Metapatroon > stelseltaal > andere methoden/modelleertalen
[A]llereerst [verdient] de vergelijking van wereldbeelden (lees ook: ontologieën, maar dan ajb in filosofische betekenis) volle aandacht. Zeg maar logisch atomisme versus situationele interdependentie. Op wat inmiddels reële schaal van informatieverkeer is, schiet logisch atomisme tekort. Je zadelt jezelf dan ook met een nodeloze handicap op, indien je een bijbehorende modelleermethode blijft gebruiken. In termen van (knoop)punten en (verbindings)lijnen valt uiteraard altijd een vormelijke vertaling te bereiken, maar als situationele interdependentie nu eenmaal de regel is op heuse stelselschaal, moet je niet te lang een op z'n gunstigst suboptimale methode meeslepen.
Het is een grove misvatting om Metapatroon louter als vervanger van oudere modelleertalen te zien. De discipline verandert kwalitatief door een à nder idee van informatiemodellering[.]
in: Andere informatiekundige opgaven, dus andere opleidingen
Volgens het beginsel van contextuele verbijzondering [biedt] Metapatroon [een] methode voor informatiemodellering met passende variëteit. Maar waarom iets nieuws? […]Tot dusver gangbare modelleermethoden vertonen […] een gebrek aan uitdrukkingsmogelijkheid van meerwaardigheid. [… D]ie heersende methoden [vormen] aldus een principiële belemmering voor betekenisordening inclusief onvermijdelijke onverenigbaarheid van componenten.
De vraag is ook normaal, bijvoorbeeld, hoe contextuele verbijzondering zich verhoudt tot modelleermethoden die kleinschaliger mikken.
in: Korte boodschap over semantische interoperabiliteit
Metapatroon kent kwalitatief à ndere aannames. Dat maakt directe vergelijking met eerdere methoden voor informatiemodellering dus problematisch. Wie Metapatroon binnen dergelijke referentiekaders probeert te begrijpen, raakt in de knoop. Dat is logisch, want Metapatroon bedoelt nu juist die kaders te verruimen.
De rest van de wereld zoekt de oplossing voor het probleem van
verspreide, verschillende informatie nog altijd feitelijk onder de
noemer van syntax. […] Zolang je ontologie tot een bepaald domein
beperkt houdt, trek je zo'n grens feitelijk om daarbinnen verder geen
last te hebben van meervoudig gedrag (dus van een bepaald object in
verschillende situaties). Zulke reductie tot enkelvoudigheid staat je
vervolgens toe om het zgn betekenisvraagstuk met louter syntactische
middelen aan te pakken. Want het semantische probleem is
wèggedefinieerd door absoluut geldige betekenis van 'iets' in
het domein in kwestie.
Gelet op de globale schaal van verbindingen zijn geïsoleerde domein
ontologieën achterhaald. Er is behoefte aan - één methode,
Metapatroon dus, voor - ontologie voor interdependentie (zie
Ontology for interdependency).
Gangbare methoden zoeken[, als het al gebeurt,] nog naar een oplossing voor variëteit ‘door er contextuele betekenis aan toe te voegen.’ Met zulke toevoeging gebeurt specificatie echter precies aan de verkeerde ‘kant.’ Volgens Metapatroon zit context daarentegen niet in de entiteit, het object, of hoe je het maar noemen wilt, maar eromhéén. Context of, beter gezegd, situatie is geen gevolg, maar oorzaak van waarop je zicht wilt verkrijgen, te weten gedrag. Steeds een context moet je daarom niet òm het totale object zien, maar slechts om het gedeelte dat zich dienovereenkomstig gedraagt. Dat is toch veel … logischer?! Voor een overzichtelijk schema komt dat neer op context vóór ipv ná, resp. boven ipv onder het aldus verbijzonderde (object)gedrag.
Zodra de uitdrukkingskracht tekort schiet van de gebruikelijke initiële modelleerbenadering, zeg ook maar wat het conceptuele model oplevert, kan het met rest ook niet veel worden. Het is als het ware het 'detail' van gebrekkige uitdrukkingskracht van populair gereedschap waarop ik nog even wijs. Nou ja, de bedoelde uitdrukkingskracht is feitelijk geen kleinigheid, maar van fundamenteel belang.
in: Aantekeningen over informatiekunde, deel 2
Nu raakt […] de opgave bewust dat we beheersbare betekenisordening op de schaal van maatschappelijk informatieverkeer willen helpen bevorderen. Dat blijkt in kwalitatief opzicht een nieuwe opgave. Dan moeten we inderdaad niet raar opkijken, wanneer het oude instrumentarium niet langer (goed) voldoet. Als Metapatroon voor de nieuwe opgave alweer minder imperfect is dan conceptuele modellering à la plat bestand, hiërarchie, netwerk, relationele tabellen en/of objectgerichtheid, biedt het alvast enorm voordeel.
Met de semiotische enneade als (meta)ontologie plus Metapatroon als (ontwerp)notatie benaderen we reële variëteit […] alweer véél meer dan met andere methoden voor informatiemodellering die ontleend zijn aan een simpeler wereldbeeld. Daarop moet instrumentatie dus met passende variëteit afgestemd zijn, wat natuurlijk èxtra problematisch is vanwege de overgangen tussen axiomatische stelsels (lees ook: van menselijk kenvermogen naar digitale technologie, en weer terug).
[RDF, OWL, Cyc, Topic Maps enzovoort] zijn op z’n hoogst allemaal zgn best practices voor aparte, zeg maar redelijk gesloten domeinen, sectoren e.d. Het stelsel voor informatieverkeer op maatschappelijke schaal — waarvoor de zgn elektronische overheid al representatief is, althans reëel beschouwd — is daarentegen principieel open. Dat is een opgave van een kwalitatief à ndere orde, te weten met extra en nieuwe variëteit.
in: Semantiek, interoperabiliteit en infrastructuur
In volgorde van historische opkomst bestaan naar mijn idee de volgende (soorten) methoden voor “conceptuele modellen:” lijst, hiërarchie, netwerk, relationeel en objectgericht. Wat semantiek betreft, kan je Metapatroon opvatten als synthese.
in: aantekening 32.9
Metapattern […] encompasses relational theory, network theory, and object and aspect orientation. It helps to establish a new level of controlled integration because of its recursive concept of context combined with pervasive temporal differentiation.
in: Notes on Metapattern, part 1
Omdat Metapatroon een, zeg maar, superset is qua variëteit, kan je conceptuele modellen ernaartoe vertalen en ze vervolgens vanaf dat 'vantage point' analyseren.
in: Aantekeningen over informatiemodellering met Metapatroon
Metapattern tries to incorporate a positive legacy of hierarchical and network data modeling.
in: Metapattern as context orientation: meeting Odell's challenge of object orientation
Metapatroon [biedt] een synthese […] van hiërarchische modellering, netwerkmodellering, entiteit-attribuutmodellering, objectmodellering, dus allemaal oud, … met als nieuw element de mogelijkheid van meervoudige contextverbijzondering … en wel op zo’n manier, te weten als recursieve functie, dat genoemde synthese bestaat ... en behoorlijk méér mogelijkheden.
Metapatroon kan je inderdaad zien in het verlengde van andere modeleermethoden. Maar er is dat wezenlijke verschil van (recursieve, dus verweven) contextuele verbijzondering.
Die reële verschillen vallen onmogelijk geordend te krijgen volgens methoden die domweg (nog) niet genoeg beschrijvingsdimensies bevatten. Wat Metapatroon slechts toevoegt, zijn context en tijd als stelselmatige beschrijvingsdimensies. Dat blijkt genoeg.
Zo je wilt, kan je Mindmapping als methode opvatten als een versimpeling van Metapatroon. Wat Metapatroon methodisch kenmerkt zijn stelselmatige context- èn tijdverbijzondering, wat neerkomt op zelfs een ander paradigma. Die term gebruik ik ervoor, omdat het voor menigeen nogal lastig blijkt om van object- naar contextgerichtheid te schakelen.
Zodra je begrijpt in een ruimtetijd-wereld te leven, heb je voor zo realistisch mogelijke be- en voorschrijvingen een vierdimensionale methode annex notatie nodig. […] Zeg maar, dat tot dusver gangbare modelleermethoden afgestemd zijn op — voorstellingen van — een tweedimensionaal veronderstelde, dus platte wereld. Je kunt zulke methoden/notaties dan allereerst uitkleden tot punten en lijnen als de twee soorten afbeeldingsprimitieven. Volgens nota bene vierdimensionale axioma's kleedt je modellen er dan mee áán.
De notaties […] zijn wèl verenigbaar. […] Want het betreft au fond allemaal puntjes verbonden door lijntjes (grafen). […] Voor de doelmatigheid van een notatie moet je echter kijken naar het wereldbeeld dat er ‘achter’ verondersteld is.
Indien je Metapatroon met UML wil vergelijken, heb je het m.i. over de zgn klassendiagrammen volgens UML. Vervolgens moet je beseffen welk wereldbeeld daarvoor impliciet verondersteld is. Daarin vertegenwoordigt een klasse een objectenverzameling. In eerste aanleg is daarbij (dus) geabstraheerd van de gedragingen van de objecten in kwestie. Een object met à lle gedragingen bijelkaar behoort tot een bepaalde klasse. Metapatroon ‘ziet’ een klasse resp. type fijnmaziger, te weten per situationele gedraging van een object. Het ene object is als het ware verdeeld over netzoveel klassen/typen als er afwijkende noemers (lees dus: situaties) zijn voor zijn dienovereenkomstig gevarieerde gedragingen. De afbeelding van een situatie is een context. Methodisch is context door Metapatroon verweven dankzij voortgezette verbijzondering.
[N]atuurlijk kan je (ook) met [o.a.] UML uitdrukking geven aan wat je volgens Metapatroon-axioma's modelleert; zolang je je maar beperkt tot 'punten' en 'pijlen,' of wat je daarvoor wilt laten doorgaan. Rechthoeken en pijlen zijn wat mij betreft dus ook prima als vergaand plastische uitdrukkingselementen. De truc is om vooral geen betekenis in vorm(en) te verstoppen door zgn rijkere elementen toe te voegen. Laat staan dat besef van impliciete betekenis verloren mag gaan. Juist spartaanse uitdrukkingselementen, nogmaals, waarborgen zo expliciet mogelijke aanduiding van betekenis. Met conceptuele precisie heb je tenminste een levensvatbare start. […] Daarentegen, wat een formeel schema met puntjes en lijntjes ertussen volgens Metapatroon 'betekent,' is niet wat puntjes en lijntjes à la het oorspronkelijke UML-wereldbeeld modelleren.
in: Aantekeningen over informatiekunde, deel 2
Zolang je zulke methoden kunt herleiden tot — samenhang door — punten en (tussen)lijnen, zijn ze vergelijkbaar. Maar dat is nogal theoretisch. Het komt op praktische bruikbaarheid aan. Daar onderscheidt Metapatroon zich door zijn stelselmatige (lees ook: infrastructurele) voorziening voor context en tijd.
in: aantekening 18.4
Het is uiteraard mogelijk om de bouwstenen van o.a. de UML-notatie voor klassendiagrammen — want feitelijk gaat het op dà t beschouwingsniveau louter om punten en lijnen — te benutten volgens het wereldbeeld dat expliciet kenmerkend is voor Metapatroon. Het is dan m.i. veel minder de vraag, of dat vanwege de gehandhaafde notitie nog steeds UML is, of niet. Zònder besef van de gewijzigde betekenis van klasse is dat irrelevant.
[U]iteindelijk gaat om ordening met punten en (verbindings)lijnen als basiselementen. […] Het verschil met Metapatroon zit 'm inderdaad niet in dè beide basiselementen, maar wèl in de aannames die methodisch (modelleer)resultaat opleveren. [M]et Metapatroon [zijn] aannames [ge]optimalise[e]r[t] voor contextuele verbijzondering, nota bene vooral ook onderhoudbaar.
Door eenzijdige nadruk op vormelijke overeenkomst van Metapatroon met UML enz. blijft het inhoudelijke verschil genegeerd, dwz interdependentie (ipv atomisme) als paradigma. Modellen over en weer transformeren, geeuw, punten en lijntjes, ja, dat lukt altijd wel. Maar hoe máák je überhaupt een relevant model?
in: aantekening 37.2
J[e] kunt (vrijwel) èlk formalisme zodanig verbouwen, dat je verweven contextualisering à la Metapatroon ermee ondersteunt. Het is dan echter de vraag, of je zo’n resultaat nog dezelfde naam moet geven als waarvan je vertrok.
De oorsprong ligt in het zien van de wereld als door-en-door interdependent. En pas volgens die zienswijze heb je er iets aan. Die combinatie van wereldbeeld met beschrijvingsmethode is anders, productief voor stelselmatigheid. […] Het wezenlijke verschil, nogmaals, zit ‘m dus niet in die methoden zèlf, maar in de zienswijze waarmee ze benut worden. Elke methode met lijnen en punten werkt links- of rechtsom. De clou is oriëntatie voor hun bruikbare en zo verder naar optimale ordening.
Voor louter existence dependence doet de Metapatroonnotatie het stellig niet beter, handiger e.d. dan de Merodenotatie. Waarschijnlijk met zo’n beetje gelijke doelmatigheid, want hoe lastig kan dat grensgeval zijn? Omgekeerd blijken de Merodenotatie, de ERD-notatie, de UML-notatie … voor existence interdependence allemaal òndoelmatiger dan de Metapatroonnotatie. Dat hoeft natuurlijk niet te verrassen. Metapatroon is er gericht voor ontworpen.
Opnieuw is die vergelijking volgens dimensies handig. De vier Metapatroondimensies dekken […] de dimensies zoals ze gelden voor plat bestand, hiërarchische informatie-ordening, ordening van informatie à la netwerk, klassieke entiteiten (en attributen) met relaties ertussen, objectgerichtheid en aspectgerichtheid. Consistente, verweven verbijzondering volgens context èn tijd is echter méér dan ieder van die methoden. Daarom is Metapatroon principieel niet reduceerbaar tot ... noem maar op. [Z]e [delen weliswaar] allemaal dezelfde afbeeldingsprimitieven […], maar dat is iets à nders. [Wie dat niet herkent,] haal[t …] vakmanschap en gereedschap door elkaar. Ja, daartussen bestaat verband, maar overdrijf het […] niet. In elk geval kom je zonder vakmanschap ook met het mooiste gereedschap nergens.
UML, ERD, Metapatroon, noem maar op, het levert allemaal een
tekeningetje op in het platte vlak. Maar dergelijke methodes zijn
méér dan notatie. Wezenlijker eraan is de manier-van-kijken naar de
werkelijkheid.
De Metapatroon-manier is door-en-door contextueel. Daarop is de
notatie afgestemd. Wellicht kan het beter ... Daarentegen heet de
manier-van-kijken die UML, ERD e.d. optimaal faciliteert logisch
atomair. Dat gaat (meestal) goed voor modellering van (zeer)
kleinschalig gedeelte van de werkelijkheid. Vanaf wat ruimere schaal
blijkt logisch atomisme gauw tekort te schieten.
