Pieter Wisse
37.1
Het enige dat ik probeer toe te voegen is om jouw "zo gek nog niet"
ronduit positief te positioneren. Tja, dan komt de opgave om dat
"verkoopargument" aansprekend te formuleren.
37.2
Door eenzijdige nadruk op vormelijke overeenkomst van metapatroon met uml enz.
blijft het inhoudelijke verschil genegeerd, dwz interdependentie (ipv atomisme)
als paradigma. Modellen over en weer transformeren, geeuw, punten en lijntjes,
ja, dat lukt altijd wel. Maar hoe máák je überhaupt een relevant model?
Wat ik als zijn vernauwing tot transformeerbaarheid meen te herkennen (en
volgens mij vergis ik me daarin niet), verklaart m.i. waarom hij feitelijk
slechts zijn pleidooi herhaalt dat metapatroon moet aansluiten op bestaande
middelen (lees: methoden, technieken ...). Daarbij lijkt hij te suggereren, dat
ik zulke aansluiting belemmer ... om voor metapatroon een monopolie te
verzekeren oid. Het maakt blijkbaar niets uit, dat ik precies het tegendeel beweer.
(Wat ik denk, is iets anders … ;-)
Op mijn beurt benadruk ik wèl, dat je metapatroon terdege moet begrijpen om
zinvol dergelijke aansluitingen te concipiëren enz. Dat lijkt mij volstrekt
logisch. En daarvoor verwijs ik dan naar literatuur over, rara, ...
metapatroon. Ook dat vind ik normaal. Voor hem is dat echter aanleiding om op
te merken dat hij desondanks recht op zijn eigen mening heeft, geen tijd heeft
e.d.. Daar raak ik het spoor helemaal bijster. Ik kan me niet herinneren hem
dat recht ooit betwist te hebben, integendeel. Blijkbaar gebruik hij dat als
argument om relevante literatuur òngelezen te laten. Waarom lukt het me maar
niet om die afwijzende houding als professioneel te erkennen?
37.3
Volgens mij lukte het bij die gelegenheid aardig om een cruciaal
metapatroonkwartje te laten landen. Hij zou na afloop gezegd hebben dat
metapatroon de missing link vormt. Waartussen? Kijk, als hij dat ook nog even
opschrijft in zijn aangepaste beoordeling ...
37.4
Toen mijn poging tot peilen niet, tja, hoe zal ik het zeggen, resoneerde, ging
ik eens overstag, dwz handelen volgens de hypothese van scheiding ipv
vereniging. Die aanname bleek beter te kloppen, vrijwel onmiddellijk zelfs. Dat
hoef ik (dus) niet eens meer jammer te vinden. Alles duidelijk, over b(ed)aren
gesproken.
37.5
Ik ben blij dat jij je opvatting weer oprakelt, te weten dat eigenlijk àlle
informatie (rechts)persoonsinformatie is. Je zou kunnen zeggen dat het zelfs
inherent is aan (onze) maatschappelijke ordening volgens (rechts)personen.
Toch meen ik een pleidooi ervoor te kunnen houden, dat er informatie bestaat
zònder eigenaar in de zin van persoonsinformatie. Zegt jou mijn (meta)kader van
multiple axiomatization nog iets? Daaraan liggen drie zgn oorzaaksoorten ten
grondslag. De derde soort is het teken. En een teken impliceert motief
enzovoort, dus een persoon, voilà, jouw punt. Maar de twee andere
oorzaaksoorten zijn respectievelijk botte kracht en impuls. Een model dat in
dergelijke termen gesteld is, lijkt mij geen persoonsinformatie. Nota bene, dat
is iets anders dan een aanspraak op zgn intellectueel eigendom door de
opsteller van zo'n model. Ik bedoel maar, laten we ook op dit punt niet
voorbarig generaliseren, maar de mogelijkheid van reële verschillen koesteren.
Intussen maak jij èxtra duidelijk, heel praktisch, hoe noodzakelijk een
inrichtingsbeginsel op (rechts)persoon geënt moet zijn. Want zo niet alle, maar
dan toch bijna alle informatie is op één of andere manier wel
persoonsinformatie, punt.
In dat verband kan ik echter niet zo goed plaatsen, nota bene op basis van wat
jijzèlf schrijft, waarom je “hulplijn” als alternatief voor verdwijnpunt
suggereert. Noem het ajb wat je wilt, zolang je ermee beschikt over "een
middel om verhoudingen aan te geven." Het doel is evenwichtige(r) verhoudingen,
nietwaar?
37.6
Ik vind het geen principes, maar open deuren ..., zie Kandidaatbijdrage
aan strategiekatern. Maar goed, voor de etalage is (juist daardoor) zo'n
tekst met slechts beleidsgeur altijd handig. Wat mij betreft, applaus, maar
gauw dóór met het èchte werk. (Want) verder lijdt je pas “schade,” wanneer
iemand die tekst serieus zou nemen; die kans lijkt me gering. Zelfs maar de
minste aanwijzing voor werkende operabiliteit kan ik overigens niet in de tekst
ontdekken. Maar het is dan ook een vertaling; in het nederlandstalig origineel
staat dat evenmin.
37.7
De term verdwijnpunt vind ik juist sprekend, omdat ik daarin de ontkenning van
eigendom in absolute zin hoor. Vervolgens is het nog altijd, ja, een heidense
ontwerpenzovoortklus om evenwichtige verhoudingen voor persoonsinformatie in
maatschappelijk verkeer te faciliteren.
37.8
Die punten zijn geborgd. (Ook) de andere deelnemers nodig je uiteraard niet
willekeurig uit.
Wie geeft de workshop eigenlijk? Als ik dat doe, mogen jullie ervan uitgaan,
dat ik o.a. diezelfde punten tijdens de workshop behartig. "Een voorstel
voor de agenda" heb ik niet nodig. De afspraak maakten we immers al voor
een casus. Daaraan hebben we meer dan genoeg. Het "materiaal" voor de
casus moet juist niet vooraf worden rondgestuurd (en ik hoef het vooraf evenmin
te zien).
Wat "modelleerpatronen" betreft, 1. verwacht ik niet dat we in een
enkele ochtend verder komen ("doelen van de workshop") dan eerste
kennismaking met metapatroon, 2. klopt de suggestie niet dat ze uit mijn hoofd
moeten worden opgetekend; wat ik tot dusver zoal bedacht, staat ook
gedocumenteerd en 3. mikken we juist op samenhang, dus zgn semantische
hoofdstructuur. Zijn plan klinkt alsof zijn collega’s die hoofdstructuur
bijhouden, maar daar komt m.i. méér bij kijken dan een ochtendje workshop. Voor
dat, zeg maar, beheer is dus een andere opzet nodig.
37.9
Aanvankelijk kreeg de elektronische overheid louter vorm door losse
informatiesystemen, zgn toepassingen (vergelijk: voertuigen). Dat biedt voor
langere termijn slechts mager succes en zelfs vaak mislukking. Want
verkeersmogelijkheden met een apàrt voertuig blijven beperkt, zolang
infrastructuur (verkeersstelsel, dus) ontbreekt of gebrekkig is.
Pas dankzij deugdelijke infrastructuur voor informatieverkeer wijzigen daarop
gebaseerde toepassingen, informatiediensten e.d. op hùn beurt van opzet.
Dergelijke samenhangende voorzieningen heten interoperabel en faciliteren aldus
de informatiemaatschappij met alle verkeersdynamiek van dien.
Sinds 2001 werkt Ictu als ontwikkelorganisatie intensief mee aan de Nederlandse
elektronische overheid, tevens met het oog op de positie van ons land in de
internationale gemeenschap. In dit (onvolwassen?) stadium is echter een
spanningsveld aan de orde.
Voor de afzonderlijke opdrachtgevers ligt het accent doorgaans op wat zij als
hun eigen informatievoorziening beschouwen. Dat is tot op grote hoogte
begrijpelijk binnen bestaande bestuurlijke verhoudingen inclusief bekostiging.
Maar zonder infrastructuur in de ruimste zin van het woord, dat wil zeggen
materiële èn immateriële voorzieningen, zijn maatschappelijke doelstellingen
zoals administratieve lastenverlichting door eenmalige informatieverstrekking
moeilijk, zo niet ònmogelijk haalbaar.
De maatschappelijke schaal die (ook) de moderne elektronische overheid
feitelijk allang kenmerkt, noodzaakt tot kwalitatief àndere aanpak, consequent
uitgevoerd. Voor duurzaam succes is passende, interdisciplinair georiënteerde
informatiekunde onmisbaar: civiele informatiekunde. Zonder productieve
theorie(vorming) stagneert praktijk(ontwikkeling).
37.10
Ook van patronen in de betekenis die hij eraan geeft, staan al er aardig wat
beschreven. Als ik me beperk tot de BFS-literatuur, zie o.a. Stelselmatige
semantiek door Suwinet (deel II), Semantiek op stelselschaal (vooral bijlage B), Analyse van gerelateerdengegevens in het kader van RNI met Toekomstbeeld: herordening van basisregistraties (2009, bijlage F) en Praktijkmodellering van het begrip werkgever met Modellering werkgeversbegrip (2009, bijlage B). In laatstgenoemd document heten ze
expliciet: vuistregels voor stelselmatig modelleren. In de stapsgewijze opbouw
van modellen in die rapporten heb ik nogal wat toelichting opgenomen op
modelleerkeuzes.
In Peter Waters’ artikel Op weg naar een stelselmatige
aanpak van authenticatie en autorisatie ontbreekt dergelijke toelichting
in de (opbouwende) tekst, want ik illustreerde 'zijn' tekst slechts. De aparte
metapatroondiagrammen zijn daar echter èlk voorzien van een zgn
wandelroute; op een wat indirectere manier kan je daarin eveneens vuistregels
lezen.
37.11
Documentatie over metapatroon is er in soorten en maten, ... maar
"handzame"? Wanneer iemand in het bestek van slechts enkele pagina's
een beetje de smaak van contextuele verbijzondering met stelselmatig voordeel
te pakken wil kunnen krijgen, zie de BFS-publicatie Semantiek op stelselschaal: issues en oplossingsrichtingen. Wie uitsluitend paragraaf
B.5.3 leest (pp. 18-23) wordt al door een modelleervoorbeeldje geleid èn krijgt
intussen een belangrijk verschil met traditionele methoden verklaard.
37.12
Over teamwork, voor optimaal resultaat moeten deelnemers vooral ook
complementair werken.
Hebben we het hier over een workshop modelleren met metapatroon, of niet? Mag
het dan ajb over metapatroon gaan?
Wat jouw nadruk op aansluiting betreft, doe er iets aan! Wie houdt je tegen? Je
moet je geen zorgen maken, maar aan het werk gaan. Waarop ik echter wijs, is
dat je voor realistische positionering van aansluiting(en) natuurlijk ook moet
weten wat metapatroon is. Dat lijkt mij logisch.
37.13
De positionering van semantiek houdt (ook) OCW voor dat schakelpunt strikt
sectoraal, met verwijzing naar de zgn semantische kern als rationalisatie. Tja,
dat sectoren overlappen blijft dus buiten beschouwing. Van waardering voor
stelselmatigheid, variëteit e.d. kan ik geen spoor bekennen.
37.14
Met zijn voorstel lijkt hij op zoek naar een (volgende) sponsor. Die moet
trouwens nogal kapitaalkrachtig zijn (zoals zijn kennelijk eerste sponsor, het
amerikaanse leger). Dat onderwerp ligt m.i. echter minder op jouw
(interoperabiliteits)weg. Overigens verrast zijn rationalisering mij; blijkbaar
ken ik hem slecht. Maar goed, van elke beleidskeuze bij de overheid weet je één
ding met zekerheid. Dat is de wezenlijke irrationaliteit van proces èn
uitkomst. Dat maakt zijn opzet vooral academisch interessant, te weten als
zoiets bestuurkundige baseline om feitelijk verloop van beleidsvorming mee te
vergelijken. Je zou hem kunnen suggereren dat je zijn paper voorlegt aan,
bijvoorbeeld, “ik hoor veel goeds over […]” (Oubotaal,
de taal van de kromme tenen, Jan Kuitenbrouwer, Contact, 1999). Ik ben
eigenlijk wel benieuwd naar zo'n bestuurskundige reactie (als die heuse
professor er tijd voor neemt).
37.15
Volgens mij moeten we het er gauw even over hebben. Want als je aan de
"hulp" begint die zij vragen, ben je m.i. onherroepelijk onderdeel
van het probleem. Daaraan valt vervolgens niet of nauwelijks te ontsnappen.
Nog afgezien ervan dat de documentatie volstrekt onvolledig is (wat de
hulpvraag slordig en voorbarig maakt; ik vermoed dat de projectleider zèlf er
geen serieuze blik op wierp; van zijn medewerker weet ik dat eigenlijk wel
zeker), geldt de aanname dat de zgn Stelselcatalogus een getrouwe weergave
biedt van de structuur van informatietypen in de diverse basisregistraties. Die
catalogus staat nota bene gepositioneerd als, zeg maar, semantische spil! De
impliciete suggestie luidt plompverloren, dat de catalogus klopt. Tja, dan hoef
je het er beleidsmatig verder niet over te hebben, boem, blubblub ...
Laatst spraken we over een aflevering van Yes, Minister
(televisieserie BBC). Er was een ziekenhuis met 100% doelmatigheid omdat er
géén patiënten toegelaten werden. Toen de minister dat wilde veranderen, The Economy Drive, nietwaar, maakte zijn topambtenaar
bezwaar met als argument dat het (lees: zijn) perfecte kengetal eronder zou
lijden.
Het opgestelde scenario voor doorontwikkeling maakt op mij een vergelijkbaar
spookachtige indruk. Er worden driftig allerlei ontsluitingsvoorzieningen
getroffen, maar zonder besef van de informatie die ... ontsluiting vergt. Over
dergelijke voorzieningen, nadat ze kostbare mislukkingen bleken, voorspelbaar
dus voor wie tijdig oplet, velt de Algemene Rekenkamer sinds jaar en dag het
oordeel dat het systeem weliswaar technisch adequaat functioneert, maar ...
Als je ze ècht wilt helpen, zo adviseer - waarschuw? - ik alvast dringend, moet
je niet aan boord gaan maar op de vaste wal blijven staan. Inhoudelijk zou de
boodschap toch eens onmiskenbaar moeten zijn, dat allerlei opmerkingen enz.,
"hulp" dus, geen zin hebben zolang tùssen basisregistraties geen
eenduidig, dus stèlselmatig verband bestaat; zie analyse in Semantiek op stelselschaal. Als je het diplomatiek wilt doen, kan je als (enig)
antwoord (nogmaals) aandacht voor die analyse vragen. Dan staat netjes in het
dossier, dat je (nogmaals) op een fatale ijsberg wees.
De tijd zou weleens rijp kunnen zijn voor wat gerichtere interventie. Dat lijkt
me principieel een kwestie van, om het eens zwaar aan te zetten, erkenning van
verantwoordelijkheid voor opbouwende bijdragen, hoezeer die wellicht
òngewaardeerd blijven. Maar zo'n signaal kan in dit stadium voorts een kans
scheppen.
37.16
Het is natuurlijk niet dat de handleiding voor ik ben me
d'r eentje: brainstormen in je uppie (bedacht en gemaakt door Alijd
Bunge, uitgever: Thema, 2008) zo lang is, integendeel, maar ik was nog met iets
anders bezig ... Nu ik 'm grondig las, zag ik bevestigd dat, als je dat
tenminste wilt, een digitale versie prima te doen is. Als ik het goed zie,
draait het qua facilitering om het oproepen van gemanipuleerd-willekeurige
impulsen. Ofwel, uit een bepaald aanbod - bijvoorbeeld jouw 26 afbeeldingen in
een blauw kader - moet er één worden geselecteerd (en uiteraard getoond). Dat
lukt simpel met een zgn generator van random getallen. Ik vermoed dat ik je nu
beledig, maar veronderstel toch maar even dat je er minder vertrouwd mee bent.
