30.
Aantekeningen uit correspondentie,
januari – februari 2009

Pieter Wisse

Hier staan tekstpassages verzameld, voornamelijk overgenomen uit emailberichten die ik schreef in de periode januari – februari 2009. De volgorde van verzending bleef gehandhaafd.

 

 

30.1
Als hun haar maar goed zit (terwijl wij de kapper betalen).

30.2
Wellicht is het zelfs goed bedoeld, maar daar schieten we dus niets mee op, integendeel. Blijkbaar begrijpt daar niemand dat normering, dus ook zo'n zgn servicenorm, het procedurele karakter van verstandhouding altijd versterkt ... totdat heuse verstandhouding radicaal uitgesloten is. Dienstbaarheid is juist het vermogen tot de-normering, want ... reële situering. Van de poging tot normering van wat-open-moet-blijven-voor-verbijzondering leidt onvermijdelijk een weg naar crisis.

30.3
Opnieuw op mijn beurt, of ik iets van je opstellen begrijp betwijfel ik, maar ik ga dus mijn best doen. Ik keek al op het ww web en met de zoektermen 'kant transcendental apperception' kwam ik vooral commentaren tegen dat het een onderwerp betreft waarover Kant zich zelfs nòg opvallender dubbelzinnig uitdrukte. De vage indruk die ik alvast kreeg, was inderdaad dat het, zoals jij aangeeft, "wel specifiek [gaat] over identiteit in relatie tot de notie van 'zelf'." Dat lijkt me dan toch wezenlijk ànders dan hoe ik identiteit als element beschouw van een semiotische structuur/referentiekader. Je kunt ook zeggen dat Kant onmogelijk de opgave kon herkennen van ontwerp van stelselmatige voorzieningen voor open informatieverkeer.

30.4
Wat mij betreft geldt als criterium in hoeverre jij hem wilt 'meenemen' langs het semantische spoor van interoperabiliteit. Zoals hijzèlf al terecht stelt, daar kom je nog wel wat meer tegen dan wat ik in dat ene rapport behandel; zie Stelselmatige semantiek door Suwinet.
Overigens verwart hij middel en doel nog sterk. Als hij een fiets koopt, vraag jij hem toch ook niet of hij daarmee van Pijnacker naar Oost-Siberie wil reizen ... omdat er (ook) daarheen een weg ligt? Die fiets is al nuttig resp. heeft hij nodig, omdat hij diverse bestemmingen op die manier gemakkelijker haalt dan te voet, of zelfs überhaupt allemaal bereikbaar krijgt.
Zo is het ook met een methode zoals metapatroon. De zgn variëteit van wat je voortaan hoe dan ook in samenhang moet brengen, maakt contextuele verbijzondering noodzakelijk. Daar ligt, zeg maar, een òndergrens waarom je naar de rijkere methode grijpt. Netzo bestaat er een òndergrens voor het gebruik van de fiets; je kunt het blijkbaar niet langer belopen, dus neem je een kwalitatief ànder middel. Op zijn beurt heeft het bereik per fiets praktisch ook weer een bovengrens, … wat de ondergrens vormt voor de keuze van verplaatsing per auto ... Klopt, dat kan van mens tot mens nogal verschillen (als ze al lopen en/of fietsen).
Indien hij bedoelt dat hij geen bovengrens voor samenhang door metapatroon herkent, beschouw ik dat graag als bevestiging van methodische openheid ervan. Daarom is metapatroon extra toekomstvast, prima.
Verder stelt hij de vraag of andere methoden "zijn [...] te integreren/te koppelen." Ja, dat zijn ze. Maar hoe? Dat lukt vanwege reële variëteit slechts met een methode van een hogere orde. Zo deelt hij bevestiging nummer twee uit, bedankt.

30.5
Moet je je openlijk tegen die evidente verspilling verzetten? Laat maar gaan, zou ik zeggen. Hoe sneller dat niets oplevert, des te goedkoper is het per saldo voor de belastingbetaler.

30.6
Zo'n toestand van fragmentatie kan je maar beter kennen, als je serieus met interoperabiliteit aan de slag wilt. Dat besef lijkt vooral aan politici en bestuurders overigens nog lang niet besteed, als ze dat überhaupt ooit kunnen verwerven. Dat komt ondermeer omdat zij zichzèlf laten insluiten door een cordon pseudo-deskundigen dat druk met navenant averechts effect bezig is; die verdediging blijkt ondoordringbaar voor enig verstandig bericht over wenselijke tot en met noodzakelijke samenhang voor maatschappelijk verkeer.

30.7
Inmiddels vorderde ik aardig met een overkoepelende benadering voor modellering van — de informatietypen van — respectievelijke (basis)registraties. Met diezelfde benadering, als het lukt, kan tevens samenhang tùssen zulke registraties/informatiesystemen tot in het kleinste detail worden aangegeven. Voor een heus stelsel met inbegrip van bestaande informatieverzamelingen zijn dàt over- en inzicht natuurlijk onontbeerlijk.
De titel van wat vooralsnog een ontwerpschets is, luidt Interoperabiliteitscatalogus informatietypen. Daarop probeer ik hier enige voorbereidende toelichting te verschaffen.
Zo’n beetje midden bovenaan hangt een blokje met ernaast de beschrijving ‘term.’ Er staat ‘functie/referentie’ bij en die aanduiding is min of meer afkomstig van het zgn oefenschema (de grote plaat).
In elk geval voorlopig voor deze Interoperabiliteitscatalogus informatietypen, stel je een verzameling van afzonderlijke termen voor. Uit de resp. catalogi van BGR, BGA, GBA en NHR viste ik alle termen die op één of andere manier een groepering van informatie ‘betekenen.’ In GBA, bijvoorbeeld, bestaat persoon op diverse, zeg maar, schalen van groepering, te weten als lijst en categorie. Het onderste grensgeval van groepering is informatie die als ondeelbaar gedocumenteerd staat.
Goed, uitgaande van dergelijke losse termen kunnen hiërarchieën (omgekeerde boompjes) worden geknutseld. Daarvoor vormen de afzonderlijke catalogi de bouwinstructies. Voor Interoperabiliteitscatalogus informatietypen gaan we dus niets, herhaal, niets op inhoud willen wijzigen aan de opzet van genoemde basisregistraties. In eerste aanleg inventariseren we zo zuiver mogelijk met Interoperabiliteitscatalogus informatietypen. Pas zo’n realistische inventarisatie helpt eventuele stroomlijning.
De hoofdlijn die ik voor inventarisatie voorstel, betreft de relatie van geheel en zijn delen (whole/part). Op zijn beurt kan een bepaald deel weer als geheel tellen voor verdere delen, enzovoort tot waar zulke ontleding (ge)stopt (is).
In het schetsontwerp staan dergelijke hiërarchieën op hun summierst aangeduid; zie het knooppunt voorzien van de beschrijving ‘informatieverzameling.’ Dat knooppunt bevindt zich rechtsonder het blokje voor de verzameling van losse termen (‘functie/referentie’).
Nota bene, onder de beschrijving ‘informatieverzameling’ staat een vette hoofdletter h, H dus. Door die toevoeging moet dat ene knooppunt in het schema eigenlijk gelezen worden als (eventuele) verzameling van nevengeschikte hiërarchieën. Voor nadere uitleg, zie bijvoorbeeld figuur 5 in Stelselmatige semantiek door Suwinet (p. 16).
De informatiestructuur (volgens typen) van BGR, BGA, GBA en NHR valt echter niet volledig met zulke geheel/deel-hiërarchieën te modelleren. Het kostte me enige tijd te beseffen dat daarvoor verschillende redenen zijn.
Wat GBA als (informatie)groep kent, moet eigenlijk worden beschouwd als een sjabloon. Volgens zo’n sjabloon kunnen verschillende zgn categorieën gelijkvormige informatie bevatten. Maar feitelijk gelijk is zulke gelijkvormige informatie dus niet. De categorieën maken als het ware het verschil ertussen. Kort en goed, door het sjabloonkarakter van wat volgens GBA als groep geldt, hoort groep-in-die-betekenis niet in een hiërarchie van lijst tot en met rubriek. In die hiërarchie moet de complete detaillering verschijnen, dus ná het sjablooneffect in de diverse relevante categorieën. Náást die, zeg maar, operationeel primaire hiërarchie kunnen als evenzovele aparte hiërarchieën de diverse groepen-als-sjabloon worden gemodelleerd. (En impliciet blijft daardoor, maar nu algemeen, ‘term’ als een sjabloon over, ook weer als grensgeval.)
Bijgevolg kan de samenhang tussen een bepaald èxpliciet sjabloon en ‘zijn’ categoriale instantiëringen (met excuus voor dit lelijke woord) niet in één hiërarchie weergeven zijn (als een relatie tussen een geheel en delen ervan). Voor àndere relaties (dan volgens geheel/deel) bevat het schetsontwerp daarom extra voorzieningen. Links bovenaan in het schema staat een blokje met de beschrijving ‘verzamelingenrelatie.’ Dat is bedoeld als aanknopingspunt. Vanuit een bepaald aanknopingspunt kunnen zgn deelnemers eraan aangegeven zijn, steeds met een karakteristieke rol voor de relatie in kwestie. Zo kan een dergelijk aanknopingspunt gevestigd worden voor de relatie die aangenomen kan zijn voor instantiëring van feitelijke informatiegroepen in meerdere categorieën op basis van één groepssjabloon. Met dit expliciete relatie(type) erbij is de modelleerlogica à la GBA compleet gevat.
BGR en BRA blijken dan vrijwel recht-toe-recht-aan modelleerbaar volgens geheel/deel-hiërarchieën. Want daar zijn geen sjablonen aan de orde. Bijgevolg tellen die catalogi verhoudingsgewijs véél meer (primitieve) termen. Dat is óók weer logisch, maar dus dáár. Er komt geen expliciete schaalaanduiding (zoals categorie in GBA) bij kijken om een korte term alsnog te contextualiseren. Daarentegen moet èlke aparte term ook meteen ‘zijn’ contextualisering bevatten als waarborg voor eenduidigheid (overigens slechts binnen het bereik van de registratie in kwestie zèlf). Dergelijke vermenigvuldiging van (basis)termen wees ik eerder aan in Suwi Gegevenswoordenboek; zie paragraaf 5 in Stelselmatige semantiek door Suwinet (pp. 7-8).
Vergeleken met GBA zijn BGR en BRA allebei objectgericht(er) gemodelleerd. Expliciete relaties tussen object(typen) kunnen in Interoperabiliteitscatalogus informatietypen uiteraard via ‘verzamelingenrelatie’ enzovoort opgenomen worden.
Met positionering van NHR in een overkoepelende benadering schoot ik pas op, nadat ik besefte dat die ene catalogus methodisch niet helemaal klopt. De hoofdlijn volgt hiërarchie van geheel/deel zelfs overdreven. Want dat gebeurt, nota bene, óók met vermelding van object(typen). Die aanpak is echter strijdig met de aanname voor objectgerichtheid. Dat vergt voor een overkoepelende benadering eveneens een vertaling, maar dus een àndere dan voor GBA.
Om te beginnen kan/moet voor NHR alles worden gemodelleerd dat qua informatietypen wel degelijk, zeg maar, klassiek geldt als geheel/deel-hiërarchieën. Daar hoort de relatie van een objecttype als onderdeel van een ànder objecttype dus niet bij!
Een objecttype is dan ook maar weer ergens een knooppunt volgens de hiërarchische opstelling van (basis)termen. En zoals hierboven toegelicht, kunnen dergelijke knooppunten tevens figureren als deelnemers aan een expliciete relatie. Langs die weg kan ook NHR compleet verschijnen in Interoperabiliteitscatalogus informatietypen.
Ja, (ook) de geldige geheel/deel-hiërarchieën kunnen vervangen worden door gelijkwaardige exemplaren van ‘verzamelingenrelatie.’ Zo’n algemener (meta)model lijkt mij echter praktisch (nog lang) niet handig.
Nadruk verdient dat het blokje ‘verzamelingenrelatie’ als het ware vrij staat, dus niet ondergeschikt is aan één of àndere informatieverzameling. Dat opent de mogelijkheid om vervolgens relaties te modelleren tussen knooppunten in/uit wat tot dusver gelden als verschillende registraties/informatiesystemen.
Met precies dezelfde extra voorzieningen voor expliciete relaties kan daarom ook worden vastgelegd welke informatie(type) als authentiek geldt ten opzichte van informatie(typen) èlders. Dat kan een één-op-méér relatie zijn; dat is de reden om voor Interoperabiliteitscatalogus informatietypen een opzet te kiezen waarin voor èlke deelnemer aan een specifieke verzamelingenrelatie ook expliciet zijn dienovereenkomstige rol valt te bepalen.
Ook vestig ik de nadruk erop dat Interoperabiliteitscatalogus informatietypen ‘open’ staat voor opname van het (logische) informatiemodel van een willekeurige registratie/informatiesysteem. Die openheid volgt uit mijn overtuiging dat de traditioneel gedachte basisregistraties noodzakelijkerwijs inkrimpen (nou ja, informatiekundige noodzaak) naarmate méér (andere) informatieverzamelingen integraal onderdeel vormen van het daardoor groeiende informatiestelsel.

