Pieter Wisse
43.1
Ik begrijp wat je met je voorstel voor formulering bedoelt, ... maar hik nog
altijd tegen het geven van enige reactie aan. Want er klopt van alles en nog
wat niet aan de kopie. En als je met kritiek iets concreets aanwijst, kan je er
donder op zeggen dat ze dat opvatten als instemming met de rest.
43.2
Klopt, ronkend proza. Die organisatie werkt ook mee, ... zij het dat ik van die
medewerking nog niets merkte, ... wat weer met dat proza klopt. Nou ja, hebben
we er ook geen last van.
43.3
Jij schreef weer een prachtige verzameling bijelkaar! Mooie filosofische
bespiegelingen, waarvan ik vermoed dat je ze als oorspronkelijk bericht e.d. helaas
aan blindemans ogen richtte. Ook zo’n afscheidsbrief aan VNA begrijpen ze daar
niet. Inderdaad, een schande.
In elk geval verduidelijken jouw 2011.02 Aantekeningen waarom je niet toekwam aan columns
e.d. Want er zitten nogal wat teksten bij die gewoon ... columns, zo niet
aanzetten tot artikelen zijn; je inspiratie spat ervan af.
43.4
Nee, niet dat ik weet. De wens dat er “wat vruchtbaars [...] broeit [...] voor
opleiding” lijkt mij in dit stadium vader van de gedachte. En via gedachte
hopelijk ooit werkelijkheid ...
Over dat rapport, inmiddels heb ik mondeling laten weten ermee in mijn maag te
zitten. Als hindernis voor een oplossing zie ik dat zij weliswaar een wens
hebben, maar vervolgens geen coherente gedachte ontwikkelden.
43.5
De gesproken boodschap klinkt zelfgenoegzaam, helaas, want dat is nooit
geruststellend. Nou ja, hij noemt in elk geval geen namen. Maar de drempel
heeft hij met die 'samenwerking' m.i. al dusdanig hoog helpen opwerpen, dat hij
stellig meent er niet meer overheen op z'n schreden te kunnen terugkeren. En
van mijn kant weiger ik mee te werken aan kaping van Metapatroon. Tragedie,
dus.
43.6
Onderscheid? De overheid is a. dè infrastructuurboer en pas b. een eventuele
gebruiker van die infrastructuur resp. deelnemer aan (informatie)verkeer dat
die infrastructuur faciliteert. De omdraaiing betreft voorrang voor ¾ de algemene overheidsrol van ¾ infrastructuurboer ipv aparte
gebruiker/deelnemer.
Zodra de overheid ‘iets’ als infrastructuur voorstelt, begrijpen mensen dat
zijzelf er per saldo voordeel van moeten hebben. Zo ‘kijken’ ze dus naar wat er
wèrkelijk gebeurt in vergelijking met wat ze werd voorgesteld. Ofwel, zgn
framing.
De overheid hamert daarentegen op verbetering door digitale dienstverlening.
Bewijst de overheid, zo lokt zij op die manier als onherroepelijke vraag uit,
echter vooral haarzelf daarmee een dienst? Het gaat helemaal mis, wanneer het
antwoord bevestigend luidt.
Ontstaat door de verruiming van perspectief van b. naar a. (zie hierboven) geen
ònoplosbaar groot, complex enz. probleem? Nee, integendeel. Dat is voor de
meeste mensen contraintuïtief.
In Een digitale agenda voor Europa krijgt
interoperabiliteit nog geen sleutelbetekenis toegekend, ten onrechte. Erkenning
van het katalyserende belang van interoperabiliteit helpt.
43.7
Serieus, je hebt helemaal gelijk. Zoals ik (vaak) schrijf, maak ik veeleer een
ontwerpschets. Dat is iets ànders dan een verhaal. Nou ja, zo doen we allemaal
wat. Ik probeer, in jouw geval meteen (veel) verder dan een korte bijdrage,
gewoon eraan bij te dragen dat jij ruim baan ervaart voor jouw
verhaal. Ik kàn dat niet, dus kijk ik er zelfs extra naar uit. Hup!
43.8
Hij herkent de aanzet tot opbouwende discussie die je bedoelt. Helaas is dat
uitzonderlijk.
Aan een gedetailleerde, zorgvuldige reactie op zijn reactie zou ik veel tijd
moeten besteden. Met veel extra tekst schiet je nu nèt je doel voor dit stadium
voorbij, te weten het aanreiken van een nog redelijk behapbare aanzet. Ik
beperk me hier tot enkele punten die mij direct opvielen.
De aanduiding "lijst" doet vermoeden dat hij daar nog traditioneel
denkt over betekenissen. Verderop lijkt hij wèl iets van variëteit te snappen.
Zo ziet hij 't m.i. scherp door over deelidentiteiten te beginnen. In Metapattern: context and time in information models
benut ik de aanduiding "partial identity." Hij mist volgens mij
overigens dat de figuur vooral een vraag over (deel)identiteiten oproept; er
staat immers een vraagteken boven het poppetje.
Een andere spijker die hij op z'n kop slaat, noemt hij "intermenselijke
gemeenschap." Daarmee bedoelt hij wat ik opper als
"personenverband" en positioneer tussen persoon(sidentiteit) en
organisatie. Hun onderlinge verband vind ik wezenlijk. Daardoor lost m.i. ook
de kritiek op die hij heeft ¾ ik meen
wel te snappen waarop hij doelt ¾ op
"organisatie."
Inderdaad behandel je tijdvariëteit "onvoldoende expliciet." Dat
hoeft met modellen volgens metapatroon ook niet, omdat èlk knooppunt tijdbeheer
kent. Het geldt dus overal impliciet. Dit is zo'n punt dat je had kunnen
toelichten, maar voordat je het weet heb je een compleet boek geschreven ipv
een aanzet van artikellengte.
Zijn realiteitszin is bemoedigend. Desondanks lijkt hij voor het model her en
der te kiezen voor wat "gewenst" is, dus met uitsluiting van wat
werkelijk bestaat. Dat klopt natuurlijk niet.
Terecht stelt hij van alles en nog wat in de "metapatroonplaatjes" te
missen. Wat wil je ook in wat 'slechts' een aanzet is?! Hij zet echter niet de
stap naar metapatroon als methode. Pas als hij die stap zet, kan hij
proberen zèlf antwoord te helpen geven op zijn vragen.
43.9
Met dank voor je tip heb ik Terug naar de toekomst
(ministerie van Binnenlandse Zaken, juli 1995) daadwerkelijk opgeslagen. Dat
was lang geleden! Vooruit naar het verleden ... Allereerst vind ik nu een
compliment ervoor op z’n plaats. We zijn zestien jaren verder en sindsdien zijn
er talloze èxtra teksten opgesteld over elektronische overheid. Voor bijna
allemaal hadden we ons de moeite kunnen besparen. Ook heel veel geld.
Het meeste van wat verder geschreven is en, vrees ik, wat voorlopig geschreven
blijft worden, komt m.i. op precies hetzelfde neer als wat Terug naar de toekomst reeds voorstelt. Eigenlijk het
enige verschil dat ik kan ontdekken, is dat het ‘verhaal’ in die derde zgn
Beleidsnota Informatievoorziening Openbare Sector nog het meest leesbaar is.
Nogmaals, compliment.
Maar het verhaal klopt helaas niet. En met diezelfde fout worstelen we dus nog
steeds.
Het referentiekader om de basisfout scherp aan te wijzen, is bij mijn weten
overigens pas later beschikbaar gekomen. Dat vind ik gelukt, toegegeven, zo
meen ik enigszins vooringenomen, met Informatieverkeer
in publiek domein (Ictu, 2004). Ik weet natuurlijk ook dat daarvan tot
dusver niet of nauwelijks gebruik gemaakt is ...
Ik geef echter niet op. Kenmerkend voor Terug naar de
toekomst is de (rijks)overheidcentrische kijk. Die strookt strak met
overgeleverde verdeling van departementale taken & verantwoordelijkheden.
De werkelijkheid lijkt stil te staan ... Inderdaad, de ondertitel van Terug naar de toekomst moet blijkbaar meteen
verduidelijken wat van de minister van Binnenlandse Zaken mag worden verwacht
en, impliciet, wat dus niet. Want de ondertitel luidt: Over het gebruik van informatie en informatie- en
communicatietechnologie in de openbare sector. De contraproductieve
beperkingen, zoals we eindelijk ook pràktisch moeten beseffen, zijn “gebruik”
en “openbare sector.”
De vertekening door beperking vind ik principieel blijken door de stelling (p.
21): “De burger heeft twee gezichten[.]” De bedoeling is begrijpelijk volgens
de aanname van één overheid. Het tweevoudige burgerbegrip geldt dan
gedefinieerd op basis van (lees ook: context) dat ènkelvoudige overheidsbegrip.
Daaruit volgen dienovereenkomstige categorieën van “gebruik,” dwz
dienstverlening en participatie. Dat zijn exact dezelfde “twee thema’s” die nog
altijd beleidsvoorrang krijgen. Geen toeval.
Wat gebeurt er als we eerst maar eens het perspectief domweg òmdraaien? Dan
gaan we dus uit van de ene burger of, liever gezegd, de individuele mens. En
wat kàn een willekeurig mens herkennen, als hij naar zoiets als de overheid
kijkt? Ziet hij één overheid? Nee, juist de overheid toont hèm minstens “twee
gezichten.”
Met haar ene gezicht kan een concrete overheidsinstelling de wederpartij zijn
voor een inter- respectievelijk transactie; mens en overheid(sinstelling)
treffen elkaar als deelnemers aan maatschappelijk verkeer. Van het andere
gezicht van de overheid is een mens zich doorgaans niet bewust; de overheid
borgt algemene voorzieningen, dwz infrastructuur voor maatschappelijk verkeer.
Nota bene, de ene mens treft slechts hoogst zelden een overheidsinstelling als
mede-verkeersdeelnemer. Een mens ziet zijn buren, collega’s enzovoort
vaker dan dat hij op het gemeentekantoor een nieuw reisdocument ophaalt. Of
word jij vaker bekeurd voor een verkeersovertreding dan dat je in een kantine
komt? Onder de overheid als, populair uitgedrukt, infrastructuurboer
komt een mens voor zijn verkeersdeelnames daarentegen principieel niet uit, met
wie dan ook hij via infrastructuur in inter-/transactie treedt.
Uit Terug naar de toekomst spreekt wel degelijk
waardering voor zulke, zeg maar, stille kracht van infrastructuur. Het
hoofdstuk dat min of meer aan infrastructuur gewijd is, heeft Achter de schermen als titel. Mooi.
Wat zich wreekt, is de verwarring die (ook) daar over infrastructuur heerst.
Waar de eis gesteld is (p. 49) “dat de overheid beschikt over een goede
infrastructuur,” moet dat worden opgevat als een eigen, exclusieve
infrastructuur vàn de overheid. Wat feitelijk een aparte overheidsvoorziening
is, staat in voetnoot 27 toegelicht met “[e]nkele andere voorbeelden van
bekende maatschappelijke infrastructuren z[oals] het wegennet, de riolering,
het onderwijsstelsel, de wetgeving en het stelsel van sociale voorzieningen.”
Dat zijn inderdaad prima voorbeelden van infrastructuur. Oeps, als zodanig zijn
het echter geen argumenten vóór, maar juist tégen wat de overheid wil
realiseren als (p. 55) “één overheidsnetwerk.” Want met die beperking is dat
principieel geen ... infrastructuur.
Consistent moet de eis luiden dat dè infrastructuur a. goed is en b. door
overheidsinstellingen gebruikt wordt. Voor a. is de overheid met haar ene
gezicht verantwoordelijk. Met haar andere gezicht is een overheidsinstelling
voor b. één van allerlei deelnemers aan (informatie)verkeer met o.a. gebruik
van infrastructuur ervoor.
Volgens Terug naar de toekomst (p. 28) “acht het
kabinet het niet zijn taak de infrastructuur als zodanig te realiseren of te
bekostigen.” Vooruit, neem de vergelijking met riolering. Miskent afwijzing
onder de noemers van “realiseren” en “bekostigen” niet de verantwoordelijkheid
voor volksgezondheid e.d.? Ooit, ik noem maar iets, van planologie gehoord?
Maar als heuse infrastructuur voor informatieverkeer volgens de minister van
Binnenlandse Zaken buiten zijn specifieke taken ligt, wat mij overigens terecht
lijkt, volgt daaruit uiteraard niet dat er helemaal géén overheidstaak ligt.
Met al dat gepraat over infrastructuur, is het (ook) voor informatieverkeer op
maatschappelijke schaal niet logisch e.e.a. aan te kaarten bij de minister die
de term infrastructuur inmiddels zelfs letterlijk in haar functieaanduiding
heeft staan?
43.10
Ik bekeek de website van het Instituut
voor Maatschappelijke Innovatie. Interessant! Wellicht kreeg ik in de
gauwigheid de verkeerde indruk, maar IMI lijkt mij toch vooral een ‘instelling’
die overheidsopdrachten uitvoert. Er staat o.a. “In de maatschappij leven veel
goede ideeën en relevante ervaringen.” Ik vermoed echter dat IMI daar niet
idealistisch als onbetaalde vrijwilliger mee/voor aan de slag gaat. Iets
verderop onder de noemer “visie” staat inderdaad zelfs letterlijk: “[...] werkt
het IMI in opdracht van overheden en maatschappelijke organisaties.” Of is de
formule zo, dat IMI “goede ideeën en relevante ervaringen” allereerst zèlf
beoordeelt en vervolgens een overheidsopdracht regelt ‘om er iets mee te doen’?
Ik zou ’t overigens liever geen visie noemer wat IMI daar stelt, maar missie
oid.
43.11
Over kwalitatieve veranderingen door schaalverruiming van zgn informatieverkeer
en dáárom o.a. de noodzaak van een àndere methode voor informatiemodellering èn
wat die methode betekent enzovoort, zie Metapatroon,
handboek stelselmatig informatieverkeer.
43.12
Vragen over Metapatroon zijn altijd welkom; ik doe ook altijd mijn best voor
serieuze antwoorden per omgaande.
43.13
Wat het ‘spel’ betreft sluit ik niet uit dat ik onzin beweer. Maar zo niet, wat
ik overigens nog wat minder uitsluit, ;-) dan zou je een overheidsversie kunnen
ontwikkelen waarvoor dankzij herkenbaarheid weleens behoorlijk wat interesse
kan komen. Kijk, “maatschappelijke innovatie” kunnen jij en ik ook. ;-) Hmm, nu
ik er wat verder over denk, wanneer jij en je collega menen dat ik inderdaad
een punt heb, ... lijkt mij ontwikkeling van zo’n versie voor spel met
algemeen-belang standaarden met voorrang iets waaraan Forum Standaardisatie een
(financiële) bijdrage zou-moeten-willen leveren, nietwaar? Als zelfverklaarde
‘ambassadeur’ kaart ik dat èrg graag zsm aan. Nou ja, als je wilt, eerst maar
eens jullie beoordeling. Toch nog even, mochten jullie met een overheids- resp.
infrastructuurversie komen, dan past juist die versie (!) m.i. bij/in Next
Generation Infrastructures. Maak je ook daar mensen weer blij. Nooit weg.
43.14
Het misverstand is wellicht dat weliswaar “de nieuwe info bijna uitsluitend
betrekking heeft op autorisatie en verwante onderwerpen,” maar dat de
voorzieningen ervoor integraal resp. integrerend onderdeel moeten vormen van
wat je als het infrastructurele platform moet zien. Het is dus géén kwestie van
nogeens en slechts een apart programmaatje. Een column verduidelijkt hopelijk
met welke inspanningsfactor je moet rekenen als je werkt aan modules met
infrastructuurkwaliteit. Zie Professionele
factoren. Ik laat het uiteraard aan jou over, of je (ook) zo’n tekstje in
de aanvraag opneemt.
43.15
“[...] alleen even geen tijd gehad.” Zo interessant vind hij het blijkbaar niet
om ook eens iets van een ander te horen ...
43.16
Op je vraag of ik, of wie dan ook, “weer eens zo’n waslijntjesfiguur [zou]
kunnen maken” luidt het antwoord onmiddellijk bevestigend. Mooie casus, alweer.
Prachtige term overigens, “waslijntjesfiguur.”
Het daadwerkelijke informatiemodel van/voor de variëteit die je aankaart, kost
daarentegen méér tijd. Je hebt gelijk, zodra ik de documentatie bestudeerd heb
en de inhoud een beetje heb laten bezinken, kunnen we er een keertje samen mee
puzzelen, graag.
