurders ogenschijnlijk voor de hand liggende
veranderingen blijven ontlopen.
Ik gaf voorts vervolg aan je opmerking over kritiek door Olf Kinkhorst en mij
op basisregisters in de zin dat wij ertegen zouden zijn. Ik vermoed dat je onze
column Durf je wel?!
(website Digitaal Bestuur, 27 juni 2008; zie) bedoelt. Daarin uitten we
inderdaad kritiek op de basisregistraties, maar daarmee mikken we juist
opbouwend. Onze op-één-na-laatste zin luidt: “Oh ja, verder moeten de
basisregistraties subiet op de schop.” Dat betekent zeker niet, dat -
wij vinden dat - ze moeten verdwijnen. Wij menen wel, integendeel dus,
dat zij ànders opgezet moeten zijn.
Omdat je me liet twijfelen aan mijn taalbeheersing, keek ik toch even de
uitdrukking ‘op de schop gaan’ na. Op de website van het genootschap Onze Taal staat
toegelicht: “Het betekent zoveel als 'bewerkt worden, onderzocht worden,
opnieuw ingericht worden, veranderd worden, gerenoveerd worden', etc.”
Begin dit jaar schreef ik met Willen
de èchte basisregistraties …? een opstel met enkele nadere suggesties voor
opbouwende samenhang tussen basisregistraties.
Oeps, dat is alles bijelkaar een hoop te lezen. Kijk maar wat je eruit pikt.
Wanneer je begint aan dat, zeg maar, Van der Woud-artikel, neem dáárvoor ajb
rustig de tijd. Je leest daar allerlei citaten die m.i. (ook) voor de
elektronische overheid serieus te denken geven. Mocht je er eens over willen
verder praten, graag natuurlijk. Je commentaar is van harte welkom.
33.52
Wat een niets-menselijks-is-ze-vreemd narigheid allemaal. Dat kan voor de
gehele zorg slechts uitlopen op een zgn harde landing. Herstel is dan
natuurlijk nogeens extra moeilijk, omdat mensen zoals wij na de financiële
sector niet aan de gang kunnen blijven met onze belastingsteun. Per kwartaal,
meen ik, krijg ik van mijn bank een opgave van wat zij mij voor hun
'dienstverlening' in rekening brengen. Gemakshalve vergeten ze daar het
véééélvoud aan staatssteun te vermelden; ik bedoel het maar even ter
illustratie.
Zo'n jaarprijs is overigens een onmiskenbaar voorteken van onheil. Ik citeer
Hakelmacher (Das Leoparden-Paradox, uitgeverij
Libelle, 1997, p. 42): "Schwache, für Externe aber signifikante Signale
sind z. B. schleichende Überschuldung, nachhaltige Ertraglosigkeit, Verkauf
oder Fusion des Unternehmens oder - kaum wiederlegbar - die Wahl des
Betroffenen zum Manager des Jahres." Haha, Groenink van ABN.AMRO
was inderdaad ook manager van het jaar, toen de bankdeconfiture natuurlijk
allang onvermijdelijk was.
Als ik jouw verhaal zo (her)lees, heeft het alles weg van de manier waarop een
dictator 'trouw' koopt van, zoals jij schrijft, de "participanten die
ervan profiteren." Ik had het kunnen (moeten?) weten, dat ook
ict-bedrijven gretig meegraaien. Opnieuw rijst de vraag, complot of onbenul? De
dosis ijdelheid lijkt me in elk geval verwoestend. Verder maak ik uit je
verhaal op, dat wel degelijk met sluwheid gebruik gemaakt is van de hoogmoed
van menig medisch specialist; als de dictator ze vervolgens laat vallen, wint
hij bij het volk zelfs aan populariteit. Je moet wel trouw aan de dictator
blijven, maar omgekeerd staat het de dictator natuurlijk altijd 'vrij' je te
slachtofferen (al dan niet na bewezen diensten).
Als het inderdaad nogal puur om macht gaat, zouden we met beargumentering van
de ònredelijkheid van dbc-systematiek enzovoort weleens de heersende macht de
bevestiging leveren dat het plan vanuit haar perspectief dus ... prima werkt.
Zo ja, dan zitten we mooi met een dilemma.
Oh ja, innovatie, dat is ook zoiets. Als je zeker wilt weten, dat je idee geen
schijn van kans maakt, moet je het voorleggen aan een instelling die
innovatiebevorderend heet. Het (overheids)bureautje dat enkele jaren geleden de
zgn Burgerservicecode opstelde, verkondigt er nu over dat het lijstje van tien
punten een "innovatie van wereldklasse" is. Dat is eigenlijk reuze
grappig. Blijkbaar behoort de Nederlandse overheid tot de wereldklasse, omdat
(punt 1) de burger aan de balie of via post, fax, telefoon, email of het
Internet contact kan opnemen. Fantastisch, nietwaar? Maar dat werkt zo nog niet
eens. Tjonge, (punt 2) "de burger wordt niet van het kastje naar de muur
gestuurd." Nou ja, dat is althans opnieuw het voornemen. Wat een
innovatie! In het kader van onze correspondentie is vooral punt 8 interessant:
"de overheid herstelt fouten en leert van klachten." Daar merken we
dus weinig tot niets, herstel, precies het omgekeerde van. Eigenlijk is
innovatie, als dàt ooit lukt, veel te zacht uitgedrukt.
