Pieter Wisse
Hier staan tekstpassages verzameld, voornamelijk overgenomen uit emailberichten die ik schreef in de periode april – juni 2008. De volgorde van verzending bleef gehandhaafd.
26.1
Wie zijn kop in het zand steekt, ziet daar niet eens de wormen voorbij kruipen.
Het is er immers te donker voor. Wat hebben wormen trouwens in zandgrond te
zoeken? Wie ze daar niet verwacht, sluit zelfs gerust zijn ogen.
26.2
Daar werken nog mensen die je kunnen vertellen dat ik in 1979 in de kantlijn
van een memorandum het stempel 'gelul' zette. Ik liep daarvoor speciaal het
kantoorgebouw uit om in een speelgoedwinkel om de hoek een
stempeldoos te kopen. Het was de allerlaatste, waar de winkelier een dikke stoflaag
vanaf blies. Nooit heeft iemand mij terecht gewezen, niemand durfde, ... want
ze wisten allemaal dat ik gelijk had met die bestempeling.
26.3
Als je het mij vraagt, gaat het eigenlijk om een vervolg. Hoe operationaliseer
je die (bestuurlijke) strategie met informatievoorziening en wat is daarbij de
bijzondere betekenis van — maatregelen voor — interoperabiliteit, dus inclusief
standaardisatie? Dat roept vragen op van technisch tot en met bestuurlijk.
Bijvoorbeeld wat het laatste betreft, maakt het eigenlijk nog wat uit voor
interoperabiliteit, dat ministeries, gemeenten, respectievelijk provincies
ònderling gezamenlijk optrekken ... omdat de schaal van informatieverkeer nu
eenmaal hun traditionele groep(svorming) overstijgt? Een heilig (openbaar bestuurs)huisje,
ik weet het. Laten we het zomaar in elkaar storten, wat onvermijdelijk gebeurt,
of helpen we tijdig een aangepaste opzet ontwikkelen?
26.4
Maar ik verwacht dat hij zegt/schrijft dat hij weliswaar probeerde erdoorheen
te komen, maar dat het hem helaas niet lukte. Zo vermijdt hij een èchte
reactie, wat dus niet de eerste keer zou zijn.
Het is ook lastig om iets als "een vriendelijke handreiking" te
herkennen voor iemand die dat slechts zou aanvaarden van een hogere macht, ...
dus is het zelfs onmogelijk voor iemand die zichzèlf als hoogste macht ziet.
26.5
Je citeerde uit mijn rapportage dat “[d]e aanzet tot stelselmatig — ontwerp van
een — informatiemodel toont hoeveel reële betekenisvariëteit als het ware
àfgeknipt wordt en zodoende verloren gaat, zodra informatie apart binnen een
sector geregistreerd raakt.” Overigens vertoont iederéén dergelijk afknipgedrag
als situationele strategie. Zolang dat echter redelijk goedaardig blijft, valt
er best samen te werken.
26.6
Hopelijk herken je de opbouwende ònderbouwing. Als dat zo is, kan je daaraan
wellicht op jouw beurt aandacht besteden en wie weet komen we allemaal met
elkaar nogeens ergens met informatiekunde.
26.7
Telefonisch zei je mij, dat metapatroon reeds verwerkt is in de opzet van het
stelsel van basisregistraties. Oh? Hoe dat structureel precies zit,
interesseert mij natuurlijk bijzonder. Want zoals je uit mijn rapportage kunt
opmaken, mik ik (ook) daarmee uitgesproken op stelselmatige betekenisordening.
Dat gebeurt weer meteen zo algemeen mogelijk en juist dáárom met nadruk op
deugdelijk funderende (basis)registraties.
26.8
Voor zover ik Feide
begrijp, is de opzet inherent federatief. Blijkbaar (be)houdt elke
"school" een personenregister. Volgens mij biedt dat op één en
dezelfde infrastructurele basis de mogelijkheid om, het ene uiterste, iedereen
tot één school te laten behoren of, het andere uiterste, zelfs voor elk apàrt
autorisatieprofiel pèr persoon zo'n school te voeren ...
26.9
In lijn met mijn opvatting over taal vind ik (ook) metapatroon een, zeg maar,
vrij woord. Iedereen (subjectief) kan, zelfs moet er dus onder allerlei
omstandigheden (situationeel) een eigen betekenis aan geven. Ik ben daarom
inderdaad benieuwd of wat jij “inrichtingsprincipe” noemt, strookt met wat ik
onder metapatroon versta. Nauw verwante onderwerpen zijn uiteraard wat als
“stelsel” geldt en wat jouw uitspraak praktisch dekt dat “het gelukt [is] om
het concept […] geaccepteerd te krijgen.” Het verband tussen subsidiariteit en
federatief opgezet informatieverkeer is evident. Klopt, daarvoor is metapatroon
geschikt, zelfs opzettelijk bedoeld. Uit de hoek van zgn basisregistraties heb
ik echter nooit iets (terug)gezien dat ook maar lijkt op wat ik met metapatroon
bedoel als methode voor stelselmatige betekenisordening. Wat heb ik gemist?
Moest het een verrassing blijven?
Hopelijk gaat je vermelding wel degelijk verder dan retoriek. Maar omdat ik me
herinner, precies zoals jij nu schrijft, “hoe moeizaam eea indertijd gegaan
is,” neem ik je mededeling “[c]onceptueel gaat dat dus goed” niet zomaar aan.
Wellicht kan ik met kritische kortsluiting helpen bevorderen, zo interpreteer
ik althans het initiatief voor nader contact, hoe Forum en College
Standaardisatie opbouwend omgaan met basisregistraties voor borging van
interoperabiliteit (in een ruime betekenis van dat woord).
Zonder informatie erover kan ik natuurlijk niet beoordelen of de voorstellen
die jij blijkbaar wèl kent, adequate beheersing van “betekenisvariatie/contextualiteit”
bieden. Je noemt ondermeer NEN, wat me niet bepaald gerust stelt. Blijkt het
daarbij om core component, archetype oid als hoofdbegrip te gaan, dan heb ik
mijn afwijzende oordeel klaar. Maar wie weet, volgen de voorstellen die jij
“goed bruikbaar” acht een ander, wèl productief beginsel. Zo ja, daarnaar ben
ik dan natuurlijk extra nieuwsgierig. Als je me dat kunt uitleggen, graag.
Je nadruk op “metadata” is terecht. Ik krijg echter de indruk dat je er twee
betekenissen van door elkaar haalt. Explicitering van context gebeurt eveneens
met informatie. Ten opzichte van waarmee we, zeg maar, vóór-stelselmatig nog
als geïsoleerde informatie konden omgaan, geldt die context-als-informatie als
metainformatie. Dat is de ene betekenis die jij volgens mij benut. Die is
traditioneel allang gebruikelijk voor documentaire informatievoorziening. De
andere betekenis betreft de abstractie voor de doelmatige inrichting van het
informatiestelsel. Dat maakt bepáálde informatie een exemplaar van een type.
Het type als metainformatie is een betekenis die je kunt associëren met
(computer)programmering.
Volgens metapatroon — nota bene, mijn opvatting ;-) — geldt context-is-type.
Het voert hier te ver om te verklaren, hoe juist die samenloop borgt dat
betekenissen van metainformatie onderscheiden blijven. Met het beginsel
context-is-type, of je het begrijpt of niet, heb je wel een manier beschikbaar
om gauw te herkennen, wanneer een methode principieel ongeschikt is voor
stelselmatige betekenisordening. Zo gaan allerlei methoden uit van een zgn
contextvrij object, waarna context zoiets als een filter vormt dat zo’n
allercompleetst gedacht object beperkt tot eigenschappen die relevant zijn voor
de context in kwestie. Met hangen en wurgen … en het onvermijdelijke machtswoord
werkt dat hooguit voor een op voorhand beperkt zgn domein. Interoperabiliteit
moet echter grenzeloos functioneren, om over veranderlijkheid nog niet te
spreken. Op realistische schaal van informatieverkeer, maatschappelijk dus, is
de veronderstelling van een contextvrij object contraproductief. Het
allereerste waarnaar ik dus kijk, betreft dus zo’n aanname. Als die al verkeerd
is, kan je het meteen vergeten. Zie ondermeer Stelsellogica voor wat nader
commentaar.
26.10
Als je letterlijk een spijker op z’n kop slaat, is dat recht-toe recht-aan
raak, punt. Figuurlijk, of overdrachtelijk, ben je er daar niet mee.
Integendeel, het effect van de klap op de ene spijker is … een àndere spijker
die je daardoor pas herkent. Overmoedig door dat wonderlijke succes haal je
opnieuw uit om op zijn beurt dié te raken … Voordat je het weet, merk je niet langer
dat je je horizon ontkent.
Dat is weer zo’n stelling die je kunt verklaren met de (dia-)ennade.
Raak is dus tegelijk altijd mis. De kaart is niet het terrein (Korzybski), het
trefwoord is niet de treffer.
De verkenning van taligheid gebeurt onherroepelijk met taal. Daarmee
ònlosmakelijk samenhangend verloopt de verkenning van gemotiveerdheid
onwillekeurig gemotiveerd. Netzo ònlosmakelijk heeft de verkenning van
gesitueerdheid onvermijdelijk ‘plaats.’
Daar komt geen mens uit.
Volgens mensenlogica dreigt oneindige regressie. Gekte, dus. Daarom is het
gezond en praktisch om dat oneindig gespijkerde pad … ook maar weer een naam te
geven: reflexief.
Daar ben en blijf je in.
Dat is niet goed of slecht. Dat ìs zo.
De enneade is ook maar weer een teken, zoals op hun beurt alle elementen ervan
het zijn. Daarop kan je … de enneade van toepassing verklaren. Moet? Het is verruimend
op te beseffen dat het kàn, maar ik ‘geloof’ het verder (meestal) wel.
Met metapatroon kom je trouwens praktisch een eind, wat mij betreft dus ver
genoeg voor civiele informatiekunde, dankzij het onderling relatieve karakter
van context, signatuur en intext.
Pogingen iemand met een boodschap onmiddellijk te raken gaan dus geheid mis. Je
kunt hoogstens helpen door aan te wijzen waar iemand allang geraakt is. Dat is
lastig zolang iemand de aanwijzing voelt als een hamerklap die niet op een
spijker gemikt is, maar op de plek die hem gewond lijkt maar feitelijk het
gezondst is.
Pas in wederzijds vertrouwen bestaat als zodánig de aanwijzing. Er is dus ook
pas een raakpunt mogelijk door vertrouwen. Onder verdenking van oneindige
regressie is een teken echter nooit een aanwijzing.
Je moet vlot met het ene kunnen stoppen om met het andere dóór te gaan.
Ophouden voor voortgang vergt vertrouwen.
Juist de enneade wijst een mens op zijn wezenlijke betrekkelijkheid. Dat is
extra lastig als aanwijzing.
Wie zich eigenmachtig droomt — het duurde even, maar daar is het narcisme —
wantrouwt de enneade, om van de dia-enneade maar niet te spreken. Voor diagnose
is de enneade/metapatroon bijzonder geschikt.
Ter overtuiging tegenover een gevestigde opvatting heb je er niets aan.
Nogmaals, de vraag is wie zichzelf allang overtuigde en daarop gewezen durft te
worden.
Voor volgende mensengeneraties kan dat anders zijn. Maar hoe verander/vervang
je ooit eigenmachtige opleiders?
26.11
Wat jij meteen met die persoonsnummers aangeeft, is precies zoals ik het met
metapatroon illustreer. Zo'n nummer is — hoogstens — een eigenschap van de
relatie van een nationale staat met een persoon, dus allesbehalve zoiets als
het absolute startpunt voor (een) louter nationale registratie. Identificerende
informatie is zoiets als een veranderlijke potpourri, dus niks gefixeerd met
zo'n enkel nummer. En de mensen die 'we' een dergelijk nummer niet hebben
kunnen toewijzen, kennen 'we' daardoor blijkbaar ook niet in de zgn
basisregistratie, ... terwijl 'we' ... als regel hen juist èxtra goed zouden
willen kennen. Basis? Ik vind het nummermechanisme daaraan niets toevoegen,
integendeel, het leidt maar af.
Wat details en erin vastlopen betreft, indien ze nu eenmaal (nog) structureel
afwijken, is administratieve veralgemenisering contraproductief, vaak zelfs
risicovol. Op dat hogere plan, zeg maar stelselmatig, verdienen reële
verschillen erkenning. Hoe duidelijker ze in het informatiestelsel tot
uitdrukking komen en aldus voor geautoriseerde deelnemers beschikbaar zijn, des
te minder blunders worden er gemaakt ... althans, dat lijkt mij. De
standaardisatie voor interoperabiliteit bestaat er in het betekenisvlak uit om
dergelijke afwijkende details nadrukkelijk wel uitwisselbaar te hebben.
Ik blijf erbij dat mijn benadering voor informatiekundige modellering bij
uitstek jouw inrichtingsvoorstellen faciliteert. Dat is een vruchtbare
synthese. Nou ja, kijk maar.
26.12
Over metapatroon krijg ik als zgn bezwaar weleens te horen dat ‘het’ toch ook
met UML moet kunnen. Maar ook UML is te kleinschalig, òngedifferentieerd
bemeten.
Eindelijk trof ik iemand die daarover serieus mijn opvatting deelt. Voor een
IBM-medewerker, deskundig wat diensten en producten van Rational betreft, dus
nota bene ondermeer UML, schetste ik met metapatroon een voorbeeldmodelletje
volgens contextuele variëteit. Dus met relaties als verdere verknopingspunten,
enzovoort. “Met UML kan dat helemaal niet,” zei hij. Hè, hè. Het kan even
duren, maar naarmate besef van nieuwe problemen groeit, ontstaat ‘vanzelf’
behoefte aan passende oplossingen.
26.13
Ja, ik vond het ook opwekkend om weer eens verstandig en fatsoenlijk over
informatievoorziening te praten. Gisteren bekeek ik meteen die documenten over
COVAMOF. Hoe eerder het begint te sudderen, des te beter. Je
vergelijkingsartikel, overigens van dezelfde auteurs als die COVAMOF-teksten,
nam ik inmiddels ook door.
Ik zeg er meteen bij dat ik de diepgang, strekking enzovoort natuurlijk niet zo
onmiddellijk kan peilen, als me dat überhaupt ooit kan lukken. Ik heb wel het
onrustige gevoel dat de voorgestelde methoden allemaal, zeg maar, te letterlijk
bij die variabiliteit beginnen. Het lijkt erop dat variabiliteit op voorhand
als verschijnsel (te) verdingt opgevat wordt, gereïficeerd, waardoor de beoogde
... variabiliteit wellicht zelfs nadelig beïnvloed raakt.