Op www.random.org staat zo'n beetje rechts
boven een rechthoekje onder de kop True Random Number Generator. Als maximum
zie je 100 vóóringevuld. Wanneer je 100 door 26 vervangt en 'op' Generate
'drukt,' krijg je als antwoord dus zo'n willekeurig getal tussen 1 en 26
(eigenlijk: 0 en 27). Voilà, de willekeurige keuze voor een afbeelding uit dat
stapeltje is feitelijk gemaakt. Als je dat drie keer achter elkaar doet en
koppelt aan stapeltje-1, stapeltje-2 resp. stapeltje-3 kom er een samengestelde
vraagzin volgens jouw recept.
De kràcht van ik ben me d'r eentje als een
fysieke speeldoos zit 'm volgens mij erin dat de stapeltjes niet overweldigend
groot zijn. Maar waarom zou je je voor een digitale versie beperken?
37.17
Oeps, dat wordt meteen metapatroon-voor-gevorderden! De casus heeft dus de
gedaante van een kip/ei-vraagstuk. Wat is er eerder? De positionering als
patiënt, waarvan de interpretatie van de meting afhangt? Of, omgekeerd,
'veroorzaakt' de interpretatie van de meting de indeling, of juist niet, als
patiënt? Is het van alles wat? Zo ja, hoe precies? Daar zit stellig, populair
gezegd, een hoop contingentie bij. Zodra we weten hoe de cyclus van kip tot ei
tot kip verloopt, hoeven we ons over die oorsprongsvraag trouwens niet (zo)
druk te maken. Dan kunnen we alles als eieren òf als kippen proberen te
ordenen.
Voor de persoon in kwestie natuurlijk èrg, maar als modelleeropgave nogeens èxtra
interessant lijkt mij iemand met bijvoorbeeld een getransplanteerde nier
(onderscheid: erin resp. eruit).
Ik bedoel maar, we gaan tijd tekort komen voor zelfs maar een serieus
beginnetje ...
37.18
Je hebt uiteraard gelijk met je voorkeur voor "stille diplomatie."
Maar als dat na zoveel jaren nog altijd niet werkt ...? Welke aanpak geeft nu
de grootste kans op een reële opening voor verlening van "enige
hulp"? Of is het helemaal hopeloos? Nee, toch?!
37.19
Hun vragen, opmerkingen e.d. zijn weliswaar allemaal terecht, vooruit, maar
omdat ik kosteloos een voorbeeld presenteer kan ik me veroorloven er niet op in
te gaan ... Dat zou veel tijd vergen. Die besteed ik graag ànders, te weten aan
verdere uitwerking van het voorbeeld. Mijn voorstel luidt daarom om via de
rotonde een concrete informatiestroom te beproeven. Dan zien 'ze' dat het
werkt, wat hopelijk nogal wat van die vragen beantwoordt.
37.20
Houd het erop, dat de mensen die het allerminste weten van die voorziening voor
informatieverkeer... de mensen zijn die thans zo'n opdracht uitvoeren. Zoals
eigenlijk geldt voor àlles onder de noemer van de elektronische overheid moet
je er, met uitzondering van DigiD, van uitgaan dat het feitelijk niet bestaat,
laat staan wèrkt. Maar ook DigiD gaat opnieuw opgezet worden, dus wie weet
werkt ook dàt binnenkort niet meer.
37.21
Wat ik in het (concept)rapport (over) De Nederlandse
Taxonomie Architectuur 2010 verwachtte was een informatiemodel van o.a.
een financieel jaarverslag. Zeg dus maar mbt informatietypen en structuur
concreet over een bepaald onderwerp. Daarentegen, althans voor zover ik het kan
volgen, behandelt genoemd rapport een gereedschapskist, inclusief algemene tips
voor gebruik. Is het dan zo, dat de zgn NT partners er mee aan de slag moeten?
Zo ja, hebben die partners dan modellen opgesteld in de zin die ik bedoel,
respectievelijk moeten ze daar tzt mee komen? En, opnieuw zo ja, hoe is de
samenhang in semantisch opzicht tùssen dergelijke modellen afkomstig van
verschillende partners over verschillende onderwerpen geborgd? Toepassing van
wat volgens De Nederlandse Taxonomie Architectuur 2010
architectuur is - "de structuur van het modelleren" - is daarvoor
niet genoeg. Dat lijkt me precies waarin BFS kan helpen voorzien ... maar ik
sluit niet uit, dat ik het domweg niet begrijp.
37.22
Het idee waaraan wij werken is gewoon wat anders dan de meeste mensen gewend
zijn. Dus, nogmaals ja, als het lukt om iets praktisch te mogen tonen, zijn we
alweer een stuk verder.
37.23
Wat de vraag betreft die je direct aan mij stelt, luidt mijn reactie dat ik al
voor een opdrachtgever aan semantische interoperabiliteit werk en dat ook graag
voor diezèlfde opdrachtgever blijf doen. Zo beschouwd schuif ik dus je vraag
dóór. Wil mijn opdrachtgever zich al dan niet o.a. door mij laten
vertegenwoordigen in zo'n groep? Ik geloof dat het ònverstandig is voor zowel mijn
(huidige) opdrachtgever als mijzelf, als ik in teveel soorten en maten
betrokken ben.
37.24
Dankzij jouw bericht las ik paragraaf 4.2.1 (Semantische relaties) van De Nederlandse Taxonomie Architectuur 2010 nauwkeuriger
en vervolgens jouw bericht nòg enkele malen. Waarom ik er de eerste keer
doorheen vloog, was omdat ik een gordiaanse knoop meende te herkennen. Die moet
je dus gewoon doorhakken, klaar. Jij bevestigt mijn eerdere vlotte beoordeling.
Pfff.
Dat zgn doorhakken opent de weg naar een andere benadering (paradigma).
Eigenlijk sneed jij dat tijdens ons recente gesprek al aan. Het voelt
vooralsnog inderdaad tegennatuurlijk om context te ... verbijzonderen. Voor wat
jij nu schetst, komt het er m.i. op neer - vergeef me ajb als ik je verkeerd
begrijp - dat het niet slechts een kwestie van "ontrafelen" is totdat
je op het "atomaire niveau" stuit. In de context van een,
bijvoorbeeld, adres lijkt straat weliswaar op een samenstellend element (lees:
atoom). Maar volgens allerlei andere contexten is dat zelfs onzin. Dan geldt,
wie weet, adres òmgekeerd als samenstellend element van straat.
Het goede nieuws is - als je die knoop eenmaal doorgehakt hebt - dat je
"dat soort samengestelde concepten en definities" waarvan "de
onderliggende wetgeving juist bol staat" rustig als evenzovele
uitgangspunten kunt, nee, zelfs moet nemen. Nota bene, dat is zelfs
tegenovergesteld aan het advies voor NT. Je moet ze echter niet onmiddellijk
aan de zgn horizon hangen. Als je er eentje nader beschouwt, kan je
productiever veronderstellen dat 'ie ergens in het midden hangt. Dan kan/moet
je (dus) a. naar boven èn b. naar beneden verbijzonderen. Naar boven 'betekent'
dat, dat je de context van dat samengestelde concept in kwestie bepaalt. En
naar beneden geef je zijn eigenschappen in die context aan. Dit laatste
'betekent' echter niet dat zulke eigenschappen per definitie slechts onderdeel
van dat concept vormen. Sterker nog, hoe ruimer de (stelsel)schaal, des te
groter de kans dat je voor een eigenschap (zeg maar, verbijzondering naar
beneden) verwijst naar iets-dat-al-bestaat. Zo'n specifieke verwijzing kan je
benutten om zonodig wat over de straat als-onderdeel-van adres te vermelden,
enzovoort.
Ruimer beschouwd ontstaat de straat natuurlijk niet, omdat vanaf enig moment
jouw adres 'erin' ligt resp. houdt die straat op te bestaan zodra jij eruit
verhuist. Dit illustreert als een effect van stelselschaal o.a. dat allerlei
verschijnselen die volgens ontrafeling voor een ènkele toepassing atomair
lijken (lees ook: daar pas diep in de hiërarchie opduiken), juist vlakbij de
horizon gepositioneerd raken; daar (be)staan ze als het ware klaar om naar
verwezen te worden als eigenschap van uiteenlopende "samengestelde
concepten en definities." Wat in een aparte toepassing allemaal tabellen
zijn, daar kan je bijna vergif op innemen, behoren op stelselschaal als ...
basisregistraties te tellen ... waar ze voor hergebruik opgesteld staan. Land,
munt(soort), ...
Jouw stelling, excuus, mededeling dat "de onderliggende wetgeving juist
bol staat van dat soort samengestelde concepten en definities" geeft m.i.
precies aan, waarom verbijzonderingen volgens a èn b onmisbaar zijn. Niks
"uitdaging" of "hersenbrekers," slechts nogal wennen.
Ik denk dus, nu jij die voorzet gaf, dat het ons gewoon gaat lukken om
modelmatig die verbinding eenduidig te realiseren tussen "onderliggende
wetgeving" en semantiek op stelselschaal. Niet gek voor een uurtje op de
vrijdagmiddag ...
37.25
Voor zin of onzin maakt het volgens mij niets uit, of je hem al dan niet je
tekst stuurt. Het referentiekader dat je beschrijft, kent hij reeds langs
andere weg. Maar een bevestiging kan natuurlijk nooit kwaad.
Wat jij volgens mij echter niet wilt, is dat je tekst als een zgn nonpaper
wellicht juist èxtra verspreid raakt ... Want onder die noemer laat je daarover
opzettelijk controle lòs. Kortom, als je meent dat je manager het leuk vindt om
te ontdekken dat je tekst buiten je werkgever circuleert zònder expliciete
toestemming, moet je het subiet doen.
Je kunt hem je tekst uiteraard ter vertrouwelijke inzage sturen, dus niet als
nonpaper. Hoe dan ook zou ik vermelding van je bronnen op prijs stellen zoals
past in een heus artikel.
Overigens heb je mij (nog) niet van de term informatierotonde àf; digiplein
klinkt weliswaar pakkender, maar mist m.i. de associatie met verkeersdynamiek.
Voor je bijdrage aan de a.s. bundel suggereerde ik je al een compilatie van je
werk. Misschien sla je op die manier twee vliegen in één klap. Indien je
manager inmiddels welwillend genoeg is om je ruimte te geven voor een bijdrage
aan de bundel, kan je haar/hem via achtereenvolgende tekstversies als het ware
meenemen - op weg - naar een stelselmatige(r) oriëntatie. Wat voor de bundel
interessant is, althans naar mijn idee, is wat je schetst als feitelijke
noodzaak tot heroriëntatie door je werkgever. Vervolgens kan je opperen of een
vergelijkbare noodzaak al dan niet geldt voor (nederlandse) overheid,
enzovoort. Het is natuurlijk extra interessant, nota bene als bijdrage aan de
bundel, als je aangeeft dat jij inspiratie voor je idee voor je eigen werkgever
o.a. ontleende aan (vak)literatuur over de elektronische overheid. Over
samenhang op (maatschappelijke) stelselschaal gesproken ...!
37.26
Als je het metapatroon blijft noemen, gun je mensen hun min of meer gewone
verwarring resp. ontkenning. Met een andere naam erbij lok je dubbele
verwarring enzovoort uit.
Het is moeizaam om het verwijt te krijgen van een denkfout die wij ... niet
maken. Herhaalde uitleg heeft m.i. geen zin. Ik kijk echter wèl uit naar de
neerslag van jouw correspondentie in a.s. notities. Want de zin van de notitie
is en blijft de notitie van de zin.
37.27
De reden van naamsverandering van (overheids)projecten is steevast maskering
van mislukking. Nu is dus de toevoeging met dig of digi in de mode. Volgens mij
vergroot dat zelfs de kans op mislukking. Want daardoor gaat aandacht gauw
uitsluitend naar het beoogde oplossingsmiddel, terwijl het natuurlijk maatschappelijke
doelen betreft. Die blijven zo onbereikbaar.
37.28
Ik denk dat ik mijzelf eens verwen ... en geduldig je notities afwacht. Anders
zou ik me er (ook) maar mee willen bemoeien. Intussen wens ik je graag geluk
met de aandacht die je weet op te roepen.
Overigens vermoed ik steeds sterker dat hij als het ware veroordeeld is -
hij gaf mij zijn leesblindheid als verklaring dat hij nauwelijks schrijft - tot
onbegrip van wat iemand ànders schrijft. Zo lijkt het erop, dat hij o.a. Infrastructurele
dynamiek en verdwijnende cultuurbegrippen niet bestuurde, laat staan
begreep. Dat is nota bene een reactie op een artikel door hemzèlf. Nee, dat
leidde (dus) niet tot discussie. Tja, hij zet langs een geïsoleerd
spoor de vòlgende stap, met als conclusie (feitelijk: veroordeling) dat wat hij
blijkbaar niet wil of kan lezen stellig een "denkfout" bevat. In
dit verband citeer ik, over notities gesproken, uit mijn aantekening
36.25:
[M]aar al te vaak bots je onmiddellijk tegen het "argument from ignorance," zoals Th. Cathcart en D. Klein vermelden in hun boek Aristotle and an Aardvark go to Washington: Understanding Political Doublespeak Through Philosophy and Jokes (Abrams Image, 2007, p. 27): "Not knowing that a statement is true is taken to be proof that it is false."
37.29
Wat ik me ervan herinner, is dat openEHR al zoveel impliciete aannames kent
(onnodig doorgetrokken vanuit vermeende karakteristiek van digitale
technologie), dat op z'n minst het zicht betekenissenvariëteit (voor mij)
troebel is. Diezelfde indruk heb ik overigens bij/van XBRL.
37.30
Daar probeer ik een proefje ermee te (mogen) doen, ik bedoel met een
informatierotonde. Voor een model, zie pIctugram.
De bijbehorende informatieverzameling doet ’t ook al, inclusief orthogonaal
gekoppelde (gebruikers)authenticatie.
Er klust een gepensioneerde doctor in de chemie nog wat bij als stafmedewerker
(hij noemt de voorgestelde informatierotonde een verdeelstation, ook prima; ik
verlengde dat etiket tot verdeel- en rapportagestation) en met hem probeer ik
de lange mars langs de ja-maarders af te leggen. Onbetaald, dat spreekt
vanzelf. Niet zij, integendeel, maar ik. In dat kader zegde ik hem nu een korte
notitie toe.
Wie weet slaan we meer vliegen met dezelfde klap. Ik juich het natuurlijk toe,
als jij diezelfde notitie eveneens kunt gebruiken. Zo'n informatierotonde voor
in eerste aanleg informatieverkeer voor interne bedrijfsvoering (rustig beginnen
...) lijkt me ook voor jouw werkgever geen overbodige luxe.
37.31
Ik heb geen behoefte (meer) om zijn beoordeling in dit stadium te beïnvloeden.
Weliswaar vind ik zijn aanbeveling voor “a next step” te simplistisch, maar ik
zie niet hoe wij erin kunnen slagen hem op korte termijn ook dàt punt vanuit
gewijzigd perspectief te laten bekijken. Tot die passage vind ik zijn verhaal
weer glashelder geschreven, waarbij hij inhoudelijk nu mooi laat uitkomen dat
“variations in meaning […] represent real, underlying differences.” Dus, “such
variations in meaning are important and desirable, and they cannot be ignored
or wished away.” Zo is het maar nèt, hoera!
Ja, wat mij betreft kan zijn “short paper” met spoed dóór. Daaraan zou je m.i.
als commentaar kunnen toevoegen dat a. de analyse door Rand de koers
van FS met semantische interoperabiliteit bevestigt. Maar b. het voorstel voor
een zgn “use case” verdient nog nadere studie.
Nav zijn tekst heb ik enkele nadere opmerkingen:
1. In de aanhef vermeldt hij dat zijn rapport een uitbreiding (“extends”)
vormt. Ik vermoed dat hij doelt op zijn laatste paragraaf, te weten over
“automatic semantic interoperation.” Inderdaad hebben wij dat in onze
(onderzoek)rapporten nog niet behandeld, overigens opzettelijk niet.
Met de inhoud van de tweede helft van genoemde paragraaf ben ik het om diverse
redenen niet helemaal eens. Volgens mij kan je “a next step” productiever
ontlenen aan positionering van een informatierotonde. Zie de notitie Informatierotonde
voor semantische interoperabiliteit, die ik jullie gisteren stuurde. Die
verscheen dus precies op tijd. Ik blijf het echter als vraag opwerpen tot
hoever de bemoeienis van (B)FS productief moet reiken. Voor hem, dat kan ik me
zo voorstellen, is waarschijnlijk niet duidelijk dat FS ‘ook maar’ een denktank
is. In die hoedanigheid kan FS zeker “a next step” bevorderen, maar daar houdt
het m.i. op.