Het voordeel van een Rotterdamse opvoeding blijkt het vermogen tot kernachtige
formulering van conclusies: gelul, dus.
33.53
Zijn definitieve tekstversie biedt, vind ik, een speelse inleiding; de variatie
van theoretisch(e) kader(s) en praktische illustraties is geslaagd, punt. Wie
dàt verhaal niet begrijpt, ... heeft het domweg niet gelezen.
Al lezend deed ik in elk geval het idee op om de onderwerpen governance en
semantiek elkaar op de kortst mogelijke termijn proefgewijs te laten
versterken. Daar kwam ik op, omdat hij dezelfde manager zo prominent ten tonele
voert (tegen de achtergrond van Rogers' theorie van innovatieverspreiding) die
jij al interesseerde voor een semantiekproef. Dus, waarom stellen we die
manager niet voor om de reeds beoogde proef in 'zijn' winkel tegelijk te
benutten als governance-proef? Vooral de U-tjes uit het aanbevelingenpakket
voor governance kunnen praktisch, ja, pràktisch (!) helpen om de Uitvoering van
de semantiekproef ingericht te krijgen. Zo ben je ook eventuele kritiek
("de nota over governance van interoperabiliteit is niet praktisch"
e.d.) vóór. En door zo'n parktijkproef met de U-tjes krijg je uiteraard
scherper zicht op wat je verder aanmoet/-kan met de B-tjes van beleid en de
V-tjes van verantwoording. Vroeg of laat moet dergelijke samenhang aan de orde
komen. Over praktisch gesproken, waarom dan niet meteen? Als er iemand is, die
het zou moeten begrijpen en daarom steunen, is het natuurlijk precies die ene
manager; hij heeft eerder immers onmiskenbaar a gezègd ...
Overigens heeft de tekst over hardnekkige veranderobstakels, die ik onlangs uit
duitstalige citaten samenstelde, de titel: Bezetting
van veranderruimte door beheersmanagers. Daarin laat ik Nup de revue
passeren en ook ons rapport Semantiek
op stelselschaal.
33.54
Mag er in jouw analyse een lange min bij? Want wie altijd aan het allerkortste
eind trekken, zijn de mensen die serieuze zorg missen door zulke hanige
spelletjes (die ze natuurlijk wèl braaf moeten blijven financieren).
Ik meen allang dat ook Nederland 'gewoon' een ontwikkelingsland is. Het iets
dikkere laagje plamuur van de afgelopen jaren is bekostigd uit aardgasbaten.
Daarònder rot het houtwerk juist des te harder. Zó, dat was 'm dan weer even
van mijn kant ...
... hoewel, hoe lukt het om productieve solidariteit te ontplooien? Als je
"informatievoorziening" vervangt door "gezondheidszorg,"
vind je mijn tekst Narcistisch
verbond dan helaas óók van toepassing op de zorgsector?
33.55
Ik stel naamsvermelding als munter van het woord zorggroothandel -
verdraaid, als één woord geschreven 'weet' zelfs Google inderdaad nog van niets
- en het in die context beschouwen van de feitelijke zorgverlener als
franchisehouder/-nemer natuurlijk erg op prijs. Maar die vermelding hangt er
m.i. bij en doet daardoor, als je mij veroorlooft, àf aan de strekking van jouw
artikel. Daarom stel ik je graag voor, dat jij die zin schrapt. Mijn waardering
heb ik heus wel binnen dankzij jouw persoonlijke reactie in een eerder bericht.
Je openlijke hoffelijkheid staat nu de kracht van je boodschap in de weg ...
dus ajb wèg ermee.
33.56
Ik begrijp de toelichting niet. Dat plaatje toont immers niet, in
tegenstelling tot wat erbij geschreven staat, dat "de triples [...] ook
weer onderling gerelateerd [kunnen] worden." Er gaat slechts de suggestie
vanuit dat een bepaald subject van de ene triple tevens als subject of object
kan gelden van een andere triple. Dat is dus iets ànders dan dat een complete
triple vervolgens elders als subject of object verschijnt. Overigens is
dergelijke recursie volgens mij met RDF eveneens mogelijk.
Pas als je dat laatste radicaal doet, dus zonder verdere eigenschappen
opgesloten in een bepaald subject, respectievelijk object, hanteer je RDF
metapatronig. Het volgende plaatje laat dat m.i. nog niet zien. Daar staan de
begrippen "leerling/student," "onderwijsinstelling" en
"werkgever/bedrijf" vermeld. Voor een traditioneel apart
informatiesysteem stoort dat niet, maar volgens stelselmatig perspectief zijn
dat geen praktische uitgangsbegrippen meer. Zo is "leerling/student"
een contextuele verbijzondering van "persoon" oid.
Zeker met triples in triples ... in triples kan je flexibel modelleren. Volgens
de beeldtaal van (knoop)punten en (verbindings)lijnen komt dat er immers op
neer dat wat je aanvankelijk als lijn trekt, vervolgens weer als punt dienst
kan doen, enzovoort. Op die manier valt contextuele verbijzondering eindeloos
nader te ... verbijzonderen: metapatroon.