De vertaalbaarheid vanaf ERD, OO (objectoriëntatie) e.d. naar Metapatroon pakt inhoudelijk (lees ook: betekenisvol) pas stelselmatig uit, indien je om te beginnen al met ERD enz. gedisciplineerd contextuele verbijzonderingen opstelde, resp. uitwerkte. Maar waarom zou je dat eerst omslachtig doen met Merode of iets dergelijks, als het met Metapatroon meteen compact lukt? Met een geschikte methode is de kans op kwaliteit ook groter.
Analogous, at least in terminology, to normal forms in relational information sets, behavioral forms exist for the context-oriented approach to information modeling. Behavioral forms mainly control the extent of encapsulation.
in: The pattern of metapattern: ontological formalization of context and time for open interconnection
Departing from keeping properties/attributes as it were in a closed container was in fact already known as radical entity-relationship modeling, whereas entity-attribute-relationship modeling considers attributes held inside an entity's container. Metapattern (also) makes all relations explicit.
in: On metapattern and other themes in information management
As a method for modeling, the associative approach [of Sentences]
has its roots here in the Netherlands, with Sjir Nijssen. About
thirty-five years ago he came up with NIAM, or Nijssen's Information
Analysis Methodology. The basic idea is that elementary facts are
always expressed as predicate propositions. It is now called
object-role modeling, as a predicate contains 'slots.' An object
occupying such a slot plays a corresponding role, hence object-role
modeling. The association concept of Sentences is identical with
Nijssen's predicate sentence and Halpin's configuration of roles for
objects. All such methods can be classified as belonging to —
what subsequently became known as — the language act approach to
modeling. […]
Metapattern certainly shares important aspects with the 'traditional'
language act approach/paradigm. It essentially differs from, say,
object-role modeling in how it unambiguously determines an object's
various roles (also read: behaviors). It does so by making context
explicit. It makes an information system practically scalable. Rather
than encapsulating all roles, a separate 'partial' object is
instantiated for each role (as determined by a particular context).
in: On metapattern and other themes in information management
In hoeverre blijf je omslachtig doen, omdat je wilt vasthouden aan een bepaalde notatie? [Er zijn] geen voordelen van de ER-notatie en met de klassediagrammen van UML kom je […] dezelfde beperkingen tegen.
in: aantekening 31.3
[I]n ERD zit de uitdrukkingskracht (stelselmatige verbijzondering naar context en tijd) […] niet ingebakken. Sterker nog, voor ruime variëteit laat gedragstypering zich niet vangen in strikte hiërarchie volgens super- en subklassen.
Zolang een informatiemodel à la UML tot objectklassen beperkt blijft, zijn zulke klassen m.i. goed vergelijkbaar met entiteittypen volgens ERD. Daaruit volgt […], dat transformaties van en naar Metapatroon op zowel ERD als UML van toepassing zijn. Maar voor beide andere methoden/notaties, dus ERD en UML, gaat daarbij natuurlijk de oriëntatie op expliciete contexten verloren.
[T]he critical issue concerns the scope. How wide is the horizon across which information should be unambiguous? Traditional, say, context-less OO is sufficient in smaller domains, i.e., where we don't run into difficulties with day-to-day language use. Another dimension to consider is flexibility (and therefore modularity).
in: Notes on Metapattern, part 1
Metapattern is an approach to information modeling especially designed for moving beyond traditional OO. What […] remain[s] inherently problematic with OO, is given elegant solutions with Metapattern.
in: Metapattern as context orientation: meeting Odell's challenge of object orientation
Met het […] paradigma voor objectgerichtheid modelleren ontwerpers dergelijke variëteit van gedrag, dat één en hetzelfde object vaak wel degelijk tentoonspreidt, vaak uiterst gekunsteld.
[Een] wezenlijk verschil […] met modelleermethoden zoals EAR en UML is de mogelijkheid van expliciete èn meervoudige contextualisering in één, dus principieel open informatiemodel. Dat lukt daarmee dus niet! Dat komt doordat je op ruime schaal vroeg of laat stuit op gedrag dat ònverenigbaar lijkt. Daarom vind ik Metapatroon geen methode voor objectgerichtheid, maar voor contextgerichtheid.
In context orientation, the modeler should give priority to parsing contexts. This contrasts with traditional decomposition, which takes an independent object as its starting point.
in: The pattern of metapattern: ontological formalization of context and time for open interconnection
From the philosophical foundation of Metapattern, the division of an overall object is no exception but the absolute rule. This paradigm shift in conceptual information modeling supplies many awkward problems in traditional object orientation with highly compact, elegant solutions which directly follow from principles of context and time.
in: Metapattern as context orientation: meeting Odell's challenge of object orientation
A contextualized object is different from an absolute object as assumed by, for example, traditional object orientation.
in: The pattern of metapattern: ontological formalization of context and time for open interconnection
Subtypes […] are […] more productively modeled as disjunct contexts for a corresponding variety of partial identities of the overall object.
in: Metapattern as context orientation: meeting Odell's challenge of object orientation
Met diverse objectrollen kan je alweer een eindje verder komen, maar wà t bepaalt precies wèlke rol relevant is? Ik zie niet hoe je om situaties/contexten heen kunt (veranderlijkheid zelfs daargelaten).
Voor wie gewend is aan — modellering van — een object met zijn rollen (Engelstalig: object/role modeling), zit het primaire verschil in erkenning van gedragsbepalende factoren buiten, herhaal, buiten het object. Onder de noemer van specifieke situaties moeten voortaan zulke externe factoren eveneens eenduidig in het informatiestelsel opgenomen zijn. Zolang ze daar ontbreken, kan in het totale mengsel ònmogelijk een gerichte selectie van een ‘component’ gebeuren.
in: Metapatroon voor variëteitsborging in modelgedreven ontwikkeling
De huidige techniek voor objectgerichte ontwikkeling kent context
niet als uitgangspunt. Dat valt er evenmin in te persen. Voor
contextgerichte informatievoorziening is daarom nieuw gereedschap
nodig. Het aardige is dat ook de traditionele objectgerichtheid
natuurlijk keurig past in de nieuwe contextgerichtheid. Dat is het
simpele geval met een enkele context. […]
Het elegante mechanisme voor meervoudig gedrag vervangt de moeizame
subtypering.
in: Vernieuwing als dynamiek van theorie, techniek en toepassing
Traditional object orientation assigns identity at the level of overall objects. Context orientation replaces this view of singular objects with that of plurality within every object; it always needs a context to uniquely identify a relevant part of an overall object, which is what identifying nodes regulate.
in: The pattern of metapattern: ontological formalization of context and time for open interconnection
Traditional object orientation takes the class or type as the starting point; a specific object is then exclusively regarded as a member of the type-defined set/class. For Metapattern, however, the various contexts of objects occupy place of principle.
in: The pattern of metapattern: ontological formalization of context and time for open interconnection
The context-oriented approach eliminates the need for inheritance of behavioral rules for different appearances (or identities) which constitute an overall object.
in: The pattern of metapattern: ontological formalization of context and time for open interconnection
Context orientation makes type inheritance […] disappear. As a complement, polymorphism greatly increases. The individual contexts, and consequently the contextual types, assure precision within the variety. What is known by a general name always follows the rules specified within the relevant context.
in: The pattern of metapattern: ontological formalization of context and time for open interconnection
[A]n overall object disappears as an entity in its own right, modeled instead as a flexible, dynamic collection of partial identities tied together to provide cohesion when and where necessary.
in: The pattern of metapattern: ontological formalization of context and time for open interconnection
[P]raktische informatievoorziening lijdt onder verwarring tussen klasse als enerzijds type, anderzijds verzameling.
De specialisatie staat vaak juist nièt op zichzelf, maar geldt in een bepaalde context voor verbijzonderd gedrag van het omvattend object.
Volgens inmiddels klassieke objectgerichtheid omvat een bepaald object compleet zijn gedrag. Metapatroon met modellering van gedrags- annex informatieverbijzondering volgens context èn tijd draait dat zo’n beetje òm. Dat object raakt als het ware versneden over netzoveel contexten als relevant zijn. Die indeling is aanpasbaar, wat strookt met veranderlijkheid van de open samenleving. Pèr context geldt vervolgens eenduidig gedrag, wat met klassieke, alles-of-niets objectgerichtheid niet valt te borgen. [Want n]aarmate het informatiestelsel ruimer genomen moet zijn, neemt de kans op tegenstrijdige gedragingen dóór een en hetzelfde object toe, respectievelijk zijn zulke conflicterende eigenschappen algeméén beschouwd vaak onvermijdelijk. Metapatroon kènt principieel zulke tegenstrijdigheid niet, want de contextuele gedragsverbijzondering ontmantelt die mogelijkheid op voorhand.
in: Stelselmatige semantiek door Suwinet
[M]ijn indruk van ORM is dat 'het' object daar als ware autonoom verantwoordelijk is voor zijn rollen. Volgens Metapatroon bepaalt de situatie welke objectrol annex objectgedrag passend is. Het gevolg van de gewijzigde aanname is verstrekkend. Bij Metapatroon verschuift de nadruk naar situatiemodellering ... wat vervolgens weer gewoon neerkomt op objectmodellering ... maar anders ... namelijk voorzien van eenduidigheid vanuit steeds een situatie in kwestie.
Waarin Metapatroon zich wezenlijk onderscheidt […] van ORM enz. is de wijze waarop de rol bepaald is, te weten door expliciet aparte, a priori context (die recursief uit object en relatie samengesteld is).
De voorkeur voor hiërarchie is natuurlijk een overheersend kenmerk annex overblijfsel van de zgn objectoriëntatie. Nota bene, dergelijke hiërarchie in de zin van overerving van eigenschappen verdwijnt (weer) met Metapatroon. Daar moet je wellicht erg aan wennen, maar het biedt juist extra flexibiliteit. Elke context bepaalt strikt eenduidig bijbehorend gedrag (rol).
Een ontwèrpmethode is OWL natuurlijk ook helemaal niet.
[H]oe [kan] je van bijvoorbeeld OWL (Web Ontology Language) iets […] maken met passende variëteit voor stelselschaal … dat je dan nog fatsoenlijk OWL kan noemen[?] De universaliteitsclaim van eerste-orde logica zit […] zó ingebakken in OWL (en […] in eigenlijk à lle gangbare modelleermethoden), dat je er nooit netjes uitkomt. Ik benadruk nog maar eens dat de feitelijke onhoudbaarheid van die claim ertoe leidt dat OWL praktisch slechts met een zeer beperkt bereik bruikbaar is, te weten zolang strikt hiërarchische betekenisordening niet stuit op tegenstrijdigheden. Van de weeromstuit moet je terugvallen op “ontologieën.” Dat is binnen één stelsel niet zomaar onzin, maar ronduit ondermijnend.
Er is niets mis met eerste-orde logica, … maar slechts binnen één context.
Web Ontology Language (OWL) [is] niet òpgezet […] met beheersing van betekenisvariëteit op een open schaal als expliciet doel. Dat [is] met Metapatroon geagendeerd. Overigens [is] nog steeds, helaas, […] onder de noemer van OWL geen erkenning bespeurbaar van de noodzaak van beheersing op een schaal waarop betekenissen onderling onverenigbaar kunnen zijn maar in één (verkeers)stelsel behoren.
Metapatroon [kent] als voorwaarde voor eenduidigheid […] géén overerving. In de sfeer van klassen is er dus geen sprake van super- en subklasse. Eventueel hergebruik/overlapping gebeurt allemaal uitsluitend ter eenduidige bepaling van wat als een context telt. Ja, als gedragstypering komt context overeen met een klasse. Vreemd? Volgens metapatroon dus nèt niet. En omdat de positionering relatief is, blijkt hergebruik in combinatie met eenduidigheid juist optimaal. Tja, het is ook een ander paradigma, dus andere logica.
For Metapattern, the label “core” does not occur. But what acts as core, I repeat, is an object’s nil identity. Please note, as nil identity, in a nil context, it is otherwise devoid of any specification. Only such a radical concept of identity provides requisite variety with optimal efficiency.
in: How so-called core components are missing the point
Mijn kritiek [op initiatieven zoals OWL en CCTS] komt in essentie op het volgende neer. Dergelijke inrichtingsaanbevelingen, respectievelijk standaarden gaan onverminderd uit van contextvrije begrippen. Van een begrip tellen voor een specifieke toepassing dan dito specifieke eigenschappen die geselecteerd zijn uit de totale eigenschappenverzameling van het begrip in kwestie.
in: Informatiediensten in relativiteitsperspectief
Metapatroon, [in] tegen[stelling tot CCTS], kent helemaal geen propvol uitgangs-, referentie- danwel kernobject. Opzettelijk is er 'in de kern' met Metapatroon slechts zoiets als een minimaal verwijspunt en dan zoekt iedereen het voor noodzakelijke verbijzondering per context/situatie maar uit. Als deelnemers aan het stelsel voor informatieverkeer vervolgens inzien dat ze behalve noodzakelijke verschillen ook overeenkomstige informatie bijhouden, kunnen zij dat gaan optimaliseren bij zicht op voldoende voordeel (en daarom moet tot en met informatiestructuur veranderlijk zijn). Steeds is daarvoor slechts een deelverzameling van deelnemers nodig die er daadwerkelijk bij betrokken is/raakt. Minimaler kan je een bestuursopzet niet krijgen.
Volgens Metapatroon is identiteit volkomen gedragloos, dus kan er voor je eigen gedragsverbijzondering helemaal niets misgaan als je erop vertrouwt. Met CCTS is het precies omgekeerd. Daarin is wantrouwen gerechtvaardigd, omdat de alsmaar dikkere core component tevens noodzakelijke vrije gedragsruimte wil bezetten.
CCTS's concept of "core component" is rather the opposite of what Metapattern treats as an object's core (calling it nil identity). It follows from such quite different assumptions that the contextual mechanisms are essentially different, too.
in: note 23.17
[Aan] archetype[n … en] core components […] ligt […] dezelfde aanname […] ten grondslag. Die luidt, […] dat zoiets als kerninformatie contextònafhankelijk valt te bepalen.
[A]llerlei methoden [gaan] uit van een zgn contextvrij object, waarna context zoiets als een filter vormt dat zo’n allercompleetst gedacht object beperkt tot eigenschappen die relevant zijn voor de context in kwestie. Met hangen en wurgen … en het onvermijdelijke machtswoord werkt dat hooguit voor een op voorhand beperkt zgn domein. Interoperabiliteit moet echter grenzeloos functioneren, om over veranderlijkheid nog niet te spreken. Op realistische schaal van informatieverkeer, maatschappelijk dus, is de veronderstelling van een contextvrij object contraproductief.
in: aantekening 26.9
As theory, or metamodel, […] Topic Maps is […] compared to Metapattern[.]
[V]oor OWL (maar dus ook voor [o.a.] Topic Maps) [vormen] eventuele resterende betekenisverschillen een uitzondering […]. Voor Metapatroon zijn verschillen daarentegen zelfs principieel. Dat strookt met het principe dat volgens Metapatroon ontologie slechts in ènkelvoud telt. Van de weeromstuit vergt dat een rijker axiomatisch kader. Het ene object zoals dat traditioneel geldt, is daarom volgens Metapatroon een verzameling gesitueerde identiteiten met voor èlke relevante situatie dienovereenkomstig gedrag.