43.17
Ik maak liever geen gedetailleerde opmerkingen over het rapport. Met hem, jou
en mij zijn nu eenmaal drie specialisten in gesprek. Het is praktisch
onmogelijk, althans, dat vind ik, om nuances volgens verschillende
specialistische perspectieven allemaal in één (kort) bestek tot uitdrukking te
brengen. Eén van de specialisten is ‘gewoon’ de penvoerder. Dat ben jij dus en,
ik probeer maar praktisch te zijn, geldt jouw gebouwde-omgeving referentiekader
voor wat er in het rapport staat. Dan is het voor lezers tenminste nog redelijk
te volgen.
Het is dus niet zo, dat ik meen dat hij onzin opmerkt. Integendeel, bijv. over
semantiek vind ik zijn opmerkingen zuiver, steekhoudend. Maar wat schieten we
er voor het rapport mee op?
Zoals ik het doorgaans meemaak, gaat het als volgt. Een rapport vormt de
aanleiding tot een gesprek met besluitvormers. Hebben zij het rapport gelezen,
zelfs grondig bestudeerd? Meestal: nee. Het komt dus feitelijk op het gesprek
aan. Wat is de boodschap die wij alle drie kort en bondig willen geven? Volgens
mij luidt die, dat je na twintig, dertig jaar weer eens fundamenteel moet
nadenken over de opzet van je kerndienst resp. -product. Daar zijn enkele
concrete, samenhangende aanleidingen voor. Zo is de bouwwereld veranderd, wat
gebeurde en blijft gebeuren mede onder invloed van nieuwe digitale
technologieën en dáármee weer samenhangende ontwikkelingen in variëteit van
classificatie. Dat is bijelkaar ingewikkeld. Voor vernieuwde kerndienst resp.
-product valt daarom geen blauwdruk op te stellen. Daarentegen, verken opties,
ontwikkel een concreet werkend prototype. Zie dat als eerste stap en vraag om
de beslissing die te zetten. Die krijg je zelfs gemakkelijker door het rapport
nauwelijks aandacht te schenken. Zo help je besluitvormers van hun schuldgevoel
af dat ze er niet naar keken, van hun minderwaardigheidscomplex dat ze het niet
begrijpen, enzovoort.
Ik besef dat jij de ‘betekenis’ van het rapport anders ziet.
[noot: Met Metapatroon kunnen “verschillende specialistische perspectieven” uiteraard
juist wèl in één conceptueel model verschijnen.]
43.18
Hilarisch is je tikfout, te weten “bezuigingen.” Inderdaad, je zièt hoe geld
raakt wèggezogen.
43.19
Ik geef alvast vluchtig antwoord op je vragen. Zoals ik een informatierotonde
opvat gaat het juist zo min mogelijk om een “pool.” Er zijn daarentegen
allerlei registers (overdrachtelijk: dorpen) waartussen informatieverkeer
doelmatiger mogelijk is via één of meer rotondes. Wanneer informatieverkeer
tussen zulke bestaande registratie(tje)s niet recht-toe-recht-aan valt in te
richten vanwege vooralsnog impliciet gebleven betekenissenvariëteit, moet er à
la metapatroon onderscheidende informatie bij. Ervan uitgaande dat die
toevoeging onlosmakelijk verbonden lijkt met een informatierotonde als nieuw
schakelpunt, ligt het voor de hand om die extra benodigde informatie om
stelselmatige eenduidigheid gevestigd te krijgen, integraal onderdeel uitmaakt
vàn die rotonde. Wij-van-Information-Dynamics bevelen echter aan voor
dergelijke informatie eveneens een register op te zetten. Op die manier blijft
de informatierotonde zo zuiver mogelijk ‘slechts’ een middel ter facilitering
van informatieverkeer, dus zonder als het ware ‘eigen’ informatie. Want als je
daaraan begint, gaat de rotondefunctie geheid gauw mank aan de registerfunctie.
Hoeveel je van elkaar moet weten, hangt ervan af. Stroken de
objectidentiteiten? En de objectpopulaties? Zo ja, dan werkt de kaalste
rotonde. Anders kom je niet om extra informatie heen ter borging van
stelselmatig verband. Nee, ik zie geen “andere weg” dan met gedetailleerde kennis
wat er uit diverse registers valt te halen resp. ernaartoe gebracht moet
worden. Wonderen bestaan niet. Voor informatiekunde ken ik ze althans niet.
Met aarzeling bij opdrachtgevers ben ik vertrouwd. Meestal haken ze af. Tja,
wat dan? Dat weet ik ook niet.
De RNI-vraag zou ik van buiten naar binnen beantwoorden. Bekommer je in eerste
aanleg dus niet te zeer om wat je meent dat RNI moet bieden. Schets een
stelselmatig informatiemodel en wijs daarin o.a. (pas) aan wat feitelijk
neerkomt op RNI. Zo heb je principieel overzicht.
43.20
Het leek mij verstandig om meteen je reiskosten te laten dekken, nou ja, zoiets
... Er lopen daar mensen weg met véél meer voor véél minder tot zelfs ronduit
vernielingen. En nu ik toch met de accenttoets bezig ben: ik ben héél blij dat
je meewerkt!
43.21
Information Dynamics kent opzettelijk lage kosten van bedrijfsvoering (lees:
bescheiden salarissen). Op die manier genereert dat àndere werk nèt genoeg
omzet, zeg tot en met juli ... Voor erna is er nog niets in beeld. Diverse
aanzetten onder de noemer van metapatroon, waarin we langdurig investeerden,
zijn zelfs uit beeld geraakt. Tjonge, wat is Nederland toch innovatief.
43.22
Er is allang veel beschikbaar. We moeten er aandacht voor zien te krijgen ipv
nogeens overdoen zònder zicht op samenwerking.
43.23
Ik heb er goede ervaring mee dat met pakweg 80 uren een mooi modelleerresultaat
haalbaar is, inclusief enige analyse en aanbevelingen. Maar de crux is
uiteraard dat zo’n resultaat pas stelselmatig mag heten, als het in die ene
moeite door integraal èn integrerend onderdeel vormt van “een overkoepelend
model.” Dat gaat niet eindeloos lukken met plukjes van 80 uren. Zie Professionele
factoren voor toelichting op de èxtra zorg die stelselmatigheid vergt.
43.24
Ik wil dolgraag meewerken aan een structurele opzet. ‘We’ moeten gewoon de
complete wet- en regelgeving doorploegen ... Nee, dat is geen onzin, maar per
saldo de productiefste aanpak. Zo groeit het informatiemodel. Sterker nog, ik
zou het inmiddels dus zelfs òmdraaien. Zet voor stelselmatige modellering zo’n
dekkende veegactie op, benut de gelegenheid voor ¾
aanzet tot ¾ opleiding van
informatiekundig ontwerpers/modelleurs met stelselmatige expertise, let op
internationale samenhang ... Langs die weg komen ‘we’ als vanzelf de ene taak,
het andere proces, noem maar op tegen, maar nu principieel stelselmatig ipv in
eerste aanleg nog geïsoleerd. Dat lijkt een omweg, maar dat is een misvatting
waaraan de traditionele, toepassingsgerichte kijk op informatievoorziening mank
gaat voor stelselschaal.
Dit vertegenwoordigt naar mijn idee eigenlijk hèt strategische spoor voor
semantiek op stelselschaal. Zet het daarom apàrt ipv het min of meer te
verstoppen. Als je het initiatief voor een consortium dáárvoor zou nemen ...,
maar dan met een daadwerkelijk ideëlere ipv m.i. slechts retorische opzet dan
Essence ... en noem het daarom ajb ook geen consortium.
43.25
We gaan gewoon iets moois maken en krijgen zelfs ervoor betaald. Cultuursector
in vermomming, zeg maar ... Als je daarover trouwens eens iets in de krant zou
willen schrijven, graag. Of is dat meer iets voor Marc Chavannes? Volgens mij
is de com-ple-te bezuiniging op zgn cultuur overbodig door elk jaar één
automatiseringsproject bij de Belastingdienst en één zo’n project bij UWV te
schrappen. Dat is opgeteld dus die 200 miljoen euro, klaar. En dan mogen ze
daar zelfs doorgaan met alle andere projecten waarvan eveneens allang duidelijk
is dat ze mislukken. Dwaal ik af?
43.26
Ik zag een mooie aanleiding om te laten zien wat voor uren ik je niet
declareer. Zo vind ik dat je van mij als eindredacteur mag verwachten Digitale Agenda.nl te kennen (ervan afgezien dat ik om
andere redenen erin geïnteresseerd ben). Een kwestie van bijhouden van
vakkennis, nietwaar? Goed, daarom bestudeer ik ‘m grondig.
Als manier om zo’n tekst tevens te, zeg maar, dóórgronden probeer ik er
commentaar op te schrijven. Mij helpt dat inderdaad. Wie weet heeft iemand
anders er ook iets aan en daarom staat mijn website bòl van dat soort
schrijfsels. Open. Nou ja, ikzelf kom zodoende op verdere associaties. Daardoor
krijg ik alsmaar beter ‘gevoel’ voor de boodschap, in dit geval dus van die
nota. En ik zie steeds scherper waarmee ik het van harte eens ben, wat er m.i.
eventueel niet aan klopt, hoe ik het dan anders zie, enzovoort.
Tot dusver besteedde ik pakweg dertig uren aan Digitale
Agenda.nl en blijf er stellig over sudderen. Dit verklaart meteen waarom
zo’n complexe ontwerpopgave als de bundel vrijwel compleet tijdbeslag legt. Ik
vind die tijd welbesteed. Zo zie ik de wijsheid bevestigd van de oriëntatie
voor de bundel. Niet dat ik erover ook maar in minste onzekerheid verkeerde,
maar bevestiging is altijd welkom.
Hierbij stuur ik je graag mijn commentaar, voorafgaand aan publicatie als
aantekening oid. Vooral de passage over infrastructurele standaarden ten
opzichte van infrastructurele middelen lijkt mij voor jou relevant. Ga ajb ook
je gang wanneer je dit bericht aan iemand wilt doorsturen. Is jullie directeur
bedrijfsvoering een idee? Hij herkent gemakkelijk hoe scherp hij inkoopt.
Vanuit het perspectief van civiele informatiekunde schreeuwt de Digitale Agenda.nl om analyse ... en, waar het
opbouwende verschil pas werkelijk ontstaat, om ruimte voor synthese volgens
werkelijke stelselmatigheid. Het is oppervlakkig beschouwd wederom een aardig
verhaal, maar ook in dit geval vind ik de ¾
zoals meestal helaas ¾ impliciete
grondslagen gebrekkig, zo niet precies verkeerd òm verondersteld. Daardoor
klopt natuurlijk niet wat er allemaal van àfgeleid is.
Intussen, en inderdaad zelfs om die reden, herken ik mogelijkheid voor tot en
met noodzaak van herpositionering van Forum Standaardisatie. De expliciete
aankondiging van verandering van “samenstelling en scope” wekt zelfs
uitgesproken verwachtingen. Dat gaat echter gebeuren, die verandering, zo
vermeldt Digitale Agenda.nl voorts, “in lijn
[...] met de uitkomsten van de evaluatie.” Maar wat zijn de criteria voor de
beoordeling van College en Forum Standaardisatie? Dat moet stelselmatigheid en
nòg eens stelselmatigheid enzovoort op maatschappelijke schaal zijn. Anders
zetten we nu met Digitale Agenda.nl de zoveelste
stap volgens de vicieuze cirkel die ik o.a. in Infrastructuur
op een briefje (2010) verklaar.
De principiële heroriëntatie draait om wat Digitale
Agenda.nl nota bene wèl duidelijk aangeeft met trefwoorden zoals “werk-
en leefomgeving,” “grootschaliger,” “opgeschaald” en “schaalgrootte.” Maar
laatstgenoemde term, bijvoorbeeld, staat slechts met “één markt” geassocieerd.
Dat moet één samenleving zijn, die o.a. als informatiemaatschappij bekend
staat. Dus niet, opnieuw, slechts “[b]estaande barrières voor internationale
handel via internet moeten verdwijnen.” Algemeen gaat het om maatschappelijk
verkeer, met voor zo’n agenda het informatieverkeer op die schaal als relevante
verschijningsvorm.
Met het opheffen van “barrières” moet praktisch hetzelfde bedoeld zijn als met
stroomlijning. Dat leidt tot infrastructuur. Voor een prachtige beschrijving
van een periode uit de infrastructuurgeschiedenis, het betreft de tweede helft
van de negentiende eeuw, zie Van der Wouds boek Een
nieuwe wereld, Het ontstaan van het moderne Nederland, (Bakker, 2006).
In Verkeersbegrip
van algemeen belang: geschiedenis van infrastructurele stelselmatigheid voor
toekomst van informatieverkeer (2008) waag ik een civiel-informatiekundige
interpretatie, dwz gericht op infrastructuur voor informatieverkeer.
Voor infrastructuur is het niet zo, dat we o.a. moeten opletten waar zij
eventueel “publieke belangen raakt.” Dat zit òmgekeerd. Vanuit ¾ een ‘gedragen’ opvatting over ¾ algemeen resp. publiek belang komt de
behoefte voort aan facilitering. De materiële èn immateriële voorzieningen
ervoor zijn allemaal ... infrastructuur. Her en der in Digitale
Agenda.nl staat de term “randvoorwaardelijk,” maar voor heuse
infrastructuur is dat te zwak uitgedrukt.
Hieruit volgt o.a. onmiddellijk dat allerlei voorzieningen pas bruikbare
infrastructuur vormen, indien ze op hun beurt óók vanuit samenhang ¾ het woord structuur zegt het al ¾ bemeten enzovoort zijn. Dit verklaart
waarom een (stuk)lijst nooit dekkend kan zijn. Want waarvàn zijn het de nodige
en voldoende stukken ofwel elementen? Voilà, stelselmatigheid.
Digitale Agenda.nl mist het primaat van
samenhang. Dat komt volgens mij omdat infrastructuur vergaand als synoniem
gedacht is van louter technische middelen, vooruit, op wat grotere schaal.
Daarop wijst m.i. ook de term “doorbraaktechnologie” voor ict. Blijkbaar wordt
die technologie geacht nagenoeg op eigen ‘kracht’ een spoor te trekken. Dat
moet de overheid proberen te volgen, zo lijkt de insteek, met hier en daar
enige invloed erop.
Op allerlei afzonderlijke technologische ontwikkelingen is vanuit algemeen
belang gezien inderdaad geen invloed nodig, gewenst e.d. Maar op
infrastructuur drukt het algemeen belang juist een verplichtend stempel.
Daarom gaat het niet om geïsoleerde voorzieningen, maar met politieke voorrang
om ¾ invloed op ¾ maatschappelijk verkeer. Daar moet een idee over zijn, visie.
Met infrastructuur borgt de vertegenwoordiger van algemeen belang, zeg ook maar
de overheid, vervolgens zo praktisch mogelijk dienovereenkomstige
verkeersvoorzieningen.
Aldus is infrastructuur géén stapeltje apàrte middelen annex voorzieningen, dwz
één voor één zonder onderling verband. Infrastructuur is daarentegen een
stelsel inclusief verkeers- ofwel gedragsregels. Onderdelen moeten
nauw op elkaar afgestemd zijn, opdat ze bijelkaar maatschappelijk verkeer
optimaal faciliteren. Dat gaat veel verder dan louter technische middelen voor
digitale signaaloverdracht.
Dat afgestemd-zijn, noem het ook maar de stelselmatigheid, vormt zelfs vooral
voor infrastructuur het primaire onderwerp van ontwerp. Sterker nog, afstemming
gaat principieel verder. De publieke middelen onder de noemer van
infrastructuur ‘dienen’ verkeer waarvoor deelnemers tevens hun private middelen
benutten. Kortom, in infrastructuur komt altijd een verhouding tussen publieke
en private middelen tot uitdrukking. En dat is onherroepelijk politiek. Ik voeg
er wellicht ten overvloede aan toe dat een overheidsinstelling in haar
hoedanigheid van verkeersdeelnemer niets verschilt van burgers, bedrijven
en overige organisaties. Zij gebruiken voor informatieverkeer allemaal
dezèlfde infrastructuur. Burgers e.d. kennen echter niet de
verantwoordelijkheid om allerlei middelen in hun samenhang als
infrastructuur te borgen; die borgingstaak heeft exclusief de overheid
volgens de sociale fictie van algemeen, publiek belang.