30.8
Voor de allereerste stap/brug naar samenhangende semantiek van/in zgn basisregistraties heb ik het oefenschema lòsgelaten. Dat komt later geheid weer. Information Dynamics bouwt een systeempje om informatiestructuren van afzonderlijke informatiesystemen toch onder één horizon te inventariseren (nb! niets meer en niets minder) ... en dùs 'samenhangbaar' te krijgen op een manier die toch begrijpelijk zou moeten zijn voor de resp. achterbannen! Dat wordt, uiteraard, een webtoepassing.
Volgens mij, als je mij deze suggestie veroorlooft, kan jij precies hetzelfde gereedschap gebruiken voor een vergelijkbare inventarisatie bij jouw werkgever.

30.9
Weliswaar heb ik filters geïnstalleerd voor bestanden die opgemaakt staan volgens een formaatstandaard die op maatschappelijke schaal vooralsnog een curiositeit vormt, maar dit lukt helaas niet. Heb je ajb een versie beschikbaar die ook voor mijn toch gangbare hulpmiddelen, zeg maar, open is?

30.10
Aanknopingspunten voor een consistent (informatie)model herken ik er eerlijk gezegd niet zo gauw in ... dat wordt dus lastig. Er staat weliswaar hier en daar iets zinnigs, maar ik zie vooral niet hoe zo'n eventuele informatieverzameling bruikbaar gevuld raakt en blijft. Volgens mij moet je praktisch uitgaan van wie verantwoordelijkheid draagt voor enig project/programma. Dan moet je maar even voor lief nemen hoe z/hij daarover informatie beschikbaar stelt voor samengestelde rapportage(s). Wie niet(s) levert, tja, dat levert een witte plek op ... die je dus netzo wit doorgeeft. Als de ontvanger van de samengestelde rapportage daarmee geen genoegen neemt, moet z/hij niet bij jou zijn, maar wèl bij de verantwoordelijke functionaris voor het project/programma in kwestie. Als het dan nog steeds wit blijft ... was het jou als louter intermediair natuurlijk ook nooit gelukt om zo'n lacune te vullen.
Het is dus naar mijn idee niet zo dat jij zèlf met een overkoepelend model moet komen, dat vóórschrijvend geldt hoe de relevante project-/programmarapportages eruit zien … opdat je die informatie volgens jouw beeld optimaal kunt dóórgeven. Er geldt meer dat jij-de-intermediair dankzij een beschrijvend model, klopt, natuurlijk ook wel degelijk overkoepelend, samengestelde rapportage faciliteert.
De ervaring moet zo langzamerhand toch geleerd hebben dat elke poging om vóórschrijvend tot samenhang te komen pas werkt, en ook dan moet het geweldig meezitten, binnen een enkele gezagshiërarchie. Zolang verantwoordelijke functionarissen met hun respectievelijke projecten/programma's zich daarvan echter geen onderdeel beschouwen, heeft het geen zin (meer) om het langs die weg te proberen. Overigens is zo'n hiërarchie op de reële schaal van maatschappelijk informatieverkeer überhaupt een illusie, dus laten we het ajb maar helemaal vergeten.
Mijn suggestie voor een realistische aanpak hier-en-nu luidt om met naam en toenaam de projecten/programma's te inventariseren waarover informatie opgenomen moet zijn in de allereerste versie van de samengestelde rapportage. Ga elk project/programma dan vooral niet vertellen welke informatie, en hoe, wanneer enz. het moet verschaffen. Daarentegen, inventariseer zo nauwkeurig mogelijk wat het project/programma aangeeft beschikbaar te zùllen stellen voor de samengestelde rapportage. Geef er géén commentaar op. Nogmaals, inventariseer, punt.
De inventarisatieresultaten vormen de ingrediënten voor het overkoepelend informatiemodel dat onmisbaar is voor de samengestelde rapportage als een synthese. Stel dat verschillende projecten/programma's met onverenigbare informatie komen aanzetten. Probeer dat in eerste aanleg niet te verhelpen, maar maak zulke verschillen juist dankzij het beschrijvende model zichtbaar. De enige partij die vervolgens kan eisen dat projecten/programma's hun afzonderlijke rapportages aanpassen, is de partij die rechtmatig beschouwd wordt als de ontvanger van de samengestelde rapportage. Met andere woorden, dat is niet informatie-intermediair, nooit. Verder moet je overigens maar hopen dat een relevant project/programma jouw opdrachtgever voor facilitering van de monitoring wèl zo ziet. Nogmaals, als dat niet zo is, weet je één ding zeker, te weten dat jij er al helemaal niets aan kan veranderen. Dan hoef je er ook niet aan te beginnen.

30.11
Ook krijg je pas scherp zicht op (on!)mogelijkheid van zgn core components met zo'n gevulde Interoperabiliteitscatalogus informatietypen.

30.12
Informatiemodellering kent een, zeg maar, klassieke school. Daarvoor luidt de aanname, overigens vrijwel altijd onbewust gehanteerd, helaas, dat binnen het gekozen domein term en betekenis ènkelvoudig samenhangen. Exemplaren van dat koppel kunnen daar dus, nog steeds volgens die aanname, geüniformeerd en gestandaardiseerd zijn. Mis! Want voor een beetje domein krijg je op die manier slechts een spreekwoordelijke dinosaurus die suf van verwarring door reële variëteit niet meer weet (wil) welke kant hij op wil (weet). Het punt is natuurlijk dat zulke aparte domeinen niet ècht bestaan, maar destijds ook maar voortkwamen uit — wat, over beperking gesproken, opgevat werd als — het beperkte bereik van informatietechnologie. Over aanname gesproken, kortom, voor een netwerksamenleving moet allereerst het idee overboord van gescheiden domeinen, sectoren of hoe die valse voorstellingen ook heten.

30.13
Over hun duurzame waarde als referentiemodellen voorzie je ik graag van praktische kanttekeningen. Maar ik kan me voorstellen dat je ze voorlopig toch graag als leidraad wil (laten) gebruiken door een organisatie voor modernisering van haar informatievoorziening. Zo ja, dan herken ik echter ook heel praktisch nog niet hoe zo’n organisatie van haar huidige inrichting die toestand kan bereiken zoals de referentiemodellen voorstellen. Daar hoort naar mijn idee een expliciet scharnier tùssen. Het kan natuurlijk ook zijn dat jullie een dergelijke voorziening wel degelijk aanbieden, maar dat de documentatie die jij me ter inzage stuurde er domweg niet over gaat. In dat geval verontschuldig ik mij alvast voor mijn overhaaste opmerkingen ...

30.14
De principiële aanleiding is dat — inzicht rijpt dat — mechanismen voor beheersing van betekenissen waarop informatievoorziening met digitale technologie tot dusver geënt is, inherent gesloten zijn. Het praktische bereik van hulpmiddelen blijft daardoor beperkt tot een zgn domein (lees ook: sector e.d.) waarop uniforme, gestandaardiseerde betekenissen (moeten!) gelden. Dat blijkt reeds binnen zulke domeinen een simplistische claim, maar is zelfs een onoverkomelijk probleem zodra voorheen gescheiden domeinen opgaan in één (verkeers)stelsel op ruimere schaal. Dat is wèl precies wat gebeurt. Met andere woorden, vooral onder impuls van netwerktechnologie zijn dergelijke traditionele betekenismechanismen inmiddels achterhaald. Want zij staan geen òpschaling toe tot het bereik van informatieverkeer waar nu eenmaal variëteit van betekenissen bestaat.
Omdat bemoeienis met verschillende belangen zelfs karakteristiek voor overheid is, vormen overgeleverde mechanismen voor betekenisbeheer juist voor de elektronische overheid een uiterst praktische belemmering. Naarmate elektronische overheid ruimer opgevat raakt en wel totdat het vanuit algemeen belang primair gaat om infrastructuur voor maatschappelijk informatieverkeer, groeit de praktische noodzaak voor open ipv gesloten semantiek.
Weliswaar is de theorie van zgn stelselmatige semantiek kwalitatief ànders (wat ook logisch is om een heuse oplossing te kunnen bieden) en vergt daarom hèroriëntatie, gewenning en ga maar door, maar dat bevestigt slechts hoe wezenlijk praktisch het stelselmatige perspectief is … omdat het ànders op stelselschaal domweg nooit werkt. Even lastig, ja, want nieuw. Maar praktischer kan het dus zelfs niet.
Een concrete(re) aanleiding vormt, ondanks vanaf begin 2000 een programma zoals Stroomlijning BasisGegevens, dat in het operationele vlak de samenhang zelfs tussen (die paar) basisregistraties nog altijd niet berekend is op doelstellingen met de elektronische overheid zoals enkelvoudige informatieverstrekking door burger en bedrijf. Heel praktisch ontbreekt het al tussen basisregistraties aan zgn ìnteroperabiliteit. En pas nadat hun onderlinge samenhang soepel functioneert, mogen verdere resultaten onder de noemer van de elektronische overheid verwacht worden en zo door op weg naar bedoelde infrastructuur op basis van interoperabiliteit. Zo beschouwd vormen interoperabele basisregistraties een nodige voorwaarde.
Hun onderlinge samenhang, let wel, vanuit de huidige geïsoleerde opzet pèr registratie, vertoont reeds zodanige variëteit dat de oplossing onhaalbaar blijkt met traditionele, als het ware locaal gedimensioneerde betekenismechanismen. Anders was het ergens tussen 2000 en 2009 natuurlijk ooit wel gelukt. Dat probleem is pas oplosbaar door herdefiniëring in termen van reële betekenisvariëteit, waarvoor dan een aanpak met zgn passende variëteit in stelling gebracht moet worden. Daarop mikt het project onder de noemer van semantische interoperabiliteit. Opnieuw, dàt is werkelijk praktisch.
Voor stelselmatige voorzieningen waarop dit project mikt moet het begrip business case uiteraard ruimer, zelfs anders opgevat zijn dan gebruikelijk in een zakelijk-commerciële situatie. Dat komt door het karakter van infrastructuur dat immers verband houdt met algemeen belang, als zodanig verscheidenheid faciliteert enzovoort.
Zonder voorzieningen voor semantische interoperabiliteit is de elektronische overheid niet realiseerbaar volgens doelstellingen zoals enkelvoudige informatieverstrekking en (overige) administratieve lastenverlichting respectievelijk wat dienstverlening heet. Wat onder die noemer eventueel toch zou functioneren, maar als het al lukt dus nodeloos gefragmenteerd en (dus) zònder bereikte doelstellingen op reële stelselschaal, zal ook nogeens veel moeilijker beheersbaar zijn. De allereerste besparing zou weleens haalbaar zijn door vruchteloze pogingen (nogmaals, principieel vanwege ontbrekend beheersmechanisme voor betekenisvariëteit) voor stelselmatigheid te staken.
Borging van expliciete samenhang tussen reële betekenisverschillen levert stellig enorme besparingen, terwijl ontkende afhankelijkheden, hardnekkige pogingen tot illusoire begripsuniformiteit e.d. steevast tot onbeheersbare kosten leiden (om maar niet te spreken van tekortschietende kwaliteit van voorzieningen, drempels voor gedifferentieerde ontplooiing enzovoort).
Als belangrijkste reden voor — een verkennend begin met — semantische interoperabiliteit moet echter erkend zijn dat het gaat om een noodzakelijke voorwaarde. Voor wie niet thuis is in oorzakelijke redeneringen, een noodzaak betekent dat het anders nooit werkt, punt. Er is daarom feitelijk sprake van een basic case ipv business case.

30.15
Maar je weet dat ik allang niet enthousiast ben, let wel, voor mijzelf niet, over blogs. Blijkbaar kan je er slechts stupide reacties op verwachten en die extra ergernis bespaar ik mijzelf liefst. Ofwel, des te grotere bewondering koester ik voor jouw initiatief!! En zolang ik jouw zorgvuldige teksten maar op je eigen website als je notities terugzie en ze daar zonder ruis enz. kan blijven raadplegen, blijf ik gerustgesteld.

30.16
Dat geleuter met nadruk op "scoren" is irritant. Want wie die eis stelt, heeft meestal geen flauw idee waar het doel staat. Op hun eigen achterlijn geven ze een schopje tegen een ouderwetse kanonskogel. Inderdaad, die bal gaat er zo natuurlijk nooit in. Dus, bij wie mislukt het scoren nu echt?

