25.
Aantekeningen uit correspondentie,
februari – maart 2008

Pieter Wisse

Hier staan tekstpassages verzameld, voornamelijk overgenomen uit emailberichten die ik schreef in de periode februari – maart 2008. De volgorde van verzending bleef gehandhaafd.

 

 

25.1
Maar het gaat mij om het effect, te weten dat informatievoorziening afgestemd raakt op reële betekenisvariëteit. Dat effect blijft helaas nog uit, met alle mislukte projecten van dien. Voor succes moet zelfs primair het identiteitsbegrip tot en met zijn ontologische grondslag (opnieuw) geproblematiseerd worden. Die noodzaak volgt praktisch uit de onmiddellijke interconnectiviteit die tegenwoordige informatietechnologie biedt.

25.2
Voorzover ik kan zien, blijft de inhoud vooralsnog slechts summier schematisch aangeduid. Toch heb ik al duidelijk de indruk, dat jij en ik sterk afwijkende betekenis hechten aan architectuur. Dat hoeft helemaal geen probleem te zijn, integendeel, mits die karakteristieke verschillen dus in een breder verband zo eenduidig mogelijk uitgewerkt (kunnen) zijn. Precies daarvoor dient metapatroon, kortom als methode voor stelselmatige betekenisordening.
Het gaat (mij) er dus (nog) niet om of de ene architectuuropvatting beter, of juist slechter is, dan een andere. Op z'n minst zijn er verschillen. Als ik het goed heb, volg jij zo'n beetje de Daan Rijsenbrij-slogan. Wat hij verstaat onder (digitale) architectuur, noemen mensen zoals Jaap van Rees en ik eerder (programmatuur)aannemerij. Alweer meer dan tien jaren geleden wijdden wij daar enkele publicaties aan.
Als ik hier voor mijzelf schrijf, mis ik ook weer in wat jij beoogt met die website gewijd aan digitale architectuur het ontwerpperspectief met nota bene alle principiële onzekerheid van dien. Daarentegen meen ik onder de noemer van digitale architectuur een poging te herkennen tot valse complexiteitsreductie. Dat zou ik dus net géén architectuur noemen. Maar goed, dat gebeurt wel ruimhartig, of ik dat nu betreur of niet. Daarmee is de wezenlijke behoefte aan het ontwerpperspectief echter allesbehalve verdwenen. Wèl dieper verborgen geraakt. Nòg moeilijker te mobiliseren. Als je een indruk wilt krijgen wat ik beschouw als architectuur, verwijs ik je graag naar mijn korte opstel Architectuurcriterium. Let wel, het gaat niet om de term, maar om de interpretatie. Wanneer jij meent een overeenkomstige interpretatie te hanteren, maar dat etiketteert met een of meer andere termen, ook goed.
Wij hebben pas een wezenlijk verschil van mening, zodra jij dat ontwerpperspectief — of hoe je het maar noemt — ontkent. En zolang ik dat perspectief mis in een aanzet die, zoals volgens mij gebeurt met zgn digitale architectuur, wel degelijk ruimste pretentie koestert, kan ik helaas simpel genoeg voorspellen dat in de analytische haast nooit relevante synthese wordt ontworpen, ontwikkelt, gebruikt ... Mijn indruk is dat digitale architectuur begint, althans probéért te beginnen met principes. Alles goed en wel, maar dat zijn dan feitelijk constructieprincipes zoals Van Rees er ooit enkele inventariseerde respectievelijk opstelde. Nogmaals, aannemerij. Hoe ik dergelijke principes als valse ontwèrpuitgangspunten op de hak neem, kan je nalezen in Architectuurprincipes. Pas op, dat is óók een parodie op basis van imitatie. In dat vroegere geval niet Jip en Janneke van Annie M.G. Schmidt, maar dominee Gremdaat van Paul Haenen.

25.3
Zo zie je maar, dat ook de betekenis van context ... contextueel verbijzonderd is. Wat mijn modelleermethode metapatroon principieel 'doet,' is samenhangende verbijzondering faciliteren naar ... context èn tijd. Daarvoor functioneert context als formele variabele ìn het informatiestelsel.
Volgens mij geeft die firma met — haar betekenis van — context iets aan dat buiten het feitelijk geïmplementeerde informatiesysteem is en blijft, te weten omstandigheden waarmee je natuurlijk rekening moet houden, respectievelijk implementatie op moet afstemmen. Ook geldig, natuurlijk. Ik zou dat contingentie noemen, maar goed. Het resultaat is, als ik die aanduiding van context management tenminste een beetje begrijp, wel telkens een apàrt geïmplementeerd en verder operationeel informatiesysteem (of apàrte systeemcluster).
Die grens helpt metapatroon doorbreken, omdat het expliciet meenemen van context — in de betekenis dus, die ik eraan hecht — eenduidigheid borgt òngeacht de schaal van het informatiestelsel. Het vraagstuk van betekenisordening speelt overigens al vanaf betrekkelijk geringe schaal. Jijzelf hebt ook vast ervaring met projecten waarbij verschillende betrokken partijen onderling afwijkende, zelfs onverenigbare begripsdefinities hanteren. Vaak zijn dergelijke verschillen reëel tot en met wezenlijk. Daarin komt immers karakteristieke betrokkenheid tot uitdrukking. Waarom zijn anders diverse partijen nodig? Als het allemaal altijd hetzelfde is, zou je het ook helemaal alleen afkunnen, nietwaar?
Ter ondersteuning van volwassen samenwerking is dus het precies verkeerd om betekenis/definitie absoluut te standaardiseren. Erken reële verschillen, wat methodisch lukt dankzij contextuele verbijzondering. Bijgevolg willen partijen eveneens best delen wat overeenstemt, zodat je als het ware via de band van noodzakelijke differentiatie per saldo zelfs méér daadwerkelijk gestandaardiseerd krijgt.

25.4
Ik heb Managing Online Identities vooral gelezen als een verslag. Er komt van alles aan bod en het lijkt me ook logisch dat tijdens zo'n bijeenkomst geen gedegen conceptueel fundament besproken is. Het gevolg vind ik wel dat het nogal losse flodders blijven. Dat begint met het identiteitsbegrip dat m.i. op die manier(en) niet vruchtbaar is. Ik blijf het bijvoorbeeld verder merkwaardig vinden dat gebruik van het Internet een onderscheid zou vestigen tussen werkelijkheid (erbuiten) en ..., tja, blijkbaar zoiets als niet-werkelijkheid (erbinnen). Dat is flauwekul. Het Internet is netzogoed werkelijk. Het vormt een hulpmiddel, meer niet. Het gebruik ervan heeft inderdaad allerlei effecten, waarvan er tijdens de bijeenkomst verschillende de revue passeerden. Zicht op wezenlijke samenhang daartussen raakt echter juist belemmerd door gegoochel met werkelijke en niet-werkelijke identiteiten.
Kortom, als verslag vind ik de tekst informatief. Want daardoor herken ik dat de deelnemers geen adequate grondslagen hanteren. Wèl zo'n basis levert semiotiek op de schaal van maatschappelijk informatieverkeer.

25.5
Met dank voor de verwijzing, die zgn standaard voor Semantics of Business Vocabulary and Business Rules is nieuws voor mij, ... maar tegelijk ook weer helemaal niet. Het lijkt erop dat het de zoveelste poging is met een methode die pakweg dertig jaar geleden begon als NIAM (met stellig ook weer voorgangers). Oorspronkelijk betekende NIAM: Nijssen's Information Analysis Methodology, wat later veranderde in: Natural language Information Analysis Method. Tegenwoordig dus SBVR. Voor mijn commentaar op respectievelijk (boek)bespreking van een, zeg maar, tussendoorpublicatie door Nijssen zelf, zie Bescheidenheid. Waaraan ik in die noodgedwongen korte column voor het maandblad Informatie niet toekwam, was een schets van metapatroon als de methode die reële betekenisvariëteit wèl faciliteert.
Ook SBVR komt naar eigen verklaring niet verder dan zgn domeinspecifieke dekking. Daar hebben we echter niets meer aan voor gevarieerd informatieverkeer dwars door traditionele domeinen, sectoren, sektes of noem maar op heen.
Mocht jij na bestudering van SBVR een andere conclusie trekken, verneem ik die graag. Als ik me vergist blijk te hebben, herzie ik uiteraard mijn oordeel.

25.6
Merkwaardige redenering ter afwijzing. Aan de ene kant stelt de redactie een norm, aan de andere kant ook weer niet. Het eerste, zeg maar het eigen ego, weegt blijkbaar toch het zwaarst. Zo bereik je via dat tijdschrift dus helaas de lezer niet die vooral zelf haar of zijn mening vormt. Het is blijkbaar toch, retoriek van ruimdenkendheid ten spijt, het zoveelste partijblad.
Ik wacht plaatsing, zoals je aankondigde, van je artikel op je eigen website af. Ik heb er zeker enig commentaar op, maar die publieke gelegenheid bestaat dus pas ná … publicatie. Jammer dat die redactie dat niet zo ziet.

25.7
Vat het ajb als een compliment op, dat ik de moeite respecteer die je doet voor een "introductie voor beginners." Maar met welk architectuurobject je ook kiest, lijkt mij zo'n versimpelde inleiding in tegenspraak. Verder vind ik in het bijzonder — wat ik noem — informatiekundige ontwerpleer nog niet eens een vak in de zin van een volwassen beroepsgroep, gedegen opleidingenstelsel en dergelijke. Die ontwikkeling verdient voorrang.
Ander voorbeeld, stel dat je een tekst wilt schrijven die je de titel geeft: Hartchirurgie voor beginners. Wat wil je daarmee bereiken? Dat zomaar een lezer zich ook hartchirurg waant? Van de weeromstuit neem ik weleens de aanduiding 'voor gevorderden' in een titel op. Ervan afgezien dat je dat tenminste vrijelijk kunt doen (in tegenstelling tot ‘voor dummies’), werkt het selectief.

25.8
Als ik het engelse woord “loop” vertaal als lus of kring, meen ik dat Hofstadters “strange loop” — zoals ik dat idee althans van jou begrijp — een verwarrende aanduiding is voor wat ik een pseudo-kring zou noemen. Die kring is namelijk niet vreemd. Hij is er überhaupt niet, slechts een suggestie van zijn bestaan. Dat is volgens mij dus vaak een valse suggestie.
Was het voor informatievoorziening maar zover, dat zomaar een informatiekundige die zich richt op een aparte toepassing dat tevens professioneel kan afwisselen met het verkeersperspectief.
Verder lijkt het erop dat Hofstadter zijn kring te rechtlijnig trekt door associatie met hiërarchie. Dat hangt er maar weer vanaf. Wat de gebouwde omgeving betreft, als een apart gebouw de focus vormt, is de stad ten opzichte dááraan òndergeschikt. Het is volgens één focus eerder voor- en achtergrond. Met focus op de stad is het ‘natuurlijk’ precies omgekeerd. In dat voorbeeld van twee foci zijn ze er volgens mij ook niet tegelijk omdat zo’n kring ze zou verbinden. Want op enig moment kan er als focus — met daaraan onlosmakelijk vàst wat allesbijelkaar een compleet exemplaar semiotische enneade vormt — maar eentje zijn. Het gaat er voor een nog zo evenwichtig mogelijk resultaat om vaak genoeg te verspringen, zodat ontwerp voor gebouw èn stad elkaar zo goed en zo kwaad als het lukt mede bepalen.
Nogmaals, voor informatievoorziening speelt de civiele, maatschappelijke focus helaas nog niet of nauwelijks méé. Daardoor ontbreekt het professionele informatiekundigen aan het vermogen om hun focus te wisselen; zij kennen er slechts eentje.
Stel dat naast de toepassings-/taakoriëntatie tevens die infrastructuuroriëntatie erkenning enzovoort krijgt. Indien een informatiekundige desondanks infrastructuur opvat als de zoveelste apàrte, geïsoleerde toepassing, is er geen feitelijke wisselwerking volgens twee — of meer, waarom niet? — foci, maar dus pseudo-verspringing.
Retoriek met maatschappelijke strekking dekt vaak gedrag volgens strikt eigenbelang. Verwart Hofstadter wellicht beeld met werkelijkheid? De puzzel die een beeld kan oproepen, moeten we ook weer niet te serieus nemen. De verknoping die een Escher-schets (ver)toont, tweedimensionaal dus, valt driedimensionaal niet, zeg maar, ná te bouwen. Prima inspiratiebron, maar ook niet meer of minder. De hiërarchie oogt verward (tangled), maar de aanname van zo’n hiërarchie verdient problematisering.
Zo werkt een goochelaar ook. Z/hij wekt de waan van een bepaalde situatie waarin de toeschouwer niet kàn waarnemen wat de goochelaar in strijd met die aanname wel degelijk uitvoert … totdat de toeschouwer pas door het verschenen konijn zijn focus wijzigt met corresponderende àndere situatie. Ik vrees dat Hofstadter zijn eigen truc niet (meer) doorziet. Hij wil zijn lezer in èchte niveaus (levels) laten geloven. Ja, volgens het ene perspectief (lees dus ook: focus) werkt de aanname van dergelijke niveaus wellicht vruchtbaar voor gedrag, maar volgens een ander geheid weer niet. Het zit er dus dik in dat een beeld tegenstrijdigheid oproept door de ene focus als een andere te vermommen. Zo doet Escher alsof hij driedimensionaal werkt, terwijl hij dat feitelijk tweedimensionaal doet. Ongelofelijk knap, daar niet van, om een ogenschijnlijk nadeel op die manier te exploiteren.
Zodra we niet langer geloven in een absoluut geldige hiërarchie, kunnen we meteen ophouden met de zoektocht naar het allerhoogste niveau. Het is volstrekt logisch dat Hofstadter dat niveau niet kan ontdekken. Als het al bestaat, geldt het slechts pèr situatie … die dáár aldus tevens het niveau constitueert waarboven de aanname van weer hogere niveaus zinloos is. Dat gebeurt ook nogeens subjectief, wat absolute geldigheid zonodig extra uitsluit.
Indien zo’n situatie bijvoorbeeld te krap uitpakt voor productief gedrag, moet je proberen te verspringen naar een ruimere situatie (vanuit àndere focus), wat nota bene een àndere situatie is … die ook — voor wie met alle geweld over niveaus wil praten — weer als zodanig haar eigen topniveau vormt.
Wat Hofstadter als voorbeelden opsomt van strange loops zijn gewoon puzzels die modellen onvermijdelijk kunnen oproepen. Maar de kaart, àls kaart, is nooit hetzelfde als wat daarop ìn kaart gebracht staat. Zo brengt de term kaartlaag nader tot uitdrukking dat een bepaald perspectief telt, ook slechts kàn gelden.
Ik heb verder de indruk dat Hofstadter met zijn, zeg maar, theory of strange loops naar een verklaring zoekt voor verschijnselen waarvoor je meer hebt aan interpretatie volgens oorzaaktypen. Als eerste voordeel herken ik dat de — nota bene, ook weer — aanname van kwalitatief verschillende typen (onmiddellijk, prikkel/energie, respectievelijk teken/motivatie) de idealisering vermijdt van samenhang volgens een ònonderbroken kring. Mij leidt zo’n idealisering althans op een onproductief spoor als het gaat om noodzakelijke samenhang tussen taak- en maatschappij-oriëntatie voor samenhangend informatieverkeer.
Dat hele gedoe met hiërarchie vind ik een overblijfsel van monotheïsme, waarbij de verborgen agenda natuurlijk is dat de mens god naar zijn evenbeeld schiep. In dat verband is het zelfs merkwaardig hoezeer Dawkins blijkbaar nadruk legt op hiërarchie. Hij doet dat naar mijn smaak ook nogal absoluut, terwijl een bepaalde, al dan niet hiërarchische ordening past volgens een bepáálde focus (in dienovereenkomstige situatie). Inmiddels weten we dat evolutie niet louter ‘via’ het individuele organisme werkt. De populatie organismen telt ervoor mee en nog weer ruimer het ecosysteem in kwestie (en waar ligt dáárvan dan de grens?). Maar in absolute zin geldt daarom nog geen hiërarchie met ecosysteem bovenaan, populatie ertussen en individueel organisme onderaan. Sterker nog, de aanname luidt dat primair het gen, wat dat ook is, evolueert. Betekent dat dan niet dat het gen helemaal bovenaan de hiërarchie hoort? Zo ja, dan spoort dat inderdaad niet met hetzèlfde gen als zgn onderdeel van het organisme, dus tevens helemaal onderaan de hiërarchie. Die pseudo-kring is echter logisch gevolg van de aanname. Het betreft de gefrustreerde poging om afwijkende situaties tòch te verenigen. Dat lukt nu eenmaal niet, punt.