Voor informatieve integratie is onafhankelijk taalspel/naamruimte als begrip te grof.
in: Integratiemethode voor informatiestelsel
Het principiële punt betreft de beperkte oriëntatie van Rup. Een ontwikkelproject à la Rup mikt op één zgn systeem. Het heeft er alles weg van dat het resulterende, ene systeem overwegend apà rt gedacht is. Koppelingen zijn weliswaar mogelijk met andere, vaak reeds bestaande systemen, maar wat object-van-proces vormt staat toch overwegend op zichzèlf. Het constitueert dus niet mede een zoveelste versie van informatieve infrastructuur.
[The] model of dynamics of enneadic semiosis also tries to overcome the oversimplification […] characteristic of work during AI's first decades.
in: On metapattern and other themes in information management
What [Pile] is missing is [including] intentionality, i.e. the use of information which requires an orientation at what-information-is-about in the first place.
in: On metapattern and other themes in information management
Overigens heb ik niets mèt, maar evenmin tégen Archimate. Metapatroon betreft eenduidige informatiemodellering op open stelselschaal. Voor Archimate, voor zover ik het raamwerk begrijp, gaat het met 'data' om een bepaalde view. Daarbij laat Archimate (of RMODP, TOGAF, ARIS, ...) zich volgens mij niet of nauwelijks uit over de concrete modelleermethode.
(Ook) de bedenker van de archetype-methode heeft naar mijn idee reële betekenisdifferentiatie niet (voldoende) geproblematiseerd.
Demo [past] eigenlijk minder Habermas' model toe dan dat van Searle. Ik kan hoe dan ook niet herkennen hoe je van inventarisatie van aparte zinnen komt tot ontwerp van infrastructuur voor informatieverkeer. Daaraan gaat NIAM ook al mank. En inmiddels zgn role-based modeling.
[Er] geldt trouwens weer de noodzaak om onderscheid te maken tussen wat (ook) met NIAM-notatie allemaal mogelijk is […] en het wereldbeeld dat methodische toepassing wil sturen. In het geval van NIAM betreft dat wereldbeeld een m.i. naïeve opvatting van taal. Die is onbruikbaar op ruimere schaal. Want met dat wereldbeeld kom je consistent niet verder dan opnieuw een geïsoleerd stukje van de wereld … die natuurlijk nooit zulke strikt aparte stukken heeft gekend. Inmiddels is wereldwijd informatieverkeer met digitale technologieën gefaciliteerd. Daar moeten we (dus) met voorrang voor reële betekenissenvariëteit stelselmatig iets mee.
Norim als “taal” valt te modelleren volgens Metapatroon.
Semantics of Business Vocabulary and Business Rules is […] de zoveelste poging […] met een methode die pakweg dertig jaar geleden begon als NIAM[. …] Ook SBVR komt naar eigen verklaring niet verder dan zgn domeinspecifieke dekking. Daar hebben we echter niets meer aan voor gevarieerd informatieverkeer dwars door traditionele domeinen, sectoren, sektes of noem maar op heen.
in: aantekening 25.5
Een use case op z'n UML’s [is] zowat tegenovergesteld aan Metapatroon. Want met zo'n use case moet je je beperken, terwijl Metapatroon juist stelselmatig overzicht enzovoort helpt verschaffen. [… V]oordat je het weet, wordt van een use case een dienovereenkomstige module of zelfs geïsoleerd informatiesysteem afgeleid. Vanuit het perspectief volgens Metapatroon is dat achterlijk.
[De] ruime schaal van informatieverkeer […] noodzaak[t] dat verschillende beschouwingswijzen allereerst conceptueel samenhangend gemodelleerd moeten kunnen zijn. Dus in termen van RD-ODP, allemaal volgens het ene zgn information viewpoint. Daarop is dat viewpoint methodisch echter (nog) niet berekend.
([O]ok) Soa werkt volgens aannames voor semantiek. Die zijn tot dusver echter grotendeels impliciet gebleven. Dat komt omdat betekenis daarvoor, helaas, niet als problematisch ervaren wordt/werd. Besef van dat vraagstuk komt ook moeilijk op door feitelijk kleinschalig te beginnen en vervolgens met dezelfde aannames aan het extrapoleren te slaan. […] Het gaat […] niet om een parallel tussen Metapatroon en Soa. Daarentegen functioneert (ook) Soa onlosmakelijk in een semantisch kader. Nogmaals, tot dusver werd daarvoor een gebrekkig kader gehanteerd, overwegend impliciet dus. Dat omvattende kader moet daarom nodig worden opgekrikt. […] Soa [werpt] geen nieuw licht op Metapatroon, maar andersom gebeurt dat [..] wel en is inderdaad hoognodig.
in: aantekening 33.8
Het wereldbeeld waarop RDF stoelt, is en blijft […] nogal
plat. […] Als je nota bene dankzij Metapatroon weet wat je doet,
kan je vooral — alle ontologische retoriek ten spijt —
tèchnische hulpmiddelen zoals OWL, RDF ... best ontleden tot, zeg maar
even, punt en lijn als basale constructiemiddelen. Vervolgens kan je
daarmee omslachtig als het ware Metapatroon nabouwen, dus inclusief de
diepte volgens context en tijd. Dan heb je echter geen OWL, RDF oid.
meer, maar domweg een veel mindere variant van ... Metapatroon.
De crux zit 'm dus in dat wereldbeeld.
Volgens mij moeten we ze allereerst positioneren. Daaruit blijken wezenlijke verschillen, […] grofweg volgens het onderscheid tussen ontwerp (Metapatroon) en bouw […]. Daardoor verschuift de vraag naar de mate waarin benaderingen complementair zijn. Die vraag, over verschil gesproken, vind ik wezenlijk à nders.
Met zo’n oriëntatie is niets mis …, zolang de theorie adequaat is. Maar daaraan schort het juist! En dat gebrek is pas te verhelpen, zodra duidelijk is dat ‘op de achtergrond’ een theorie (lees ook: wereldbeeld) dwingend meespeelt en wèlke dat in het onderhavige geval is.
[Daar] vind ik ontbreken wat ik dan weer ontologie noem, dwz het wereldbeeld dat als aanname geldt voor de taalconstructen à la Gellish. Ik besef, dat ik het woord ‘ontologie’ hier gebruik in een betekenis die afwijkt van hoe tegenwoordig modelleurs het doen. Ook [Gellish] lijkt er veeleer specifiek model dan (algemeenste) grondslagen mee te bedoelen. Hoe dan ook, voor opbouwende discussie vind ik dan weer (zeer) interessant hoe dergelijke grondslagen van/voor Gellish luiden èn hoe ze al dan niet zgn passende variëteit bieden voor — verkeersvoorzieningen voor — de verwachte informatiemaatschappij. Zij het na slechts een eerste blik, meen ik dat Gellish daarin tekort schiet. Zo herken ik meteen, gróót pluspunt, dat de stelling ‘Als er een ander begrip bestaat dat aangeduid wordt door dezelfde term (een homoniem) dan heeft dat andere begrip een andere unieke identificatie’ productief werkt. Maar de aanname dat ‘de begrippen zijn gerangschikt in een subtype-supertype-hiërarchie’ klopt naar mijn idee dan weer niet, althans niet voor het open bereik dat we als stelselmatig (moeten) beschouwen.
Die (vergaande) beperking vormt impliciet reeds een context. Daarbinnen is daarom géén sprake meer van reële variëteit van betekenissen. Het is als het ware te laat voor een methode, zoals metapatroon, die zulke variëteit helpt te verkennen enzovoort.
Some modifications of Object-Role Modeling (ORM) make it equivalent with Metapattern. [… I]t works through superimposition of a situation and changing the thus situated n-ary ORM relationship into n binary ORM relationships with the constraint that the situation in question is ‘object’ to each of those binary associations.
in: Modifying Object-Role Modeling into Situated-Object-Behavior Modeling with Metapattern
This, say, proof that with proper modifications models drawn up according to ORM can become Metapattern models, implies that the same goes for a.o. Entity-Relationship Modeling and Object Orientation.
in: Modifying Object-Role Modeling into Situated-Object-Behavior Modeling with Metapattern
Het praktische belang zit ’m m.i. in treffende situering van (traditionele) formele logica. Daaruit volgt allereerst, zeg maar à fbrekend, dat je er voor informatiekundig ontwerp weinig tot niets aan hebt. Vanwege hun wortels in zulke logica schieten zgn Semantic Web, Web Ontology Language (OWL) enz. principieel tekort voor voorzieningen met passende variëteit voor informatieverkeer. Wie daaraan/-mee begint, kan beter meteen ophouden. In opbouwende zin probeer ik te schetsen welke modelleermethode/-taal wèl geschikt is voor informatiekundige ontwerpopgaven.
in: aantekening 49.4
Volgens Niam, even kort door de bocht, zit betekenis ‘in’ vergaand gestandaardiseerde syntax (onderwerp, gezegde). Volgens Metapatroon wijst zo’n zinnetje echter hoogstens op situationeel gedrag. Wat je beschouwt als gesitueerd object resp. objectsituatie (lees gemakshalve ook: context) is een kwestie van ontwerp! Voor eenduidigheid moet dat er dus allemaal bij(gehaald en opgetekend worden). Daarvan abstraheert Niam, zodat het slechts geschikt is voor de piepkleine schaal waarop geen reële betekenissenvariëteit aan de orde is … en zgn analyse de schijn van ontwerpen heeft.
In Bescheidenheid (column, 2001) beweer ik slechts dat de universaliteitsclaim van Nijssen met Niam onzin is, terwijl ik dat in Metapatroon als logica van goedverbijzonderde informatiemodellen (opstel, 2013) grondig verklaar voor de gehele klasse van modelleermethoden/-talen waartoe Niam behoort (wat de reden is dat ik zulke aparte methoden/talen daar niet eens noem) .
Op de nieuwe, door-en-door stelselmatige opgaven met informatieverkeer zijn gangbare modelleermethoden met hun impliciete logisch atomisme annex essentialisme zelfs totaal niet berekend. Vroeg of laat moet het gaan dagen, dat er een andere modelleertechniek nodig is èn moet aan de vraag kunnen worden voldoen naar ontwerpers die zo’n techniek resp. methode verantwoord toepassen en dus werkelijk beheersen.
in: Mooi meegenomen
Het is natuurlijk ook maar weer, wat een dienst heet. Hoe dan ook is het m.i. onbetwistbaar dat wat een dienst o.i.d. doet, pas eenduidig ‘in’ een dienovereenkomstige context valt te duiden, bepalen enzovoort.
in: Dat is al onzin
Weliswaar vertonen de notaties gelijkenis — dat gebeurt natuurlijk al gauw met opzettelijke eenvoud; veel meer dan punten en lijnen zijn niet nodig —, maar de bijbehorende begripsmatige duidingen verschillen radicaal.
in: Wat is reële variëteit ook alweer?
Frege dacht dat logica gaat over zuiver denken. Dat dacht toen overigens nog bijna iedereen. Tegenwoordig beweert niemand meer dat zo stellig, maar als erfenis van Frege’s tijd is die veronderstelling niet verdwenen. Integendeel, zij ging als het ‘ware’ ondergronds. Daar werkt zij des te grondiger, hardnekkiger door. Als zodanig belemmert logica dat ergens anders verbeteringen enzovoort mogelijk zijn. Daarvan zijn thans mensen als deelnemers aan informatieverkeer de dupe, omdat logische fixatie de opzet belemmert van infrastructurele voorzieningen met passende variëteit.
Voor wat bekend staat als conceptueel modelleren geldt concept synoniem met begrip. Begripsmatig modelleren is dus hetzelfde. Omdat er verschillende begrippen zijn van … begrip, zijn er dienovereenkomstig verschillende modelleermethoden.
in: Wereldbeeld met modelleermethode: metapatroon
Uiteraard levert formele equivalentie […] géén moeilijkheden op. Immers, de basistekens zijn en blijven punt en lijn. Uitgaande van een situationeel object moet duidelijk zijn welke — al dan niet andere — situationele objecten dienen ter object- resp. situatiebepaling.
Door subtypering komt context — pas — in het gevolg tot uitdrukking, en dat is precies verkeerd voor facilitering van reële variëteit.
[W]e moeten even kijken wat het nuttigst en eenvoudigst voor je zou
kunnen zijn. Voor wat jij “informatiemodel” noemt betreft
kan je uitgebreid onder de noemer van Metapatroon terecht. Dat gaat
onverminderd om, zeg maar, conceptueel modelleren, zij het dat wat als
concept geldt nooit op zichzèlf staat, maar resultante is van —
eventueel qua zulke opzet herhaalde — samenloop tussen object en
situatie.
Met een “data(base)model” zit het echter anders dan je
verwacht (voorzover ik je vraag begrijp). Ik vermeld alvast dat je de
voor KnitbITs toegepaste insteek kunt vergelijken met één van twee
filosofische hoofdstromen (en meer zijn er niet). Je kunt enerzijds
uitgaan van dingen, in filosofisch jargon ook wel zijnden genoemd; als
je dat doet, luidt de opgave om een passend verhaal over worden te
verzinnen. Of je je ervan bewust bent of niet, dat is de traditionele
praktijk met datamodellen. Anderzijds, de omgekeerde benadering
vertrekt vanuit proces; dà n moet je vervòlgens dus kijken wat je
van dingen vindt.
Voor het programmatuurplatform KnitbITs geldt opzettelijk die
procesinsteek. Voor digitale verwerking moet je daarom niet zozeer
datamodellen opstellen, maar procesmodellen. Pas pèr proces(model)
komt — dienovereenkomstige — omgang met data aan de orde.
[Nota bene, dat] gebeurt […] zelfs dubbel. Zo loopt er gelet op
metadata altijd tegelijk een, zeg maar, metaproces (en die metadata
beschrijven dan het, vooruit, normale proces enzovoort; dat maakt
inrichting extra zowel flexibel als compact). De procesinsteek verdient
de voorkeur, omdat het zwaartepunt van verwerking verschoven is. Voor
een ènkele centrale computer met louter zgn domme terminals — en
voor een beperkte toepassing, dwz zònder betekenissenvariëteit
— ligt het dingbeginsel voor de hand. Met willekeurige, nog even
in klassieke termen, client en server met willekeurige toepassingen
vergt intussen het verkeer ertùssen het allermeeste regelwerk en biedt
het procesbeginsel daarom per saldo ruim voordeel. (Je kunt dus gerust
zeggen dat je met Metapatroon en zo door naar KnitbITs méér vliegen
in één klap slaat. Tot en met de digitale infrastructuur kan je een
principiële opknapbeurt geven.)
Om voorrang voor procesinsteek te waarderen moet je schakelen, als het
nog een datamodel is dat je allereerst verwacht.
Het conceptuele ideaal is en blijft volgens hem gestandaardiseerde, dus algeméén geldige betekenis. Voor wat hij daarom beschouwt als weerbarstige praktijk, stelt hij maatregelen voor. Wat mij betreft zijn dat hoogstens dito kleinschalige, beperkte lapmiddelen. Dat is dus precies omgekeerd aan de aanname van reële betekenisverschillen, waarvoor Metapatroon òngeacht schaal enz. een praktische modelleermethode biedt volgens contextuele verbijzondering. Radicale modulariteit, dus, anders hebben we er nog steeds niets aan.
