Overijlde reductie in diagnose

Pieter Wisse

Ik weet niet of jij al zover bent, maar ik heb Psychopathologie (Boom, 2009) door Jaap van der Stel uit. Het kostte me moeite om er dóór te komen. Dat lag er overigens niet aan, dat ik het te moeilijk vond. Integendeel, vanaf het begin voelde ik me ongemakkelijk over wat Van der Stel m.i. nog altijd als te beperkt referentiekader voor “grondslagen, determinanten [en] mechanismen” propageert. Ik bleef gewetensvol lezen om te kijken of hij daarin nog verbetering bracht, maar na enige tijd had ik het boek dus gewoon uit.
In Delft, waar ik studeerde, behoorde het vak systeemleer tot èlke ingenieursopleiding. Daardoor viel mij gauw op dat artsen, althans voor zover ik ze kende, het vermogen tot deugdelijke systeembenadering node misten. Waarom kennen ze daar het vak systeemleer niet?
Van der Stel bevestigt niet alleen dat, wat ik ooit anekdotisch als gebrek inventariseerde, onverminderd bestaat in kringen van zorgverleners. Laten we het over zorgbestuurders dus maar niet hebben. Maar goed, mijn indruk is voorts dat Van der Stel zèlf eveneens systeembenadering onvoldoende beheerst. Dat maak ik vooral op uit de gretigheid waarmee hij reductie beoefent op zoek naar verklaring. In navolging van Bunge noemt hij die kenbeweging “zwakke reductie,” maar zo’n bezwering verhult slechts dat hij systematisering vergeet in, zeg maar, de ruimte die juist kenmerkend is voor wat psychisch aan eventuele pathologie is.
Wat Van der Stel overhaast als een disfunctie bestempelt, hoeft dat helemaal niet te zijn volgens de tot neurobiologie oid. gereduceerde beschouwing waarop hij stapsgewijs wil uitkomen. Waarom vertoont iemand bepaald gedrag? Als ik voor mijn beurt spreek, moet je als psychotherapeut mij ajb terechtwijzen, maar dergelijk gedrag resulteert bijna zonder uitzondering omdàt zgn mechanismen … zelfs prima functioneren. We mogen het menselijk vermogen van vergaande plasticiteit voor ontwikkeling natuurlijk niet verwijten dat het … plastisch is. Analyse daarvan vergt daarom ruimere kijk dan op/vanuit het ene individu. Wat als relevant systeem telt, moet interacties omvatten. Wat overdreven uitgedrukt, als de plasticiteit zèlf niets verklaart, moeten we het dus zoeken in het bombardement ‘erop.’
Dat is volgens mij ook precies waarom therapie kan helpen voor mensen waarvan met hun, ik noem het ook maar even, psychische basispotentieel eigenlijk niets mis is. Dankzij — het voorbeeld van, ervaring met — nieuwe, als het goed is voor ruimer maatschappelijk bereik opbouwende interacties, verlopen hun “functies” voortaan anders. Daar was en is niets disfunctioneels aan, integendeel. Anders kan je als therapeut toch wel ophouden?!
Nota bene Van der Stel dringt er tot vervelens toe op aan dat zgn niveaus niet overgeslagen mogen worden. Doe dat dan ook niet! Voordat je diagnostiseert dat de motor van een auto kapot is, moet je kijken of bijvoorbeeld de lege benzinetank niet de oorzaak ervan is dat hij niet kan rijden. Alles op z’n tijd.
Natuurlijk zijn er ook auto’s waarvan de motor inderdaad stuk is. Ja, dat heeft gevolgen voor hoe hij al dan niet rijdt. Maar ik meen dat er sprake is van (veel te) stèrke reductie door gedrag feitelijk rechtstreeks in verband met (dis)functioneren van louter de motor te brengen. Op het intermenselijk gedragsniveau bestaat een hele systeemwereld die we, inderdaad, niet mogen overslaan.
In dat vlak heerst natuurlijk (extra) onzekerheid, waar je als zorgverlener maar tegen moet kunnen. Daarover kan jij mij meer vertellen dan omgekeerd. Tegelijk, zeg mij als ontwerper wat. Het lijkt erop, dat Van der Stels kracht niet ligt in zulke onzekerheidstolerantie (wat zijn sterke neiging tot “zwakke reductie” zou verklaren). Hij verdient daarin echter vooral geen klakkeloze navolging.
Ondanks mijn kritiek op zijn uitwerking, herken ik graag dat Van der Stel een wezenlijk vraagstuk oppert. Aan die gretigheid op mijn beurt ligt stellig ijdelheid ten grondslag. Want Van der Stel biedt mij toch maar mooi gelegenheid aandacht op mijn eigen werk te vestigen …
Mijn vak is informatiekunde. Ik ontdekte dat het ruime bereik ervan niet valt te dekken vanuit een enkelvoudig axiomatisch schema. Dat is precies wat Bunge problematiseert, maar ook hij is daarmee zeker niet de eerste. Hoe dan ook, voor informatiekunde schreef ik het opstel Multiple axiomatization in information management. Je zou kunnen zeggen dat het voordeel van het informatieperspectief is, dat het als het ware dwingt tot primaire systematisering op betekenisniveau. Ik laat maar in het midden dat de meeste zgn informatiekundigen daar geen boodschap aan hebben. Goed, ik wel en daarvoor verfijnde ik grondslagen voor semiotiek (van triade tot enneade), zodat o.a. motief een onlosmakelijk element uitmaakt van het axiomatische schema op dàt niveau.
Mijn idee is allang, geïnspireerd door zgn significa (zie genoemd opstel voor verwijzing), dat voor het betekenisvolle gedragsniveau de axiomatische schema’s voor sociale psychologie, respectievelijk informatie samenlopen. Wat jij “ontmoeting van onbewusten” noemt, duid ik als dia-enneadisch tekenverkeer. Dus ook Van der Stels voorstelling zou er m.i. reuze van opknappen, wanneer hij voor “determinanten en mechanismen” niet volgens reductie onmiddellijk afdaalt naar wat hij aanneemt als samenstellende elementen. De psyche is zelfs wezenlijk resultante van/instrumenteel voor betrekkingen. Wat Van der Stel terzijde opmerkt over cultuur, samenleving e.d. verdient nota bene prioriteit. Indien gedrag ‘normaal’ voortkomt uit, werkt voor enzovoort (sociale) betrekkingen (en bestempeling als strikt individuele, laat staan neurobiologische oid. disfunctie dus meestal de plank faliekant misslaat), helpt een pil ‘natuurlijk’ nooit voor verbetering.

 

 

21 juli 2009, webeditie 2009 © Pieter Wisse