2. Iets verderop stelt hij dat “achieving semantic interoperability […] is far
more challenging than simply enabling systems to communicate with each other.”
Over context gesproken, het is wat je onder communicatie verstaat. Ik neem aan
dat hij, terecht, het verschil wil benadrukken met louter technische
interoperabiliteit. Want daarmee ben je er nog (lang) niet.
3. De paragraaf over “automatic semantic interoperation” begint met zijn
stelling dat “the ultimate purpose […] is to enable meaningful automatic
interoperation among eGovernement systems.” Maar het ultieme doel is dat uiteraard
niet, kàn dat principieel zelfs niet zijn. Informatieverkeer tussen
overheidsorganisaties ònderling faciliteert hoogstens informatieverkeer van en
naar burgers en organisaties.
4. In hoeverre “one of a number of existing candidate formalisms” bruikbaar is,
zou duidelijk moeten zijn vóórdat je er een “use case” mee begint. Overigens
verbaast het me, dat ook hij met dat min of meer bekende rijtje komt nadat hij
een demonstratie door Martijn Houtman kreeg. Ja, je kunt (vrijwel) èlk
formalisme zodanig verbouwen, dat je verweven contextualisering à la
metapatroon ermee ondersteunt. Het is dan echter de vraag, of je zo’n resultaat
nog dezelfde naam moet geven als waarvan je vertrok. Volgens mij dus niet, want
dat werkt per saldo verwarrend.
Nota bene, Martijn Houtman wijst erop dat onderscheid nuttig, herstel,
noodzakelijk is tussen formalismen voor beschrijving, respectievelijk
verwerking (lees ook: uitvoering). Dat lijkt me tevens relevant ter bepaling
van waar (B)FS de grens van zijn bemoeienis trekt. Het beschrijvingsformalisme
betreft dan de visuele notatie. Wat Paul Oude Luttighuis aantoonde, is de
mogelijkheid van formele transformatie over èn weer van enerzijds metapatroon,
anderzijds ERD, UML … Wat uitvoeringsformalismen betreft, kom je tegenwoordig onherroepelijk
op zgn XML-varianten uit. Zo is OWL een XML-variant en bestaat er ook XML Topic
Maps. Voor metapatroon ontwikkelde Martijn Houtman als uitvoeringsformalisme,
laten we maar zeggen, XML Metapatroon. Dat bestaat dus al. Een vraag kàn dan
inderdaad luiden, hoe XML Metapatroon en bijvoorbeeld OWL zich tot elkaar
verhouden. Voorzover Martijn Houtman kon ontdekken, bestaat op dat
uitvoeringsvlak - waar het dus gewoon moet wèrken - een wezenlijk, vooruit,
lastig obstakel voor transformatie. De opzet van XML Metapatroon is kwalitatief
(te) afwijkend ter borging van omgang met feitelijk onvoorspelbare semantische
variëteit in één informatiestelsel. Maar ziet (B)FS het als zijn taak om op dat
(uitvoerings)niveau standaardisatie te helpen bereiken? Mij lijkt dat niet
alleen ongewenst, maar (daardoor) praktisch onhaalbaar. XML Metapatroon is
ongetwijfeld de tot dusver verst ontwikkelde kandidaat voor zo'n standaard,
maar waarom zou je zoiets tèchnisch standaardiseren zolang je uitkomsten op
beschrijvingsniveau kunt toetsen? Geef (ook) daar ruimte voor reële variëteit.
5. Ja, “appropriate use cases” moeten mikken op “mediating variant semantics
across multiple contexts.” Wat Informatierotonde
voor semantische interoperabiliteit hopelijk verduidelijk, is dat
òpschaling van verkeersbereik onvermijdelijk blootlegt hoezeer relevante
context pèr voorheen apàrt informatiesysteem impliciet is. De nodige en
voldoende explicitering van contexten (let op, meervoud) gebeurt natuurlijk
niet als bij toverslag. Dat vergt toevoegingen. Als we bestaande
informatiesystemen zoveel mogelijk ongemoeid willen laten, althans voorlopig,
biedt zo’n informatierotonde de logische plaats voor dergelijke toevoegingen
e.d. Dat vind ik dus iets voor (B)FS om te bevorderen, niets meer of minder.
37.32
Waar jij "een werkend voorbeeld" schrijft, lees ik dat als "een
voorbeeld van iets dat altijd, dus ongeacht betekenis, werkt." Ben je het
met mijn lezing/uitleg van je opzet eens? Is zulke abstractie van
gebruik(sdoel) niet wezenlijk voor infrastructuur?
37.33
Ik zit (nog) wel met de vraag of de "software ontwerper" volgens die
vergelijking ook de goochelaar zèlf is. Zijn mensen communicatief niet
voortdurend elkaars illusionist? Daar zit die infrastructuur tùssen, een medium
dus. Dat moet de nodige en voldoende effecten dóórgeven resp. helpen oproepen.
Volgens mij bouw jij het trucmechanisme, zo algemeen toepasbaar als je kunt
bedenken, zo-/opdat mensen die betekenistrucs krachtiger op elkaar (kunnen)
loslaten. Verdien je daarom niet een nòg groter compliment?
37.34
Vooralsnog draagt dat document bij aan versterking van het mysterie, althans
voor mij ... Ik begrijp steeds minder wat er financieel-verslaggeverigs aan
xbrl is. Of standaarderigs. Voor gefundeerd overzicht heb ik mij allereerst
studie opgelegd van grondslagen van html en vervolgens xml. Onderweg hoop ik de
afslag te herkennen die xbrl ingegaan is. Vandaaruit verwacht ik te kunnen
verklaren, hoe xbrl thans gepositoneerd wordt en of dat al dan niet kans van
slagen heeft.
Zover ben ik nog niet, maar ik heb al wel een hypothese. Volgens mij kent xbrl
nog altijd de erfenis van een opmaaktaal (mark-up language). Daar is in de loop
van de (xml-)versies nogal aan gesleuteld om ook andere toepassingen te
faciliteren. Maar een strakke 'taal' voor conceptuele informatiemodellering
bereik je er niet mee, om over een modelleermethode maar niet te spreken. Dat
zie je aan de aangeleverde zgn patronen. Die suggesties gaan alle kanten op,
wat nu net niet de bedoeling met een ... patroon (in de gepropageerde
betekenis) is.
Maar wie weet vergis ik me faliekant. Eerst dus vèrder studeren op html, xml
...
Als jij allang weet, waarnaar ik zoek: help!
37.35
Zoals ik je begrijp, zijn we het (alweer!) eens over verhoudingen, althans als
we ze rationeel (mogen) bekijken. Naar mijn gevoel laten echter nogal wat
andere mensen zich niet (meer) zo gemakkelijk ervan overtuigen dat het
"helemaal zo spannend of interessant niet meer is in welke standaard die [taxonomie]
dan opgezet wordt." Dat zadelt ons daarom op met de opgave om tevens
argumentatie aan hun inmiddels gevestigde referentiekader te ontlenen. Dat
lijkt omslachtig, maar hoe krijgen we anders een keer de kop op de kip
geschroefd?
Van de aangekondigde sbr-patronen verwachtte ik, precies zoals jij nu algemeen
aangeeft, vuistregels voor "de slag van wetgeving naar een 'logisch
model'." Maar van relevante wetgeving (in dit geval voor financiële
verslaggeving) is geen spoor te bekennen. Daarin zie ik allemaal tekenen, dat
het een hele kluif is om ruimte voor zindelijke verhoudingen te winnen.
Wat ik graag zou doen, is om inderdaad te beginnen bij de formele eisen voor
financiële verslaggeving ... Dus, waar staat hèt? Laten we dan meteen de
relevante Europese richtlijnen erbij betrekken.
Zo'n "schemaatje" is een prima idee, al is het maar omdat juist
daardoor verschillen manifest raken. Zo beschouw ik een taxonomie als onderdeel
van een ruimer logisch model. Onder de noemer van xbrl is een taxonomie echter
niet langer logisch in die betekenis, maar gelden er blijkbaar voorwaarden uit
de sfeer van (tekst)opmaak. Naar mijn idee moeten we dus voldoende snappen, hoe
dat leidt tot onontwarbare modelleerknopen.
Je ziet zo'n averechtse volgorde trouwens vaker, zodra zgn it-ers zich ermee
bemoeien. Zo is owl een xml-variant, zoals xbrl dat ook is. Wat kan je met owl
doen? Antwoord volgens it-ers: een ontologie opstellen. Dat is onzin, althans
volgens een betekenis van ontologie die zich eens niet beperkt tot technische
werking van digitale middelen.
Het spoor waarlangs "w[ij] tenminste [weten] waar we het over [...] hebben
en waar niet" kent m.i. dus een duidelijk begin. Om dat zsm te laten
sporen met de huidige aanpak door bijvoorbeeld sbr, dwz dat "we het over
hetzelfde hebben," moeten wij tevens grondig genoeg weten waarover zij het
eigenlijk hebben. Dat hoeft niet lang te duren, nou ja, dat genoeg weten,
bedoel ik.
37.36
Ik houd het graag op de reactie die ik eind vorige week gaf op zijn
samenvatting. Dus, wat mij betreft ‘staat’ nu tevens de complete tekst als
afkomstig van hem als beoordelaar.
Zoals ik ook eerder aangaf, vind ik zijn suggestie(s) voor vervolgactiviteiten
echter te simplistisch resp. traditioneel. Daarbij past ten geleide voor
besluitvorming, als ik het mag zeggen, voorbehoud en vervolgens aanbeveling van
een àndere koers.
Het lijkt erop, althans zo begrijp ik zijn rapport, dat hij interoperabiliteit
verwacht van zonodige vertaling van de ene naar de andere context. Maar dat
lukt natuurlijk niet, zodra relevante contexten onvoldoende expliciet
beschikbaar zijn. Aangezien overwegend impliciet gehouden contexten nu nèt
regel zijn voor geïsoleerd opgezette informatieverzamelingen, kan een proef die
zulk wezenlijk gebrek voor de ruime(re) schaal ontkent nooit slagen. Voor een
korte schets dat hoe-je-het-ook-wendt-of- keert èrgens relevante contexten
expliciet aangevuld moeten zijn, zie bijvoorbeeld mijn recente notitie Informatierotonde
voor semantische interoperabiliteit. Wat tegenwoordig Digilevering heet,
biedt trouwens een prima proeftuin. Maar wie durft?
Als verwant punt blijf ik erop wijzen, vooruit, hameren dat de kwalificatie
“suitable existing formalisms” m.i. niet zomaar opgaat voor wat ditmaal hij
opsomt als “several candidates for such representation mechanisms.” Als bron
van verwarring meen ik het (waan)idee van zgn machine understanding te kunnen
aanwijzen, zeg ook maar de droom van kunstmatige intelligentie, als ware
dergelijke intelligentie vergelijkbaar met menselijke cognitie. Weliswaar is
het doel met zgn expertsystemen alweer minder ambitieus, maar blijft
parallelliteit van argumentatiewijzen uitgangspunt. Van weeromstuit gaan
dergelijke nogal platte formalismen voor digitale verwerking bepalen wat als
wèrkelijkheid kan tellen, dwz bestaanbaar is. Dat is de omgekeerde wereld. Een
voorbeeld vind ik ook XBRL; door eenzijdige oriëntatie op een middel zijn de
reële vraagstukken resp. kansen uit zicht geraakt.
Nogmaals, de vraag met een “attempt to prototype some solutions” is vooral: Wie
durft? De (technische) middelen hoeven allang geen belemmering meer te vormen.
Voor proefopstellingen zijn die beschikbaar, nota bene op cruciale punten en
hun samenhang opzettelijk àfwijkend van “existing formalisms.” Rara, waarom is
dat? Zie o.a. een aantekening door Martijn Houtman: De
softwareontwerper als illusionist. Wat sterk voor Martijns verhaal pleit, over
een argument gesproken, is dat de illusie zo … ècht werkt. Erg overtuigend
blijkt dat overigens voor beleidsmakers nog altijd niet.
37.37
Daarover merk ik nogmaals op, dat slechts auteursrecht bij mij berust, te weten
op sommige geschriften over metapatroon als modelleermethode. Als zodanig zou
ik bezwaar kunnen maken tegen letterlijke afschriften ervan, of wat er sterk op
blijft lijken. Maar wat zulke teksten als ideeën beschrijven, nota bene, is niet
door auteursrecht beschermd. Dat had eventueel met octrooien gekund, dus als
zgn technische vinding. Van die beschermingsconstructie heb ik opzettelijk
afgezien. Integendeel, ik heb juist subiet over die ideeën gepubliceerd
ondermeer opdat iemands anders ze niet meer met octrooi kan beschermen.
Maar ook onder de noemer van auteursrecht ga ik zeker geen zaak maken van
eventuele afschriften, netzomin als dankzij onderlinge verstandhouding BFS dat
m.i. ooit zou doen. Zie bijvoorbeeld het onderschrift op het zgn oefenschema:
"Reproductie, gebruik enz. van het oefenschema toegestaan, zelfs
uitgesproken toegejuicht, onder voorwaarde van bronvermelding."
Op de ontwikkelomgeving annex het operationele programmatuurplatform dat
metapatroon implementeert berust eveneens auteursrecht, in dat geval bij het
bedrijf Information Dynamics. Het feitelijke open-sourcekarakter van de
programmatuur verandert daaraan niets. Wie daarvan een afschrift wil gebruiken,
in dit stadium voor een of andere proefopstelling, moet daarvoor/-over wel
een nadere afspraak maken. Zie ook Oriëntatie
op samenwerking voor exploitatie.
Voor contextuele verbijzondering/metapatroon komen tzt stellig meerdere
programmatuurmiddelen. Op die middelen moet je niet verder willen
standaardiseren dan hun aandeel in borging van semantische
interoperabiliteit. Zolang ze zich overeenkomstig de gestandaardiseerde methode
voor betekenisordening gedragen, is het dus goed. Indien je vaststelt dat de
thàns beschikbare programmatuur van Information Dynamics, zeg maar, metapattern
compliant is, heb je meteen zelfs zoiets als een bench mark voor programmatuur
waarmee andere leveranciers gaan komen.
37.38
Ik weet zeker dat jij je spoedig ook op inhoud niet onbetuigd laat ... en dat
is natuurlijk ook precies de bedoeling met zo'n proef. Mooi, want daarop valt
de (proef)opzet dan tenminste alweer te verbeteren. Enzovoort. Zo vermoed ik
dànkzij de praktische noodzaak om 'iets' in te vullen meteen ook zelf dat er
vooral aan samenhang 'iets' nog niet klopt.
37.39
Dat klinkt allemaal dynamisch, inderdaad, mooi! Ik ben erg benieuwd of het in
dat managementoverleg lukt om ruimte te verkrijgen voor een daadwerkelijk
proefje met informatieverkeer (want dat lijkt mij heel praktisch de
eerstvolgende stap, zo'n proefje). Als voorwaarde stel ik overigens, dat wij
dat zònder betaling doen (want dan kan ik tenminste ronduit de voorwaarde erbij
stellen, dat het ècht gebeurt zoals wij dat haalbaar vinden, punt). Ja,
verspreid gerust die notitie Informatierotonde
voor semantische interoperabiliteit (en wat je verder relevant acht).
"Redelijk abstract," ja, maar daarom ook meteen het bruggetje naar
het thema van Ictu-als-etalage-voor-elektronische-overheid ... Je kunt erbij
zeggen, dat Forum Standaardisatie de methode van zgn contextuele
verbijzondering (metapatroon) inmiddels voorzag van zoiets als een keurstempel
voor vraagstukken van betekenissenvariëteit. De afstemming van Ictu's interne
informatiesystemen is, om te beginnen, precies zo'n opgave.
37.40
Waarop ik graag nader zicht zou krijgen, is vooral het verband van het, zeg
maar, interne rekeningschema (van een bedrijf/rechtspersoon) met de externe
taxonomie(ën) à la xbrl. Dat vergt een expliciete verwijzingsslag, nota bene
door de rechtspersoon in kwestie. Die verdwijnt pas, zodra de externe taxonomie
in-één-klap-door geldt als intern rekeningschema. Maar dat kàn m.i. niet
serieus als verplichte opzet bedoeld zijn.