De beperkte kijk op infrastructuur blijkt in Digitale
Agenda.nl o.a. uit de oproep “om fragmentatie te voorkomen.” Er staat
dat “overheid en bedrijfsleven meer elkaars [...] standaarden [gaan]
gebruiken.” De veronderstelling luidt dat er verschillende standaarden voor
‘hetzelfde’ zijn. Onder de noemer van infrastructuur is dat echter
tegenstrijdig. De borging houdt juist in dat er voor het bereik in kwestie
steeds één standaard is, die ook nogeens door en door afgestemd is op zijn
bijdrage aan stelselmatigheid. Goed, voor ‘iets’ stelselmatigs bestaat één
standaard. Daardoor kan de aanwijzing in Digitale
Agenda.nl worden aangepast, als volgt: Op basis van infrastructurele
standaarden “gaan overheid en bedrijfsleven meer elkaars” infrastructurele
middelen “gebruiken.”
Als bij toverslag is de praktische rolverdeling duidelijk. Zo kan er voor het
bedrijfsleven zelfs een behoorlijke schep bovenop Digitale
Agenda.nl. Waarom ontwikkelt de overheid nog middelen? Wellicht
uitzonderingen daargelaten, laat dat ‘over’ aan het bedrijfsleven. Maar
verschaf bedrijven zoveel mogelijk zekerheid met samenhangende, dwz
stelselmatige standaarden. Neem authenticatiemiddelen. Daarvan zijn er op reële
schaal meerdere aanbieders oid. Inherent stelselmatig aan allerlei
infrastructurele standaarden is dan o.a. de eis dat bijbehorende middelen in
federatief verband functioneren. In Informatieverkeer
in publiek domein: schetsboek over architectuur en ontwikkelpaden voor de
elektronische overheid (2004) is aan elektronische overheid reeds betekenis
van infrastructuur op de inherent maatschappelijke schaal toegekend. Daarvoor
zijn vijftien zgn stelregels geformuleerd. De tweede stelregel stoelt op het
onderscheid tussen één standaard en eventueel méér middelen ervoor: “De
elektronische overheid is functioneel uniform samenhangend, technisch eventueel
pluriform samengesteld.”
‘Iets’ bestempelen tot een infrastructurele standaard is bij uitstek, nee,
herstel, principieel een overheidstaak. Dit onderstreept zelfs de bewering in Digitale Agenda.nl over “aansluiting [...] bij
internationale standaarden.” Een hindernis is vooralsnog gebrekkig besef van
het afwijkende, namelijk stelselmatige karakter van infrastructurele
standaarden. Daarvoor kan Nederland internationaal een lans proberen te breken.
Zolang dat voor die schaal niet lukt, valt reeds veel te verbeteren dankzij
stelselmatigheid op landelijke schaal. Ik zeg met maar eens zo diplomatiek,
omdat het nogal onvriendelijk klinkt erop te wijzen dat alle plannen met
implicaties op stelselschaal, het woord zegt het al, zònder stelselmatigheid blijven
mislukken. Want, bijvoorbeeld, feitelijk hoeven ‘we’ zonder Metapatroon
natuurlijk niet eens te beginnen aan “een elektronisch ondernemingsdossier.” De
slogan “eenmalig vastleggen, meervoudig gebruik” mag de werkelijkheid van
meervoudige betekenissen niet verhullen. Elke reële betekenis vergt
vastlegging. Dankzij stelselmatige ordening à la Metapatroon vertonen
dergelijke verschillen tevens samenhang door relatieve, recursieve
verbijzonderingen naar context èn tijd. Moeilijk? Laat ik zeggen dat civiele
informatiekunde een ècht vak is, een karakteristieke discipline. Die beheerst
niemand zomaar.
Zie ook Bauhaus in de informatiemaatschappij (2011) voor mijn
dringende oproep voor opleidingsmogelijkheden voor civiel informatiekundigen.
Daarvoor moet de opzet van de opleiding inclusief onderzoek afgestemd zijn op
reële (ontwerp)opgaven, anders verandert er niets aan het “toenemend tekort aan
werknemers met de benodigde professionele vaardigheden,” integendeel. Daar komt
bij dat juist een ontwerper voor maatschappelijk verantwoord resultaat
enigszins onafhankelijk moet kunnen werken van de financier. In feite is het
algemeen belang de ‘opdrachtgever’ voor een opgave op civiele, maatschappelijke
schaal. Dat kan gauw in de verdrukking raken door klakkeloos over “werknemers”
te spreken.
De maatschappelijke, stelselmatige opvatting over infrastructuur wijst voorts
op een gat in overheidsbemoeienis. Toepasselijk is het onderscheid dat Digitale Agenda.nl maakt tussen “innoveren met ICT” en
“innovatie in ICT.” Beleidsmatig gaat het ministerie van Economische Zaken,
Landbouw en Innovatie over allebei, zou je in de gauwigheid zeggen. Nu gaat een
ànder ministerie over infrastructuur. Dat is het ministerie van Infrastructuur
en Milieu. De vraag is nu wie wat doet voor innovatie van infrastructuur voor
informatieverkeer. Ooit verhuisde telecombeleid van Verkeer en Waterstaat naar
Economische Zaken. In welke portefeuille ‘iets’ zit maakt natuurlijk niet uit,
mits de beleidsinhoudelijke samenhang klopt. In het verlengde van Digitale Agenda.nl is daadwerkelijk infrastructurele
borging van voorzieningen voor informatieverkeer op maatschappelijke,
internationale schaal nieuw. En erkenning van de noodzaak van stelselmatigheid
vergt ook weer afstemming enzovoort met andere verkeersmodaliteiten,
ruimtelijke ordening e.d.
Ik kom nog even terug op heldere rolverdeling. Die maakt aansprakelijkheid
doorzichtiger. En dàt is een wezenlijk factor voor “vertrouwen” dat onmisbaar
is voor intensieve deelname aan maatschappelijk informatieverkeer. Terecht
hamert Digitale Agenda.nl op het belang van zo’n
vertrouwensbasis, maar operationalisering dankzij consequente infrastructuur
ontbreekt daar nog.
Een aanzet herken ik wèl in de volgende bewering: “De onderneming houdt regie
over zijn eigen gegevens en is verantwoordelijk voor de volledigheid en
kwaliteit ervan.” Onder de algemene noemer van persoon, inclusief
rechtspersoon, werkt Manifest
voor informatieverkeer (2005-2009) reeds het beginsel van persoonlijk
eigendom van persoonsinformatie uit, dwz met bijbehorende rechten èn plichten
voor evenwichtig maatschappelijk verkeer. Met “gebruikers” bevat Digitale Agenda.nl m.i. weliswaar nogmaals een wat
ongelukkige term, maar het klopt uiteraard dat deelnemers voor vertrouwen in
maatschappelijk (informatie)verkeer zo concreet mogelijk “handelingsperspectief
[moeten] krijgen om inbreuk op hun persoonlijke levenssfeer te voorkomen.” Dat
is geen sluitstuk, maar hoeksteen van de informatiemaatschappij.
43.27
Met je document, met dank, ben je me nèt voor. Ik loop te sudderen over de
plaatjes die eerst K en vervolgens jij aan het slot van onze laatste
bijeenkomst schetsten. Ook nu in jouw tekstuele schema meen ik veel te
herkennen van dat gepuzzel. Dat typeer ik als een kip-ei vraagstuk. Dat zit zo,
nou ja, laat ik je mijn versie schetsen. Als je modelleert voor een specifieke
toepassing, dus waarvoor betekenissen onproblematisch enkelvoudig zijn, kan je
als modelleur doen alsof je de kip bent. Je hoeft dan slechts je ei te leggen.
Dat ei noem je gewoon hèt object, dè entiteit oid. Als je overigens liever het
ei bent, is dat ook goed. Daar komt dan dè kip uit, punt.
Exemplarisch is inderdaad zoiets als identiteit. Waar komt die vandaan? Ofwel,
wie is de kip? Voor die aparte toepassing houd je je vóóronderstelling erover
(dus) buiten het informatiemodel. Daaruit vòlgt simpelweg, herstel, daaruit
láát je simpelweg volgen wat het eenduidig bijbehorende ei is, klaar.
Maar voor een stelselmatig bemeten model kom je er niet zo simpel vanaf,
althans, een recht-toe-recht-aan oplossing heb ik nog niet ontdekt. Het
opgeschaalde bereik vergt dat je de oorspronkelijk externe vooronderstelling
eveneens in het model opneemt. (Pas) daardoor daagt besef dat het geen
vooronderstelling in absolute zin betreft. De fictie die voor een aparte
toepassing productief is, moet je opgeven. Want je hebt voor het ene ei nog
geen kip aangewezen, of de vraag rijst subiet naar het voorafgaande ei,
enzovoort.
In de horizon à la metapatroon komt het inzicht tot uitdrukking dat je je door
zulke regressie niet gek moet laten maken. Stelsel of niet, èrgens moet je een
grens trekken. Zoals ik ‘m tot dusver geneigd ben te trekken voor een vraagstuk
zoals jij het opwerpt, verschilt enigszins van wat ik als zodanig van jouw
beschrijving meen te begrijpen. Ik probeer onmiddellijk onder de horizon dat
kip-ei patroon te doorbreken. Daar begin ik dan met de fictie dat zowel de kip
apàrt bestaat, als het ei. Op die manier is bijvoorbeeld een bepaald, zoals jij
het noemt, identiteitstype niet als het ware inherent afhankelijk, bepaald door
wat jij context noemt (maar wat ik vanwege metapatroons begrip van context
liever proces noem; afgelopen vrijdag gebruikte jij ook de term proces en K had
iets eerder de term aanleiding genomen). Goed, met kip en ei in eerste aanleg existentieel
náást elkaar moet je ze een expliciete relatie leggen als je tevens iets over
hun verband kwijt wilt. Met één of meer van zulke relaties kan je dat precies
modelleren. Volgende generaties van kip-ei kan je op die fictie baseren.
In Stelselmatige verkenning van ¾
variëteit van ¾ identiteitstellingen
deed ik een poging een consequent overzicht van variëteit te tonen. Neem als
vertrekpunt, linksboven, (natuurlijk) persoon. Je ziet aan de onderkant van het
rechthoekje in kwestie vijf lijnen. Vier daarvan hebben betrekking op
identiteit. Eén ervan, de tweede van links, leidt naar wat volgens dat model
maatschappelijk verkeerskader heet. Dat lijkt me vergaand, zo niet dekkend,
synoniem met wat jij bedoelt met context. Je ziet echter nog drie andere
‘contexten’ verkend voor identiteitstelling.
Graag doe ik een suggestie voor een gedeelte van ons a.s. gesprek? Als we jouw
inventarisatie annex probleemstelling ¾
mag ik ’t zo noemen? ¾ proberen te
projecteren op het verkennende model waarnaar ik hierboven verwees, “maken we”
geheid opnieuw “veel meters.”
43.28
(Onder)zoek voor begrip niet zozeer (naar) conclusies, maar vooral (naar)
veronderstellingen.
43.29
Let ajb op de titel van het informatiemodel. Daar staat opzettelijk het woord
verkenning bij! Zo heb ikzelf al een wijzigingsvoorstel voor als je er “in
productie” iets mee gaat doen ... Zulke operationele veranderlijkheid op
stelselschaal is trouwens ook precies de reden waarom metapatroon tevens
onderhoud van betekenissenstructuur faciliteert. Maar goed, in eerste aanleg
kunnen we er m.i. prima jouw verhaal en die “plaat” over en weer mee toetsen.
Dat levert belangrijk tussenresultaat.
[zie ook aantekening 43.37 ... min 2]
43.30
Of ik kan helpen iets te verzinnen? Daar heb ik juist weer een ongelofelijke
hekel aan, cryptogrammen ... Nou ja, in het schuifdeurengenre ligt het woord
cryptogram zèlf voor de hand. Dus, 10 letters, onderaards (graf)schrift. En 7
letters, miskamer: vertrek. Toepasselijk, toch?
Gaat het om losse woorden, of wil je ze horizontaal/verticaal door elkaar heen
laten lopen?
Tja, parodisme. In elk geval 9 letters. Tragikomische spotterm.
Er zijn dus allerlei manieren van omschrijving. Kruiswoordraadselachtig pèr
woorddeel, combinatie van overdrachtelijke betekenissen, combinatie van het
eerste en het tweede, ga zo maar door ... Als je een cryptogram wilt òplossen,
moet je de kronkel van de maker van een cryptogram ontcijferen, voor zover dat
eenduidig kan ... Ik kan het in elk geval niet.
Een cryptogram maken is daarom eigenlijk eenvoudiger. Begin met de ingevulde
puzzel à la kruiswoord. De in te vullen woorden zijn daardoor gegeven. Dan hoef
je voor elk woord nog slechts een gekronkelde omschrijving te bedenken. Om het
leuk te maken moeten die woorden samenstellingen zijn (voorbeeld: cryptogram),
of als zodanig kunnen worden opgevat (voorbeeld: vertrek).
Als je een lijstje voor toepasselijke (samengestelde) woorden hebt, kan ik wellicht
voor de ene of andere een omschrijving als bijdrage leveren. Wetgevingsjurist?
Okee, 16 letters. Hmm. Hij schenkt codificatie.
Sorry, amateurwerk.
Ja, M is helemaal voor parodismen gegaan. Kan ook, haar vondsten zijn inderdaad
prachtig, maar noem het dan liever geen cryptogram. Klopt, een geslaagd
parodisme is altijd wat cryptisch, maar ontleent de flitsende werking vooral
aan humor. Dat is voor een cryptogram vaak, zachtjes uitgedrukt, minder.
Hoe dan ook lijkt me de eerste stap, nogmaals, om toepasselijke woorden te
verzinnen. Voor een cryptogram werk je vervolgens van achteren naar voren. Ik
merk wel of je mij nog huiswerk opgeeft.
Mocht je plan van cryptogram veranderen in parodismen, dan lijkt het me zelfs
moeilijker om op korte termijn een gevatte verzameling aan te leggen die
‘slaat’ op jullie vertrekkende collega. Zo zeggen bijvoorbeeld Ms parodismen,
hoe geestig ook, m.i. niets de collega in het bijzonder.
43.31
Mag ik me erin mengen? Haha, daarom heet het ook ge-waar-wording ..., met dien
verstande dat “waar” in absolute zin voor ons onbereikbaar blijft. Oeps,
verstand-e. Wat mij betreft is de voortzetting (daarom) eenvoudiger dan jij nog
lijkt te ... associëren. Je moet alleen even durven. Want die “nieuwe
invariant” moet je niet eens willen vinden. Zo’n “grootheid” ligt m.i. niet
ergens ligt te wachten totdat je ’m ontdekt. Als je meent iets goed te kunnen
gebruiken, sterker nog, als je gelooft zonder niet verder te komen, moet je zo
‘iets’ axiomatisch positioneren. Dat is wat ik bedoelde met het
(veronder)stellen van een grens voor de kip-ei verhouding. En omdat jij
expliciet “Einsteins [...] relativiteitstheorie” noemt, verwijs ik je graag
naar mijn opstel Informatiediensten
in relativiteitsperspectief. Naar wat jij ervan vindt, ben ik dan weer
benieuwd.
43.32
Heb je enig informatiemateriaal beschikbaar, eventueel verwijzingen, zodat ik
me op hoofdlijnen ¾ excuus voor dit
vreselijke woord, maar ik kan er even geen dagtaak van maken, en dan nog ¾ kan oriënteren op jouw onderwerp van
onderzoek? Over iets nadenken is het probleem natuurlijk niet, maar het is wel
de vraag of wat ik bedenk iets is dat jij graag hoort ... Gun me ajb zonodig
ruimte voor bescheidenheid.
43.33
Graag rakel ik je evt. academische promotie op met een verwijzing. Op zijn
website staat weliswaar dat hij vooral onderzoek doet in de gezondheidssector,
maar als hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Groningen mag hij een thema als
gasrotonde en wat daar allemaal aan grensoverschrijdende informatievoorziening
aan vast zit natuurlijk niet versmaden. Volgens mij moet je er op z’n minst
gewoon eens gaan praten.
43.34
Laten we het maar als een schitterende kans zien. Tja, nog even nadenken wèlke
precies ... Maar daar komen we wel uit.
43.35
Haha, ik bedacht toch nog een korte vraag. Het wonder van een nachtje slapen.
Woelen?