De gangbare praktijk van informatiemodellering, ditmaal ontleend aan zgn formele logica, lijkt overigens eveneens gebaseerd op m.i. simplistische indeling(en).
Wat Metapatroon nota bene onderscheidt van vooralsnog gangbare methoden/talen voor conceptuele modellering, is […] consequente explicitering van (achter)grond; zie ook de semiotische enneade.
Latere moeilijkheden met zgn semantische interoperabiliteit zijn m.i. grotendeels herleidbaar tot de volgende, nota bene ook nog zeer vroege, stap in structuurontwikkeling van computerprogrammatuur. Een programma begint dan met een aparte module voor de data. […] De maatregel om aparte modulen voor data resp. opdrachten in te richten lijkt evident voordelig. Zo behoeft dezèlfde data niet opnieuw voor verschillende opdrachten opgegeven te worden. Het is echter de vraag, of data (meervoud) met dezelfde aanduiding ook inderdaad voor verschillende opdrachten steeds dezelfde data … is. Dat is waarschijnlijk zolang zoiets als het werkingsdomein van het programma in kwestie beperkt blijft. Daarbinnen houdt bepaalde data dan een vaste betekenis. Dat is met vroege toepassingen van computers als het ware vanzelfsprekend aan de orde. Daarbij gaat het doorgaans om berekeningen. En getallen vertegenwoordigen vergaande abstracties.
in: Omhakken!
Voorzover tot dusver gangbare modelleermethoden ontledingen toestaan, geldt daarvoor één richting (met verdichting navenant precies òmgekeerd). Qua typering kan een bepaald type diverse subtypen tellen (en in één moeite door geldt voor elk subtype als type dan het oorspronkelijke type als supertype). Wat exemplaren betreft is er eventueel een geheel met delen. Metapatroon kent voor typering daarentegen twee ontledingsrichtingen. Uitgaande van modelleernotatie met zgn horizon bovenaan gaat het om opwaartse en neerwaartse ontleding.
in: Stelselmatige oriëntatie op meervoudig informatiegebruik
[W]at heeft verbijzondering volgens bedrijf feitelijk voor zin? Dan zijn het gewoon regels, nietwaar? Het antwoord op de […] vraag kan ik wel verzinnen. Opdracht voor een ‘systeem’ geeft iemand vrijwel altijd in een organisatorische hoedanigheid. Als functionaris kan z/hij over besteding volgens een budget beschikken. Wat levert de investering op? De kwalificatie volgens bedrijf is stellig bedoeld om de schijn te wekken, dat het met de aanpak sowieso goed zit.
in: Hoofdregel
Metaptroon kent géén bedrijfsregels op z’n logisch atomistisch. Uiteraard gelden er óók voor modellering volgens Metapatroon axioma’s en zo door naar regels. Maar die zijn kwalitatief dus à nders, en de zinloze verbijzondering tot [o.a.] bedrijf vervalt. Dat is zelfs geboden, omdat Metapatroon algemener mikt op facilitering van informatieverkeer. Daarvoor zit beperking tot een ènkel bedrijf, wat dat ook is, slechts ernstig in de weg.
in: Hoofdregel
Met Metapatroon gaat het niet zozeer om identificering van objecten. (Pas) nodig en voldoende fijnmazig draait het om identificering van eenduidig gedrag. Wat als zodanig telt, volgt uit het doel waarvoor het middel wordt ontworpen enz.
in: Hoofdregel
De regel met Metapatroon mikt specifieker dan op identificatie van een (bedrijfs)object, met volgens een à ndere regel pas daarbinnen eventueel variabel gedrag. Voor Metapatroon volstaat daarom een ènkele regel. Die betreft identificatie van gedrag als — nota bene méér vliegen in één klap resp. door één regel — samenloop van object en situatie. Op die manier worden — dus — ook relaties tussen objecten behandeld. […] Volgens het situationisme van Metapatroon bestaat er überhaupt géén directe relatie tussen complete objecten. Qua gedrag zijn er immers geen complete objecten. Volgens Metapatroon kunnen verschillende objecten elk samenlopen met dezelfde situatie. Zij vertonen door elk hun eigen samenloop dienovereenkomstig eigen gedrag. Dat verdisconteert volgens nog steeds die ene regel wat volgens bedrijfsregels à la logisch atomisme nog aparte constraints — moeten — zijn. [… En] volgens Metapatroon kunnen er ònmogelijk regels worden opgesteld voor algemeen geldige afleidingen. Daarentegen moet er altijd (!) op omstandigheden (lees ook: situatie, context) worden gelet. En die situatie wordt dan erkend als expliciete factor voor desbetreffende samenloop.
in: Hoofdregel
Om te duiden waarom ook — inrichting volgens — zgn linked data tekort schiet ter facilitering van reële variëteit van gedrag met dienovereenkomstige informatie moeten we helemaal terug naar resp. beginnen vanaf onvermijdelijke axioma’s (zeg ook ontologie, paradigma e.d.).
[Mensen] ma[ken] doorgaans géén expliciet onderscheid tussen 1. theorie, 2. techniek en 3. toepassing. Nu is het onmogelijk om zònder een theorie te werken. Wie er niet over begint, volgt dus impliciet een theorie. En dat is dan geheid de, zeg maar, gangbare theorie van naïef atomisme. […] En dan komen wij met een à ndere theorie, zeg maar even contextuele verbijzondering. Tja, als er voor iets techniek nodig is volgens links, dan is het wel voor realisatie van toepassingen volgens contextuele verbijzondering. Links? Dà t is wat een gesprekspartner herkent. Daarom zegt z/hij prompt, dat z/hij met linked data allang doet wat jij en ik aanbevelen. Wat z/hij daardoor echter compleet mist, en eigenwijs blijft missen, is de kwalitatief à ndere theorie. Voor contextuele verbijzondering, herstel, juist dáárvoor is techniek volgens linked data — enigszins aangepast — ònontbeerlijk. Maar dankzij een andere theorie levert dat à ndere toepassingen op, te weten berekend op reële betekenissenvariëteit. Het is zinloos om te discussiëren over de techniek van linked data. Het is echter een gróót probleem om, althans met iemand die zich ervan niet bewust is, de theorie volgens welke zulke techniek toegepast wordt, tot expliciet gespreksonderwerp te krijgen.
Ook zo’n aanduiding als business rule (Nederlands: bedrijfsregel) […] zeggen talloze mensen […] min of meer klakkeloos na in de naïeve veronderstelling, maar daardoor niet minder vals, dat zij er een objectieve, dwz algemeen geldige aanpak enz. mee borgen.
De impliciete veronderstelling bij zgn Linked Data is atomisme. Daarvoor moet dus op z’n minst een kwalitatief à nder referentiekader komen om reële betekenisverschillen te duiden èn ze te voorzien van netzo reële samenhang. Dat lukt inderdaad met — wat heet — relationele modellering niet. Het is daarom verstandig resp. noodzakelijk om naar een andere modelleermethode over te stappen. Ik zie echter niet wat om te beginnen (!) qua modellering met Linked Data kan verbeteren, integendeel. Overigens is Linked Data prima als tèchniek voor uitvoering; voor Metapatroon doen we met KnitbITs feitelijk niet anders …
[V]olgens mij verdient oplossing van conceptuele problemen voorrang. Vooruit, noem een knooppunt volgens een informatiemodel à la Metapatroon ook maar eens een blok. Voor — nota bene — veranderlijke ordening van variëteit geldt een bepaald knooppunt-/blokexemplaar als à fgeleid van steeds twee andere blokken. Dat is er dus alweer één meer dan volgens blockchain. Maar het, zeg maar, afleidings- resp. verbijzonderingsbeginsel lijkt mij qua recursiviteit hetzelfde. Metapatroon ‘werkt’ met herhaling van afleiding/verbijzondering (en dat levert òmgekeerd beschouwd dus ketens op). Je maakt steeds informatie over onmiddellijk voorafgaand(e) blok(ken) ònderdeel van het vòlgende blok, enzovoort. Op die manier is tevens, maar zeg maar steeds indirecter, informatie opgenomen van vèrder voorafgaande blokken. Ofwel, indien er iets veranderd aan enig voorafgaand blok, wijkt de reconstructie van afleidingsinformatie à f van wat als zodanig reeds in het blok in kwestie geregistreerd staat. En als je de kans wilt verkleinen dat ermee geknoeid wordt, maak je die koppelinformatie èxtra moeilijk veranderbaar.
Voor blockchain lijkt mij de associatie met keten resp. ketting gekozen vanwege de veronderstelling van solide verbindingen om wijziging van schakels te belemmeren (omdat ze prompt zouden worden ontdekt). Aan Metapatroon ligt daarentegen de veronderstelling ten grondslag, dat een verbijzondering juist wèl veranderbaar moet zijn. Dat kan nodig zijn om een fout te herstellen, maar óók omdat de werkelijkheid structureel verandert waarmee registratie dan natuurlijk in de pas moet blijven. Zeg ook maar, dat het nalaten van zo’n laatstbedoelde wijziging leidt tot een eerstbedoelde fout vanà f enig tijdstip.
Met Metapatroon [bestaat er] een kwalitatief à ndere methode voor modellering […]. Let wel, daardoor raken gangbare methoden niet compleet vervangen, maar ondergaan relativering.
[K]ennelijk [gaat ook hij] ervan uit […] dat digitale computers volgens zgn predicatenlogica functioneren. Dat heeft natuurlijk juist niets te maken met … natuurlijke taal. Hoe dan ook, daaraan koppelt hij netzo impliciet de veronderstelling à la logisch atomisme dat er basale feiten zijn, en de rest is wat hem betreft dus inductie. Hoewel hij ze basaal noemt, beseft hij dat geldigheid van zgn feiten beperkt is. Ter afbakening dient domein (waarvan de z.i. noodzakelijke definitie nota bene echter ontbreekt). Tja, dat komt … feitelijk neer op de organisatie die eigen maatregelen voor informatievoorziening treft; daar kan je immers een factuur voor advisering enz. naartoe sturen. Kortom, het daagt nergens dat juist een noemer als domein dient om ònwerkbaarheid van zijn methode op wat ruimere schaal te verhullen. Mijn idee is in menig opzicht precies òmgekeerd.
De enneade plaatst gedrag ìn een omvattender structuur. Vervolgens laat zich — eventueel te veronderstellen — structuur và n gedrag recursief duiden, ofwel de structuur waarìn een gedeelte verschijnt is steeds gelijkvormig, enzovoort. Daarvoor dient Metapatroon als methode[. …] Zo is het stelselmatig bereik van Metapatroon met eenduidige ordening van veranderlijke betekenissenvariëteit onmisbaar voor ontwerp enz. van adequate infrastructuur voor informatieverkeer. [… M]odelleertheorie en —praktijk volgens atomisme […] is [daarentegen] totaal òngeschikt voor, zeg maar, structuur van reëel informatieverkeer op maatschappelijke schaal.
[S]till popular modeling methods start from assuming self-contained
entities, or objects. It follows that a particular object’s
behaviors (in a more static sense, also read: properties) need to be
thought of as generally, absolutely valid. Simply put, object equals
its behavior.
Such methods are adequate for modeling separate systems, each
independently facilitating a narrow set of tasks corresponding with
unambiguous behaviors. (Corollary: Make the universe small enough, and
whatever discourse stops.)
in: note 56.5
[A]ttempts at modifying self-containment of objects were, and continue to be, made, for example object-role modeling. While offering some improvements, it takes the radical situationism of Metapattern to secure benefits.
in: note 56.5
Als verder iedereen doet alsof Metapatroon niet bestaat, schiet het natuurlijk stelselmatig nooit op. Of ken jij soms een modelleermethode die wellicht zelfs beter geschikt is? Nou dan!
Volgens het [van oudsher] voor digitalisering gangbare ordeningsbeginsel lukt het […] niet om relevante betekenissen eenduidig van elkaar te laten verschillen èn aldus met elkaar te laten samenhangen.
in: Gedragsmatig ordeningsbeginsel voor stelselmatige informatiemodellen
De — wissel tot — beginselkeuze voor gedrag is moeilijk,
zo niet onmogelijk, voor wie, uit ervaring vaak onbewust, vasthoudt aan
ding als éénheid (met radicale beperking van dien). Wat formalisering
van schematechniek betreft kunnen beide ordeningsbeginselen overigens
nog redelijk worden vergeleken. Neem de methode van entiteit-relatie
modellering. Die biedt — dus — al wat ruimere mogelijkheden
dan het oude ordeningsbeginsel strikt genomen toestaat. (Want) behalve
aanwijzing van entiteiten (lees dus ook: dingen) met hun
respectievelijk exclusieve eigenschappen (volgens die methode
attributen genoemd), laten zich eventuele relaties tùssen zulke
entiteiten expliciteren. En vervolgens kunnen óók aan zo’n
relatie eigenschappen toegekend zijn. Eveneens voorzien van
eigenschappen heeft een relatie dus ook iets van een entiteit weg.
Daarom heten ze daar zwakke entiteiten (en zijn de, zeg maar,
oorspronkelijke entiteiten kennelijk sterk). Hoe dan ook, als entiteit
kan zo’n relatie op haar beurt een lid zijn in verdere relaties
met sterke en/of zwakke entiteiten, enzovoort. Voilà , — de
mogelijkheid van — recursiviteit. Begripsmatig komt de ontwerper
op die manier echter nooit lòs van het oude ordeningsbeginsel. Z/hij
blijft immers uitgaan van entiteit als basisbegrip, en probeert
vervolgens bijbehorende eigenschappen annex gedragingen te
inventariseren.
Nota bene, volgens het nieuwe, dwz gedragsmatige, ordeningsbeginsel
verloopt de methode als het ware òmgekeerd. Uitgaande van een bepaalde
gedraging als samenloop wordt bepaald welk ding èn welke situatie
ertoe leiden. Zeg ook maar dat wat volgens het oude beginsel zwak heet,
volgens het nieuwe juist sterk is.
Uit eventuele gelijkenis tussen plaatjes volgt dus beslist niet dat
het nieuwe ordeningsbeginsel overbodig is, omdat het oude beginsel
immers hetzelfde model kan opleveren. Dat lukt met het oude beginsel
zelfs principieel juist niet. Slechts oppervlakkig gezien lijken
modellen die volgens verschillende methoden zijn ontworpen vergaand op
elkaar, want om meer dan punten en lijnen gaat het qua tekening au fond
niet. De methode van entiteit-relatie modellering nadert Metapatroon
echter pas, zodra de beide entiteiten die door een zwakke entiteit
verbonden zijn, betekenisvol worden opgevat als samenstellend ding en
samenstellende situatie, enzovoort.
in: Gedragsmatig ordeningsbeginsel voor stelselmatige informatiemodellen
Hoe dan ook lijkt mij het kritieke verschil tussen Plato’s metafysica en enneadische semiotiek, dat Plato niet of nauwelijks rekent met à nderheid buiten éénheid als vermeerderingsfactor, terwijl ik juist nadruk leg op situationele (mede)werking. Het is m.i. die extra axiomatische factor die vergeleken met Plato’s opzet — verklaring van — het meervoud van éénheid vereenvoudigt en methodische omgang ermee — pas — prà ktisch mogelijk maakt.
in: aantekening 61.5
De enkelvoudige ontleding, zeg maar louter objectmatig, levert echter geen algemeen structuurbeginsel dat krachtig genoeg is om tegenstrijdigheden e.d. op te lossen, reële verschillen eenduidig volgens evenzo passende samenhang te ordenen, enzovoort. Zelf verwonder ik me er nog steeds over, hoever daarvoor toevoeging van slechts één factor reikt (en méér factoren lijken overbodig): recursiviteit van samenloop van object en situatie.
in: aantekening 61.6
ER is de methode die zij kennen en gebruiken. Onvermijdelijk hangen zij er sterk aan als referentiekader, dus ook om Metapatroon te duiden. Maar ja, het lukt natuurlijk nooit om een à nder paradigma in termen — en begrippen — van het ene paradigma begrijpelijk te maken.