30.17
Als inleidende gebruiksaanwijzing voor Interoperabiliteitscatalogus informatietypen, stel dat je een informatiesysteem x hebt met daardoor bijgehouden informatie onderverdeeld in recordtypen a, b en c. En veronderstel dat recordtype a op zijn beurt de rubriektypen p, q, r en s telt. Die rubriektypen zijn daar, volgens dit voorbeeld, verder niet onderverdeeld.
Goed, de (basis)termen voor de structuurinventarisatie zijn: x, a, b, c, p, q, r en s. Daarmee ga je aan de slag voor de weergave van de strikt hiërarchische ordening volgens geheel/deel. In het schema is dat het knooppunt 'informatieverzameling' met daaronder de vette H.
Je begint daar met het eerste knooppunt als afleiding van x. In die nieuwe context hebben we het dus over de informatieverzameling x. Onder dat ene knooppunt leidt je van de drie (basis)termen a, b en c evenzovele knooppunten-als-informatieverzameling af. Daar staan ze dus in de context van x-als-informatieverzameling.
Op dezelfde manier ga je door 'onder' a-in-x-als-informatieverzameling met p, q, r respectievelijk s.
Volgens mij vergt succesvolle inventarisatie om allereerst maar simpel te doen wat je op die manier hiërarchisch kunt 'plaatsen.' Je kunt dat nog wat opvrolijken door voor elk knooppunt in die hiërarchie een andere relatie met een (dus andere) term te vestigen: categorie. Zo kan je aangeven dat het bij x-als-informatieverzameling gaat om een informatiesysteem, bij s-in-a-in-x-als-informatieverzameling om een rubriek ...
Die rubriek is hier ondeelbaar verondersteld. Volgens de verzamelingenleer mag je dat gerust ook een verzameling noemen. Zo algemeen dekkend is die aanduiding informatieverzameling dus bedoeld dat enkelvoudige elementen er ook in passen.
Nadat je de relevante hiërarchische informatie-ordeningen aardig op een 'rijtje' hebt, kan je je (pas) wijden aan inventarisatie van andere relaties tussen informatieverzamelingen. Is dat iets om tijdens een volgende cursusdag te behandelen?

30.18
Of die adviseur de paradigmasprong kan maken, betwijfel ik eerlijk gezegd vooralsnog. Ik hoop natuurlijk hartgrondig van wèl. Maar je moet alles in verhouding zien. Ik kan prima met hem opschieten en dat is mooi. Verder verkreeg ik juist extra ruimte door zijn apàrte opdracht voor beoordeling e.d. Want van dat oordeel kan ik dan tenminste ook weer iets vinden.

30.19
Het plan luidt dat wij (lees: Information Dynamics) met metapatroon enkele praktische gevallen 'oplossen' van zgn samengestelde zoekvragen (waarbij we dus in diverse informatieverzamelingen waaronder bij voorkeur enkele basisregistraties moeten zijn). Dergelijke proefjes willen wij (opnieuw, lees: Information Dynamics) sinds jaar en dag, maar nooit lukte het om ergens een deurtje geopend te krijgen. Als dat nu wel lukt dankzij dit heuse project, is het prachtig, eindelijk. Maar er blijft te vrezen dat overheidsorganisaties, als puntje bij paaltje komt, zo concreet dan toch maar niet betrokken willen raken. Nogmaals, des te mooier als het nu wel lukt.
Intussen maken wij die Interoperabiliteitscatalogus informatietypen en daarmee kunnen we stellig al behoorlijk wat aandacht trekken. Er komen dus hoe dan ook wat vorderingen.

30.20
Inmiddels bekeek ik het rapport Bouwstenen voor Berichtenuitwisseling tussen Overheden met een vergelijking van enkele zgn vocabulaires (daar terecht ruim opgevat). Als wezenlijk verschil met wat wij ondernemen zie ik dat ons uitgangspunt niet langer zoiets als een gesloten, dus apàrt domein is, maar wèl een open stelsel voor informatieverkeer.
Domeinbinding annex -beperking is contraproductief voor de heuse netwerksamenleving waarin wij allang ‘verkeren.’ Juist omdat, allereerst, Interoperabiliteitscatalogus informatietypen mikt op een overkoepelend perspectief, kunnen we met interoperabiliteit een sprong maken naar samenhang op relevante schaal, te weten principieel stelselmatig.
Terùgkijkend vind ik diverse conclusies uit dat eerdere rapport trouwens beslist raak. Maar je komt er qua aanbevelingen dus niet vèrder mee. Je blijft op z’n gunstigst steken in geoptimaliseerde één-op-één informatieuitwisseling, inderdaad, precies zoals de titel van genoemd rapport stelt: “Berichtenuitwisseling tussen Overheden.” In geïdealiseerde theorie lijkt die traditionele eilandenaanpak nog wel aardig, maar in de praktijk van de reële variëteit moet er toch echt infrastructuur voor informatieverkeer bij. Oh ja, over reële variëteit gesproken, daarover blijft een simplistisch idee bestaan zolang burgers en bedrijven blijkbaar niet tellen als deelnemers aan informatieverkeer.
Interoperabiliteit moet je niet slechts “tussen Overheden” willen oplossen. Wie zich desondanks blijft concentreren op een ènkel domein (eiland), te weten wat z/hij beschouwt als strikt haar/zijn eigen zaken, ontkent feitelijk de noodzaak van contextuele verbijzondering en frustreert aldus samenhang en zo door naar samenwerking.
Als het goed is, passen de specificaties van de domeinen/sectoren die Bouwstenen behandelt natuurlijk ook netjes in de Interoperabiliteitscatalogus. In diezelfde overkoepelende catalogus kunnen dienovereenkomstig structurele relaties worden aangepast, resp. toegevoegd. Nogmaals, dat gaat verder dan vergelijking.

30.21
Verder meen ik te herkennen dat het wiel voor de zoveelste keer bedacht wordt. Leuk voor omzet van de geselecteerde mantelpartij, maar professioneel natuurlijk onzin.

30.22
Nog wat oriëntatie … Gemeenschappelijke Ontsluiting Basisregistraties (GOB) is inderdaad zeer relevant voor ons project. Van Startarchitectuur GOB is de definitieve versie gedateerd op 3 oktober 2008. Op p. 26 staat ondermeer: “Stelselcatalogus biedt onmisbaar inzicht in de structuur van het stelsel.” Daarmee ben ik het hartgrondig eens! De opzet volgens GOB biedt naar mijn idee dergelijk “onmisbaar inzicht” echter, helaas, … niet. Dat lukt niet, nota bene nooit, omdat (zie p. 34 e.v.) “de nationale catalogus” beperkt blijft tot “een overzicht met de globale weergave van welke informatie in het stelsel van basisregistraties aanwezig is.” Die “nationale catalogus” is aldus bedoeld als “stelseltoegang.” Via die toegang is blijkbaar naar behoefte bereikbaar “een catalogus per basisregistratie met het aanbod aan soorten gegevens en gegevensdiensten in detail uitgewerkt.” Ik herhaal even met nadruk, pèr basisregistratie.
Opnieuw geldt dat een scheiding gehandhaafd blijft waar die voor samenhang op ruimere schaal juist moet verdwijnen. Want de samenhang is nu eenmaal stelselmatig. Dat betekent dat relevante relaties (kunnen) bestaan op àlle zgn niveaus van aggregatie resp. verbijzondering. Zeg ook maar dat wat qua betekenisverbijzondering geen verdere uitsplitsing meer kent, vaak netzogoed (inter)nationaal beschikbaar moet zijn (voor wie ertoe geautoriseerd is, uiteraard).
Ik vermoed dat het beoogde bereik van “de nationale catalogus” zo’n beetje overeenstemt met wat “de semantische kern” moet dekken. Maar waarom die kern volgens GOB behoort tot “algemene specificaties” begrijp ik dan weer niet.
In elk geval ontstaat zo meer duidelijkheid over een wezenlijk verschil tussen de stelselcatalogus à la GOB en Interoperabiliteitscatalogus informatietypen waaraan wij werken. Zoals ik hierboven eigenlijk al aangaf staat laatstgenoemde voorziening toe dat willekeurige relaties aangegeven kunnen worden, dus tot en met de kleinste details over grenzen heen van wat tot dusver gelden als aparte basisregistraties. Alleen op die manier komt heuse stelselmatigheid binnen bereik. Gewoon doorgaan, dus.

30.23
Ik kan me prima voorstellen dat je het kernidee van iDNA Manifest wilt populariseren. Maar schrijf daarvoor een tekstje dat je als het ware àfleidt van het manifest en vereenvoudig gerust nog veel sterker. In hoe jij "Registratie" verwerkte, herken ik voorts (nog?) geen kwalitatief verschil met wat versie 3 voorstelt.
Nee, ik vind jouw concepttekst dus geen aanzet voor de vierde versie. Mijn eigen gepuzzel waartoe jij mij wèl aanzette, leidde ertoe dat het m.i. met enige uitbreiding van de opmerkingen bij de artikelen 3 en 8 van de huidige versie aardig lukt om de registermacht erbij te betrekken. Aan de opmerking ad artikel 3 zou toegevoegd kunnen worden:

Met wettelijke beperking van zelfbeschikkingsrecht wordt doorgaans tevens zelfbeheer door de persoon van zijn overeenkomstige persoonsinformatie beperkt. Ter waarborg van beschikbaarheid voor (een) andere perso(o)n(en) krijgt een vertegenwoordiger van de formele registermacht het beheer van de persoonsinformatie in kwestie opgedragen. De registermacht is een uitbreiding van de traditionele trias politica die wetgevende, rechtsprekende respectievelijk uitvoerende macht telt.
De relevante vertegenwoordiger(s) van de registermacht gelden voor de persoon eveneens als andere perso(o)n(en) met bijbehorende verantwoordingplicht aan de persoon over handeling met en beheer van diens persoonsinformatie.

De uitbreiding van de opmerking ad artikel 8 kan luiden:

Voor persoonsinformatie onderhevig aan wettelijke handelingsverplichting geldt doorgaans tegelijk een beperking van zelfbeheer; zie de opmerking bij artikel 3 over informatiebeheer door een aangewezen vertegenwoordiger van de registermacht.

Ik geef graag toe, dat zulke toevoegingen popularisering niet helpen. Maar de, zeg maar, èchte versie van iDNA Manifest moet volgens mij vooral begripsmatig kloppen. Nogmaals, als je er ter inleiding een samenvatting oid. van wilt maken, ga ajb (veel) verder. Vergeet ook die voetnoten dan maar helemaal, wèg ermee!
Overigens lijkt me juridisch een verkeerde beoordeling van de opzet van versie 3. Ik probeerde wel om ook de lijn dáárvan volgens zoiets als de verzamelingenleer enigszins consequent te krijgen. Dat kan inderdaad een formalistische indruk wekken. Maar strikt juridisch, zeker volgens de heersende trias politica, klopt er stellig niets van.
Op mijn beurt ben ik benieuwd hoe jij de klap van deze ruwe reactie verwerkt. Met dank voor je inspiratie, groet.

30.24
In dat zgn materiaal staan tevens verwijzingen naar, zeg maar, primaire bronnen over metapatroon. Die horen er dus bij. Indien hij mijn boek Metapattern: context and time in information models (Addison-Wesley, 2001) niet tijdig te pakken krijgt (en dan moet hij het dus ook nogeens grondig bestuderen), kan hij allereerst enkele artikelen bestuderen die ik eraan ontleende; zie vooral The pattern of metapattern en Metapattern as context orientation.
Ik ga ervan uit dat jullie na die studie metapatroon binnen zijn eigen paradigma kunnen beoordelen, zodat de latere vergelijking met traditionele methoden reëel is.
Indien jullie tijdens bestudering een vraag over metapatroon kwijt willen, laat me die ajb meteen weten en dan probeer ik 'm netzo vlot te beantwoorden. Daarbij ga ik natuurlijk ervan uit, nogmaals, dat jullie eerst serieus naar "het materiaal" keken.

30.25
Voorts bedacht ik zo'n beetje in dezelfde moeite door dat de opmerking bij artikel 1 de juiste, want principiële plaats biedt om vanuit iDNA Manifest het productieve verband met de pentas politica aan te geven. Wat mij betreft lukt dat daar met de volgende toevoeging:

In persoonlijke informatie-integriteit als eerste (maatschappelijk) beginsel komt tot uitdrukking dat de persoon geldt als primaire politieke actor. Als zodanig heet hij burger en zijn politieke erkenning vergt dus, nota bene, aanpassing van traditionele trias politica. Met tevens registermacht erkend als extra faciliterende macht (zie verderop ook de opmerking bij artikel 3), dus gescheiden van de wetgevende, rechtsprekende respectievelijk uitvoerende macht, kent de maatschappelijke orde een expliciet vijfvoudige politieke geleding: pentas politica.
Dit manifest regelt feitelijk, zij het beperkt tot hoofdlijnen, de formele betrekkingen over persoonsinformatie tussen actoren in hun gevarieerde, pentadische hoedanigheden.