43.36
Mag ik een suggestie doen? Met stelselmatigheid als ‘eis’ biedt wat ik van jou
begrijp dat jullie informatiemakelaar moet zijn m.i. het werkstuk bij uitstek.
Als je voor die voorziening(en) met metapatroon een stelselmatig
informatiemodel wil ontwerpen, meen ik voor de aanpak twee uitersten te kunnen
aanwijzen.
Het ene uiterste is dan dat allereerst jullie eigen medewerkers opgeleid zijn
tot volwaardige modelleurs-op-stelselschaal; zij modelleren de zgn informatiemakelaar
vervolgens helemaal zèlf.
En mijn beeld bij het andere uiterste is dat jullie het modelleerwerk helemaal
uitbesteden.
Ik vind het allebei onzin. Op het gevaar af dat jij je door mijn volgende
opmerkingen diep beledigd voelt ..., wat pertinent niet mijn bedoeling
ermee is, onze informele sessies houden zich m.i. dichtbij het eerstgenoemde
uiterste op. Wat ik daarvan o.a. grondig leer, is dat professionele beheersing
van metapatroon tijd en moeite kost om te ... leren. In dat tempo duurt het
zowat een eeuwigheid voordat jullie zelfstandig de informatiemakelaar mooi en
productief kunnen modelleren. Dat blijkt ook helemaal geen kwestie van nieuwe
notatie e.d. te zijn. Zo zijn we met die sessies vooral bezig met besef dat je
voor stelselmatigheid niet langer apart probleem na apart probleem kunt
oplossen. Want op die manier ben je weliswaar ijverig in de weer, maar blijft
‘oplossing’ juist principieel buiten bereik.
In de trits houding, kennis en vaardigheden is houding inderdaad het lastigst
te veranderen. Neem jezelf. Jij wil weliswaar, maar doe het ook maar
kwalitatief anders dan je gewend bent. Dat blijkt dus lastig.
Overeenkomstig het andere uiterste zouden jullie een modelleeropdracht aan mijn
bedrijf kunnen geven. Dan race ik erdoorheen, stel een prachtig model op ...
Wat jammer toch! Er blijkt niemand die zo’n model op waarde kan schatten, laat
staan dat er daadwerkelijk iets mee gebeurt. De aanvankelijke voorgang helpt
dus niet(s). Integendeel, per saldo gaat het met het tweede uiterste (complete
uitbesteding van modellering) nog véél langzamer dan met het eerste (compleet
leertraject voor professioneel modelleren op stelselschaal).
Wat ik met deze schets van een aanpakspectrum wil zeggen, is dat je beide
uitersten moet vermijden.
Mijn idee is dat je modellering van de informatiemakelaar wel degelijk als
leertraject moet opzetten. De reden is dat de aanpak kwalitatief nieuw is,
zelfs moet zijn voor bruikbaar resultaat. Vanwege de nieuwigheid haal
je noodgedwongen de opleider(s) van buiten. Dat is er aan uitbesteed. De
opleider borgt de stelselmatige focus. Dat moet aanvankelijk nogal directief
gebeuren. Dat is er dus ànders aan dan onze sessies tot dusver verliepen. Want
daarin kregen jouw vragen volop ruimte.
In zo’n leertraject bepaalt de opleider daarentegen de opgaven. Wat een
modelleur-in-opleiding aangeeft, kan daarbij overigens prima als aanleiding
gelden. NHR? Ook goed, maar stèlselmatig pakken ‘we’ dat dùs anders aan, en wel
zó. Het leertraject verloopt concentrisch in de zin van het toenmalige Bauhaus
(zoals ik toelicht in Bauhaus in de informatiemaatschappij).
Aldus raken mensen opgeleid die zèlf professioneel op/voor stelselschaal kunnen
modelleren, zulke informatiemodellen van andere ontwerpers professioneel kunnen
beoordelen, reële verantwoordelijkheid kunnen dragen resp. reëel aansprakelijk
zijn voor hun stelselmatige modellen/ beoordelingen ... Een praktisch
alternatief zie ik eerlijk gezegd niet.
43.37
Volgens mij opperde Jan van Til niet zozeer argumenten, maar associaties. Daar
sluit ik me dan graag bij aan. Zo zijn het ook hier “brokken.” Dat lijkt me
optimaal. Zo groeit vlot de hoop die Paul Jansen startte.
Als het wie weet voor mij wezenlijkst dènkbare ervaar ik hoe Paul de
betrekkelijkheid raakt van communicatie. Daarvoor zie ik zijn vermelding van
“en/en” symbool staan. Maar hoe maak je met taal integraal onderdeel uit van de
interdependentie die je met en/en gelooft aan te wijzen? Mijn idee daarover is
dat het onmogelijk is. Dat zou je, vrij naar Immanuel Kant, het cognitief
imperatief kunnen noemen. Een poging om dat enigszins gestructureerd te
schetsen is ¾ het schema van ¾ de semiotische enneade. Eén van de negen
elementen heet focus. Die naam bedoelt op zijn beurt kortweg de aanname te
vertegenwoordigen dat de kenner in kwestie altijd maar beperkt ... kent en zich
aldus gedraagt. Want je hebt slechts één focus tegelijk. Verder is focus zoiets
als voorwaarde. Dus een focusloos concept en zo door naar gedrag bestáát niet.
Maar het voelt anders ...
Wat de enneade dekt, is seriële multifocus. Achtereenvolgens wisselt de kenner
van de ene naar de andere focus, enzovoort. Dat kunnen we ook simultane
monofocus noemen.
Maar waarnaar gevoel verlangt is een taal voor en/en. Dat zou dan simultane
multifocus kunnen heten. De valkuil is echter dat focus een term is, die nu nèt
dient om ‘redelijke’ beperking te veronderstellen. Zeg ook maar dat ¾ ook? zelfs? vooral? ¾ de term focus niet ontsnapt aan zijn eigen ... focaliteit.
Volgens mij ontsnapt geen ènkele term aan focaliteit. Jan geeft m.i. een mooi
staaltje weg van zulk inzicht waar hij ‘speelt’ met de term pool. Die term kan
dienen, zo begrijp ik Jan daar, om iets over en/en te beweren, maar als
enkelvoud is het daarvoor in elk geval onzin.
Ik voeg eraan toe dat Jan geen gangbare uitleg geeft. Hij speelt voor effect.
Het idee is om noodzakelijkerwijs seriële focuswisselingen zó snel achterelkaar
te presenteren dat de suggestie van interdependentie ontstaat. Zo werkt film.
Zo werkt metapatroon. Sterker nog, op die manier geef je tevens aan dat uitleg
onmogelijk is, althans in de zin van afleiding van een ènkel concept. Ook een
film is ànders dan één vast beeld.
En ik noem het spel, omdat de meeste mensen er zich niet serieus door genomen
voelen. Wie houvast verwacht van het ene, kan er zelfs behoorlijk bang van
worden. Dat uit zich vaak in agressie tegen de boodschapper. En zo blijft de,
als ik het toch even zo mag noemen, éénpolige status quo gehandhaafd ...
Denk niet dat wij de eersten zijn die zo’n communicatieprobleem hebben. Om te
beginnen is de te rmprobleemeigenlijkalweerverkeerd.Wantalsergeen
oplossing is? Zo ontdekte ik vorig jaar hoe ooit Plato worstelde met een
en/en-boodschap ... en het tenslotte maar opgaf. Die boodschap is echter
onverminderd actueel. Kortom, Daar
heeft Plato natuurlijk een wezenlijk punt voor de informatiemaatschappij.
Het is op z’n minst troostrijk voor en/en-ers om zich in gezelschap te weten,
ook al moet je daarvoor dus soms tweeëneenhalf duizend jaar terug.
Een taalvorm die en/en-suggesties kan wekken is contragrammatica. Dat ken ik
als ontwerp van John Haynes. Daarover schreef ik Anatomy
of Contragrammar.
Ik geloof dat ik inmiddels wel iets durf te schrijven over wat ik herken als de
substantie van je eerste lichting “brokken.” Ja, op maatschappelijke schaal
moeten gedragsregels voor maatschappelijk verkeer principieel en/en-karakter
hebben. Dat heeft zelfs alles weg van een pleonasme. Hoe dan ook, daarover zijn
er het alledrie stellig eens.
De vraag is dan heel praktisch, als je mij deze sturing veroorlooft, of het manifest
adequaat uitdrukking geeft aan (die) interdependentie. In dat opzicht vind ik
je (veel) te streng over de tekst en schaar ik me met mijn oordeel achter Jan.
Je hebt gelijk met de reden die je veronderstelt waarom ik titel van het
manifest wijzigde. Weliswaar is jouw aanduiding iDNA een hele mooie vondst,
maar bergt het risico van verbeelding van “een te eenzijdige positie, namelijk
van het individu.” Dus, als de titel zo luidt en daar komt meteen dat eerste
artikel over persoon-dit-persoon-dat achteraan, richt de lezer haar/zijn
aandacht gauw in de verkeerde richting. De term verkeer in de titel is daarom
een poging om de maatschappelijkheid van het manifest zelfs vóórop te tonen.
Niet dat het overkomt, maar als je daar als en/en-er niet tegenkunt, kan je
maar beter helemaal nergens aan beginn en.br
Verder mogen we niet vergeten wat voor soort tekst het is. Met een manifest
zijn we ergens vóór, maar tegelijk wel degelijk ergens heel erg tégen. Waarom
zijn we dat? Omdat het feitelijk categorisch geldt. Was het maar evenwichtig!
Wat ik nu in jouw “brokken” bespeur is dat jij een positie volgens evenwichtige
verhoudingen wil toevoegen (volkomen mee eens, dus) van iets waar we m.i.
categorisch tegen zijn.
Ikzelf ervaar daarmee geen wijziging in (reële) interdependentie. Wederom lijkt
mij (slechts) de vraag of het manifest er duidelijk, aansprekend genoeg over
is.
De moeilijkheidsgraad van een aanvullende, of zelfs andere insteek illustreer
jijzelf m.i. reeds. Wie treedt namens het publiek domein op? Dat wijst erop dat
we voor een zo werkbaar mogelijke opzet niet onder een benadering uitkomen die
bekend staat als methodologisch individualisme.
Verder ontkomen we met een manifesttekst niet aan communicatie à la uitleg,
hoezeer daarin de kans op mislukte communicatie besloten ligt. Maar wie ben ik?
Zelf kom ik in elk geval niet verder dan het lineaire verhaal eens aan de
andere kant te beginnen. Dan luidt het eerste artikel zoiets als: Informatie is
collectief eigendom. Daaropvolgende artikelen dienen dan om daarop af te
dingen. Maar komen we voor dergelijke nadere contextualiseringen dan niet
netzogoed uit op wet- en regelgeving als basis voor wat als afwijkingen tellen
van het beginsel?
Verder heb ik de indruk dat je bij het iDNA Manifest, Manifest voor
informatieverkeer of hoe we het ook noemen aanvankelijk weleens op de verkeerde
plaats zoekt. Weliswaar zeggen we in een informatiemaatschappij te leven, maar
er is méér dan informatie. Over beperking gesproken, dat manifest gaat echter
‘slechts’ over persoonsinformatie. Ik ga even voorbij aan Jans stelling dat,
althans zo begrijp ik ‘m èn ik vind er veel voor te zeggen, àlle informatie als
persoonsinformatie valt te duiden. Jij brokt m.i. verder, ruimer.
Ik ruik (daarom) een bijbehorend ... manifest. Als ik een titel mag suggereren:
Manifest voor algemeen belang. Nou ja, kijk maar. Daarin kan je de verhoudingen
schetsen voor maatschappelijk verkeer in het algemeen. Ook, wie laat je
überhaupt als deelnemers gelden? Het zou me overigens niets verbazen als je dan
uitkomt op een herformulering van Pentas politica.
Vervòlgens kan je kijken of o.a. voor het informatieverkeer de inderdaad
vergaand impliciet veronderstelde verschijnselen stroken. Zo nee, dan moet er
blijkbaar iets veranderen. Het lijkt me dat zo’n stapsgewijze aanpak jouw
“brokken” optimaal in verband helpt plaatsen.
Ik geloof er echter niets van dat in detail definieerbaar is wat jij als de
grens tussen privaat en publiek opvoert. Zelfs maar een poging vind ik voor een
dynamische samenleving ook ronduit ongewenst. Het past m.i. voorts ook helemaal
niet voor en/en, integendeel.
Zodra zgn gevallen met bijbehorende grenzen erkenning van situationele
variëteit vergen, moeten regels gaan over procedures met nodige flexibiliteit.
Dan kùnnen ze naar mijn overtuiging concreet en praktisch ook nergens ànders
over gaan.
Tot zover deze lichting wederbrokken. Rommelig, maar welgemeend.
43.38
De “brokken” blijven rammelen ... Graag wil ik nog wat associaties kwijt nav.
wat ik als Paul Jansens behoefte ervaar aan grensbepaling. In het huidige
manifest staat de “grens” tussen privaat en publiek niet expliciet gesteld.
Moet die “grens” er inderdaad in?
In het verlengde van mijn vorige bericht merk ik over “grens” allereerst op dat
het in de sfeer van en/en zelfs een èxtra problematisch begrip lijkt ... Maar
wellicht ben ik zo slechts flauw bezig, dus laat maar even zitten.
Voor wat vervolgens m.i. meer hout snijdt, wijs ik allereerst op de nota Informatieverkeer
in publiek domein. Daaraan ontleen ik het idee dat de manifesttitel waarin
ik de term verkeer opnam ter verdere verduidelijk nog zou kunnen worden
uitgebreid: Manifest voor informatieverkeer in het
publiek domein. Weliswaar bedoel ik met verkeer
alles-dat-zich-afspeelt-in-het-publiek-domein, maar het klopt dat niet iedereen
er zomaar min of meer hetzelfde bij denkt. Dat adresseert Paul zelfs met zijn
“brokken,” nietwaar?
Zo’n verlengde titel maakt eenvoudiger herkenbaar dat het manifest wel degelijk
een “grens” kent. En volgens mij is dat al precies de “grens” die Paul oppert,
te weten tussen privaat en publiek. Dan ‘betekent’ de titel dat die grens niet in
het manifest getrokken hoeft te worden, of ook zelfs maar getrokken kàn worden.
Daarentegen ligt die grens buiten het manifest en bijgevolg het gehele
manifest aan de ene kant ervan. En dat is de publieke kant.
Maar strikt bepèrkt tot de publieke kant zou de inhoud onmogelijk de
noodzakelijke en/en-verhoudingen kunnen schetsen. Zeg ook maar dat de orde aan
de publieke kant wezenlijk afgestemd moet zijn op ‘iets’ erbuiten. Volgens de
tweedeling kan dat slechts iets privaats zijn. Voor de publieke kant doet zich
dat voor als ..., voilà, verdwijnpunt. Dat punt hoort er niet bij in
de zin van dat het in het publieke domein ligt. Het ligt er juist
opzettelijk buiten, opdat de voornamelijk uitleggerige opzet van een
manifest tegelijk tòch een beetje een spel is resp. stimuleert.
Aldus redenerend is het verwarrend dat het verdwijnpunt thans gepositioneerd is
als één van de artikelen van het manifest. Alsof het er qua status gewoon
bijhoort ... Als het al een nummer verdient, zou het beter nul kunnen zijn
gelet op de apàrte status die het verdwijnpunt heeft
buiten-een-orde-omwille-van-die-ordening. Of ongenummerd betreft het zoiets als
een preambule.
Jan en ik moeten jou, Paul, m.i. in dit stadium de vraag stellen of jij de
indruk hebt dat wij de strekking van jouw “brokken” een beetje gesnapt hebben.
Herken je iets zinnigs in onze bijdragen, of missen wij jouw bedoeling? Of vind
je dat Jan ¾ mag ik jou er zo bij
betrekken? ¾ en ik ons te sterk
oriënteren op de huidige manifesttitel en/of -tekst?
43.39
Laat “meester” ajb weg. We worstelen allemaal.
Ik blijf brokkelig meedoen. Zo vraag ik me af waarom jij je eigenlijk op het
manifest oriënteert. Moet je voor je m.i. principiële(re) aanzet niet bij jouw ¾ eigen werk aan ¾ Communitas Humanus zijn? Zo ja, mijn verontschuldiging voor de
suggestie die ik deed voor een Manifest voor algemeen belang. Ik zie inmiddels toch
goed dat je daarmee onder de noemer van CH allang bezig bent?