Het is dus geen kwestie van RDF òf metapatroon. Ik kan het ook zó uitdrukken:
Metapatroon legt voor modellering een beperking op aan de toepassing van RDF
ter borging van contextuele verbijzondering. In BeInformed lijkt mij die
voorwaarde trouwens niet praktisch gevestigd. Wellicht biedt BeInformed wel
degelijk als het ware de extra mogelijkheid van triple als subject/object in
vòlgende triple. Zo ja, dan kan je er structureel dus een eind mee komen voor
implementatie van een informatiemodel à la metapatroon. Wie weet, werkt dat nog
wel handig ook, maar dat betwijfel ik.
Nader bericht, en wie weet zelfs tegenstrijdig, volgt nadat ik overlegde met dè
deskundige van Information Dynamics.
33.57
Tussendoor speel ik wat in het rond met namen. Zo kwam ik met s voor
semantische en i voor interoperabiliteit op
Simon
maar wat betekenen die m, o en n dan?
Afgeleid is
Simontuur
voor de scherpe blik op semantische interoperabiliteit. Hmmm.
Zelf vond ik
SIXXL
wel aardig, maar die naam is elders reeds in gebruik. Dat geldt natuurlijk ook
voor, bijvoorbeeld, Simon. Maar zo’n naam is algemeen genoeg om er geen
moeilijkheden mee/door te krijgen.
Goed, dan misschien
Dosis?
Dat zou het acroniem kunnen zijn van dynamisch open semantische
interoperabiliteit (op) stelselschaal.
In Nederland blijkt dat reeds te staan voor Dutch Open Source Information
Systems for use by General Practitioners. Daarvan kan ik op het Internet
overigens verder geen spoor ontdekken; dus wellicht is dat alweer over.
Via www.acronymfinder.com blijkt
dat hetzelfde acroniem ook Development of Statistical Information Services (EU)
betekent.
Nee,
Sinode
is het ook niet. Jammer. Weliswaar is de associatie met knooppunt van
knooppunten prima, maar een (kerk)synode is juist uit op uniformering van
betekenis ipv facilitering van reële betekenissenvariëteit.
Dan komt
Simposium
dichter in de buurt. Hoewel … Zo’n naam heeft wel als voordeel de associatie
met forum.
Sympathiek klinken vind ik
Nelis.
Met wat passen en meten zou je dat kunnen lezen als Nederlandse elektronische
overheid door interoperabiliteit van semantiek.
Meer in de richting van science fiction gaat
Neosis,
ofwel Nederlandse (lees dus ook: Nieuwe) elektronische overheid (door)
semantische interoperabiliteit (op) stelselschaal. Maar als Nora (terecht) niet
serieus genomen wordt, gebeurt dat (hoe onterecht ook) met Nelis natuurlijk
evenmin.
Jullie zien het, het is nog allemaal niets, hoogstens melig.
33.58
Voor zover ik het na navraag - een beetje - begrijp, was ik in mijn eerste
reactie te verwachtingsvol over RDF. Het wereldbeeld waarop RDF stoelt, is en
blijft echter nogal plat.
Ook werd ik eraan herinnerd, dat wij dezelfde discussie/correspondentie reeds
nav OWL voerden (en nog veel langer geleden onderzocht Information Dynamics al
RDF - want het is toch een zgn standaard - voor instrumentatie van metapatroon;
onze uitkomst destijds: ongeschikt). Zie ook Niam e.d.
Als je nota bene dankzij metapatroon weet wat je doet, kan je vooral - alle
ontologische retoriek ten spijt - tèchnische hulpmiddelen zoals OWL, RDF ...
best ontleden tot, zeg maar even, punt en lijn als basale constructiemiddelen.
Vervolgens kan je daarmee omslachtig als het ware metapatroon nabouwen, dus
inclusief de diepte volgens context en tijd. Dan heb je echter geen OWL, RDF
oid. meer, maar domweg een veel mindere variant van ... metapatroon.
De crux zit 'm dus in dat wereldbeeld. Voor menigeen is dat (nog altijd) een
nieuw beeld, wat inderdaad onvermijdelijk leidt tot behoorlijke paradigmapijn
met bijbehorende pogingen tot afstoting.
Principieel en positief (!) moeten we het hebben over de reële praktijk van
betekenisvariëteit. Daarbij gaat het niet om moeilijk vergeleken met
gemakkelijk. De wezenlijke factor is de schaal waarop betekenissen samenhangend
beheersbaar moeten zijn en aldus tevens kànsen met informatieverkeer
faciliteren. Daaruit volgt (pas) wat qua methode daadwerkelijk zo gemakkelijk
mogelijk is.
Triples, BeInformed enz. enz. hebben helaas met contextuele verbijzondering te
maken, zolang àndere mensen dat verband willen leggen. De vraag is wel, hoelang
we blijven proberen om ons over een nieuwe aanpak te verantwoorden in termen
waaruit voor de vragers eigenlijk nooit mag blijken dat het ... nieuw is.