Ik moet ook steeds denken aan jouw opmerkingen — zeg het ajb wanneer ik je
verkeerd begreep — over de wat afwijzende opstelling van medewerkers tegenover
dergelijke pogingen tot formalisering. Dat kan ik (ook) meevoelen. De strikt
analytische, noem het ook maar puur academische manier om variabiliteit te
vangen heeft de pretentie van uitputtende volmaaktheid. Nogmaals, daarvan wordt
een ingenieur (wat ik ook ben) gauw onrustig. Z/hij werkt als professional
nogal heuristisch. Klopt, daardoor is en blijft z/hij onmisbaar. Naarmate het
onderwerp complexer inclusief veranderlijker is, ben je met zulke èchte
vakmensen per saldo altijd het voordeligst uit. Want stel dat je inderdaad zo'n
beheerssysteem uitputtend èn kwalitatief feilloos wilt vullen. Daar heb je
onvermijdelijk precies diezelfde mensen voor nodig. Intussen zijn ze daardoor
aan hun productieve werk nog niet toegekomen, nog afgezien ervan dat je je
ernstig zorgen moet maken over de kwaliteit van wat ze bereid zijn te
expliciteren. Nou ja, ik vertel je niets nieuws.
In het verlengde hiervan moet ik daarom denken aan positionering als
expertsysteem. Daarover zijn menselijke experts doorgaans terecht septisch. Het
is een symptoom van moderne managersidiotie dat je zònder deskundigen kan, ...
zodra je een zgn expertsysteem hebt. Rara, wie levert de expertise? Wie is
aansprakelijkheid?
Dat neemt allemaal niet weg dat minstens een deugdelijk documentatiesysteem
onmisbaar is. Maar dat moet dan, dus vooral ook gelet op jouw menselijke
waarneming, gedimensioneerd zijn als òndersteuningsmiddel voor de deskundigen,
pertinent niet om ze te vervangen (wat immers een noodlottige illusie is). Ja,
je kunt toe met veel minder pseudo-deskundigen. Dat scheelt zelfs extra, want
zulke mensen lopen de èchte deskundigen maar in de weg.
Met realistische positionering als hùlpmiddel maak je pas een netzo reële kans.
De mate van detaillering van documentatie moet aldus ... variabel zijn. Als
hulpmiddel van betrokken deskundigen moeten zijzelf beslissen over de
toepassing. Zo neem je mensen tenminste serieus en op die manier groeit het
gebruik naar zijn (lees: hun) optimum.
Ik kan dus niet zomaar zeggen of één of meer van die vergeleken systemen voor
variabiliteitsbeheer adequaat zijn. Hopelijk aanvaard je dat ik daar ook geen
studie van kan maken, respectievelijk niet maak (al is het maar omdat ik
daarvoor de achtergrond mis). Zoals gezegd, de aannames — nota bene, voorzover
ik ze kan peilen — maken me echter al aarzelend. Ook daarom vind ik het
interessant om een aanzetje volgens metapatroon te modelleren. Wordt vervolgd.
26.14
Overheid bestaat in minstens twee hoedanigheden. Zij ordent maatschappelijk
verkeer èn zij neemt eraan deel. Onder de noemer van zgn overheidsdienstverlening
krijgt haar deelnemerschap eenzijdig nadruk. Het gevolg is ondermeer dat
erkenning uitblijft van de noodzaak van infrastructurele voorzieningen, nota
bene inclusief beheer, bekostiging e.d.
Het faciliteren van federatieve procescoördinatie is typisch een
verantwoordelijkheid van overheid als infrastructuurboer. Vervolgens pas kan
een bepaalde overheidsorganisatie ordelijk als processchakel, deelnemer dus,
functioneren.
Volgens mij komen ‘we’ er niet uit door de organisatorische indeling als
uitgangspunt te blijven nemen. Dat moet het informatieverkeer zijn op de reële
schaal voor burger en bedrijf. Dat is nu eenmaal de gehele samenleving. Daar
past de federatieve procesoriëntatie dus bij uitstek bij. Zo’n proces telt
samenhangende schakels. Dan kan je inderdaad de schakel van loketfunctie
toewijzen aan een bepaalde overheidsorganisatie.
Strikt elektronisch maakt dat natuurlijk niets uit, welke overheidsorganisatie
als loket optreedt. Maar het gaat nu net om de (nieuwe) balans van digitaal
gefaciliteerd informatieverkeer èn fysieke contactmomenten. Die laatste
verkrijgen juist èxtra belang door toenemende elektronische overheid. De
elektronische afstandelijkheid vergt compensatie door fysieke nabijheid. Anders
kènt de burger zijn overheid niet wèrkelijk, en andersom al helemaal niet.
Zulke extra aandacht voor onmiddellijk(e) contact(mogelijkheid) van
burger/bedrijf met overheid lijkt paradoxaal met het oog op louter digitale
dienstverlening, maar is het dus niet vanuit algemeen relationeel perspectief. Zo
beschouwd is de loketpositie van de gemeente tov de burger geen uitgangspunt,
maar logische conclusie. Dat houdt in dat de burger toekomstig voor méér
onderwerpen bij dat loket terecht kan. Niet dat de gemeente hem direct kan
helpen met, bijvoorbeeld, kinderbijslag. Maar de burger wordt daar wèl zonodig
verder geholpen, dus eveneens voor zijn eventuele rijtuigbelasting en noem maar
op.
Let wel dat elk persoonlijk contactmoment de mogelijkheid biedt voor toetsing
van persoonsidentiteit. Dergelijke toetsingen zijn extra nodig ter borging van
digitale identiteitstelling.
Het raamwerk voor interoperabiliteit voor federatieve procescoördinatie moet zo
algeméén mogelijk opgezet zijn. Want de toewijzing van processchakel aan een
overheidsorganisatie kan variëren. Dat nodigt uit tot argumentatie. Waaròm
krijgt wèlke organisatie zus-en-zo schakel ter uitvoering toegewezen? Flauwekul
trouwens, dat wetten nodig zouden zijn voor dergelijke taakverdeling die binnen
de overheid gebeurt. Maar goed, het gaat erom dat keuzes transparant zijn. Als
ze tevens redelijk zijn, kunnen burgers en bedrijven er vertrouwen in hebben.
Dat vertrouwen is wezenlijk. Retoriek, vaak ook nogeens vals, over
dienstverlening, lastenverlichting enzovoort wekt uiteindelijk slechts
wantrouwen. Dan blijkt deugdelijke federatieve procescoördinatie zelfs een
vertrouwensvoorwaarde. Als je het van een ander wilt horen (die je gezaghebbend
kunt aanhalen), lees Tjeenk Willink er opnieuw op na. Ikzelf schreef het
trouwens allemaal al op in Informatieverkeer in publiek domein (2004).
26.15
Allang wist ik dat de afkorting GEIN weliswaar de betekenis van generieke
infrastructuur pretendeert, maar dat die gelet op de (uiterst) beperkte
toepassing helemaal niet generiek is, dus eigenlijk ook geen heuse infrastructuur
betreft. Zo gaat ook het Nederlandse Taxonomie Project helemaal niet wezenlijk
over de indeling van financiële verslaggeving door bedrijven aan
overheidsinstellingen. Die indeling bestaat allang met wettelijke grondslag.
Dat project gaat slechts over digitalisering van de verslagstroom vòlgens die
indeling. Dat moet blijkbaar met XBRL, dat informatieverkeer. En dat verklaart
dan weer de naam van NTP. Nota bene in het kader van XBRL geldt (zie Wikipedia:
XBRL): “Een taxonomie is een elektronisch document in XBRL-formaat.” Oh? Alweer
een stuk minder verwarrend zou het dus zijn om zo’n project het Nederlandse
XBRL Project te noemen. Nog minder onduidelijk is als naam het Nederlandse XML
Project voor Externe Financiële Verslaggeving, want “ICT-technisch gesproken is
[zo’n elektronisch document] een XML schema.” Inderdaad, het principiële
verschil tussen XML en XBRL is (mij) nog altijd onduidelijk. Kennelijk
rechtvaardigen enkele vóóraf bepaalde categorieën/betekenissen zo’n nieuwe
naam. Reuze verwarrend, voor de zoveelste keer, een extra naam. Een andere
‘taal’ is het zeker niet.
Dit verklaart wèl waarom ik bij NTP vergeefs zocht naar expliciete
informatiemodellen van verslaggeving. Dat is daar immers helemaal niet met
taxonomie bedoeld. Voorzover ik het kan beoordelen zijn als taxonomieën, let op
het meervoud, allerlei “elektronische document”en beschikbaar. Elk document
biedt dus een specifiek schema volgens XML/XBRL. Het is volgens mij dus weer
duidelijker om dergelijke taxonomieën evenzovele sjablonen te noemen.
De classificatie van zulke sjablonen, zeg ook maar, nota bene, e-formulieren
kan ik bij NTP trouwens niet zomaar volgen. Althans, waar blijft de
veelgeprezen samenhang? Bijvoorbeeld als “domein”en verschijnen Belastingdienst
en Kamer van Koophandel. En bij de Belastingdienst geldt onderscheid tussen
loonheffingen en omzetbelasting. Het kost stellig veel tijd om die uitgebreide
verzameling taxonomieën, meervoud dus, à la XBRL als het ware terùg te
conceptualiseren tot één samenhangend informatiemodel. Dat moet eenvoudiger
kunnen door vanaf de wet- en regelgeving voor externe financiële verslaggeving
te beginnen. Dat moet toch allang eens conceptueel samengevat zijn?!
Ik begrijp overigens — ook? — niet, hoe dat NTP verwacht dat leveranciers van
programmatuur voor financiële administratie met die zgn taxonomieën omgaan. Het
kan zijn dat ik de hele opzet mis, maar de crux lijkt me toch dat vanuit zo’n
financiële informatieverzameling van een bepaald bedrijf een voorgeschreven
(verslaggevings)rubriek voorzien raakt van een betrouwbare waarde. Dat vergt
praktisch steeds een vertaalslag. Moet een leverancier alle “elektronische
document”en van NTP doorspitten om de relevante rubrieken op het spoor te
komen? Waar is het overzicht? Nogmaals, het lijkt me sterk dat het er überhaupt
niet is. Als jij me ernaar kunt verwijzen, graag. Intussen is vind ik het
raadsel opgelost wat NTP met administratieve lastenverlichting te maken heeft:
averechts.
26.16
Dat burgerperspectief gaat voortdurend verloren, met alle vertrouwensverlies en
bijgevolg weer maatschappelijk risico van dien. Tjeenk Willink herhaalde deze
week m.i. terecht met nog weer grotere nadruk zijn zorg daarover.
26.17
Heb je JCs
blog voldoende kritisch opgevat als zijn verzoek tot inschikkelijkheid,
ofwel: Wie gaat er voor mij aan de slag? Ik vind het een schaamteloos geval van
valse suggestie en poging tot intellectuele profijttrekkerij. Zo van, ik
introduceer de motor die een factor tien zuiniger loopt. Tjonge, wat een
geweldige uitvinding! Maar hij schrijft slechts, "Binnenkort in dit
theater. Maar mogelijk heb jij een beeld hoe [die motor] voor jou er uit
ziet?"
Nou ja, jij komt hem tegemoet door naar zijn kritiek op die "huidige
paradigma's" te vragen, dus naar zijn redenen "om [ervan] los te
komen." Inmiddels zijn er nota bene tweeeneenhalve week verstreken, waarin
JC niets ten tonele voert. Zo staan er meer van zijn oprispingen in duurzaam
isolement op die website. Pas ná jouw vraag verschijnen, met de haast die we zo
goed van hem hebben leren kennen, binnen één uur vier achtereenvolgende
reacties, èlk gewijd aan één zo'n zgn paradigma. Het lijkt erop dat JC strikt
reactief tot zijn bijdragen komt. Da(a)n doet zelfs DR méér.
Ervan afgezien dat ikzelf gelijktijdigheid van verschillende paradigma’s een
ongelukkige voorstelling acht — want hoe zit het met hun samenhang? bedoelen we
juist dergelijke samenhang niet met het woord paradigma? ja, het woord
architectuur betekent naar mijn idee hetzelfde — is het allemaal niets nieuws.
Hoewel ... ik kan me voorstellen dat JC het nu zèlf verzon. Voor wie niet om
zich heen kijkt, is elke eigen gedachte inderdaad origineel. Meteen in het
allereerste artikel van mijn hand dat ik erover raadpleegde, staat het echter
al op een rijtje. Of Kritiek op de
Pure Methode (1995) dan wel origineel is? Nou nee, volgens mij zoek ik
juist positie in en voor ontwikkeling van een referentiekader. In dat kader
past JC als een aannemer met gemankeerde architectuur- annex ontwerppretentie.
Nee, met dank voor je signaal, ik ga daar niet reageren. Wellicht kan jij in
het verlengde van jouw eerdere interventie direct vragen naar het "beeld"
dat JC zèlf heeft. Of hij dat maar zo spoedig mogelijk schetst, want de
spanning valt onmogelijk langer te verdragen.
26.18
Ja, beheersing van variabele configuraties is een intrigerende puzzel. Die paar
stukjes die we eerder deze week zo vlotweg in elkaar probeerden te passen,
maken hem natuurlijk nog lang niet compleet, ... als die stukjes al
(toe)passelijk zijn. Ik meen echter wel dat het gevoel klopt dat we delen over
oplossingsmethoden die tot dusver geprobeerd zijn. Er is méér (wat overigens
wellicht uitpakt als minder). En er is minstens iets ànders. Wanneer we erin
slagen om de puzzelopgave speels op te vatten, hebben we stellig de grootste
kans op een serieuze oplosssing. Ik speel (er) graag mee door. In termen van
analytische meetkunde is het de kunst om de nodige en voldoende
(probleem)dimensies te vestigen. Daar is geen recept voor, maar vergt
ontwerp(spel).
26.19
Waarom zou hij ditmaal serieus antwoord geven, nota bene op wat feitelijk zijn
eigen vraag is?! Ik ben benieuwd of hij a. reageert en, zo ja, b. hoe hoog het
uitvluchtgehalte van die reactie is. Wat b. betreft, als ik het vriendelijk
zeg, lijkt me nihil onwaarschijnlijk.
26.20
Zijn aanhef staat er alsof hij zojuist terugkeerde van een verblijf in
Noord-India bij zijn guru. Hoe dan ook, hij beseft niet dat het nogal wat
uitmaakt wàt je je afvraagt. Sterker nog, hij blijft zich niets afvragen over
zichzèlf, maar raadt zich àf wat jij je afvraagt. Hoewel jij het toch nergens
noemt, beweert hij zelfs met stelligheid dat jouw (af)vraag expliciet
metapatroon betreft. Verwarring dreigt. Zo ontwijkt hij de aangekondigde
uitleg. Volgens mij is het karakteristiek dat hij opnieuw met een vraag aan 'de
ander' eindigt. Mijn indruk is onverminderd dat hij niets heeft om uit leggen,
punt.
Die aankondiging deed hij overigens op 22 maart jl. Wilde(rs) hij er een 1
aprilgrap mee lanceren? Hoopt hij dat iemand hem een film stuurt, die hij
vervolgens onder zijn naam kan uitbrengen? Ook als eventuele grap is het zeker
mislukt.