Volgens mij droom jij dat je naar de “all” zoekt. Want in werkelijkheid heb je
dat ook allang gevonden. Nou ja, zeg dat je op de rand ervan staat. Ik kan me
natuurlijk sterk vergissen, maar het enige stapje dat je hoeft te zetten om er
middenin te komen is erkenning van onvermogen om talig in “all” op te gaan.
Ik ‘geloof’ dat de wens om over zulk vermogen wèl te beschikken zelfs een
onneembare drempel vormt voor dat laatste stapje. Een mens met een idee van de
almachtige god wil vervolgens weleens het idee krijgen dat hij het beter kan.
Vier je menselijke beperking, dat is ... alles.
Focus staat inderdaad voor het beperkte ene in zijn beperkte relatie tot het
beperkte vele. Maar dat vind ik iets ànders dan de “kleinst mogelijke
hoeveelheid van een zelfstandige entiteit die nog alle kenmerken van die
entiteit bezit.” Want volgens mij is dàt een illusie. Het enige kenmerk dat
telt voor àlle situaties is ... niets.
Er zijn passages die Plato m.i. helemaal niet schreef met de bedoeling van
uitleg, dwz dat een lezer hem ‘als het ware’ volgt. Hij speelt en spoort de
lezer tot spel aan. Andere lezer, ander spel. Dat is geen zoeken om te vinden,
maar vieren dat je er gewoon bent ... zoals je bent.
Je gerichte opmerkingen snijden allemaal hout. Ja, je hebt steeds een punt.
Zeker, die kritiek klopt. Maar hoe anders, hoe beter? Met taal is het alsof je
op een boomtak zit. Als je wilt zagen, moet je opletten dat je het aan de
‘goede’ kant doet.
Prachtige vraag over contextuele dwang: “Wil ik dat dat waar kan zijn?”
Ik elk geval voel ikzèlf mij met die aanname reuze geholpen: de beperking van
de verruiming is de verruiming van de beperking.
Misschien leg ik mijzelf een nodeloze beperking op, laat mijn vermogen onbenut.
Hoe dan ook, ik ga niet voor de àlleszeggende tekst. Ik maak een tekstje hier,
een tekstje daar. De ene vind ik beter gelukt dan een andere. Hoe speelser een
tekst, des te meer schrijf ik ‘m voor mijzelf. Nòg mooier, véél en véél mooier
zelfs, wanneer iemand ànders er ook een spel mee gaat spelen. Maar als dat niet
gebeurt ben ik niet meer teleurgesteld.
Is het misschien zo, dat je voelt even vast te zitten met CH? Voor zover ik je
berichten begrijp, kan ik je vooral aansporen ernaar terùg te keren ... maar
vrijer van de eisen die jij stelt aan logisch volkomen uitleg. Logisch en
volkomen zijn immers tegenstrijdig, dus wat zou je je druk maken? Vlucht niet
wèg van wat jijzèlf met CH als “de eerdere, hogere versie” wil ... dat waar is.
Schrijf het naar je vermogen op. Kijk er na zoveel dagen naar en zeg tegen
jezelf dat het goed is. Goddelijker krijg je het niet.
Volgens “en/en,” “all” enzovoort is geen enkel “begrip [...] voldoende
afgebakend.” Speel ermee. Precies, wat is een persoon ... als het al iets is?
Maak de kern opzettelijk leeg. Vermijd gangbare schijn. Schep met het spel van
enkele verschillen in samenhang de illusie van oneindige continuïteit. Wijs
“all” aan zonder pretentie het te zijn.
Zo vind ik eigendom helemaal geen privé aangelegenheid. Integendeel, eigendom
is een fictie die we vestigen voor ordelijk maatschappelijk verkeer. Wat mij
betreft is het zelfs exemplarisch dat rechten en plichten, geboden en verboden
voor maatschappelijke verhoudingen tot uitdrukking komen in regels voor (lees
ook: onder de noemer van, met als verdwijnpunt ...) eigendom.
De “Magritte-les” is wat je zegt dat het is, namelijk een lès. Magritte leert
ons een verschil (lees ook: beperking) als wezenlijk te aanvaarden. Daarnaar
moeten hàndelen, ingewikkelder is het niet. Zo’n les moeten we zeker niet met
een onoplosbare puzzel verwarren. Laat geen enkel spel je levenslang ketenen,
... want dat is geen spel meer. Zo kwam ik erop om mijn korte opstel Spelmaker
opnieuw te lezen.
43.40
Dank je wel voor je enthousiaste, stimulerende bericht! Gefeliciteerd met je
benoeming. Daar heb je ongetwijfeld hard voor gewerkt, prachtig. Je begrijpt,
ik ga binnenkort meneer tegen je zeggen. Wat een plek om ècht een verschil te
helpen maken, geweldig.
Het idee voor zo’n “middenweg” is eigenlijk eenvoudig genoeg, vind ik.
Ontwerpen is door-en-door mensenwerk en als dat op een nieuwe manier moet
gebeuren is die manier nu eenmaal ... nieuw. Je noemt het middenweg omdat de
mensen met wie je onderweg wilt enerzijds al behoorlijk wat moeten weten,
kunnen e.d. Maar anderzijds kùnnen ze van alles en nog wat ook nog niet ...
weten, kunnen e.d. Dat is logisch, nogmaals, want de manier is ... nieuw.
Je krijgt wat grip, als je bedenkt dat je niet met iedereen tegelijk onderweg
hoeft. Je kunt je voor de volgorde waarin je mensen erbij betrekt bijvoorbeeld
oriënteren op Rogers’ theorie over verspreiding van vernieuwing (diffusion of
innovations). Ik geef een voorbeeld. Er zijn mensen die niet zo veel, vaak
zelfs bijna niets weten, kunnen e.d., maar desondanks overtuigd zijn van hun
eigen superioriteit. Iets nieuws? Nee, dat kan niet, althans niet als zijzelf
het niet bedachten.
Nu je het mij vraagt, met zulke mensen zou ik dus niet beginnen. Een andere vraag
is overigens vaak of je ze lang genoeg kunt mijden. Juist zulke mensen haasten
zich om de kop van een ontwikkeling over te nemen, waarna die steevast een
averechtse wending neemt. Indien jou die positie gegund is, grijp dus de enige
kans die je krijgt om notoire remmers enzovoort te weren. Natuurlijk vertel ik
je niets nieuws: houd ze in elk geval voorlopig op veilige afstand.
Voor succes met zo’n middenweg hoef je je naar mijn idee dus slechts op één
aspect te concentreren. Als je erover gaat, is dat de selectie van wie je laat
meedoen. Zeker voor de eerste etappes vind ik dat cruciaal. Die kan je vlot
afleggen met mensen die, juist omdat ze best veel geleerd hebben èn omdat ze
sociale sjoege hebben, beseffen dat er altijd nog iets interessants valt bij te
leren en dat samenwerking daarvoor het leukst is. Open voor vernieuwing.
Professioneel degelijk en verantwoordelijk genoeg om zèlf opbouwende bijdragen
te leveren. Met zulke mensen gaat het met een zetje in de nieuwe richting
verder vanzelf.
Of je dan prompt overbodig bent. Nee, integendeel! Is dit niet een slechts een
beginnetje?
43.41
Zoals ik je begrijp, verklaar jij vooral dat je ergens (?) naar zoekt.
Vervolgens waarschuwt Jan m.i. als het ware omgekeerd hoe jij ‘het’ in elk
geval nooit vindt. Als ik er het woord ‘gelijk’ voor gebruik, dat hebben jullie
volgens mij allebei. Mijmerend over jouw bericht en voordat ik Jans reactie op
de eerste alinea daarvan las, herinnerde ik me de wijsheid om water niet te
willen vastspijkeren.
In het verlengde van jouw advies van “loslaten” merk ik op dat jij volgens mij
veel te positief over het manifest oordeelt. Jij dicht er kennelijk het
potentieel aan toe, waardoor het opgekrikt zou kunnen worden. Ik zie dat er
niet in. Wat mij betreft is het manifest vergaand juist een negatieve tekst.
Dat is zelfs precies de ‘kwaliteit’ ervan. Nogmaals, vandaar de aanduiding als
manifest. Hoe ik dat zie? Voor het manifest is het goede (evenwichtige
verhoudingen in maatschappelijk informatieverkeer) een ideaal. Dat is (dus) onbereikbaar.
De oorzaak kan je het kwade noemen. Meestal verklaart onbenul overigens al
voldoende waarom verhoudingen scheef zijn. Het manifest vind ik een poging om
het met ontwrichtende invloeden niet te veel uit de hand te laten lopen. In het
manifestgenre vind ik het ook een mooie tekst.
Of je het nu de invloed van het kwade noemt of niet, maar het blijkt zachtjes
uitgedrukt lastig om overeenstemming te bereiken over hèt goede. Wanneer een
machthebber een zedenleer opstelt, staat haar/zijn idee van het goede als
integraal onderdeel van de tekst in kwestie geformuleerd. Hetzelfde geldt voor
revolutionairen als zij erop uitzijn de vòlgende machthebbers te zijn.
In Manifest
voor informatieverkeer komt m.i. echter afwijzing van absolute
machtsaanspraak tot uitdrukking. Het gaat om evenwicht, nietwaar? Daar hoort
erkenning bij van relatieve opvattingen over het goede. De ruimte die de één
inneemt ter ontplooiing van haar/zijn goedheid, kan ten koste gaan van de
ruimte die een ànder ‘goed’ kan gebruiken. Daarom bestempelt zo’n ànder de
ervaren toegangsbeperking als het kwade. Kortom, wat telt als het kwade is
(dan) netzo relatief als het goede.
Naar de aard van het manifest zou een poging om het goede resp. het kwade
absolutistisch te beschrijven op z’n fundamenteelst botsen met de relativiteit
die inherent is aan de aanname dat er verhoudingen aan de orde zijn tussen
deelnemers die elk een zekere ethische vrijheid kennen. Let op! Met verschillende
deelnemers gaat de veronderstelling van éénheid niet langer op. Als je er
desondanks aan vasthoudt, raak je verstrikt in innerlijke tegenstrijdigheid.
Je kunt het manifest ook als een module opvatten. Dankzij de relativiteit
blijft de tekst geldig òngeacht de zedenleer ‘waaronder’ hij valt. Daarin moet
dan de tegenstrijdigheid beslecht zijn, die het manifest als het ware
afschuift. Vroeg of laat moet je ¾ nou
ja, moeten; ik meen in elk geval dat we niet onder het cognitief imperatief
uitkomen ¾ ‘iets’ veronderstellen. Jij
geeft het getal nul ter illustratie. Dat is inderdaad ‘precies’ zo’n
overgangsconcept. Sta me toe te citeren uit de aanlooptekst van
hoofdstuk 6 in Semiosis & Sign Exchange:
As any designer has learned from experience, it is often an assumption that is at first counterintuitive which proves especially productive. For example, why is the number zero such a powerful invention? Because it is not a number, too. Schopenhauer performs a similarly contradictory design step where it counts most. Cutting through the paradox of what he calls the Weltknoten, he radically turns priorities around. His concept of the will is not intermediary, i.e., it is not what results from an intellect. With Schopenhauer, will is the ultimate ground.
Een overgangsconcept zoals het getal nul is irrationeel, omdat er geloof in
eenheid ‘achter’ zit. Tegelijk is het rationeel, omdat het de geloofde eenheid
ontkent ... àls eenheid. Op dat kleine stukje rust aldus de last om àlles te
vertegenwoordigen. Want daarmee kunnen we tenminste ‘logisch’ aan de slag. Maar
als we niet oppassen raken we door rationaliteit alsmaar verder vervreemd van
eenheid. Zo is (ook) het manifest noodgedwongen slechts een poging dat niet te
veel uit de hand te laten lopen. Het overgangsconcept waarop het manifest op
zijn beurt stoelt is m.i. evenwichtige verhoudingen. Wat dat ‘zijn’ kan het
manifest niet bewijzen. Zo is ook het getal nul axiomatisch voor getallenleer.
Als je (h)erkenning van je “droom” wenst, kan je volgens mij uitsluitend
terecht bij andere dromers. Daarentegen mikt het manifest op mensen die geen
besef van droom hebben en (daardoor) gauw(er) geneigd zijn om evenwichtige
verhoudingen te frustreren, per saldo eveneens voor zichzelf.
Jouw citaten van Gibran onderstrepen m.i. eveneens betrekkelijkheid. Jij dicht
hem een “magistrale” weergave toe. Vergeet echter ajb het ontmoetingskarakter
niet. Jij bent het, die Gibrans zinnen herkent als weergave van diens “droom”
en bijgevolg Gibran als metgezel, want mede-dromer. Met jouw beoordeling “op
magistrale wijze” bewijs je zowel je eer aan Gibran, als aan ... jezelf. Aan
het verlangen naar eenheid in jezelf. Dat kan doorslaan in verlangen naar
opheffing van jezelf, naar opgaan in eenheid. Dat vind ik dan weer fopgaan.
Tja, als ‘ie zo langskomt, kan ik ’t natuurlijk niet laten.
Op mijn beurt heb ik ook een voorbeeld van zo’n ontmoeting. Gisteravond ¾ ik had jouw bericht dus al enkele malen
gelezen ¾ las ik verder in The Way
of all Flesh (Wordsworth, 1994; oorspronkelijk verschenen in 1903, maar
dertig jaren eerder geschreven) door Samuel Butler. Dat is een naar verluidt
deels autobiografische roman. Her en der komt Butler met een bespiegeling. Hij
heeft het o.a. over een mensenleven. Wat maakt uit, of het succesvol is? De
vraag is, vervolgt Butler, of (pp. 252-253)
the power of accommodation is equal to or unequal to the strain of fusing and adjusting internal and external changes.
Dat blijkt Butler zèlf blijkbaar toch wat te oppervlakkig geformuleerd te vinden. Want hij vervolgt onmiddellijk met kritiek op de logische consquenties:
The trouble is that in the end we shall be driven to admit the unity of the universe so completely as to be compelled to deny that there is either an external or an internal, but must see everything both as external and internal at one and the same time, subject and object - external and internal - being unified as much as everything else.
Even lijkt het erop dat Butler er bij nader inzien geen fundamenteel probleem in ziet:
This will knock our whole system over, but then every system has got to be knocked over by something.
Daarbij laat hij het echter qua radicaliteit. Hij schept inderdaad op zijn beurt ook weer tegenstrijdigheid. Bijvoorbeeld, hoe kan iets dat alles is nog ... omvallen? En is het niet met eenheid in tegenspraak, dat er een a is dat b kan omstoten? Dergelijke vragen ‘gelooft’ Butler wel voor zijn roman. Hij schakelt over op praktisch advies. Daarvoor beveelt hij onderscheid (!) aan:
Much the best way out of this difficulty is to go in for separation between internal and external - subject and object - when we find this convenient, and unity between the same when we find unity convenient.
Het hangt er dus maar vanaf, zegt hij. Waarvan? Van wat ons past. Maar wat geldt als criterium? Hoor eens, beweert Butler impliciet, daarover kan ik geen uitsluitsel geven. Ja, ik weet het, luidt pragmatisch zijn onuitgesproken overgave,
[t]his is illogical, but extremes are alone logical, and they are always absurd: the mean is alone practicable and it is always illogical.
En daar komt het,
[i]t is faith and not logic which is the supreme arbiter.
Enkele zinnen verderop vat Butler samen:
Take any fact, and reason upon it to the bitter end, and it will ere long lead to this as the only refuge from some palpable folly.
Wat ik hiermee allereerst wil aangeven is hoe toepasselijkheid kennelijk
werkt. Relationeel, dus. Mede door onze correspondentie was ik, zeg maar,
geconditioneerd voor de ervaring alsòf Butler mij met die passage toesprak.
Daaruit volgt echter niet dat diezelfde passage ook jou, of wie dan ook, moet
aanspreken, want ... dat hangt er altijd maar weer van af.
Zoals Gibran over “liefde” schrijft, kan je m.i. ook opvatten als zijn
erkenning dat je er hoogstens naar kunt wijzen. Blijkbaar zijn voor de
suggestie van àlles termen populair die sterk(st)e gevoelswaarde dragen.
Liefde, het goede, deugd ... Het bezwaar dat ik ertegen zie, is dat ze daardoor
subiet voor operationele zedenleer onbruikbaar raken. Neem inderdaad liefde.
Het contragram ‘de focus van de liefde is de liefde van de focus’ vind ik
ronduit positief over liefde. Intensiteit enzovoort. En ga zo maar door volgens
het cognitief imperatief, dus de focus van het goede is het goede van de focus.