Als zomaar-iemand-met-een-idee kon - hoera, verleden tijd! bedankt!! - ikzelf
mij weigering niet veroorloven. Maar dankzij BFS is er nu die onafhankelijke,
gezaghebbende beoordeling. Hopelijk lukt het daardoor om steeds vaker de
bewijslast te kantelen.
33.59
Ja, dat helpt, dank je wel! De aanduiding diagram of schema geeft mooi houvast
... Stel dat ik meteen zou moeten kiezen, dan stem ik nù op Stelselmatige
BetekenissenSchema, SBS dus.
33.60
Overigens hanteren wij de term verschijning afwijkend. Ik krijg althans de
indruk dat jij verschijning associeert met "inhoud" resp.
"abstracte betekenis," terwijl ik er juist contextueel
verbijzonderde, dus concrete betekenis onder versta. En daarom, meen ik, kan je
meerdere verschijningen ook niet stapelen, persen, malen e.d. om - uiteindelijk
als abstracte, absoluut geldige betekenis - het Ding-an-sich te verkrijgen; die
betekenis bestáát gewoon niet; de enige betekenis die redelijk bestaat, is de
contextuele ofwel als (specifieke) verschijning. Tùssen dergelijke aparte
verschijningen valt hoogstens netzo apart verband te leggen, … wat natuurlijk
ook weer als verschijning telt … enzovoort: metapatroon.
Gelukkig doet dergelijk verschillend woordgebruik er niet toe; blijkbaar hebben
we het over vergelijkbare ... verschijningen.
33.61
Dank je zeer voor verwijzing naar de lijst met vier generieke, resp. vijf
specifieke knelpunten die de VNG verzamelde over de Basisregistratie Adressen
en Gebouwen (BAG). Je toegevoegde commentaar op de generieke nrs 1, 2 en 4 en
de specifieke nrs 3 en 4 vind ik treffend.
Tja, hoe duidelijk wil 'men' de conclusies & aanbevelingen van Stelselmatige
semantiek: issues en oplossingsrichtingen bevestigd krijgen?! Wie door
zùlke issues nu onze oplossingsrichting met contextuele verbijzondering nog
weigert te overwegen ...
Waarom liet je trouwens nr 3 van de generieke top 4 weg? Want dat "de
inpassing van de BAG-applicatie in de gemeentelijke informatiehuishouding niet
eenvoudig" is, kent uiteraard dezelfde redenen. Het is dus niet zo vreemd,
zie nr 2 van de specifieke top 5, dat een "softwareleverancier is gestopt
met het ontwikkelen van de BAG-applicatie." Kortom, wat als nr 4 van de
specifieke top 5 vermeld staat, is helaas een generiek toppunt:
"impasse."
Bij nr 4 van de generieke top 4 zou 'enzovoort' niet misstaan; neem
bijvoorbeeld ook NHR.
Ja, nr 5 van de specifieke top 5 zegt met zoveel woorden dat administratieve
lastenverlichting voor burger en bedrijf vèr weg is, sterker nog, uitgedraaid
is op lastenverzwaring.
Nogmaals bedankt voor de gelegenheid eventjes zo tevreden met de inhoud ons
onderzoek plus rapportage te kunnen zijn. Nu de werkelijke veranderingen nog.
33.62
Dergelijke knelpunten verdwijnen niet vanzelf en deze al helemaal nooit. Zij
zouden eindelijk toch eens voldoende reden moeten vormen om het (groeiende)
vraagstuk op een conceptueel deugdelijke manier daadwèrkelijk te gaan oplossen.
33.63
Aangezien we het over ijdelheid hebben, vraag ik maar even door. Mag ik de
mijne gestreeld voelen, omdat jouw dochter voor een serieuze loopbaanbeslissing
een argument ontleende aan, nota bene, Narcistisch
verbond? In het echt gebeurde natuurlijk hoogstens, dat zij zichzelf een
beetje geholpen wist om haar eigen motivatie de nodige ruimte te laten. Dat zat
dus gewoon allang in haar, niet in die tekst. Verder was het stellig niet
zozeer die tekst, maar dat jij haar ernaar verwees.
Toch is het effect van die interpretatie, goed of fout, van jouw bericht
ondermeer dat ik me verbonden voel. Wil je haar ajb het allerbeste wensen?
Intussen pieker ik me natuurlijk suf, wàt zij meer in het bijzonder ervaren kan
hebben als opening voor haar praktische keuze.
Wat de wetenschappelijke wankelheid van huidige psychiatrie betreft, vind ik
dat Van der Stel in Psychopathologie grofweg
weliswaar in het juiste, zeg maar, kwartier een nadere oplossingsrichting
zoekt. Maar Bunge’s referentiekader is het naar mijn mening dus niet.
De wankelheid verdwijnt m.i. wèl door (ook) psychiatrie, dus netzoals
bijvoorbeeld informatiekunde, strakker te positioneren als discipline die
gestoeld moet zijn op multiple axiomatization. De opgave luidt om de
karakteristieke, productieve mix te ontwerpen. Dat betreft niet (meer) zozeer
de axiomatische deelschema’s, maar per (inter)discipline steeds hoe relevante
verschijnselen ertussen als het ware overgaan.