Inmiddels meen ik dat het zelfs voordelig is om manifest en pentas politica niet inelkaar te (willen) schuiven. Dat openlijke onderscheid biedt immers de mogelijkheid om gericht relaties ertussen te benadrukken, terwijl ze allebei hun eigen hoofdpunt behouden. Zo is de sprong van trias naar pentas weliswaar principieel, ... maar èlders en voorzover ik het nu overzie is daarvoor geen nieuwe manifestversie nodig. Met uitvoerigere opmerkingen bij artikelen 1, 3 en 8 lijkt het manifest weer helemaal bij.
Wat popularisering van het manifest betreft, de radicaalste formulering is volgens mij de kortst mogelijke versie van artikel 1: persoonsinformatie is persoonseigendom. Alles dat je daaraan toevoegt, roept meer vragen op dan je ermee beantwoordt, ... totdat je noodzakelijkerwijs uitkomt bij het complete manifest en dàt vind je voor praktische reclame nu net te ingewikkeld. Daarom vormt die ene slogan stellig tegelijk de meest praktische samenvatting.
Natuurlijk zitten er nog stellig allerlei gaatjes in versie 3. Moeten we daaraan in dit stadium veel aandacht besteden om ze te ontdekken, te repareren enzovoort? Of concentreren we ons op wat wij de zelfs gapende gaten vinden in het heersende referentiekader voor persoonsinformatie?
In jouw herformulering van artikel 1 neem je bescherming door auteursrecht mee. Dat lijkt mij eveneens teveel variëteit langs één en hetzelfde spoor. Indien een persoon iets 'schrijft' over zijn eigen persoon, is daarop natuurlijk (tevens) het manifest van toepassing. Voor een schrijfsel dat daarentegen geen herkenbare persoonsinformatie bevat (inderdaad, zoals deze aantekening), kan louter dat traditionele auteursrecht gelden. Eigenlijk verkrijgt dergelijk recht dankzij iDNA Manifest (nog) duidelijker, dus effectiever het karakter van bescherming van materiële (uitdrukkings)vormen.

30.26
Jij en ik beoefenen conceptuele pingpong als een snel spel. Wanneer hij pas over een tijdje jouw opslag wil bekijken, heeft hij alweer een hele wedstrijd gemist ...

30.27
Ik probeerde vooral het spectrum te markeren waarop een populaire oproep namens dotindividual eventueel past. Aan de ene kant staat het conceptueel zo consistent mogelijke referentiekader en helemaal aan de andere kant de kortst mogelijke slogan. Ik voegde aan die spectrumschets mijn (f)opvatting toe, dat het mij (!) lastig lijkt daartussen productief te mikken. Maar beschouw dit laatste ajb slechts als (v)erkenning van mijn eigen tekortkomingen. Mochten jouw cavia’s thuis dus nog een hoekje van het papier met je kladversie schrijfbaar gelaten hebben, moet jij het daarop vooral blijven proberen. Op die manier vervang je naar mijn idee echter niet wat er aan het meest uitgewerkte einde van bedoeld spectrum staat. Kortom, ik herhaal dat ik er geen versie 3.1, laat staan versie 4 of verder van iDNA Manifest in zie, maar als het jou lukt wèl een tekst met een ànder karakter die aldus een àndere werking kan verkrijgen. Of "die domme gasten" een realistische doelgroep voor zo’n oproep vormen, betwijfel ik overigens.
Met beperking van beschikkingsrecht gaan natuurlijk alle, zeg maar, eraan ondergeschikte rechten méé. In mijn voorgestelde aanvulling van de opmerking bij artikel 3 wordt (zelf)beheer eruit gelicht om de positie van de aparte registermacht te verduidelijken.
Met vertrouwenspersoon is principieel een intermediair bedoeld. Ik zou zeggen dat zo’n persoon juist geen (afgeleid) handelingrecht kent of tevens als registermacht functioneert. Dat leidt immers tot samenloop van mogelijk tegenstrijdige belangen. Die vertrouwenspersoon heeft ook niet via de persoon zèlf inzage in diens persoonsinformatie, maar via de wet waardoor die persoon zèlf immers geen beschikkingsrecht erover heeft.
Voor het gehele iDNA Manifest geldt dat de zo beknopt mogelijke artikelen een bepaald thematisch bereik consistent moeten dekken. Vooruit, daar staan om de lezer een beetje (verder) op weg te helpen alvast enkele opmerkingen bij. Maar een uitvoerige exegese biedt iDNA Manifest zèlf beslist niet. Dat komt zonodig aan bod in aanvullende, aparte teksten. Een voorbeeld daarvan is Identity management distilled: a comparison of frameworks door Paul Jansen en mij. En Jan van Til schreef o.a. Eigenaarschap voor Samenwerking. Nee, (ook) dat zijn zeker niet de samenvattinkjes die aandacht helpen mobiliseren.

30.28
Je bevestigt hoe moeilijk het is, praktisch onmogelijk bijna, om met een serieus project zelfs maar te beginnen waardoor ook ècht iets kan gaan veranderen. Dat komt omdat besluitvormers daarvoor antwoorden van je verlangen … die je uiteraard pas dankzij het voltooide project redelijk hoopt te kunnen beantwoorden. Kortom, patstelling dreigt.
Gelukkig is hij geen besluitvormer, maar vertegenwoordigt slechts een kandidaat voor onze proefnemingen. Over het project is reeds gunstig besloten, pffff, en we zijn ermee bezig. In dit stadium moeten we proberen om in hoog tempo, dus pèr kandidaat met zo weinig mogelijk inspanningen, enkele reële contacten te verkrijgen voor proefsgewijze verwerking van zgn samengestelde zoekvragen. Die gemeente x? Als dat zou kunnen, reuze graag! Maar als daar in dit stadium nog zó weinig besef bestaat van stelselmatige informatievraagstukken met bijbehorende noodzaak van samenwerking, spijkeren we dat met hier en daar een definietietje natuurlijk nooit zo maar eventjes bij. Dat is zelfs verspilde moeite, want rationele verduidelijking heeft hoe dan ook geen invloed op de kennelijke (emotionele) onzekerheid.
Het kost je nauwelijks extra moeite en is ook gewoon correct om het projectplan aan, in dit geval, de gemeentesecretaris te sturen. Doe er inderdaad vooral die extra toelichting bij waarmee P al een àndere gemeente(secretaris) polste. Daaraan kan je gericht toevoegen dat dùs vooral ook “eigen ‘kerninformatie’ [van de gemeente] waarmee bovendien een wereld aan andere gegevens verknoopt is” belangwekkend materiaal biedt voor onze proefvragen. Want wat we ook maar bekijken, we komen daarbij altijd wel informatie uit basisregistraties tegen, respectievelijk informatie die daaruit ooit verplicht geput moeten worden.
Nee, gelet op jouw notities verwacht ik daarop helaas uit de gemeente x geen vlotte toezegging voor medewerking aan het project, nog maar te zwijgen over constructieve medewerking zèlf. Maar die kleine moeite is de poging altijd wel waard. Niet geschoten … Naar mijn idee kunnen we het ons echter niet veroorloven om zowat een complete projectinspanning te leveren om de gemeentesecretaris c.s. uitgebreid voor te lichten. Voordat we het weten, zijn we ook door andere kandidaten afgeleid van het doel met het project. Dat raad ik des te sterker àf, omdat zulke voorlichting hoogstwaarschijnlijk ook geen verschil maakt.
Wat stellig evenmin verschil maakt, is om de extra toelichting als, zeg maar, oproep op jullie website te plaatsen. Maar omdat je niet weet hoe een koe een haas vangt … En verder stralen jullie daarmee wel actie uit. Vind je dit een bruikbare (communicatie)tip?
Voor kandidaten voor samengestelde zoekvragen moeten we het vangnet allereerst zo breed mogelijk en daarom onvermijdelijk wat oppervlakkig uitgooien. Met wat daarin als veelbelovend blijft hangen, moeten we (pas) inhoudelijk zonodig de diepte in. Dat loont dan immers.

30.29
Je hebt gelijk, wat een onzinnige praktijken! Precies daarom is het schrijven van een roman natuurlijk zo ongelofelijk moeilijk. De auteur moet zich daarvoor kunnen afsluiten van de werkelijkheid waarin van alles gebeurt dat volstrekt ongeloofwaardig is als z/hij het zou vertellen.

30.30
En bedankt voor wat ik graag opvat als je compliment voor mijn eigen tekstpassages. Blijkbaar is de lijn in mijn commentaar redelijk consequent. Dat was ook de bedoeling van die moeite, dwz om mijn eigen oordeel op een verantwoord rijtje te houden. Tja, wat moet ik verder met Kandidaatbijdrage aan strategiekatern? Een blog oid. maak ik er al helemaal niet van; daar komen slechts stupide reacties op.

30.31
Zoals je beter weet dan wie ook startte Bureau Forum Standaardisatie op jouw initiatief een project voor realisatie van een website met informatie over elementen in basisregistraties, dus inclusief hoe ze concreet (zouden kunnen/moeten) samenhangen. Die website vordert snel! De ontwikkeling is al zover, dat we kunnen beginnen met feitelijke inventarisatie.
We stoppen er allereerst de complete, herhaal, complete informatiemodellen in zoals ze luiden volgens de respectievelijke catalogi voor GBA (personen), BRA (adressen), BGR (gebouwen) en NHR (organisaties). Gewoon àlles meenemen gaat veel vlotter dan om eerst met jan-en-alleman te moeten overleggen over wat-wel-en-wat-niet. En als alles er ìnzit, kunnen we er ook méér mee, nietwaar?
Het was nog wel even een aardige puzzel om de verschillen in modelleerbenaderingen onder één noemer te krijgen, maar dat lijkt prima gelukt. Nadat die aparte catalogi aldus tot en met de allerkleinste details geregistreerd zijn, kunnen we vervolgens alle mogelijke verbanden aanbrengen tùssen willekeurige groeperingen, elementen e.d. uit verschillende informatiesystemen. Dat is inderdaad pas een praktische stap naar heuse stelselmatigheid, uitgaande van de bestaande (basis)registraties.
Die website heet (voorlopig?) InteroperabiliteitsCatalogus InformatieTypen. De opzet ervan wijkt af van wat elders sinds jaar en dag geprobeerd wordt om als zgn stelselcatalogus te ontwikkelen. Dat levert echter zelfs geen reële aanzet op, omdat het daar helaas bij niemand daagt dat voor feitelijke samenhang juist informatiedetails ‘aan elkaar geknoopt’ moeten worden. De zgn semantische kern blijkt een steen, waaraan talloze mènsen zich blijven stoten. Daarin komt dankzij de website hopelijk verandering!
Met nadruk kent InteroperabiliteitsCatalogus InformatieTypen géén, herhaal, géén beperking tot basisregistraties. Dus, het informatiemodel van welk informatiesysteem dan ook kan er keurig mee worden geïnventariseerd, waarna de aldus toegevoegde groeperingen, elementen e.d. voorzien kunnen worden van eenduidige aanwijzingen hoe ze in stelselmatige samenhang méédoen. Pas op die manier raakt zichtbaar hoe inhoud vanuit basisregistraties elders doorwerkt (of wat er concreet, praktisch moet gebeuren om het zover te krijgen). Waar zijn die basisregistraties anders voor?!

30.32
Wat popularisering van iDNA Manifest betreft denk ik inmiddels aan iets recepterigs. Stap voor stap naar resultaat. Zo van, 1. Zet eindelijk radicaal uit je hoofd dat alle informatie die je verwerkt ook je eigendom is; 2. Informatie óver iemand anders behoort aan iemand anders; 3. Als je meent dat je zulke informatie nodig hebt voor je handeling(en), regel dat gewoon netjes met die ander; 4. Dàt scheelt! Hou toch op met beheer van informatie die andere (rechts)personen jou volgens jullie overeenkomst voor je handeling(en) beschikbaar stellen; 5. Werk actief aan vertrouwen. Verantwoord je dus keurig over daadwerkelijke handeling(en) met informatie over en dus vàn de ander; 6. Enzovoort ...

30.33
Ik begrijp wat je bedoelt met je opmerkingen over de laatste alinea in Pentas politica. Indien ik als staatsrechtkundige oid. gewaardeerd zou willen worden, had ik die grap geschrapt. Als professionele ontwerper maak ik daar helemaal geen grap, maar demonstreer ik wat een open benadering is, dus met oog voor veranderlijkheid. Trouwens, vind je gescheiden ritueelmacht eigenlijk ook niet reuze relevant?