Enigszins vergelijkbaar is Metapatroon overigens wel met o.a. ER. Je
kunt je voorstellen dat volgens de allereerste versie van ER een
entiteit slechts een andere term was voor atoom in de zin van logisch
atomisme. Volgens zulk atomisme zijn atomen resp. entiteiten
ònafhankelijk van elkaar. Daaruit volgt dat relaties ertùssen verder
leeg — moeten — zijn. Maar dat klopt uiteraard niet. Een
relatie vestigt immers … afhankelijkheid. Ofwel, de
logisch-atomistische versie van ER is onhoudbaar. In een volgende tot
en met huidige ER-versie is de aard van relaties daarom gewijzigd. Om
de onderlinge relatie tussen entiteiten te kunnen ‘vullen’
met wat specifiek die relatie betreft, is tevens aan een relatie
entiteitkarakter toegestaan. Maar ja, een èchte entiteit is een
relatie natuurlijk niet, zo spookt logisch atomisme dóór. Vandaar dat
er volgens ER twee soorten entiteiten zijn. Wat oorspronkelijk al als
atomen resp. entiteiten gold, heten sterke entiteiten. Dat zijn dus de
èchte. En relaties zijn dan zgn zwakke entiteiten.
Metapatroon draait atomisme als het ware radicaal òm. Alles wordt
betrekkelijk verondersteld. Niks zwà kke entiteiten. Relaties zijn
juist stèrk. Daardoor valt betekenis ònbegrensd verder betrekkelijk
te duiden. Dat gebeurt door twee relaties te combineren tot vòlgende
relatie. En op zijn beurt kan die resulterende relatie weer dienen voor
verdere combinaties ter verbijzondering, enzovoort. In die zin komt
trouwens een methode als Object-Rol modellering alweer wat dichterbij
Metapatroon[.]
Dit is nog steeds de crux volgens modelleermethoden die, over namen gesproken, uitgaan van en aldus mikken op entiteit, object e.d. Maar wanneer die benadering niet blijkt te werken, moeten we dan niet iets à nders bedenken?
in: aantekening 62.9
Waarom werken digitale voorzieningen voor informatieverkeer vaak
niet naar behoren? Dan is volgens mij met het ontwerp een onherstelbare
fout gemaakt. Dat begint er al mee om voor ontwerp géén voorrang te
geven aan zgn conceptuele modellering. En als zulke modellering al
expliciet gebeurt, zijn wat telt als constituerende begrippen doorgaans
te star, want atomistisch, gedimensioneerd. Daarvan geven aanduidingen
van tot dusver gangbare modelleermethoden reeds blijk, zoals
objectgerichtheid en entiteit-relatiemodellering. Daarentegen moet de
aandacht voor een begripsmatig model uitgaan naar gedrag (lees ook:
verschijnsel).
De insteek volgens gedrag leidt steeds tot de vragen naar 1. om
precies wèlk gedrag het gaat, 2. aan precies wat (object) resp. wie
(subject) dat gedrag valt toe te schrijven en 3. wanneer en onder welke
omstandigheden (situatie) het ob-/subject in kwestie het desbetreffende
gedrag vertoont. Aldus staat gedraggerichtheid toe om voor elk
ob-/subject verschillende gedragingen eenduidig te ordenen, te weten
situationeel (en volgens tijd).
Stelselmatigheid betreft vermijding van beperkende aannames. Met traditionele entiteit-relatie modellering lijkt de wie-wat vraag eenvoudig te beantwoorden. Maar dat lukt slechts op die manier volgens de aanname van en aldus beperking tot ‘eigen’ gebruikers van ‘eigen’ toepassingen, dwz op kleine schaal. Echter voor en door een organisatie die met haar instrumenten ònderdeel uitmaakt van een ruimer netwerk en zo door naar infrastructuur voor maatschappelijk informatieverkeer, moet modelleeratomisme worden vervangen door het beginsel van contextuele betekenisverbijzondering.
in: aantekening 64.4
Via een reeks normaalvormen, zo is het idee, komt de modelleur tot entiteiten met elk unieke eigenschappen. Op die manier telt de aldus opgezette informatieverzameling géén doublures. Ofwel, elke entiteit is — als je het gekunstelde bijvoeglijk naamwoord toestaat — eigenschappelijk onafhankelijk (gemaakt). […] Dat lukt natuurlijk slechts op zeer beperkte schaal, dwz waar het lijkt alsof de werkelijkheid logisch atomair is gestructureerd. Maar waar geldt dat nog voor digitalisering?
De praktijk van inmiddels averechtse modelleermethoden is helaas nog populair voor vraagstukken van — digitale — facilitering van informatieverkeer op stelselschaal, met voorspelbare mislukkingen van dien.
in: aantekening 67.9
Door bepaald gedrag slechts (lees ook: absoluut) aan een ènkel iets
toe te schrijven, geldt dat het iets in kwestie strikt dà t gedrag
heeft. Die opvatting is niet houdbaar, zodra de schaal van
samenhangende informatievoorziening zelfs maar weinig toeneemt. Voor
dat tekort waren/zijn modelleermethodologen niet geheel blind. Strikt
atomistisch modelleren werd uitgebreid tot entiteit-relatiemodelleren,
waarbij tevens aan relaties eigenschappen (lees ook: gedrag) kunnen
worden toegeschreven. Variëteit kan nog wat duidelijker met zgn
object-rolmodellering worden uitgedrukt. Het uitgangspunt voor zulke
modelleermethoden is en blijft echter atomisme met aanvullingen om aan
bezwaren mbt variëteit tegemoet te komen.
Met Metapatroon bestaan die bezwaren überhaupt niet, nogmaals, omdat
atomisme niet langer het uitgangspunt is, maar situationisme (als vorm
van relativisme).
Zeg maar dat tot dusver gangbare modelleermethoden ééndimensionaal zijn. Resultaten daarvan/-mee kunnen òngewijzigd in het meerdimensionale verband à la Metapatroon worden opgenomen door hun resp. impliciete contexten te expliciteren.
[Indien] de insteek strikt atomistisch [blijft, geldt] een eigenschap resp. gedraging […] onverminderd exclusief và n iets op zichzèlf. Waarvoor die modelleermethode dan ruimte biedt, is om de impliciete veronderstelling van absolute waarheid — die impliciet wordt gesuggereerd door louter vermelding van een eigenschapswaarde — te nuanceren. Zo oorspronkelijk lijkt mij dat overigens niet. Nee, met Metapatroon heeft dat m.i. zelfs helemaal niets te maken. [Er valt] daar immers géén spoor [te] ontdekken van de aanname, dat gedrag altijd een samenloop betreft van enerzijds iets-als-ob-/subject, anderzijds iets-als-situatie. [M]iddels situationele verbijzondering laten zich willekeurige nuances modelleren.
Lijkt dat wellicht op Metapatroon? Door de verschilmaker als situatie te duiden, gaat dat, zeg maar, plat op. Ik zie op die manier echter géén mogelijkheid tot recursiviteit (omdat volgens die methode verschillen geacht worden strikt và n een object te zijn; dat ligt anders, indien een verschilmaker op zijn beurt ook weer als object kan gelden, enzovoort, maar waaròm zo ingewikkeld als het met Metapatroon allang eenvoudig kà n?) .
Vergeleken met zgn atomistische methoden zoals entiteit-relatiemodellering en, zelfs nòg sterker, objectgerichtheid is de aanname van situationele voorwaardelijkheid van gedrag, dus ook van eigenschappen, al behoorlijk wennen, want nota bene paradigmatisch à nders. Daar komt aanvullend de aanname bij, dat zulke samenloop ònbeperkt kan worden verbijzonderd voor detaillering van modelmatige gedragsbeschrijving. Daartoe kan èlk situationeel (deel)object c.q. situationeel (deel)subject op zijn beurt dienen als element voor samenloop.
Tja, èlke methode is ‘meta’ tov de meerdere resultaten die ermee kunnen worden gemaakt. Dus een modelleermethode is een … metamodel. Met model als synoniem van patroon krijg je inderdaad … Metapatroon, allemaal allang niets nieuws meer. Voor Metapatroon geldt een à nder paradigma dan voor UML[. …] Voor UML is dat atomisme, voor Metapatroon situationele gedragsverbijzondering.
[M]odelleermethoden op atomistische grondslag [voldoen] voor variëteit principieel niet […], punt.
Aldus raken reële verschillen ontkend. De a priori veralgemeniseringstendens verklaart waarom modelleermethoden op die beperkende grondslag principieel òngeschikt zijn voor ordening van betekenissenvariëteit in samenhang. Met de semiotische enneade als grondslag is Metapatroon als modelleermethode wèl op die stelselmatige opgave berekend. Wat daarvoor immers nodig is, noem ik hier maar even de verbijzonderingstendens.
Mind Mapping[, w]at zijn de regels ervoor? Stel dat je werkt met
potlood en papier. Je hebt een onderwerp — andere gebruikelijke
aanduidingen zijn zoal: idee, thema, begrip — dat je nader wilt
verkennen, overwegen e.d. Zo’n beetje midden op het papier geef
je dat onderwerp kort weer. Dat kan met een woord, een figuur, dat
maakt niet uit, wat je maar kortweg herkenbaar vind. Vervolgens
associeer je er — andere — onderwerpen mee (voor zover je
ze ervoor relevant acht). De tekens daarvoor rangschik je rondom
— het teken voor — je aanvankelijke onderwerp en vanuit dat
eerste onderwerp trek je een lijntje naar èlk van de onderwerpen die
je er direct mee associeert. Zo kan je doorgaan, van het ene onderwerp
tot ervoor relevante onderwerpen, enzovoort. Wat als mind map
resulteert, heeft aldus de structuur van een zgn radiale hiërarchie.
Dat is thans onder de noemer c.q. merknaam van Mind Map trouwens niets
nieuws. Naar verluidt probeerden de zgn oude Grieken hun gedachten op
die manier al te ordenen.
Nota bene, de aanduiding hiërarchie betreft slechts de vorm. Voor
inhoud staat Mind Mapping, of hoe je het ook wilt noemen, willekeurige
associaties toe tussen willekeurige onderwerpen. Het is dus o.a. niet
zo, dat het onderwerp waarvanuit geassocieerd wordt als — vanaf
het startonderwerp steeds verdere verbijzondering van — context
geldt voor het onderwerp waarnaartoe geassocieerd wordt.
Uiteraard kan je de voorwaarde (lees ook: beperking; Engelse vakterm:
constraint) van contextuele betekenis dwingend opleggen voor de
relaties tussen onderwerpen. Maar dat is dan géén Mind Mapping
meer.
[… Voorts valt] een nader opgevoerd onderwerp [te] beschouw[en]
als een object waarvoor dan de reeks van onderwerpen die van daaruit
direct naar het oorspronkelijke onderwerp leiden samen inderdaad de
context in kwestie uitmaken. Okee, dat levert dus een contextueel
verbijzonderd object op. Maar datzèlfde object kan volgens talloze
contexten verbijzonderd zijn. Zulke verschillen moeten tevens …
samenhangen. Maar nu net dà t is volgens een radiale hiërarchie
onmogelijk. Daarvoor zijn, zeg maar, laterale verbanden nodig, het is
niet anders. Stelselmatig is het meervoud van relevante contexten
kenmerkend, om van veranderlijke contexten nog maar te zwijgen.
I prefer […] present[ing] Metapattern […] on its own — terms for — concepts, and only subsequently showing how it covers earlier modeling methods/languages through posing particular constraints[.]
in: note 71.10
As far as I understand ORM, it remains fixed on objects. Compared
with, say, classic OO, ORM is already far more flexible. For the
role-aspect makes it other-object oriented, too. That way, ORM is about
the role of one object as related to the role of one other object, or
the respective roles of more other objects.
What may cause confusion is the term ontology. What I take ontology to
mean in a philosophical sense, and that is also how I consider the
axioms aka ontology for Metapattern, is the most fundamental idea of
what constitutes reality (and as such simultaneously offering a general
concept of reality). As such, ORM’s ontology is still atomist,
which severely limits flexibility. For objects nevertheless come first.
And each object ‘has’ roles for relating to other objects
(with those other objects ‘in return’ fitted with roles,
too). Based on that ontology you can draw up models. Does Halpin
perhaps call — some of those — models ontologies? Again,
that is not what I understand by ontology. To me, they are also just
models.
As you have gathered from my comparison of Metapattern with ORM, and I
believe I have been quite fair, the respective ontologies — in
the philosophical sense — differ. Yet, ORM comes quite close, as
I have tried to demonstrate through proposing constraints. What ORM
forces upon the modeler, however, is specifying all objects pertaining
to mutually relevant roles. With n-ary relationships, I find overview
is soon lost. A model therefore doesn’t scale easily. ORM has not
purposely been designed for use at the scale of integrated order.
Instead, Metapattern principle of differentiation is binary. For
behavior it is object-in-situation, corresponding in a model with
signature-in-context for — identifying — description. On
this binary principle rests the possibility for limitless recursion.
Thus, with Metapattern a model scales almost naturally.
in: note 71.10
I certainly agree that ORM improves upon classic object orientation by insisting on roles and thereby allowing for already a large degree of relativity (accompanied by differentiation). Its philosophical ontology remains atomist, though. And for that reason I also don’t see how ORM really differs from entity-relationship modeling with no attributes allowed.
in: note 71.13
With ORM, as I understand it, an object’s behavior, i.e. both static and dynamic properties, is differentiated through role-attribution. And for its roles, an object is taken to be different from other objects. So to speak in between objects stand one or more of their role-aggregates[. …] When I am right about the recursion ORM allows, it can be expressed with Metapattern as a retyping of — an instance of — role-aggregate, or some subset of such an aggregate, as — an instance of — an object[. …] This seems to me all of ORM’s ontology. […] Now, Metapattern’s principle of describing an object’s situational behaviors does not take an object to be different from the situation it behaves in, but as part of it (just like other objects may be part of it, too). For example, while people playing a tennis match are indeed called opponents of each other, it is of course the whole match-situation, including spectators et cetera, in which they — and the spectators et cetera, for that matter — behave. […] Including retyping for recursion, [… w]ith Metapattern, object and situation are relative concepts, though. [… A] horizon […] set[s] a model’s boundary for such relativity by conflating — what are considered for the model — as the most encompassing both object and situation.
in: note 71.17
As I see it, so-called mind mapping may help to associate concepts, but it doesn’t provide control for disambiguation required for an integrated order. For it simply lacks the overriding contextual constraint. Somewhat similar to ORM, indeed when adding that constraint, it more or less turns into Metapattern, too. However, the paradigm shift away from atomism towards interdependence is paramount, and cannot be demonstrated, supported et cetera continuing to use what traditionally serves small-scale, stand-alone applications.
in: note 71.21
With object-role modeling, such respective roles are combined to form a relationship. In actual fact, I would say, there are different personae at stake (for that is precisely why they were constituted as such; but only widening the scope can bring tis out). Each persona can subsequently participate ‘more or less’ on its own in all sorts of events, only when need be — through yet another event — brought into explicit involvement — again — with the persona, or personae, it was constituted along with.
in: note 71.30
Het is m.i. […] gangbare logica, op haar beurt ontleend aan zgn logisch atomisme als ontologie, waaraan — doorgaans impliciet — gangbare modelleermethoden mank gaan voor stelselmatige ontwerpopgaven, dus indien betekenissenvariëteit aan de orde is (en redelijk beheersbaar gefaciliteerd moet raken) .
in: aantekening 72.7
[Z]ulke zgn dialectiek is nog eens een principiële reden dat atomistische modelleermethoden op/voor digitalisering op stelselschaal tekort schieten.