25.9
Als je me mijn mening toestaat, ik zie die uitdaging dus niet. Voor professionele uitwerking, ik herhaal het maar, vind ik beginners geen reëel publiek. Volgens mij doe je passende variëteit geweld aan. Wie schiet daar wat mee op?
We slagen er in elk geval in om op een beschaafde manier nogal langs elkaar heen te schrijven. Mijn indruk is dat jij zoveel hooi op je vork neemt, waarvan je vervolgens zo snel zulke grote happen moet nemen om het allemaal weg te krijgen, dat je weleens aan herkauwen niet toekomt. Maar je slaat wel degelijk meteen de spijker op z'n kop dat Architectuurcriterium en Architectuurprincipes zeker niet geschikt zijn voor de doelgroep van beginners waarop jij mikt.
Wat eventuele opname van die verwijzingen betreft, daarin ben je uiteraard geheel vrij aangezien het mijn 'publicaties' betreft, zeg dus maar publiekelijk bekende geschriften. Welke associaties jij daarbij hebt, kan ik overigens (nog) niet volgen. Wat je summier beschrijft als jouw indruk van The pattern of metapattern, als dàt tenminste mijn tekst over metapatroon is die jij bekeek, lijkt mij ook te beperkt. Metapatroon gaat principieel over eenduidige betekenisordening via contextuele verbijzondering (inclusief tijd). Dat is eveneens onmisbare voorwaarde voor deugdelijke autorisatie, inderdaad. Maar het is dus veel méér.
Het idee van metapatroon, althans het mijne, is nu juist dat het een uniforme methode biedt voor modellering van verscheidenheid, zeg ook maar allerlei patronen maar nota bene verenigd tot één stelsel. In die zin ìs metapatroon feitelijk wat jij een sjabloon voor patronen beschouwt. Nee, ik heb niet geprobeerd wat jij vriendelijk voorstelt. Metapatroon persen in zo’n gangbaar sjabloon heeft geen zin, want daardoor zou ik ondermijnen wat ik juist met de sprong naar meta bereikte. Wanneer jij daarentegen metapatronen in meervoud wil zien en dan een enkel metapatroon associeert met een "eigen specifieke context" heb je blijkbaar nog niet kunnen herkennen dat het ene metapatroon, nogmaals, zoals ik het opvat en formaliseerde, nu juist contexten in meervoud samenhangend omvat.

25.10
Je woordenspel met lijn en breuk werkt vruchtbaar als aanwijzing dat hun tegenstelling schijn is.

25.11
Tot mijn verrassing kreeg ik prompt antwoord. Hij reageerde overigens niet op wat ik hem schreef. De wending naar wat hij als zijn eigen moeilijkheden ervaart, verrast dan weer niet.

25.12
Wat ondermeer jij architectuur noemt, vind ik wat anders dan het onderwerp van mijn bemoeienis, te weten informatiekundig ontwerp.

25.13
Gisteren kocht ik in een antiquariaat van de plank ‘ecologie’ het boek Toward a Unified Ecology (Columbia University Press, 1992, deel 2 in de publicatiereeks Complexity in Ecological Systems) door T.M.H. Allen en T.W. Hoekstra. Wat ik je eergisteren schreef over situationeel bereik van interpretatie, blijkt aardig aan te sluiten op wat ik — tot dusver in de gauwigheid — herken als het (p. 2) “framework that the scientist can use to organize experience” waarvoor Allen en Hoekstra voor ecologie een aanzet ondernemen. En heb je met ecologie (ook) niet meteen alles te pakken?
Allen en Hoekstra vestigen schaal (scale) als kernbegrip voor hun raamwerk. Volgens mij ben ik met situatie nog preciezer waar het tèlt. The relevance of rigor is the rigor of relevance. Maar nota bene over schaal als variabel gesproken, voor kritiek op vaste veronderstelde hiërarchie voldoet schaal — “pertains to size in both time and space” (p. 2) — vooralsnog prima.
Hun (p. 3) “reference […] is first to the material world, and only then to the devices needed to observe it.” “At all scales there are many ways to study the material systems of ecology. […] Each set of devices or point of view embodies a different set of relationships.” (p. 3)
”Although explanatory mechanisms are necessarily smaller scale than the whole and so operate [mijn nadruk] at a lower level as defined by scale, there is no guarantee as to the type of ecological subsystem they must be.” (pp. 5-6) Ik beweer dan dat je de werking verklaart met een bereik dat de veronderstelde situatie niet overstijgt. Dat zit in de keuze voor die situatie (lees dus ook: schaal) besloten. Verder blijkt de aanduiding “ecological subsystem” gebaseerd op “the conventional biological or ecological hierarchy.” (p. 6) Als gangbare rangschikking presenteren Allen en Hoekstra: “biosphere, biome, landscape, ecosystem, community, population, organism, cell.” (p. 6) Allen en Hoekstra vermijden tijdig, althans zo heb ik de indruk, wat Hofstadter blijkbaar (ver)leidt tot diens idee van een “strange loop.” Want, “[w]hen seeking mechanisms it is certainly a mistake to assume that explanatory sybsystems must come from lower down the conventional ranking of levels of organization.” Nota bene, dat zijn niveaus (levels) volgens de traditionele rangschikking. Dat blijft volgens mij gauw verwarring wekken. Daarom vind ik, zeg maar, interdependentie als axioma vruchtbaarder. Zie Ontology for interdependency als aanzet. In Metapattern of natural complexes schets ik verwantschap met het werk van Buchler over zgn natuurlijke complexen.
Allen en Hoekstra vervolgen dat (p. 7) “the simple hierarchy captures the prevailing paradigm for grand unifying designs for biology.” Dat levert echter een paradox op, zoals ook Hofstadter ondervindt. Die lost volgens mij pas op, zodra unificatie niet langer gezocht wordt in een absolute concrete waarde. Dat lukt verdergaand — ik waak ervoor een àndere absolute waarheid te kunnen aanwijzen — dankzij samenhangende differentiatie. Het klinkt contra-intuïtief dat differentiatie kenmerkend is voor unificatie, maar daar hoort dus bij dat de ene, ik noem het maar even, different tegelijk wel degelijk verbonden lijkt (!) met één of meer àndere differenten. Op enig moment geldt één focus voor een gemotiveerd organisme; dat organisme beschikt over het vermogen focus — over bewustzijn heb ik het hier niet — te wisselen. Die wisseling hoort nu eenmaal onlosmakelijk bij het begrip focus (in de betekenis van een element volgens semiotische enneade).
Omzichtig drukken Allen en Hoekstra zich uit, wanneer zij (p. 7) “suggest some caution in the use of the word “level,” for the conventional levels of organization do not correspond to levels defined by scale of the observed material system. [… T]he ordering of conventional levels is often unhelpful[.]” Ik ben niet terughoudend. De onvermijdelijke paradox (dilemma?) lost pas op, nogmaals, door radicale veronderstelling van interdependentie. Ik ben nog niet zover gevorderd in Toward a Unified Ecology om te weten of Allen en Hoekstra die weg reeds insloegen. Het lijkt mij terecht dat zij in hun Inleiding stellen (pp. 7-8): “The ordered sequence from cell to biosphere receives lip service as a grand scheme, but it is not the driver of ecological research activity. The conceptual devices that ecologists actually use in practice invoke explicitly scaled structures [mijn nadruk], not the generalized entities from the conventional hierarchy.” Schaal acht ik dus nog te grof. Ik geef de voorkeur aan situationele variëteit, met interdependentie als ‘mechanisme’ voor samenhang ertùssen.

25.14
Het axioma van het argument is het argument van het axioma.

25.15
Ja, schaal moet toepasselijk zijn. Verder moet je volgens mij schaalwisselingen kunnen bijhouden, 'zeker' als professional. Meer precies vind ik dat van situatie, maar die insteek is stellig nog te moeilijk.