37.41
Ik begrijp dat het besluit tot reorganisatie reeds genomen is, inclusief
contour van het resultaat. Voor onze persoonlijke relatie ben ik daar blij om;
daarover hoeven jij en ik geen ruzie te maken. Want voorzover ik kan nagaan,
vind ik die contour zo gek nog niet. Ja, er zijn altijd talloze
"thema's" die grondige behandeling verdienen. Maar via zo'n
reorganisatie zou weleens (wederom) de nodige veranderruimte kunnen ontstaan.
Dat lijkt mij qua werk toch vooral voor jouzelf ook interessant, maar goed, dat
bepaal je voor jezelf.
Voor het ministerie is de crux natuurlijk ook niet de organisatiestructuur,
maar de professionele kwaliteit van medewerkers. Van het weinige dat ik van
Piramide weet, heb ik de indruk dat het daarvoor ernstig ontbroken heeft aan
interne ontwerpkwaliteit. Dat heeft, zeg maar gerust, rampzalige gevolgen voor
allerlei aspecten
(en fasen) waaronder kosten. Zulke effecten verdwijnen niet door welke
reorganisatie dan ook, maar pas door vervanging van die informatiesystemen met
hun nadelige kenmerken. Daarvan lijkt echter niemand verstand te hebben. Zonder
interne deskundigheid ben je overgeleverd aan minstens netzo ondeskundige -
medewerkers van - externe leveranciers.
37.42
Soms moet je opzettelijk "in de weg lopen," opdat iedereen er
eindelijk eens "iets aan heeft." Maar met jouw column Baanbrekend loop je natuurlijk zelfs
niemand in de weg, integendeel!
37.43
Zoals ik je al aankondigde, probeerde ik enkele beredeneerde vragen te
formuleren (waarna ik mijn eigen commentaar natuurlijk niet kon laten). Het
risico van veel aandacht voor de toegezonden "patronen" lijkt mij dat
we het over het middel blijven hebben, en daarin dus onherroepelijk verstrikt
raken, terwijl we m.i. nadrukkelijk het doel met xbrl in beeld moeten zien te
krijgen. Wat ik aan jouw accent - "een direct op de onderliggende
wetgeving gebaseerd logisch model" - probeer toe te voegen is de logica
van de interne informatievoorziening door de afzonderlijke rechtspersoon. Daartùssen
valt m.i. - een voorziening als - xbrl respectievelijk - een programma als -
sbr (voorheen: ntp) pas productief te positioneren.
37.44
De afgelopen weken besteedde ik nogal wat tijd om het te snappen. Dat is me nog
steeds niet gelukt. Ik vermoed inmiddels, dat de mensen zèlf van zo'n project
niet goed, of wie weet helemaal niet, snappen wat ze (moeten) doen. Tja, als
dat inderdaad zo is, hoe kunnen mensen zoals jij en ik het ooit volgen? Ben ik
weer eens bezig met het doorprikken van goedbedoelde, maar valse propaganda?
37.45
Uiteraard besef ik, dat de documentatie geen volledig beeld schetst. Wat ik
(nog?) vooral nergens herken, is passende aandacht voor informatiekundig
ontwerp met de daaraan ònlosmakelijk verbonden veranderkundige insteek. Ik
vermoed echter dat het bij het ministerie in het ècht ooit verloren ging. De
omvang van de centrale i-directie levert daarvoor m.i. zoiets als een bewijs.
Het grootste lek onder de waterlijn lijkt mij wat bij jullie als erp bekend
staat.
Voorzover ik dus kan nagaan, verschillen jij en ik blijkbaar van mening of er
iets aan de opzet van/rondom die i-directie moet veranderen. Zo vind ik de
voorliggende aanzet alleszins redelijk, nee, ronduit stimulerend wat erkenning
van het belang van informatievoorziening betreft. Wat wil je nog meer dan zulke
positieve onderstreping? Maar (voldoende) evenwichtig is naar mijn idee ook die
aanzet nog niet, want reorganisatie blijft zinloos, of pakt zelfs averechts
uit, zonder eigen medewerkers met de nodige deskundigheid. De patstelling resp.
escalatie komt voort uit ... het gemis aan mensen, al is het er maar één (maar
dan wel met de juiste contacten met de beslissers), met zulke kennis. Zolang
niemand weet wat ontbreekt, kan je er niets gericht aan verbeteren.
Zonder gedetailleerd inzicht blijft het nog maar een slag die ik ernaar sla,
maar heel praktisch moet volgens mij met voorrang die erp op de schop. Zeg ook
maar dat daar een grote kans ligt voor een productief veranderingsproces.
Bijvoorbeeld voor het onderdeel financiële administratie kan je het ontwerp zó
aan Aspecten
en Fasen ontlenen (waarvan ik een exemplaar met precies die bedoeling
destijds persoonlijk bij je directeur bezorgde ...). Ingewikkelder is het niet
voor wie informatiekundig ontwerpen (lees ook: informatieanalyse) een heus vak
is. Het lijkt erop, dat het ministerie in de vorm van de centrale I-directie
dat gemis probeert te compenseren - noodlottig, want zonder besef dat
compensatie aan de orde is - met steeds méér beheervoorzieningen en/of
uitbesteding. Dat lukt natuurlijk nooit en het initiatief om tenminste die
ontwikkeling te remmen verdient, mits mijn analyse klopt, zeker steun.
Voor wat min of meer routinematig leverbaar is, kan onderscheid naar vraag en
aanbod nuttig zijn. Waar echter kwalitatieve verandering nodig is/kans biedt,
schiet samenwerking volgens dergelijk onderscheid hopeloos tekort. Ook de
aanduiding regie kent naar mijn smaak nog te gauw de associatie met afstemming
van routinematige bijdragen.
Principiëler onderscheid maak ik daarom volgens voortzetting en verandering;
zie Gewortelde
vertakkingen. In die termen heeft de centrale I-directie een
voortzettingscultuur (en is in die zin de rechtstreekse opvolger van de
vroegere afdeling voor zgn verbindingen). Zo'n groep moet je niet tevens met
coördinatie van complexe veranderopgaven belasten. Dat werkt niet. Nogmaals, de
laatste die het probleem ermee erkent, is de geharnaste voortzetter.
Nou ja, het zou me verbazen als iemand zich daar ineens wèl iets van mijn
opvatting aantrekt.
37.46
Kan je dit bericht ajb doorsturen? Ik besef dat hij geen tijd heeft om mijn
verzamelde werk te lezen, maar deze drie (korte) teksten nav rapporten van de
Algemene Rekenkamer verduidelijken hoezeer (ook) het ministerie voor een
productieve i-koers welhaast tot 'organisatorische ongehoorzaamheid' gedwongen
raakt:
1. Wondermiddel
2. Aanspreekpunt
voor infrastructuur voor informatieverkeer, open brief aan de president van de
Algemene Rekenkamer
3. Reële
verhoudingen, tweede brief aan de president van de Algemene Rekenkamer
Voor zgn voortzettingsactiviteiten is gestapelde regeldruk onnodig en voor zgn
veranderactiviteiten zelfs uitgesproken onzinnig en (dus) contraproductief. Zeg
ook maar, je bent steeds meer geld kwijt aan borging van mislukkingen. Als
professional mag je er m.i. daarom niet serieus aan meewerken. Je moet, als het
niet anders kan, met minimale inspanningen doen alsòf. Daardoor heb je
tenminste nog maximaal tijd en geld over voor je echte werk. Intussen moet je
als professional natuurlijk blijven bevorderen, inderdaad een lastige opgave,
dat bestuurders gaan snappen hoezeer zij tot en met zichzelf belemmeren door
tot dracht van oogkleppen te verplichten.
Je moet voor een professionele opstelling, daar is het weer, met dat
tweede-orde effect kunnen 'spelen.' Door niet-meedoen met
pseudo-samenwerkingsverband schep je tenminste de kans dat je tzt kunt meedoen
met - wat je wie weet zelf initieert als - een ècht samenwerkingsverband. De
noodzaak van dat èchte verband volgt uit de inmiddels maatschappelijke schaal
van informatieverkeer, punt.
Hopelijk voeg je jouw commentaar toe, als je dit bericht doorstuurt. Daar ben
ik benieuwd naar. Kan ik dat ajb meelezen?
37.47
Hartelijk bedankt voor je commentaar en vooral voor je onderzoekende
inspanningen waarop je het baseerde. Het biedt veel troost te weten dat ik niet
alleen ben met mijn koppige onbegrip van zegeningen. En ik blijf er blijkbaar
nog altijd veel minder van snappen dan jij. Ook die "groene wei,"
stel dat die aanname geldt, pleit m.i. niet meer of minder voor resp. tegen
in-het-bijzonder-xbrl. Ja, je moet tegenwoordig iets xml-igs hebben voor - de
opzet van - een bericht. Meer (of minder) is het volgens mij niet.
Het is de vraag, of er überhaupt wat zinvols valt te doen met (lees:
daadwerkelijk ruimte is voor opbouwende bijdrage aan) het zgn sbr-programma.
37.48
Een opbouwend gesprek gevoerd, met wat mij betreft als inzet ruimte te
verkrijgen voor een concreet proefje met een zgn
informatierotonde/verdeelstation à la metapatroon. Mijn oorspronkelijke idee
was om meteen afschrift van bepaalde informatie daadwerkelijk via zo’n rotonde
vanuit één informatieverzameling te laten registreren in één of meer àndere
informatieverzamelingen. Dat plan haalde het (dus) niet. Wèl gaan we
(allereerst) aan de slag voor rapportages met informatie uit meerdere
bestaande, ooit zeg maar ònstelselmatig ingerichte verzamelingen. Denk aan een
overzicht pèr persoon met haar/zijn persoonsinformatie zoals die in de
verschillende verzamelingen geregistreerd staat. Of wat allemaal verband houdt
met een verplichting(nummer). Daarvoor is zo’n rotonde ook al nodig, zij het
qua opzet wat eenvoudiger dan wat we als pIctugram schetsen, te weten om
relaties aan te brengen die reeds voor overkoepelende rapportage ontbreken in
de apàrte verzamelingen.
Dus, ja, ruimte, prachtig! We maken haast. Voordat iemand zich kan bedenken,
moet er succesvol resultaat zijn.
Opmerkelijk vond ik het uitgesproken enthousiasme voor de modelleerbenadering.
Die pIctugram-schets toonde ik en zij vonden dat ze nu eindelijk eens werk
moeten maken van het in kaart brengen van precies dergelijke … relaties. Het
leek bijna een fopvatting, omdat zij er zelfs radicaal voorrang aan wilden
geven waardoor de door mij zo gewenste concrete proef uit beeld dreigde te
raken. Die bleef als het ware gered dankzij de keuze voor rapportage ipv
uitwisseling als begin. Het simpeler model voor de rapportagerotonde kunnen we
later uitbreiden (tja, met wat we grotendeels al hebben). Oók frappant: zij
waardeerden tevens zeer de mogelijkheid van geleidelijke structuuraanpassingen
èn bijbehorend audit trail op het niveau van operationeel
informatiemodel/-structuur.
Nu moeten we het voor enkele samengestelde rapportages ècht laten werken, en
gauw! Indien die ruimte daar inderdaad geboden blijft, vind ik het weer een
heuse stap. Tijdens het gesprek proefde ik alom, nogmaals, een opbouwende
sfeer. Dat overtrof zeker mijn verwachting en wekt vertrouwen. Wordt vervolgd.
37.49
Wat het model voor de beoogde rapportages betreft, als het kan moeten we als
rotonde m.i. zoveel mogelijk laten staan resp. gebruik maken van wat je al
onder de noemer van pIctugram maakte. Dus, uitgaan van die ene organisatie en
dan de relatie met een bepaalde persoon als organisatiepersoon. Pas vanaf
organisatiepersoon de relatie met 'persoonlijke' spreadsheets e.d. Als we het
zo doen, kunnen we eventueel later informatie uit bestaande verzamelingen van
buiten die organisatie gemakkelijker in een overkoepelende rapportage opnemen.
37.50
Het is nog lang geen tijd om zelfs maar één ènkel haartje van het berenvel te
koop aan te bieden, maar als praktisch tùssenresultaat met een wederpartij zijn
we verder gevorderd dan ooit.
37.51
Wat hij je als “evaluatie” stuurde, toe maar, bevestigt mijn (herhaalde)
ervaring dat hij meent, herstel, gelooft het allemaal allang beter te weten.
Daar hoeft niets mee mis te zijn, integendeel, zolang hij dat inderdaad maar doet,
dwz ècht beter weten. Maar, nee, dat herken ik niet.
Ook ditmaal verdiept hij zich niet in wat een ànder schrijft of neemt er zelfs
maar oppervlakkig notie van. Door misplaatste betweterigheid plus geldingsdrang
vervormt hij elke andere opvatting prompt tot de zijne, waarmee hij de ànder per
omgaande beleert. Als je wat aldus volkomen ònbruikbaar geworden is met veel
moeite probeert te herstellen, … voelt hij zich nota bene aangevallen. Nee,
daarin zie ik geen basis voor productieve samenwerking.
Zo beweert hij sinds jaren dus ook te weten wat metapatroon inhoudt, terwijl ik
ook nu weer helaas vaststel dat hij er nog altijd niets van begrijpt. Hij geeft
ook helemaal geen gerichte kritiek op metapatroon, waarop eigenlijk wel, maar
beschouwt kennelijk zijn eigen verhaal als zodanig. Wie fundamentalistisch
gelooft, angstig is, kan natuurlijk ook niet anders.
Overigens is het wederom geen compléte onzin, wat hij schrijft. Dat maakt het
echter zelfs extra lastig productieve samenhang te herstellen. Een serieuze
poging heeft naar mijn ervaring ook geen enkele zin, omdat hij ook dáárnaar
weer weigert te kijken. Ik heb mij daarom alweer enkele jaren geleden voorgenomen
geen verdere discussie direct met hem te ondernemen. Dat bevalt me goed.
Zijn pitch aan jouw adres kan je m.i. qua strekking vergelijken met wat
voormalig hoogleraar R af en toe (f)oppert. Het komt neer op een roep om dè
sterke man, waarvoor hijzelf stellig niet alleen model staat, maar hij zichzelf
tevens als enige kandidaat opwerpt. Dat is er allemaal wèl onzin aan, nog
afgezien van feitelijke ontkenning van metapatroon, want die manier van bestuur
is (gelukkig) achterhaald in een netwerksamenleving. Zijn illusie is trouwens zelfs
nòg groter, omdat hij blijkbaar denkt e.e.a. via jou te kunnen bereiken.
37.52
Ook zijn "evaluatie" biedt een vertrouwd beeld. Nee, hij begrijpt
o.a. metapatroon inderdaad nog altijd niet (hoewel hij al jaren beweert van
wèl; maar ja, dat beweert hij over alles om het tegelijk beter te weten). Voor
een eventueel gesprek meld ik me (dus) graag àf. Mag ik het schriftelijk
hierbij laten?
Vooruit, ik was na lezing ook aan commentaar begonnen, maar daar kwam ik niet
goed uit. Eén van mijn problemen ermee is, dat het mij - wie eigenlijk wel? - nooit
gelukt is zijn serieuze aandacht te verkrijgen voor een ànder idee dan wat
hijzelf verkondigt. Integendeel, met een opbouwende bedoelde reactie - ik zie
althans niet wat er mis is met redelijke tegenargumenten resp. met een visie
voorzien van dito argumenten vóór iets ànders - heerst binnen de kortste keren zijn
valse gevoel van verongelijking. Dat neem ik allang niet meer persoonlijk resp.
daarover probeer ik mij niet langer druk te maken. Het lukt stelselmatig immers
niemand om het stadium van dialoog te bereiken, laat staan heuse samenwerking.
Daarbij maakt het praktisch niet uit, of dat in mijn geval wellicht geheel aan
mijn eigen communicatieve gebreken ligt. Zelfs complimenten bieden m.i. geen
soelaas. Als compliment kan ik weliswaar bedenken, dat hij er onverminderd
glanzend in slaagt om niets van metapatroon te begrijpen. Maar ook bij zo’n
bijdrage houd ik het gevoel, dat ik toenadering niet zou bevorderen.