Inderdaad, de focus van het kwade is het kwade van de focus ...
Als we de “bladzijde” maar groot genoeg nemen, schrijven we allemaal op
dezelfde verder.
43.42
A.
Voor zover ik begrijp wat <klant> wil bereiken met een zgn informatiemakelaar
(IM) moet er van meet aan volgens het perspectief van
vermaatschappelijking van informatieverkeer aan worden gewerkt.
De bijhorende discipline is civiele informatiekunde.
Civiele informatiekunde, of informatieverkeerskunde, hanteert principieel
onderscheid tussen infrastructuur en (zonodig) bijzondere middelen.
De ontwikkeling van IM is een proces dat voor de verhouding infrastructuur :
bijzondere middelen begint met weinig : veel en eindigt met veel : weinig.
Zolang infrastructuur (deels) ontbreekt op externe schaal, moet de
vooralsnog noodgedwongen interne infrastructuur zoveel mogelijk worden
ingericht alsof de externe infrastructuur reeds wèl bestaat.
De infrastructurele insteek is (bege)leidend.
De volgorde van ontwikkeling is (voorts) zoveel mogelijk afgestemd op ¾ het belang van ¾ concrete informatiebehoeften.
Er treedt stellig spanning op tussen infrastructurele insteek en
prioriteitstelling van informatiebehoeften; zo ja, maatregelen variëren van
gewijzigde prioriteit via tijdelijke infrastructuur tot blijvend bijzondere
middelen.
B.
Voor informatieverkeer op maatschappelijke schaal, dus ook voor IM, zijn verschillen
van betekenis geen uitzondering, maar regel.
Daarom is voor IM modellering van betekenisverschillen in samenhang richtinggevend.
Pas op basis van reële verschillen zijn dienovereenkomstige exemplaarpopulaties
met relevante precisie aanwijsbaar.
Het resultaat is een stelselmatig informatiemodel.
Gelet op de schaal van informatieverkeer moet zo’n model veranderlijk, dus
optimaal onderhoudbaar zijn.
Metapatroon is een operationele methode voor modellering van
dynamische betekenissenvariëteit: context èn tijd in
informatiemodellen.
De opgave van informatieverkeer op maatschappelijke schaal is kwalitatief ...
nieuw. Als toepasselijke modelleermethode is Metapatroon eveneens ... nieuw.
Voor IM moeten <klant>-medewerkers dus nog ermee léren werken.
Aldus is het modelleerproces van IM tevens opleidingstraject.
De spanning, ditmaal tussen modellering en opleiding, kan zoveel
mogelijk vermeden worden. Dat lukt met zorgvuldige selectie van deelnemende <klant>-medewerkers,
vooral voor de vroegste fasen van modellering annex opleiding.
Veel tegenwerking komt voort uit goede wil ..., maar het blijft tegenwerking.
Het belang van IM is voor <klant> te kritiek om dat te riskeren.
Information Dynamics kan <klant> helpen met inrichten van het
modelleer-/opleidingstraject (middenweg), met daadwerkelijke opleiding van
<klant>-medewerkers in combinatie met operationele modellering
en met praktische demonstraties van resultaat (zie C.)
C.
De (tegen)druk op vernieuwing valt (verder) te verlagen door vanaf een vroeg
stadium te tonen dat-het-praktisch-werkt.
Met een programmatuurplatform voor Metapatroon kan Information Dynamics
prototypes bouwen volgens stelselmatig informatiemodel.
Vanaf de vroegste fase is eventueel een zgn informatierotonde inzetbaar voor
facilitering van operationeel informatieverkeer tussen bestaande
informatieverzamelingen.
[14 juni 2011]
43.43
Ik bedoel er vooral mee te schetsen dat het om enkele wezenlijke afwegingen
gaat. Als je daarvoor de stelselmatige keuzes treft èn bijhoudt, zit je m.i.
geheid goed.
43.44
Je onderstreept m.i. de noodzaak van “praktische demonstraties.” Als theorie
zijn jouw opmerkingen elders voorlopig helaas onbegrijpelijk, vrees ik, omdat
‘men’ het daarvoor onmisbare referentiekader nog mist. Maar wie weet, als ‘ze’
het gewoon eens zien wèrken ...
43.45
Of ik paranoïde ben? Wie niet, zou ik zeggen. De reële vraag is daarom, hoe
ernstig het is. Nu zegt bijna iedereen over zichzelf dat het wel meevalt. Maar
ik vind het onverminderd een moeilijke tijd. Waar is de ruimte voor
professionele bijdragen aan evenwichtige verhoudingen?
43.46
Dat is het bedrijf van een studiegenoot van mij. Inderdaad, een intelligente èn
praktische man. Ik weet het niet precies meer, maar zeg maar tien jaar geleden
probeerde ik hem voor metapatroon te interesseren. Weliswaar was hij
geïntrigeerd, maar kreeg hij toen zijn hoofd er helaas nog niet omheen. Maar
als de Belastingdienst zaken wil doen, beveel ik je hem graag van harte aan.
Voor samenwerking met mijn bedrijf op basis van metapatroon is hij stellig te
porren.
43.47
Ja, zeker zie ik er iets in! Nu kan het zijn dat ik je tip verkeerd opvat, maar
m.i. precies zo’n inventarisatie nam ik onder de noemer van valse starts op in wat ik je schetste als Metapatroon: handboek stelselmatig informatieverkeer.
Die citaten zijn natuurlijk pas als toepasselijke kritiek herkenbaar volgens
het stelselmatige referentiekader.
O.a. in de handboekafdeling andere methoden/modelleertalen zie je hopelijk waarom ik
“argumenten” voor het meeliften op gangbare aanpak zo lastig vind om te
ontdekken. Dat komt omdat er volgens mij ècht sprake is van een ànder
paradigma.
Via één van de bovenstaande verwijzingen kan je wat verder in het zgn handboek
rondneuzen. Wat ik bedoel met civiele informatiekunde als aanvullende
discipline kan je o.a. lezen in de pv-working papers Civiele
informatiekunde vergelijkenderwijs en Verkeersbegrip
van algemeen belang. Zie bijvoorbeeld ook Civil
information management, a short introduction en, zeer recent nog, Bauhaus
in de informatiemaatschappij. Laatstgenoemd opstel bevat mijn oproep tot
vernieuwing van de (ontwerp)opleiding.
Aan Metapatroon als modelleer‘taal’ heb je (nog) helemaal niets zonder relevant
referentiekader, te weten voor informatieverkeer op maatschappelijke schaal.
Dat kader is m.i. nogal nieuw, althans voor informatiekunde. Daar liggen (dus)
tegelijk hindernis, kans èn noodzaak voor nieuwe opleiding.
43.48
Nogmaals hartelijk dank voor je gastvrijheid. Jij vroeg naar een korte tekst
bij wijze van inleiding tot Metapatroon. Ik hoop dat je er begrip voor hebt,
dat Metapatroon een ànder referentiekader vóóronderstelt. Zeker omdat er nogal
wat nieuw aan is, laat zich zo’n kader uiteraard niet in een spreekwoordelijk
A4-tje verklaren.
In de loop der tijd heb ik wel allerlei pogingen gewaagd om in zo kort mogelijk
bestek, zeg maar, aan te wijzen waar de crux met Metapatroon ligt. Zie
bijvoorbeeld Korte
boodschap over semantische interoperabiliteit. Let wel, dat is en blijft
een tekst(je) om zorgvuldig te lezen. Of wellicht past On
benefiting from Metapattern beter bij jouw voorlichtingsbehoefte. Nog
beknopter is het fictieve vraaggesprek in Do you run an ERP
software company?
In dat genre heb ik talloze teksten geschreven, maar het is natuurlijk gauw
méér van hetzelfde.
Graag maak ik van deze gelegenheid gebruik voor een vraag. Begreep ik je goed,
dat jij je eveneens aanwezige medewerker verzocht jou een concreet voorstel te
doen voor zoiets als een modelleerproject met Metapatroon inclusief opleiding
met expliciete aandacht voor informatieverkeer op zgn stelselschaal (en
zodoende met tevens een blik op het bereik van wat jullie als
informatiearchitectuur beschouwen)?
43.49
Wellicht heb ik het mis, maar ik meen te herkennen dat je door die integratie
een krachtiger model verkrijgt van zoiets als Publiek DomeinDynamiek (PDD).
43.50
Ik ga nog even door met de analyse van Samuel Butler van wat je (niet)
moet weten, kunnen e.d. voor maatschappelijk succes. In The
Way of All Flesh veronderstelt Butler over de man die een bedrijf sterk
deed groeien dat (p. 15)
[p]erhaps his main strength lay in the fact that though his capacity was a little above average, it was not too much so.
Want als iemand met zulk vermogen méér afwijkt van het gemiddelde, wat blijkbaar reeds met het geringste verschil kan gebeuren, is dat zelfs noodlottig voor het materiële gewin plus sociaal aanzien dat Butler bedoelt.
It is on this rock that so many clever people split.
Het kan dus geen toeval zijn dat Butler zijn roman pas na zijn dood liet verschijnen. Hij moet beseft hebben dat lezers zijn verhaal en dus hèm zouden afwijzen. Opmerkelijk genoeg kan de tolerantie voor postuum werk radicaal wijzigen. De roman was toen een groot ... succes. Maar hoe slaag je erin terwijl je nog leeft?
The successful man will just see so much more than his neighbours as they will be able to see too when it is shown to them, but not enough to puzzle them.
Voor het soort succes dat Butler behandelt moet je dus iets kunnen aanwijzen dat weliswaar niemand in je eigen buurt nog ‘zag,’ maar dat iedereen vervolgens nagenoeg zònder inspanning kan ‘vatten.’ Het gaat kennelijk om het minieme zetje om bewust te raken van wat het onbewuste eigenlijk allang ‘wist.’ Voordat Freud zijn psychologische theorie opstelde, schreef Butler (p. 19):
I fancy that there is some truth in the view which is being put forward nowadays, that it is our less conscious thoughts and our less conscious actions which mainly mould our lives and the lives of those who spring from us.
Zeg ook maar dat het voor succes moet lijken alsof de buren zèlf het vermeende andere, het nieuwe aanwezen, enzovoort. Hoed je er daarom voor om iemand het gevoel te geven dat zij/hij een puzzel moet oplossen, beveelt Butler letterlijk aan (p. 15).
People [...] resent being called upon to exert themselves to follow the other.
Tja, daar zegt Butler ook weer zoiets. Die buren hebben blijkbaar de behoefte dat andere mensen ze eenzijdig ‘volgen.’ Dus, wanneer iemand iets tegen ze zegt, zal zij/hij volgzaamheid ook wel van hun verwachten, nietwaar? Maar dat heeft natuurlijk niets met evenwichtige verhoudingen te maken. Volwassen verzoeken tot inschikkelijkheid mikken over èn weer op leren. Succes in de zin van ik-win-jij-verliest levert dat natuurlijk niet op. Dáárvoor
is [it] far safer to know too little than too much.
Onlosmakelijk onderdeel van onwetendheid is natuurlijk ontbrekend besef ervan. Dat maakt domheid zo overtuigend en kennelijk aantrekkelijk om te ... volgen. Dat valt slechts met passende domheid op te brengen, wat verklaart waarom het gemiddelde niveau daalt. Vooruit, daarover nog een uitsmijter van Butler. Hij laat de verteller in zijn roman zeggen dat (p. 300)
[t]he older I grow, the more convinced I become of the folly and credulity of the public; but at the same time the harder do I see it is to impose oneself upon that folly and credulity.
Gelukkig vormt Butlers werk het bewijs dat hij het desondanks probeerde.
Over les gesproken. De crux lijkt mij zelfs dat we helemaal niet bezig zijn om
andere mensen te tonen wat zij niet weten, maar proberen we met voorrang
onszelf ‘wijs’ te maken wat wijzelf niet weten. Voor die eenzame opgave zoeken
we juist geen eenzijdige volgers, maar wederkerig gezelschap.
[zie ook aantekening 43.41]
43.51
Ik moet wat meer tijd voor een serieus antwoord nemen. Wordt vervolgd.
Alvast, ja, prachtig beeld onder de noemer van “dubbel paradoxaal.” Ik denk
daardoor aan 1. de gordiaanse knoop. Als je (lees: een mens, dus ook ik) die
wilt doorhakken, lukt dat blijkbaar slechts met 2. je eigen zwaard. Dat houdt
allereerst o.a. loslaten in zodat je die knoop in elk geval niet alsmaar verder
verknoopt. Vervolgens blijkt die knoop een illusie en heb je nog altijd als een
idioot maar wat staan zwaaien ...
43.52
Onlosmakelijk onderdeel van de opgave is dat we het aparte gereedschap voor
informatievoorziening moeten uitrusten met ‘gedrag’ dat gericht is op ... òns
gedrag.
43.53
Het blijft zo dat we termen m.i. nogal verschillend gebruiken, maar “sleutels
voor object en context” èn “sleutels voor interpretant en metacontext” is
volgens mij toch precies wat ik ook bedoel. De enneadische term voor sleutel is
signatuur, maar de enneade a. maakt geen onderscheid tussen het exemplaaraspect
van context resp. het type-aspect van context (maar ‘ziet’ het allemaal als
type in de zin van ¾ corresponderend
met ¾ gedragsbepalende situatie) en b.
geeft m.i. andere betekenis aan object en interpretant. Maar dat laatste doet
er m.i. niet zo toe, zolang je voor computerverwerking dat onderscheid ad a.
pràktisch wèl maakt ... Dat is dan wat eraan inderdaad “verder gaa[t] dan een
simpele Peirce-triade.” In ander opzicht gaat de enneade m.i. weer verder dan jouw schets, te weten als theorie van de structuur van
semiosis als illusie. Maar dat is dan als het ware onmiddellijke
semiosis, dus op een andere manier juist beperkt, want gedacht zònder
facilitering door apart instrumentarium voor informatievoorziening, ofwel voor
suggestie van object(gedrag) annex illusie. Hoe dat neuronaal, dwz in een
organisch brein, geschakeld is ...? Daarvoor vind ik de enneade een
intrigerende aanzet bieden.
43.54
Natuurlijk ben ik door-en-door gefrustreerd door dergelijke dwingende domheid.
Maar dat helpt helaas niet. Rara, wat wèl? In termen van de theorie van
verspreiding van vernieuwing (Rogers) moet je een zgn kampioen zien te
interesseren. Of dat lukt, zo leert de geschiedenis, blijkt meer geluk dan
wijsheid. Volhouden, maar.
43.55
Volgens mij geeft o.a. het citaat dat je over de darwinistische evolutieleer
opnam principieel te denken over het karakter van je gids. Mik je op basis van
superieure rationaliteit op het absoluut geldige systeem voor verklaring en
bijgevolg voor gedrag? Hmm, ‘kleine’ gids? Of geef je enkele tips ter
versterking van aanpassingsvermogen ...? En besef je daarbij dat je ze slechts
kunt presenteren als lòsse tips. Zo ben ik althans nooit verder gekomen dan
allerlei tips over samenhang noodgedwongen eveneens lòs te geven. Je kunt ze
m.i. hoogstens voorzien van zoiets als relationele suggesties, maar het blijft
dus de vraag wat er door de ànder mee gebeurt. Volgens mij kan je dat de
paradox van de gids noemen. Blijkbaar moet je jezelf als zodanig als het ware
òplossen. Dat scheelt je in elk geval valse volgers.
Op je andere bericht kom ik nog terug. Over samenhang gesproken, het verband is
evident ... Ja, dat kan ik nu wel vinden ...
43.56
En dan ervaar ik bij het lezen van jouw tekst, kijk als jij die paradox zo kunt
aanwijzen, is dat niet het dichtste bij dat je ooit bij synthese kunt komen,
ja, synthese, dat bedoel ik, en ben je dan niet de nagenoeg in het niets
òpgeloste gids-als-persoon als je iemand ànders haar-/hemzèlf aan een
dergelijke ervaring laat helpen, maar wat is je gids-als-tekst op die manier
ànders dan juist de overdrijving van paradox tot zoiets als zijn ... oeps, verdwijnpunt
... en heb je dus zulk loslaten nodig voor synthese die dynamisch is, zodat
elke keer als je een paradox aanwijst je voelt dat je weliswaar nòg dichterbij
wilt komen maar dat het niet kàn lukken, waardoor het maar de vraag is of dat
noodlot mag heten als het gewoon zo is en beschouw het daarom ook niet als
worsteling, maar doe het netzo gewoon, nou ja, als je het wilt kunnen volhouden
noem het spel oid. en als je tòch bezig bent, waarom zou je het op luttele
dimensies houden, elke keer dat je op een paradox stuit, sterker nog, elke keer
dat je een paradox schept, weet je dat je vèrder kunt met je spel, mits je dáár
waar je aangekomen ‘dacht’ te zijn weer genoeg loslaat ...