25.16
Inmiddels heb ik Peverelli's tekst nader bestudeerd. Jij vroeg mij naar mijn mening erover. Daarop, houd je vast, geef ik een nogal fundamenteel antwoord, want volgens mij gaat zijn opvatting mank aan gebrekkige grondslagen. Het is bijna overal hetzelfde, vrees ik. Wezenlijke verschijnselen blijven om welke reden dan ook buitengesloten van de verklaringsdynamiek. Dat lijkt in eerste aanleg strak, maar leidt onherroepelijk tot verwarring. Daarvoor vind ik Peverelli eveneens symptomatisch.
Peverelli’s derde zin in Organizing perspective, “[a]ctors constantly encounter situations that are multiply interpretable,” schendt de ònlosmakelijkheid die de semiotische enneade kenmerkt (in navolging van wat Peirce voor ‘zijn’ triade stelde). Indien interpretatie aan de orde is, zoals Peverelli aangeeft, draagt de ontmoeting (encounter) het karakter van semiosis. Dat betekent dat één of àndere situatie géén, zeg maar, externe vóórwaarde vormt. Althans volgens de enneade verwijst interpretatie tevens naar wat telt als ‘de’ situatie.
In Peverelli’s termen zou ik best willen zeggen dat de wereld, het zijn en dergelijke “multiply interpretable” … zijn. (Moet multiply daar overigens geen multiple zijn?) Het lijkt erop dat hij zulke interpreteerbaarheid vooràfgaand aan semiosis verwart met interpretatie noodzakelijkerwijs dóór semiosis. Interpreteerbaarheid is kwantitatief open, dus meervoudig of zeg maar gerust oneindig, terwijl èlke semiosis als een ènkele procesgang steeds één interpretatie ìnhoudt. Dus, in Peverelli’s vierde zin, “reducing the equivocality to one single interpretation” door een subject (lees: persoonlijke cognitie) betreft langs als het ware de objectdimensie de trits (object)identiteit met gedrag in situatie. Dat is volgens mij echter geen, zoals in de vijfde zin staat, “reduction process [that] takes place in social interaction between several actors” Het is … semiosis, met principiële ònlosmakelijkheid van dien. En zoals Peirce veronderstelde kan de interpretatie die het resultaat is van de ene semiosis als een cognitiecyclus, als het teken gelden voor de volgende cyclus.
Nota bene, mijn opvatting is allesbehalve een ontkenning van “social interaction.” Maar het is opnieuw misleidend om handelingscoördinatie door verschillende actoren in één moeite door gelijk te schakelen met hun … gelijkgeschakelde, dus convergente interpretaties. Gelet op particuliere semiosis is en blijft elke interpretatie netzo subjectief situationeel. De schijn is vaak anders. De vraag is welk voordeel dat blijkbaar heeft, respectievelijk ooit had. Dat levert een evolutionaire verklaring op.
Peverelli houdt met zijn zesde zin vol dat “[a]ctors will exchange information regarding a specific topic until they have reached a certain level of agreement.” Nee, dat “specific topic” gaat niet vooraf aan semiosis, maar wordt erdoor geconstitueerd. Dat doet èlke, zeg maar, cogitor, door apàrte semiosis. Wat overeenstemming lijkt, betreft eigen interpretatie van àfstemming van eigen gedrag. Terecht is er verderop sprake van “interlocking of behaviour,” maar ik mis de meervoudsvorm. Het is weer te kort door de bocht om te veronderstellen dat diverse actoren samen, als groep dus, één gedrag vertonen. Het zijn daarentegen altijd individuele gedragingen, waarvan de resultante pas als het ene groepsgedrag kan gelden. Nota bene, dat groepsgedrag ontstaat niet uit één stuk, maar is met alle verduistering van dien een abstractie vanuit een meervoud van gedragingen. Daarom schiet wat Peverelli toeschrijft aan Weick als diens idee van “double interact” ter verklaring eveneens te kort. Samenwerking is pas wèrkelijk productief door verschìllende handelingen, dus op z’n minst door verschìllende actoren. Wat de ene actor interpreteert als gedragingen door àndere actoren wekt (bij haar-/hemzèlf) de suggestie van afstemming, of juist niet, enzovoort. Er bestaat geen “collective sensemaking” in de zin van strikt gelijkgeschakelde interpretaties, wel reciproke invloed voor samenhangende gedragingen.
Peverelli rammelt door waar hij stelt dat een actor “do[es] no[t] search for the best […] interpretation of that situation.” Daarentegen is de interpretatie “selected” die “suits the current context.” Context beschrijft hij in dat verband als “the moment the interpretation takes place.” Afgezien van veel te terloopse vermeldingen van situatie en context, het is natuurlijk onmogelijk om met semiosis buiten de tijdsduur te treden van de procesgang in kwestie. Semiosis kènt netzo natuurlijk evenmin een absoluut geldig criterium voor “the best.” Semiosis is dus géén selectieproces. Verder zoekt semiosis niet volgens een a priori vàststaand doel, maar vèstigt juist een handelingsdoel voor de cogitor als actor.
De uitbreiding van triade tot enneade — met geformaliseerd onderscheid-in-samenhang tussen ondermeer situatie en context — roept de hypothese op dat “multiple inclusion” (Van Dongen) ‘gewoon’ een andere uitdrukking is van het vermogen tot cognitieve variëteit. Elke semiosis resulteert onlosmakelijk tot ondermeer verònderstelling van een situatie. De meervoudigheid is, nota bene, karakteristiek. Het is dus niet zozeer bijzonder dat een cogitor zich actor waant in gevarieerde situaties, maar veeleer dat de mogelijke oneindigheid van situationele interpretaties leidt tot zoiets als ervaarlijke klontering die kunnen méédoen in latere semiosis (en daardoor weer kunnen wijzigen …).
(Ook) Peverelli ziet naar mijn indruk overeenkomst waar dat onvruchtbaar is, terwijl hij elders juist verband mist.  Ja, wat een actor opstelt als “definitions of reality are never comprehensive theories comprising all aspects of reality.” Waarom definities en theorieën daar dan weer als meervoud verschijnen, begrijp ik trouwens niet, maar goed. Inderdaad, “[a]ctors only possess a limited span of attention.” Rara, waar komt die aandachtsbeperking vandaan? De semiotische enneade toont focus als één van de elementen. In die enneade is focus onlosmakelijk verbonden met onder meer situatie. Voilá, onmiddellijk verband tussen aandacht en wat dienovereenkomstig geldt als een situatie.
De vraag is dan of “actors are simultaneously included in several configurations.” Waarom overigens configuratie? Of “space,” wat Peverelli als alternatief voorstelt? Is daarmee iets anders dan situatie bedoeld? Het lijkt mij uiteindelijk van niet. Maar wat die vraag betreft, spits ik haar toe op de interpretatie. Eén interpretatie omvat — in de zin van: veronderstelt — ondermeer één situatie. De toets volgens dienovereenkomstig gedrag kàn aanleiding vormen voor verdere semiosis. Àndere interpretatie, dus ‘daarbinnen’ tevens een àndere situatie. Ja, logisch, “spaces differ in their degree of specificity.” Want het hangt er maar vanaf wàt als situatie geldt. Netzo logisch, “configurations are in fact very similar to spaces.” Wat Peverelli per saldo dus bereikt is extra verwarring door zijn voorstel voor een onderscheid … dat bij nader inzien een overeenkomst versterkt. Dergelijke verstrikkingen zijn ònoplosbaar zonder deugdelijk axiomatisch kader. Het is geen kwestie van primaat, zoals Peverelli lijkt te suggereren met “the cognitive element is stronger in a space than the social element.” Daarentegen ìs een bepaalde ruimte/situatie een cognitief element (volgens de semiotische enneade) dat als zodanig ònlosmakelijk samenhangt met — dus bijbehorend — (sociaal) gedrag. Omgekeerd kan gedrag als betekenend gelden, wat inhoudt dat de ‘betrokken’ cogitor een corresponderende situatie geldig veronderstelt (interpretatie). Om dat als “a continuous double-helix-like process” te beschouwen is onzin, zelfs ronduit misleidend. Aldus verwikkelde chromosomen communiceren niet op maar enigszins vergelijkbare manier met elkaar. Mijn voorstel voor een communicatiemodel is dia-enneadisch.
Prima idee, “we could put space and configuration on a gliding scale.” Dat is precies zoals ik situatie ‘relativeer.’ Het verband in een concrete enneade constitueert over en weer de wáárde van elk element, dus ook van de situatie in kwestie.

25.17
Het artikel door Jordan en Ghin kreeg ik niet weg. Over hun (Proto-) Consciousness as a Contextually Emergent Property of Self-Sustaining Systems vraag ik me zelfs af, of het wellicht een parodie op wetenschap is. Het gaat me stellig maanden kosten om daarop enigszins samenhangend commentaar op te verzinnen, want het lijkt erop dat Jordan & Ghin allerlei termen in een elektrische mixer smeten en vervolgens het knopje langdurig ingedrukt hielden. Onbegrijpelijk mengsel, vind ik het. Het gaat volgens mij meteen al mis met de manier waarop zij "context" inzetten. Dat heeft niets te maken met tekendynamiek. Ik krijg althans de indruk dat zij er, zeker aanvankelijk, (onmiddellijke) omgeving mee bedoelen. En vooral in strikt fysieke zin. Wat zij dan “emergent” noemen, begrijpen zij gewoon nog niet. Zeg dat dan! Ik herken nergens de m.i. noodzakelijke associatie met kwalitatieve heroverweging, dus op axioma's die rijkere variëteit laten verklaren.
Wat mij betreft is de aanname van een oprijzend verschijnsel nu juist bedoeld om niet eindeloos naar reductie tot armere axioma's te speuren. De steen der wijzen is, precies, ook maar een steen.
Wanneer jij wel degelijk tot een steek- of steenhoudende interpretatie kwam van dat artikel teksten, ben ik er extra benieuwd naar. Wat mis ik? Oh ja, ik maak je mijn verontschuldiging voor mijn knorrige toon.

25.18
Daar daagt het dat standaardisatie op het semantische vlak principieel ànders is dan absolute uniformiteit van betekeniswáárde. Het, zeg maar, object van standaardisatie is daarentegen de methode die toestaat verschillen tussen betekeniswaarden, meervoud dus, desondanks te laten samenhangen. Dergelijke verschillen zijn onherroepelijk aan de orde — van informatieverkeer — op zgn stelselschaal.

25.19
Die reactie op jouw artikel blijkt onvoorspelbaar stompzinniger ... Het redelijkste dat ik erover meen te kunnen zeggen, is dat hij jouw tekst überhaupt niet las. Nogmaals, zijn ontkenning is stellig niet kwaadaardig, maar dom. Helaas, dat maakt hem immuun voor argumenten. Voordat ik de reactie las, dacht ik nog, hé, daarop kan ik mooi weer reageren. Sorry, daartoe zie ik helaas geen opbouwende kans.

25.20
Klinkt alarmerend, "paradigm transformer." Zodra je ontdekt hebt dat hij een charlatan is, hoor ik het wel.

25.21
Onze wèrkelijke inspiratie putten wij uit de kans met resp. noodzaak voor geslaagde informatievoorziening. Opbouwend, dus.
Voordat je echter iets kunt opbouwen, moet je weleens wat wegruimen: kritiek. Die kritiek verschaft ook de mogelijkheid tot humor. Daarom moeten we vooral niet spaarzaam zijn met kritiek. Maar laten we de basale toonzetting opbouwend maken. Dat lukt eenvoudig door ompoling. Niet 'mislukken,' maar zoiets infantiel klinkends als 'hoera, zo lukt het!' Want zover reikt onze ambitie wel degelijk. Ik bedoel niet dat we kinderlijk zijn, maar enthousiast volwassen succes willen bevorderen.
Volgens mij krijgen we daardoor extra ruimte voor 'lessen,' waarin kritische passages prima blijven passen. Maar voor louter kritiek, vrees ik, zijn bestuurders immuun geworden ... als zij dan niet al op voorhand waren omdat zulke aantoonbare immuniteit een voorwaarde voor hun benoeming vormt.
Verder meen ik dat we met een enkel artikel(tje) niet klaar zijn, helaas. Daarom stel ik voor dat we proberen zoiets als een platform te regelen voor wat eventueel als een (onregelmatige) reeks kan uitpakken. Daarvoor vind ik bijvoorbeeld de website van Digitaal Bestuur geschikt.
Met zo'n zgn platform voor plaatsing en wat jij feitelijk als opzet (engels: format) al aangaf, hoeven we elkaar zo nu en dan slechts wakker te schoppen en rolt er altijd wel een steekhoudende tekst uit.

25.22
Je wees hem keurig op zijn verwarring. Maar zijn gedrag lijkt me richtingremmend voor dergelijke 'professionals.' Stellig komt hij nog altijd niet in beweging. Ik besef dat het een pleonasme is, maar wat een zelfingenomen reactionair! Ook weer zo iemand die pas aan vernieuwing wil, hij stelt het bijna letterlijk, zodra de nieuwigheid eraf is. Met hun botte scheermes blijven ze dóórhakken, bekennen feitelijk zelfs dat ze het zaakje mollen ... maar weigeren botweg hun 'mode of operation' te wijzigen. Je zal zo'n chirurg treffen die jouw bot versplintert.

25.23
Waarop je niet ingaat, is de samenhang die tevens wel degelijk bestaat tussen de verschillen die je terecht aanwijst. Ad hoc kan je het gewenste/nodige verband natuurlijk altijd apart, specifiek vestigen. Metapatroon, zeg maar, optimaliseert dergelijke samenhangende verschillen dankzij een generiek mechanisme. Omgekeerd, precies zoals jouw inzicht in metapatroon-als-methode je extra bewust maakte van — de mogelijkheid tot zelfs noodzaak van — contextuele verbijzondering, vind je dergelijke verschillen ineens evident.
Tja, wat is infrastructureel? In sommige publicaties stel ik dat informatieverkeer sui generis is. Ofwel, vroeg of laat onvergelijkbaar met wat dan ook. Waarin het zich volgens mij ondermeer wezenlijk onderscheidt, is dat de wegwijzer vergaand tegelijk, zeg maar, de weg zelf vormt. Of, wie weet, klopt dat ook dat weer niet genoeg, maar hoe dan ook meen ik dat informatiewijzers integraal onderdeel van infrastructuur moeten zijn voor vlot verloop van informatieverkeer. Daar komt de eis van dienovereenkomstig ordelijke autorisatie op stelselschaal bij, ... met op zijn beurt effect op informatiewijzers ...
Inmiddels hebben wij in proefopstelling autorisatie à la metapatroon ook aan de praat. Dat is een onmisbaar geïntegreerd bestanddeel van infrastructuur voor informatieverkeer.
Met je opmerking dat je vooral kleinschalig moet beginnen, ben ik het praktisch (lees ook: veranderkundig) gezien volkomen eens. Maar het is dus wèl zo, dat je dat van meet af aan moet doen volgens een methode die tot en met grootschalig voldoet.

25.24
Een manier om samenschrijverij tot uitdrukking te laten komen is de dialoog. Die vorm — die overigens meestal een ènkele auteur beoefent — maakt het ook eenvoudig om noodzakelijke nuances te introduceren. De ene 'stem' poneert bijvoorbeeld een te grove stelling, waarop de andere 'stem' de correctie oppert. Dat kost vaak ook minder ruimte met zo'n gespreksverslag dan met een opstel.
Maar als we dat genre eigenlijk domweg niet beheersen, moeten we het niet doen. Ik probeer slechts te verkennen hoe we compact een productieve spanning kunnen oproepen op een manier die een aardig serietje meekan.

25.25
Vooral als iets soepel verliep, moet je het achteraf planning noemen.

25.26
Ik las je artikeltje Babylonische Soa. Met de inhoud ben ik het natuurlijk eens, sterker nog, ikzelf ben met metapatroon jouw bron van het kernidee. Dan vind ik het, zachtjes uitgedrukt, jammer dat je bronvermelding achterwege liet. 1. Kan je mij uitleggen waarom je daarvoor koos? 2. Voorzie je er alsnog in?

25.27
Het is, zoals ik weet uit ervaring van alweer bijna twintig jaren, ingewikkeld om een heuse paradigmawissel te helpen bereiken. Dat lukt slechts in vertrouwde samenwerking, vandaar dat ik even aansloeg. Voor mijn artikeltje over Soa in verband met contextuele verbijzondering, zie Veel onsjes méér.