Toen jij me wees op Van der Stels boek, had ik het krantexemplaar met Schnabels
bespreking ervan alweer buitenshuis aan oud papier toegevoegd, wèg. Mijn
herinnering is dat die bespreking sterk positief uitpakte, zij het dat de
auteur door de bespreker nogal als zonderling bestempeld werd. Ik durf er voor
een (verdere) mening niet op af te gaan. Jouw oordeel over Schnabels
boekbespreking roept echter wel de vraag op, waarom hij die bespreking
überhaupt opstelde.
Van der Stels boek zèlf heb ik nog altijd wel bij de hand. De kolossale
literatuurlijst ten spijt blijf ik me verbazen over ontbrekende oriëntatielijnen.
Ditmaal vormt het boek Call No Man Normal
(International Universities Press, 1973) door Benjamin B. Wolman de concrete
aanleiding. Hoe kom ik dáár nu op?
Vaak fiets ik donderdags vanuit Voorburg tussendoor even naar Den Haag, waar
een boekenmarkt is. Zo’n doel maakt de beweging zinvol, nietwaar? Daar staan
enkele handelaren die aparte tafels vullen met boeken voor “Geef maar een
eurootje.” Jij moet uiteraard bij je dochter terecht voor het echte
antiquarische werk, maar ik heb voor wetenschappelijke teksten een theorie
ontwikkeld die dus tegelijk fietsbestemmingen oplevert. Een boek dat wat
ingewikkelder is, blijkt gauw moeilijk verkoopbaar. Exemplaren van zulke boeken
zakken door inhoudelijk gewicht in de boekenbranche, als je je die voorstelt
als een kolom. Die daalsnelheid is de laatste jaren trouwens toegenomen.
Onderweg zakken ze tegelijk (sterk) in prijs. Wanneer ze nergens op een koper
botsen, belanden ze uiteindelijk in de papierpak. Afval, netzoals het
krantexemplaar met Schnabels boekbespreking. Het is dus de kunst om erbij te
zijn in het stadium dat de handelaar de moeite van het gesleep ermee nog vindt
opwegen tegen de mogelijke opbrengst. De maat daarvoor blijkt thans dus de
enkele euro. (In een kringloopwinkel kan dat zelfs zakken tot een kwartje.) Ik
geef toe dat ik soms (iets) meer betaal, als ik vermoed dat ik op het
één-euro-prijspeil achter het net dreig te vissen. Maar dat element versterkt
dus het, zeg maar, spel- of ronduit gokkarakter.
De bulk van wat één euro moet kosten, is inderdaad rommel. Maar goed, die
boeken liggen daar nog omdat mensen daarvoor blijkbaar afwijkende criteria
hanteren. Ondermeer door zijn titel kan een boek er (voor mij) uitspringen. Je
begrijpt het, zeker gelet onze correspondentie verdiende gisteren Call No Man Normal subiet nadere aandacht. Daar was ik
in eerste aanleg trouwens ook vlot klaar mee, hup, één euro en later zie ik dan
eventueel wel verder.
Intussen las ik de Preface (pp. 1-2). Wolman publiceerde dus in 1973 en
verkondigt als “the purpose of [his] book […] to introduce a series of new
ideas concerning the nature of mental disorders.” Of die ideeën destijds
werkelijk origineel, nieuw waren, doet er voor mijn verbazing niet toe. Die
blijft daarentegen wel gevoed, doordat (ook) van Wolman geen spoor valt te
bekennen in Van der Stels Psychopathologie. De
“reasons for introducing new ideas” lijken mij echter sterk verwant. Zo wijst
Wolman op “the present-day confusion in the classification and diagnosis of
mental disorders.” Neem “the system suggested by the American Psychiatric
Association.” Dat “is full of inconsistencies, reflecting a distinct regressive
tendency in its emphasis on symptoms rather than causes.” Afgaande op de
Preface lijkt het er verder op dat Wolman de “zwakke reductie” vermijdt,
waardoor Van der Stel verschijnselen overhaast als ziekte bestempelt. Althans,
ik vind het wel een reële vraag, te weten “What indeed is a mental disorder?”
Wolman vervolgt: “Is it a disease? Or a fixation on a developmental stage? Or a
cluster of conditioned reflexes?” Zo komt hij op een vergelijkbaar spoor als
Van der Stel, maar decennia eerder - zie verderop meer over decennia - en naar
mijn idee zonder verwaarlozing van noodzakelijke axiomatische deelschema’s. In
dat m.i. ruimere kader stelt Wolman vragen zoals: “What are the causes of
mental disorders? What are the factors that determine symptom formation?” In
zijn ondertitel vermeldt Van der Stel de termen “grondslagen, determinanten
[en] mechanismen.”
Waarop jij hamert, als ik je tenminste goed begrijp, wil ook Wolman bieden. Dat
is een “classification system […] which links observable and easily diagnosed
behavioral patterns to fundamental etiological factors.” Zo’n voorstel kan ik
uiteraard niet deskundig beoordelen (waardoor het ook maar de vraag is, of ik
me ooit aan de rest van dat boek wijd). Maar als die behoefte in 1973
waarschijnlijk niet zo nieuw was als Wolman deed voorkomen, documenteert Van
der Stel vooral dat we sindsdien niet opgeschoten en in principieel opzicht
vermoedelijk zelfs slechter af zijn. Wolman mikte in elk geval op “the
relationship between the choice of symptoms and etiology, and the relationship
between personality dynamics and overt behavior.” Als leidraad geldt dat
“mental disorder (except in cases which are clearly organic in nature) is not a
disease in the usual sense. In fact, it is not a disease at all.” Volgens mij
mist Van der Stel dat als hoofdspoor onder invloed van Bunge’s raamwerk.