Natuurlijk is ook een stelselmatig informatiemodel aan verandering onderhevig, al is het maar omdat de èchte werkelijkheid verandert[. …] Dankzij het contextuele verbijzonderingsbeginsel blijven aanpassingen van programmatuur dienovereenkomstig beperkt.
Als modelleerbeginsel volgens Metapatroon voor
verschillen-in-samenhang geldt — recursie van — contextuele
verbijzondering. Een logisch gegevensmodel waarvoor daarentegen het
doel nog is uniformiteit van betekenissen, ontkent de werkelijkheid van
verschillen-in-samenhang op stelselschaal van informatieverkeer en
schiet daarom zelfs principieel tekort voor gemeenschappelijk op
z’n stelselmatigs.
Uitgaan van verschillen, sterker nog, onderdrukking van verschillen
leidt nooit tot passende samenhang. Het is de (ontwerp)kunst om van
samenhang uit te gaan; daarin passen dan de verschillen. Vergeleken met
— inmiddels achterhaalde — toepassingsschaal vergt
oriëntatie volgens stelselschaal een omslag in modelleerbenadering;
dat lukt nu eenmaal niet met overgeleverde modelleermethoden.
[H]et klopt helaas dat voor — digitale facilitering van — stelselmatig informatieverkeer tot dusver géén besef bestaat dat gangbare ontwerpmethoden principieel tekort schieten. Noem ze ook maar klassiek en die zijn immers niet stelselmatig bemeten, zoals Metapatroon dat opzettelijk wèl is dankzij recursieve contextuele verbijzondering. Wat contextloos abusievelijk als complete informatie wordt beschouwd, is volgens ruimer semiotisch kader slechts een signatuur. Voor een kleinschalig en lòsstaand informatiesysteem gaat er meestal nog niets mis met zulke feitelijk afgekapte informatie[. …] Op de (verkeers)schaal van samenlevingsvariëteit geldt echter dat […] óók relevante context onlosmakelijk ònderdeel van informatie uitmaakt. Elke informatie (lees ook: teken) is aldus samengesteld [met de enneade a]ls daarvoor passend semiotisch kader (semiotiek: tekenleer) en dus grondslag voor Metapatroon[.]
in: aantekening 74.4
[E]en, zeg maar, beschrijvingsmethode […] kan prima bruikbaar zijn om resultáten van modellering mee uit te drukken, maar voor daaraan noodzakelijkerwijs voorà fgaande conceptuele modellering biedt zo’n beschrijvingsmiddel géén aanwijzingen e.d. Daar heeft het slechts de valse schijn van, zolang de veronderstellingen voor beschrijving verward blijven met die voor samenhangende betekenissenvariëteit. Voor zéér kleinschalig bereik, dwz voor een ènkel en apart informatiesysteem, raakt die — bron van — verwarring nog niet manifest. Zodra ook maar enig informatieverkeer aan de orde is, gaat het geheid mis.
Nee, één en dezèlfde term c.q. uitdrukking kan zelfs binnen een beperkt opgevat “domein” reeds in verband staan met meerdere betekenissen. Zulke meerduidigheid bestaat echter niet dankzij context. Omdat informatie inclusief context telt, waarbij context doorgaans impliciet wordt ervaren, is voor een mens resulterende interpretatie éénduidig. Zodra een mens ontbreekt, al dan niet tijdelijk zoals met registratie, moet daarom èxpliciet in — toevoeging van nodige en voldoende — context zijn voorzien als voorwaarde voor eenduidige betekenis(geving).
Zoals je stellig weet, geldt sinds tientallen jaren de relationele
database als het spreekwoordelijke werkpaard voor registratie tot en
met rapportage van gestructureerde informatie. Waarmee je wellicht wat
minder vertrouwd bent, (maar wijs me ajb terecht indien ik mij daarin
vergis,) is dat voor optimale relationele structurering van informatie
regels opgesteld zijn. Ontwerp(en) van een database volgens die regels,
methodisch dus, heet normalisatie. Het komt erop neer dat in een
database èlke informatie slechts ènkelvoudig opgenomen mag zijn.
Klopt, een plaats voor alles èn alles op zijn plaats. Zo blijft
bijvoorbeeld vermeden dat het ene exemplaar van bepaalde informatie
wèl wordt gewijzigd, maar andere exemplaren ervan onverhoopt niet. En
je weet uiteraard allang, dat identificerende informatie géén
onderdelen mag omvatten waarvan de waarden kùnnen veranderen; daarom
is o.a. het bsn ‘domweg’ een nummer.
Wie wat verder kijkt dan zijn neus lang is, nee, daar zijn juist nogal
wat zgn ict-ers helaas niet zo goed in, herkent dat de
database-tèchnische oriëntatie op enkelvoud feitelijk de uitwerking
moet zijn van werkelijkheidsoriëntatie voor begripsmatige
eenduidigheid. Zo laat zich óók bedoelde normalisatie prà ktisch
opvatten als “conceptuele verbijzondering.” Als
werkelijkheidsbeeld (lees ook: wereldbeeld, ontologie) dat voor die
methode — impliciet, tja, dus èxtra moeilijk te veranderen
— verondersteld is, geldt echter logisch atomisme. Voor zéér
kleinschalige informatievoorziening, ofwel volgens een nauw kader
waarbinnen géén variëteit van betekenissen — meer — aan
de orde is en een ènkele database volstaat, werkt dat nog prima.
Op atomisme is óók, zelfs nog exclusiever, de later opgekomen
objectgerichtheid gebaseerd. Hoewel die aanduiding het voor een leek
niet doet vermoeden, betreft het eveneens een tèchnische insteek, en
zo mogelijk zelfs nog strikter. Daarbij gaat het niet zozeer om opzet
van een database, maar van programmatuur; als objecten annex atomen
gelden aparte programmatuurmodulen, waarbij elke module — dus
— onafhankelijk ‘zijn’ informatie volgens
‘zijn’ eigenschappen verwerkt. Probleemloos werkt ook
dà t echter louter zéér kleinschalig.
Voor digitale infrastructuur voor informatieverkeer hebben
‘we’ er allemaal niets aan, althans niet als beginsel voor,
vooruit, semantische interoperabiliteit. Sterker nog, wat slechts
kleinschalig bemeten blijkt, pakt grootschalig averechts uit.
Zo’n kwalitatieve hindernis heet schaaleffect. Kennelijk verkeren
zowel opdrachtgevers als opdrachtnemende ict-ers mbt schaaleffect
vrijwel alom nog in ontkenningsfase (waar ict-ers materieel voordeel
van ondervinden).
Let wel, relationele databases en objectgerichtheid moeten wat mij
betreft niet in de prullenbak. Zij zijn methodisch ongeschikt voor
stelselmatig ontwerp; voor uitvoering van zo’n ontwerp zijn en
blijven ze echter onmisbaar als technieken. Ik heb het over zulk
ontwerp(en). Je zou toch zeggen dat betekenissen zelfs voorrang
verdienen als het om informatievoorziening c.q. -verkeer gaat, maar
ontwerp van stelselmatige betekenissenordening wordt nog steeds
overgeslagen. Hoe voorspelbaar wil je telkens maar mislukte opzet
hebben van wat stelselmatig moet zijn?
Zeg ook maar dat onderling aparte domeinen domweg niet bestaan; er is verwevenheid aan de orde.
Hoe past Metapatroon? Juist dat valt te verduidelijken door —
de consequente keuze voor — het spoor van scheiding ipv
vermenging van registratie en rapportage. Wat optimaal voor registratie
in aanmerking komt, is wat — òmgekeerd geredeneerd —
elementaire betekenis draagt. Dergelijke ‘elementen’ kunnen
immers naar willekeurige behoefte tot rapportage worden samengesteld
(en die moeite neemt een machine mensen uit de ‘hand;’ in
de aanduiding ict gaat het daarbij om de i en de t).
Zoiets als elementaire betekenis kan echter niet bepèrkt worden
toegeschreven aan een object (lees ook: entiteit). Die beperking geldt
wèl volgens — modelleermethoden zoals —
entiteiten-relaties modellering en objectgerichte modellering.
Ik vermeldde in een eerdere aantekening zgn normaalvormen. Met de
relationele database als middel om informatie te beheren volgens
entiteiten-relaties modellering, bedoelt normalisering eenduidigheid te
borgen van wat daardoor geldt als elementaire informatie. Dat laat de
beperking tot entiteiten echter onverlet. Daaraan valt met
objectgerichtheid evenmin aan te ontkomen. Daarom zijn dergelijke
modelleermethoden slechts geschikt voor — zeer —
kleinschalige betekenismodellen. Slechts op — zeer —
beperkte schaal lijkt het alsof eigenschappen annex gedragingen
exclusief và n een entiteit- resp. objectexemplaar zijn. Die
schaal moet daarvoor stroken met ònveranderlijke omstandigheden, zeg
ook maar één situatie betreffen. Daarbinnen kan voor wat moet gelden
als elementaire betekenis context-als-situatiebeschrijving impliciet
blijven.
Digitale technologieën zijn ‘we’ echter ook en vooral
voor communicatie (lees ook: informatieverkeer) gaan gebruiken (in de
aanduiding ict gaat het daarbij om de c en de t; daardoor moet nota
bene met de i kwalitatief à nders ‘gerekend’ worden).
Op verkeersschaal is de veronderstelling van een ènkelvoudige,
ònveranderlijke situatie natuurlijk een valse illusie. Omdat
eigenschappen/gedragingen van een entiteit (lees dus ook: object,
subject) naar omstandigheden kunnen wijzigen, schiet de beperking tòt
de entiteit in kwestie tekort voor stelselmatige registratie van als
elementair dienende betekenissen voor rapportage. Er moet altijd
vermelding van de situatie in kwestie bij, en context betreft die
nodige en voldoende èxtra beschrijving voor eenduidigheid.
Aldus is Metapatroon de passende (modelleer)methode om scheiding van
registratie en rapportage dóór te zetten van impliciet statisch
mono-situationeel naar expliciet dynamisch multi-situationeel bereik
van informatieverkeer. Anders lukt het niet. Ja, stelselmatige
betekenissenmodellering is een và k en het heet m.i.
informatiekunde of, wat uitgebreider uitgedrukt,
informatieverkeerskunde resp. civiele informatiekunde.
[A]ls u in de krant leest dat het zoveelste digitaliseringsproject
mislukt is, komt dat omdat zgn automatiseerders volhouden dat een
bepaald woord slechts één ‘ding’ kan betekenen. […]
Wèlke betekenis geldt, kan [echter] pas duidelijk zijn dankzij nodige
en voldoende context. Kort en goed, volgens Metapatroon maakt context
ònlosmakelijk onderdeel van een teken uit. Wat de meeste mensen
— en dan vooral nog computerprogrammeurs — abusievelijk
voor een teken (lees ook: informatie) houden, is volgens mij slechts
— wat ik noem — een signatuur. […] Die signatuur in
combinatie met de ene context ‘betekent’ zus, in combinatie
met een andere context zo, enzovoort.
Met zo’n methode van contextuele verbijzondering — ik laat
de recursiviteit ervan hier in het midden — kunnen reële
betekenisverschillen op willekeurige schaal tegelijk samenhangend
worden uitgedrukt.
Volgens tot dusver gangbare modelleermethoden blijft ordening van […] veranderlijke variëteit […] onbereikbaar. Als stelselmatig bruikbare, werkzame modelleermethode stel ik Metapatroon voor. Metapatroon strookt dus met [de aanname van] subjectieve gedragingenvariëteit. De grondslag van Metapatroon is immers subjectief situationisme, met situatie synoniem met — een bepaalde — omgeving. Aangezien context geldt als het tekenequivalent van situatie, volgt Metapatroon — recursief — het beginsel van contextuele signatuurverbijzondering voor uitdrukking van situationele verbijzondering van ob- annex subjectgedrag.
Nota bene, ik maak uiteraard ook niemand een verwijt. Er zijn nu
eenmaal methoden & technieken gevestigd geraakt voor zgn
digitalisering. En het is inderdaad nogal wat om te durven erkennen dat
die wellicht niet langer passend zijn.
Mijn analyse luidt dat ze ooit bemeten zijn op kleinschalige inzet,
zeg maar met telkens een aparte toepassing. Die tijd is echter voorbij,
mede dóór verdere digitale technologieën met alsmaar krachtiger
mogelijkheden voor facilitering van uitwisseling van informatie.
Beperkt tot zeer kleinschalig bereik per toepassing is ordening van
betekenissen voor eenduidige interpretatie doorgaans géén probleem.
Wat ook wel conceptuele modellering heet, blijft daarvoor nagenoeg
triviaal. Het werk aan de opgave lijkt daarom vooral tèchnisch.
Het belang van betekenissenordening slaat radicaal om, zodra (!) wat
van oudsher als éénheid van informatie is beschouwd binnen het bereik
van dezèlfde digitale voorzieningen voor verschillende interpretaties
vatbaar is. Standaardisatie van betekenis, dwz dat voortaan één
betekenis geldt voor zo’n overgeleverde informatie-éénheid, is
zelfs gevaarlijk. Andere betekenissen zijn vrijwel altijd óók
relevant. Uitsluiting ervan werkt prompt verlammend.
Kenmerkend voor Metapatroon is uitbreiding van elke, vooruit,
informatie-éénheid met nodige en voldoende context ter borging van
eenduidige betekenissen.
Indien voor [een] opgave nog steeds géén betekenissenvariëteit aan de orde is, kan je daarover onverminderd vertrouwen op een au fond contextloze modelleermethode zoals UML. Gaat het daarentegen om, bijvoorbeeld, systeemintegratie — nieuwe spelling: systemenintegratie? — dan kan je je daarmee “druk” maken wat je wilt, maar een òplossing bereik je er nooit mee, integendeel.
[T]erwijl de illusie van absoluut geldige betekenis per enkelvoudig
teken voor telkens een apart kleinschalig informatiesysteem annex
toepassing nog wel valt te handhaven, leidt die vanaf wat ruimere
schaal … absoluut tot ònoplosbare problemen. […]
Voor de allang ruimer bemeten opgaven moeten we dringend overgaan op
een à nder paradigma, ofwel uitgangspunten. […] Stelselmatig
moeten betekenissen voor hun ordening betrekkelijk verondersteld zijn.