26.21
Van uw tekstbijdrage is geen beoordeling aan de orde. Het gaat juist om
optimale ruimte voor ùw speculatie, ontwikkeling van visie. De aanname luidt
dat een informatiemaatschappij weer kwalitatief verschilt van waaraan we thans
gewend en daardoor (te zeer?) gehecht zijn. Dat vergt dienovereenkomstig
kwalitatief aangepaste inrichtingsvoorzieningen. Onder de noemer van
informatieverkeer is interoperabiliteit dùs een hoofdthema.
Over (toekomst)visies erop valt stellig te twisten, sterker nog, deden we dat
maar genoeg. Een beoordeling van een bepaalde visie is echter onmogelijk
volgens het paradigma van normale wetenschap, dus doen we er niet aan.
Eigenlijk bent u door de uitnodiging voor een bijdrage al beoordeeld, als u die
term wilt gebruiken. Die houdt meteen de aansporing in om over aspecten en hun
samenhang van de informatiemaatschappij eens een boodschap te schrijven die u
belangrijk vindt, lòs van overwegingen of zo'n tekst academisch correct is. Dat
mag overigens best, maar laat aub maar zitten als het ten koste gaat van de relevantie
van uw bijdrage.
26.22
Dat voorstel voor zgn informatiebeleid somt vooral zowat universele
gedragspunten op. Ter vergelijking, voordat je het huis binnenmag, moet je goed
je voeten vegen. Zo'n punt verklaart echter (nog) niets over de huisingang in kwestie,
hoe je vandaar specifiek verder komt enzovoort. Over dergelijke algemene punten
valt daarom eindeloos te praten zonder — zicht op — voortgang tot het concreet
gewenste resultaat.
Mijn idee is dat het voor jullie toch overzichtelijke organisatie loont om zo
snel mogelijk een samenhangend ontwerp van 'de informatievoorziening' te maken.
Vroeg of laat moet dat toch gebeuren. Zo moeilijk is het ook niet, maar
daarvoor heb je natuurlijk een vakkundige ontwerper nodig. Ik vrees dat ik die
er zo gauw niet bij zie staan, terwijl juist zulke activiteiten intern
gecoördineerd moeten zijn. Er lijken architecten genoeg beschikbaar, maar het
probleem is dat wie zich tegenwoordig architect noemt, vrijwel zeker geen
informatiekundig ontwerper is, laat staan een vakkundige.
26.23
Ik vind de claim onzin dat de burger en het bedrijf centraal staan, terwijl het
verder slechts nadrukkelijk gaat om informatievoorziening binnen de overheid.
Burgers, bedrijven en overheidsorganisaties zijn daarentegen allemaal
deelnemers aan informatieverkeer. Je kunt niet zeggen dat sommige deelnemers
extra belangrijk zijn, maar tegelijk de grens van het verkeersstelsel voor hun
neus optrekken.
Je kunt ook niet plompverloren verklaren dat het beleid voor de elektronische
overheid gebaseerd is op de verwachting van burgers en bedrijven. Wat doe je
als iemand, volkomen terecht, jou vraagt naar het bronmateriaal? Wat heb je ze
gevraagd en hoe luidden hun antwoorden?
Voorts vind ik interoperabiliteit als samenwerkingsvoorwaarde principieel onafhankelijk
van sector, domein oid. Het woord interoperabiliteit zegt het eigenlijk, dat
regel je op één enkel (verkeers)niveau, punt.
26.24
Mijn algemene indruk is dat het inderdaad een moeilijke opgave is om snel
duidelijkheid te bereiken wanneer communicatie gaat over wat gesprekspartners
feitelijk, en volkomen terecht gelet op hun positie, als twéé verschillende
thema’s opvatten: eigen taak en algemeen belang. Daarvan krijgt steeds één
thema als vanzelf hun nadruk. Dat is wat mensen opvatten als de eigen, zeg ook
maar interne informatievoorziening waaraan zij meewerken. Aan dat andere thema
(stelselmatigheid, infrastructuur) moeten gespreksdeelnemers, mijzelf uiteraard
meegerekend, herhaaldelijk expliciet herinnerd worden. De extra
moeilijkheidsgraad bestaat eruit dat het eerste thema ànders komt te liggen in
het kader van het tweede. Slechts in een open sfeer lukt het om steeds die
spanning tussen de thema’s onderwerp van gesprek te houden.
Het tweede, dus infrastructurele thema valt juist lastig te herkennen voor wie
intensief en succesvol met een eigen informatiehuishouding bezig is.
Wie bedenkt dat hij de enige is die wat zou moeten aanpakken/veranderen met een
infrastructureel karakter, komt daar natuurlijk op en uit zichzelf niet zo gauw
toe. Er is immers geen duidelijk voordeel mee. Dat is gewoon zo, eerlijk is
eerlijk. Dat dilemma voor vroege veranderaars heet ook wel het netwerkeffect.
Zolang géén netwerk bestaat, is dat effect er domweg niet. Sterker nog, het
pakt negatief uit. Want vroege veranderaars bouwen het netwerk op. Tegenover
hun kosten staat echter nog niets. Denk maar aan de persoon die als allereerste
een telefoonaansluiting neemt. Wie daarentegen laat aansluit, profiteert extra
positief van het netwerkeffect.
Om zo’n patstelling te doorbreken is het doorgaans dè overheid die zgn kritieke
massa moet (laten) realiseren. Dankzij zo’n waarborg kent èlke apàrte partij
die meedoet ook meteen een batig netwerkeffect.
Voor stelselmatige betekenisordening staan we echter pas aan het begin van een poging
tot een proces voor verandering …, nou ja, zo onzeker is het allemaal, van
erkenning van infrastructureel karakter ervan. Concreet voor een afzonderlijke
(overheids)organisatie is nog totaal geen zicht op stelselmatig(er) beschikbare
informatie. Ja, dat is zo. Daaraan kan zo’n enkele organisatie op eigen kracht
ook niets veranderen. Nogmaals, daarvoor moet algemeen belang georganiseerd
raken, resulterend in voorzieningen als infrastructuur. Dan doen organisaties
graag méé.
Natuurlijk kan een aparte organisatie in een veel eerder stadium ook veel méér
bijdragen in de richting van stelselmatigheid. Maar als minimale voorwaarde
geldt toch wel voldoende, zeg maar, dekking, politiek tot en met budgettair.
Dat vergt erkenning van noodzaak van ontwikkel- en beheervoorzieningen voor
semantische standaardisatie. Welke beleidshaltes moeten daarvoor allemaal
gepasseerd zijn voor gunstig veranderperspectief voor een organisatie met
pionierpotentieel?
De spanning door tweeslachtigheid houdt onherroepelijk aan, zolang formele
erkenning uitblijft van infrastructuur voor informatieverkeer in het publiek
domein. Pas die erkenning verschaft afzonderlijke partijen duidelijkheid en
vertrouwen. Zij weten best dat een aanpassing van ze gevraagd is. Dat is nooit
genoeg voor actie. Daarvoor is nodig dat zij reëel kunnen vertrouwen dat hun
inspanning loont (in het licht van relevante èn herkenbare criteria).
26.25
Het “is nog een droom,” schrijft Jan Campschroer over 7(X,O). Er is een
gezegde: een droom van een baby. Zo’n baby is juist géén droom, nota bene, maar
ècht prachtig. Naar volwassen maatstaf kàn een baby natuurlijk nog niet zo
veel, dat is inderdaad waar.
Als Campschroer vervolgt dat “7(X,O) [...] net geboren [is],” bedoelt hij dat
het droomkind wèrkelijk bestaat, hoe jong het ook is? Of droomde hij toch
slechts een naam? Huldigt hij het geloof dat een naam inhoudt dat (zo)iets kan
bestaan? Rara, wat is dat?
Ervaart hij Josef als zijn (nood)lot? Het lijkt erop dat hij best de vader wil
zijn. Conceptie valt hem echter nogal zwaar, zo niet onmogelijk. Zwangerschap
ligt hem blijkbaar evenmin. Zo vat ik althans zijn oproep op, of de lezer van
zijn blog (22 maart 2008) “mogelijk [...] een beeld [heeft] hoe 7(X,O) voor
[hem] er uit ziet?”
Het enige beeld dat ik vooralsnog heb, betreft de verwarring waaraan
Campschroer ten prooi is. Als fundamentele vergissing meen ik te herkennen dat
hij zijn eigen opvatting maatgevend acht. Hij “introduceer[t] 7(X,O) [...] om
los te komen van huidige paradigma’s binnen de IV- en organisatieontwikkeling.”
Door Jan van Til gevraagd naar die paradigma’s somt Campschroer er vier op.
Nee, daar zit helemaal niets bij, waaraan ik me vàst voel zitten. Al duizenden
jaren zijn er talloze mensen die er vrij van zijn.
Mocht Campschroer zich daaraan nog altijd gebonden weten, dan heeft hij gelijk
dat ook hijzèlf er eindelijk eens van moet loskomen. Het is echter de vraag of
hij kan slagen op de weg die hij ervoor insloeg. Het doet me denken aan de
theoloog Kuitert. Dat is iemand opgevoed in/met godsgeloof. Zijn latere
geloofstwijfel is echter niet radicaal genoeg. Kuitert handhaaft een
monotheïstische kijk, waarbij hij slechts het godsobject aanpast. Zo komt hij
nooit los, maar juist extra vast. Overigens legt hem dat qua reputatie geen
windeieren. Er zijn nogal wat twijfelaars die genoegen blijven nemen met
oppervlakkige aanpassing ... van feitelijk hun heersende geloof.
Op de vraag van Paul Jansen om “7(X,O) [...] eens wat nader [te] projecteren”
bevestigt Campschroer dat het een “ding” is (15 april 2008). Iets, dus. Niet
zomaar en uitsluitend een naam. Voor zover ik zijn uitleg begrijp, blijft
7(X,O) als een ding echter tot een hulpmiddel beperkt. Let op de hoofdletters X
en O. Met behùlp van 7(X,O) als “toolbox,” respectievelijk “infrastructuur”
valt een specifieke “instantiatie” te realiseren. Dat iets-als-een-resultaat
duidt Campschroer met kleine letters aan, 7(x,o) dus.
Wat schrijfwijze betreft kennen we grote en kleine lètters, maar geen grote en
kleine cijfers. Omdat Campschroer, ik zou bijna zeggen: karakteristiek,
nauwelijks iets toelicht, neem ik dus maar aan dat hij iets bedoelt met grote
òf kleine letters. Mocht het slechts om tikfouten gaan, tja, dan blijft er van
mijn interpretatie niets over. Anders zou ik graag willen horen, of ook die 7
in 7(x,o) een àndere betekenis heeft dan in 7(X,O). Overigens verschijnen die
kleine letters pas in de tekst van 15 april. Groeistuip? Volgens dat verschil
dat ik daar aanneem, lijkt mij dat in zijn tekst van 22 maart enkele grote
(X-en) door kleine (x-en) letters zouden moeten worden vervangen.
Wat is er trouwens zo moeilijk aan om op z’n minst de extra symbolen te
verklaren? Met de letter O bedoelt Campschroer kennelijk “omstandigheden.” Mag
ik X als object beschouwen? Wat is die 7 dan?
Geldt (X,O) als het Object in, zeg maar, àllesomvattende Omstandigheid, dus
eigenlijk zoals een zgn core component volgens CCTS? Zo ja, waarom staat die O
er dan eigenlijk bij? Slechts de aanduiding X lijkt me daarvoor genoeg. In zo’n
uniforme X geloof ik echter beslist niet. Pluriformiteit vind ik wezenlijk.
Is de “tuning” voor specifieke omstandigheden o een beperking van X tot (x,o)?
Zo nee, dan lees ik graag nader hoe de droombaby dat wèl voor elkaar krijgt.
”Binnenkort in dit theater,” kondigde Campschroer op 22 maart 2008 aan. Als
zijn voorstelling niet gauw begint, is zelfs het welwillendste publiek alweer
naar huis.[18 april 2008, geplaatst als tiende reactie op 7(X,O)]
26.26
Door zijn lamlendige wedervraag vind ik mijn voorspelling bevestigd, zo
mogelijk zelfs boven mijn verwachting. Staan we weer gelijk? Wanneer hij op
jouw nadrukkelijke(r) vraag opnieuw wèl met enige inhoud antwoordt, ligt het
blijkbaar aan de vraagsteller ...
Ik vermoed dat hij meent op deze manier een leerproces te katalyseren. Die vorm
van theater staat bekend als werktheater, ofwel het publiek speelt de
voorstelling méé. Voor leerzame deelname zouden we hem dan dankbaar moeten
zijn. Ik heb echter niet het gevoel ook maar iets te leren, nota bene in twee
betekenissen van dat woord. Ik leer niets van/via het proces dat hij aanzette.
Omgekeerd herken ik niet dat hij iets leert van onze reacties.
26.27
Hoe welwillend kan je een publiek wensen? Wie weet komt de aap uit de mouw dat
hij de publieksreacties tot de theatervoorstelling bestempelt, met hemzelf als
regisseur van dat werktheater. Of zit zelfs die wending er niet in? Volgens mij
krijgen we de zoveelste verrassing, gewoon omdat wij blijkbaar zo'n andere
houding hebben. Afwachten ... Hij zou het overigens opmerkelijk moeten vinden
dat er verder niemand moeite voor reactie neemt. Zijn het weer dezelfde mensen
die het hem eerder zo lastig maakten met zijn oproep tot bondigheid!
26.28
Natuurlijk, Jan Campschroer, mag jij van alles en nog wat bloggen. Je moet
echter niet raar opkijken, wanneer andere deelnemers zich metacommunicatief
bemoeien met de “regels” van dat spel. Jij bent niet tegelijk scheidsrechter.
A propos regels, inmiddels las ik jouw bijdrage van 5 april 2004 aan een blog
die Ruud van Vliet op 23 februari 2008 wijdde aan metapatroon. Die bijdrage
begin ik als symptomatisch te herkennen, vandaar dat ik er hier onder noemer
van “regels” op inga. Er zijn lezers, die ik graag wijs op verwarring die jij
sticht, hoe onbedoeld jij dat misschien ook doet.
Jij schrijft daar “dat [metapatroon] een oplossing geeft voor een probleem dat
nog niet goed begrepen wordt.” Met de nadruk van jouw eigen aanhalingstekens
stel je botweg dat metapatroon als oplossing “te vroeg” is.
Oh, ja? Waarop baseer jij die opvatting? Wie onder Forum kijkt bij
Overheidsarchitectuur, ziet daar ondermeer het door jou geïnitieerde onderwerp
Bondigheid staan. Een willekeurige lezer van de bijbehorende bijdragen moet
toch de indruk overhouden dat jij enkele maanden geleden nog vèr verwijderd was
van inzicht in metapatroon. Maar goed, precies met de paradigmasprong die jij
daar herhaaldelijk kreeg aangeraden, kan inzicht snel komen. Zou het je gelukt
zijn? Verklaar dan ook netjes je opvatting. Of deed je maar weer “een sprong in
het diepe,” dus heb je allerminst “een theoretisch goed onderbouwd vermoeden”?