Ik ben weer terug bij ijdelheid, dat ik als pleitbezorger van subjectief situationisme
graag diezelfde oriëntatie bij Wolman herken door zijn nadruk op “experience
[of] fluctuations[ …:] Human behavior can be viewed as a continuum […] directed
toward […] oneself and others.” Als verklaring van zijn boektitel besluit
Wolman de Preface met “no one is fully adjusted or rational at all times.” Dat
lijkt mij zelfs nog te normatief uitgedrukt.
Je vraagt naar mijn werk. Dat verloopt in economisch opzicht marginaal. Daarin
is echter ronduit goed, dat het tenminste nog … verloopt. Mijn ‘programma’ is
het bevorderen van een paradigmawissel voor de informatiekunde (van geïsoleerd
informatiesysteempje naar informatieverkeer op maatschappelijke schaal).
Over isolement gesproken, daarin verkeer je dus juist met een
noodzakelijkerwijs evenwichtig, dus niet onmiddellijk vatbaar idee over
solidariteit. Mijn kwalificatie als paradigmawissel is opzettelijk. Als het
ooit lukt, kost dat decennia. Daarvan heb ik er zo’n beetje twee opzitten.
Zoals ik het beleef, is het merendeels het vermijden van valkuilen. Daar klaag
ik niet over, sinds ik begrijp dat het er nu eenmaal bijhoort.
Een onmisbaar middel voor erkenning, facilitering enz. van reële
betekenisvariëteit op maatschappelijke schaal is een modelleermethode met zgn
passende variëteit. Wat ik daarvoor ontwierp heet metapatroon. Daar leur ik,
zou je kunnen zeggen, alweer die bijna twintig jaar mee. Onlangs heeft Forum
Standaardisatie - dat is zoiets als een denktank voor de elektronische
overheid; ik laat hier maar even in het midden wat elektronische overheid is -
die methode “onafhankelijk, gezaghebbend” laten beoordelen. Op inhoud was de
uitkomst puur positief, punt. De vraag is, of dat ook hoopgevend is. Want zelfs
zo’n Forum kan je op z’n gunstigst aan de rand van het openbaar bestuur als
narcistisch verbond gepositioneerd zien.
Nou ja, zolang ik kan rondkomen, ga ik maar door. Ik word eerder meer dan
minder nieuwsgierig en solidair.
Ik hoop dat jouw inspanningen gericht op politieke partijen resultaat
opleveren. Het gevaar van symptoombestrijding lijkt mij overigens sterk. Dat is
wat ik hierboven ondermeer bedoelde met “het vermijden van valkuilen.” Als je
van de regen in de drup komt …, terwijl die politici onder een paraplu hun
plannetjes aan de media melden, ... maar toch moet je het doen, sterkte!
Ik merk dat ik voor mijn antwoord was gaan zitten.
33.64
Prachtig, je bespreking van Semantiek op stelselschaal,
zoals verschenen op de website van Digitaal
Bestuur. Mooi uitgewerkt, want zowel (B)FS baanbrekend neergezet, als de
oplossingsrichting benadrukt als onlosmakelijk aspect van infrastructuur.
33.65
Met je verzoek zet je een (grote) stap, die ik zo meteen niet wilde
voorstellen. Daarom zijn wij het met elkaar eens. Want ook "ik zie het nog
niet zo één twee drie gebeuren," zo’n leerstoel voor civiele
informatiekunde. Wat ik wel degelijk voor de kortere termijn opperde, was
"dat juist Ictu de oriëntatie die ik civiele informatiekunde noem, steeds
professioneler volgt." Daarmee bedoel ik een gaandeweg wat actievere
bevordering, vooralsnog binnen Ictu dus, van programmatische samenhang. Dat zou
op allerlei manieren kunnen, die elkaar bij voorkeur nogeens versterken.
Daarover heb jijzèlf natuurlijk al ideeën. Als wij daarover spoedig eens kunnen
doorpraten, graag.
Aanstekelijk merk jij op "maar toch.........." Daarom neem ik tevens
graag jouw uitnodiging aan. Ik vat 'm op als verzoek tot wat nadere praktische
oriëntatie op zo'n eventuele leerstoel. Zoals ik beschreef in die column Serieus
ontwerpen op de website van Digitaal Bestuur, liepen mijn eerdere contacten
erover met de TU Delft op niets uit. Wanneer ik echter belangstelling vanuit
Ictu kan suggereren, zelfs is het maar reuze voorzichtig, ligt dat geheid
anders. En stel dat Ictu ooit zoiets wil faciliteren, dan moet de universiteit
in kwestie uiteraard zèlf "de betekenis voor Ictu [en haarzelf] in termen
van kosten en baten" opstellen. Kortom, die "crux voor Ictu in één
A4-tje" moet vroeg of laat zo'n onderwijsinstelling duidelijk zijn. Wordt
vervolgd.