25.28
Je begrijpt dat ik in meervoudige contexten geen "problemen zie," maar kansen. En, ja, dat gevoel ken ik maar al te goed. Zodra je eenmaal die verschillen herkent, kan je ze onmogelijk niet-herkennen. Het is dus de opgave netzolang contextueel te ontleden, totdat je een eenduidig aanknopingspunt voor eigenschappen/gedragsaanduiding te pakken hebt. Overigens kunnen omstandigheden veranderen, of wellicht ontwierp je het onderscheid nog niet scherp. Daarom is tevens de structuur veranderlijk.

25.29
Ik voel me zeer vereerd met je laatste blog, Metapattern! Je schrijft het prikkelend kritisch op. Door die afstand past er tenminste wat tussen. Dat klopt helemaal met mijn idee dat we slechts aan het begin van een ruimere benadering staan. Als ik daarover/-voor al een vroeg woord schreef, dan zeker niet het laatste. Ik ben blij dat jij lezers ook een stapje voordoet.

Wat dat “visionary” betreft, ja, blijkbaar schrijft een amerikaan dat zo op als hij enthousiast is. Nu heb ik ooit gewerkt bij het (nederlandse) ministerie van Buitenlandse Zaken. Daar leerde ik ondermeer dat je kritiek, maar dus ook een compliment nooit te persoonlijk moet opvatten ... Maar zo’n loftuiting blijft leuk om te lezen, natuurlijk.
Als ik me niet vergis, zijn we zowat toe aan oprichting van een heuse contextclub.

25.30
Even navragen, ben je van plan om mijn tekst Omslagpunt nog als opiniebijdrage te plaatsen? Of ga je ervan uit, over omslagpunt gesproken, dat die insteek voorbij is en wacht je op onze kopij voor het eventuele weblog Mooi zo!?

25.31
Als mijn opgave zag ik om daar niet te vervallen in informatiekundige aanwijzingen, maar om de smaak van managers te prikkelen.

25.32
Dat seminar wordt een middagje verbijten, want mijn ervaring is dat het zinloos is om zulke sprekers tot een ruimer perspectief te willen bewegen.

25.33
Het stelt me allesbehalve gerust dat steeds zijn reactie uitblijft nadat jij hem, overigens steeds netjes verwoord, ernstig verwijt van onprofessioneel gedrag maakt. Hij komt 'gewoon' met zijn volgende gevaarlijke onnozelheid.

25.34
Kritieke massa vergt nodige en voldoende elementen.

25.35
Hij kijkt naar metapatroon en ziet (er) ook wel wat (in). Maar voorlopig meent hij dat het toch ook zonder springen moet lukken om wezenlijk èlders te komen. Nee, dus. Van zijn afstand ziet hij het natuurlijk nog allesbehalve scherp. Daarom deed ik van mijn kant vooral pogingen tot metacommunicatie. Dat onderstreept tenminste hoezeer metapatroon inderdaad een ànder paradigma vertegenwoordigt. Dan vind ik het hoogst haalbare dat ik overtuiging van verschil vertoon. Jammer, want overtuigend werkt dat natuurlijk niet. De essentie van samenhangend verschil krijg ik niet uitgelegd aan wie blijft uitgaan van geïsoleerde gelijkheid. Zo vermijd ik wèl valse illusie voor mijzelf.
Waarom ontwikkelt Information Dynamics eigenlijk óók programmatuur voor metapatroon, vroeg hij? Die investering is toch verloren, zodra een groot it bedrijf de methode oppakt? Even later wilde hij echter precies weten, hoe de programmatuur werkt. Want anders kan hij metapatroon niet begrijpen …
Een bruggenbouwer, zo verklaart hij zijn bijdragen. Op mij komt het over dat hij mij die brug wil laten bouwen. Ik doe niets anders, prima, maar wèl volgens een deugdelijk idee welke oevers er zijn enzovoort. Volgens hem moet de brug op het traditionele terrein staan waarop hij vaste voet voelt. Ja, dan wil hij hem wel openen. Maar dat is helemaal geen brug. En een lint doorknippen is geen bouwen.

25.36
Op mijn plankje legt hij geen brood.

25.37
Of mijn veronderstelling origineel is, weet ik niet. Heeft iemand anders eerder beweert dat informatiemanagement nog altijd het ènkele verwerkingsprogramma als paradigmatische kern kent, ook nogeens sterk impliciet? Tot dusver kan ik geen verwijzing opgeven ànders dan naar mijn eigen werk. Je komt volgens mij ook pas op zo’n hypothese, nadat je een alternatief perspectief ontdekte. In mijn geval is dat het zgn civiele, dwz stelselmatig op maatschappelijke schaal kijken naar informatievoorziening ... wat op die manier dus verschijnt als informatieverkeer.

25.38
Wie weet wordt uw meldpunt een 'omslagpunt.' Met die titel schreef ik een open brief aan u. Voor toelichting kunt u op me rekenen.

25.39
Hofstadters boek Gödel, Escher, Bach vond ik destijds intrigerend. Terugblikkend kwam dat waarschijnlijk omdat ik er weinig van snapte ... mede omdat er feitelijk toch minder van te snappen valt dan ik dacht. Een ander soort incompleteness, zeg maar. Daarop hoop ik het binnenkort trouwens wel na te kijken. Zijn nieuwste boek, I am a Strange Loop, vind ik nu vooral moeizaam. Inmiddels beschik ik over een, zeg maar, relativistisch referentiekader (subjectief situationisme) waarmee ik Hofstadters (te) absolute aannames steeds vind botsen.

25.40
De voorgestelde, centrale sturing onder de noemer van regie e.d. werkt stellig zelfs averechts wanneer het perspectief niet 'meegroeit.' Daar wijst helaas niets op, dus maakt de staatsecretaris het vermoedelijk nog mee dat hij voortijdig aftreedt. Wanneer je het verkeersperspectief serieus gaat nemen, moet je regie, coördinatie enzovoort uiteraard niet voorbehouden aan het werkterrein van in dit geval de Belastingdienst. Dat is en blijft op maatschappelijke schaal toch véél te beperkt, dus zònder passende variëteit.

25.41
Bedoel je met "use case" in het algemeen een voorbeeld, of gebruik je die term opzettelijk in het uml-kader?
Dat vraag ik, omdat ik een use case op z'n uml’s beschouw als zowat tegenovergesteld aan metapatroon. Want met zo'n use case moet je je beperken, terwijl metapatroon juist stelselmatig overzicht enzovoort helpt verschaffen. Op z'n hoogst, nog steeds mijn mening, uiteraard, helpen use cases met (een beetje) oriëntatie voor wie nog echt helemaal niets van begrijpt van waarover het moet gaan. Zelf doe ik er niets mee vanwege hun triviale karakter.
De ontwerpslag is van een andere orde. Nu mag een èchte informatiekundig ontwerper zich meestal niet met informatievoorziening bemoeien. Dus voordat je het weet, wordt van een use case een dienovereenkomstige module of zelfs geïsoleerd informatiesysteem afgeleid. Vanuit het perspectief volgens metapatroon is dat achterlijk.
Indien je ruimer een voorbeeld bedoelt, zeg dus maar een casus, juich ik dat toe. In je suggesties volg ik je echter niet. Sinds jaar en dag toont de proefopstelling met metapatroon dergelijke casuïstiek. Zie voor een korte beschrijving bijvoorbeeld Schakelpaneel. Blijkbaar komt het niet over, ook bij jou niet ondanks de recente demonstratie. Dat gaat dan evenmin met meer van hetzelfde lukken. Ikzelf stop daar althans geen onbetaalde energie meer in.
Qua casus is het daarentegen alom optimaal wanneer je een relevant probleem uit je eigen praktijk kiest. Dat blijft herkenbaar, je bent gemotiveerd, je weet beter waar je het over hebt, kan voordelen aanwijzen enzovoort. Daarom beveel ik je aan om door te gaan met — informatiemodellering van — de uitgeverij. Daar heb je immers een opdracht om het bedrijf aan verbeterde informatievoorziening te helpen. Inmiddels weet je dat daarvoor een ànder middel resp. methode nodig is. Waarom gebruik je metapatroon dan niet? Dat je dat juist wèl doet, mag de opdrachtgever gerust van de ingehuurde professional verwachten. Verder kan ik wellicht meeverdienen door ondersteuning te leveren. Want ik heb niet voor niets een ontwerpbureau.
Ik waardeer het zeer dat je je wilt inspannen voor verspreiding van metapatroon. Overigens meen ik voor het uitgeverijvraagstuk een veelbelovende insteek ontdekt te hebben. Je kunt use cases à la unified (?) modeling language opstellen zolang en zoveel je wilt, maar langs die weg kom je daar nooit.

25.42
Besef van betekenisvariëteit millimetert inderdaad de goede kant op, met vaak toch ineens hele meters terug. Nou ja, het is een heuse paradigmawissel. Dat vergt nu eenmaal lange tijd, pakweg een ruime generatie. Intussen investeer ik, ook geld dus, terwijl er nog niets binnendruppelt, laat staan -stroomt. Zeg ajb niet dat ik het niet probeerde ...
Ja, vanaf enige serieuze schaal vormt "een begripsmatige infrastructuur" met expliciet passende variëteit een kritieke factor. Je hebt gelijk, zo'n combinatie/configuratie van elementen vormt ook steeds een specifieke context met dienovereenkomstig te verbijzonderen eigenschappen. Wanneer dat de enig relevante zgn contextuele verbijzondering is in dat 'domein,' ben je natuurlijk met een ad hoc voorziening gauw(st) klaar. Je hebt echter ook gauw wat aan metapatroon, zodra contextuele verbijzonderingen structureel zijn ... en dat blijken ze geheid vanaf een beetje schaal. Interessant!

25.43
In uw bijdrage ‘Internetbedrijf weet alles van u’ aan NRC Handelsblad (28 februari 2008, p. 8) viel mij extra op, dat u de nadruk legt op context als ordenend beginsel. Die betekenis is mij terdege bekend. Voor zgn conceptuele informatiemodellering ontwikkelde ik een methode, ondermeer beschreven in Metapattern: context and time in information models (Addison-Wesley, 2001).
Aan de universiteit waar u werkt volgens ondertekening van uw artikel, zou ik september 2000 promoveren op een het proefschrift Semiosis & Sign Exchange: design for a subjective situationism. Luttele weken voor de geplande promotiedatum stak de rector magnificus daar een stokje voor. Mijn vermoeden luidt dat een commissielid mijn situationele annex contextuele semiotiek niet pruimde. Als dat inderdaad klopt, zou u gelet op de strekking van het artikel dat ik zojuist van u las daar dus eigenlijk ontslagen moeten worden.
Op het Internet las ik voorts dat u tevens verbonden bent aan ICTRegie. Dat is eveneens een belangwekkende samenloop. In 2006 bracht ik daar metapatroon als innovatie onder de aandacht. Na ons gesprek schreef een medewerker mij per email dat “bureau en directeur er gereserveerd tegenover[ stonden, want z]ij kennen je benadering onvoldoende en durven hun nek niet uit te steken en willen er de naam van ICTRegie niet aan verbinden.” Nu lijkt het mij zelfs karakteristiek voor een vernieuwend voorstel dat het nog onbekend is.

Graag verneem ik van u dat u met dit signaal serieus aan de slag gaat. Afgaande op uw artikel beseft u terdege dat informatieve differentiatie noodzakelijk is op maatschappelijke schaal. Tevens herkent u context daarvoor als sleutelbegrip. Allemaal prachtig! Een methode voor beheersing van betekenisvariëteit moet u dus zeker (helpen) verwelkomen. Uw wetenschappelijke nieuwsgierigheid zou door mijn werk sterk gewekt moeten zijn. Ik reken formeel gesproken op uw wetenschappelijke integriteit en uw verantwoordelijkheid als lid van een adviesgroep bij ICTRegie.
Ik verwacht u spoedige reactie.
[emailbericht aan universitair hoofddocent R. Leenes (Tilburg), 28 februari 2008]

25.44
Over hem las ik ondermeer dat hij bestuurskundige is. Dan wordt het moeilijk, zo niet onmogelijk.

25.45
Ik raad je aan met een begrippenlijst te wachten tot jullie een redelijk stabiele tekstversie bereikt hebben. Daarvan leid je pas zo'n verklarende woordenlijst af. Dat is niet alleen reuze praktisch, maar theoretisch eveneens de enig juiste opzet. Want betekenis is principieel contextueel. Die (hoofd)tekst is dus de expliciete context voor wat je eventueel apart opneemt als toelichting op een bepaald woord.

25.46
Pffff, eindelijk, ik heb I am a Strange Loop uitgelezen. Wat een kinderlijke flauwekul! Wat een ijdeltuit is de schrijver! Bijna dertig jaar geleden alweer las ik Gödel, Escher, Bach. Ik heb het er even bijgehaald. Doorbladerend herkende ik dat Douglas Hofstadter in zijn nieuwste boek domweg zijn oude ideeën herhaalt. Daar begint en eindigt hij ook al met wat hij strange loops noemt. Hoogstens besteedt hij later meer aandacht aan zijn idee dat een ik-bewustzijn weliswaar zoiets als een zwaartepunt kent in één lichaamsbrein, te weten van een ènkel persoon. Maar dat ik-bewustzijn manifesteert zich tevens elders, zo beweert Hofstadter, zij het zwakker. Dat gebeurt in andere ik-bewustzijnen … dus van àndere personen met èlk in, respectievelijk door het eigen brein ook weer, hoe moet ik het zeggen, primair ik-bewustzijn.
Het lijkt er sterk op dat Hofstadter zich niet als religieus durft te bekennen. Zijn behoefte aan — geloof in — reïncarnatie geeft hij een draai: intercarnatie. Terugblikkend kondigt die vlucht zich trouwens in zijn oude werk reeds aan. Toegegeven, destijds herkende ik dat zeker niet. Dat komt mede omdat ik überhaupt weinig begreep van Gödel, Escher, Bach. Ik dacht dat het aan mij lag dat ik de diepzinnige bedoeling achter eindeloze configuraties van platvloerse middelen miste. Pas nu valt mij natuurlijk op dat Hofstadter in zijn dankwoord in Gödel, Escher, Bach erover vermeldt dat “this book is a statement of my religion.” Zijn nadere openbaring acht ik daarom een kwestie van tijd. Verder mikte Hofstadter met dat oude boek tenminste aan de oppervlakte op een referentiekader voor kunstmatige intelligentie.
I am a Strange Loop gaat pakweg dertig jaar later ècht helemaal over hemzelf. Vreemd in de zin van belangwekkend vind ik er niets aan. Het verhaal blijkt slechts strontvervelend.