37.53
Nee, door jouw aanvullende opmerkingen zie ik het begin van de aanpak niet
wijzigen, integendeel. Naar mijn indruk bevestig je met je verklarende
vergelijking juist, dat rapportage als eerste proefslag een prima, reuze
praktisch plan is. Wat daarin uit verschillende systemen náást elkaar
komt te staan, moet hetzelfde resultaat geven als jouw (handmatige?)
vergelijking. Zo kunnen we dus aardig toetsen; dat geeft
houvast/vertrouwen. Verder ontstaat zo alweer nader inzicht hoe precies
die "toekomst" zoals jij 'm schetst het beste kan worden ingericht.
Indien je ervan uitgaat, dat èlk bestaand systeem intern compleet moet blijven
beschikken over 'zijn eigen' informatie, kom je inderdaad niet onder verdeling
(lees ook: afschrift verstrekken ter registratie) uit. Dan is het de vraag, of
het verdeelstation zèlf àlle daarvoor benodigde informatie moet bevatten,
of dat (sommige) informatie vanuit één systeem (bron) slechts het
verdeelstation passeert naar één of méér andere systemen. Als het bij passage
kan blijven, moet het verdeelstation uiteraard wèl, zoals jijzelf al aangaf, de
nodige 'verkeersborden' bevatten, opdat elke informatie zijn relevante
bestemming(en) bereikt. Dat betreft, ik som even grofweg op, a. minimaal
unieke identificaties van objecten waarover informatie in diverse systemen
wordt bijgehouden, b. explicitering van in die geïsoleerde systemen impliciet
gebleven contexten en c. onderlinge relaties. Die (soorten) objecten zijn dus
in elk geval persoon, programma, contract en verplichting. Daar komen er
stellig nog wat bij om relaties netjes te leggen/onderhouden; eigenlijk staan
die al opgenomen in de schets voor pIctugram.
Overigens heb ik alvast een vraag. Je kunt voor een cluster kiezen of die
a. organisatorisch van aard is of, zeg maar, b. programmatisch.
In het eerste geval zou je een overkoepelende organisatie hebben, met daaronder
o.a. de clusters als verbijzonderde organisatorische eenheden (zoals afdelingen
van een directie, ik noem maar iets). Vervolgens leg je de relatie tussen
programma's en die organisatorische eenheden. Voor sommige ‘objecten’ geldt dan
dat zij zowel voorkomen als organisatorische eenheid, als als programma,
waartussen dan nogeens een relatie gelegd wordt.
In het tweede geval is een cluster dus een omvattender programma, met als
onderdelen wat je regulier als programma beschouwt.
Mijn voorkeur gaat uit naar het eerste alternatief. Zeg ook maar dat mijn
dringende advies zo luidt. Dat is robuuster (dankzij ruimere mogelijkheden voor
variëteit).
37.54
Om diverse redenen ben ik hem dankbaar voor zijn reactie. Daardoor kon ik de
mijne beperkt houden. Inderdaad, dat is knap werk! Net zoals jij heb ik de puf
niet meer om er "woorden [...] aan vuil [te] maken." Zo doet hij mij
dus een dubbel plezier, nee, zelfs méér.
Dergelijke contacten zijn overigens het gevolg van de jacht naar deelnemers. Blijkbaar
spreken de initiatiefnemers in wandelgangen van e-overheidcongressen e.d.
erover. De vraag is, of dat aandacht van serieuze kandidaten bevordert, of
slechts losse goudzoekers (ei-leggende koekoeken?) lokt die louter een eind willen
meeliften voor hun eigen koers. Nogmaals, dit ene valse ei heeft hij netzo
prompt kundig geneutraliseerd.
37.55
De truc is om een unieke identificatie van als het ware het totale object (zgn
nulidentiteit) in kwestie in het verdeelstation toe te wijzen en daar verder
geregistreerd te houden. Hoe zo'n object in één of andere specifieke toepassing
(lees gemakshalve ook: context) geïdentificeerd staat, telt vervolgens slechts
als (eventuele) identificatie van de bijbehorende verschijningsvorm. In het
verdeelstation verkrijgen die, zeg maar, partiële identiteiten samenhang via
die extra, nogmaals, unieke identificatie van als het ware het totale object in
kwestie.
37.56
Inmiddels heb ik De wereld volgens Maarten van Rossem
(Nieuw Amsterdam, 2005) helemaal gelezen. Ja, nuchter evenwichtige kijk,
waarmee ik het ook gewoon eens ben. Zijn langere stukken vind ik eigenlijk
sterker dan wat hij blijkbaar eerder als (korte) columns publiceerde. Zodra hij
zichzelf wat ruimte geeft, komt hij aan leerzame samenhang toe. Verrassend vond
ik trouwens dat hij eerder een afwijzende(r) mening over Europese integratie
had, maar pas sinds kort vóór is. Ik ben altijd al vóór … en waarom moet het
bij Europa ophouden?!
37.57
Hierbij maak ik je graag nogeens persoonlijk mijn dankbaar compliment voor je
reactie op zijn “evaluatie.” Ik proef hopelijk goed, dat jij hem vèr uit de
buurt wilt houden. Zo ja, dan steun ik je daarin grondig.
“Ik ken overigens” die andere man die jij noemt niet, althans niet persoonlijk,
maar hoorde ivm ccts slechts over hem. Mijn tweede compliment betreft dan, dat
je er blijkbaar in slaagt om hèm open te krijgen voor vallende kwartjes. Zo
kwam ik op het idee, of je hem wellicht de suggestie kunt doen om wederom
contact met Jan van Til op te nemen. Indien zij elkaar op contextuele
verbijzondering kunnen vinden …, tja, dat weet ik natuurlijk ook niet wat er
precies gebeurt, maar het lijkt mij dus zo’n suggestie waard. Wat vind jij?
37.58
Van "een controverse" daar weet ik niets, zodat ik evenmin kan
beoordelen of "hun tot-elkaar-komen," als dat inderdaad zou lukken,
voor- of juist nadelig effect heeft. Directe bemoeienis met de opzet heb ik
zoals vooral jij als initiatiefnemer weet evenmin (want eventueel slechts via mijn
opdrachtgever zoals ik overeenkwam), zodat ik voorzover het dergelijke 'zaken'
betreft die beoordeling uiteraard aan jou overlaat. Dat neemt niet weg, dat ik
nieuwsgierig ben, wie niet, naar wat blijkbaar de moeite waard is om daar als
"controverse [...] hoog [...] opgespeeld" te raken. Waar gaat dat
over? Wijst dat niet op ernstig gebrek aan informatiekundige koers? Nou ja,
daarmee kunnen jij en ik ons niet bemoeien.
Wanneer hij inderdaad deelneemt, ben ik natuurlijk (extra) benieuwd hoe hij dat
met CCTS plooit. Want dan moet hij naar mijn idee zelfs kiezen. Interessant!
37.59
De kennelijke koppelverkoop - bezorg mij die organisatie als betalende
deelnemer en dan mag jijzèlf bij wijze van commissie gratis deelnemen -
verdient m.i. geen schoonheidsprijs. Kijk, dan druk ik me ook eens diplomatiek
uit. Maar realpolitisch werkt het dus zo. Misschien moet ik daarover niet
klagen. Want deelname door jouw werkgever zou jouw interne positie toch stellig
versterken? Volgens mij is voor deelname de totale contributie 35 à 75 duizend
euro. Ik weet het niet, maar als je werkgever dat betaalt, krijg jij dan
(eindelijk) wat ruimte omdat jij altijd al op dat spoor zat?
37.60
Ik kom nog even terug op je opmerking dat hij "de vinger er nog niet
helemaal op [heeft] kunnen leggen." Ik lees dat als bevestiging van waarop
ik (dus) blijf aandringen. Omdat metapatroon kwalitatief (kennelijk) toch iets
ànders is, valt praktisch ontwerp-/modelleervakmanschap ermee
onmogelijk te bereiken langs de weg van analyse van thans gangbare methoden. Je
moet ermee aan de slàg. Een heus informatiemodel à la metapatroon geeft pas
gevoel voor, inzicht in (nieuwe) synthese. Eigenlijk drukt het gezegde 'ergens
de vinger op leggen' prima uit, dat die aanpak te passief is voor kwalitatieve
aanpassing. Daarvoor moet je wederom alle vingers actief leren bewegen met
nieuwe coördinatie. Ontwerp is nooit strikt analyse.
37.61
Daaraan zouden zij gericht kunnen werken, dwz een informatiemodel volgens
metapatroon/contextuele verbijzondering. De één deed daarvoor al diverse
vingeroefeningen, zodat hij de ànder kan 'meenemen.' Het is dan vooral de
vraag, of die ànder daadwerkelijk dat spoor in àfwijking van CCTS wil/kan
volgen. Of raak ik daar nu net die "controverse"?
37.62
Wij zijn het eens. Je hebt zelfs niets anders dan je "eigen
denkwereld" zoals o.a. de fenomenologische filosoof Husserl principieel
stelt. Daarmee moet dus iedereen het doen.
Ja, zoek de aannames. Wat je naar mijn smaak nog onvoldoende nadruk geeft, maar
ongetwijfeld wel degelijk ook bedoelt, is dat opbouwende discussie vooral het
spel met aannames is. Je beschouwt daarin dus niet slechts kritisch wat je
blijkbaar tot dusver als aannames hanteerde. Dat is prachtig, maar nooit genoeg
voor kwalitatieve aanpassing van gedrag. Op die manier kom je nooit àf van
vertrouwd maar wellicht inmiddels (in nieuwe situaties) averechts gedrag.
Je moet in je "eigen denkwereld" ook bereid zijn alternatieve
aannames te overwegen. Wat bevalt beter? Is dat het resultaat volgens de ene of
volgens een andere verzameling aannames?
Uit je toelichting op "controverse" kan ik echter niet uit opmaken,
waarom het contact dat ik voorstelde een goed of juist slecht idee is. Dat
kunnen ze onderling toch uitmaken? Nou ja, dat gaat mij verder niet aan.
Algemener beschouwd begrijp ik niet goed wat je opmerkt over "a priori een
kant kiezen." Je moet als professional toch ergens voor durven staan?! Dat
geldt nogeens sterker voor een vernieuwende professional.
Natuurlijk, als professional moet je beseffen dat "polariseren"
meestal contraproductief is. Dan moet je het dus nalaten, wat echter niet
betekent dat je je "kant" opgeeft. Je wacht op, nee, bevordert betere
tijden. Zo pak jij dat toch ook aan?
Het aardige van metapatroon is dat het "kant" als het ware een niveau
optilt (naar infrastructuur). Dat is precies de crux met contextuele
verbijzondering en ontmantelt (veel) polarisatie. Want dankzij methodische
erkenning van verschillen (lees ook: kanten) krijgen allerlei partijen 'hun'
zin, tenzij zij op hegemonie mikken.
Met aanspraak op hegemonie zijn besluitvormers echter bij uitstek vertrouwd,
zodat zij uit dergelijke aanbiedingen (blijven) kiezen. Dat is tegelijk het
dilemma van een inherent stelselmatige methode als metapatroon. Hoe krijg je
een hiërarchisch ingestelde beslisser zover om zelfs maar eens te spelen met
aannames volgens o.i. reële netwerkverhoudingen?
Wie metapatroon op hetzelfde niveau plaatst als een "kant" waarmee je
het absoluut voor het zeggen wil krijgen, heeft zijn vinger er nog niet op
gelegd. We mogen de verkeersregels (behoorlijk strak) niet verwarren met de
verkeersbewegingen (praktisch oneindige variëteit) die erdoor mede
gefaciliteerd zijn. Voor dergelijke tweede-orde inzicht zijn de meeste
"beslissers" inderdaad niet toegerust. En was het maar zo, dat ze er
"alleen maar zenuwachtig van" werden. Zij nemen geheid de verkeerde
beslissing door de keuze voor een "kant," terwijl ze op dat niveau
helemaal geen "kant" hoeven te of zelfs maar zouden mogen kiezen.
37.63
Heb je Automatisering Gids van vrijdag 16 april
jl. gezien? Het artikel IT-bedrijf lobbyt tegen UWV
(zie bijna gehele voorpagina, met vervolg op pp. 4-5) valt te lezen als
aanklacht tegen gebrekkige variëteit, zonder overigens enige notie van een
stelselmatige oplossingsrichting ervoor. In dat artikel komt nota bene - de
moeilijke positie van - het Ketenbureau voor. Het artikel is voorts
interessant, vind ik, omdat het illustreert wat ik als het strategisch probleem
met SBR meen te herkennen. Het IT-bedrijf in kwestie oppert als bezwaar tegen
aanpassing van programmatuur: “Eigenlijk doe je het alleen maar om het de
Belastingdienst en het UWV een stuk gemakkelijker te maken. Dat voelt niet
goed.” In elk geval zijn Belastingdienst, UWV e.d. er niet in geslaagd zo’n
bedrijf er een goed gevoel bij te verschaffen. Met wat financiële steun was dat
allang gelukt … Mij lijkt in elk geval het punt wèl reëel, dat zo’n bedrijf met
gevraagde aanpassingen “[n]iets voor [zijn] klanten doet.” Lees, uiteraard
vanuit dat perspectief: betalende klanten. Daar staat met zoveel woorden, dat
voor een “klant” geen sprake is van administratieve lastenverlichting.
37.64
Voor mij is het duidelijk, indien de overeengekomen rapportageproef "with
the compliments of Information Dynamics" is. Als je ermee accoord bent,
kan je dit emailbericht als vastlegging beschouwen, graag zelfs. Ik geef
hieraan de voorkeur, omdat m.i. pas realistisch zicht ontstaat op
(on)mogelijkheden van "de zakelijke kant" met zo'n praktisch
proefresultaat als referentiekader. Als we in eerder stadium naar zekerheden
gaan zoeken, ... vinden we ze m.i. juist niet.
37.65
Dat is wat er meestal uitkomt, als je begint met een verzoek tot
inschikkelijkheid. Wie je ermee aanspreekt, probeert het verzoek òm te keren.
Intussen hebben jij en ik toch aardig wat opgestoken (wat mij trouwens veel
tijd kostte, dus doe er ajb je voordeel mee).
37.66
Als hij er niets in ziet, houdt het natuurlijk op. Waarop ik hoop is alweer wat
extra massa de gewenste "kant" op. Als jij en ik dat bevorderen, doen
we het toch goed?
37.67
Juich, maar ook, treur niet te vroeg ... Het lijkt me overigens nog niet
gedaan.
37.68
Ik begreep uit die ene zin van jou dat hij "kant"elt naar contextuele
verbijzondering. Als dat inderdaad zo is, zou hij eens een afspraak met Jan van
Til erover kunnen proberen te maken. Samen sterker? Dat vindt Jan vast wel een
goed idee, want zo'n verzoek door wie dan ook vormt toch een erkenning voor diens
pionierende moeite. Wat er verder gebeurt ...
37.69
Met je opmerking "dat hij dacht dat het niet echt aan onze kant lag"
wijs je natuurlijk op een typisch integratieprobleem. Ik neem althans aan dat
je op een gedachte van jouw medewerker doelt, terwijl wij diezelfde gedachte
(maar, oeps, van de àndere “kant” gezien) hebben ... Ik ben benieuwd.
37.70
Mijn beoordeling wijkt van de jouwe àf. Ik vermoed vooral knip-en-plakwerk,
(dus) herhaling van eerdere voorstellen, lees veranderkundige gemeenplaatsen,
terwijl af en toe vermelding van "contextuele verbijzondering"
blijkbaar de suggestie moet wekken dat ze de bfs-rapporten terdege bestudeerden
èn begrepen. Dat laatste, begrip, vind ik in elk geval niet gelukt. Nog
afgezien van m.i. misplaatste oriëntatie op wet- en regelgeving als
overheersende leidraad voor inrichting van informatievoorziening ben ik in
informatiekundig opzicht van hun eigen aanpak niet onder de indruk. Die aanbeveling
wordt onmiddellijk gevolgd door een verwijzing naar "de methodiek van de
contextuele verbijzondering." Ik zie het gunstige verband echter niet,
integendeel.