Zichtbaar laat je slechts een losse flodder afgaan.
Met de valse suggestie dat je schot een degelijke lading heeft, ben jij het
zèlf die noodzakelijke veranderingen belemmert. Dat het alsmaar “te vroeg”
blijft, veróórzaak jij zelfs met zo’n dergelijke slag-in-de-lucht uitspraak.
Daarom meen ik dat jij met jouw regels vals speelt op het echte beroepsveld.
Zoals ik eerder schreef, dring jij jouw eigen bevatting(svermogen) op als norm.
Dat is een ònproductieve regel voor discussie, ontwerp enzovoort. Dat je “meer
plezier aan de puzzel” zou beleven, beschouw ik als uitvlucht. Het klinkt open,
maar werkt gesloten. Dat jij desgevraagd … “de vragen in ieder geval altijd
leuker” vindt, klinkt als een verwend kind dat moeite heeft met de antwoorden
die het krijgt. Plaats zo’n aanzet ajb op je eigen website, maar wek niet de
suggestie dat je opbouwend meewerkt aan informatiekundige beroepsontwikkeling.
Als je dàt wilt, gelden volgens mij àndere, volwassen regels van vraag èn
antwoord.
Nota bene, op 22 maart 2008 kondig jij 7(X,O) aan met trefwoorden als
“situationeel bepaalde” en “omgeving.” Op 15 april 2008 schrijf je over
“omstandigheden.” De enige fatsoenlijke verklaring die ik kan verzinnen, is dat
je nog altijd niets van metapatroon weet en vermoedelijk ook niet wìlt weten.
Hoe rijm ik anders, dat jij met 7(X,O) op variëteitbeheersing mikt, waarvoor
jij het pakweg twee weken láter echter “te vroeg” acht als het gaat over
metapatroon?
Voor je tegenstrijdige gedrag, althans zo vat ik het op met hierboven mijn
argumenten ervoor, heb ik als verklaring òf dat jij jezelf voor de gek houdt òf
je doet dat met mij. Over welwillend gesproken, vooralsnog ga ik van de eerste
mogelijkheid uit. Dan zou jij dus géén verband zien tussen de aanleidingen voor
metapatroon en waarom jij nu 7(X,O) propageert. In dat geval ben je m.i.
slechts twee keer kortzichtig, dus zonder de tegenstrijdigheid te beseffen. Hoe
jij je van metapatroon probeert àf te maken, blijf ik zachtjes gezegd
onbetamelijk vinden. Dat geldt voor mij dus al helemaal, als ik kijk naar de
timing van jouw opmerking over metapatroon als reactie op Van Vliets blog.
Maar goed, door je ontkenning van metapatroon kan jij onmogelijk herkennen,
hoezeer je met 7(X,O) nog volop het achterhaalde paradigma hanteert. Want de
opgave is allang niet meer hoe je vanuit de ene “functie” 7(X,O) allemaal
aparte resultaatjes 7(x,o) kunt genereren. Daarentegen is karakteristiek voor
informatiemaatschappij, te weten met passende variëteit van infrastructuur voor
informatieverkeer, dat zulke resultaatjes tevens nodige en voldoende samenhang
kennen, onderhouden … Dáár kom je pas door de heuse paradigmasprong: civiele
informatiekunde.
Daar hoort, zeg maar, een situationele logica bij. Nog consequenter vind ik
overigens subjectief situationisme. Uit de aanname van disjunct gedrag van een
zgn object in verschillende situaties volgt rigoureus dat een generatieve
functie waarnaar Campschroer zoekt onder de noemer van 7(X,O), illusoir is.
Naar mijn aldus beredeneerde mening: Houd er dus maar mee op.
Over metapatroon mag Campschroer natuurlijk kritisch zijn. Dat moet zelfs, en
geldt voor iedereen! Doe dat echter op een behoorlijke manier. Wie het niet snapt,
moet dat gewoon zeggen. Gebruik eigen onbegrip echter nooit als argument dat
verder niemand er naar hoeft te kijken.
Ja, met antwoorden stel je je kwetsbaar op. Maar wellicht is het Campschroers
ijdele droom om entertainer te zijn, met publiek op zijn afstand. Vandaar zijn
theatrale aankondiging, de ogenschijnlijk veilige beperking tot vragen.[20
april 2008, geplaatst als achttiende reactie op 7(X,O)]
26.29
Jij drukt precies uit waarom je voldoende duidelijkheid wenst: Is het de moeite
van je tijdbesteding waard? Zo kom je onherroepelijk op je eigen motivatie (ja,
zie de enneade, over gelijkhebberigheid gesproken ;-). Dat maakt voor mij de
cirkel rond genoeg, want jij schreef enkele weken geleden meteen: "Mocht
het je (nog) kunnen motiveren ... [hij] heeft een mogelijk aangrijpingspunt
gelanceerd (ik ben vast te optimistisch...)."
Voor mij is de uitkomst — de bevestiging — dat er géén “aangrijpingspunt” is.
Zoals je kon lezen, vroeg ik hem er nadrukkelijk naar hoe hij zijn — wat je
toch wel kunt noemen — afwijzing van metapatroon rijmt. Geen antwoord betekent
geen aangrijpingspunt, althans niet constructief. Het begint en eindigt met
behoorlijk gedrag, aanspreekbaar zijn. En het is bijna komisch hoe hij jouw
aanzetten probeert te omzeilen.
Wedstrijd? Wat mij betreft is er sprake van een diagnostisch proces, met
toetsbare hypotheses. Zodra je vermoedt met een narcist van doen te hebben,
luidt de medische aanbeveling dat je je er subiet van moet zien te
distantiëren. Natuurlijk moet de medicus juist zorg borgen, maar ik ben slechts
medemens. Daarvoor moet de (psycho)medicus natuurlijk óók zorgen en daarom
gelden enkele aanbevelingen. Dat kan echter lastig zijn, afstand nemen, vooral
indien je tegelijk wilt bereiken dat je geen schade berokkend wordt/blijft.
Vanwege die schade komt vaak het eenvoudigste evacuatieplan niet in aanmerking:
ignore. In gezinsverhoudingen — waarop die aanbevelingen slaan; ik las ze ooit
op amerikaanse websites — is het praktisch ook onmogelijk om iemand helemaal
uit de weg te gaan. Gelukkig zijn dergelijke verhoudingen hier niet aan de
orde. Een narcist is op aandacht uit. Als hij die van de ene niet krijgt, wendt
hij zich subiet tot een ander. Maar ja, je blijft dan met die schade zitten.
Overigens krijg je de diagnose aardig bevestigt, als iemand op ignore reageert
door, zeg maar, contra-ignore en pijlsnel extra gerichtheid op andere mensen
vertoont (wat tevens als zijn wraakmiddel telt). Een narcist is per definitie
ònraakbaar door een externe flits; de plaats van de ander is daarentegen in de
schaduw van zijn licht. Een evenwichtig(er) mens moèt het uiteraard met
flitstherapie proberen. Wanneer dat onverhoopt niet werkt, moet je er ook mee
kunnen ophouden.
Een alweer wat escalerende behandelingsaanpak is: ask for details. (Ook) dat
deed ik, maar opnieuw geen enkele reactie. Opvallend is dat jij (nog) wel
antwoord krijgt op wat au fond dezelfde vragen zijn naar grote en kleine
letters. Maar kijk eens goed, of dat wel opbouwende antwoorden zijn? Of krijg
je slechts je eigen vragen terug, maar zonder vraagteken?
Heb ik op die manier, dus met nadere vragen, echter schade hersteld gekregen?
Nee, niet door een direct antwoord, want dat blijft uit. Maar ik heb mijn
vragen wel gepubliceerd: make exploitative behavior public. Een narcist kan
daar naar zijn aard slecht tegen. Die afwijzing van metapatroon door een
narcist zou je als afrekening moeten opvatten. Met ontmaskering van dergelijk
gedrag hoop ik herhaling te vermijden. Ik geef toe, als het om een heuse
narcist gaat, blijkt dat geheid ... ijdele hoop. We zullen zien. Als hij
publiekelijk nog eens zonder redenen metapatroon probeert te bekritiseren, zeg
ik daar netzo publiekelijk wel weer wat van. Niet dat ik er iets mee òpschiet,
maar klakkeloos àfschieten wil ik intussen toch zoveel mogelijk vermijden.
Er is nòg een aanbeveling, mocht het op die reeds genoemde manieren niet lukken
om zo schadevrij mogelijk van een narcist àf te komen: go down to his level.
Daarvoor geldt echter onmiddellijk de kanttekening: but you may not want to go
down to that level. Vèr voordat je zover kunt komen, nota bene, moet je allang
wegwezen.
Ik wijd zo over narcisme uit, omdat de mate waarin het tegenwoordig voorkomt
samenwerking belemmert. Daarover schrijft Bas Heijne sinds enkele jaren in NRC
Handelsblad. Helaas, moet ik zeggen, doet hij dat overtuigend. Vernieuwing
blijft tot retoriek beperkt, want dat is immers genoeg voor effect op genoeg
mensen om de aandachtsbehoefte te verzekeren. Daardoor gaat de ruimte verloren
voor wèrkelijke vernieuwing. Blijkbaar moeten we hard vechten voor zelfs de
minste ruimte voor maatschappelijk verantwoorde professionaliteit. Ziedaar mijn
motivatie.
26.30
Met plezier heb ik vooral gelezen dat je navraag doet naar zijn mededeling over
het problematische karakter van "geschreven teksten." Mag ik het nog
even over mijn extra ergernis hebben? Zoals ik aangaf, stond hij zichzelf de
bondige verklaring toe dat het voor metapatroon "te vroeg" is. Op
mijn nadrukkelijke vraag naar zijn argumentatie hoeft hij blijkbaar niet te
antwoorden, want "[g]eschreven taal kan veel makkelijker verkeerd worden
begrepen." Wie alles steeds zo buigt zoals het hem uitkomt, is een
regelrechte eikel. Het lijkt me toch reuze lastig om dat laatste woord in de
vorige zin verkeerd te begrijpen.
26.31
In ruimere kring groeit begrip voor dergelijke, nota bene, uiterst praktische
ontwerpbenadering die tenminste rècht doet aan reële maatschappelijke
variëteit. Alles dat tekortschiet voor die variëteit, kunnen we netzogoed
meteen weggooien.
26.32
De formulering van zo'n ènkel principe maakt mij niet zoveel uit. Wezenlijk
vind ik het referentiekader waarin ze allemaal samenhangend passen.
Zoals jij het nu uitdrukt, "zie [jij] wel iets in het concept van een
maatschappelijke architectuur" Er iets in zien, is natuurlijk niet genoeg.
Het gaat, nogmaals, om een heus referentiekader. Dat is dus voorbij
vrijblijvendheid.
In dit verband veroorloof ik me de opmerking resp. dringende aanbeveling dat
wat vroeg of laat voor jouzèlf begrijpelijk is, niet maatgevend mag zijn voor
de inhoud van het beleidsdocument. Als ik het goed heb, ben jij zgn
hoofdredacteur ervan. Dat lijkt me vooral, nota bene, een coördinerende taak.
Als zodanig moet jij juist ruimte bieden voor bijdragen van mensen die het
inhoudelijk beter weten. Dáárvoor is zo'n praktisch referentiekader uiteraard
ook nuttig, zo niet onmisbaar voor de hoofdredacteur.
Zo'n veralgemenisering als x2y is er weliswaar kenmerkend voor, maar algemene
verkeersoriëntatie voor informatie omvat nog veel méér. Dat jij over die
illustratie "nog [...] nagedacht" hebt, is al prachtig. Het vergt dus
echter stelselmatige oriëntatie. De nota Informatieverkeer
in publiek domein is een poging een stelselmatig referentiekader te
schetsen, ooit bedoeld als informatiekundige toelichting op wat Op weg naar de elektronische overheid werd. Als je die
nota (voorzover ik weet thans slechts als bootleg beschikbaar)
nauwkeurig leest, kan je allerlei bespiegelen zoals jij ze nu opschrijft
overslaan. Dan schiet het tenminste op.
Overigens raad ik je aan de aanduiding "maatschappelijke
architectuur" niet te gebruiken. Zo vermijden stedenbouwkundigen nadrukkelijk
het woord architectuur om hùn werk mee te bestempelen. Dat
onderscheid-in-samenhang van gebouwarchitectuur en stedenbouwkunde kan helpen
om te gaan inzien dat ook informatievoorziening verband door-de-schalen-heen
moet krijgen. Daaraan wijdde ik Civiele informatiekunde
vergelijkenderwijs. Al zeg ik het zelf, ook dàt is verplichte kost voor de
hoofdredacteur.
26.33
Met "kleinste," zo begrijp ik je tenminste, bedoel jij zoiets als
oer- ... Ofwel, waar zit het noodzakelijke beginnetje? Zo ja, dat is inderdaad
een strikvraag voor wie absolutistisch, naïef-realistisch denkt. Mooi geprikt,
dus.
Dat valse spoor probeerde ik met mijn blogsel van 20.4.2008 aan te geven met:
"Uit de aanname van disjunct gedrag van een zgn object in verschillende
situaties volgt rigoureus dat een generatieve functie […] illusoir is. Naar
mijn aldus beredeneerde mening: Houd er dus maar mee op."
Overigens lijkt het erop dat jij met jouw aanpak, soms toch ook overduidelijk
vermanend, oneindig veel succesvoller bent dan ik wat het oproepen van reacties
betreft. Lijkt? Als ik uitga van zijn normaliteit, maak ik jou daarvoor graag
het terechte compliment.
Mocht daarentegen de diagnose van narcist toepasselijk zijn, dan verkeert hij
slechts in de veronderstelling dat hij bij jou wèl aandacht kan halen. Zijn
inschikkelijkheid volgens jouw verzoek is in dat geval slechts schijn. Dus
speelt hij toch prima theater!
Principieel vermijdt hij de actie van het ontwerp en zijn verantwoordelijkheid
ervoor. Dat kan natuurlijk niet anders, als je er zelfs geen besef van hebt.
Dat kennen we al van een andere JC die, zoals het verhaal tenminste gaat,
uiteindelijk stierf omdat zijn vader het volgens hem zo wilde. Door associatie
met wat je het allergrootste noemt, “Nee, groter bestaat niet, punt,” moet
blijkbaar minder opvallen dat je zelf klein bent èn blijft. Je kunt echter pas
verantwoord ontwerper zijn, nou ja, althans volgens mij, zodra je je wezenlijk
eigen bestaansmaat aanvaardt en zodoende, hoera, je existentiële ruimte.
Over artikelen die ongelezen blijven, enkele jaren geleden probeerde ik die
aanname van een absolute oorsprong te analyseren, zie Metapatroon
voor variëteitsborging in modelgedreven ontwikkeling.