25.47
Je ontleent nogal wat aan mijn teksten, vaak zelfs letterlijk. Daarvoor ben ik je uiteraard steeds erkentelijk. Tegelijk vind ik het een goed gebruik dat in zo'n geval bronvermelding opgenomen is. In een zgn wetenschappelijke publicatie word je zelfs geacht dat voor elke zinswending te doen die je elders aantrof. Begin dan maar meteen met die verwijzing naar sociale psychologie ... Vervolgens het voorbeeld van blok in volleybal ... Dat hoef je in een populaire weergave niet uitputtend te doen, maar je primaire bron hoort er m.i. zeker bij. Ik doe er sinds jaar en dag, nota bene onbetaald, genoeg moeite voor.

25.48
Zijn vasthoudendheid vind ik opmerkelijk. Je zou hem eens kunnen vragen of hij wellicht jou ergens van wil overtuigen.

25.49
Ik had even nodig om jouw opiniebijdrage in Automatisering Gids van 9 maart 2003 terug te vinden. Toen ik het artikel opnieuw las, kwam weer boven dat archetype een kernbegrip vormt in jouw referentiekader. Dat heb ik midden vorig jaar wat nader onderzocht, met als conclusie dat het bijna het tegenovergestelde ‘betekent’ van waarop ik met metapatroon mik.
Het kan ook zijn dat ik er nog altijd niets van begrijp, van archetype dus, maar dat komt mede door de hoge drempel die ik ervaar door de beschikbare documentatie. Inmiddels bekeek ik ook zgn core components en voorzover ik kan beoordelen ligt er dezelfde aanname aan ten grondslag. Die luidt, nogmaals, zo meen ik die althans te herkennen, dat zoiets als kerninformatie contextònafhankelijk valt te bepalen. Vervolgens zou het dan een kwestie zijn van toepasselijke beperkingen zodat specifiek relevante informatie/betekenis resteert. Die benadering acht ik contraproductief.
Zoals gezegd, wellicht mis ik de clou van het archetype. Zie mijn, zeg maar, onderzoekverslagje [aantekening 20.27] van vorig jaar. Voordat ik je verwijs naar literatuur over metapatroon, verneem ik graag of jouw indruk is dat ik archetype à la two-level model verkeerd opvat. Zo ja, wat is het daar volgens jou dan wèl? Zo nee, hoe sterk hecht jij er aan? Indien jij vast ervan overtuigd bent dat archetype ‘de weg’ is, maak ik me geen illusie dat je metapatroon serieus kunt overwegen.

25.50
Met die uitgebreide literatuurlijst bedoelde ik destijds voor de zoveelste keer, dat niemand moet onderschatten wat het vraagstuk van annex de kans met informatievoorziening op maatschappelijke schaal vergt. Jammer, zachtjes uitgedrukt, dat je “het verder maar l[iet] zitten.” Überhaupt het idee dat jijzelf daar “doorheen” moet, is natuurlijk vàls!
Iedereen leidt zijn moderne leven, terwijl hij van alles en nog wat niet of nauwelijks begrijpt. Daarom werken mensen samen. Beschaving heet dat. Wie weet begrijp jij nog precies hoe, als je er eentje bezit, jouw auto in elkaar zit, hoe je die repareert. Maar anders is het bijvoorbeeld jouw verwarmingsketel wel, waar je iemand ànders bij moet halen, of je gebit, of …
Vaak verkeert de behoefte om iets te begrijpen vóórdat je handelt in stagnatie, of zelfs teruggang. Meestal gebeurt dat onbewust, want reuze bedreven in omgang met onze eigen angsten zijn we niet. Nota bene voor allerhande onderwerpen zoals auto, verwarmingsketel … vorm ikzelf beslist géén uitzondering.
Je schrijft dat je “het probleem begrijp[t], maar de oplossing nog niet.” Nogmaals, de oplossing is extra lastig te herkennen omdat je daarvoor een paradigmawissel doormoet. Intussen ben je blijkbaar wel bereid allerlei inspanningen gaande te houden, waarvan je beseft dat ze géén oplossing bieden. Alsof je wèl begrijpt, hoe dat precies (niet) werkt!? Iemand zoals jij die daaraan belastingopbrengsten besteedt, wijs ik daar nog maar eens op.
Uiteraard begrijp ik de beperking van jouw bewegingsvrijheid. Je hebt ongetwijfeld een baas die op zijn beurt eveneens beweert, dat hij pas kan handelen wanneer de oplossing hem duidelijk is. Zo denkt zijn baas eveneens, enzovoort. Ieder voor zich hanteert een vals excuus om “het verder maar [te] laten zitten.” Op mijn beurt begrijp ik dat het de meeste mensen domweg ontbreekt aan moed voor een afwijkende opstelling. Ik verwijt ze die menselijke trek niet, maar bewondering mag je van mij niet verwachten voor wat feitelijk averechts gedrag is. Allemaal ontvangen ze een aardig salaris voor het overschreeuwen van onherroepelijke onzekerheid, om het over bestendiging van maatschappelijke problemen nog maar niet te hebben, terwijl ik onbetaald mijn best doe voor een oproep tot opbouwende samenwerking.
Nogmaals, je schrijft het probleem te begrijpen. Volgens mij begrijp je ook dat de huidige aanpak niet kàn werken. Dan kom ik met een voorstel waarvan je op z’n minst herkent dat het ànders is. Waarom bevorder je niet een proef ermee?
Wist je dat ik vrijwel niets begrijp van de programmatuur die metapatroon ‘tot uitdrukking’ brengt? Ik concentreer me op het conceptuele referentiekader. Daarbij vertrouw ik op Martijn Houtman voor de, zeg maar, vertaalslag naar/in digitale informatietechnologie. Vervolgens kijk ik of die programmatuur het resultáát biedt dat ik wil helpen bereiken. Dat lukt beter, naarmate ik ruimte verschaf voor zijn karakteristieke bijdragen. Wat is er zo moeilijk aan dergelijke professionele samenwerking?
Als je De klacht van de Keten wilt nalezen, ga alsjeblieft je gang. De tekst is zeker informatief, maar als zodanig strikt uitnodigend bedoelt. Je onderschat de opgave van informatieverkeer in het publiek domein schromelijk, indien je verwacht dat luttele pagina’s jou hèt-antwoord-op-dè-vraag geven. Dat bestáát ook helemaal niet. Geef de schijn van fundamentalistische zekerheid op. Neem jezelf serieus in de opbouwende bijdragen die je kunt leveren. Houd verbeteringen niet op door jezelf een rol op te leggen die je zowel niet hebt als waarvoor je ook niet geschikt bent.
Met je berichtje bevestigde je mij slechts dat èn waarom zgn elektronische overheid vooralsnog een schijnvertoning is. Indien je daaraan wèrkelijk iets wilt helpen veranderen, doe ik graag mee. Naar je verdere bericht met die strekking kijk ik uit.

25.51
Dankzij je/jullie aanvullende toelichtingen begrijp ik alweer iets beter … wat ik destijds wel degelijk al begreep. Dus, wat bekend staat als openEHR (open electronic health records) mist volgens mij zgn passende variëteit. (Ook) de zorgsector waarop de voorzieningen specifiek(er) mikken kent, zeg maar, ìntern stellig zodanige verschillen dat archetypen ze niet eenduidig kunnen faciliteren. Laat staan dat de opzet geschikt is voor informatieverkeer op maatschappelijke, internationale schaal. Op die schaal is variëteit praktisch en zelfs letterlijk ònbegrensd.
Archetype à la openEHR vind ik (nog) een strikt fundamentalistisch begrip. Zo van, prima, verschillen moeten kùnnen, maar wel bìnnen het archetype als dogma. Ruw gezegd is dat dogma ook nog eens strikt sektarisch, te weten slechts geldig voor wat telt als de zorgsector (alsof daarvoor een redelijke grens bestaat …).
Metapatroon draait het principieel òm. Elk verschil heeft apàrt bestaansrecht. Dat telt per definitie in een dienovereenkomstige context. Naar behoefte kunnen verschillende … verschillen een nader verband vormen. Dat lukt met verwijzingen op basis van (een) nulidentiteit. Daardoor kan de beschrijving van objectgedrag tùssen verschillende contexten zelfs ogenschijnlijk tegenstrijdig zijn. Nota bene, ogenschijnlijk, want de specifieke context ‘zorgt’ ervoor wat gèldt.
Even tussendoor, wat context betekent is op zijn beurt natuurlijk ook weer contextueel bepaald. Hier bedoel ik context dus in de betekenis volgens metapatroon.

Volgens metapatroon is de nulidentiteit zònder enige betekenispretentie; gedragsverbijzondering gebeurt uniek pèr context. Daarentegen moet een archetype volgestopt zijn met gedragsveralgemenisering die alle mogelijke verbijzonderingen reeds omvat. Anders kan een template geen bepèrking op één of méér archetypen vormen.
Ik vind het dus voor een ènkele traditionele sector of domein al een illusie dat eigenschappen zodanig centraliseerbaar zijn. Voor algeme(e)n(er) geldige begripsdefinities zijn processen gaande, maar deelnemers blijken niet tot overeenstemming te komen. Van de weeromstuit wordt dat als een besturingsprobleem opgevat. De roep om governance verhult echter het contraproductieve informatiekundige principe voor de betekenisordening.
Wat CCTS (core component technical specification) een core component noemt, heet volgens openEHR een archetype. Indien die vergelijking opgaat, acht ik tevens dezelfde kritiek toepasselijk. Wat core components betreft, liet ik me niet onbetuigd. Maar wellicht vind je de boodschap overtuigender van iemand anders; zie Core Components zijn voor gisteren door Jan van Til.
Het motto van de tweeslag voor openEHR vind ik overigens verwarrend. Ik herken althans twee … tweeslagen. De eerste slag is het onderscheid tussen enerzijds het zgn referentiemodel, anderzijds archetype en dáárvan afgeleid template. Dat referentiemodel betreft blijkbaar zoiets als een schil die verschillende database management systems als het ware uniformeert. Dat beoogt dbms van type a zoveel mogelijk syntactisch interoperabel te krijgen met dbms van type b, enzovoort.

De tweede slag betreft de beperking van archetypen tot een template. Omdat templates per definitie herleidbaar zijn tot archetypen als ènkele bron, claimt openEHR tevens — de voorwaarde voor — semantische interoperabiliteit. Dat vind ik dus een valse illusie. De nodige en voldoende vrijheidsgraden (lees ook: passende variëteit) die metapatroon biedt voor betekenisordening op willekeurige schaal maken vervolgens zelfs zo’n syntactisch uniformerende schil overbodig. Dat ‘niveau’ van samenhang valt dankzij dynamische transformaties te borgen.
Ik wist dus al dat openEHR nodeloos omslachtig is en zelfs principieel mank gaat door beperkende aannames. De pluriformiteit van de informatiemaatschappij valt onmogelijk zo grofmazig als met indeling volgens traditionele sectoren/domeinen te beheersen, laat staan op die manier te bevorderen. Sterker nog, wel beschouwd is zo’n sector zelfs apart genomen (wat dus praktisch onzin is) geenszins uniformeerbaar qua betekenisordening.
Metapatroon noem ik een ander paradigma, omdat er kennelijk een drempel ligt om nogal andere veronderstellingen te bereiken. Wanneer je sterk aan openEHR gehecht bent, is het wellicht èxtra lastig een perspectief te hanteren dat zowat tegenovergesteld is. De hamvraag lijkt mij, of je kunt overwegen dat openEHR een doodlopende of zelfs al een doodgelopen weg is.
Metapatroon staat beschreven in het boek Metapattern: context and time in information models (Addison-Wesley, 2001). Op mijn website tref je allerlei opstellen aan, zoals The pattern of metapattern: ontological formalization of context and time for open interconnection. Dat opstel komt overeen met deel 1 van genoemd boek en biedt het methodische overzicht. De uitgangspunten en waartoe ze opbouwend kunnen leiden staan in algemene termen beschreven in Ontology for interdependency: steps to an ecology of information management. Ik verneem graag of je herkent dat openEHR op ruimere leest geschoeid moet zijn.

25.52
Het was natuurlijk even een opgave om de boekbespreking voor mijzelf geloofwaardig te houden, maar op deze manier kan ik grijnzend in de spiegel kijken.

25.53
Zo zie je maar weer, dat (onze) kritiek soms helemaal niet nodig is. Blijkbaar had iemand anders er al genoeg van.

25.54
Vaak doet Barabási in Linked niets anders dan een systeem ineens een netwerk noemen. Dat klopt ook, prima. Er is sprake van een systeem zodra onderling gerelateerde elementen tellen. Voilá, netwerk. Dat kan dus ook omgekeerd. Ik zit er aardig in, want een informatiemodel à la metapatroon is natuurlijk eveneens een netwerk. Zo vormt voor informatievoorziening op (maatschappelijke) stelselschaal persoonsidentiteit een belangrijke hub, waarvan talloze verdere contextuele verbijzonderingen afgeleid zijn.