Laat je me nog weten of je (ook) informeel eens verder wil praten over moge- en
moeilijkheden van programmatische samenhang op wat kortere termijn binnen Ictu?
Wat mij betreft, graag.
33.66
Met angst voor beschuldiging van "exhibitionisme" moet je vooral niet
zitten. De meeste lezers verkeren onbewust in het narcistisch verbond, dus
vinden dergelijk vertoon juist volstrekt normaal. Maar ik begrijp wat je
bedoelt.
Wellicht kan het echter zeker geen kwaad, en doet de zaak zelfs uitgesproken
goed, om bij gelegenheid de verwijzing naar Jan van Tils bespreking, Schot in
informatiesamenleving dus, gericht op te geven. Bijvoorbeeld, zou het ene
Forumlid het leuk vinden om dat te lezen over het project dat hij begeleidde?
Is het voor weer een ander lid een aardige opwarmer voor eventueel vervolg?
33.67
Meervoudige betekenissen, wat is het ook alweer, oh ja, context, doen mooi hun
werk in je contragram. Wat hij overigens wel degelijk prima snapt, is
dat ijdele mensen geen concurrentie om aandacht dulden: de
concurrentie van de ijdelheid is de ijdelheid van de concurrentie. Hmmm,
ook geen slecht contragram, al zeg ik het zelf. Dank je wel voor
inspiratie!
Volgens mij laat jij jezèlf daardoor ook leiden. Wie niet? Verwachting van de
tegenstand die je oproept, beïnvloedt mede hoe jij je profiel bij je
werkgever probeert te tekenen enz. Zodra je daarbij het initiatief
verliest, tekent iemand met gekrenkte ijdelheid gauw een vals portret van jou.
De tragiek luidt, dat verder bijna iedereen dat wanbeeld graag overneemt. Dat
scheelt in hun beleving toch weer een concurrent. Hoe harder je vervolgens
verklaart, laat staan bezweert, dat je helemaal niet wilt concurreren, maar
nota bene sámenwerken, des klakkelozer raak je uitgeschakeld. De gemakkelijke
kritiek luidt, dat je inderdaad niet valt te vertrouwen; je gedraagt je immers
ànders dan het beeld dat van je geschetst is. Omgekeerde wereld? Daaraan hebben
ze, als het zo uitkomt, geen boodschap.
De verantwoordingsvraag is natuurlijk hoezeer je je(zelf) daardoor op voorhand
verlamt: de verwachting van de tegenstand is de tegenstand van de verwachting.
Kortom, hij heeft straf op enthousiasme zo vaak meegemaakt, dat hij
er niet alleen geen zin in heeft, maar vooral ook beseft dat de zaak die hij
ontwikkelt eronder lijdt. Daarom telt hij rustig even àf. Op mijn beurt begrijp
ik zijn overwegingen maar al te goed. Ik doe dus een suggestie op zo'n manier,
dat hij er vrijelijk alle kanten mee uitkan. Dat levert, tussen de regels van
weigering door, meestal toch wel enige beweging in opbouwende
richting op.
Met dank voor je geduld (om deze gesublimeerde frustratie door te lezen).
33.68
Over mogelijke propaganda met Schot in
informatiesamenleving, jouw prachtige bespreking van Semantiek op stelselschaal, sudderde ik nog wat door.
Van mensen zoals R, ik noem maar iemand, valt weliswaar inhoudelijk niets
opbouwends te leren, maar hij presteert het natuurlijk wel om steeds opnieuw
aandacht te trekken. Dat doet hij vaak door onvervroren precies dezèlfde tekst
herhaald te publiceren: de propaganda van de onbeschaamdheid is de
onbeschaamdheid van de propaganda. Jouw bespreking staat al op de website van
Digitaal Bestuur. Mijn suggestie luidt dus om Schot in
informatiesamenleving tevens op de website van Via Nova Architectura te
plaatsen.
33.69
Verder moeten we erop letten dat onze organieke taktiek - ga maar zo’n beetje
op de positie spelen die je het leukst vindt, dan kijken we wel - geen geweld
aangedaan wordt. Maar het is een kwetsbare aanpak …, volledig afhankelijk van
de spelersmix. Die taktiek, als ik het mag zeggen, blijf ik echter graag trouw,
omdat er op die manier vervòlgens nagenoeg niets valt te coachen.
33.70
Wat jij steevast als tegenstelling van complexiteit met gecompliceerdheid
poneert, begrijp ik nog altijd niet. Die termen zijn zó gelijkluidend. Als je
een principieel verschil wilt aanduiden, kan je dat m.i. beter met termen doen
die evident afwijken (ook al omdat je vooraf geen onderscheid naar contexten
kunt uitwerken; zeg ook maar dat je de - impliciete - suggestie van
verschillende contexten vooralsnog in één moeite door met enkele termen moet
doen).
Voorts krijg ik de indruk dat je organiseren als wezenlijk iets ànders
beschouwt dan veranderen, zo niet tegengesteld eraan. Ik vind het productiever
op z'n minst nauwe verwantschap te veronderstellen. Dat is overigens ook wat
Krönung zelfs radicaal doet, zie ook mijn boekbespreking Bezetting
van veranderruimte door beheersmanagers: de "zentrale[...]