30.34
Ja, geweldig, die zin van Chapman, hoe scherp geanalyseerd! “Major failure doesn’t just happen: To achieve it, everyone must pull together as a team.” In Kandidaatbijdrage aan strategiekatern wilde ik voor optimaal retorisch effect het volle licht op dat citaat laten schijnen. Daarom voegde ik daar niet eraan toe dat dergelijke samenwerking voor betrouwbare mislukking het karakter heeft van narcistisch verbond. Verder vind ik de titel van zijn boek, In Search of Stupidity dus, niet zo sterk. Want naar domheid hoef je helaas niet te zoeken, in elk geval nooit vèr. Overigens bedoelt Chapman die titel als spottende variatie op In Search of Excellence en lift hij op de bekendheid van dàt boek mee. Dat heeft hij dan weer niet zo stom gezien.
Een prachtige variant op hetzelfde thema vind ik nu jouw zinsnede van "zo'n zooitje ongeregeld dat zelfs instorten niet lukt." Dat vangt inderdaad precies de onmogelijkheid, vooruit, de hoge moeilijkheidsgraad van structurele verbeteringen, ... omdat de paradox heerst van relatieloze structuur. De kracht die je ergens op zulk verbond uitoefent komt nooit verder. Hij ketst door perfecte weerkaatsing zelfs direct terug vanaf het raakpunt, of is door wraak nog zwaar versterkt. Je moet dus uitkijken dat je niet zèlf onderuit gaat door wat je op ijdele domheid mikt.

30.35
Voor een vingeroefening, zie Pentas politica, zette ik nog een geschiedenisstap verder terug dan de trias. Zo raakt hopelijk extra duidelijk hoe burger een principieel àndere waarde heeft in de pentadische orde voor politieke verhoudingen en hoe door diezelfde ontwikkeling de overige elementen allemaal als facilitair moeten gelden voor burgerlijk-maatschappelijk verkeer.

30.36
Verder weet ik niet of ik er blij mee moet zijn dat je me inmiddels dè expert mag noemen voor het huidige gegevensmodel van GBA. Dat is het eerste basisregister waarvan ik 'het' er gewoon allemaal instop, dus in Interoperabiliteitscatalogus informatietypen ... Dat is geen inspirerende klus, maar moet gewoon eens secuur gebeuren. Dan in deze etappe nòg drie basisregistraties en vervolgens gedetailleerd verband ertussen aanbrengen, eindelijk een keer. Dat had natuurlijk allang gebeurd moeten zijn.

30.37
Wat zou het me je zijn? In het tijdperk van vóór mediatraining antwoordden ... voetbaltrainers op zo'n vraag naar dè oorzaak slechts kortaf dat het "een complex van factoren," dus "een optelsom" is.
Komt je overgang er misschien (ook) aan ...? Je raakte door dat onzinnige “verwijt” in elk geval geïnspireerd tot allitererende analyse. Een diepe depressie lijkt het mij daarom niet. Want wie is er nu g… gek? Over drammerige domheid  hebben we het al vaak gehad.
In het bijzonder wat betreft de aanval van "die man" op jouw bijdragen aan de zgn interoperabiliteitsbundel (Eerlijk zullen wij alles delen, GBO.Overheid/Bureau Forum Standaardisatie, 2008) wijs ik je graag op een alinea in het Voorwoord (zie p. 2). Daar staat het toch duidelijk, te weten "onder persoonlijke titel." (Ook) in jouw geval biedt vermelding van je werkgever gewoon wat netzo persoonlijke achtergrondinformatie, maar verplicht die werkgever dus helemaal niet tot de (f)opvattingen die de persoonlijke auteur opschreef. Daar is overigens niets op tegen, integendeel, maar via de bundel is er beslist geen sprake van dat je werkgever jouw bijdragen eraan zelfs maar serieus hoeft te nemen. Dat zou toch wat zijn ...!
Die alinea staat daar inderdaad opzettelijk om een "verwijt" zoals jij dat krijgt correct àf te doen. Maar ja, als iemand een hond wil slaan, liggen er altijd stokken genoeg.
Mooie variatie op het thema van metapatroon, je column Informatie-puree. Een "geheim" zoals jij het daar voorstelt, vind ik overigens niet zo'n gelukkige term enzovoort. Maar het is (mij) natuurlijk volstrekt duidelijk wat je ermee wilt zeggen. Nogmaals, mooie tekst. Jammer dat 'ie niet meer meekon in de bundel, waar hij natuurlijk prima gepast had in het laatste gedeelte. Of je nu om twee òf drie bijdragen aan stompzinnige kritiek blootgesteld raakt, had niets uitgemaakt.

30.38
Er is een kijkversie van Interoperabiliteitscatalogus informatietypen. GBA zit er compleet in, zij het met slechts één illustratie van het verband tussen groepvoorbeeld en -uitwerkingen en nog helemaal zonder dergelijk verband tussen elementvoorbeeld en rubriek. Dit zegt je stellig (nog) niets, maar ik schrijf het er hier toch maar even bij.
NHR (nieuw handelsregister) is bijna compleet. Dat is nogal wat gepuzzel, omdat ik allerlei inconsistenties in die afzonderlijk catalogus meen te herkennen. Rara, hoe krijg je dat zo integer mogelijk afgebeeld. Hier en daar moet ik wat smokkelen (verbeteren? ;-).
Voorzover ik het nu kan schatten zijn de afzonderlijke catalogi van BRA (adressen) en BGR (gebouwen) aardig recht-toe-recht-aan; dus die komen er stellig vlot bij.
Met die vier basisregistraties geïnventariseerd volgens hun resp. informatietypen kunnen we ein-de-lijk eens nauwkeurig mogelijkheden en beperkingen van hun onderlinge relaties — heet dat niet interoperabiliteit? — nagaan èn documenteren. Liefst was ik natuurlijk meteen aan de slag gegaan volgens het zgn oefenschema, maar 'de mensen' willen blijkbaar eerst kijken wat er te redden valt van 'hun' basisregistraties. Dat is weinig tot niets. Jij en ik weten dat allang. Het gaat nog een tijd duren, voordat zulk inzicht aanvaard raakt.
Ik verneem graag of je begrijpt wat je ziet. Opzettelijk doe ik er geen instructie bij, dus alvast bedankt voor je medewerking aan de proef! Nou vooruit, bij GBA kan je in eerste aanleg het beste doorgaan met de informatieverzameling persoon.

30.39
Terecht spitste ons gesprek gisteren zich meteen toe op aannames. Daarop geeft The pattern of metapattern inderdaad nauwelijks toelichting. Ter inleiding gaat Ontology for interdependency daarover juist wèl. Dat referentiekader gaat wellicht al meer leven als je vervolgens Axiomatische informatiekunde leest.

30.40
Voor alle duidelijkheid, met Information Dynamics en wat wij onder die noemer voor eigen risico en rekening allemaal ontwikkelden/-len hebben wij uiteraard een zakelijk belang.

30.41
Bij zijn initiatief tot het project voor onderzoek naar semantische interoperabiliteit op stelselschaal stond hem, als ik me zijn aanwijzing goed herinner, alleréérst voor ogen dat een ontwerper/ontwikkelaar van een willekeurig informatiesysteem een website zou kunnen raadplegen met specificaties van informatie-elementen zoals die voor basisregistraties gedefinieerd zijn. Wie zulke specificaties als ware ze standaard óók toepast, schept aldus een voorwaarde voor interoperabiliteit.
Qua opzet is die website zover gevorderd, dat informatie-elementen getypeerd kunnen worden in hun samenhang volgens een bepáálde (basis)registratie. Dat is ter illustratie feitelijk reeds gebeurd, in die registerspecifieke samenhang dus, voor de basisregistraties voor 1. adressen, 2. gebouwen, 3. (handels)organisaties en 4. (natuurlijke) personen. Dergelijke inventarisatie van àndere registraties is weliswaar prima mogelijk met dezelfde website, maar valt buiten het kader van het huidige onderzoekproject.
Hoewel informatie-elementen/informatieverzamelingen ook dáár aanvankelijk slechts in registerspecifieke samenhang genoteerd staan, gebeurt dat dankzij bedoelde website op een algemene(re) manier. Daardoor kunnen we er al een stap verder mee zetten dan de initiatiefnemer aangaf als praktisch hulpmiddel, inderdaad, voor ontwerpers/ontwikkelaars van netzo gescheiden informatiesystemen. Want aanvullend kunnen we nu expliciet en exact verband leggen tussen informatie-elementen/informatieverzamelingen uit verschillende (basis)registraties.
Daarmee biedt de Interoperabiliteitscatalogus informatietypen het, nota bene, onmisbare hulpmiddel voor a. vaststelling van wat noodzakelijkerwijs kan/moet worden uitgewisseld (denk ook aan zgn terugmelding!) en b. gericht ingrijpen wanneer de informatieuitwisseling ad a. onverhoopt niet functioneert. De kaart moet uiteraard minstens zo precies zijn als de maat van de verplaatsingen die je ermee wilt coördineren.
Let wel, dit geldt zolang (basis)registraties allemaal strikt aparte informatiesystemen blijven waarin veel informatie als kopie bijgehouden wordt. Pas als we toezijn aan een opzet zoals het zgn oefenschema nauwkeurig aangeeft, hangt alles met verwijzingen aan elkaar; daardoor verdwijnen kopieën (hoogstens dienen replicaten betrouwbaarheid, snelheid e.d.) en is alles ... authentiek.
Er bestaat overigens nog wel een groter probleem dan dat van informatieuitwisseling. Voor de GBA loopt — Of zijn er (alweer) mee ophouden? Oh, kunnen ze weer (even) door? — een project ter modernisering. Met de basisregistraties voor adressen en gebouwen zijn (volgens mij) gemeenten op allerlei manieren bezig; ik heb geen zicht erop of zij zich 'precies' houden aan de specificaties die VROM opstelde. Wat het Nieuw Handelsregister (NHR) betreft, ... voorlopig is dat nog Toekomstig Handelsregister.
Dat roept de vraag op waarin je praktisch kùnt ingrijpen ...
Voor het onderzoekproject is de vraag naar wèlke versie slechts voor de GBA relevant. Wat vooralsnog met de Interoperabiliteitscatalogus informatietypen geïnventariseerd is, vertegenwoordigt GBA Logisch Ontwerp 3.6. Dat is de versie die sinds … met horten en stoten in ontwikkeling is. Die bestáát dus nog niet! Wie daaruit iets praktisch afleidt voor informatieuitwisseling, mikt daarom op de toekomst. In verband met de andere basisregistraties kàn dat zelfs niet anders, want zoals gezegd bestaan die überhaupt niet in een versie die thans operationeel is. Hoogstens 'draaien' er exemplaren van BRA (adressen) en BGR (gebouwen). Ja, die eventueel gedifferentieerde specificaties ervan horen ook thuis in de Interoperabiliteitscatalogus. Maar die inventarisatie enz. is geen onderdeel van het onderzoekproject.
De partijen die naar mijn idee eigenlijk belast zijn met wat daar de Stelselcatalogus heet, zijn ODP (primair) en Kenniscentrum (ondersteunend). De website vanuit het onderzoekproject blijkt daarmee nauw verwant. In eerste aanleg gaat het daarbij om de website als, zeg maar, gereedschap. Ondanks zijn beknopte (meta)informatiemodel, illustreert het gereedschap voor de Interoperabiliteitscatalogus reeds duidelijk de mogelijkheden van contextuele verbijzondering. Daar geldt 'term' als zoiets als het basiselement, dat vervolgens kan optreden als samenstellend element voor allerlei andere informatie-elementen/informatieverzamelingen en/of andere (informatie)posities in de stelselmatige samenhang. De tweede verwantschap tussen de Stelsel- en Interoperabiliteitscatalogus is het materiaal waarmee zo'n catalogus gevuld is. Voor het onderzoek viel de keuze conform de bedoeling met de website op vier basisregistraties. Die horen uiteraard ook en vooral in de Stelselcatalogus! Een wezenlijk verschil daarbij is dat de Stelselcatalogus mikt op documentatie voor operationele informatieuitwisseling (terwijl de Interoperabiliteitscatalogus, zij het middels vraagbaak voor ontwerpers/ontwikkelaars, onderzoekt of het volgens een andere methode/opzet beter werkt).
In het onderzoekproject willen wij eveneens die andere methode loslaten op zgn samengestelde zoekvragen. Dat gaat qua structuur verder dan informatieuitwisseling. Daarvoor is zo'n precieze catalogus echter ook beslist handig, zelfs onmisbaar. Wederom geldt onderscheid tussen het gereedschap en de 'vulling' ermee/ervan. Omdat we operationele vragen willen onderzoeken, hebben we uiteraard niets aan specificaties die nog toekomstige versies betreffen.
Met hetzelfde gereedschap kunnen we netzogoed bestáánde registers/informatiesystemen qua informatiemodel inventariseren, die als zodanig grondstoffen leveren voor het antwoord op een samengestelde vraag. De moeite voor dergelijke inventarisatie heeft echter pas zin, zodra we weten om welke registers/informatiesystemen het daarvoor concreet gaat.
De Staatssecretaris vermeldt dat de "bestuurlijke regiegroep dienstverlening en e-overheid" belast is met eventuele "bestuurlijke interventie" "als er problemen zijn in het uitwisselingsproces tussen basisregistraties." Maar hoe is dat verder geregeld? Het lijkt mij dat ODP daar ergens in de 'lijn' opgesteld staat. Wat wil/moet College Standaardisatie er direct mee te maken hebben?
Wanneer wij erin slagen om gauw de wissel te helpen nemen waardoor de Stelselcatalogus en Interoperabiliteitscatalogus verder langs één spoor verlopen (maar dan wel het productieve ;-), kan mist rondom basisregistraties inclusief informatieuitwisseling ertussen aardig optrekken.