Omdat ik de, zoals jij aangaf, "nuttige bouwstenen" niet ontdek, ben
ik natuurlijk extra benieuwd naar waar jij ze in hun voorstel kennelijk wel
degelijk ziet. Iets voor bij de koffiemachine?
37.71
Het informatiemodel liet ik zoveel mogelijk ongewijzigd. Slechts voor een
aanknopingspunt voor zgn verplichting deed ik een aanvulling. Want voor de
zoveelste keer bleek dat een vertrouwd begrip op ruime(re) schaal
herpositionering vergt. Daarom voegde ik een relatie toe tussen organisatie en
activeiteit: (interne) beheerpost. En pas de relatie van zo'n beheerpost met
een overeenkomst vormt dan: (externe) verplichting. Wat van oudsher intern een
verplichtingnummer heet, is dus eigenlijk een unieke identificatie (althans in
de context van de organisatie in kwestie) van een interne beheerpost. Dáár
hoort dus het zgn verplichtingnummer. En vanuit één (interne) beheerpost passen
eventueel, nota bene dus allemaal met hetzèlfde verplichtingnummer, diverse
(externe) verplichtingen als relaties naar overeenkomsten. Het is natuurlijk
ook mogelijk een overeenkomst te wijzigen, zodat er slechts één overeenkomst
blijft. In dat geval blijft er ook maar één relatie van een (interne)
beheerpost naar die overeenkomst.
Om het aantal lijnen te beperken heb ik in het schema geabstraheerd van de
relaties tussen enerzijds relevante knooppunten à la pIctugram, anderzijds bestaande
aparte informatieverzamelingen. Neem voor x bijvoorbeeld persoonsidentiteit en
stel je dan voor dat de algemeen aangegeven relaties (registerobject en/of
registerattribuut) concreet bestaan.
Onderscheid tussen object en attribuut is wellicht niet nodig, maar lijkt mij
zeker voor dit stadium handig, o.a. om de werking van de rotonde duidelijker te
kunnen toelichten.
Voorts maakte ik onderscheid tussen (soort) informatiesysteem en (exemplaar)
informatieverzameling. Dan is PersMaster een (soort) informatiesysteem, terwijl
wij concreet putten uit de ene informatieverzameling (die er daar mee
bijgehouden wordt). In deze opzet past bijvoorbeeld ook GBA als (soort)
informatiesysteem met voor elke gemeente een apart (exemplaar)
informatieverzameling.
Ik besef onder registerobject en registerattribuut in het schema te kort door
de bocht registeridentiteit resp. attribuutwaarde te hebben vermeld. Ik neem
aan dat er in beide gevallen ook de desbetreffende attribuutsoort bijhoort.
Eventuele meervoudige identiteiten/waarden zijn m.i. synoniem met aliassen,
zoals jij die bedoelt.
37.72
Ook weer een oud verkoopverhaal met slechts gewijzigde verzenddatum. Dus, naast
meer in het algemeen allerlei aciviele onzin over informatiekunde enzovoort, in
het bijzonder geen benul van metapatroon, terwijl contextuele verbijzondering
toch het motto vormt dat BFS voor semantische interoperabiliteit expliciet
benadrukt. Dat zal met leveranciers voorlopig stellig zo doorgaan.
37.73
Naar aanleiding van die aanhoudende beleidsmatige weerstand haal ik enkele
passages aan uit Korte
boodschap over semantische interoperabiliteit. Ik schreef die tekst in de,
zeg maar, marge van wat jullie fact sheet Samenwerken
en elkaar begrijpen, over semantische interoperabiliteit werd.
[…] Natuurlijk gaat de voorkeur uit naar een allang bewezen oplossing. Die bestaat echter niet. Het semantische vraagstuk van interoperabiliteit op de schaal waarop feitelijk iedereen deelnemer is aan informatieverkeer, is gewoon nog nieuw. […] Zoals met elke vernieuwing valt terughoudendheid te verwachten. De vraag is ook normaal, bijvoorbeeld, hoe contextuele verbijzondering zich verhoudt tot modelleermethoden die kleinschaliger mikken. Of, indien u een stelselmatig informatiemodel ontwierp, hoe kunt u met ontwikkeling van informatievoorziening verder? […] Omdat eenduidige interpretatie vooral afhankelijk is van contextinformatie, moet daarop het accent voor afspraken liggen. Let wel, rondom informatie in enge zin zijn netzoveel contexten aan de orde als er relevante betekenissen in omloop zijn. Arrangeer overeenkomstige contextinformatie. Besef dat de werkelijkheid verandert, dus navenant welke betekenissen relevant zijn. Contextuele verbijzondering faciliteert ‘van nature’ dynamiek. […] Beschouw betekenisverschillen niet als ongewenst, maar erken ze gewoon. Met methodische aanpak volgens contextuele verbijzondering zijn verschillen tegelijk met hun samenhang beheersbaar. Erkenning van wederzijdse verschillen schept ruimte voor eventueel overeenkomstige informatie (zoals blijkt uit dezelfde context). […] Principieel verschuift de oriëntatie van apart informatiesysteem naar infrastructuur voor informatieverkeer. Dat tot en met internationale bereik heet stelselmatig.
Natuurlijk moet je op voorhand beschikken over het vermogen om contextueel onderscheid te maken … om betekenis als principieel contextueel verbijzonderd te herkennen. De tragiek is, dat een beetje beleidsambtenaar dat vermogen blijkbaar mist, of onderdrukt. Het levert de idiote aanpak op, dat alles slechts hetzelfde mag zijn. Maar waarom werken ze dan eigenlijk aan veranderingen mee? Oeps, dat doen ze dus feitelijk ook helemaal niet.
37.74
Hij is er in elk geval in geslaagd om èlke aanwijzing naar ons werk te
vermijden. Wie weet is dat zelfs prima. Ik houd niet voor niets afstand; in dit
stadium hebben wij eventueel indirect bemoeienis; nogmaals, daaraan geef ik
voorkeur en die komt overeen met die van onze opdrachtgever.
37.75
Er staat méér nog niet vermeld, zoals zelfs maar de geringste vermelding van
metapatroon ..., maar goed, ik verkoos om me er niet direct mee te bemoeien.
37.76
Ik volg je minder in het onderscheid dat je vervolgens schetst. Dat is me
geraden ook, want ik probeer zoiets als mijn levenswerk van nu nèt die synthese
te maken. Voorzover ik dat vervolgens ook zèlf beoordeel, lukt dat aardig, wat
overigens praktisch tegelijk betekent dat verder niemand dat oordeel deelt. Zo
populair is synthese immers niet, integendeel.
Neem ajb die bundel niet te serieus. Mijn bedoeling was vooral om je te laten
zien, dat de verschijningsvorm niet zomaar een stenciltje is. In het voorwoord
kan je tussen de regels (die ik schreef) lezen, dat ikzelf niet kapot ben van
het niveau van nogal wat bijdragen. Waarom zou jij dan je tijd eraan
verspillen?
37.77
Als het ergens van een grote hoop àfkan, waarom dan niet (ook) wat financiële
contributie voor betrokkenheid bij/deelname aan zo'n groep. Ze zouden het
gemakkelijk nòg slechter kunnen besteden, nietwaar? Voorzover mogelijk, bekijk
ik het op die manier - in eerste aanleg? - vanuit jouw perspectief. Want, denk
ik door, wie weet verkrijg jij daardoor enige ruimte en ... "tijd voor
nieuwe dingen." Zo opperde jijzelf wederom eventueel contact met de
universiteit.
Vanuit mijn perspectief hoef je je overigens zeker niet in te spannen om
aansluiting te zoeken. Weliswaar schrijft hij dat "het nog ontbreekt aan
praktisch instrumentarium," maar dat heeft Information Dynamics allang
uitgewerkt en behoorlijk operationeel in de aanbieding. In die zin is dus ook
hij nog vergaand, zoals jij metaforisch stelt, "indiaan." Hij heeft
het wel degelijk gezien, maar ... meent het prima binnen zijn bestaande
referentiekader te kunnen vergelijken. Pakweg in 2004 probeerde ik hem trouwens
al voor metapatroon te interesseren; Martijn Houtman en hebben hem toen in een
gesprek e.e.a. proberen uit te leggen. Dat sorteerde geen enkel effect. Pas
(eind 2008) met een betaalde opdracht om zich op metapatroon te oriënteren,
gebeurde er iets.
Maar wat ik bedoel, waarom zou jouw werkgever, of wie dan ook, zich moeizaam
met zo'n groep bemoeien, wanneer je ergens allang direct terecht kunt?
En daar vind ik nu ook veel misgaan. Hij heeft een extra opdracht, o.a. om
casussen te 'regelen.' Dat lijkt hij echter niet onder die noemer te doen, maar
koppelt het aan deelname. Dat schrikt m.i. zelfs àf. Kortom, averechtse
veranderkunde. Intussen heb ik (dus) niets te doen. Zou dat de bedoeling zijn?
Zoals ik je eerder schreef, nee, Information Dynamics stapt niet in die
groep. Ik blijf graag adviseur van mijn huidige opdrachtgever inzake semantiek.
Deze opzet heeft tevens de voorkeur van die opdrachtgever. Ikzèlf kies ervoor,
omdat op deze manier bijv. jouw werkgever gewoon een opdracht aan Information
Dynamics kan geven. Als zodanig heb ik niets met die groep te maken.
De crux is natuurlijk of zo'n groep productief resultaat kan bereiken. Als het
lukt, zou het mij verbazen. Op speelse manier wees Martijn Houtman onlangs op
wezenlijke verschillen tussen referentiekaders, zie De
software-ontwerper als illusionist.
Jouw indianenverhaal over herkenningsdrempel vormt opnieuw een mooie samenloop.
Een passage, gisteren geschreven, uit aantekening 37.73 komt m.i. op hetzelfde
neer:
Natuurlijk moet je op voorhand beschikken over het vermogen om contextueel onderscheid te maken … om betekenis als principieel contextueel verbijzonderd te herkennen. De tragiek is, dat een beetje beleidsambtenaar dat vermogen blijkbaar mist, of onderdrukt. Het levert de idiote aanpak op, dat alles slechts hetzelfde mag zijn. Maar waarom werken ze dan eigenlijk aan veranderingen mee? Oeps, dat doen ze dus feitelijk ook helemaal niet.
Lees voor beleidsambtenaar dus (on)gerust ook gevestigde leverancier enzovoort.
37.78
Naar mijn smaak wordt ook daar weer teveel aan één informatie-element (in dit geval
dus zgn verplichting) opgehangen. In pIctugram
heb ik dat uitelkaar getrokken, zodat je er tenminste allerlei kanten mee
uitkunt (waaronder de bestaande). Je kunt in de huidige opzet echter herkennen,
dat bestaande procedures als het ware vàstgespijkerd zijn in die nummeropzet.
Het resultaat is, met andere woorden, inflexibele organisatie.
37.79
In dat afschrift vind ik uiteraard opvallend dat door het de groep
"contextueel conceptueel modelleren klaar moet worden gemaakt voor de
markt." Bedoelt hij daar iets anders mee, dan wat Information Dynamics aan
"expliciete methoden en instrumenten" ontwikkelde? Ben ik
overgevoelig, of vind je het redelijk dat ik meen dat hij het wel erg bont
maakt met ontkenning van metapatroon en wat Information Dynamics allemaal
bereikte? Of ontgaat mij domweg de geweldige kans die hij vooral mij met zo’n
groep biedt?
37.80
Ik deel je inzicht dat we verklaring onverminderd in banaliteit moeten zoeken. Op
mijn beurt merk ik dan op, een detail, ik weet het, dat hij met slechts oog
voor "eigen carrière [...] zijn broek" niet met twee handen, maar met
de ene hand ophoudt. Want met de andere houdt hij een bord stevig voor z'n kop.
Ja, voor hem ziet waarheid er blijkbaar zo uit, verder niets.
Indien hij "een ander spoor" kiest, geef ik de voorkeur aan opvallend
verschil. Dat lijkt dus wel goed te zitten. De treurige conclusie moet ik dan
natuurlijk wel meteen eraan verbinden, dat ik er in opbouwend opzicht helemaal
niets van verwacht. Praktisch, nota bene, komt er prompt de zoveelste
tegenkracht bij voor, in jouw woorden, "tijd voor nieuwe dingen." Was
het maar zo, dat "het huidige spoor gewoon en zonder schade
door[loopt]." Let wel, daar vinden ze het een prima idee ... Want ook daar
zitten overheersend toch mensen voor wie bestuur vertrouwder is dan
(vak)discipline. Zodra discipline eenmaal in bestuurlijke verdrukking raakt, is
de kans op reële veranderingen drastisch geslonken. Zie ook weer de recente
brief van de staatssecretaris van BZK over Nup (30 maart 2010). Ik neem 'm ook
maar weer als aanleiding voor mijn zoveelste poging om aandacht voor een
productief referentiekader te vragen: civiele informatiekunde. Opstel volgt.
Dergelijke pogingen helpen inderdaad (nog) niets om onder die verdrukking uit
te komen, maar als we niets ondernemen doen we het pas ècht verkeerd (lees:
handelen onverantwoord). Wie weet komen die aanzetten ooit van pas.
37.81
Hij vertelde mij onlangs dat jij namens je ict-bedrijf interesse uitsprak, of
wie weet wel meer, in deelname aan Essence, het zgn consortium dat Novay/TNO
probeert te vormen. Hoewel die opzet direct uitvloeisel is van mijn werk, te
weten metapatroon als methode voor informatiemodellering volgens
verbijzondering naar context en tijd, neem ik met mijn r&d-bedrijfje
Information Dynamics géén deel aan bedoeld consortium. Ik blijf graag als
adviseur betrokken bij het thema semantische interoperabiliteit van Bureau
Forum Standaardisatie. Dat is ruimer, terwijl met gelijktijdige zakelijke
deelname aan het consortium allerlei belangen maar door elkaar zouden kunnen
gaan lopen. Dat vermijd ik liefst op voorhand. Dus, wellicht is het a.s.
consortium ook meer een aanleiding om elkaar nogeens te spreken.
37.82
De reden dat ik graag (opnieuw, overigens) contact zoek, betreft Metapatroon
(Engels: Metapattern). Dat is een methode voor informatiemodellering volgens
verbijzondering naar context en tijd. In aanvulling op die methode ontwikkelde
mijn r&d-bedrijf Information Dynamics tevens een operationeel platform
(alvast voor uw informatie: gebaseerd op Microsoft-technologieën).
Daarvoor wist ik eerder geen belangstelling te wekken van ICT-bedrijven
waaronder Microsoft. Er is m.i. echter iets wezenlijk veranderd. De afgelopen
anderhalf jaar heeft Bureau Forum Standaardisatie Metapatroon ter validatie -
door Novay (voorheen Telematica Instituut) en vervolgens Rand Europe - laten
analyseren. Voorts zijn enkele zgn praktijkcasussen voor modellering van reële
betekenissenvariëteit - o.a. voor Ketenbureau Belastingdienst/CBS/UWV -
succesvol uitgevoerd. Verwijzingen naar bijbehorende documentatie kan ik u
uiteraard verstrekken.
Die resultaten hebben ertoe geleid dat Forum Standaardisatie de crux van
Metapatroon, dus contextuele verbijzondering, als noodzakelijke
modelleerbenadering erkent voor informatievraagstukken vanaf wat ruimere
schaal. Zulke erkenning was er eerder niet.
Het moet evident zijn dat de (elektronische) overheid worstelt met zgn
semantische interoperabiliteit. Maar dat geldt natuurlijk evengoed voor
bedrijfsleven en zeker niet alleen in Nederland. Voor wie het ziet, bestaat een
nieuwe, grote markt.
Wat Forum Standaardisatie bekrachtigde, is dat zulke problemen een kwalitatief
wat àndere oplossing vergen. Die mijlpaal voor acceptatie, althans in
Nederland, ;-) is bereikt.
Nota bene, juist dankzij bedoelde verbijzonderingen naar context en tijd zijn
problemen met legacy zonodig optimaal geleidelijk, dus beheerst oplosbaar. De
vernieuwing is dus niet radicaal, integendeel!
Mijn vraag aan u luidt, of u een oriënterend gesprek over samenwerking langs
volgende (zakelijke) mijlpalen wilt voeren.
Uw reactie zie ik graag spoedig tegemoet.