Aufgabe der »Veränderung« [ist die] inhaltliche[...] Existenzberechtigung der
Management-Funktion."
33.71
Doorschieten? We moeten in elk geval proberen een beetje òp te schieten. Rara,
hoe lukt dat? Dat nieuwsbericht - als ik het zo mag noemen - waarnaar je me
verwees, is daarvoor inderdaad intrigerend suggestief (de suggestie van de
intrige is de intrige van de suggestie) ..., mits je op voorhand het ruime
veranderkundige referentiekader hanteert. Was het maar zo, dat zo'n kader al
daaromheen steekt. Voorlopig houd ik het erop dat zulke voorspelbare escalatie
door criminalisering domweg niet of nauwelijks (h)erkend is.
33.72
Je stelling over contragrampotentieel - mag ik je die term voorstellen? want
daadwerkelijke contragrammen staan er m.i. niet - klopt uiteraard. Ook Krönung
beroept zich in Die Management-Illusion op
"nieuwe fysica" en wijst zo de onzekerheid aan die nu eenmaal gepaard
gaat met het noodzakelijke bifurcatiepunt voor heuse veranderingen. Lees voor
onzekerheid ook meerduidigheid, voilà, daar heb je je stelling bewezen
(uiteraard volgens die axioma's). Zonder contragrampotentieel van de lezer
gebeurt er inderdaad overigens nog steeds niets door zulke teksten. Kortom, de
interdependentie van het contragram is het contragram van de interdependentie.
33.73
Precies diezelfde onzekerheidslogica, lijkt mij zo, dicteert de praktische
ònbruikbaarheid van het contragram als veranderkundig middel. Want je moet er
eigenlijk al zijn, ik bedoel op dat punt van onzekerheidsacceptatie, om te
herkennen dat je er wil komen.
Beweeg jij je met je plannen daar figuurlijk over de ventweg? Laten we het er
dan op houden dat de weg van de vent de vent van de weg is ...
33.74
Je kunt het CDA terugschrijven met zoiets als:
Hartelijk dank, blabla ... Aan het begin van uw bericht doet u echter een valse suggestie, waardoor ook de rest geen serieus antwoord vormt. U lijkt althans te veronderstellen dat dotindividual als standpunt huldigt dat "de bescherming van de privacy" wèl "ten koste mag gaan van de veiligheid en bescherming van de samenleving." Nee, dotindividual bepleit evenwichtige verhoudingen. Uw karikatuur ervan ten gunste van "de veiligheid en bescherming van de samenleving" doet daaraan afbreuk en leidt (dus) zelfs tot grotere ònveiligheid enzovoort.
Nou ja, laat dat CDA ook maar zitten.
33.75
Allereerst moeten we hem een (groot) compliment gaan bezorgen. Ik herken zijn
werk als dienstbare redactie, ofwel hoe prak je relevante materie wat
doorelkaar tot behapbare kost voor lezers van je vakblad? Hij doet dat met
zichtbare liefde ..., wat hem tegenwoordig helaas zeer bijzonder maakt. Mooi!
Voorts dringt dankzij zijn verklarende teksten pas tot me door, hoe schitterend
gelukt de bundel is. Het is natuurlijk altijd een genoegen om het resultaat van
goeddeels vlotte improvisatie beoordeeld èn ronduit positief gewaardeerd te
krijgen als neerslag van grondige planning en denkwerk.
(Bureau) Forum Standaardisatie stond natuurlijk ergens op de kaart. Hij zet er
echter zo een sterk zoeklicht op, zodat je stellig door nòg meer mensen
gevonden gaat worden. Gefeliciteerd!
33.76
Nee, nee, nee, ik weet dat het vriest buiten, maar de verwarming gaat niet aan,
hoor je me, niet, want jij hebt een zwembroek aan!!
Wat een cultureel rijk land houden we toch in stand, dat mensen betaald door
onze belastingafdrachten dergelijke, tja, opmerkelijke redeneringen mogen
opzetten en, nota bene, daadwerkelijk volgen. Die mensen zelf zitten er
daardoor overigens juist warmpjes bij.
Voor wie die notitie normaal leest: Meer argumenten vóór contextuele
verbijzondering heb ik in dergelijk kort bestek nog niet opgesomd gezien.
Kortom, prachtige kans!
33.77
Nu begrijp ik wel, dat hij in Schot in
informatiesamenleving een aanleiding herkende om zijn eigen mening te
geven. Maar daardoor leidt hij àf van wat jij propageert. Blijkbaar kan het
domweg niet anders met dat medium, ik bedoel dus met de mogelijkheid van
reactie op een column. Begrip van de oorspronkelijke tekst, de column in
kwestie dus, is daarvoor slechts hinderlijk. Daarom valt daarvan in de
reactie(s) vrijwel nooit een spoor te ontdekken; dat begrip blijft ontbreken,
punt. Zo beschouwd mag ik van geluk spreken dat niemand reageert op de mijne, Grondwetsherziening
... zie je, ik doe het óók! Want ik heb hier mijn eigen column dan toch maar
weer even vermeld.
Juli - augustus 2009, webeditie 2009 © Pieter Wisse