Ik vind subjectief situationisme geschikt als paradigma, met
Metapatroon als passende modelleermethode.
in: note 77.72
Metapatroon is een à ndere modelleermethode.
Entiteit-relatiemodellering was er eerder, gevolgd door zgn
objectgerichtheid. Voor mijn eerste poging tot toelichting, in 1991,
nog voordat ik de naam Metapatroon eraan gaf, veronderstelde ik
bekendheid van de lezer met normalisatie à la
entiteit-relatiemodellering èn met objectgerichtheid[. …] Zowel
entiteit-relatiemodellering als objectgerichtheid is nog steeds
geschikt voor kleinschalige toepassingen. Maar ja, wat kan kleinschalig
blijven? […] Dat noodzaakt tot gebruik van een stelselmatig
bemeten modelleermethode mbt een nota bene ook nogeens veranderlijke
betekenissenordening […].
[S]telselmatig voldoe[n] die [eerdere] methode[n] dus niet. Nogmaals,
voor eenduidigheid onder omstandigheden van variëteit moet er in
termen van normalisatie dus, populair gezegd, wat
verbijzonderingstandjes bij, en dat lukt aantoonbaar wèl met
Metapatroon.
in: note 77.73
[Dat] hangt wat mij betreft vooral samen met het verschil tussen 1.
uitgekapselde objecten wat informatiestructuur betreft en 2.
ingekapselde object voor programmatuurobjecten.
Uitgekapseld? Een (informatie)object heeft volgens Metapatroon immers
eigenschappen resp. waarden al naar gelang context. Andere context,
à ndere eigenschappen. Ofwel, in afwijking tot wat voor
digitalisering als objectgerichtheid bekend staat, is het niet (!) zo
dat à lle eigenschappen in zoiets als het object(exemplaar) zèlf
opgenomen zijn. Daarentegen zijn eigenschappen verspreid over de
contexten waar ze geldig zijn. Aldus is duidelijk dat, zeg maar,
informatieobject zelfs moet verschillen van, zeg maar,
programmatuurobject.
in: note 77.94
Oh ja, nòg zo’n aannemertaktiek om de relatie met de opdrachtgever te monopoliseren is, daar is de Engelse taal weer, agile development. Je moet die aanpak toch vooral zien als gebrek van programmatuuraannemers om het eigen onvermogen mbt ontwerpen te erkennen. Dan proberen ’we‘ maar wat, nietwaar? Daarin raakt de opdrachtgever meegezogen. Zou er meteen een bekwame informatiekundig ontwerper zijn ingeschakeld, dan kan — de schijn van — experimenteren vrijwel altijd achterwege blijven.
Tot dusver gangbare methoden veronderstellen — doorgaans
impliciet — atomisme. Uitgaande van één atoomexemplaar kan dat
exemplaar allerlei relaties van allerlei soorten met allerlei andere
atoomexemplaren hebben. Wanneer is welke deelverzameling daarvan
relevant?
Zo’n vraag valt, eh, atomair onmogelijk te beantwoorden. Daaraan
verwant is de moeilijkheid van, zeg maar, in- resp. uitzoomen. Een
verzameling atoomexemplaren kan op haar beurt immers géén
atoomexemplaar zijn, evenmin als, omgekeerd, een gedeelte van een
atoomexemplaar. Ofwel, aan een bepaalde afbakening à ls atomen zit
je và st, en vandaaruit kan je slechts verder met relaties. Waar
de gekozen, zeg maar, afbakening voordeliger uitpakt voor relaties zus,
is het effect nadeliger voor relatie zo. Dat blijft maar
verspringen.
Voor een zéér beperkt bereik zoals met een aparte
(computer)toepassing geeft dat overigens vrijwel nooit problemen (omdat
daarvoor de afbakening van atomen c.q. entiteiten meestal
’vanzelfsprekend‘ is). Het valt zelfs niet eens op. Helaas,
want prompt voor het geringste ruimere bereik valt er niet aan
erkenning van verwevenheid te ontkomen. Daarop is atomisme niet
berekend, punt.
Volgens Metapatroon is atoom niet de principiële eenheid, maar
gedrag(ing). En gedrag is niet exclusief và n een object gedacht,
maar resulterend uit samenloop van een object met een situatie. Dit
brengt de veelheid aan relaties terug tot de ènkelvoudige relatie
tussen enerzijds object, anderzijds situatie. Voor de relatie is een
richting aangegeven. Die plaatst een object ’in‘ een
situatie, en daarom eindig ik met de pijl aan de kant van wat voor die
relatie als de situatie geldt. Andersom? Ook goed, maar bij voorkeur
consequent voor één en hetzèlfde model.
Vanwege dat enkelvoudig bestaat òndubbelzinnig de voorwaarde voor
herhaling. Daarvoor constitueert zo’n relatie een situationeel
object dat op zijn beurt kan ’doorgaan‘ voor object en/of
situatie als aanknopingspunt voor verdere gedragsverbijzondering. In
omgekeerde richting van recursiviteit moet een aanknopingspunt dan
uiteraard eveneens als situationeel object worden opgevat. Daaruit
volgt dat dáárvoor een object en een situatie als de samenlopende
delen onderscheiden moeten zijn. Dat houdt voor een model op met de
horizon als grens. […]
Maar hoe zit het dan met onderlinge relaties van objecten? Die zijn
met afwijzing van atomisme toch niet weg? Nota bene, Ã lle
verwevenheid wordt via enkelvoudige relaties geordend. Neem situatie S
en objecten A en B. Blijkbaar hebben A en B ’in‘ een
onderlinge betrekking. Ofwel, als situationele objecten gelden A-in-S
èn B-in-S. Daartussen zijn twee relaties mogelijk, te weten
(A-in-S)-in-(B-in-S) en (B-in-S)-in-(A-in-S). Met een modeltekening is
dat meteen duidelijk, ook wanneer dergelijke verbijzonderingen worden
voortgezet. Het is ’gewoon‘ telkens weer de relatie
object-in-situatie resulterend in situationeel object (met aldus
eenduidig gedrag), dat op zijn beurt kan dienen als object en/of
situatie voor relaties à la object-in-situatie.
Onoverzichtelijkheid dreigt gauw door objecten — en situaties
— volgens vertrouwde concreetheid te benoemen. Informatiekunde
op/voor stelselschaal is een vak(discipline) mede omdat ontwerp van
praktisch bruikbare modellen abstractievermogen vergt.
Is het zo moeilijk om te beseffen dat de mogelijkheden voor feitelijk onbegrensd bereik van digitale facilitering van informatieverkeer de ordening van betekenissenvariëteit tot een opgave gemaakt heeft die een praktische oplossing vergt? Daarvoor zijn overgeleverde modelleermethoden principieel òngeschikt door hun atomistische grondslag. Waarvoor ze echter bij uitstek geschikt zijn, is alleenheerschappij met ontkenning en onderdrukking van variëteit van dien.
Problematisch vind ik wèl, en dat is iets à nders, de methode
van entiteit-relatiemodellering. Het gaat daarmee mis, zodra het
gedragingenbereik dat het ‘systeem’ in kwestie moet
faciliteren door variëteit per ob-/subject gekenmerkt is.
Als tèchnische voorziening voor digitalisering is en blijft de
relationele database zelfs zéér geschikt. Volgens Metapatroon is
èlke gedraging (lees ook: eigenschap) immers, nota bene recursief
toepasbaar, eenduidig bepaald door tweeledige samenloop. […]
Ofwel, een registratie-eenheid is zowel radicaal gestandaardiseerd als
minimaal van omvang. KnitbITs als het programmatuurplatform voor
Metapatroon maakt daarom gebruik van de relationele database.
[…]
Ik kom nog even terug op tot dusver gangbare modelleermethoden/-talen.
Vooral entiteit-relatiemodellering laat zich zodanig
‘beperken,’ dat het als het ware overgaat in Metapatroon
(en het dus géén entiteit-relatiemodellering meer is). […] Het
is dus dankzij die beperking dat de relationele database-techniek
uitstekend bruikbaar is voor Metapatroon.
Noem dat maar contextloze objectgerichtheid, ofwel principieel à nders dan Metapatroon en daardoor dus netzo principieel òngeschikt voor stelselmatige modellering met betekenissenvariëteit van dien.
[Om] de aanpak volgens toepassingen voort te zetten[, …] dient
afbakening volgens domein[en] ((DDD staat voor domain driven design
…]). Het ongelukkige idee is onverminderd dat althans pèr domein
géén betekenissenvariëteit bestaat. Haha, dat klopt stelselmatig pas
door een domein tot een situatie te beperken. Voilà , dan heb je
… Metapatroon. :-) [… H]et is m.i. dus een misvatting dat
slechts een gradueel verschil aan de orde is. DDD is domweg niet
stelselmatig, punt. Overigens blijft er per domein een modelleeropgave
en daarvoor wordt doorgaans voor objectgerichtheid gekozen met als
methode UML (Unified Modeling Language). Zolang variëteit als het ware
verboden is, voldoet UML …
Wie Metapatroon moeten beheersen zijn overigens niet
“IT-ers,” maar informatiekundig ontwerpers. En Metapatroon
als modelleermethode voor één informatiestelsel is voor
opdrachtgevers uiteraard wèl veel eenvoudiger te begrijpen, op
z’n minst als samenhangbeginsel, dan zoiets als DDD in combinatie
met UML. Maar ja, de “IT-ers” bestemmen […] wat
opdrachtgevers — niet — begrijpen … Hoe krijg je
dáár verandering in?
Waaraan — ook — digitalisering doorgaans mank gaat, is de associatie van voorwaarden voor verwerking met gangbaar geraakte formele logica met abstractie (lees ook: betekenisloosheid) van dien. […] Voor informatiekundig stelselmatig verantwoorde (verkeers)voorzieningen vergt […] hun ontwerp een modelleermethode volgens een open betrekkelijkheidsbeginsel. Dat is Metapatroon. Intussen blijven voor digitaliseringsopgaven voor verkeersvoorzieningen met — dynamiek van — betekenissenvariëteit van dien dáárvoor averechtse modelleermethoden gebruikt.
in: aantekening 83.4
Hoe gaat het met gangbaar geraakte modelleermethoden à la atomisme stelselmatig geheid mis? [Dat volgt] … logisch[,] omdat zulke methoden nauw verwant gebleven zijn met de formele logica [waarmee], nog ònwerkelijker, […] ènkele woorden […] tellen, atomistisch dus, als algemeen geldige gedragsbeschrijvingen. Voor een verkeers- annex gedragingenruimte waarvoor — en voor wèlke ‘ruimte’ op reële verkeersschaal geldt dat niet?! — dynamiek van variëteit kenmerkend is, schiet zulke simplistische logica en daarop gebaseerde modelleermethoden hopeloos tekort.
Als je uitgaat van zgn entiteiten, kom je niet onder relaties
ertussen uit. Voilà , op z’n Engels, entity-relationship
modeling (ERM). Met de minste verruiming van betekenissenbereik met
variëteit van dien groeit echter de noodzaak om eigenschappen ipv aan
entiteiten aan relaties toe te schrijven. Wie die noodzaak niet erkent,
blijft met ERM maar aanmodderen.
Oriëntatie volgens entiteiten blijft behouden met, eveneens met een
Engelse aanduiding, object-role modeling (ORM), zij het dat daarmee
erkend is dat eigenschappen van een entiteit niet algemeen gelden, maar
relatie-afhankelijk en daarom zgn rolbepaald zijn. Daarom is ORM
geschikt(er) voor voorzieningen voor informatieverkeer met alweer
ruimer bereik. ERM moet het immers hebben van voorwaarden waaronder
entiteiteigenschappen algemeen geldig zijn, en het bereik daarvan is
zéér beperkt. ORM dreigt echter gauw onoverzichtelijk te worden, mede
omdat èlke eigenschap op haar beurt à l la ORM uitgedrukt wordt,
ja, dat is methodisch inderdaad consequent, door de ònbepaaldheid van
het aantal objecten dat met hun respectievelijke rollen relationeel
samenhangen.
Uiteraard kan je, omgekeerd, ook uitgaan van relaties. Volgens
Metapatroon gelden voorwaarden voor de entiteiten waar je dà n
niet omheen kunt. Het aantal aandelen aan een bepaalde relatie is
beperkt tot twee. Het ene aandeel betreft een entiteit als
gedragsobject c.q. gedragssubject, terwijl het andere aandeel voor
rekening komt van een entiteit als gedragssituatie.
De twee (!) verschillende aandelen kunnen afkomstig zijn van dezelfde
entiteit. De strikte tweeledigheid van èlke relatie leent zich voor
recursiviteit. De entiteiten die als aandeelhouders van een relatie
tellen, kunnen elk op hun beurt als tweeledige relatie worden ontleed.
De (boven)grens van ontleding wordt in een model als horizon
getrokken.
In omgekeerde richting kan elke relatie dienen als ob-/subjectief dan
wel situationeel aandeelhoudende entiteit voor vèrder verbijzonderde
relaties. De (onder)grens van een model bestaat daarmee uit de
verzameling relaties die — in elk geval vooralsnog — niet
eveneens als aandeelhoudende entiteit gelden.
Dat maakt bijelkaar Metapatroon ook praktisch overzichtelijk
schaalbaar(der). En dat is het, wat Metapatroon als stelselmatig
bemeten modelleermethode betreft.
Zoals Schiller de kennisleer van Aristoteles samenvat, vind ik thans tevens als kenschets dienen van nog steeds gangbare modelleermethoden. Erkenning van variëteit van feitelijke gedragingen en dienovereenkomstig van tekens en betekenissen ontbreekt echter volgens veronderstellingen [die] zgn ict-ers vaak zelfs klakkeloos met abusievelijke zelfverzekerdheid van dien [..] volg[en. …] Daarentegen kent Metapatroon een grondslag die in navolging van Charles Peirce onder de noemer van semiotiek verbinding biedt van zijnsleer met kennisleer. Uitbreiding van Peirce’s triade tot een enneade voorziet in expliciet formalisme van/voor differentiële dynamiek. Als zgn essentie (lees ook: wezen) van een ob-/subject is gedragsmatig vanwege situationele verschillen logisch niets absoluut houdbaar. Zeg maar niet-situationeel bestaat slechts samenhang tùssen zulke verschillen. Als middel voor samenhang dient — de veronderstelling van — de nul-identiteit van het ob-/subject in kwestie.
Over variëteit gesproken, ict-ers beseffen blijkbaar niet dat
‘regel’ ook andere betekenissen kan hebben dan
verwerkingsregel, zeg ook maar verwerkingsinstructie voor
verwerkingsapparaat. Vanuit — tèchniek voor — verwerking
redenerend heeft het er alles van weg dat ict-ers die ene betekenis
doortrekken naar en aldus opleggen aan verkeers- annex omgangsregeling.