Waarnaar hij zoekt, doet me denken aan de stroming die overheerste in de vroege
kunstmatige intelligentie, zo in de jaren zestig van de vorige eeuw. Voorzover
ik weet, komt daaruit het zgn functioneel programmeren voort. Het lijkt me
daarom niet toevallig dat hij zo'n nadruk legt op "functie." Het idee
was, en is dat kennelijk onverminderd voor sommige mensen, dat alles als het
ware eenduidig ontplooibaar is vanuit zowat één enkel punt. De franse filosoof
(?) Badiou maakt het helemaal bont door de lege verzameling als die oorsprong
van alles te beschouwen, zeg maar vanity of void ontology.
Met getrapte functietoepassing, nota bene zonder aanvullende voeding, zou de
oorsprong steeds ontvouwd worden — nota bene, volgens die aanname altijd moeten
worden — tot concreetheid in variëteit.
Dat is een sterk verhaal, maar onzin. Het spreekt echter mensen aan die hun
betrekkelijkheid onverteerbaar vinden. Narcisten, dus. Als je het maar
ingewikkeld genoeg opschrijft of, nog werkzamer, vagelijk suggereert — hoezo
G.A. Miller (1956) met zijn The Magical Number Seven, Plus or Minus Two:
Some Limits on our Capacity for Processing Information — en gerichte vragen
ontwijkt, komt dat primitieve geloof wetenschappelijk, overtuigend over op
(andere) onnozele mensen.
Destijds waren er trouwens wel degelijk mensen die redelijk gauw de mislukking
inzagen van, zeg maar, de magische insteek voor kunstmatige intelligentie. Als
reactie mikten zij op zgn expert systems. Dat zijn echter gewoon weer ...
informatiesystemen met nog altijd een nodeloos verwarrend etiket.
Hé, ik zie nu pas dat zijn doorgestuurde bericht. Hoe kleinzielig kan je zijn?!
Dat is niet "onaangenaam," maar ronduit schokkend banaal. Dus andere
mensen worden via zijn blog geacht hun tijd en moeite te besteden aan
verbetering van een afgewezen conceptartikel, zodat voor hèm het
"financieel aspect" wel goed uitkomt? Nee, ik heb er nog niet over
gehoord dat hij zijn "publicatiebonus" dan verdeelt. Eikel is nog
veel te zacht uitgedrukt. Hoe hoog zou die bons trouwens zijn? Waar gaat het
over?
Zo speelt in het f-team van mijn zoon een jongen die van zijn ouders twee euro
krijgt voor elke goal die scoort. Gevolg, hij weigert over te spelen. Gevolg,
niemand speelt de bal naar hem over. Gevolg, nul inkomsten voor hemzelf. Verder
doet het team het (dus) behoorlijk slecht in hun competitie. Gevolg, mijn zoon
vindt het niet leuk meer. Waarom gaat het eigenlijk, al helemaal in aanmerking
genomen als je acht jaar oud bent?
Alle hoop hoeven we trouwens niet te verliezen dat er nog meer mensen met enige
kritische zin leven. Naar verluidt zijn er toch maar (alle)drie beoordelaars
die zijn conceptartikel slecht vinden. Daaraan hoeven wij dus verder niets meer
te doen.
Oh ja, ook zag ik dat hij email ondertekent met "Communicatie is een
mysterie." Als dat inderdaad zijn opvatting is, verklaart het juist veel.
26.34
Volgens mij duidde je mijn pleidooi precies goed ... maar te beperkt. Uit je
nadere reactie lees ik dat je geen belangstelling toont voor ruimere
oriëntatie. Dat vind ik zeker voor interoperabiliteit contraproductief, jammer.
Tijdens een volgende bijeenkomst bestaat stellig gelegenheid tot verder gesprek
over het nodige en voldoende bereik voor werkzame principes enzovoort. En wie
weet leveren andere deelnemers vooraf hun welkome bijdragen door
correspondentie.
26.35
Ik blijf verwikkeld in gesprekken die bizar zijn, nadat je eenmaal inziet dat
we (ook) informatief een verkeersprobleem hebben. Elke (overheids)organisatie
herkent slechts apart haar eigen stacaravan.
26.36
Onder de noemer van informatiemaatschappij zijn kwalitatieve veranderingen aan
de orde. Dat vergt navenant aangepaste voorzieningen. Helaas zijn er nog niet
zoveel mensen met zulk besef. Als een obstakel voor ruimere acceptatie meen ik
te herkennen dat juist zulke pioniers zich sterk maken voor allemaal hun eigen
oplossing. Mijn bedoeling met voordracht en gesprek op 8 mei a.s. voor GIA is
daarentegen om principes te verkennen. Dat is ook de reden dat ik je bijlagen
slechts zeer vluchtig bekeek. Delen mensen in voldoende mate een beeld van
problematiek? Inderdaad moeten we voor discussie vergelijkingen inzetten.
Sommige aspecten laten zich stellig verkennen door de vergelijking met een
huis. Voor (andere?) aspecten geef ikzelf de voorkeur aan vergelijking met
verkeer. Informatieverkeer, dus. Dat veronderstelt gemakkelijk herkenbaar
infrastructuur, waarmee dan weer overheidsbemoeienis geldt. Voorzover ik kan opmaken
uit de bijlagen die je stuurde, ligt daar het accent wat eenzijdig op private
partijen. Dat lijkt mij dus iets te eenvoudig voorgesteld. Maar goed, laten we
vooral genoeg gras laten staan voor de maaibeurt op 8 mei a.s. Graag tot dan
voor een discussie die wat mij betreft niet grondig genoeg uitpakt.
26.37
In de loop van de dag voelde ik me steeds opgeluchter. Inmiddels vind ik de
zaak zelfs òngelofelijk grappig. Wij zitten, althans, ik doe dat, hypothese na
hypothese op te stellen over mogelijk motief. Alsmaar mis. Dankzij jouw
sublieme interventies komt er een ontknoping die, eerlijk is eerlijk, in elk
geval ik nooit, herhaal, nooit had kunnen raden. Maar dan ook nooit zelfs maar
in de verste verte. De publicatiebonus van zijn werkgever, nee, ingewikkelder
is het dus niet. Ik ben volmaakt gelukkig met mijn onvermogen om die banale
verklaring ooit te kunnen bedenken. Wat zijn feiten steeds vreemder dan
verzinsels. Wat een komisch theater!
26.38
De nadruk blijft daar helaas sterk liggen op overheid(sinstellingen) als, zeg
maar, apart aanwijsbare organisatie(s). Dat heeft gevolg voor wat je tot
interoperabiliteit rekent. Wat behoort tot het relevante informatiestelsel? Als
ik het goed begrijp, tel je informatievoorziening van/bij burger,
respectievelijk bedrijf niet mee. De vraag is natuurlijk hoelang je die
afbakening kunt volhouden, omdat ondermeer administratieve lastenverlichting
ontstaat door soepeler grensverkeer. Zo kan het zijn dat ik niets begrijp van
NTP, het zgn taxonomieproject dus, maar volgens mij ontkennen ze daar domweg —
die fase van — interoperabiliteit. Hoe gaan die private informatiesystemen voor
financieel beheer echter aansluiten? Nee, dat gaat niet vanzelf (wat verklaart
waarom dat project nog geen resultaat heeft).
De nadruk op overheidsorganisaties kan uiteraard reuze praktisch zijn,
bijvoorbeeld omdat je dan in eerste aanleg 'in eigen huis' (waar je ten
onrechte meent er het meeste last van te hebben) het minste gedoe krijgt over
herverdeling van taken en verantwoordelijkheden. Dat betekent echter niet dat
de maatregelen voor interoperabiliteit daar kwalitatief verschillen van wat
nodig is voor algemeen maatschappelijk bereik.
26.39
Overigens weet ik voor zo’n bedrijf een betere besteding voor zulke bonussen.
Zoals zo vaak is het simpel: Doe het omgekeerde! Dus, betaal zo'n bedrag aan
een medewerker uit, wanneer z/hij aantoonbaar niets geschreven heeft.
Dat mag dus ook best wat meer kosten.
26.40
Daar kijken ze nog niet verder dan wat basisregistraties heten. De informatie
in zo'n registratie moet zgn authentiek zijn, wat je als synoniem kunt
beschouwen van unieke-dus-beste bron. Volgens de leer van de toegevoegde
informatiewaarde met metapatronige opzet is vanzelfsprekend èlke informatie
authentiek.
Maar begrijp ik goed dat jij het dus niet (meer) zozeer hebt over information
sourcing als, zeg maar, concept? Zie jij er veeleer een bruikbare vlag in om
bekende lading beter verkoopbaar te krijgen?
Wat ik wil aangeven, is dat er in elk geval voor de elektronische overheid al
de nodige vlaggetjes geprobeerd zijn. Dat het alsmaar niet lukt, duidt op
weerbarstiger verschijnselen.
Wat concept betreft, keek ik ook ditmaal even na: Wat zegt het schetsboek, Informatieverkeer in publiek domein? Zie daar op pp.
69-70 de paragraaf Herverdeling informatiebeheer.
Overigens is ook de paragraaf erna interessant, Van
informatie-eigendom naar gebruiksrecht. Achteraf bekeken kan je dat als
een tussenstap herkennen naar de positie die Paul Jansen en ik later met het iDNA Manifest ingenomen hebben over informatie-eigendom
(en waarop jij destijds reageerde, wat meteen leidde tot de volgende
manifestversie).
26.41
Graag verneem ik alsnog jouw argumenten dat je voor contextueel verbijzonderde
informatie een geautomatiseerde voorziening kunt opzetten voordat je het
verbijzonderingsformalisme kent. Vanmiddag zei je mij dat dergelijk
instrumenteren alvast prima kan, wat ik onzin noemde. Daarop weigerde je
antwoord te geven en liep je weg. Ik meen me de opvatting te kunnen veroorloven
dat je met die aanpak de elektronische overheid niet verder helpt.
Als advies geef ik je voorts graag dat je allereerst grondig het rapport Stelselmatige semantiek door Suwinet bestudeert. Ik
herinner je eraan dat jij mij verzocht er over te komen praten. Toen ik je
bezocht, had je het rapport echter niet gelezen. Dat maakte op mij geen
opbouwende indruk.
Al met al kijk ik daarom uit naar je professionele reactie.
26.42
Ik ontmoette hem toevallig bij een koffiemachine, bij gelegenheid waarvan ik
hem vroeg of hij het rapport inmiddels wèl gelezen had ... Nee, dus. Vervolgens
legde hij mij uit dat "het instrumenteren" door
"automatisering" in volle gang is. Die oplossing kan volgens hem
uitstekend lukken voorafgaand aan begrip van het probleem. Dan vind ik van mijn
kant "onzin" nog keurig uitgedrukt. Blijkbaar was hem dat te veel,
wat ik me wel kan voorstellen als je er eigenlijk helemaal niets van snapt.
Overigens werkt hij inmiddels niet meer aan het 'dossier' basisregisters. Nou
ja, antwoord hoef ik van hem ook niet te hebben. Maar ik heb graag
gedocumenteerd, dat ik tenminste probeerde om hem tot een informatiekundig
deugdelijke koers te bewegen.
26.43
Voor de inhoud vind ik het risico groot, dat navelstaardige bijdragen
overheersen. Wie verklaart nu eens scherp het maatschappelijk perspectief ipv
steeds maar weer de steriele beperking tot interne
overheidsinformatievoorziening, alle retoriek over dienstverlening,
burger-centraal e.d. ten spijt?
26.44
Kan hij uitgaan van de aanname dat elektronische overheid evolueert naar
infrastructuur voor informatieverkeer in publiek domein en dan speculeren over
passende (be)sturing ervan?
26.45
Van je aprillichting trok nummer 8
extra mijn aandacht. Vergeef me ajb mijn vooringenomenheid, maar ik lees ik er
graag een bevestiging van de semiotische enneade in. Dat bedoel ik in de zin
van wederzijdse constituering, de zgn ònlosmakelijkheid, van object en subject
zoals bemiddeld door teken. Als element van de enneade verkeert motief langs de
interpretatiedimenisie, dus die van het subject. Dat is dynamisch bedoeld, dus
eigenlijk is emotief een duidelijker term dan motief. Voilá, dat lijkt me
precies jouw 'punt' met je aantekening, nota bene met je gehele website.
Met nrs 15 t//m 20 heb je mijn òngestelde vraag beantwoord of er verder nog
iets gebeurde ... Wie de sprong niet waagt, vindt natuurlijk vooral zichzèlf te
eng. Van nummer 18 viel me op dat zo'n begaafd stilist zoals jij de kans miste
om de twee metaforen van brug en sprong met elkaar in verband te benutten.
Allereerst zou ik zeggen dat juist niet geldt dat "een
gedachteverschuiving doorgaans en ronduit een brug te ver" is. In
brugtermen, en zo interpreteer ik jouw nadere verklaring ook, schiet slechts
zo'n verschuiving daarentegen nog talloze bruggen tekort. Maar karakteristiek
voor de (paradigma)sprong is dan weer, dat bestaande bruggen er zelfs helemaal
niets toe doen; daar spring je immers niet zozeer overhéén, maar je laat je
niet eens leiden door waar ze liggen, wat ze van oudsher verbinden enzovoort.
26.46
Als ik het op mijzelf probeer te betrekken, ... probeer ik geleerd te hebben
dat 'verleden' betekent dat iets voorbij is. Met inzicht dat je eigenlijk
ànders wilt, kan je aan een eerder resultaat gaan peuteren. Meestal leidt dat
echter niet tot wat je inmiddels wilt. Voordat je het weet, blijf je
doorpeuteren.
Dat houdt echter geen waardeoordeel in, althans niet negatief. Het eerdere
resultaat is en blijft mooi. Deed je er niet voor wat toen je uiterste best
was? Nou dan! Zodra je dat erkent, heb je niet alleen ruimte voor weer iets
nieuws, maar ben je meteen in de positieve stemming ervoor. Daar komt nogeens
bij dat wat jijzelf 'voorbij' bent, voor veel andere mensen vaak al iets reuze
nieuws betekent. Gun ze ajb de gelegenheid van je eerdere resultaat zo intact
mogelijk kennis te nemen.
26.47
Op 8 mei 2008 hielden Paul Jansen en ik een voordracht over 'persoonsinformatie
is persoonseigendom' en zo door naar civiele informatiekunde. Precies, ook weer
interoperabiliteit. Dat was voor pakweg 25 leden van GIA, genootschap van
informatiearchitecten. Je weet wat ik vind dat klakkeloze gebruik van de
architecttitel ... Maar de discussie was onmiddellijk levendig, prima oefening
in de omgang met gebruikelijke tegenwerpingen. En wel degelijk sympathie met de
benadering, dus wie weet. Wat scheelt is, zachtjes uitgedrukt, dat Paul tevens
een geweldige performer is. Daarom sprak ik als eerste, want anders sta ik
helemaal voor een onmogelijke opgave.