43.57
Ik weet niet of je iets hebt aan de volgende tip, of wie weet doe je het sinds
jaar en dag al op zo’n manier, maar als ik zulke prachtige teksten geschreven
had zou ik ze als columns toevoegen aan wat allemaal op mijn website staat. Je
schrijft dan vooral voor ... jezelf, maar als je eerlijk bent wist je
natuurlijk allang dat je het vooral daarmee/-voor moet doen. Wat je zo
vermijdt, en dat is mooi meegenomen, is dat je een dergelijke tekst stuurt aan
iemand die juist zijn best doet om je af te poeieren. Erken frustratie als
terechte emotie, maar probeer het niet èrger te maken voor ... jezelf. Om er
òmgekeerd zelfs frusgratie van te maken, is meestal overigens te hoog gegrepen,
maar wie weet ... Nee, deze verhaspeling vind ik géén parodisme.
Mijn idee is dat we daar via de associatie met één of ander gereedschap niet
verder komen. Sterker nog, er bestaat daar m.i. geen werkelijke interesse om
ons verder te láten komen. Ofwel, als wij onszelf niet met enig gereedschap
associëren, doen zij het wel als gemakkelijke fopvatting.
Wanneer we nog iets willen ondernemen, moet dat volgens mij opnieuw gericht aan
de gemeentelijke CIO. Ik zou hem dan een berichtje sturen dat we een prettig,
informatief gesprek hadden met zijn zgn programmamanager, blablabla. Daarin was
ons (dus) gauw duidelijk dat ons idee voor een concrete oplossing voor
documentaire informatievoorziening niet opportuun is (en wat wij met
“opportuun” bedoelen mag hij zèlf bedenken). Maar goed, zo zou ik aan de CIO
verder schrijven, tijdens het vervolg van dat gesprek kregen we de indruk dat
een lastig obstakel voor succesvolle informatievoorziening eruit bestaat dat er
geen expliciete aanpak gevolgd wordt die voor de gebouwde omgeving bekend staat
als door-de-schalen-heen. Tegenwoordig is de schaal van het informatieverkeer
immers maatschappelijk. Zolang we (lees uiteraard: zij) daarvoor voorzieningen
blijven treffen die ooit voor de schaal van een apàrte toepassing voldeden,
zijn we zelfs contraproductief bezig. Dat moet dus kwalitatief ànders. Als we
daarover eens een vervolggesprek kunnen hebben met hem, die ene
programmamanager en/of wie hij er verder bij wil halen, graag. Dat zou dan
prima lukken in de vorm van zoiets als een workshop tijdens een middag.
Nou ja, zoiets ... Dat heeft geen haast, want de vakantieperiode voor
overheidsorganisaties loopt van midden juni tot midden september.
43.58
Ik wilde uitgebreider ingaan op je bericht. Inmiddels ging er andere
correspondentie overheen waarin ¾ hoe
kan het ànders? ¾ we al voortborduurden
op wat jij “dubbel paradoxaal” noemt. Als het zelfs maar een beetje klopt dat
elk teken een verzoek tot inschikkelijkheid is, kan het inderdaad gauw gebeuren
dat een teken weerstand oproept die weer leidt tot rationalisering. Zo kan de
projectie ontstaan dat de ànder zich arrogant, superieur gedraagt. Sterker nog,
als het een onbetamelijk verzoek betreft, is dat ook zo! Nu krijg ik
die associatie bij/door Butler niet. Want ik vind zijn analyse ronduit raak en
ben een liefhebber van, precies, die arrogante, door-en-door engelse
uitdrukkingswijze. Over projectie gesproken, ik meen erdoorheen te kunnen
kijken en herken dan juist iemand die iets met zijn angst probeert te doen.
Daarmee voel ik me solidair. Als ik dat, zoals jij doet, diens “projectie van
inferioriteit” zou noemen, krijg ik dat stellig minder. Maar goed, mijn
interpretatie van Butler in het bijzonder doet er niets aan af, dat ik tijdens
menige communicatie ervaar wat Butler bij jou dus wèl oproept. Zo krijg ik de
kriebels van oosterse goeroes. Maar is dat wel reëel? Vooruit, in de nabije
kringloopwinkel was een tijdje geleden de materiële drempel wel erg laag. Voor
een halve euro kocht ik het boek The Tantra Experience:
Discourses on The Royal Song of Saraha (1978) door Osho. Af en toe lees
ik een stukje. Ik vind het nuchtere verhalen, prima dus. Ik let er maar niet te
veel op dat Osho de onvermijdelijke tegenstrijdigheden door taal als het ware
probeert te absorberen door ¾ uiteraard
weer, verklaringen over ¾ niet-leidend
... leiden. Ik voel me ook helemaal niet door hem geleid. En ik zou ook niet
weten hoe hij die paradox anders kan bespelen. Nogmaals, hij beweert (verder)
allerlei zinnigs. Maar inderdaad staat ook daar nergens zoiets als hèt laatste
woord. Dat bestaat dus niet. Wat kan ik er verder over zeggen ...? Dat blijkt
altijd nog genoeg om bezig te blijven.
[zie ook aantekening 43.50 en aantekening 43.51]
43.59
Ja, ik vroeg of zij een exemplaar van háár bundel voor jou kon missen. Ik kocht
eerder een exemplaar, was ervan onder de indruk, nam daarom contact met haar op
en ben ook erg blij dat zij een bijdrage schrijft. Ik waag allereerst te
veronderstellen dat Cognitive Architecture jou
ook aanspreekt, vandaar. Maar ik heb een bijbedoeling met dat verzoek of zij
jou een exemplaar wilde sturen ... In de vermomming van redacteur hoor je nog
wel eens wat. Zo ving ik op dat haar instituut, Delft School of Design, in
universitaire bureaucratisering vermalen dreigt te worden. Wie weet zijn daar
prima redenen voor, maar ik ben juist onder de indruk van DSD. Dan doet iemand
eens iets vernieuwends en dan is het wéér niet goed! Heb jij daar wellicht via
Ontwerp & Politiek of anderszins enig zicht op? Zeg ook maar dat ik het
mijzelf zou verwijten, als ik geen poging gewaagd had om dit signaal te geven.
43.60
Haha, zou Osho dan niet zeggen dat het er niet toe doet dat jij hèm “goed
ken[t],” maar jezèlf moet leren kennen ...? Tja, voor open goal, nietwaar? En
heb ik je niet allang opgelepeld wat ik ergens als het spreekwoordelijke
oud-chinese gezegde las? Dat luidt: Als een dwaas naar de maan wijst, kijkt hij
naar zijn vinger. Over problemen om aan werk te komen gesproken, het zgn consortium
Essence kijkt typisch naar de wijsvinger. Daarvoor strijkt het ook nogeens
forse subsidie op. Dat is m.i. onterecht, in juridische zin zelfs onrechtmatig,
maar ja, hoe krijg je een klacht erover ontvankelijk? Overigens hoef ik helaas
niet bang te zijn om potentiële klanten met zo’n klacht te vervreemden. Want
onder invloed van Essence raakt hun neiging versterkt ook louter naar de
wijsvinger te kijken. Wat innovatiesubsidie heet ... belemmert dus innovatie.
Zonder oriëntatie op de maan (lees: stelselmatig informatieverkeer) wijzen ze
met die vinger intussen op hun voorhoofd ten teken dat ik gek ben. Kortom, geen
opdrachten voor Metapatroon.
43.61
Iets anders dan een gevoel dat daar wellicht iets misgaat heb ik niet, maar ik
zie het graag als mijn burgerplicht dat op diplomatieke manier met je te delen.
43.62
Mag ik toch even? Een passage die mij vanwege mijn informatiekundige
grondslagenwerk opviel is: “Knooppunten en clusters daarvan zijn altijd ook
weer verbonden met andere netwerken waarin ze een andere rol kunnen spelen. De
aard van de verhoudingen binnen een institutioneel netwerk is onder andere
bepaald door de functie waar het knooppunt zich mee bezighoudt.” Als socioloog
ben juist jij vertrouwd met het situatiebegrip. Welnu, een knooppunt functionerend
in allerlei netwerken vind ik algemener in ‘mijn’ ;-) termen een object met
gedragingen in allerlei situaties. Wat ik ontwikkelde is een
beschrijvingsmethode (Metapatroon) voor die verschillende gedragingen ... in
samenhang.
43.63
Dank je wel dat je ’t me vraagt, maar natuurlijk, èrg graag “doorsturen:” On
benefiting from Metapattern. En “tegenvallen” went blijkbaar nooit,
gelukkig maar, want daarom houden we vol. Dus ik verwacht er wel degelijk veel
van ...
43.64
Hierbij bevestig graag ontvangst van je tekst. Ik beschouw ‘m als je
definitieve manuscript. Wat mij betreft heb je er genoeg “inspanningen” voor
geleverd, hartelijk dank! Maar nu komt het, ;-) daarvoor moet je ajb niet teveel
schrikken van wat ik er eindredactioneel aan voorstel te wijzigen. Ik ben er
‘gewoon’ aan begonnen en merkte dat de slagkracht van je tekst m.i. behoorlijk
valt te vergroten. Ik doe/verander dus helemaal niets aan je opzet, maar bewerk
wèl nogal grondig allerlei details. Nou ja, daar is een eindredacteur ook voor
en je moet maar kijken of je het ermee eens bent (en jouw eigen oordeel is
uiteraard maatgevend, want het is en blijft jouw tekst). Op deze manier ben ik
er overigens nog wel even mee bezig, maar verwacht je toch binnen enkele dagen
de versie terug te sturen zoals ‘ie naar mijn idee jouw boodschap het beste
toont (en daardoor een belangrijke bijdrage aan de bundel levert). Ik ben erg
blij dat je een hoofdstuk voor de bundel schreef, nogmaals veel dank.
43.65
Die term gebruikt o.a. Charles Peirce. Hij stelt dat drie onderling
onlosmakelijke elementen karakteristiek zijn voor semiosis (wij zouden
tegenwoordig zeggen: cognitie). Mijn claim to fame is overigens ;-) dat ik zijn
schema verfijnde tot negen elementen, uiteraard netzo onlosmakelijk. En dat
uitgebreide schema, de semiotische enneade, vormt dan de grondslag om
informatieverkeer eenduidig in te (kunnen) richten ongeacht de schaal:
Metapatroon. Dat is inderdaad best lastig te begrijpen, maar anders werkt het
domweg niet (zoals iedereen allang kan zien, maar waaraan verder niemand nog
consequenties verbindt). In het algemeen kan je gerust zeggen dat irreducible
een betekenis draagt die gelijkwaardig is aan systematisch e.d.
43.66
De informatieruimte, het kenobject van de
informatiekunde (in: .ego, jaargang 10,
editie 3, juli 2011) is weliswaar een nieuw artikel, mooi beknopt zelfs, maar
volgens mij houdt Jaap van Rees zijn theorie van informatieruimten ongewijzigd.
Eén van de bochten die hij (dus) veel te kort neemt, sterker nog, waar hij
volgens mij meteen al uitvliegt, betreft zijn impliciete associatie van
informatieruimte met actor. Zoals ik het begrijp, verkeert de actor in
zijn eigen informatieruimte ..., terwijl ik uit àndere passages juist òmgekeerd
opmaak dat een informatieruimte onderdeel van een actor is ... Dankzij
Metapatroon heb ik geen moeite met wisselingen van perspectief, maar ze moeten
èxpliciet herkenbaar (gemaakt) zijn. De beperking komt o.a. tot uitdrukking in
de behoefte aan vaststelling van een, zelfs hèt kenobject voor informatiekunde.
Ik beschouw het als contraproductief; informatiekunde is m.i. geen discipline
voor alsmaar verfijndere ontleding van zo’n object. Daarentegen telt waaraan
informatie onlosmakelijk bijdraagt. Gedrag, dus. Voilà, actor. En zo kan,
respectievelijk moet je doorgaan. Waaraan draagt een actor onlosmakelijk bij?
Je mag ophouden met zulke vragen, althans voor positionering van
informatiekunde, zodra je meent voor informatie de behapbare grens van interdependentie
bereikt te hebben. Die grens kan overigens veranderen, precies, juist door ...
informatie. Explicitering van actoren toont voorts dat “geneste
informatieruimten” gauw problematisch zijn. Wellicht zie ik het helemaal
verkeerd, maar feitelijk doet Van Rees in één moeite door de bewering dat
actoren aldus hiërarchisch kunnen ‘bestaan’ volgens een absoluut geldig
verband. Dat valt met situationele variëteit, zeg ook maar stelselmatig
uiteraard niet vol te houden. Een gemiste kans voor abstractie vind ik een
onderscheid dat hij wèl maakt, te weten tussen waarneming 1. van een andere
informatieruimte, dus via het zgn toonvenster aldaar en 2. “met het oog op de
wereld.”
Met dit commentaar schrijf ik voor jou toch niet in raadsels?
43.67
Het lijkt me behoorlijk suf om het eigendom van zo’n domeinnaam aan de
beheerder te laten. Hoe gaat dat bijvoorbeeld als je opnieuw (Europees) moet
aanbesteden?
43.68
Meer in het algemeen zit er m.i. maar één ding op. Voordat je ergens zoiets als
eigendom van met bijbehorende verantwoordelijkheid over aanvaardt, laat je er
een procedure op los. Noem ‘m “zorgvuldig” oid. en niemand mag ertegen zijn. Of
Logius dat nog altijd doet, weet ik niet, maar toen GBO.Overheid, dus ook een
“nieuwe organisatie,” begon was dat precies wat ze daar deden met ‘producten’
die Ictu ontwikkeld had; GBO.Overheid nam ze pas in beheer na zo’n toetsing ...
als het resultaat positief was. Prima! Weliswaar dwalen we wat af van de
directe aanleiding tot deze correspondentie, maar wellicht kan je je licht eens
bij Logius opsteken voor die procedure. Anders dreigt het gevaar dat je
inderdaad door jan en alleman gretig met allerlei narigheid opgezadeld raakt,
zodat je aan je èchte werk niet eens toekomt.
43.69
Zo ontstaat weleens gelegenheid voor een welgemeend adviesje ... Tja, als ze
niet passen op wat ze overgedragen krijgen, lijkt mij dat zelfs dubbelsuf. Dat
oordeel heb ik hem echter niet willen meedelen.
43.70
Zoals jij “waarnemingen” indeelt, is m.i. precies hoe ik een algemenere
opvatting erover voorstel. Weliswaar is, zeg maar, funderend, wat jij ad 1
aangeeft. Maar gelet op de recursiviteit ad 2 is het reuze pràktisch ¾ willen we de domme snelheid van computers
benutten, of niet? ¾ om dat
eerstgenoemde waarnemingstype te poneren als randvoorwaarde, noem het wat mij
betreft nulwaarneming oid, voor die recursiviteit als stelselmatige structuur.
Ik moest weer denken aan Beeldenstorm
in de informatiemaatschappij.
Volgens mij heeft hij averechtse eerbied voor bouwkund(ig)e. Het lijkt alsof
hij ooit zijn idee van informatiekunde erop projecteerde, die projectie
vervolgens vergat en wat resulteerde als zijn idee van bouwkunde allang
normatief beschouwt voor informatiekunde. Zo komen we inderdaad voor bouw- noch
informatiekunde verder.
Ook voor een fysieke ruimte is het natuurlijk onzin om ‘m samenvallend te
verklaren met een actor. Zo mag je best iets een teamruimte noemen. Dan is het
zoals jij m.i. terecht stelt. Daarin worden nog altijd individuele mensen
geacht zich te gedragen als teamleden. Een team als zodanig is geen actor.
Maar ook voor een individu geldt niet als vruchtbare veronderstelling dat z/hij
tegelijk een bepaalde ruimte is, laat staan dat zo’n verhouding één op één
bestaat.
Tja, misschien zijn jij en ik wel gek. Daar probeer jij achter te komen met
verzoek aan zijn adres tot discussie. Wat is het, dat hij daarop nooit ingaat?
Ik sluit niet uit, dat hij meent dat wij ... gek zijn en hij daaraan toch niets
kan veranderen.