25.55
Voor plaatsing van ons artikel ziet het er somber uit. Double-blind review? Ook weer een pijplijn, dus. Daar komt slechts met puur geluk een vernieuwend idee doorheen. Ik zie de ironie wel dat de redactie blijkbaar pas vorige week die beoordelingsprocedure instelde. In netwerktermen (!) lijkt mij zo'n maatregel precies de verkeerde (re)actie. Verder is dat zgn blinde zelfs een illusie. Zie ook mijn opstel Communicatievorm als wetenschapsnorm. Daar vind je trouwens Dawkins' hoofdstelling geparafraseerd tot ‘het zelfzuchtig axioma.’

25.56
Voor de gebouwde omgeving hebben we geleerd, dat samenhang slechts met oriëntatie 'door de schalen heen' bereikbaar is. Zo moet dat voor informatieverkeer op maatschappelijke schaal (natuurlijk) ook gebeuren.

25.57
Inderdaad heb je pas wat aan metapatroon vanaf onontkoombare variëteit. Dat is dus bijna onmiddellijk.
Je voorstelling van “informatiseren à la metapatroon” vind ik eenzijdig. Voor oriëntatie door-de-schalen-heen vormen enerzijds civiele, anderzijds toepassings- ofwel taakspecifieke informatiekunde de disciplinaire polen; zie Civiele informatiekunde vergelijkenderwijs. Wat jij op zichzelf duidelijk schetst, betreft m.i. slechts de taakspecifieke opvatting, dus inclusief hoe eventueel aanvullende voorziening(en) elders reeds beschikbare informatie optimaal benut(ten). Daarentegen poogt de civiele opvatting de noodzakelijke intercontextualiteit te borgen. Dergelijke aandacht vergt onthechting van een exclusieve context (in de zin van toepassingen/taken die zo’n infrastructuur faciliteert). Zo kan je als onderdelen van infrastructuur denken aan informatie- respectievelijk schakelwijzers (zie Informatieverkeer in publiek domein, figuur 8). Dergelijke voorzieningen beperken allereerst de zoektocht van de taakgerichte informatiekundige naar relevante informatie en/of informatieprocessen.
Metapatroon helpt via intercontextualiteit om, zeg inderdaad maar, informatie uit externe verzamelingen bij de uitvoering van een ènkele taak te betrekken (mits de taakuitvoerder daarvoor geautoriseerd is, uiteraard). Nu zijn taak en organisatie vrijwel nooit hetzelfde. Onder de noemer van één en dezelfde organisatie worden doorgaans allerlei taken uitgevoerd. Daarvoor is pèr taak regelmatig tevens informatie nodig die weliswaar voor die ene taak de aanduiding extern verdient, maar gelet op de gehele organisatie wel degelijk intern is. Daar biedt metapatroon meteen voordeel. Ofwel, zo’n uitgeverij is en blijft een prima casus. Onderschat ajb verder niet, hoeveel informatie volgens de organisatiemaat tòch van buiten komt. Wat denk je van leveranciers, van klanten …? Materialen?
Terecht merk je op dat dergelijke informatie binnen en buiten de organisatie nog helemaal niet (praktisch) beschikbaar is om die ene taak te optimaliseren. Hoe kleinschalig je ‘intern’ ook opvat, daarvoor kan je informatievoorziening opzetten alsòf ‘de rest’ eveneens volgens metapatroon functioneert. Dat leidt tot de eerste optimaliseringslag, want eindelijk ontstaan eenduidige koppelvlakken. De tweede slag sla je inderdaad pas, wanneer ‘de rest’ meedoet volgens de gelijke methode.
Overigens blijft voordeel niet beperkt tot oplossing van hardnekkige problemen. Nieuwe kansen zijn nòg interessanter.
Doordat jij een uitgeverij niet herkent als relevante casus voor metapatroon, krijg ik de indruk dat jij nog mist dat het civiele perspectief reeds loont vanaf de allereerste differentiatie die samenhangend moet blijven. Draag ik aan verwarring bij door dat etiket ‘civiel’? Kwalitatief is die variëteit in de allerkleinste, want zelfs dan al meertakige, organisatie aan de orde. Sterker nog, één dezelfde mens verkeert in allerlei situaties. Je gaat je er met het oog op inzet van digitale technologie uiteraard pas druk om maken bij kwantitatief serieuze registratie, verwerking … Als je dat laatste voor een casus totaal onbelangrijk vindt, komt bijvoorbeeld je eigen beroepspraktijk ervoor in aanmerking. Of ga uit van een gemeente, een sportvereniging, noem maar op … je komt geheid variëteit tegen, mits je stelselmatig te werk gaat, dus  overwegend civiel informatiekundig (in plaats van strikt taakgericht).

25.58
Je hoop dat hij zich inspant acht ik ijdel. Ooit zei hij mij letterlijk dat hij een bruggenbouwer is, zeg dus maar een lintenknipper.

25.59
Je herkent stellig de worsteling met de noodzakelijke paradigmawissel. Ofwel, hoe documenteer je herkenbaar genoeg een nieuwe benadering? Want hoe haal je daar als lezer vervolgens inderdaad wat begrijpelijks uit?

25.60
Nogmaals bedankt voor je toestemming om hem jouw commentaar door te sturen. Hij voelde zich meteen tot een reactie geroepen die ik verhelderend vind. Hoeveel bevestiging van stupiditeit kunnen we verdragen?
Zodra iemand zegt of schrijft "daag mij uit," is mijn wantrouwen rotsvast gevestigd. Blijkbaar word ik geacht aan een wedstrijd mee te doen, waarvan de ander zich echter steevast ontpopt als de scheidsrechter. Dat is vals spelen. De retoriek van ruimdenkendheid maskeert het vooroordeel. Daar valt niets te winnen, slechts vroeg of laat het vooropgezette verlies te incasseren. Voor de afkeuring krijg je hoogstens als uitleg, dat de ander je toch een kans gaf?! Wat wil je nog meer? Maar ik wìl helemaal niet winnen of verliezen, wèl samen vèrder komen, dus haak ik af. Want verdere moeite is vergeefs.
Zo is zijn vooroordeel herkenbaar aan de aperte tegenstrijdigheid tussen de mededelingen dat hij "graag nieuwe dingen leert" en blijkbaar slechts genoegen neemt met een "werkende applicatie." Ofwel, hoe nieuw mag het zijn?
De conclusie is gewettigd dat hij helemaal niets las van jouw en/of mijn teksten, afgezien dan van onze emailberichten. Hij wil dat ook niet, vandaar ... het verwijt van de verontschuldiging is de verontschuldiging van het verwijt. Intussen vindt hij die berichten maar "gratuite [...] zonder inhoudelijke argumenten." Zijn halsstarrige ontkenning valt onmogelijk te ... ontkennen. Dus erkenning spaart ons verdere tijd en moeite.

25.61
Je stelling dat je met een verzameling (verwerkings)agenten — je kunt ze tegenwoordig ook services noemen, toch? — nog helemaal niet expliciet voorziet in stelselmatige betekenisordening deel ik natuurlijk helemaal èn graag. Hoe los je dat op? Als je daarvoor geen adequate methode hanteert, terwijl variëteit aanzienlijk is en ook nogeens veranderlijk, gaat het met het informatieverkeer gauw mis. Maar ja, als zgn dienstverlener is dat wellicht precies waarop je mikt ..., omdat je voor onvermijdelijke herstelwerkzaamheden ingeschakeld hoopt te worden ... enzovoort ... enzovoort. Zo doen alle it-bedrijven het toch, nietwaar?

25.62
Van zo'n antwoord zoals jij in concept opstelde, kan je beter
meteen een aantekening maken. Doe ik ook weleens. Heb ik toch wat van me
afgeschreven, besef inmiddels dat het niets bijdraagt aan correspondentie,
maar vind het tegelijk best een aardig tekstje, dus zonde om weg te gooien.

25.63
Jij schrijft metapatterns/metapatronen, dus als meervoud. Zo heb ik het niet bedoeld.
Metapatroon, nadrukkelijk enkelvoud dus, vind ik een methode voor informatiemodellering. Als zodanig is metapatroon kwalitatief verschillend van een bepááld archetype à la openEHR. Als je 'een' metapatroon met 'een' archetype wilt vergelijken, gaat er dus meteen iets fout.
Wat ik probeer te begrijpen is, zeg maar de archetypemethode. Dat is wellicht krom uitgedrukt, archetypemethode dus, maar ik heb bij openEHR nog geen term ontdekt voor wat daar geldt als methode voor informatiemodellering. Ik vermoed vooralsnog dat het daar verspreid ligt over reference model, archetype model en templates. Als ik het mis heb, begrijp ik er kennelijk nog altijd helemaal niets van. Klopt mijn vermoeden wèl aardig, dan neig ik er ertoe om van de archetypemethode voor informatiemodellering te vinden dat zij te sterk bepaald is door overwegingen van technische optimalisatie. Daarvan vind ik het effect vervolgens juist suboptimaal. Maar goed, voorlopig weet ik het blijkbaar niet.

25.64
Volgens het principe van toegevoegde informatiewaarde gaat het volgens metapatroon steeds gemakkelijker.

25.65
Je medewerker kiest voor wat hij kan herkennen en dat is de kortste weg naar zijn verkoopbonus. Die weg leidt naar huidige (over)heersers. Dat heeft niets met inhoud, kwaliteit enzovoort te maken. Ik vrees dat het niet ingewikkelder is om gedrag van verkopers te duiden. Het vernieuwingsdilemma is dat we er in dit stadium verkopers voor nodig hebben, maar als ze gaan meedoen hebben we er slechts hinder van. Wie kent 'de verlichte verkoper'? Het zou helpen, als hun bonusstelsel anders in elkaar zat.

25.66
Voorzover het al dan niet werkzame beginselen betreft, vind ik analyse van openEHR voor mijzelf een leerzame opgave. Over opgave gesproken, in die richting ligt volgens mij de sleutel tot begrip van ..., tja, dat moet je dan een misverstand noemen.
Ik houd het idee dat de bedenker van archetype à la openEHR zich aanvankelijk richtte op het vraagstuk van hergebruik van digitale middelen. Hoe bevorder je dat? Zoals met een interpreteerbare programmeertaal kan dat enigszins lukken met een (extra) tussenschakel. 'Op' verschillende, zeg maar, verwerkingsplatforms (besturingssysteem, dbms, ...) 'werkt' immers dezelfde instructieverzameling, dus zonder — de noodzaak van — aanpassingen aan het platform in kwestie.
Daarvoor is m.i. het zgn referentiemodel à la openEHR bedoeld. Dat is daarom, voorzover ik tenminste kan opmaken uit de documentatie over/bij openEHR, echter geen 'model' maar een verzameling verwerkingscomponenten. De oriëntatie volgens welke ze 'bedacht' zijn, is dus nadrukkelijk op de variëteit van digitale technologie. De herbruikbaarheid ontlenen die referentiecomponenten aan hun algemene(re) karakter. Zij moeten de platformvariëteit als het ware absorberen.
Maar hoe krijg je daarmee iets aan de praat dat herkenbaar werkt? Daarvoor wisselt de oriëntatie naar de gebruikers. De verschijningseenheid voor een gebruiker heet volgens openEHR een template. Zeg ook een form (Nederlands: formulier).
Het kritieke punt is volgens mij dat openEHR die gebruikersoriëntatie niet náást de techniekoriëntatie plaatst, maar erbinnen. Hoewel de enkelvoudige aanduiding 'gebruiker' wat ànders suggereert, blijft — wat ik hier noem — de gebruikersoriëntatie dus (ook) een technische. Algemener gezegd, een middelige oriëntatie, terwijl je voor een gebruiker juist — scharnier! — de òmschakeling naar een doelige oriëntatie verwacht.
Het reference model vertegenwoordigt een middelige oriëntatie die zo'n beetje overeenkomt met de positie van een server in een technische middelenconfiguratie. Het template houdt eveneens een middelige oriëntatie in, maar met het accent op de zgn client als een gereedschap. Klopt, op z'n metapatroons passen middel/server en middel/client netjes naast elkaar. Indien mijn reconstructie hout snijdt, is middel/client àfgeleid van middel/server.
De (afgeleide) opgave onder de noemer van optimaal hergebruik is dan voor openEHR hoe, uitgaande van een zo beperkt en ònveranderlijk mogelijke verzameling verwerkingscomponenten à la server (reference model), een verzameling gevarieerde templates kan 'werken.' Zo beschouwd dienen archetypes als tussenstap, nota bene principieel netzo middelig georiënteerd als de oriëntaties die erdoor verbonden moeten raken.
Metapatroon probeert zo radicaal mogelijk een doelige oriëntatie te ondersteunen (want dat middelige komt nog wel, en dan 'natuurlijker' optimaal ...).
Mijn vooringenomenheid met doeligheid voor informatiemodellering verleidde me er blijkbaar toe om de vergelijkbare oriëntatie eveneens bij openEHR te veronderstellen. Die oriëntatie verschijnt daar ook wel, maar is er volgens mij pas later bijgehaald. Het is ook gebleven bij een àfgeleide van middeligheid. Dus niet doel, maar hoogstens middel/doel. Met een archetype is daarom helemaal geen basisobject in de werkelijkheid bedoeld, maar een verwerkingsverdichting die enerzijds een configuratie van de basale(re), onveranderlijker geachte verwerkingscomponenten 'activeren,' anderzijds als nader geclausuleerde verschijningsvorm kan dienen 'in' een template. Het is steeds mijn vergissing die doelige, respectievelijk werkelijkheidsoriëntatie met archetype te verbinden (wat gelet op die term niet helemaal verwonderlijk is …).
Wie archetype (weer) object noemt, template form(ulier) èn wie heeft geleerd dat zgn objectoriëntatie primair middelig is, herkent gauw de middelobjecten die … bekend zijn van objectoriëntatie met een extra 'laag' voor hun gevarieerde presentatieconfiguraties. openEHR wijkt niet af van die middelige opzet, afwijkende terminologie ten spijt.
Problematisering van doeligheid ontbreekt in openEHR. Dat lijkt mij de reden, dat middeligheid vergaand impliciet doeligheid omvat. Hier en daar vallen termen zoals domein en ontologie, maar operationaliseringen worden geacht keurig binnen het middelige schema van reference model tot en met templates te passen.
Metapatroon is ontologisch op een primair doelige manier. Vanuit dat perspectief schiet tekort wat openEHR als doeligheid schetst. Dat komt dus door de middelige context waarin openEHR doeligheid plaatst.
Wie de doeligheid volgens openEHR adequaat vindt (wat het simpelst gebeurt door die oriëntatie domweg niet te beseffen), herkent metapatroon nooit als modelleermethode met rijkere variëteit voor passende interdependentie (en als zodanig als kritiek op de gebrekkiger doelige variëteit van de ‘eigen’ benadering).
Dit wil overigens nog niet zeggen dat openEHR als middeloriëntatie totaal ongeschikt is als verwerkingsplatform voor informatievoorziening waarvoor de doeligheid volgens metapatroon gemodelleerd is. Zodra een archetype (lees ook: core component à la CCTS) slechts opgevat wordt als knooppunt-in-interdependentie, waardoor betekenisordening dus een inherent structureel karakter heeft, doen enerzijds de huidige basale(re) verwerkingscomponenten van het zgn reference model, anderzijds de aan die radicale, doelige interdependentie-opvatting van archetype aangepaste templates nog altijd 'hun' werk. Dat gebeurt echter verre van optimaal, zo lijkt mij. Want aldus krijgt archetype zowat de tegenovergestelde ‘betekenis’ van wat openEHR ermee bedoelt. Dat komt omdat openEHR wezenlijk een atomaire doeligheid kent, dus niet volgens ontologische interdependentie. Dat atomisme strookt met, want is en blijft daar afgeleid van het volgehouden primaat van verwerkingsmiddelen verdeeld over reference model, archetype en template.
Een zindelijke vergelijking van openEHR en metapatroon is pas mogelijk door 'opening' van de doeligheid die onherroepelijk (ook) in openEHR besloten ligt. In doelig opzicht is ‘open’ in de naam openEHR trouwens precies verkeerd. In middelig opzicht signaleert de aanduiding een herhaalde poging herbruikbaarheid te faciliteren. Daaruit kan inderdaad een bepaalde mate van interoperabiliteit volgen. Dergelijke pogingen schieten echter op reële schaal van informatieverkeer tekort zolang ze doeligheid ontlenen aan achterhaalde middeligheid.