26.48
De aankondiging van zijn voordracht doet me denken aan een tekst die op basis
van enkele trefwoorden automatisch opgesteld is. Volgens mij beweert hij
slechts dat innovatie contingent is. Blijkbaar krijg je voor zo'n mededeling
pas onderzoeksubsidie, zodra niemand het kan volgen.
26.49
De opdrachtgever van Stelselmatige semantiek door
Suwinet kenschetste Stelselmatige semantiek door
GBA terecht als deel 2 van een feuilleton. Die eerste twee woorden in de
titel heb ik inderdaad bewust herhaald.
Zo vraag ik mijzelf ook regelmatig af: Snap ik het eigenlijk nog wel ...? Ik
neem maar aan dat dergelijke duizelingen erbij horen tijdens de paradigmasprong
van enkele toepassing naar stelsel voor informatieverkeer.
Opzettelijk behandel ik nummers wat denigrerend in mijn notitie als aansporing
om die accenten toch een wat andere plaats te geven volgens stelselmatige
opzet.
Zo vormen de zgn Suwinet-partijen geen geïsoleerde verzameling, die ook nogeens
ònveranderlijk zou zijn. Nee, dus. Ja, zo'n nummerig aanknopingspunt is reuze
handig, maar kan in een ruimer stelsel nooit de plaats van hèt absolute
uitgangspunt innemen. Er zijn immers altijd deelnemers die geen boodschap aan
dat ene nummer hebben, maar een ander nummer verkiezen, of ... Daarom past zo'n
nummer wèl prima in een expliciete context.
Zoals in Stelselmatige semantiek door GBA tegen
het einde van paragraaf 2 staat: "Met digitale technologie bestaat er geen
praktische drempel voor catalogisering, respectievelijk indexering." Leg
dus vooral een eigen index aan voor Suwinet, of welke traditionele sector ook,
als je informatie via het eigen nummer onverminderd snel beschikbaar wilt
houden.
Ja, "browsegedrag" moet op z'n minst geregeld zijn. Voor nodige en
voldoende beperkingen is autorisatie op stelselschaal onontbeerlijk.
Mijn opmerking over fraude betreft het publieke karakter van het
burgerservicenummer. Zeg maar dat het nummer niet geheim is, respectievelijk
dat de persoon in kwestie geen gezag heeft over verspreiding ervan. Dat komt
uiteraard al in de huidige opzet van DigiD tot uitdrukking. Voor authenticatie
moet iemand tevens iets opgeven dat redelijkerwijs wèl telt als zijn geheim
en/of zijn uniek materieel bezit. Je hebt gelijk, dat vertoon van een paspoort
dient ter authenticatie, omdat de persoon geacht wordt dat object voor zichzelf
te houden. Je kunt je overigens afvragen, of die aanname voor dat
document/object nog afdoende geldt (als het ooit al zo was). Maar het is ook
slechts een illustratie van het beginsel dat betrouwbare identiteitstelling een
configuratie vergt van publieke en (strikt) private informatie. Vroeg of laat
raakt de ene configuratie ondermijnd, zodat de volgende nodig is ... Op
stelselschaal zijn meervoudigheid, veranderlijkheid principieel. Met een beroep
op autonomie valt een ontkenning retorisch vol te houden, maar is natuurlijk in
de wèrkelijkheid van de netwerksamenleving grotere onzin dan ooit.
Nee, het Logisch Ontwerp 3.6 voor GBA bevat geen
"lijstje toegestane adellijke titels," maar verwijst slechts naar zgn
landelijke tabellen. Die beperking tot Nederlandelijk strookt natuurlijk niet met
reële stelselschaal. Het is steeds de praktische vraag of daarin een obstakel
bestaat voor informatieverkeer. Zo ja, dan helpt expliciete contextualisering
om variëteit te faciliteren. Dat duizelt totdat we vertrouwd geraakt zijn met
zo'n methode.
De vergelijking van oorspronkelijke "domeinstelsels" lukt inderdaad
dankzij een omvattend(er) stelsel resp. wat jij "een gezamenlijk
model" noemt. Stel dat bepaalde betekenissen in zulke domeinstelsels
overeenkomen, dan lopen de verwijzingen trouwens andersom, te weten vanàf een
knooppunt in zo'n domein náár een knooppunt in het, tja, ruimere stelsel. Die
overeenkomstige betekenis hoeft dan niet langer pèr oorspronkelijk domein te
worden gemodelleerd. Wat daarentegen àfwijkt in het ene domein, gaat het andere
domein niet aan. Dat evenwicht tussen overeenkomst en verschil is "een
goede oplossingsrichting." Eerlijk gezegd ken ik voor stelselmatige opzet
geen àndere methode dan metapatroon.
Contextuele verbijzondering maakt, zeg maar, analytische vergelijking mogelijk
van oorspronkelijk gescheiden modellen via een omvattend model. Over duizelen
gesproken, op die manier vormt synthese de voorwaarde voor analyse. Nou ja, het
synthesemodel helpt praktisch voor de (geleidelijke, beheersbare ...)
inrichting van stelselmatige voorzieningen voor informatieverkeer.
Als crux wijs je terecht "samenhangende dienstverlening" aan
(uiteraard met alle korrels zout die de aanduiding 'dienst' in dergelijk
verband verdient). Dat is ook precies de kritiek die ik had op de middeleeuwse veiligheidsdoctrine
die Jacobs en Jochems propageerden; zie Stelselmatige privacy.
We kunnen onmogelijk zgn maatschappelijke sectoren hermetisch van elkaar
gescheiden houden. Want er zou geen algemeen belang zijn zonder behoefte aan
grensoverschrijdende afstemming (waarvoor ondermeer Suwinet exemplarisch is).
Een nummer faciliteert, reuze praktisch, dergelijke afstemming. Op moderne
stelselschaal valt echter onmogelijk het monopolie te vestigen voor zo'n
mechanisme. Kijk bijvoorbeeld naar nummerplaten van automobielen. De nationale
opmaak verschilt van land tot land. Meestal herken je daaraan al de
nationaliteit van het voertuig. Voor eenvoudig(er) contextualisering is
desondanks de expliciete landaanduiding verplicht als toevoeging. Pèr land is
zelfs geen ènkele diversiteit geaccepteerd, maar internationaal is dat
praktisch niet houdbaar. Daar gaat het steeds om. Geldt het monopolie
realistisch? Ook toekomstig? Echt waar? Zo ja, dan kan relativering door
expliciete context achterwege blijven. Anders is contextualisering
noodzakelijk, punt.
Je redenering over "nieuwe toetreders" onderstreept de noodzaak van
stelselmatige betekenisordening. Dergelijk effect komt tot uitdrukking in de
term feuilleton voor een voortschrijdende modellenreeks. Je ziet dat de
volgorde gaat tellen. Ten opzichte van Suwinet (aflevering 1) is GBA
(aflevering 2) zo'n toetreder. Dat is de reden dat die tweede notitie kortweg
talloze verwijzingen naar de eerste notitie bevat.
De volgorde van verkenning hoeft uiteraard niet te stroken met de
prioriteitstelling van belangen. Of van afleiding van verschijningsvormen.
Juist omdat Suwinet en GBA als het ware in de verkeerde volgorde onderzocht
zijn op stelselmatige semantiek, moet dat extra opvallen. De ruimere kijk op
Suwinet leidde er meteen toe, dat zoiets als basisregistratie
persoonsinformatie dáár aan de orde kwam. Naarmate dat stelselmatiger gebeurde,
valt de latere behandeling onder de noemer van GBA korter uit (zoals inderdaad
blijkt).
In Stelselmatige semantiek door Suwinet probeerde
ik een visie op "nieuwe toetreders" tot uitdrukking te brengen door
over toegevoegde informatiewaarde te schrijven. Slechts de eventuele èxtra
differentiatie behoeft nog een voorziening; in de rest is immers reeds
voorzien.
Ik wil pas ècht snappen wat je bedoelt, zodra "domeinstelsel"
tenminste qua betekenisordening principieel opgaat in "centraal
stelsel." In dat ene stelsel — anders is de term stelsel onnauwkeurig,
zelfs verwarrend — vertonen de contextuele verbijzonderingen van een
informatieobject tevens samenhang. Dat borgt, zoals je zegt,
"hergebruik" ... uiteraard op voorwaarde van passende autorisatie.
Er zijn allerlei manieren om zulke conceptuele stelselmatigheid feitelijk te
laten werken. De ruime schaal dicteert inderdaad een federatieve opzet,
waarvoor contextuele verbijzonderingen als praktische leidraad dienen. Oeps,
volgorde. Wat als zodanig materieel onvermijdelijk gescheiden raakt, moet
dankzij nodige en voldoende verwijzingen (lees ook: gelijkluidende
nummerinstanties, bijvoorbeeld) tevens in samenhang beschikbaar zijn. Dus, ja,
elk informatie-element in een deelverzameling kent een, zeg maar,
basisidentificatie. Dankzij gelijke basisidentificaties bestaat verband tussen
informatie-elementen uit verschillende deelverzamelingen. Wat een
basisregistratie heet, geldt in die opzet formeel eveneens als een
deelverzameling (waarin informatie dus ook voorzien is van een
basisidentificatie). Wie zenuwachtig wordt van dergelijke formele gelijkschakeling,
moet overigens vooral de aanduiding basisregistratie blijven gebruiken. Maar
feitelijk kent een apàrt informatie-element dus een stelselmatige identificatie
als zgn basis. Nota bene, dat betreft een kwalitatief nogal gewijzigde opvatting
van basisregistratie. (Pas) dankzij dat eenduidige bouwsteentje zijn
willekeurige configuraties in de zin van samenhangende verbijzonderingen ermee
mogelijk. Voilá, informatiestelsel.
Over praktisch gesproken, het is natuurlijk de vraag waar wat ruimte voor een
stelselmatig beginnetje is.
26.50
Het artikel is sterk verouderd door de nadruk op bedrijf of zeg algemener maar
organisatie als maat voor informatiearchitectuur. Zelfs de meest bekrompen
opvatting van elektronische overheid moet daar inmiddels ruim overheen.
26.51
De beer loopt nog grommend rond, vol angst voor noodzakelijke verandering en
dus extra agressief. Qua erkenning voor metapatroon is die huid helaas nog niet
op de markt.
26.52
Het lijkt me interessant om werkbezoeken eens te duiden tegen de achtergrond
van standaardisatie. Dan is het wellicht zelfs extra informatief om juist zo’n
exotisch klinkend onderwerp te behandelen. Wat leert zo'n delegatie? Neemt
Nederland iets van het beleid in kwestie over? Zo ja, is dat niet feitelijk
standaardisatie? Zo nee, wat motiveert om eventueel te leren dat het
Nederlandse beleid juist afwijkend moet zijn? Waarin zit 'm dat?
Maar stel eens dat daadwerkelijk standaardisatie gebeurt. Zijn land x en
Nederland daardoor niet netzo feitelijk interoperabel (wat dat beleid betreft)?
Hebben 'we' daar iets aan?
Kan je veralgemeniseren over maatschappelijk verkeer op internationale schaal?
Zijn daarvoor heel praktisch grenzen aan te geven? Doen leden van de EG het
onderling anders dan wat betreft verkeer-in-de-ruimste-zin van betrekkingen
(politiek, economisch ...) met landen erbuiten. Ik noem maar wat, valt er onder
de noemer van toegang tot infrastructuur voor informatieverkeer, zeg ook maar
informatieve interoperabiliteit, iets op te merken over ontwikkelingssamenwerking?
Meer dan gepruttel is het bovenstaande uiteraard niet. Wat ik slechts kan
proberen aan te wijzen, is waarom het volkomen logisch is dat een diplomaat
zo'n thema als interoperabiliteit in zo'n ruim kader schetst. Het gaat erom dat
het relevante kader inderdaad véél en véél ruimer is dan wat de meeste mensen
(nog niet eens) vermoeden. Nogal wat genoegzame mensen blijken betrokken bij
opzet van elektronische overheid en missen dus domweg de visie om die
voorzieningen deugdelijk als infrastructuur voor informatieverkeer te
dimensioneren. Nogmaals, van thematisering vanuit ònvermoede hoek verwacht ik
extra werking voor aanpassing van inzicht.
26.53
Het voelt nùtuurlijk (nee, geen spelfout) sterk als problemen, maar het is op
langere termijn bekeken natuurlijk de vraag of ze dat ook werkelijk ... waren.
Want zèlfvertrouwen in jouw menselijke eigenwaarde is gerechtvaardigd ... en
daar komt dan ook je kind, toegegeven, onderweg moet hij niet te veel pech
hebben, als het ware vanzelf uit. Tja, die eventuele pech kan je evenmin meer
verhinderen dan erop vertrouwen dat je kind die inmiddels … zèlf verhindert.
26.54
Voor mijn antwoord op je vraag naar "belangrijkste pijlers" van
infrastructuur voor informatieverkeer verwijs ik kortweg naar Axiomatische
informatiekunde. Want pijler acht ik synoniem met axioma. Maar goed,
volgens mij heb jij het over zoiets als inrichtingsleidraad (nota bene, om de
term principe te vermijden) voor maatschappelijk informatieverkeer. Hmmm. Ja,
daarvoor vind ik evenwichtige regels voor informatie-eigendom wezenlijk. Als
verdwijnpunt leidt het eigendomsidee de feitelijke betekenisordening, anders
werkt het niet. Overigens schrijven we die evenwichtige regels niet zomaar even
uit. Zo is ook iDNA
Manifest bedoeld als aanzet. Verder moeten niet vergeten wat er allemaal
allang over, voor ... informatie geregeld is. Het is, lijkt mij, deels dus een
kwestie van herordening van regels enz. dáárvoor. Dat vergt stellig abstractie,
variabilisering, want anders krijgen we geen redelijk overzicht.
En die slag vind ik dan weer een geval van alert-zijn op onderscheid tussen behoeften
en voorzieningen. De ontwerpslag is echter geen onderdeel van het resultaat,
maar wèl onmisbaar om zover te komen.
Wat onbegrip betreft vormen we elkaars (goede) gezelschap. Omdat we
professioneel durven te dobberen, groeit de kans een passende ruimte te
ontdekken. Nee, daar zijn we nog lang niet. Maar we zijn tenminste onderweg.
Als je me toestaat: civiele informatiekunde.
26.55
Zolang we problemen niet scherp krijgen, zijn oplossingen natuurlijk ook maar
schijn.
26.56
Ik wist allang dat het met de stelselmatige kwaliteit van de zgn
basisregistraties droevig gesteld is, ... maar het blijkt helaas nog erger.
26.57
Voor handelingscoördinatie neem ik als uitgangspunt dat deelnemers géén
gemeenschappelijke betekenis (shared meaning) kennen. Die aanname is zelfs
nodeloos tot hopeloos complicerend.