De verwarring krijgt nog een extra impuls, omdat ict-ers
‘hun’ verwerkingsregels bedrijfsregels (Engels: business
rules) zijn gaan noemen. De valse schijn is zelfs nòg verder opgevoerd
door de bezwering dat zulke regels worden opgesteld met zgn natuurlijke
taal, nou ja, helemaal natuurlijk op enkele beperkingen na dan,
voilà Controlled Natural Language (CNL). Zo’n taal is
daarentegen in werkelijkheid opgezet als een zgn …
programmeertaal. Wie een programmeertaal
“controlled†noemt vergeleken met een zgn
natuurlijke taal, heeft ècht geen idee van natuurlijke taal met
semantiek (overigens beter gezegd: pragmatiek) van dien. Tja, noem de
met zo’n [CNL] uitgedrukte ‘regels’ een model en,
ziedaar, dat model (lees: wat feitelijk reeds als een computerprogramma
gestructureerd is) blijkt ‘automatisch’ te kunnen worden
omgezet in een programma dat daadwerkelijk door een computer kan worden
verwerkt, voilà Model Driven Software Engineering (MDSE).
Maar het moét qua model dus precies andersom. Welke
verkeers-/omgangsregels gelden er? Daardoor kom je met stelselmatig
bereik prompt op — de noodzaak van veronderstelling van —
verschillen èn samenhang tussen verschillende verkeerssituaties, nota
bene in de zin van maatschappelijk verkeer, en zo door naar —
verhoudingen tussen — hoedanigheden van deelnemers eraan.
Dergelijke verkeersmatige betekenissen hebben niets met eventuele
digitale verwerking te maken. Ze moeten als zodanig (!) met voorrang
worden, zeg maar, verduidelijkt en daarvoor uitgedrukt, voilÃ
model. DÃ t vormt het benodigde ‘materiaal’ voor een
vertaalslag naar verwerkingsinstructies (inclusief voor registratie
e.d.). De òmgekeerde volgorde werkt domweg niet, zodra verschillende
betekenissen gelden, nota bene ook nog eens samenhangend.
Door de volstrekt và lse volgorde trekt software engineering volgens business rules al sinds decennia zo’n spoor van vernieling. Dat raakt zelfs extra verstrikt met toenemende verkeerschaos als resultaat door verschillende, zeg maar, modellen voor wat feitelijk dus meteen verwèrkingsregels ipv verkeersregels zijn.
Met SKOS laat zich zoiets als een omvattender thesaurus samenstellen
uit verspreid opgestelde verwijzingskaders. Zo’n opzet is
uiteraard allang niets nieuws meer. Dat hoeft natuurlijk ook niet,
integendeel, indien dat nuttig is en blijft. Maar intussen lijkt helaas
niemand zich ervan bewust dat er begripsmatig onverminderd de
veronderstelling van logisch atomisme aan ten grondslag ligt. Daarom
geldt apartheid per zgn SKOS-concept, met vervòlgens pas de
mogelijkheid om relaties ertùssen te vestigen.
Logisch atomisme? Je kunt niets te maken willen hebben met wat als
filosofie klinkt, of dat ook is. Je zou er dan noodlottig aan voorbij
gaan, dat je niet om een grondslag heen komt. Ofwel, het telt wèlke
grondslag je benut. De nog gangbare grondslag voor wat o.a. als
conceptuele modellering bekend staat, is niet berekend op stelselmatige
betekenissenvariëteit. Of vind jij van wèl? Dan moet je dat kunnen
verklaren, met èchte argumenten. Kom maar op!
Oh ja, qua begripsmatige apartheid is er niets specifiek SKOS-sigs aan
een SKOS-concept. Er is onder die noemer slechts een manier van
weergave ervan voorgesteld, zeg maar syntactisch. Daarom is er
onderscheidend aan SKOS wel beschouwd niets semantisch en al helemáál
niets pragmatisch. Onder die noemer(s) komen ‘we’ er dus
niet verder mee. {…]
[D]e opzet à la (meta)thesaurus [heeft dus] vanwege die grondslag
slechts beperkt nut […]. Ik ben er helemaal vóór om het
relevante bereik van classificeren stelselmatig te beschouwen. De
stelselmatig geldige betekenisverschillen inclusief samenhang ertussen
krijgen we er echter niet, herstel, nooit eenduidig mee geordend. Dat
vergt een à ndere grondslag, kwalitatief à nders, te weten
wèg van principiële apartheid van begrippen. Daarentegen moet èlk
begrip zelfs principieel betrekkelijk zijn aangenomen. En dat beginsel
geldt voor Metapatroon (waarmee dan, wees gerust, in één moeite door
als, wiskundig uitgedrukt, grensgeval óók de ‘simpele’
opzet volgens SKOS kan worden gedekt).
Wie volhoudt dat semantiek op stelselschaal uitputtend gediend kan zijn
met een aanpak/opzet volgens traditionele (meta)thesaurus, waarvoor
SKOS overigens slechts één van beschikbare syntactische voorzieningen
biedt, vergist zich dus ernstig.
Tja, wie dat zó simplistisch opvat, meent onverminderd genoeg te hebben aan een modelleergrondslag volgens enkelvoudige entiteiten plus relaties ertussen. […] [Zulke programmeurs] lijken slechts één manier van digitale-registratie ordening te (er)kennen. Zich vergaand ònbewust van die — nota bene nodeloos beperkte — feitelijk tèchnische insteek gaan ze ervan uit dat wat er volgens hen, vooruit, noodzakelijkerwijs aan voorà fgaat […], strookt met wat zij ònvermijdelijk achten als die ene — manier van — digitale-registratie ordening […]. Tja, met zulke oogkleppen besef je nooit als paard à chter de wagen gespannen te staan en precies de verkeerde kant op te blijven trekken resulterend in een spoor van vernieling. Je kunt het er maar druk mee hebben …
in: aantekening 85.2
Metapatroon verschilt (!) van de gangbaar geraakte manier van
modellering voor digitalisering. Voor digitalisering met — zeer
— gering bereik volstaat die manier meestal praktisch genoeg,
maar zodra variëteit aan de orde is gaat het daarmee prompt mis. Zich
van geen zgn schaaleffect bewust maken modelleurs/ontwerpers overal
doorgaans — en omdat ze dat als vanzelfsprekend vinden, zijn ze
er niet eens op aanspreekbaar — nog steeds principieel
onderscheid volgens dingen. Dat klopt principieel overigens al niet. Ze
geven aanvullend per ding immers eigenschappen aan. Ze heten zo,
eigenschappen bedoel ik, omdat ze strikt beperkt geldig gedacht zijn
voor — wat dus voorafgaand gedacht is als — het ding in
kwestie zèlf. Maar zijn eigenschappen soms geen dingen? Het lijkt
alsof eigenschappen als zodanig — wat dat ook is, zie verderop
ook kritiek op het idee van het wezen — niet aan relaties
onderhevig zijn. Zou het? Ligt dà t als idee niet als grondslag
van de veronderstelling dat aparte dingen bestaan? Hoe dan ook
‘kennen’ eigenschappen naar hun aard uiteraard meteen
relaties in de zin dat ze als eigenschappen và n een bepaald ding
in elk geval tot hetzèlfde … ding behoren, nietwaar?
Onder de noemer van eigenschappen zijn modelleurs/ontwerpers zich
meestal evenmin bewust van wat per ding inderdaad zoiets als interne
relaties zijn. Ze kunnen er echter niet omheen om te erkennen dat wat
ze allemaal voor dingen houden niet apart bestaan. Daarom verschijnen
er ‘bij nader inzien’ wèl relaties tùssen
‘die’ dingen in het model.
De verwarring tussen dingen en eigenschappen kan uiteraard pas
verdwijnen door à lle eigenschappen als dingen te beschouwen met
relaties ertussen. Daar komt normaliseren met de methode van
entiteit-relatiemodelleren op neer; van een ding blijven daarmee als
eigenschappen over wat dat ding niets met andere dingen deelt
e.d.
Ter verklaring van zgn afwijkend gedrag heet het populair gezegd dat
iemand zichzèlf toen niet … was. Daarvoor biedt ook normaliseren
van ding-relatiestructuur geen oplossing. Nogmaals, daarmee wordt een
ding immers ònveranderd verondersteld à ls zèlf altijd en alom
op dezèlfde manier te bestaan, wederom doorgaans onbewust abusievelijk
kortgesloten als gevolgtrekking dat daarvoor benodigde/geldige
eigenschappen onwrikbaar zijn en aldus het wezen (lees ook: kern,
essentie) van het ding in kwestie vormen. Mis.
De uitspraak ‘ik was mijzelf niet’ is een lamme
verontschuldiging. Door 1. zoiets als de bestaanseenheid te verfijnen
van ding naar gedrag(ing) en 2. gedrag(ing) op haar beurt principieel
als samengesteld te veronderstellen, verdwijnt het hele idee van
ding-op-zichzelf. Een afwijking resulteert ‘ook maar’ uit
een samenloop van factoren, waarvan het subject in kwestie er inderdaad
één is. Maar een onwrikbaar wezen is resp. heeft een subject niet (en
een object evenmin). Het aandeel van — wat doorgaat voor —
een ob-/subject is altijd het beschikbare residu van het verloop van
eerdere samenlopen waarin het aandeel hà d, ofwel betrokken in
voortdurende verandering en dienovereenkomstig veranderlijk. Als
veranderlijke factor in samenlopen kan van het ob-/subject in kwestie
nota bene niets (!) altijd en alom geldig geacht worden. Voor —
het desondanks per ob-/subject administratief kunnen volgen van —
samenhang door-de-samenlopen heen stel ik een ob-/subject stelselmatig
voorzien van een nul-identiteit voor.
Ik vrees dat thans ook het woord semantiek dient ter verhulling van vernauwing door digitalisering. Zo hebben ict-ers het graag en daarmee komen ze als geroepen voor bestuurders met hùn streven naar afbakening volgens domeinen e.d. Dáárom vraag ik om uitleg, telkens als ik op een bewering onder de noemer tref. Meestal komt die uitleg er niet, of blijkt het om zoiets als syntax ipv semantiek te gaan. Uiteraard, stelselmatig is syntax eveneens aan de orde, maar daarmee is semantiek stelselmatig nog niet geregeld.
Voor de overgeleverde methoden voor het opstellen van
feitbeschrijvingen zijn zgn objecten verondersteld in absolute …
zin. Aangezien de opstellers van zulke beschrijvingen vaak zelfs geen
besef hebben van veronderstellingen, ontgaat het ze al meteen dat ze
à ndere veronderstellingen zelfs maar zouden kunnen overwegen
(waartoe ze niet eens komen). Andere methode? Onmogelijk, oordelen ze
op voorhand. […] Een andere methode is wel degelijk denkbaar. Ja,
dat vergt durf om veronderstellingen betrekkelijk te …
veronderstellen en dà t blijkt voor menigeen op een gevestigde
maatschappelijke positie moeilijk, zo niet onmogelijk.
Die andere methode, Metapatroon, bestaat ook wèrkelijk en is
prà ktisch bemeten op variëteit van feiten kenmerkend vanaf wat
ruimer bereik van informatieverkeer. Zonder relativering tot
situationele objecten zijn traditionele zgn conceptuele
modelleermethoden domweg niet berekend op variëteit, nee, dat is er
principieel ook niet van te maken, nooit. Er kunnen dus onmogelijk ooit
deugdelijke voorzieningen voor digitale facilitering van
informatieverkeer op reële stelselschaal mee ontworpen worden.
Je moet uiteraard de vergelijking kunnen maken. Daarvoor moet je óók thans gangbare modelleermethoden … begrijpen. Dan wéét je dat ze ongeschikt zijn voor een betekenissen- annex handelingenbereik, en noem dat maar stelsel(schaal), waarop verhoudingen tellen, maw zelfs principieel ongeschikt zijn voor samenhangende verschillen.
[E]lk begrip [is] zgn atomistisch opgevat, zeg maar als aanwijzing naar een daarmee verondersteld ding-op-zichzelf en daarvan afgeleid is voor een begrip(sterm) een dienovereenkomstige betekenis-op-zichzelf gedacht. Dat klopt natuurlijk niet. Betekenis is principieel relationeel (en daarom ook pas eenduidig te ordenen volgens de combinatie van term èn context, voilà , Metapatroon).
Overgeleverde modelleermethoden zijn niet berekend op — ordening van — betekenissenvariëteit en daarom òngeschikt voor stelselmatige opgaven.
Er is methodisch recursief (zeg ook maar: herhalend) aan
Metapatroon, dat èlk begrip enerzijds wordt opgevat als voortgekomen
uit situationele verbijzondering, anderzijds kan dienen als object-
en/of situatiedeel voor nog weer verdere verbijzondering(en). Een
begrip van alles en elk begrip op zo’n plaats, dat is het idee.
Maar omdat je èrgens — mee — moet beginnen, kom je er niet
omheen op z’n minst van ènkele begrippen uit te gaan. Rara, met
welke kom je voor je opgave(n) het verst (lees praktisch: raak je niet
al te gauw in de onvermijdelijke knel)? Dat zijn de begrippen die je
direct aan de horizon ‘hangt.’
Het verschil met gangbaar geraakte modelleermethoden is dat daarmee
à lle begrippen nog als basisbegrippen gelden (filosofisch:
logisch atomisme). Daaraan valt dus niets te verbijzonderen en daarom
zit je met de minste opschaling meteen klem. Dat blijft onbegrijpelijk
voor wie weigert grondslagen kritisch te onderzoeken.
Ik vind symbolische vorm synoniem met teken. Omdat met tekens niet alleen verschillen moeten — kunnen — worden uitgedrukt, maar tevens samenhang ertùssen, voldoet een enkelvoudig … tekenvorm niet, kà n zelfs niet voldoen. Die is volgens de enneade inderdaad samengesteld, met Metapatroon als bijbehorende stelselmatige modelleermethode volgens recursief contextueel-verbijzonderde tekenvorm. Desondanks zijn tot dusver voor nota bene stelselmatige digitaliseringsopgaven modelleermethoden gangbaar gebleven die betekenis voor enkelvoudig houden [… volgens d]e volstrekt abusievelijke aanname van essentialisme[. …] Dat kà n stelselmatig met verhoudingen volgens — ook nog eens wisselende — wederzijdse afhankelijkheden, inderdaad, interdependentie, nooit werken.
Ook het voor digitalisering gangbare informatiebegrip blijkt essentialistisch (lees ook: atomistisch). Je weet wel, entity-relationship modeling, object orientation. Zulke (modelleer)methoden werken averechts zodra — zelfs maar enige — variëteit ‘speelt.’ […] Wat ik […] bestrijd is selectieve omgang met verschillen, ik bedoel òntkenning wanneer ze niet uitkomen. Door ontkenning verdwijnen verschillen niet. Ze raken onderdrukt. […] Met essentialisme/atomisme valt aan dergelijke ontkenning resp. onderdrukking niet te ontkomen. Daarom kunnen op die grondslag onmogelijk voorzieningen voor informatieverkeer worden ingericht die alweer evenwichtiger verhoudingen dienen. […] Kijk, dat essentialisme is de voorkeursdoctrine voor verschillende werelden. Die werelden zijn dan bedoeld als aparte vestinkjes. Dergelijke apartheid is echter niet vol te houden. In ruimer verband is er verkeer (lees ook: omgang volgens allerlei verhoudingen). Deelnemers aan een verhouding hebben rècht op verschillen, en pas samenhangend (lees ook: samenwerkend, afgestemd) telt resultaat met evenwichtige verdeling over deelnemers. Daar kom je zònder passende relativiteitstheorie domweg niet, herstel, nooit uit voor passende verkeersvoorzieningen.