37.83
Door je complimenteuze formulering slaag je erin een terechtwijzing te geven.
Waarom schrijf ik het niet zo op, dat je het in één keer meteen helemáál snapt?
Het aardige is, dat in dit geval de gekozen metafoor ter verklaring helpt. Een
rotonde is géén lineair ding. Er is juist sprake van een rotonde, omdat daar
van alles en nog wat passeert ... Dat probeer ik desondanks op een rijtje te
zetten, maar die uitleg blijft dus nogal ingewikkeld. Een andere factor is,
zoals het er ook staat, "dat informatie nooit zgn atomair is." Je
kunt natuurlijk doen alsòf. Dat levert weliswaar een bijna simplistisch verhaal
op, maar slaat de plank grondig mis. Die moeten we eindelijk eens willen raken,
wat nu eenmaal ingewikkelde oefeningen vergt ter voorbereiding van de gemikte
klap.
Ik schreef Informatierotonde
voor semantische interoperabiliteit óók om jullie nader te kunnen
toelichten, waarom Icit, en dus a fortiori de Stelselcatalogus à la Renoir,
òngeschikt is als - opzet voor - informatierotonde voor bijvoorbeeld
Digilevering. Want voor daadwerkelijk informatieverkeer volstaan uitsluitend
verwijzingen volgens informatietypen niet. In aanvulling daarop moet je tevens
volgens concrete informatiewáárden verwijzen. Waartussen de rotonde samenhang
vestigt, zijn dan vooral de sleutelwaarden (lees ook: identificaties) waarmee
kenmerkende verschijningsvormen van een object in respectievelijke
informatieverzamelingen uniek identificeerbaar zijn. Dat is (dus) precies zoals
we met pIctugram praktisch tonen. Zo is 'een mens' daar in het interne
personeelsinformatiesysteem bekend volgens een personeelsnummer, in het
netwerkbeheersysteem volgens een, zeg maar, login-code, enzovoort. Rara, hoe
hark je dat allemaal voor die ene persoon bij elkaar? Via een
burgerservicenummer zou je inderdaad een eind kunnen komen (in Nederland), maar
biedt, afgezien van beperkingen waaraan gebruik onderhevig is, principieel geen
oplossing voor meervoudige identiteiten van één en dezèlfde persoon. Overigens
maakt bsn zo'n rotonde beslist niet overbodig, integendeel. Het is wèl zo, dat
de rotonde minder relaties tussen verschillende sleutel-/informatiewáárden
hoeft te onderhouden wanneer er minder van die ... wáárden zijn. Door ruimer
gebruik, dwz in verschillende verzamelingen, van dezelfde sleutelwaarde
verdwijnt het verkeersprobleem nooit principieel. Het wordt hoogstens (wat)
beheersbaarder.
37.84
Zijn accent past weliswaar vooral in zijn eigen straatje, maar daarvan moeten
we dus zo min mogelijk last proberen te hebben. Wat hij m.i. mist aan de
implementatieoriëntatie met metapatroon, komt vermoedelijk omdat het zo ànders
- illusie! - is dan wat hij gewend is. Daar helpen we hem niet een-twee-drie
vanaf. Wat in dit stadium telt, is dat de lezer er een positieve boodschap over
metapatroon aan overhoudt. Dat lijkt me zeker zo.
Enkele van zijn specifiekere gevolgtrekkingen resp. aanbevelingen wijzen er
m.i. op, dat hij sterk redeneert vanuit wat ik als het referentiekader van de
zgn analytische filosofie meen te herkennen. Dat zou kloppen met de
anglo-saksische cultuur waarin hij leeft. Zo'n wereldbeeld zou o.a. verklaren
hoe hij analyse (analysis) en ontwerp (design) ten opzichte van elkaar
positioneert. Ik doe dat vanuit subjectief situationisme nèt andersom. Dat
maakt wezenlijk verschil. Bijgevolg wijst hij her en der iets als een gemis
aan, dat volgens mij juist irrelevant is. Omgekeerd mis ik nogal wat in zijn
oriëntatie.
Ik kan ook moeilijk plaatsen, waarom hij metapatroon lijkt te associëren met
een vooral seriële (waterval) ipv iteratieve aanpak. (Want) met zijn iteratieve
voorkeur ben ik het grondig eens. Juist omdat je met metapatroon zo vlot een
redelijke conceptuele ordening kunt modelleren (inclusief aanpassen), kom je
nota bene (véél) eerder toe aan de (volgende) ontwikkelslag in een cyclus,
enzovoort. Wat modelgedreven voorzieningen betreft, wijkt mijn idee (dus) af
van het zijne. Ik ben helemaal vóór optimale facilitering van de cyclus, maar
zie de oplossing niet in de richting die hij ervoor aanwijst. In welke richting
dan wel precies? Nee, we kunnen niet alles tegelijk.
37.85
Nu voel ik slechts behoefte om te versterken wat jij opbrengt nav zijn
relatieve positioneringen van analyse en ontwerp. Zijn ordening past in de
anglo-saksische cultuurtraditie, o.a. uitmondend in de zgn analytische
filosofie (met, toegegeven, sterke wortels in het Wenen van rond 1900). Met een
beetje overdrijving kan je stellen dat volgens analytische filosofie ontwerp
... niet bestaat. In het Nederlands tref je daarvan een overblijfsel aan in de
functieaanduiding informatieanalist. Er is nu eenmaal een wereld van atomen,
althans volgens dat wereldbeeld. De analist is dan iemand met etiketjes op zak,
die z/hij op dienovereenkomstige atomen plakt. Zo vormen die geplakte etiketten
het model, klaar.
De vervanging van het samenstellende deel analist door architect heeft de
ontwerpdeskundigheid overigens niet geholpen, integendeel.
Als je dat zo ziet, is modelleren (hoogstens) zoiets als formatteren zodat
redeneermiddelen er vlotweg mee uit de voeten kunnen. Kortom, hij kàn m.i.
zelfs "nergens een uitspraak [doen] over of hij Metapattern binnen één van
die twee groepen plaatst, of er helemaal buiten." Want hij ziet überhaupt
geen verschillende groepen. Als dat inderdaad zo is, vind ik het natuurlijk des
te knapper dat hij (desondanks) zo ver vorderde met inzicht in metapatroon.
Om bijna tegenovergestelde redenen zie ik overigens evenmin twee van zulke
"groepen." Zo zie ik ook niet wat het helpt om categorisch
onderscheid tussen ontwerp en analyse te maken. Het gaat principieel om
verhoudingen.
37.86
Wat valt mij in de documentatie op?
1. Het is nog steeds een heilige koe dat een bepaalde basisregistratie
"autonoom" is. Dat leidt ertoe, dat zulke apàrte registraties als
vertrekpunt gelden voor het vervòlgens pas - proberen te - vestigen van
samenhang. Als je erkent dat zij vanuit dàt vertrekpunt 'ontwerpt,' vind ik dat
zij optimaal resultaat bereikte. Gelet op die beperking is dat, kortom,
beslist knap werk. Praktisch heb je er echter weinig tot niets aan. Sterker
nog, alle vindingrijkheid e.d. ten spijt, het blijft ophouden.
2. Zodra je stelselmatig ontwerpt, zou je aparte (basis)registraties niet
zozeer als vertrekpunt, maar als enkele van de - blijkbaar politiek-bestuurlijk
gewenste - uitkomsten moeten beschouwen. Met andere woorden, je maakt dan
semantisch éérst een stelselmatig model, dat je erna eventueel in, zeg maar,
beheerstukjes hakt omdat mensen de informatie in kwestie nu eenmaal zo graag
verdeeld blijven beheren. Op maatschappelijke schaal, nota bene, is zulk
verdeeld informatiebeheer uiteraard realiteit. Tegelijk is samenhang onder de
noemer van primair semàntische interoperabiliteit dringende noodzaak, waarvoor
de principieel stelselmatige aanzet voor heuse infrastructuur (voor
informatieverkeer) onmisbaar is, punt. We moeten dus vooral uitleggen waaròm
dat tegenwoordig kwalitatief anders is (klopt, integratie van digitale
informatie- met communicatietechnologie, daardoor instant netwerkkarakter van
informatieverkeer in maatschappelijke betrekkingen, blabla ... ) dan vroeger en
waarom bijgevolg een àndere aanpak niet slechts (wat) beter, maar cruciaal is.
3. De aanpak volgens issues maakt het praktisch onmogelijk om te ontsnappen aan
de veronderstelling dat apàrte registraties vertrekpunt voor samenhang zijn.
Sterker nog, die veronderstelling is domweg de oorzaak van de meeste issues!!
Zo blijf je eeuwig bezig ... zònder productief effect.
4. De geformuleerde “ambitie” illustreert m.i. de verwarring. Die geldt
overigens “voor de lange termijn,” ja, je zou eens ergens op kunnen worden
aangesproken. Wat moet het (ooit) worden? “Een samenhangend stelsel van
autonome basisregistraties en bijbehorende voorzieningen dat vanuit het
perspectief van haar afnemers functioneert als ware het een als eenheid
ontworpen informatievoorziening.” Voor een professionele ontwerper is zo’n zin
regelrechte ontkenning van het wezen van ontwerp en daarom flauwekul. Je kunt
iets niet “als ware het een […] eenheid” ontwerpen. Je moèt het principieel als
eenheid ontwerpen. De kernvraag luidt wat de eenheid in kwestie is. Dat is hier
dus het stelsel. Waarin een "samenhangend stelsel" verschilt van een
stelsel is mij trouwens een raadsel. En hoe autonomie van een registratie rijmt
met het stelsel waarvan het een element is, begrijp ik evenmin. Waarom (zie 1.)
haar werk vanuit dat vertrekpunt desondanks degelijk is, blijkt juist eruit dat
zij die "autonomie" opheft door afhankelijkheidsrelaties tùssen
verschillende (basis)registraties, prima!
5. Er is letterlijk de behoefte geformuleerd aan een "standaard
(beeld)taal voor het documenteren van informatiemodellen." Daarvoor gaan
de gedachten nog naar UML uit. Ik laat maar in het midden dat nergens blijkt,
dat (B)FS-publicaties zelfs maar vluchtig bekeken zijn. Voorkeur voor UML, dus.
Die is ook logisch volgens de veronderstelling die daar heerst, te weten dat je
au fond een apàrte registratie modelleert met vervolgens pas, vooruit dan maar,
wat èxtra relaties. Op reële stelselschaal, dus met verkeersbereik inclusief
gevarieerde publieke taken en zo verder ter facilitering van maatschappelijk
verkeer in het algemeen, kom je bij metapatroon uit. Is dit, gelet op de
concrete vraag ernaar, geen gelegenheid om formeel het standpunt van FS over
contextuele verbijzondering bij - de opdrachtgever(s) van - Renoir aan te
melden? Kunnen FS-leden binnenkort niet eens een informeel gesprekje voeren? Zo
van, "Jullie kunnen je kop wel in het zand blijven steken, maar we willen
toch graag even kwijt dat we met FS precies die door-de-schalen-heen
problematiek adresseren. Nederland tamboereert op innovatie, nietwaar? Nu hèbben
we eens een innovatie, is het nog steeds niet goed! Wil je nu dat er nog iets
van Nup terecht komt, of niet? " Nou ja, het is maar een suggestie.
37.87
Inspiratie voor een idee? Graag gedaan. Volgens mij ligt de stelselmatige crux
in wat je tussen haakjes schreef, te weten "onderling verbonden." Of
verband strikt/slechts volgens "lagen" bestaat, lijkt mij alweer
beperkt/beperkend. Wat ik grondig met je eens ben, als je dat tenminste
bedoelt, is dat interoperabiliteit nu eenmaal een kijk vergt die afwijkt van
zoals je een apart informatiesysteem (toepassing) karakteristiek beschouwt. Dan
is de vraag welke thema's voor interoperabiliteit (lees m.i. ook:
infrastructuur voor informatieverkeer) relevant, productief zijn.
De metafoor met zgn lagen, dus voor elk thema een bijbehorende laag, zou
weleens te snel kunnen verleiden om dan ook maar voor elke laag tot een
bijbehorende voorziening te besluiten. In combinatie met een notie van
zwaartekracht suggereert lagenverband dat je onderaan moet beginnen. Als onderaan
geldt dan, in jouw opzet, "medium." Zo komt er steeds een
"laag" bij, ... totdat het werkt. Als je zover bent, moet het
inderdaad ook met "semantiek" kloppen. Jij schrijft daarom, zo
vermoed ik, over het "semantisch niveau."
Ik ben geneigd om òmgekeerd voorrang eraan te geven, dat voor
interoperabiliteit de opzet van/voor betekenissenvariëteit past. (Ook) wat jij
"functie" en "proces" noemt, zijn dan gemakkelijker
herkenbaar als aspecten met netzogoed semantiek. In conceptueel opzicht hoort
dat in één en hetzelfde model als van/voor wat traditioneel als informatie
telt. Dankzij zulk ruimer verband kan je voortborduren voor o.a. autorisatie
met ook weer ... semantiek ... waarmee het conceptuele model aangevuld moet
worden ...
Het komt erop neer, dat àlles dat je maar in een betekenissenverband kunt
brengen conceptueel ook in zo'n verband (aanpasbaar enz.) gebracht moet worden.
Hoe je dat precies documenteert, laat ik even in het midden. Ik wil vooral
benadrukken, dat het weliswaar lijkt alsof je op die manier nodeloos
compliceert. Maar feitelijk houd je het aldus tenminste zo eenvoudig mogelijk.
Wat betekeniskarakter draagt kom je immers vroeg of laat tegen. Doe het dan
liefst met - grootste kans op - overzicht en wat je daardoor zo beheersbaar
mogelijk krijgt/houdt.
Voor de slag naar instrumentatie moet je uiteraard allerlei operationele
middelen benutten. Omdat ik vind dat we eigenlijk nog maar net begonnen zijn
met gaan begrijpen wat semantiek op stelselschaal sui generis ... betekent,
waag ik me al helemaal niet (als ik er al verstand van zou hebben ;-) aan
aanwijzingen voor het optimale verband ertussen. Je kunt ook gerust zeggen, dat
we het zeker voorlopig moeten doen met wat er is en hoe dat onderling min of
meer passend werkt. In die zin zou je - het idee van - een informatierotonde
inderdaad kunnen positioneren als zoiets als invulling van de semantische laag.
Dat lijkt mij een beetje een goocheltruc, want met feitelijke middelen ervoor
kom je vooral op andere "lagen." Maar goed, als dat idee eraan bijdraagt
om invulling op de qua middelen/voorzieningen reële(re) lagen beter te doen,
heb je er al wat aan.
De doorbraak, over brede acceptatie heb ik het hier niet, komt m.i. echter pas
door zo'n rotonde niet langer als aanvulling van(uit) evenzovele 'deelnemende'
informatiesystemen te beschouwen, maar als onderdeel van infrastructuur voor
informatieverkeer volgens bijbehorende (vak)discipline. Dan vul je er dus geen
"gat" in bestaande benadering mee. Je gebruikt het idee voor een
karakteristieke, nieuwe maar tevens slechts aanvullende oriëntatie waaraan door
veranderde omstandigheden behoefte is ontstaan. Met zulke infrastructuur
veranderen op hun beurt de - middelen van de - deelnemers die er voor
informatieverkeer gebruik van maken.
Ik wil maar zeggen, dat voor interoperabiliteit als vàk in dit stadium twee
oriëntaties duidelijk van elkaar onderscheiden moeten zijn. De reactieve en de
proactieve. Hoe je interoperabiliteit gestructureerd voorstelt, verschilt
navenant. Ik heb jouw bericht opgevat als poging tot verduidelijking van de
proactieve oriëntatie. Dus, hoe moeten we interoperabiliteit duiden voor
bijdragen aan toekomstige opgaven van informatieverkeer? Als je het inderdaad
zo zou stellen, is het zelfs volkomen logisch dat jij "daarmee andere gelaagdheden
ter discussie stel[t]." Je herkent immers nieuwe opgaven voor
interoperabiliteit waarop opzet volgens reactieve oriëntatie niet berekend is.
Waarom zou je anders met een alternatief komen?