26.58
Op stelselmatige schaal vind ik mid-office geen toepasselijke aanduiding. Dat
moet à la civiele informatiekunde dus infrastructuur voor informatieverkeer
zijn. Dat laat onverlet dat de redenering voor wat bijvoorbeeld de ènkele
gemeentelijke mid-office functioneel kan/moet omvatten vèrgaand opgaat voor die
infrastructuur op maatschappelijke schaal. De verruiming vergt natuurlijk wèl
extra aandacht voor geborgde beschikbaarheid, privacy, ketenbrede werkstroom
enzovoort.
26.59
Mocht je een volgende versie van jouw blog overwegen, dan heb ik daarvoor
enkele opmerkingen. 1. Hoe jij "schakelwijzer" bedoelt, heet in
Informatieverkeer in publiek domein (Ictu, 2004) informatiewijzer. De
schakelwijzer betreft, zeg maar, samengesteld informatieverkeer volgens
werk- of procesketens. Zo'n keten-, respectievelijk netwerkproces telt schakels
en via de schakelwijzer kom je steeds, uiteraard mits geautoriseerd, bij de
gewenste/noodzakelijke schakel terecht. Welke informatie je 'op' zo'n schakel
precies mag gebruiken/nodig hebt, vind je dus via de informatiewijzer. 2. De
"nieuwe dimensie" die je aanwijst voor SLA staat in het iDNA
Manifest in de artikelen 11 en 12 geadresseerd. 3. Wat jij "nog een
(niet uitgesproken) complicatie" noemt, is gewoon consequente toepassing
van metapatroon. Het stelsel voor informatieverkeer kent op maatschappelijke
schaal niet twee deelnemers, maar n. Daartussen verloopt zonodig allerlei
contextualisering. Zie voorbeelden in Stelselmatige semantiek door Suwinet
(Bureau Forum Standaardisatie, 2008). Kijk daar zoal naar talloze
verschijningsvormen afgeleid van <organisatie>. Nog logischer zijn daar
verschijningsvormen van <persoonsidentiteit>. 4. Tegelijk moet er juist
veel méér dan "nog het nodige geregeld [...] worden." Het
verkeersstelsel is kwalitatief ànders en dàt rechtvaardigt een karakteristieke
discipline, te weten civiele informatiekunde. 5. Dat je slechts een
"twijfelend, weifelend antwoord" met als argument dat "[h]et
[...] op grote schaal bij [jouw] weten nog niet aangetoond [is]," ben ik
geneigd een fopvatting te noemen. Je komt in elk geval erg dicht in de buurt.
Zie voor uitleg: Fopvatting.
Nota bene, vernieuwing is ..., inderdaad, nieuw. Dùs werkt metapatroon nog niet
grootschalig in de praktijk! Begrijp je die logica? Je voert een onzindelijk
argument op. Vind jij dat veilig voor jouzelf? Want met jouw, nota bene,
uitgesproken twijfel klinkt jijzèlf niet bepaald enthousiast. Hoe verwacht je
dat je de lezers wèl enthousiast krijgt?
Mijn algemene indruk is dat jij je waagt aan uitleg terwijl het constituerende
paradigma nog niet beheerst. Natuurlijk waardeer ik je inspanningen zeer, maar
metapatroon is nu eenmaal een professioneel fùndamenteel kader dat serieuze
studie vergt.
Je kunt het fopvatten als een poging tot fopfokken ... Ook jouw tekst vind ik
de hoge moeilijkheidsgraad illustreren om een kwalitatief ànder idee opgepakt
te krijgen. Zoals je weet, ben ik daarin voor metapatroon, civiele
informatiekunde, semiotische axiomatiek enzovoort nog altijd niet geslaagd.
Bijna onvermijdelijk, dat geloof je althans, moet je aansluiten op het
referentiekader waarmee de lezer vertrouwd is, ... maar dat z/hij juist moet
verlaten om de crux (lees ook: nieuw idee, referentiekader) te vatten. Zo zie
ik eenvoudig gebeuren, helaas, dat zomaar een lezer van jouw blog Gegevenskwaliteit
kort-door-de-bocht meent dat jij het nut van zgn stamgegevens herhaald
benadrukt, punt. Tja, wat is dáár nu zo vernieuwend aan? Aandacht wèg. Als het
extra tegenzit, overtuigt de lezer zich er zelfs netzo onmiddellijk van dat
z/hij dáár dùs nooit meer naar hoeft te kijken.
Daarentegen vormt variëteitbeheersing de crux van kwaliteit. Jij noemt
inderdaad variëteit. In verband daarmee laat je tevens de term context enkele
malen vallen. De oplettende lezer kan voorts afleiden dat jij bijvoorbeeld CCTS
kritisch beoordeelt. Want inderdaad is de kern à la CCTS synoniem met een, nota
bene, zo dik mogelijke stam. Variëteitbeheersing op maatschappelijke schaal
vergt echter geen ènkele volgroeide stam voor gedeeld gebruik, maar steeds de
allerkleinste kiem met karakteristieke ontwikkelingen in àlle relevante
situaties. De sprong van stam naar kiem valt onmogelijk in stamtermen te
verklaren (omgekeerd overigens wèl!). Er heerst ook slechts een dilemma, zolang
we denken dat het veilig is om andere mensen volgens hùn paradigma van
informatieve apartheid aan te spreken. Maar op die manier komt het
variëteitparadigma voor informatieverkeer nooit óver. Dat vraagt nu eenmaal
zijn eigen logica, inderdaad, stèlsellogica. Ja, dat kan natuurlijk behoorlijk
lang duren voordat zo’n vernieuwing aanslaat. Naar de aard van een nieuw
paradigma is het niet anders. Per saldo is en blijft het naar mijn idee de
kortste weg, zoals enig historisch besef van paradigmawissels leert. Lees ook;
ik zie géén zinvol alternatief. Dat betekent dat we qua methode moeten
toelichten hoe precies óók context onlosmakelijk gestructureerde informatie is.
Voorlopig begrijpt (bijna) niemand dat, maar vroeg of laat breekt zulk inzicht
dóór. Als de information innovator waartoe jij jezelf bestempelt, zie jij dat
blijkbaar (ook) aankomen.
Of zoals ik laatst tegen iemand zei, die het — zoveelste fopvatting, uiteraard
— allemaal maar onduidelijk vond: “Vind je het geen geweldige prestatie, dat jij
er ondanks de nieuwigheid toch al zovéél van kunt snappen?”
26.60
We moeten ons inderdaad afvragen of publiciteit voor fopvattingen averechts
uitpakt. In de wedloop die de fopvatter er noodlottig van maakt, houdt hij
de-ander-met-een-idee stelselmatig op de buitenbaan, dus liefst vèr om het
stadion heen zodat het publiek, laat staan de aansprakelijke beslisser, die
eenzame (dood)loper niet eens kan zien. Daarin waren fopvatters trouwens altijd
al ge- en bedreven, daaraan is volgens mij niets nieuws. Wat (slechts)
foppervlakkig verandert, zijn hun manieren om zoiets als de binnenbaan te
markeren en vervolgens exclusief gesloten te houden.
26.61
Jan van Til lanceerde, als ik jullie tenminste allebei voldoende begrijp, als
etiket voor wat jij gegevenskwaliteit noemt: information sourcing. Zie voor dat
begrip zijn tekst onder nummers 23 tot en met 25 in 2008.03 Aantekeningen.
26.62
Innovatie heeft een zgn kampioen nodig. Wie? De diagnose van fopvatting helpt
slechts om geen nodeloze moeite te besteden aan valse pretendenten. Nogmaals,
wie dan wèl? Een extra probleem is dat vanuit onze redelijkheid het zgn tipping
point nooit maakbaar is. Hoogstens kunnen we ons zo goed mogelijk voorbereid
opstellen in een zone, waar we dat omslagpunt verwachten.
26.63
Ik ben blij dat onze persoonlijke noten heen- en weerklinken.
26.64
Aflevering 4 van de reeks zit nog in mijn hoofd. Die behandelt een willekeurige
(?) uitvoeringsorganisatie voor overheidsprogramma's. Dat is een mooie noemer
om formele aspecten van interorganisatorisch verkeer stelselmatig te
behandelen. Zo’n organisatie gaat er voor interne informatievoorziening nog
steevast van uit dat een bepaald uitvoeringsprogramma vàn haar is. Ruimer
beschouwd klopt dat niet meer. Zo'n programma is van één of meer opdrachtgevers
enz. enz.
26.65
Wat een taalvernieuwing! Vooral "te prima" vind ik geniaal. Lees je
eerste zin maar eens hardop terug. Dat kan je zo gebruiken in overleg. Pure
Kees van Kooten. Oh ja, neem ajb voor- en àfzetten in mijn vorige bericht te
serieus.
26.66
Natuurlijk ben ik graag tot gesprek bereid over wat er toch maar mis blijft
gaan met informatievoorziening bij complexe organisaties, waarom daarvoor een
kwalitatief andere informatiekundige benadering noodzakelijk en hoe juist
dànkzij zo'n benadering continuïteit nog het beste valt te borgen.
Zou je om te beginnen eens willen kijken naar Civil information
management? De onvermijdelijke schaalvergroting onder de noemer van
informatieverkeer lijkt me vooral voor het bedrijf waar jij werkt zakelijk
interessant.
26.67
Die notities over stelselmatige semantiek kosten je zeker studie en dus wat
tijd. Ik verontschuldig me er niet voor. Op de schaal van maatschappelijk
informatieverkeer heerst betekenisvariëteit, waarvoor nu eenmaal een nieuwe
methode nodig is ter beheersing. Die nieuwigheid vergt inleiding, voorlichting
..., nou ja, jij bent daarmee als veranderkundige vertrouwd. Per saldo ben je
zelfs oneindig sneller uit, want op de huidige manier kàn het constructief
gewoon niet op inmiddels reële schaal van informatieverkeer, punt.
26.68
Als daar nu iemand zich wat zou aantrekken van opbouwende opmerkingen, zou het
wellicht de moeite van wat onenigheid waard zijn. Maar die kans acht ik dus
gering, zo niet compleet afwezig. (Ook) wat mij betreft, houden we daarom graag
het oorspronkelijke plan voor onze afspraak intact. Over onvermogen tot serieus
nemen van het idee van een ander gesproken, onder de noemer van fopvatting
schreef ik onlangs een pamflet
oid. Graag je lezersreactie! En daar zet ik liefst je titels met alles erop en
eraan bij.
26.69
Ik weet wel een thema waarvoor onze interesses parallel lopen. Als je mij als
aanzet een karikatuur veroorlooft, het lijkt mij vooral de kunst van jouw vak
om partijen het voordeel te laten beseffen van een ‘brug’ die ze gaat
verbinden. Zo’n verbinding betekent onherroepelijk schaalverruiming.
Zoals ik informatiekundig omga met verruiming tot maatschappelijke schaal, is
zelfs nog helemaal niet erkend als vàk. Ik geef ronduit toe, dat mijn pogingen
tot dusver geen brede acceptatie opleverden. Maar ja, het betreft dan ook een
paradigmawissel. Afzonderlijke organisaties, of zelfs aparte afdelingen
erbinnen, blijven informatievoorziening stug bruggeloos opzetten. En proberen
ze daartussen eens verbinding te leggen, dan mislukt dat geheid. Die ruimere
schaal is op die achterhaalde manier domweg een brug-te-ver. Met andere
woorden, apartheidsinformatievoorziening vormt principieel géén bruggehoofd
voor voorzieningen voor stelselmatig informatieverkeer.
De informatiekundige discipline op die maatschappelijke schaal noem ik: civiele
informatiekunde. De behoefte eraan is enorm, … maar vooralsnog latent.
Bijvoorbeeld voor fysieke mobiliteit zijn we er allang mee vertrouwd dat
voorzieningen de schaal van het aparte dorp overstijgen. Voor informatieverkeer
in de netwerkmaatschappij is dat besef echter niet of nauwelijks doorgebroken.
In elk geval handelen leidinggevende medewerkers in publieke èn private sector
er nog niet stelselmatig naar. Ook onderwijs- en opleidingsinstellingen lopen,
zeg maar rustig, achter.
Na enige oriëntatie herken jij volgens mij gauw dat civiele informatiekunde
vooral in dit vroeg(st)e stadium heel veel bestuurlijk brugwerk vergt.
Nogmaals, dat is beslist mijn vak niet. Maar voor wie het wèl zijn vak is,
lijkt mij dat dus een enorme groeimarkt. Naarmate het met die bruggen lukt, kom
ik op mijn beurt weer beter toe aan — ontwikkeling en uitoefening van — mijn
vak. Zullen we er binnenkort eens over praten?
26.70
Dat neem ik pas iemand kwalijk, zodra z/hij in weerwil van pogingen tot
voorlichting een contraproductieve handelswijze volhoudt die nádelig voor
anderen uitpakt. Dat gebeurt dus alom door kleinschalige opzet van
informatievoorziening die wèrkelijk grootschalig is in de zin van
maatschappelijke reikwijdte.
26.71
Ik kan geen woord met 'op' meer horen of zien, of ik probeer er een 'f' vóór.
Fopmaak?! Jij lijdt kennelijk aan hetzelfde eufel.
26.72
Allereerst reuze bedankt voor je leestip. Meteen kocht ik bij de betere
boekhandel een exemplaar van Van der Wouds Een nieuwe
wereld (Bert Bakker, 2006). "[O]rdening en stelselmatigheid,"
(p. 13) zo is het maar net! Alweer behoorlijk wat jaren wijs ik op de noodzaak
van, letterlijk, "stelselmatige betekenisordening" omdat moderne ict
instant informatieverkeer op maatschappelijke schaal faciliteert. Mijn
pleidooi voor zgn civiele informatiekunde kan ik dus stellig mooi versterken
met verwijzingen naar Van der Woud. Wordt vervolgd.
Graag kom ik eens doorpraten over wat jij opvoerde als de insteek volgens
conflicthantering en hoe dat wellicht onder de noemer van netwerk al dan niet
functioneert. Jij kwam daarop na mijn opmerking dat gebruik vàn een netwerk
niet inhoudt dat zulk apart gebruik zèlf een netwerkkarakter draagt. Daar zou,
over orde gesproken, inderdaad weleens een schijnprobleem aan de orde kunnen
zijn. En zolang dat niet als schijn ontmaskerd is, voedt het vanzelfsprekend
weerstand tegen feitelijke "ordening en stelselmatigheid."
Ook hiervoor lijkt mij de vergelijking met fysiek verkeer vruchtbaar. Qua
mobiliteit — ik druk me ongetwijfeld te slordig uit, maar het gaat om de aanzet
— leven we allang netwerkig in de zin dat een willekeurig persoon zich
vèrplaatst van de ene willekeurige plaats naar een andere willekeurige plaats.