25.67
... en de beide 'polen' van de moebiusring zijn natuurlijk de doelige en de middelige.

25.68
Daarin houd je naar mijn idee vast aan een, zeg maar, kleinschaligheidsautomatisering die inmiddels achterhaald is.

25.69
Zoals jij het beschrijft, komt metapatroon naar voren als een middel ... en dat is precies zoals in elk geval ik dat zie. Het gaat primair om het vraagstuk van, respectievelijk de kans met beheersing van informatievariëteit, lees ook informatieverkeer op ruimere, tot en met maatschappelijke schaal. Daarvoor hebben we kwalitatief andere, nieuwe middelen nodig. Dus zo belangrijk, zo niet onmisbaar is (ondermeer) metapatroon dan weer wel.
Zoals je de verkeersregeling via de schakelwijzer aangeeft, heeft metapatroon ook al emplooi binnen een beetje organisatie. Dat volgt uit reële informatievariëteit, die zelfs op zo'n schaal al (veel) groter is dan wat traditionele, dus recht-toe-recht-aan modelleermethoden faciliteren.
Wat het gevaar betreft dat de nieuwe methode niet herkenbaar is, tja, dat loop je met vrijwel iedereen. De sprong naar een ander paradigma neemt een mens ook niet omdat hij al begrijpt waar hij gaat landen, maar omdat hij iemand vertrouwt die hem die sprong aanraadt. Op die manier kies je immers ook je loodgieter, tandarts enzovoort.
Natuurlijk moeten we blijven proberen metapatroon 'redelijk' uit te leggen. Hoeveel extra manieren zijn echter genoeg? Daadwerkelijk brengen we daar slechts de tijd mee vol, niets meer en niets minder, totdat eindelijk iemand in/op de juiste positie het sprongetje waagt.
Haha, ja, die vraag zat eraan te komen. Toen ik jou dat van die "veelbelovende insteek" schreef, waande ik me een beetje Fermat die zoiets uithaalde met wat later als zijn laatste stelling bekend werd. Eerlijk gezegd weet ik het ook niet meer precies, maar ik herinner me als startpunt om radicaal de betrokkenheid van allerlei partijen expliciet te modelleren. Dus als jij een boekexemplaar koopt, ontstaat een expliciete relatie. Terugredenerend kan je op zo'n manier het productieproces, ontwerpproces, maar ook operationeel beheer verbijzonderd modelleren. Ik moet eens kijken of ik die aantekening nog heb ...

25.70
Dank je wel voor de helderste toelichting op, samenvatting zelfs van, de “archetypemethode” die ik tot dusver las. Ja, zo had ik het min of meer begrepen uit de documentatie over openEHR. Het betreft in conceptueel opzicht traditionele objectgerichtheid. Dat kan prima functioneren voor beperkte variëteit, maar schiet naar mijn opvatting tekort vanaf wat ruimere schaal.
Stèl dat gezondheidszorg geïsoleerd met informatievoorziening valt te faciliteren. Dan lijkt mij de reële variëteit daar al te groot voor traditionele objectgerichtheid. Of is dat verkeerd zie, bijvoorbeeld omdat ik nauwelijks verstand heb van die ‘sector,’ doet er trouwens allang niet meer toe. Want die veronderstelling van isolement is achterhaald.
Ik heb zojuist een onderzoek gedaan naar de Nederlandse overheidsbemoeienis met werk & bijstand. De noemer Suwinet wekt de suggestie van autarkie. Informatief blijkt daar geen sprake van, integendeel. De mate waarin Suwinet-partijen informatie ontlenen aan van-alles-en-nog-wat vrijwel àllemaal buiten hun eigen zgn netwerk vond zelfs ik echter verrassend.
Dat zal voor gezondsheidszorg stellig minder dichtbij honderd procent liggen, maar toch. Op maatschappelijke schaal moet informatie conform reële belangen stèlselmatig geordend zijn.
Ik moet me voorts al sterk vergissen, indien openEHR niet neigt naar het nogal exclusieve perspectief van de zorgverléners. Hoe zit het met de mensen die in aanmerking komen voor zorg? Zorg daadwerkelijk ontvangen? De zorgverzekeraars? Oh, die zorgverzekeraars enzovoort moeten tevens bekend zijn voor overheidsbemoeienis met werk & bijstand. Ga zo maar door. Hoe lukt dat evenwichtig op de stelselschaal waarvoor het Internet exemplarisch is?
Wie weet lukt het jou met de archetypemethode wel, maar ik kwam er met traditionele objectgerichtheid niet uit voor dat kwalitatief gevarieerdere vraagstuk van stelselmatige betekenisordening. Daarvoor ontwikkelde ik metapatroon. Op zijn beurt kent metapatroon een, zeg maar, geschakelder grondslag: subjectief situationisme.
Metapatroon kent géén “hiërarchisch systeem van klassen en onderklassen.” Elke context constitueert een apart type. Zo verschuift het modelleeraccent naar contextgerichtheid. De rest klopt dan als het ware vanzelf.
Overigens ben ik zeer vertrouwd geraakt met sectorale, zo niet sektarische, behoudendheid. Het commerciële vooruitzicht voor diensten en producten die appelleren aan autarkie blijft voorlopig gunstig. Of ik dat een belemmering acht voor maatschappelijke dynamiek en ontwikkeling, doet er helaas weinig tot niets toe. Dat neemt niet weg dat ik probeer het ruimere perspectief te bevorderen van informatieverkeer in open samenleving. Daarvoor zijn kwalitatief andere middelen nodig, ondermeer dus een methode voor informatiemodellering die gevarieerde, ook nogeens veranderlijke belangen van maatschappelijke actoren in, nota bene, hun samenhang tot uitdrukking kan brengen. Anders verloopt informatieverkeer nooit (nog enigszins) beheersbaar.
Erkenning van die variëteit lijkt welhaast de plicht van wie ‘zorg’ serieus neemt. Daar komt echter niets van, indien de archetypemethode vervolgens zelfs als argument gaat gelden voor beperking van aandacht tot de traditionele sector voor de gezondheidszorg … en daarbinnen tot geprivilegieerde zorgverleners.

25.71
Het is volgens mij hoogste tijd voor opnieuw wat metacommunicatie. Verwijt? Graag wilde ik waardering tot uitdrukking brengen voor jouw aanzet, ... wèl met de mogelijkheid voor eventuele nuancering in een later stadium. Dat stadium blijkt door jouw nadere bericht al aangebroken.
Ik merkte over jouw tekst op dat jij "meteen diverse vliegen in één klap" sloeg. Tja, wat kàn jij met zo’n vriendelijke beoordeling? De nuancering die ik nu plaats, is dat ik jou met die aanzet een poging zie ondernemen om nogal wat tegelijk te behandelen. Raak vind ik die klap echter niet, zelfs nog lang niet. Zo nuanceer ik tevens het oordeel dat jouw collega blijkbaar geeft over jouw gedrag. Want je kunt pas iets "plat slaan," als je het weet te raken. Om een woord te gebruiken dat jijzelf eerder opschreef als verontschuldiging, jij slaat niet zozeer plat, maar "gehaast." Dat gaat weleens compleet mis, al helemaal zolang je niet weet waarop je eigenlijk mikt.
Enthousiasme wil ik natuurlijk allesbehalve remmen. Mijn idee is dat realiteitszin enthousiasme juist bevordert. Een uitstekend doel, dus, dat jij over metapatroon wilt schrijven, erg graag zelfs. Nu moet je uiteraard zelf weten wat je doet, en hoe. Maar desgevraagd acht ik het voor zo’n schrijfproject redelijk, dat je eerst maar eens metapatroon terdege leert. Vandaar om te beginnen het nut van een modelleervoorbeeld, zeg maar een casus. Wat mij betreft gaat het daarbij uitsluitend om een oefening, nadrukkelijk dus niet om een (schets)ontwerp voor daadwerkelijke informatievoorziening. Mijn indruk is dat jij dat er allemaal onmiddellijk bijhaalt. Dat leidt dan tot overwegingen over acceptatie van vernieuwing enzovoort. Dat is ooit ook relevant, van kritiek belang zelfs, maar ik vind dat een andere 'vlieg.' Die schijn van praktische oriëntatie ondermijnt zelfs wat je, nota bene, praktisch moet leren. Daar zit haast jouzelf in de weg. Intussen heb je nog geen informatiemodel getoond. Heb je daar geen zin in? Wil je niet laten zien, wat je wel degelijk modelleerde? Sla je dat modelleren liefst helemaal over? Zo ja, dan is het mij een raadsel hoe je een deskundig verhaal over metapatroon wilt schrijven.
Zolang je de ene vlieg die metapatroon heet niet haarscherp weet te raken, maak je didactisch mijns inziens precies de verkeerde keuze. Tussendoor merk ik op, dat het mij vervolgens nogal wat tijd en moeite kost om bij herhaling jouw gehaastheid te temperen. Wat wil je eigenlijk bereiken? Ben je bereid er serieuze studie aan te wijden? Bijvoorbeeld, toen je eerder zo losjes de term “use case” gebruikte, is dat niet plat, maar kwam op mij onwetend over. Ik besteedde vervolgens veel aandacht om dreigende verwarring te vermijden. Jij mocht kiezen uit wat ik je voorschotelde als wat jij mogelijk bedoeld had. Was je inderdaad ‘slechts’ gehaast, of had je voordien eigenlijk geen idee? Verwacht je dat ik je tot in detail begeleid, steeds verbeter, zeg ook maar het werk voor je opknap?
Ook zo'n 'vlieg' waar je naar mijn mening nog helemaal niet aan toe bent — voel je ajb niet beledigd, want wie is er trouwens wèl aan toe? — om die met één klap méé te raken, is de operationele opzet van een eventuele schakelwijzer die je met je aanzet behandelt. Je stelt daarover vragen zònder uitgewerkt fundament voor stelselmatige betekenisordening. Van mij krijg je daarop (dus) in dit stadium geen antwoord, ... want dat ken ik niet, uiteraard niemand kent dat, zònder deugdelijk resultaat van wat daarvóór als voorbereidend werk geldt.
Je kunt civiele informatiekunde onmogelijk achterstevoren leren. Je moet natuurlijk wel degelijk een visie hèbben. Pas wanneer je krachtig genoeg gemotiveerd bent, heb je daarmee ook het geduld voor een degelijk ontwikkeltraject. Van mij mag je verwachten, dat ik je naar die allerkortste weg terùg verwijs zodra je meent dat het nòg korter zou moeten lukken. Vergeet dat. Als het allemaal zo eenvoudig was, lag er ook geen serieuze kans …

25.72
Dat informatieverkeer over die grens heen gebeurt, vooruit, maar dat er voor betekenissen noodzakelijk wat te coördineren valt voor het ruimere verkeersstelsel, nee, (nog) geen idee, bedankt, liever ook niet, onzekerheid, bijna paniek, zo lijkt het wel. Ook en wellicht juist dergelijke veranderkundige lessen uit dit onderzoek(je) vind ik zeer de moeite waard. Het blijkt zelfs nog moeilijker dan ik al dacht om stelselperspectief te vestigen. En toch kunnen we niet zonder ...

