Oorspronkelijk verschenen in: Digitaal Bestuur, 14 september 2007.
Pieter Wisse
Gelukkig had een Secretaris-Generaal van een ander ministerie mij
aanbevolen, anders lukt dat nooit. Als bezorgde burger kon ik de
directeur-generaal Management Openbare Sector een uurtje bezoeken. Dat was op
10 september. Hij was vers benoemd. Dit jaar? Welnee, in 2003. Is het ècht alweer
ruim vier jaar geleden dat ik voor dat gesprek bij het ministerie van
Binnenlandse Zaken was?
Enkele maanden eerder had ik een, zeg maar, pamflet geschreven, Diagnose
van een spilzieke overheid. Spil slaat op wat een zgn. commissie Snellen in
2001 voor de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA) in petto
had: spil voor identiteitsinfrastructuur. Die wezenlijke voorziening dreigde
naar mijn opvatting te mislukken. Grondig ziek, dus. Mijn pamflet stelde
zakelijk die diagnose.
Aan het gesprek, zo gaat het onvermijdelijk als een DG ontvangt, nam ook de
hoogste inhoudelijk beleidsambtenaar in kwestie deel. Enig verband met
deskundigheid is tegenwoordig hoogstens omgekeerd. Zijn bijdragen kwamen erop neer
dat ik me geen enkele zorgen meer behoefte te maken. Die opwekkende boodschap
over, inderdaad, vooral over hemzèlf was vanzelfsprekend niet aan mij gericht,
maar aan zijn nieuwe baas. Alles staat strak op de rails, voortgang is
geweldig, trouwens jammer dat ik wat minder goed geïnformeerd blijk, zo’n tekst
leidt maar tot nodeloze onrust …
Zichtbaar opgelucht wendde de DG zich tot mij met de verzoenende vraag, waarom
ik desalniettemin mijn kritiek handhaafde. Het is tegen het ontroerende aan hoe
kinderlijk mensen eruit zien dankzij hun volslagen onbegrip. Nou ja, ze moeten
evenmin gehinderd zijn door betrokkenheid, maar dat gaat natuurlijk gauw samen.
Wat ik antwoordde weet ik ook niet meer precies. De strekking ervan was in elk
geval dat dergelijke bezweringen door een beleidsmedewerker mijn vertrouwen in
aanpak en afloop bepaald niet versterkten.
Daar kon de DG natuurlijk niets mee in zijn vermeende afhankelijkheid van zijn
beleidsmedewerker. En die medewerker hoefde er daardoor niets mee. Diagnose
bevestigd, patiënt echter onverminderd in zichzelf gekeerd. Nota bene, op
maatschappelijke kosten. Ik dronk mijn kopje thee leeg en verliet met
wederzijds oppervlakkige vriendelijkheid zijn werkkamer. Ik was daar ook maar
als een individuele burger geweest.
Kansloos of niet, over strekking gesproken is mijn pamflet helaas actueler dan
ooit. Zo berichtte Digitaal Bestuur onlangs dat Gemeenten
stoppen met Burgerzakensysteem, want “ze hebben er geen fiducie meer in nu
de GBA-modernisering kampt met ernstige financiële,
plannings- en aansturingsproblemen.” Maar waar komen die problemen vandaan, nog
altijd?
De schaal van het bestuur is te krap bemeten, zelfs véél te krap. Want feitelijk
mag er een betrekkelijk ondergeschikte instelling over gaan, het Agentschap
Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten (BPR).
Die bestuurlijke opzet is netzo stompzinnig als bijvoorbeeld de Moerdijkbrug
overlaten aan beleid, besluitvorming, beheer enzovoort door uitsluitend de
gemeente Moerdijk. Sterker nog, aan het Bureau Buitenruimte van de lokale
Afdeling Gemeentewerken. Dat gebeurt ook niet! Daarentegen vormt zo’n brug
onderdeel van vitale infrastructuur voor mobiliteit. Als zodanig, nota bene
infrastructuur, vergt zo’n voorziening overkoepelend bestuur op de reële
mobiliteitsschaal. Die bestuursschaal is in dat geval nationaal. Prima, die ene
gemeente is daarbij uiteraard óók betrokken.
Ik ga hier dat pamflet niet samenvatten. Volgt u aub de opgegeven verwijzing
ernaartoe. Wel merk ik op, dat destijds mijn kijk op het vermogen tot
informatievoorziening door de Belastingdienst nog te rooskleurig was. Maar
goed, Snellen lijkt mij een bedachtzaam adviseur en koos daarom de aanduiding infrastructuur
opzettelijk voor de positionering van de toekomstige personenadministratie.
Infrastructuur?! Dat houdt een agentschapje vervolgens niet droog, al helemaal
niet als het op eigen kracht moet. Moet de Moerdijkbrug dan maar dicht, omdat
de gemeente Moerdijk onvoldoende financiële middelen heeft voor aanleg,
onderhoud, wat ook? Hoe zo’n gemeente haar best doet, die infrastructurele
opgave is simpelweg te zwaar. Daarom moet BPR eindelijk verlost raken van zijn
gezag over de GBA. Dat hóórt daar niet, punt. Laat BPR méédoen, heel
belangrijk, maar niet uniek aan- en besturen. De modernisering van de GBA dient
het algeméén belang en verdient navenant bestuur.
Waar bestuur van infrastructuur, nadrukkelijk inclusief een moderne GBA, voor
maatschappelijk informatieverkeer volgens mij wèl hoort? DG, wat vindt u daar
zèlf nu eigenlijk eens van? Daar hoort het inderdaad evenmin. Wordt vervolgd.
14 september 2007, webeditie 2007 © Pieter Wisse