Tenslotte een vraag(je) van mijn kant. Natuurlijk heb ik je vaker over
choreografie en orkestratie horen praten resp. zien schrijven. Ik heb nooit
begrepen waarop je dat onderscheid maakt. Ik beschouw functie en proces als
verschijnselen langs, zeg maar, dezelfde dimensie. Waarin zit volgens jou
echter een relevant verschil?
37.88
Daar staat opzichtig de term "standaard" bij. Dat maakt het lastig om
jullie te ontwijken.
37.89
Ik voeg een schetsje bij ter toetsing of ik überhaupt je vraagstelling begrijp.
Zo ja, dan ... zie ik het probleem echter niet.
Overigens heb ik voor bedoeld schetsje jouw formulering al gewijzigd. Jij
schreef "een structuur zodanig dat a1 een contextuele
verbijzondering is van (o.a.) a2, a2 van (o.a. a3),
..., en ax weer van (o.a.) a1." Dat vatte ik op als
"een structuur zodanig dat a2 een contextuele verbijzondering
is van (o.a.) a1, a3 van (o.a. a2), ..., en ax
weer van (o.a.) a1." Of zit ik hier al mis?
In het model herken je, nota bene, dat ax (pas) via/als ay
"weer" met a1 verbonden is. In termen van aldus verbijzonderde
betekenissen is daarom m.i. geen sprake van circulariteit. Er is blijkbaar
behoefte aan de (extra) verbijzondering. Ik kan zo gauw geen concreet voorbeeld
verzinnen, maar waarom zou je zo'n opzet uitsluiten?
Zolang je niet verbijzondert, maar object(gedraging)en ongespecificeerd laat,
hebben die alternatieve routes tussen a1 en ax inderdaad
wellicht iets verwarrends.
Het lijkt me dat het model in termen van bestaansafhankelijkheid duidelijk is.
Dat is niet zozeer aan ax zèlf zichtbaar, maar (dus) aan de
toegevoegde ay. Inderdaad bestaat ay bij de gratie van ax
èn a1, waarvan ax op zijn beurt bestaat bij de gratie van
... Je kunt dus volgens de schets in 'de lijn' van a1 tot en met ax
niets wegpoetsen zònder consequentie voor - het bestaan van - ay.
Aan de andere kant is, nog steeds volgens de schets, niets in de lijn van a1
tot en met ax afhankelijk van ay.
Heb je hier iets aan?
37.90
Ik ben blij met de “pasvorm” in jouw kader voor interoperabiliteit en
natuurlijk benieuwd tzt te vernemen hoe je dat met de informatierotonde in wat
meer detail ziet. Wat ikzelf al als uitweidingen bestempelde, waren ook vooral
als oefening bedoeld. Meestal levert dat wel iets op, ook al kan het even duren
...
Dank je wel voor je toelichting op "orkestratie en choreografie." Dat
had je mij er nog nooit zo bijverteld. Ja, ik begrijp al een beetje waarop je
uitbent, maar moet er zeker op doorkauwen. Zoals ik onder de noemer van proces
het onderscheid maak, is tussen procestype en procesgang. Een procesgang is
dan, zeg maar, daadwerkelijke uitvoering/verrichting ... volgens het
type-als-aanwijzing/-voorschrift. Op jouw manier heb ik daar tot dusver het
dienstbegrip niet bijgehaald, althans niet zo expliciet, laat staan als
primaire oriëntatie (als ik je uitleg tenminste correct duid).
Even tussendoor, wat jij "een prachtparallel" noemt, vind ik dus niet
zozeer een parallel, maar vormt simpelweg erkenning dat ook dienst integraal in
overkoepelend betekenissenverband opgenomen behoort te zijn.
Ik hoop dat je me toestaat wat over je terminologie op te merken. Als leek op
zowel dans- als muziekgebied associeer ik choreografie met ... dans en
orkestratie met ... muziek. Volgens mij correleert de betekenis van
danschoreografie met de betekenis van muziekorkestratie. Omdàt ik daarvan
uitging, snapte ik dus nooit waarom jij ze voor een kennelijk onderscheid
hanteert. Dat is me nu duidelijk.
Op het gevaar af het verband zoals jij dat wil aanbrengen te verstoren (maar
als dat gebeurt, laat je mij dat stellig weten), waag ik in elk geval voor
mijzelf een poging om terminologie zoveel mogelijk tot één metafoor te
beperken. Van dans weet ik helemaal niets, dus wordt het muziek. Daar
geldt zelfs een driedeling: compositie, orkestratie (arrangement),
uitvoering. Paarsgewijs is de cardinaliteit 1 : n. Dus, er zijn allerlei
arrangementen van één compositie mogelijk. En één van die arrangementen telt,
wie weet, diverse uitvoeringen.
Dat is slechts een metafoor. Maar is het voor het tweeledig onderscheid
dat jij benadrukt, in muziekterminologie nu niet juist de orkestratie die je
kunt weglaten?
Verder is mij nog onduidelijk aan wie jij volgens zo'n metafoor de concrete
dienst toedicht. Dat lijkt me niet het orkest als geheel, maar de individuele
musicus met 'zijn,' het woord zegt het al, partituur voor z'n neus. Zie jij de
dirigent dan als "aanbieder," met de orkestleden als evenzovele
"uitvoerders"? Is de dirigent degene die de voortbrenging van
daadwerkelijke tonen "uitbesteed"?
... ik her- en herlees je uitleg ... nee, zo duidelijk is het me eigenlijk nog
niet …
Het begint me te dagen, dat jij met choreografie en orkestratie geen aspecten
van één verband aangeeft, maar twee apàrte (!) benaderingen van
gedragcoördinatie. Je hanteert òf de dansmetafoor, òf de muziekmetafoor. Je
mengt metaforisch dus helemaal niets.
Je had ook kunnen zeggen coördinatie vergelijkbaar met a. strijkkwartet (lees:
zonder aparte dirigent) òf b. symfonieorkest (lees: met aparte dirigent).
Volgens mij verdwijnt het verschil, zodra je de eventuele dirigent als actor
náást de overige actoren positioneert. Ze reageren allemaal op elkaar volgens
de compositie, resp. een arrangement ervan. De partituur van de dirigent
is gewoon wat uitgebreider. In jouw termen, zo bestaat slechts
"horizontale" coördinatie.
Nou ja, zo ongeveer heb ikzèlf tot dusver over facilitering van
proces(coördinatie) gedacht.
Coördinerende-actor-zijn en verantwoordelijk-voor-resultaat-zijn vinden we
inderdaad vaak verenigd in dezelfde persoon/functionaris. Het lijkt erop dat
het nuttig is om (ook die) bijbehorende gedragingen contextueel te
verbijzonderen, zodat de metafoor zo relevant mogelijk blijft. Dus, ja,
erkenning van variëteit. Maar voor de neerslag ervan kan je blijkbaar
verschillende kanten op (en precies daarom is het natuurlijk ontwerp).
Zoals ik coördinatie algemeen vat onder jouw choreografiemodel, moet jou toch
als ... muziek in de oren klinken, mede gelet op het "politiek [...]
belang" dat je m.i. ook terecht verbindt aan classificatie.
Nogmaals reuze bedankt voor je uitleg. Of ik je al goed begrijp, weet ik dus
niet, maar ik meen er in elk geval al een hoop van opgestoken te hebben. Indien
ik op mijn beurt een opbouwende snaar bij jou raakte, doet mij dat uiteraard
extra plezier.
37.91
Graag verbind ik enkele onderwerpen uit onze recente correspondentie. Ik meen
als thema zoiets als wiskundige ontwerpabstractie te herkennen. Dankzij
abstractie hoef je allerlei verschijnselen niet langer als categorisch
afwijkend te beschouwen (met alle problemen van dien om desondanks
noodzakelijke samenhang te bereiken), maar passen ze allemaal in één, dus
overkoepelend verband (met a priori samenhang, klaar). Wat aanvankelijk het
duidelijkst als apàrt geval gold, blijkt ‘als regel’ een grensgeval volgens de
abstracte(re) benadering. Dergelijke abstractie loont (ook) voor inzet van
digitale technologieën. Je kunt méér met één en dezèlfde opzet. Zeg maar dat je
van constanten in allerlei formules specifieke waarden maakt voor nodige en
voldoende variabelen in vaak véél minder formules.
1. Ik heb de indruk dat jij “bestaansafhankelijkheid” (nog) opvat voor objecten
als geheel. Met metapatroon ontwerp je echter geen objectenmodel, maar een
gedragingenmodel. Dat schept ruimte voor gevarieerde gedragingen. Daarvoor
omvat het model evenzovele contexten.
Een object met slechts enkelvoudig gedrag is aldus niet langer de norm (zoals
met objectgerichtheid), maar grensgeval voor contextuele verbijzondering. Het
grensgeval der grensgevallen is de horizon. Daar is nog helemaal niets
verbijzonderd.
Gedragbestaansafhankelijkheid is fijnmaziger dan objectbestaansafhankelijkheid.
(Het bestaan van) een object zou je kunnen opvatten als de verzameling van zijn
gedragingen. Dat is ook weer een grensgeval, maar ipv minimaal dan juist
maximaal. Let wel, die verzameling als zodanig kent géén gedrag in een
betekenis die vergelijkbaar is met de (situationele) gedragingen die haar
vormen.
Waarbij metapatroon helpt, is normalisatie volgens gedrag. Dat is een hele orde
van extra verbijzonderingen vergeleken met louter objectgerichtheid.
Onderscheid volgens gedragingen houdt in, dat bijvoorbeeld gedrag a van object
x kan vervallen, terwijl zijn gedrag b blijft … bestaan.
Met de horizon als ultiem grensgeval annex lanceerplatform voor recursieve
gedragverbijzonderingen kent een bepaalde gedraging consequent àndere
gedragingen als voorwaarden ervoor. Elk knooppunt in een model à la metapatroon
identificeert dus een bepaalde gedraging. Indien die gedraging op haar beurt
een verdere gedraging mede constitueert, vertrekt de lijn naar de aldus
(bestaans)afhankelijke gedraging vanuit de onderkant van het knooppunt in
kwestie.
In verbijzonderingslijn-vanaf-onderkant komt dus een bestaansvoorwaarde tot
uitdrukking. De keerzijde is uiteraard de bestaansafhankelijkheid van wat aldus
verbijzonderd is.
2. Een informatierotonde suggereert een aparte, zeg maar, tussenvoorziening
voor informatieverkeer. Die blijft achterwege, wanneer (twee) aparte
informatiesystemen een directe verbinding benutten.
Noem die directe verbinding eens een rechte weg. Moet je dan ècht een rechte
weg categorisch anders beschouwen, vervolgens anders behandelen enzovoort dan
een rotonde? Is er niet een abstractie denkbaar, zodat vergaand één en dezelfde
opzet voldoet?
Een rotonde lijkt onmogelijk als grensgeval van een rechte weg te duiden. Maar
omgekeerd blijkt eigenlijk, zodra je het eenmaal wilt zien, reuze eenvoudig.
Zeg ik dat een rotonde als rechte weg kàn functioneren? Ja, een rotonde gaat
‘gewoon’ rechtuit wanneer de straal van de rotondecirkel de lengte nul heeft.
Zodra je je een ongekromde rotonde kunt voorstellen, is alweer gemakkelijker de
naïviteit te duiden van bijvoorbeeld het zgn burgerservicenummer (bsn). Dat
mikt blijkbaar op gestroomlijnd informatieverkeer (over persoonsinformatie)
zònder (verdere) tussenvoorzieningen. De stellig impliciet gebleven
veronderstellingen zijn echter niet realistisch. Zo kan op reële
maatschappelijke schaal onmogelijk overal bsn als persoonsidentificatie worden
‘verwacht.’ Voorts, om nog maar iets te noemen, vergt verkeer méér dan aandacht
voor louter de informatie waarop de behoefte zich ogenschijnlijk toespitst.
Voor informatieverkeer springt autorisatie in het … oog. Allerlei maatregelen
ter borging van (verkeers)veiligheid, betrouwbaarheid, vertrouwelijkheid,
(proces)coördinatie enz. enz. leiden er op moderne stelselschaal toe, dat
infrastructuur voor informatieverkeer juist vergaand abstraheert van, zeg maar
even, informatieladingen die worden verplaatst. Wat qua lading prima langs een
rechte weg verplaatsbaar lijkt, vergt dan tòch een informatierotonde met
behoorlijke straal.
3. Over de “gelaagdheid” die jij voor interoperabiliteit voorstelt, ontkomen we
m.i. bij nader inzien niet aan discussie. De aanleiding dat ik vroeg naar hoe
jij “choreografie” en “orkestratie” bedoelt, was jouw opsomming van “lagen” met
als zodanig o.a, “proces” en daarboven “functie.” Vervolgens associeerde jij
proces met “choreografie-voorzieningen,” respectievelijk functie met
“orkestratie-voorzieningen.” In de context van zoals jij die lagen ordent,
begreep ik (dus) dat orkestratie altijd choreografie omvat.
Door jouw nadere uitleg wijzigde ik mijn interpretatie. Maar als ik je nu wèl
goed begrijp, te weten dat choreografie en orkestratie nevengeschikte
coördinatievarianten zijn, weet ik natuurlijk niet goed meer hoe ik ze als zgn
lagen moet duiden.
Door abstractie kan het probleem volgens mij verdampen. Zoals ik al schreef,
beschouw ik de dirigent gewoon als extra drukke actor. Hij is dus een
grensgeval, in de zin dat hij kennelijk interacteert met àlle overige actoren.
Omdat ik jouw aparte proces- en functiebenadering geïntegreerd zie, bewandel ik
niet “de brug” die jij wil slaan. Jij gaat daarvoor uit van wezenlijk verschil
tussen orkestratie en choreografie, maar stelt dat ze “niet (of nauwelijks)
anders zijn […] zolang je alleen waarnemer van gebeurtenissen bent.” Die brug
draai ik òm. Ik beweer dat het allemaal wezenlijk hetzelfde is, maar dat je ter
wille van een bepaalde waarnemer wellicht een verschillende, want daarbij
passende verschijningsvorm kiest.
Dit laatste, zeg maar de mogelijkheid tot wie weet noodzaak van differentiële
presentatie strookt nota bene helemáál met het “politiek […] belang” dat jij
aan “onderscheid” hecht! Prima, stem de vertoning (lees ook: uitvoering)
optimaal af op het publiek in kwestie. Maar maak niet onkritisch de stap dat
(oppervlakkige) smaakverschillen noodzaken tot afwijkende voorzieningen. Het is
m.i. juist de kunst van het ontwerpen en bijgevolg de verantwoordelijkheid van
de ontwerper om structuurverschillen te beperken tot wat nodig en voldoende is.
Juist met contextuele verbijzondering valt hergebruik in allerlei gedaanten te
optimaliseren. Dat vergt erkenning, dat (ook) presentatie een semantisch aspect
telt.
4. We blijven met het probleem kampen, dat potentiële opdrachtgevers beweren
dat ze ‘het’ willen begrijpen, voordat ze erover kunnen beslissen. Abstractie
verergert dat dilemma. Want die kunst is immers een vàk. Dat ontwerpvak
beheersen ze nu eenmaal niet. Anders waren ze geen potentiële opdrachtgever,
nietwaar?
Wie de vraag naar uitleg door een potentiële opdrachtgever te letterlijk neemt,
dreigt impasse zelfs te versterken. Au fond is zo iemand onzeker over het
onbekende, logisch. Die onzekerheid verdwijnt echter niet door uitleg, die voor
een complexe opgave juist door vakmatige redelijkheid voor een leek
onbegrijpelijk moet blijven. Integendeel, dat wakkert onzekerheid geheid aan.
Onzekerheid is een gevoel. Het middel ertegen is vertrouwen. Het (ethische)
dilemma voor de ontwerper is, herstel, lijkt, dat hij gemakkelijker vertrouwen
wint met iets waardoor hij het … niet waard is en hij het vervolgens dus weer
kwijtraakt (maar wel inkomsten uit een gefaalde opdracht rijker). Voor een
èchte ontwerper is het volgens mij géén dilemma. Abstractie en daardoor o.a.
mogelijkheden voor gevarieerde presentaties helpen voor bijdragen aan een
evenwichtige veranderkoers.
Wat je van bovenstaande thematiek wil agenderen voor het consortium, laat ik uiteraard
helemaal aan jou over.
Maart - april 2010, webeditie 2010 © Pieter Wisse