25.73
Je kunt stellen, zoals jij doet, dat slechts het referentiemodel van openEHR programmatuur (software) omvat. Archetypes en templates zijn daar echter netzogoed geprogrammeerd, zij het dus op een andere manier en als zodanig mede geconditioneerd door dat referentiemodel. Cadeau krijg je ze niet, punt. Ja, zo’n samenhangende spreiding van programmatuur naar vorm en inhoud kan voordelig zijn. Die schakering is ook zeker niet uniek voor openEHR. Daarom bestaan inderdaad overeenkomsten tussen allerlei tèchnische middelen.
Hoe je het ook wendt of keert, waarmee bepaalde informatie als representatie geacht wordt te corresponderen moet verdeeld zijn over dergelijke programmeerstappen annex -lagen. Het lijkt erop dat jij voor openEHR die correspondentie wilt ontwijken: ... “abstracte
informatieklassen,” “rond een concept alle mogelijke (mogelijk in iedere
denkbare situatie) informatie logisch […] geordend,” “een verzameling van fictieve
objecten en relaties,” “de archetypemethode betreft 'slechts' informatieordening,” “zonder oordeel,” “het betreft nooit de werkelijkheid, maar informatie” … Dat lijkt weliswaar oneindig flexibel, maar volgens mij klopt het niet.
Je hebt daarentegen volkomen gelijk dat het erom gaat “informatie mbt een veranderende werkelijkheid en belangen dynamisch te representeren.” Nee, bij nader inzien meen ik dat jij met zo’n zinsnede juist verdere verwarring oproept. Het is, nota bene, niet “de uitdaging informatie […] te representeren.” De “voor mensen te begrijpen vorm,” het woord vorm kondigt het al aan, is informatie. Ofwel, veronderstelde representatie is (zulke) informatie. De ene mens vindt iemand anders ònbegrijpelijk, zodra z/hij diens correspondentie niet volgt.
Zo omvat het openEHR-referentiemodel reeds een karakteristieke werkelijkheids- ofwel objectverwijzing. Vat object in deze context overigens ajb niet op als uitsluitend een materieel ding. Hoe dan ook, op het verhoudingsgewijs vàste referentiemodel borduurt programmering van archetypes voort. Al betreft het daar werkelijkheidsmogelijkheden, het betreft informatie, dùs objectrepresentatie. De mate van abstractie danwel concreetheid doet niets af aan het correspondentiekarakter. De werkelijkheidsactualisering van representatie gebeurt met een template. De relevante concretisering bevatten de archetypes reeds, want dat volgt uit de slag tussen archetype en template die, althans zo interpreteer ik onverminderd de documentatie, strikt de schakeling inhoudt van eventueel meerwaardige potentialiteit naar enkelwaardige, specifieke actualiteit. Is een archetype zo’n hoopje potentialiteit, of niet? Ontstaan die hoopjes door parameterisering, zeg netzogoed door programmering, maar een beetje ànders, van het referentiemodel? Als volgens het referentiemodel vanalles en nog wat kàn, wat geldt feitelijk als object(en) waaraan dat model refereert? Omwille van flexibiliteit is dat zo min mogelijk, zou ik zeggen. De ontologisch knoop begint echter onvermijdelijk dáár.
Mocht je de discussie willen voortzetten, ben je van harte welkom. De archetypemethode hebben we volgens mij echter wel zo’n beetje gehad. Ik heb moeite gedaan die methode te begrijpen, maar jij blijft beweren dat ik me vergis. Wij blijven het oneens.

25.74
Wat jij blijkbaar onder discussie verstaat, heb ik opgegeven.

25.75
In hun gretigheid de almachtigheid van de archetypemethode te belijden, vergeten ze zorgvuldig te lezen. Zo krijg ik terug dat ik beweerd zou hebben dat "de archetypemethode [...] de werkelijkheid actualiseert." Ik schreef echter: "De werkelijkheidsactualisering van representatie gebeurt met een template." Heb ik het een keertje over informatie, is het nog altijd niet goed.

25.76
“Verwarring” lijkt me voor mijn aandeel erin een verkeerde kenschets voor die correspondentie. Met de vader zag ik vrijwel meteen geen opbouwende discussie mogelijk. Sinds ik weet dankzij La Bêtise (1985) door André Glucksmann — ik las zijn boek enkele jaren geleden in duitse vertaling — dat domheid een agressieve, actieve macht is, ben ik daar nog alerter op. Daarom verwees ik hem kortaf naar publicaties, … waaruit hij één zin citeerde … maar slechts als aanzet om mij allereerst naar een artikel van Barry Smith te verwijzen en vervolgens alle aandacht weer op openEHR te vestigen.
Wat Smith betreft, zijn boek On the Origin of Objects (1996) las ik toen het pas verschenen was, op zoek naar eerdere formuleringen van situationeel verbijzonderde gedragsmodellering. Nee, dus. Bedoeld artikel is Against Fantology (2005) en bevestigt nu mijn eerdere beoordeling. Terecht heeft Smith kritiek op te simpele logische systemen, maar zijn eigen voorstel schiet volgens mij eveneens tekort. Ik herken althans geen explicitering van situationele variëiteit, laat staan van subjectieve. Smith blijft dus braaf binnen het analytische paradigma van de filosofie.
Nota bene onmiddellijk volgend op de ene zin (I’ll leave such answers entirely to yourself, but for myself I am strongly aware that “I exist” is actually constituted by a multitude of “I behave’s.”) die de vader eruit pikte, staat in Ontology for interdependency:

And how I behave somewhere may even contradict how I behave elsewhere …, if only that such a contradiction (also) takes on a different meaning with interdependency.
A logic rules interdependency, too, but it is a new logic. The old logic of independency, that is, of ontological atomism, is insufficient to explain it. Hence the requirement for a paradigm shift.

Wat verderop in dat opstel verklaar ik me nader:

Radically factored behaviors also suggest a reappraisal of behavioral consistency. The measure of such consistency shrinks from the object as a whole (whatever that is, and thereby from reality as a whole) to the single determining situation.
Within some situation, the question for consistency dissolves. For that situation, the object’s behavior exists. To put an additional label on it, behavior is always only positively present on account of its situational specification.
In the very same situation, there is no room for what would traditionally be called such behavior’s negation. As it is simply different, another situation accounts for such behavior, and so on.
A situational logic of interdependence is consistently positive. The mechanism of two-valued contrast between an affirmation and its negation is included in infinite-valued situational differentiation. A situation can be tuned to any degree of differential behavior.

De vader had mij dus niet op werk van Smith hoeven wijzen, ... maar Smith op dat van mij. Natuurlijk is dat te veel verwacht, stellig niet in de laatste plaats omdat hij “distributor for Ocean Informatics for Europe and Middle East” is. Ocean Informatics? Dat is de (be)drijvende kracht achter, precies, openEHR. Dat handelsbelang lijkt voor vader en dochter zwaar te wegen. Maar ja, ik vertegenwoordig metapatroon zelfs wereldwijd …
Over archetypes beweert de vader ditmaal dat ze “fractaal” zijn. Schiet mij maar lek. Ik heb de Architecture Overview (T. Beale en S. Heard, zeg dus maar Ocean Informatics, 2007) van openEHR nògmaals bekeken. Volgens mij zien jij en ik de hoofdlijnen allang redelijk scherp. Toch over verwarring gesproken, naar mijn idee gaat openEHR vooral mank door een (p. 15) “ontological separation.” Volgens openEHR geldt op “the ontological landscape […] a primary separation between ontologies of information i.e. models of information content, and ontologies of reality i.e. descriptions and classifications of real phenomena.” De semiotische enneade als axiomatisch stelsel poneert daarentegen de ònlosmakelijkheid van zijn negen elementen. De tekendimensie impliceert dus zowel de object- als de interpretatiedimensie, vice versa. Daaruit volgt dat ontologie een enneadisch karakter heeft. Sterker nog, als axiomatisch stelsel vormt de enneade meteen de beknoptste samenvatting van (de) ontologie, ènkelvoud. Omdat hetzelfde geldt voor semiotiek en epistemologie, … komen ze overeen zodra een ‘teken’ aan de orde is.
Het heeft er weg van dat openEHR andere betekenis(sen) hecht aan ontologie dan ik — meen dat ik — doe. De gesuggereerde scheiding vormt in elk geval voor openEHR aanleiding zich nauwelijks om “ontologies of reality” te bekommeren. Want “[i]n health informatics, this separation already exists by and large, due to the development of terminologies and classifications.” Zulke “terminologies and classifications” beschouwt openEHR als gegéven “ontologies of reality.” Let op het meervoud.
Dan blijven de “ontologies of information” voor openEHR over. Blijkbaar betekent “information content” dus niet “reality.” Die “information content” is nader gesplitst in (p. 16) “information models and domain content models.” Ter verklaring volgt meteen: “The former category corresponds to semantics that are invariant across the domain (e.g. basic data types like coded terms, data structures like lists, identifiers), while the latter corresponds to variable domain level content descriptions - descriptions of information structures such as “microbiology result” rather than descriptions of actual phenomena in the real world (such as infection by a microbe).” Over semantiek heb ik verderop nog enkele opmerkingen. Hier wijs ik erop dat het erop lijkt, dat de relativiteit van het verschil tussen het zgn reële systeem en het informatiesysteem, zoals B.K. Brussaard dat ooit aangaf, onbegrepen bleef. Wanneer zo’n “microbiology result” op zijn beurt als informatie moet worden opgenomen in een informatiesystéém, geldt het dáárvoor als element van het reële systeem. Dat is de manier waarop ook informatieverwerkende organisaties (vele overheidsinstellingen, verzekeringsmaatschappijen, bankbedrijven …) netjes passen in het stramien van informatie-is-afbeelding. Nota bene, daar is helemaal geen aparte ontologische categorie voor nodig. Integendeel, dat verwart hopeloos. Zo sloeg openEHR een weg in die op wat ruimere schaal bemeten geheid doodloopt. Prima, dat scheelt mij een concurrent.
Wat er zinvol nog van openEHR valt te becommentariëren, is de uitwerking van zoiets als modelgedreven systeemontwikkeling. Die opzet ademt sterk de sfeer van de zeventiger jaren van de vorige eeuw. Over de getrapte werking, dus vàste componenten (reference model) die variabel configureerbaar zijn (archetypen en vervolgens templates), vermeldt Architecture Overview van openEHR dat (p. 16) “[t]his separation is not generally well understood, and historically, a great deal of domain-level semantics has been hard-wired into the software and databases, leading to relatively unmaintainable systems.” Hierover kan ik allereerst een flauwe opmerking niet nalaten. Naar de aard van “software” is het ònmogelijk daarin iets “hard-wired” op te nemen. Wezenlijk verwarrend vind ik echter de associatie met semantiek. Volgens de “ontological separation” betreft het blijkbaar géén betekenissen in de zin van het reële systeem, dus laat ik wat barokkig maar zeggen de èchte werkelijkheid. Ik vind het echter vergezocht, laat staan in exclusieve zin, om semantiek op “descriptions of information structures” te betrekken, maar dat lijkt openEHR er wèl onder te verstaan. Dat is geen “ontological separation,” maar ronduit vervreemding.

25.77
Wat ik ervan vind, is dat mensen samen verder komen als ze over en weer elkaars meester en leerling durven zijn, bedankt dus op mijn beurt voor jouw lessen.
Van zijn berichten leer ik natuurlijk ook ..., nou ja, ik doe mijn best.

25.78
Dat herinnert mij aan wat ik ooit ergens in Aspecten en Fasen schreef. Het komt erop neer dat je gemakkelijk aan goed advies kunt komen. Er zijn immers zoveel slechte adviseurs, dat je gewoon precies het omgekeerde doet van wat je alom aanbevolen krijgt.

25.79
Ben je serieus met je verzoek om commentaar op jouw notities? Volgens mij is het stadium alweer voorbij dat iemand op die manier dan netzo serieus reageert.

25.80
De accenten die jij plaatst, zijn ook volgens mij precies de onderwerpen waarover een beleidsorgaan zoals het College Standaardisatie enz. zich druk moet maken. Als ik je goed begrijp, zeg maar de sociale psychologie van interoperabiliteit. Of dat lukt, die opbouwende drukte, is natuurlijk nog maar de vraag. Waarschijnlijk zijn de collegeleden nèt medici, althans zoals jij medici beschrijft. Maar agenderen moeten we blijven proberen.

25.81
Met dat punt raak je mijn levenswerk. ;-) Op maatschappelijke schaal is "eenduidigheid van definities" illusoir. Daarom kunnen betekenissen slechts contextueel verbijzonderd gelden. Zonder èxpliciete context dreigt verwarring in en dus door informatieverkeer. Op die schaal is óók de zgn medische sector niet geïsoleerd. Onder de noemer van interoperabiliteit rijzen daarom allerlei nieuwe vragen. Daarop blijven allerlei bestaande antwoorden al dan niet deels geldig. Zoals wij bijvoorbeeld destijds over de norm voor informatiebeveiliging in de gezondheidszorg bespraken, staat er niets in waarom zij tot toepassing in die ene sector beperkt zou moeten blijven. In dàt geval dient de verbijzondering slechts het veranderkundige tussendoel van acceptatie.

 

 

Februari – maart 2008, webeditie 2008 © Pieter Wisse