30.42
Wat mij betreft stel jij (het soort) vragen (dat) die karakteristiek tijdens onderzoek opkomen. De website met Interoperabiliteitscatalogus informatietypen vulde ik tot dusver 'slechts' met het, zeg maar, skelet van de informatiemodellen BRA, BGR, GBA en NHR. Ik vind het tekenend dat niemand eerder die moeite nam. Het was inderdaad even doorzetten, maar dan staat er ook wat!
Wat vind ikzelf er opmerkelijk aan? Hoewel ik er gericht op mikte, verrast mij toch hoe concreet de modeldetails nu beschikbaar zijn om eventueel nader verband ertussen te leggen. Zulke concretisering is pas echt praktisch relevant voor stelselmatige betekenisordening.
Maar behoort het tevens tot het onderzoekproject om vervolgens dergelijke verbanden ook allemaal specifiek te leggen? In (aller)eerste aanleg werkte ik enkele voorbeelden uit; zie 'verzamelingenrelatie.'
Zien jullie het als je taak om een dergelijke catalogus te beheren? Het lijkt mij van niet, maar (ook) dat is maar weer zo'n opkomende vraag. In elk geval meen ik dat het huidige onderzoekproject beperkt moet blijven tot representatieve voorbeelden. Of?
Je vraagt o.a. "Staat adres in de basisgebouwenadministratie hetzelfde omschreven als adres in de gemeentelijke basisregistratie persoonsgegevens?" Omdat ik het tijdens de inventarisatie allemaal zag langskomen, weet ik inmiddels — om op dit ene geval in te gaan — dat het ook daarvoor ingewikkelder ligt dan oplosbaar is door op twee specifieke punten bijbehorende definities te vergelijken. Sterker nog, zolang beide basisregistraties een afwijkende structuur hanteren is afstemming-door-informatieuitwisseling slechts mogelijk door uitwisseling van hun samenstellende elementen van adres voorzover die althans wèl corresponderen. Als je het daarom al via definities wilt verzekeren, moet je blijkbaar gedetailleerder kijken dan adres. Dat lukt, precies, met een Interoperabiliteitscatalogus. Daaraan kan je volgens dezelfde logica tegelijk ontlenen welke details juist niet met elkaar sporen.
Dat onderlinge verband valt in één klap op een algemener niveau te tillen, zodra GBA niet langer zulke adresdetails bevat. In plaats (klopt, woordspeling) daarvan zou GBA voor adressering zich moeten beperken tot wat BRA nader uitgewerkt als nummeraanduiding bijhoudt.
Maar ... biedt BRA in de vorm van nummeraanduidingen alle adressen die relevant voor GBA zijn? Zodra het over basisregistraties gaat, is een dergelijke vraag onzindelijk. Het verband moet uiteraard omgekeerd gelden. Zo van, oh, is dat een reëel adres vanuit GBA-perspectief? Ja! Dan behoort BRA er een nummeraanduiding voor te bevatten, punt.
Nogmaals, maar ... BRA bevat nummeraanduidingen voor het Nederlandse grondgebied. In GBA moeten echter eveneens buitenlandse adressen geregistreerd, respectievelijk ernaar verwezen staan (en hetzelfde geldt voor NHR). Blijft elk ander (basis)register daarvoor een eigen voorziening tellen? Een buitenlands adres verschijnt inderdaad ànders in GBA dan in NHR (terwijl het toch dezelfde natuurlijke persoon kan betreffen). Kortom, met die ene klap van nummeraanduiding zijn we er nog niet ... Dat mag echter geen reden vormen om 'm niet te ondernemen. Zoals de Interoperabiliteitscatalogus tot dusver — nota bene, ter illustratie — gevuld is, bevestigt reeds dat buitenlands adres in GBA en NHR elk een aparte positie inneemt. Dat valt daarom netzo apart te regelen, of juist ... nog niet.
Opnieuw, tot hoever reikt jullie bemoeienis met voorwaarden voor interoperabiliteit? Gaan jullie zulke gerichte signaleringen verschaffen? Of gelden ze als illustratiemateriaal om de verantwoordelijke instantie verder op de goede weg te helpen?
Naar mijn idee maakt contextuele verbijzondering aparte definities trouwens vergaand overbodig. Want de expliciete context positioneert een 'begrip' eenduidig, terwijl zijn nadere eigenschappen het als het ware invullen. Dat staat allemaal precies in de catalogus-als-structuur.
Naar documentatie kan/moet zoveel mogelijk zijn verwezen, zodat desgewenst oorspronkelijke documentatie beschikbaar komt. Gebruikers van de Interoperabiliteitscatalogus zijn inderdaad geholpen, wanneer bepaalde informatie (syntax, cardinaliteit, tekenset) uit bedoelde documentatie volgens een algemene structuur toegankelijk is. Dat veroorzaakt, nota bene, echter wel een extra beheerlast. Bijvoorbeeld, hoe blijft redelijk geborgd dat de apart opgenomen informatie blijft kloppen met wat de documentatie (elders in beheer) bevat?
Zolang de Interoperabiliteitscatalogus tijdens het onderzoekproject toch vooral een protype is voor het gereedschap (en dus minder voor de inventarisatie ermee), vind ik dat het tonen van mogelijkheden voor zowel enige extra eigenschappen als verwijzing naar documentatie erbij horen. Het is iets anders en past ook onmogelijk in het project om dat allemaal met feitelijke informatie te vullen.
Kortom, het aardige van een onderzoekproject is dat de opdrachtgever onderweg beslissingen over (verdere) richting blijft nemen ... (... daarom is het ook zo lastig, zo niet onmogelijk, om een vàstomlijnd plan ervoor op te stellen.) Voor tussentijds oordeel moet je natuurlijk wel verslag van voortgang (van inzicht) hebben; dat is de reden dat deze reactie nogal uitgebreid uitviel.

30.43
Onlangs stelde jij de “[v]raag[,] hoe kan iets iDNA-compliant zijn als er nog geen registermacht bestaat?” Ik waag hier een poging tot een antwoord. Graag geef ik dat uiteraard voor een beter.
Algemeen geldt m.i. dat wat jij aanduidt als “iets,” een verzameling persoonsinformatie is. Hoewel in formele zin inderdaad de registermacht niet bestaat (de jure, zou ik als juridische leek zeggen), bevat iDNA Manifest criteria om reeds de facto nauwkeurig te bepalen welke (rechts)persoon als zodanig geldt in relatie tot welke persoonsinformatie. Zie daarvoor de artikelen 3 over uitzondering op zelfbeschikking en 8 over wettelijke handelingsverplichting.
De (rechts)persoon die optreedt als de registermacht voor bedoelde informatie, dient over zijn informatiebeheer verantwoording aan de persoon in kwestie af te leggen. Dat gebeurt direct voor zover het persoonsinformatie betreft waarover de persoon in kwestie beschikkingsrecht kent; zie artikelen 13 en 14. De verantwoording is echter indirect, te weten via dienovereenkomstige vertrouwensperso(o)n(en), voor de uitzonderingsgevallen van beperkt beschikkingsrecht; zie artikel 16.
Nota bene, zeker niet alle persoonsinformatie die de persoon in kwestie niet zèlf beheert, wordt door een — vertegenwoordiger van de — registermacht beheerd, op basis van wettelijke bepalingen. Beheer door een àndere (rechts)persoon gebeurt in de praktijk zelfs meestal in samenhang met verleend handelingsrecht; zie artikel 13. Denk daarbij bijvoorbeeld aan wat commerciële bedrijven aan klantinformatie bijhouden. Dat betreft (per definitie) informatie waarover de persoon in kwestie beschikkingsrecht heeft.
Let op het verschil tussen handelend en beherend (rechts)persoon! Als handelend (rechts)persoon ermee is zijn verantwoordingplicht geregeld met artikel 12. Als beheerder kan een andere (rechts)persoon (per definitie) als zodanig geen … handelingen ondernemen met de door hem behéérde persoonsinformatie. In de verantwoordingsplicht door de beheerder ànders dan een — vertegenwoordiger van de — registermacht (en dus persoonsinformatie betreffende waarover de persoon in kwestie beschikkingsrecht heeft) voorziet artikel 14.
Zoals ik het zie, begint certificering voor dot-i-compliance met classificatie van de persoonsinformatie. Alles is (zijn) persoonseigendom. Over welke persoonsinformatie heeft hij echter geen beschikkingsrecht? Welke persoonsinformatie is onderhevig aan wettelijke handelingsverplichting? Dat resulteert in evenzovele deelverzamelingen met steeds karakteristieke eisen voor verantwoording enzovoort.
Het zal stellig nog wel anders (komen) te liggen, maar voor een begin hebben we volgens mij een redelijk consistent referentiekader … in elk geval consistenter dan wat de gangbare praktijk stuurt.