43.71
Oh nee, kan dat niet, een gewoon woord monopoliseren? Moet jij eens proberen
[dat] voortaan als ‘Windows’ te slijten ... Maar in jullie geval bestaat
natuurlijk helemaal niet de bedoeling van welke inbreuk dan ook (hoewel ik voor
jullie leverancier van beheerdiensten mijn hand nog maar even niet in het vuur
steek; daar zullen ze toch geprobeerd hebben de domeinnaam met nl-extensie
geregistreerd te krijgen?). Nu je met die naam een bron van eventuele
verwarring op het spoor bent, moet je m.i. ‘gewoon’ contact (laten) opnemen.
Vroeg of laat kom je daar toch uit, dus dan maar zo vroeg mogelijk. Dan zijn ze
stellig blij dat je zo netjes bent dat initiatief prompt te hebben genomen en
kan je een expliciete afspraak maken. Wie weet vinden ze het prima om een link
naar de website met “jullie” [diensten en producten] op te nemen, als jullie
het omgekeerde ook doen. Daarvan wordt je allebei beter, lijkt mij. En met je
“lastige opmerkingen” maak je uiteraard je naam van “kwaliteitsinstituut” waar.
43.72
De term “eindoordeel” klinkt nogal zwaar. Maar we zijn er ook niet door voor de
bundel, bijvoorbeeld in het colofon, te verklaren dat auteurs geheel
aansprakelijk zijn voor de inhoud van hùn respectievelijke hoofdstukken. De
samenstellers (waartoe ik ook behoor, maar hij is de baas) dragen natuurlijk
ook ‘een’ verantwoordelijkheid (hoewel ik niet precies wet wat die ‘inhoud’t).
43.73
Intussen en tussendoor ben ik bezig, zoals je suggereerde, met een
metapatroonmodel van jullie Yupta-raamwerk. Inderdaad interessant! Dat vordert
ook vlot, waarbij het natuurlijk maar de vraag is of ik dat raamwerk eigenlijk
wel begrijp. Wordt vervolgd.
43.74
Maar je begrijpt hopelijk dat “meer gebruikelijk” bij mij als ontwerper niet
als argument aankomt. Je kunt niet om iets nieuws heen, als je op een
vertrouwde manier alsmaar vastloopt.
En zo gaat deze correspondentie wezenlijk over standaardisatie. Precies, ze, ik
bedoel nu dus standaarden, moeten “leven” faciliteren. En bij veranderlijk
leven horen o.a. veranderlijke standaarden. Je moet er zo nu en dan mee durven
experimenteren.
43.75
Bedankt voor je aankondiging van nieuwe aantekeningen. Ik kijk regelmatig op je
website, eerder vandaag nog. Was al ongerust. Zelf houd ik mijn aantekeningen
‘achter’ totdat de verdere koers voor ‘de zaak’
duidelijk(er) is.
43.76
Het blijft me te lang stil daar ... Ik zag een kans om het over “metapatroon
centraal” te hebben. Dat is een woordspeling die hij wel kan waarderen, en wie
weet neemt hij de inhoud van het bericht dan serieus.
43.77
Je zult wel iets ànders aan je hoofd hebben, dacht ik. Maar nu gelukkig toch een
nieuwe lichting aantekeningen. Je wast links en rechts wat mensen de oren. Wat
is het toch heerlijk om een emailbericht te schrijven in de zekerheid het nog
een heel leven als aantekening vóór zich heeft.
43.78
Mee eens. Als x beweert een centrale plaats aan y toe te kennen, bedoelt x
stellig (verdere) marginalisering van y. Daar kom je gauw achter door als
etiket een logisch equivalent voor te stellen. Dus niet ‘y centraal,’ maar ‘x
marginaal.’ Nee, zegt x, als z/hij van woede überhaupt nog iets kan uitbrengen,
zó is het natuurlijk niet.
43.79
En als het mag ... wil ik ook wel wat strategische opmerkingen kwijt nav. de,
zeg maar, certificatencrisis. Dat onderstreept de noodzaak van civiele
informatiekunde.
43.80
Henk J. de Vries schreef als co-auteur een m.i. kraakhelder boek over
normalisatie/standaardisatie. Ik heb werkelijk geen idee hoe groot de
(financiële) bijdrage zou zijn om een verse editie te laten verschijnen. Ik
moet me al sterk vergissen, of dat gaat je reuze meevallen. Maar ik stel dus
voor dat je dat verkent. Wie weet kan je enkele partijen bijelkaar brengen,
zoiets als een consortium dus. ;-) Bijvoorbeeld, gun ECP-EPN een kans ... En zo
zijn er m.i. nog talloze 'gegadigden' voor sponsoring. Hoe dan ook lijkt het me
nuttig en interessant als jij eens met hem (verder) praat.
43.81
Je nieuwste column is alweer niets ... nieuws. Maar zelfs voor zulke oude koek
zwichten de zwijnen niet.
43.82
Dan laten we Willen
de echte basisregistraties ...? als extra hoofdstuk voor de bundel maar
zitten, want voor “aanzienlijke bewerking” is geen tijd meer. En over “moeite
met de toon” wil ik het trouwens wel eens principieel hebben. Je kunt iets of
iemand wel “lastig” vinden, zoals je herhaaldelijk doorgaf ¾ namens wie precies, eigenlijk? ¾ over mijn communicatiestijl, maar dat mag
je niet verwarren met wat juist verantwoordelijk gedrag is, dus inderdaad soms
confronterend om tot opbouwende oplossing te komen. Dat is een kwestie van
beroepsethiek. Op mijn beurt vind ik mensen “lastig” die er aan-toon-baar een
zooitje van maken. Dat gebeurt door Essence dus al enige tijd met Metapatroon.
Dáárover hebben we het vanmiddag, toegespitst op de eigen ...
verantwoordelijkheid van Forum Standaardisatie.
[nv]
43.83
Het is een klont modder op een vlaggenschuit. ... En het mooie van een zgn
zoekmachine is dan weer, dat ik binnen een tel ontdekte dat ik met zo’n
omkering niets origineels zei.
43.84
Nee, nooit van gehoord, maar ik kwam met zijn naam als zoekcriterium uit op de
zoveelste tekst die m.i. verraadt dat ook hij vergeet terùg te denken naar
wereldbeeld, dáár de sprong te wagen en pas dàn weer dóór naar o.a.
instrumentatie. Het is weliswaar reuze slim bedacht, maar nog niet wijs. Als je
nòg meer vijanden wenst, moet je zulk commentaar geven. Vergeet het ajb. Er
blijft helaas altijd genoeg over om je over op te winden.
43.85
Het lijkt me dat we vooral moeten kennismaken. Dus juist allereerst iets leren
van wat zij als bedrijf doen. Ik heb het gevoel dat we overzicht missen. Zo
stuitte ik onlangs op een boekje uit 2003 over Het
Digitale Huis. Dat blijkt nog altijd ‘actief.’ Nooit van
gehoord, maar dat komt reuze bim-merig over, inclusief een plekje voor Stabu
... Als dat bedrijf ook bij die ontwikkelingen betrokken is, of juist niet, is
dat m.i. nuttig om gauw te weten.
Wat wij ‘willen,’ moeten we volgens mij bescheiden insteken. Mijn idee is in
elk geval om een, zeg maar Stabu-bestektoepassing functioneel zo òngewijzigd
mogelijk te laten werken op een informatieverzameling volgens ¾ dus ònder de ‘motorkap‘¾ metapatroonstructuur. (Pas) als dat lukt,
gaan we integratie op die basis onderzoeken. Volgens mij komt dat op hetzelfde
neer als wat jij schetst.
43.86
Over hun eventuele steun voor de volgende editie van je normalisatie-handboek
zei ik dat het helemaal mijn suggestie is (wat ook klopt); ze mogen niet denken
dat jij ergens om bedelt (wat immers niet klopt). Vrij naar het Frans, blijven
kloppen ...
43.87
In jouw geval zou je er m.i. geen moeite in moeten steken. De “ontwikkelingen”
verlopen loopt kennelijk onder invloed van machten die jouw kracht te boven
gaan.
43.88
Met de door jullie geaccordeerde versie van het gespreksverslag is de opsteller
ervan nu aan de beurt, maar ik kon mijn nieuwsgierigheid uiteraard niet
bedwingen. Daarbij merkte ik in enkele feitelijke onjuistheden op. Omdat de
opsteller ze m.i. onmogelijk op het spoor kan komen, doe ik hierbij meteen maar
een voorstel om de passage in kwestie te wijzigen. Want allereerst geef je me
veeeel te veel eer. Wat ik deed en doe is voor inrichting van
informatievoorziening ‘slechts’ voortborduren op het inzicht dat betekenis
contextafhankelijk is. Dat idee had op z’n laatst Aristoteles al. Verder ben
ik, sinds 1986 alweer, primair ondernemer (wat ook verklaart waarom het
consortium Essence naar het oordeel van mijn bedrijf Information
Dynamics BV een ernstig zakelijk geschil veroorzaakte door Metapatroon
¾ dat als modelleermethode dus wèl
nieuw is ¾ te plagiëren; maar goed, dat
hoeft hier niet allemaal ter sprake te komen). En het genoemde boek is niet
mijn proefschrift. Intussen ben ik natuurlijk wel degelijk zeer vereerd door
jullie vermelding van mijn (levens)werk. Mijn voorstel luidt daarom:
Uitgangspunt bij gangbare modelleermethoden is dat begrippen eenduidig gedefinieerd kunnen, zelfs moeten worden, en dat die betekenissen elders kunnen worden hergebruikt. Van filosofie tot en met taalkunde is echter allang bekend dat betekenis wisselt met context. Een Nederlandse ondernemer (en wetenschapper, tevens mede-samensteller van deze bundel), Pieter Wisse, heeft met Metapatroon een formele modelleermethode ontwikkeld voor betekenissenvariëteit in digitaal informatieverkeer. Verschil is regel, met zonodig tevens expliciete samenhang tùssen de verschillen. Dat werkt volgens zgn contextuele verbijzondering.1
Voetnoot 1: In deze bundel toont het hoofdstuk door Peter Waters, VN kiest voor Nederlandse I-pass (hoofdstuk 17), een reeks informatiemodellen die met Metapatroon zijn ontworpen.
Zo’n voetnoot zou ik als eindredacteur daar sowieso toevoegen om de lezer nuttige richting te wijzen. Daardoor kan in het gespreksverslag ook het boek [Metapattern: context and time in information models] onvermeld blijven. Want ineens een boektitel staat, vind ik opnieuw als zo mogelijk ‘onpartijdige’ eindredacteur toch een beetje raar, gekunsteld in zo’n verslag. In Peter Waters’ hoofdstuk staat uiteraard wèl de relevante literatuurverwijzing. Verder bespeel je met die voetnoot de verwachting van de lezer. Z/hij hoeft het daardoor niet meer precies te weten wat je oppert. Je kunt ook onmogelijk in luttele woorden uitleggen waartegen bijna iedereen nog aanhikt.
43.89
Het was inhoudelijk een moeilijk, fascinerend ‘project’ en het is tijd voor een
streep ter markering van de afgelegde etappe. Ikzelf meen dat we er met de
bundel boven verwachting in geslaagd zijn om de noodzakelijkerwijs kwalitatieve
draai aan interoperabiliteit op maatschappelijke schaal (h)erkenbaar te krijgen.
In strategisch opzicht vind ik het een belangrijk resultaat! En met zo’n bundel
heb je in één moeite door advies èn draagvlak (om te beginnen met enkele van de
auteurs).
Dank je wel voor de gelegenheid deze bijdrage te leveren.
43.90
Beste redactie Opinie,
Hierbij bied ik u onderstaande tekst aan ter plaatsing als ingezonden brief. Voor inlichtingen voor een eventueel artikel door één van uw redacteuren is z/hij uiteraard welkom.
Stop!
De Algemene Rekenkamer oordeelt erg mild, zoals trouwens wel vaker. “Effecten van miljarden euro’s voor stimulering van innovatie zijn onduidelijk” luidt de samenvattende ondertitel van het artikel “Rekenkamer kritisch over innovatie” van redacteur Cees Banning in NRC Handelsblad van 29 september jl. Helaas zijn mijn ervaringen volstrekt duidelijk. Overheidsorganisaties hebben samen met enkele van hun ICT-leveranciers een consortium gevormd. Dat heeft met nog eens extra staatssteun de innovatie Metapatroon door mijn bedrijf Information Dynamics BV te Voorburg nagebootst. Het effect is zelfs extra averechts omdat de deelnemers eigenlijk niet snappen waartoe die innovatie kan dienen. Om te beginnen is zo’n marktverstorend consortium niet toegestaan, laat staan dat overheidsorganisaties er actief aan mogen meedoen. Of begrijp ik op mijn beurt niets van o.a. de Nederlandse Mededingingswet en het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie? Verder bedraagt alleen al in geld de, voor zover ik kan nagaan, onrechtmatige staatssteun 425.000 euro’s op een budget van 500.000 euro’s. Luxe, hoor, maar dat is dus allemaal weggegooid. Nou ja, voor de bedrijfsdeelnemers aan dat consortium natuurlijk niet want dankzij de ruimhartige subsidies drukken ze Information Dynamics uit de markt ... nota bene zònder te innoveren. Maar wie innoveert er dan nog? Indien mijn ervaringen maatgevend zijn, moet de regering het stimuleringsbeleid juist stopzetten. Daardoor staan de profiteurs acuut droog en laten ambtenaren zich ook niet langer door hen verleiden tot het bevorderen van gevestigde belangen met stagnatie van dien.
Dr. ir. Pieter Wisse
[aan NRC Handelsblad verstuurd op 29 september 2011]
43.91
Je hoeft je er ook weer niet te veel zorgen over te maken. De kans op plaatsing
lijkt me klein. En “snel” kom ik met deze boodschap zeker niet, vind ikzelf,
want ik wachtte al lang op een gelegenheid ervoor. Ja, dan moet de reden wel
herkenbaar zijn voor de redacteur die beslist over plaatsing van zo’n
ingezonden brief.
43.92
Zojuist kreeg ik een bericht van de redactie Opinie van NRC
Handelsblad:
Dank voor toezending van uw brief.
Ik heb hem ter informatie doorgestuurd naar Cees Banning.
We plaatsen hem echter niet. U geeft een interessante aanvulling bij het
bericht over het Rekenkamerrapport. Maar zoiets moet toch uitgezocht worden
door een redacteur. Misschien hebt u helemaal gelijk, maar er zal iets van
wederhoor moeten plaatsvinden.
Of wij hierop verder gaan, laat ik aan de verslaggeverij over.
Mijn antwoord:
Dank u wel voor uw reactie. Wanneer uw redacteur e.e.a. gaat uitzoeken enzovoort juich ik dat natuurlijk helemaal van harte toe. Als u me een suggestie veroorlooft, daarbij kunt u overigens ook denken aan uw redacteur Bart Funnekotter omdat er in dit geval m.i. tevens sprake is van onderzoeksfraude (waarover Funnekotter op 8 september jl. schreef ivm ‘de zaak’ Stapel). Nogmaals, tot nadere inlichtingen zeer gaarne bereid!
[30 september 2011]
43.93
Met excuus voor dit vertraagde antwoord, nog wat bundelloodjes ... Dat gaf me
overigens de gelegenheid op jouw wedervraag te sudderen. Omdat ik tot vlak voordat
(bijna) alle bijdragen aan de bundel ‘binnen’ waren uiteraard niet wist welk
het karakter de Inleiding zou moeten krijgen, rekende ik met alternatieven. Het
belangrijkste alternatief dat ik al vroeg zag, was om de Inleiding ook weer
samen te stellen ... met passages uit mijn correspondentie met de auteurs. Bij
nader inzien vond ik dat niet passend voor de bundel, maar voor die eventuele
toepassing heb ik relevante passages dus wel degelijk verzameld. Als ik het
zelf mag zeggen, daar zit behoorlijk wat interessants tussen. Want om auteurs
uit hun tent te lokken voor een toekomstbeeld suggereer ik her en der waar het
volgens mij ‘naartoe moet.’ Tja, als je “nog een potje heb[t],” is het wellicht
een idee om een extra, dun boekje uit te geven. Dat kan dan The making of ...
oid heten. Veel werk vergt dat niet meer.
43.94
Mijn ervaring met hem is dat hij het gooit op mijn “informatie-achterstand,”
maar gelukkig is hij dan zo goed om me “bij te praten.” Zie ook fopvatting.
Mei - september 2011, webeditie 2011 © Pieter Wisse