Zulke geaccumuleerde willekeur annex flexibiliteit implodeert als het ware
wanneer zich een specifiek, zeg maar, incident voordoet. Onder de noemer van
zo'n incident raken verhoudingen gefixeerd, op z'n minst gebeurt dat zgn
administratief, opdat het eventuele conflict volgens platte(re) regels valt te
beslechten. De eventueel gelijktijdige meervoudigheid volgens een netwerk wordt
zoveel mogelijk ontleed in factoren, met een één-op-één relatie tussen steeds
twee partijen als zo’n aparte factor. Of dit klopt, ... nog geen idee. Maar
nadere analyse volgens jouw insteek zou dus weleens een hardnekkig misverstand
over de elektronische overheid kunnen helpen ophelderen.
We moeten overigens niet vergeten dat de bedoeling met verkeersregels nu juist
is om dergelijke incidenten enzovoort te vermijden. Dat gebeurt dóór de
verkeersdeelnemers zèlf. Besef hoeveel vertrouwen erbij komt kijken, wanneer
jij je aan verkeersregels houdt. Je vertrouwt erop dat de andere
verkeersdeelnemers dat netzo doen. Doordat deelnemers zich over en weer
afhankelijk weten (en dat leert een mens, als het goed is, door opvoeding en
opleiding) verloopt verkeer bijna nooit ... verkeerd. Vergeet ook het (zeer)
gunstige effect op capaciteit niet, indien dergelijke verkeersregels integraal
onderdeel uitmaken van infrastructuur.
Vooralsnog probeert de overheid vanalles tegelijk te veranderen. Daardoor lukt
echter helemaal niets. Nota bene, pas nadat je in staat bent tot classificatie
herken je dat met de elektronische overheid 1. infrastructuur, 2.
processtructuur èn 3. informatie(dienst) nog allemaal op één hoop liggen. De
worsteling ad 2 houdt het allemaal op, maar dus zònder dat 2 nodig en voldoende
apart wordt geadresseerd.
De eerste stap moet zijn om voor de aanpak die indeling 1-2-3 te gaan hanteren.
Voor de Gemeenschappelijke Beheerorganisatie (GBO) geldt dan expliciet de
associatie met infrastructuur, punt. Van het fysieke verkeersstelsel valt dan
weer te leren dat GBO uiteraard niet de enige (beheer)partij is voor
infrastructuur voor informatieverkeer. Dat moet ook weer, tja, het is niet
anders, een stelsel zijn. En voor 2, processtructuur, moeten we jouw
verdampingsidee eens verkennen. Met andere woorden, wellicht volgen we nog de
valse suggestie dat gebruik van een netwerkige infrastructuur
noodzakelijkerwijs een netwerkig kader voor conflicthantering vergt.
26.73
Mede dankzij jouw herhaling flitste een korte glimmer van inzicht door de zaal
... zodra je onderscheid aanbrengt tussen infrastructuur (strak regelen) en
gebruik ervan (vrijheid, dus juist niet regelen, ook helemaal niet
willen regelen!) ... maar die verlichting doofde vrijwel onmiddellijk.
Eigenlijk niet zomaar ongelofelijk, maar schrikbarend hoe weinig die mensen
begrijpen van maatschappelijk verkeer en hoe juist overheid dat moet
faciliteren. Ajb blijven herhalen.
26.74
Oh ja, ter beknopte aanduiding van dat proces van aanpassing van digitale
technologie aan veranderde wet- en regelgeving verzon ik een neologisme:
conformering. Als het goed is, althans vanuit mijn ontwerpperspectief, zijn er
juist geen relevante hits met 'conformering' ... Want anders is het als-etiket
niet nieuw in de context die jij productief wilt maken. Ik keek trouwens al
gauw even via Google. Dat vind ik er veelbelovend uitzien. De nog wat vagige
betekeniswaarde(n) wijzen in de richting die jij opwil. Het lijkt erop dat jij
je slag kunt slaan door het specifiek voor jouw definitie te benutten. Het
aardige van conformering vind ik ondermeer dat het iets ànders aangeeft dan
formering. Dergelijke formering komt dus altijd éérst (lees ook: verdient
prioriteit), waarna cònformering noodzakelijkerwijs volgt, voilá.
26.75
Ikzelf vind die benadering van variëteitbeheersing overigens principieel tekort
schieten, maar ja, mijn werk over metapatroon komt niet uit academische kring.
26.76
Met dank voor signalering, je recente column begrijp ik op hoofdlijn als volgt.
Je hebt applicatievirtualisatie benut als aanleiding om aandacht te vestigen op
iets ànders, te weten informatie-virtualisatie.
Hoe je dat laatstgenoemde thema daar inleidt, doet me sterk denken aan wat je
eerder schreef over information sourcing; zie hierboven aantekening 26.61 voor
verwijzing. Als mijn indruk klopt, zou je beide thema's wellicht in een
volgende tekst èxpliciet met elkaar in verband kunnen brengen. Want wat jij
onder virtualisatie van informatie verstaat, kan je volgens mij nogeens extra
duidelijk uitleggen onder de noemer van sourcing.
26.77
Alvast wat stelselmatige betekenisordening betreft en jouw terechte, herhaalde
navraag naar verduidelijking, ... daar hebben we weer het verschijnsel van het
nieuwe paradigma dat pas valt te verklaren nadat je het begrijpt. Daarom
gebruik ik die aanduiding, stelselmatige betekenisordening dus, maar als een
soort merk. De betekenis kan er onmogelijk in zitten. Die zit er
overal achter en (ook) de reeks notities over stelselmatige semantiek
(lees qua merk voor semantiek dus: betekenisordening) zit in de achterkant.
26.78
Helemaal toevallig was het waarschijnlijk niet ... Het toeval van de
waarschijnlijkheid is de waarschijnlijkheid van het toeval. Of is dat geen
contragram, maar platweg een tautologie?
26.79
Voorzover ik Van Rees’ constructieprincipes ken, zit daar niets tussen dat
expliciet mikt op betekenis(ordening). Bedoel je dat zijn constructieprincipes
productief geïnterpreteerd kunnen worden volgens metapatroon? Axiomatische
informatiekunde wijst sterk in die richting.
26.80
Hij doet zoveel moeite om creatief te lijken, dat hij geen tijd heeft om te
onderzoeken wat werkelijk nieuw is.
26.81
Zoals jij "de stippeltjes invul[t]" is natuurlijk weer een eminent
geval van subjectieve situationaliteit ... Meteen "in den beginne"
heerst variëteit!
26.82
Het dilemma is uiteraard weer dat het model pas begint te kloppen als je er
nergens meer je eigen organisatie concreet in herkent, terwijl je baas het dan
niet langer snapt.
Voor dat "tijdreizen" geldt hetzelfde dilemma. Het primaire tijdbesef
draagt de gebruiker, die zijn relevante opvatting-van-tijdstip, topvatting dus,
vergelijkt met wat, secundair dus, het informatiestelsel erover biedt. De
tekendynamiek houdt niet op met administratie, laat staan dat 'ie ermee begint.
26.83
In tegenstelling tot fopvatting
heet daarom het resultaat van een paradigmasprong: plopvatting.
26.84
De vraag naar eventuele redundantie wijst op de noodzaak van een
referentiekader. Want hoe valt redundantie te bepalen? Het klinkt wellicht
ingewikkeld, maar methodisch vergt dat een algemenere benadering waarbinnen dan
weer de informatie zoals die thans in gescheiden informatiesystemen bestaat, in
samenhang kan verschijnen. Waar die concrete samenhang het karakter van
overlapping heeft, is er dus sprake van redundantie.
Een aanzet voor zo’n concreet referentiekader voor de diverse
informatiesystemen in jullie organisatie vond ik mooi passen in de reeks
notities over stelselmatige semantiek. Inmiddels was ik toe aan aflevering 4.
Veralgemeniseerd is dat Stelselmatige
semantiek door uitvoeringsorganisatie geworden. De complete lijst
afleveringen staat onder de noemer stelselmatige
semantiek vermeld op mijn
verwijspagina voor artikelen.
Binnenkort waag ik een poging om de deelmodellen uit de eerste vier
afleveringen in één schema samen te voegen. Dergelijk overzicht is overigens
ter borging van samenhang niet (meer) noodzakelijk dankzij de voorwaarde van
disjunctie van contextuele (informatie)verbijzonderingen. Ik kreeg voor bedoeld
schema het verzoek om daarvoor de zgn basisregistraties als primair
aandachtsgebied te nemen. Maar ja, zoals mijn stelselmatige analyse in de
diverse afleveringen aangeeft, wat is eigenlijk nog een basisregistratie?
Nogmaals, mijn idee is dat het overzichtschema tevens prima geschikt is voor,
zeg maar, projectie van de informatiemodellen van de relevante
informatiesystemen zoals die in jullie organisatie afzonderlijk bestaan. Dus,
wat daar als concrete samenhang geldt, raakt (pas) door dergelijke projectie scherp
zichtbaar.
Ik kan niet genoeg benadrukken de schaal van het informatiestelsel voor
specifieke informatie neerkomt op samenhangende contextuele verbijzondering.
Dat verschilt, nota bene, kwalitatief van wat tot dusver gangbaar is. Daarom
klinkt het voorlopig zo onbegrijpelijk. Het is echter gewoon nieuw, even wennen
dus.
De vraag naar beheer, autorisatie en dergelijke valt slechts eenduidig pèr
knooppunt in het informatiestelsel te beantwoorden. Die moeite heeft echter pas
zin, nadat het stelselmatige informatiemodel daar eenduidig (genoeg) is.
Als projectiebasis voor jullie informatiesystemen moet dat referentiekader
stellig op details aangepast/uitgebreid worden. Maar, nogmaals, die basis ligt
er dus vergaand omdat daarvoor reeds ondermeer, zij het aldaar onuitgesproken,
met organisaties zoals van jullie rekening werd gehouden. En dankzij de methode
van contextuele verbijzondering lukken eventuele aanpassingen enz. gaandeweg.
Als algemene leidraad benadruk ik dat samenhang nooit ontstaat door het plompverloren,
klakkeloos bijeenbrengen van elementen. Die elementen zijn, omgekeerd, pas
zelfs als zodanig herkenbaar vanuit (een zekere) samenhang. Dat verklaart de
noodzaak van de sprong naar informatiestelsel om vandááruit de oorspronkelijke
informatie in verband te positioneren. Daarvoor bestaat geen alternatief.
26.85
Met je aanbevelingen ben ik het gedeeltelijk wel, respectievelijk niet eens.
Maar dat wist je al. Nog steeds mis ik helemaal aandacht voor, zeg maar,
stelselmatige semantiek. Als je daarvoor niets regelt, heb je op stelselschaal
bijvoorbeeld ook aan Soa nog helemaal niets. Nogmaals, als je wilt, zie Veel onsjes méér.
26.86
De ene zoekt onmiddellijk beschutting bij heersende wet- en regelgeving, of
tenminste bij het heersende referentiekader (lees ook: paradigma) ervoor. Op
die manier verandert er natuurlijk nooit iets wezenlijk. De andere erkent
tenminste de noodzaak tot, respectievelijk kans met fundamentele heroverweging
rondom het informatiebegrip. Daarom vestig ik nogeens extra de aandacht op het
manifest over informatieeigendom enz. dat Paul Jansen en ik opstelden (iDNA
Manifest). Kijk er ajb eens rustig naar, geef er commentaar op enzovoort.
Volgens mij komt er daardoor lijn èn diepgang in de noodzakelijke
ideeënontwikkeling. Of wil iemand over die noodzaak nog twisten?
26.87
Wel beschouwd gaat Stelselmatige
semantiek door uitvoeringsorganisatie nadrukkelijk ook over een
informatierotonde.
26.88
Inmiddels verliet (fopstapte?) hij die vereniging weer.
26.89
Zinloos blijft het, want het is ook volgens mij precies wat je schrijft, een
fopvatting dus. Daarop mag je geen opbouwend vervolg verwachten. Als je indruk
juist blijkt, ja, dan moet het maar op basis van "de gedeelde
vijand." Dat is dan weer, je hebt gelijk, niet zinloos. Daarvoor kan ik
bijvoorbeeld in een discussiebijdrage bevestigen dat zijn (geschreven)
uitspraak inderdaad verdacht veel wegheeft van een fopvatting ... Jouw vraag
aan hem of er een oprechte vraag verstopt zit in die uitspraak inspireerde mij
trouwens, hartelijk bedankt, tot uitbreiding van de woordenlijst volgens
voorloop-f: foprechtheid.
26.90
Een open
brief ... die ik ook in een gesloten envelop verstuur. Wie weet houd ik er
een fopvatting aan over.
26.91
Overigens vind ik de vraag naar een ontwerpvoorstel wat zwaar; daarvoor ga je
nu net die opdracht verstrekken. Wat mij betreft geef je de vormgevings- annex
opmaakopdracht daarom subiet aan de aanbieder die juist principieel weigert
zo'n schetsontwerp al vóór de offerte te maken.
26.92
Ik vrees dat het overwegend waar is. Wat schreef je een geïnspireerde,
inspirerende aanvulling op Durf je wel?!, dank je
wel. Maar waarom komen er dan, je kunt er vergif op innemen, verdere reacties
die dat effect proberen te ondermijnen?! Eligius en Rex Mater, als dat geen
schuilnamen zijn ..., wie weet van één en dezelfde persoon. Dergelijk neuzelig
zelfgenavel is precies de reden waarom ik liefst wegblijf van zulke fora waarop
reacties ongeredigeerd kunnen verschijnen, precies, zoals ook Via Nova
Architectura.
Wat die twee verdere reacties betreft, ik vermoed dat Eligius spottend bedoelt
dat het met Suwinet ook allemaal niet zo soepel loopt. Wees dan duidelijk en
maak er gefundeerde kritiek van (en maak ook duidelijk wie je bent). Wat Koning
Moeder wil zeggen ontgaat me zelfs helemaal. Probeert hij onze conclusie
scherper te formuleren? Met haar/zijn vraag "Wat is nu eigenlijk het
probleem?" heb ik er voor de verzameling natuurlijk wel een prima
fopvatting bij.
Trouwens ... die waarheid die jij er met je schitterende stijlfiguur nogeens
inhamert, ik vrees dat die met minimale aanpassing netzo geldt voor de
informatiehuishouding van jouw werkgever. Of? Heeft een uitgeschreven
transpositie zin? Zo van, K&W merken zus en zo op voor de
informatieuitwisseling in de openbare sector. Hoe zit dat eigenlijk bij ons?
(En als je meent dat ik me daarmee niet op deze manier moet bemoeien, zeg dat
ajb meteen.)
Bovenstaande tekst herlezend voordat ik 'm wilde versturen, besloot ik tussendoor
te kijken of ook de 'discussie' nav de blog van Ruud van Vliet op Via Nova
Architectura inderdaad helemaal niet meer gaat over het onderwerp dat hij ermee
aankaartte, in zijn geval dus informatie-eigendom.
Hé, geen twaalf maar inmiddels dertien reacties. Wederom aangenaam verrast las
ik die van jou. De eerste die er op VNA constructief op zou moeten reageren, is
volgens mij echter de laatste die ertoe in staat is. Graag vergis ik me daarin,
maar die kans acht ik nihil.
April – juni 2008, webeditie 2008 © Pieter Wisse