30.44
Over vermelding van concrete termijnen in het manifest … zoals wij uitdrukkelijk stellen, werkt de stichting dotindividual gericht aan zijn opheffing. Want zodra wet- en regelgeving aangepast zijn aan onze kijk op information equity moeten we er subiet mee ophouden. Als verànderingsmiddel is naar mijn idee het manifest niet bedoeld als wetsvoorstel, … maar als manifest. Dus een prikkelende oproep tot actie. Zoiets van, jammer dat wij er nog op moeten wijzen, maar verànder nu toch wet- en regelgeving! Voor dergelijke wetgevende actie staan wij echter niet opgesteld.
Die termijnen zijn daarom bedoeld om de attentiewaarde als manifest te bevorderen, provocatief. Inderdaad, ware het een wetstekst, dan staan die concrete getallen daar onhandig, zo niet verkeerd. Dat ze het daar inderdaad prima ‘doen’ om aandacht te vangen, blijkt uit jouw reactie erop.
Een principiële betekenis, zoals ik het opvat, hebben die getallen daar dus allerminst. Wezenlijk is volgens mij dat we het doel scherp hebben en daarvoor optimale (communicatie)middelen kiezen. Wanneer vermelding van zulke termijnen niet werkt, verdwijnen ze netzo gemakkelijk weer uit het manifest. Mijn voorstel luidt dus echter om ze voorlopig maar eens te laten staan.
Voorzover ik je begrijp zet je een redenering op die tenminste voor “het domein commerciële dienstverlening” zou opgaan. Ik zie dat genuanceerder. Dat komt omdat persoonsinformatie onderhevig aan wettelijke handelsverplichting in de praktijk deels dezelfde is waarvoor iemand vrijwillig een handelingsrecht verleent aan een àndere (rechts)persoon. Dat geldt meestal voor identificerende kenmerken (al dan niet) inclusief contactinformatie.
In geval van wettelijke handelsverplichting behoort de, zeg maar, provider dus tot de registermacht. (Ook) zo’n provider moet (gaan) meewerken aan vrijwillige overeenkomsten over verleend handelingsrecht (die nooit betrekking kunnen hebben op persoonsinformatie waarover de persoon in kwestie geen beschikkingsrecht heeft). Hoe dat dan met de rest van de persoonsinformatie zit, moeten de persoon in kwestie en àndere partij dus onderling uitmaken. Daarvoor kàn de persoon in kwestie een beheerpartij inschakelen; een dèrgelijke provider (maar géén onderdeel van de formele registermacht, gelet op de aard van de persoonsinformatie) ligt voor de persoon in kwestie zelfs voor de hand, indien hij voor gelijke persoonsinformatie handelingsrechten aan diverse andere personen verleent. Daar komt dan uiteraard pèr andere persoon steeds als persoonsinformatie eventuele transactie-informatie bij. Klopt, zonder metapatroon kom je daar nooit overzichtelijk uit.
De principiële manier voor “afdwingen [van] compliance” acht ik een passende verdeling van maatschappelijke ‘machten.’ Tja, als dat onvoldoende werkt, klopt hun verhouding blijkbaar niet. Het houdt helaas op wanneer een (rechts)persoon formeel opgesteld staat als vertegenwoordiger van een bepaalde macht, zich feitelijk gedraagt namens een àndere macht … en daartegen niets gebeurt … waarschijnlijk omdat de (rechts)persoon die ervoor moet waken … zich op zijn beurt (ook) liever afficheert met een andere macht … enzovoort. Je ziet het effect in een sportwedstrijd met een partijdige scheidsrechter … aangewezen door een partijdige scheidsrechterscommissie …
De stichting zoekt het m.i. niet in een dwangmatige opzet, maar in maatschappelijke balans: equity.
Je hoofdstelling/-richtlijn “Maak alle persoonsgegevenstransacties volledig transparant” vind ik minder geschikt als aanname waarop vervolgens nuanceringen nodig zijn dan het eerste manifestartikel. In het manifest brengen wij tevens tot uitdrukking dat, zeg maar even, niet-transparantie in sommige situaties zelfs gunstig uitpakt voor de persoon in kwestie. Dat laat eigendom onverlet! De verantwoording over handelingen met en beheer van persoonsinformatie die àndere personen voor adequaat handelen (denk aan medisch specialisten) tot hùn persoonsinformatie willen rekenen, verloopt via een vertrouwenspersoon (denk bijvoorbeeld aan je eigen huisarts).
Zo vind ik evenmin de categorische inschakeling van intermediairs/providers een productieve aanname. In beginsel berust eigendom enz. allemaal bij de persoon zèlf. Hoe z/hij dat praktisch eventueel anders inricht, moet gebeuren volgens bepaalde (verkeers)regels. Wanneer die regels evenwichtig (genoeg) zijn, volgt adequate bescherming van de persoonlijke levenssfeer, kortom, is de resultante. Er is dus niet één partij met de verantwoordelijkheid ervoor, laat staan dat het een andere (rechts)persoon is dan de (rechts)persoon zèlf wiens persoonsinformatie het betreft. Met andere woorden, zulk evenwicht valt onmogelijk te vestigen door vanuit zo’n provider te redeneren. Het moet met de persoon zèlf beginnen … en altijd weer uitkomen.
Voorts proef ik in jouw aanzet een tegenstelling, dus met de overheid en root bedrijfsleven als de vijanden van de burger annex klant. Onder de huidige verhoudingen heb je daarin helaas te vaak gelijk. Voor evenwichtige(r) maatschappelijke verhoudingen moet we daar echter vanaf proberen te komen. Dat lukt nooit binnen die heersende verhoudingen, maar vergt gewijzigde ordening. Daarop legt de pentas politica dus de nadruk.
Wanneer inschakeling van zo’n provider niet als regel geldt, moeten we tenminste extra ons best doen de eventuele voordelen ervan voor de persoon in kwestie te verduidelijken. Dat verschilt situationeel. Maar algemeen kunnen we gerust stellen dat een professionele provider een rijker controlespoor van transacties met andere personen biedt. Wat zo’n àndere partij in eigen huis precies doet met de persoonsinformatie, onttrekt zich natuurlijk aan het zicht van welke buitenstaanders dan ook, dus ook van de eventuele provider ertussen. Daarom geldt voor de handelende persoon een dienovereenkomstige verantwoordingsplicht.
Dit wijst echter op verdere mogelijkheden voor providers. Want aan de andere kant kunnen zij gaan optreden als handelingsprovider. Op die manier beschikt zo’n provider integraal over informatie voor verantwoording aan de persoon in kwestie over handelingen èn beheer. Ik herinner me dat ik daaraan, nou ja, het lijkt er al wat op, Open brief aan dienstverlener voor uitbesteding van werkprocessen wijdde.
Ja, dezelfde orde voor verhoudingen werkt overal vruchtbaar, dus als je wilt ook al binnen één en dezelfde organisatie.
“De onterechte splitsing van de samenleving in sectoren” is uitgelopen op verdeel-en-heers voor persoonsinformatie. Wat is daar precies onterecht aan? Dàt moeten we erbij vertellen. Het effect is dat iedereen van alles en nog wat mag uithalen met persoonsinformatie, terwijl de persoon maar moet kijken of dat terecht gebeurde. Hopla, òmdraaien die verhoudingen!
Ik proef dat mijn idee van de registermacht nog afwijkt van hoe jij ‘m plaatst. Wat mij betreft is niet, herhaal, niet èlke registerhouder ook een registermacht in de formele betekenis van de pentas politica. Je bent (pas) een vertegenwoordiger van de officiële registermacht, wanneer je persoonsinformatie beheert 1. waarvoor het beschikkingsrecht door de persoon zèlf door wet- en regelgeving vervallen verklaard is (terwijl hij wèl onlosmakelijk eigenaar ervan blijft) en/of 2. onderhevig is aan wettelijke handelingsverplichting. Volgens mijn ‘definitie’ is registermacht zelfs onverenigbaar met “franchiseformule.”
Op basis van afbakening van registermacht, praktisch gezien niet eerder, kan de persoon in kwestie eventuele verhouding(en) regelen met andere registerhouders (dus netzo burgerlijk als z/hijzelf).
Nogmaals, ik vermoed dat wij nog weleens op verschillende manier aan zouden kunnen kijken tegen de nadruk die commerciële identity providers verdienen. Ik krijg de indruk dat jij veel verwacht van hùn positionering en die moet blijkbaar "keihard operationeel [...] worden afgedwongen." Als je dat ook werkelijk zo bedoelt, lijkt mij dat te eenzijdig.

30.45
Met een korte demonstratie was de opzet van Interoperabiliteitscatalogus informatietypen hem duidelijk. Hij begrijpt dat de inhoud met metainformatie over àndere informatiesystemen uitgebreid kan worden enz. Ik besprak ook eventuele minimale aanpassing van (hun) originele documentatie over (basis)registraties; met wat extra tags daarin kan de bekijker van de Interoperabiliteitscatalogus vanaf een bepaald punt direct springen naar dienovereenkomstige documentatie. Zo kan de Interoperabiliteitscatalogus tzt wellicht ook compleet het primaire instrument vormen voor onderhoud van metainformatie van allerlei informatiesystemen en wel meteen voorzien van nodige/mogelijke relaties met andere informatiesystemen. Dat is altijd nog verre van optimaal, maar biedt tenminste alvast enig structureel houvast zolang de strikt geïsoleerde (lees ook; onstelselmatig ingerichte) registraties/informatiesystemen gehandhaafd blijven.

30.46
Zijn reactie (hij?) maakt trouwens een wat schizofrene indruk — nb! nee, gebruik ajb zo'n term niet in de discussie. Maar heeft hij nu echt niet door dat hijzelf ook een burger is? Hoe hij zijn opvatting brengt, gaat immers letterlijk óver de burger (heen). Alles bijelkaar is het op z'n minst de zoveelste illustratie van subjectief situationisme. Ook jij en ik lezen natuurlijk vooral en altijd wat we wìllen lezen. Nee, daarop vormt hij met zijn kritiek op iDNA Manifest géén uitzondering.

30.47
Koen Versmissen ondertekent zijn reactie met een link die luidt ... http://www.nl.capgemini.com/. Dat verklaart zijn vèrtekening van het manifest. Hij klinkt als gelaten consument, maar blijkt gehoorzame werknemer. Om met I. Drost te schrijven: Hmmmm.
[reactie geplaatst op Digitaal Bestuur, 3 februari 2009]

30.48
Wellicht begrijp ik jouw voorstel voor een algemene taxonomie voor opleidingen verkeerd ... maar het mijne luidt om principieel allereerst maar eens reële verschillen te erkennen. Dat is precies wat ik verklaar, toepas e.d. met dat rapport waarnaar ik je verwees: Stelselmatige semantiek door Suwinet. Op maatschappelijke, nota bene dus internationale/globale schaal bestaan nu eenmaal onverenigbare verschillen. (Pas) zodra ze expliciet gesitueerd zijn, blijven ze naast elkaar (h)erkenbaar: metapatroon. Zo bedoelt figuur 20 op pagina 27 te zeggen dat een willekeurige organisatie (wat dat ook is en waar ook ter wereld ... of erbuiten ;-) kàn gelden als opleidingsinstituut. Dus ook een garagebedrijf waar een leerling-monteur stage loopt, is als zodanig een opleidingsinstituut. Een deelverzameling van opleidingsinstituten kent een formele status, denk aan lagere scholen tot en met universiteiten. Maar zo'n status is ook maar weer afhankelijk van, zeg ook maar verleend door wat in figuur 20 een bestuursorgaan heet. Bij dat knooppunt staat tussen haakjes soevereiniteit vermeld.
Ooit voer ik twee sleepreizen mee bij Smit Internationale. Als ik dat als 'opleiding' wil opgeven, past dat daar? Ja. Vermoedelijk past een bepaalde opleiding, of meer, van jou niet, omdat je die volgde aan (een) buitenlandse onderwijsinstelling(en). Ja, dat past volgens figuur 20 ook allemaal wèl.
Trouwens, indien jouw opleidingen eventueel niet zouden passen, klopt dùs het informatiemodel nog niet. Dáár zit dan de fout, uiteraard. Dankzij het modelleerbeginsel van contextuele verbijzondering bestaat geen enkele belemmering meer om zo'n model te verbeteren, dwz om zgn passende variëteit te borgen.
Dezelfde verbijzonderingsmethode met metapatroon is m.i. onmisbaar voor wat jij een identity provider noemt. Dergelijke intermediairs hebben immers te maken met reële variëteit. Een aparte uitvoerende overheidsinstelling komt helaas vaak langdurig weg met ontkenning van variëteit, maar op een heuse markt biedt passende variëteit natuurlijk concurrentievoordeel. Nou ja, dat maak ik mijzelf sinds jaren wijs. Toegegeven, ik ben er nog steeds niet in geslaagd om bij toonaangevende bedrijven zoals IBM en Microsoft interesse voor een rijker paradigma te wekken. Dat komt stellig omdat zij hun succes toeschrijven aan hun eigen paradigma. En dat klopt historisch gezien ook uitstekend. Maar resultaten uit het verleden van geïsoleerde systemen bieden geen garantie voor resultaten in de vernetwerkte toekomst.

30.49
Over zgn core components schreef ik alweer een tijdje geleden How so-called core components are missing the point. Die kritiek deed Jan van Til nog eens dunnetjes over met Duurzame interoperabiliteit vraagt om radicaal andere benadering van semantiek. Mijn conclusie: doodgelopen weg, die hoogstens enkele direct belanghebbende leveranciers (Sap, IBM ...) bij hun eigen bedrijf willen laten uitkomen. Hoe de "bescheiden notie van context" volgens CCTS en het bijbehorende Unified Context Methodology (weer zo'n overspannen, valse claim onder de noemer van unified) zou moeten werken, vind je in mijn tekst toegelicht.
Het klinkt alsof de rapporterende EU-landen met hun catalogus iets bedoelen als specificaties voor vooral generieke (toekomstige) voorzieningen. Over bescheiden gesproken, het proefje dat wij onder de noemer van Interoperabiliteitscatalogus informatietypen ondernemen mikt qua vulling heel praktisch op onontkoombare informatiedetails zèlf. Dus, wat zit precies waar? Want zolang je dàt niet zó precies weet, blijft interoperabiliteit pràktisch onmogelijk.

30.50
Misverstand ontstaat gauw. Wat ik je schetste was een opzet, nota bene de mijne, om opleidingenvariëteit te erkennen. Zo werkt de Suwi-keten nog niet, maw daar bestaat zo'n "achterliggend model" niet. Dat staat overigens allemaal in dat rapport.
Verder stel ik uiteraard je toelichting gevolgd door aansporing voor aanpassing van metapatroon zeer op prijs. Maar op die manier zie ik het niet. Qua aanpak stemmen allerlei aannames overigens prima overeen. Maar voor beheersbare variëteit op een open schaal moet het m.i. anders. Terecht stel je "sla altijd de context en tijd op en bron van de tag." Daarom heeft metapatroon als, zeg maar, ondertitel: context and time in information models. Context à la metapatroon is echter formeel gestructureerd voor wat ik bedoel met open(eindige) variëteit. Voor praktische beheersing van informatieverkeer zit daar de crux. Ga dat ajb niet allemaal bestuderen, maar zo simpel is het natuurlijk niet.
Wat jij voorstelt (met die goudengidsachtige website als een voorbeeld) blijft naar mijn indruk een enkelvoudige voorziening. Daarmee los je principiële onverenigbaarheid van betekenissen nooit op. Zoiets is leuk vanuit een bepaald belang, maar biedt geen infrastructuur voor serieus informatieverkeer. Want dat vergt een inherent federatieve opzet. En als dat praktisch toch onvermijdelijk is, begin er dan maar meteen mee. Dàt gebeurt met metapatroon. Nogmaals, (ook) informatiekundige modellering vind ik een heus vak en al helemaal zodra het betekenisordening op maatschappelijke schaal betreft.
Laten we elkaar niet proberen te overtuigen van onze ideeën zodra we te ver wèg raken van iDNA Manifest. Dat kost wel erg veel tijd en gaat niet lukken. Mijn indruk is dat we nogal verschillende oriëntaties kennen, dus ze blijven inderdaad onverenigbaar. We moeten wel samen door met dotindividual.

30.51
Waarover we het hopelijk meteen eens zijn, is dat Web Ontology Language (OWL) niet òpgezet is met beheersing van betekenisvariëteit op een open schaal als expliciet doel. Dat heb ik ooit met metapatroon geagendeerd. Overigens nog steeds, helaas, is voorzover ik weet onder de noemer van OWL geen erkenning bespeurbaar van de noodzaak van beheersing op een schaal waarop betekenissen onderling onverenigbaar kunnen zijn maar in één (verkeers)stelsel behoren. Als jij daarin verandering probeert te brengen, prachtig!
Je collega en ik waren het er onlangs tijdens een gesprek meteen over eens dat het uiteindelijk gaat om ordening met punten en (verbindings)lijnen als basiselementen. Alweer enkele jaren geleden analyseerde ik op die manier Topic Maps; zie Topic Maps uprooted.
Het verschil met metapatroon zit 'm inderdaad niet in dè beide basiselementen, maar wèl in de aannames die methodisch (modelleer)resultaat opleveren. Ik probeerde met metapatroon aannames te optimaliseren voor contextuele verbijzondering, nota bene vooral ook onderhoudbaar. Je collega worstelde er nogal mee (worstelt?), omdat ze indruisen tegen de logica waarmee hij — althans, die indruk wekte hij op mij — vertrouwd is. Zo kent metapatroon, als voorwaarde voor eenduidigheid, géén overerving. In de sfeer van klassen is er dus geen sprake van super- en subklasse. Eventueel hergebruik/overlapping gebeurt allemaal uitsluitend ter eenduidige bepaling van wat als een context telt. Ja, als gedragstypering komt context overeen met een klasse. Vreemd? Volgens metapatroon dus nèt niet. En omdat de positionering relatief is, blijkt hergebruik in combinatie met eenduidigheid juist optimaal. Tja, het is ook een ander paradigma, dus andere logica.
Het praktische verschil in doelmatigheid met Topic Maps acht ikzelf zó groot, dat je op serieuze schaal niet eens met Topic Maps aan stelselmatige betekenisordening moet beginnen. Dat is in de praktijk nogal gauw. Tòch is Topic Maps een, zoals jij terecht over OWL stelt, "een open internationale standaard."
Ik geloof graag, hoewel ik het dus nog wel moet zien, dat je allereerst in theorie ook met OWL een eind kunt komen zodra je eenmaal doorhebt — ik herhaal toch maar even, dankzij het voorbeeld door metapatroon — dat contextuele verbijzondering een ordeningsbeginsel moet zijn. Maar werkt nádoen van metapatroon vervolgens met OWL ook praktisch? Kom je zelfs toe aan vergelijking volgens doelmatigheid? Is er geen hogere hindernis? Belemmert de oorspronkelijke OWL-logica optimaal resultaat niet? Dat lijkt mij eigenlijk wel. Kortom, sterkte ermee; ik ben natuurlijk benieuwd.
Verder heb ik de indruk dat er verschil van smaak speelt. De taal van metapatroon is primair visueel, schematisch. OWL biedt verbale formalisering.

30.52
[De tekst van bovenstaande aantekening verstuurde ik niet. Wat hier volgt wèl.] Nav je opmerkingen over OWL verwijs ik je ter vergelijking graag naar mijn artikel Topic Maps uprooted. Inderdaad, TM is ook "een open internationale standaard" en zo zijn er nog veel meer, eerlijk is eerlijk.

30.53
Als ik me vriendelijker uitdruk, kies ik de term oriëntatie (ipv “preoccupatie”). Ik noemde al dat er toch vooral vertegenwoordigers van grote it-bedrijven meedoen in dergelijke standaardisatiecircuits en CCTS is beslist geen uitzondering. Dat heet dan weliswaar een standaard, vooruit, zelfs een òpen standaard, maar heeft natuurlijk niets met heuse interoperabiliteit, laat staan met (maatschappelijke) infrastructuur te maken.

30.54
Ik ben het, natuurlijk, met je eens over voorkeur voor een bestáánde open standaard. Nota bene, daarvoor had ikzelf (dus) allang gekozen, nou ja, dat doet Martijn Houtman (zie ook verderop) concreet in het technisch vlak, … maar dan moet er dus wel eentje zijn die adequaat helpt voor oplossing van wat ik allereerst graag als reële problematiek erkend wil krijgen: betekenisvariëteit inclusief eventuele onverenigbaarheid.
Loop je trouwens met je specifieke oriëntatie (preoccupatie? ;-) op OWL niet vooruit op nadere probleemanalyse en hoe metapatroon streeft naar passende variëteit? Is je duidelijk hoe dat precies functioneert?
Alvast toch maar over OWL, nee, dat oplossingspotentieel heb ik daarin niet ontdekt. Nu kan dat netzogoed aan mij liggen, want op mijn beurt vind ik OWL zó moeilijk te begrijpen dat ik er niet helemaal doorheen kom.
Voorzover ik aannames voor en eigenschappen van OWL kan overzien, lijkt het mij een definitietaal — gaat volgens mij zelfs behoorlijk in de richting van instructie, als het al geen programmeertaal is — voor steeds (data)beschrijvingen met elk een beperkte reikwijdte. Zo’n aparte beschrijving heet kennelijk een ontologie, hmmm, en op die manier kunnen met OWL allerlei ontologieën worden opgesteld.
Net als met Topic Maps het geval is, staat OWL tevens zoiets als een fusie van verschillende ontologieën toe. Hoe dat precies werkt, kan ik niet (meer) volgen. Wat mij bijblijft, is dat o.a. voor OWL (maar dus ook voor Topic Maps) eventuele resterende betekenisverschillen een uitzondering vormen. Voor metapatroon zijn verschillen daarentegen zelfs principieel. Dat strookt met het principe dat volgens metapatroon ontologie slechts in ènkelvoud telt. Van de weeromstuit vergt dat een rijker axiomatisch kader. Het ene object zoals dat traditioneel geldt, is daarom volgens metapatroon een verzameling gesitueerde identiteiten met voor èlke relevante situatie dienovereenkomstig gedrag.
Mijn eigen idee over metapatroon is dat het primair een (visuele) ontwerptaal is voor betekenisordening door-de-schalen-heen, kortom, stelselmatig. Het ontwerpresultaat ermee vind ik óók geschikt, okee, het is en blijft altijd wennen, om niet-informatiekundigen een voorstelling van reële samenhang te geven (als je tenminste naast ze staat om die te verklaren). Documentatie volgens OWL scoort daarvoor geheid minder. Een ontwèrpmethode is OWL natuurlijk ook helemaal niet. Of zie jij dat anders?
Een ontwerp(model) à la metapatroon is dus een plaatje (van metainformatie), of verzameling plaatjes vanwege beperkingen van papier-/schermomvang. Daarmee, met plaatjes dus, doen computers nog helemaal niets. Dat vergt een àndere uitdrukkingsvorm. Die heeft Martijn Houtman/Information Dynamics ook ontwikkeld, weer nota bene zoveel mogelijk gebruik makend van talloze open standaarden. Daarover hoor je me echter niet, omdat semantische interoperabiliteit prioriteit verdient en daarvoor best technisch gevarieerde hulpmiddelen kunnen passen.
Nee, OWL behoort niet tot ‘ons’ technische platform voor prototyping. De nadere reden is dat OWL, Topic Maps e.d. extra beschrijvingen vragen, als het al netjes lukt, om niet langer object, maar eigenschap/gedraging als atomair te behandelen. Atomisme op (recursief) eigenschapniveau is wezenlijk voor metapatroon! Zie The ontological atom of behavior: toward a logic for information modeling beyond the classics voor een … ontlogische inleiding. Wanneer dat inderdaad met OWL op z’n gunstigst zeer moeizaam lukt (klassieke objectgerichte dwang, hiërarchie super-/klasse; nb! daarentegen is metapatroon axiomatisch vrij van overerving), is het de vraag of een bestaande open standaard ook praktisch bruikbaar is voor nieuwe opgaven met informatievoorziening. Het antwoord is nee, zoals de geschiedenis leert van standaarden die al achterhaald waren op het ogenblik dat ze die status verkregen. Maar goed, het zou kunnen dat ik mij (sterk) vergis in het potentieel van OWL enzovoort.
Ik wil in dit stadium echter vooral erop opmerkzaam maken, dat m.i. een rechtstreekse vergelijking van metapatroon met OWL vruchteloos is. Ik zie ze als kwalitatief verschillende verschijnselen. Als ik even mag, ;-) voor modellering van dergelijke verschillende kan je prima metapatroon gebruiken en, wie weet, OWL om dat allemaal tijdens een volgende ontwikkelstap te beschrijven op weg naar machinale verwerkbaarheid (waar je met OWL natuurlijk ook nog niet bent).
Doordat je nu over OWL begint, maak ik me wat bezorgd of je metapatroon voldoende bekijkt met ontwerpersblik. Je kunt er, zo zie ik de kritieke bijdrage, het vraagstuk van betekenisvariëteit op stelselschaal mee helpen openbreken en vervolgens beheersbaar ordenen. Dat is een cruciale stap naar oplossing waarvoor ik geen andere ondersteunende methode ken.
Er zijn daarna nog andere stappen nodig voor realisatie van operationele voorzieningen. Daar positioneer ik OWL e.d.
Over OWL vermeld jij als kenmerk “een wiskundige semantiek, die het mogelijk maakt automatisch te redeneren met de modellen.” Nogmaals, hoe dat werkt, weet ik niet. Daarvan vermoed ik echter inderdaad dat het “wringt” met principiële openheid van schaal. Contextuele verbijzondering dient zonodig eveneens om de ene logica van een andere te onderscheiden. Hoewel OWL, ik herhaal, voorzover ik dat kan herkennen niet opgezet is voor beheer(sing) van dergelijke variëteit, blijkt het daarvoor wellicht tòch geschikt. Het zou niet de eerste keer zijn dat een middel verder reikt dan de oorspronkelijke bedoeling. Maar of we er op stelselschaal ook ècht iets aan hebben, praktisch dus, kan ik niet beoordelen en jij stellig juist weer wel. Daarover moet je tzt nader overleggen met Martijn Houtman, zoals ik eerder voorstelde.
Intussen werkt de Interoperabiliteitscatalogus informatietypen met diverse contextuele verbijzonderingen van ‘term.’ Dat moet je daarom beslist al zien als proeve van metapatroon.
Tot slot geef ik nog een reactie op jouw “twee terminologische opmerkingen.” Dat zijn ze naar mijn idee niet, louter terminologisch, integendeel. 1. Ik bedoelde inderdaad precies dat de “beheerstructuur” voor een zgn open standaard doorgaans allesbehalve open is door feitelijk overheersende invloed van luttele grote leveranciers. 2. Juist omdat “we op zoek moeten [naar] grootschalige interoperabiliteit” moeten we er methodisch van uitgaan!
Ik heb er maar weer een wat uitgebreid bericht aan gewijd, omdat we dankzij zulke correspondentie ook meteen overwegingen documenteren. Die kunnen we naar behoefte nagaan om dàn vlotter verder te komen.

30.55
Inmiddels is de kijkversie van Interoperabiliteitscatalogus informatietypen verder ontwikkeld. Via zoekterm kan je alle paden af die in het visuele model uitgelijnd staan enzovoort.
Zo'n verticaal streepje in de vermelding van een zgn informatieverzameling scheidt samenstellende vermeldingen van een bepaalde informatieverzameling. Die moet je qua hiërarchie van rechts naar links lezen. Helemaal rechts staat dus het hoogste knooppunt, bijvoorbeeld gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens. En helemaal links dus wat jij als kleinste "grenswaarde" aanduidt.
Het voorbeeld dat jij aanhaalt van verzamelingenrelatie is nu net wat lastig. De GBA zit zo in elkaar, althans de documentatie van het informatiemodel, dat er allerlei gegevensgroepen gedefinieerd staan. Eén van die groepen heet identificatienummers. Die groep is, zeg maar, geïnstantieerd in diverse zgn categorieën ... van een lijst. Probeer ajb de logica niet te snappen. Klik binnen gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op persoon. Daar heb je persoon als lijst (zie typecategorie) te pakken. Klik binnen die persoon ... eens op persoon; daar geldt persoon dus als zgn categorie. En daarbinnen heb je o.a. de 'groep' identificatienummers. Dezelfde groep staat tevens 'in' ouder1, ouder2, huwelijk ׀ geregistreerd partnerschap, kind en helemaal ergens anders in de GBA ergens 'in' verwijzing. Zowel het ene groepsvoorbeeld (in dit geval dus identificatienummers) als alle daarvan afgeleide instantieringen (in ....) hangen door een bepaald "losstaand aanknopingspunt" samen. Met andere woorden, zij zijn allemaal deelnemer van die ene samenhang. Kijk bij elke deelnemer naar zijn rol voor de aard van zijn bijdrage aan die samenhang. Zo staat (daar) de aparte groep identificatienummers als het voorbeeld opgetekend en alle andere deelnemers als evenzovele uitwerkingen.
Op die manier kan je, precies, willekeurige verknopingen weergeven. Het idee is dat de combinatie van geheel/onderdeel-hiërarchie èn dergelijke verknopingen voldoende variëteit biedt om willekeurige informatiemodellen allemaal in die ene catalogus te proppen. Sterker nog, dankzij de mogelijkheid van expliciete verknopingen kunnen knooppunten in verschillende modellen van onderling verband voorzien worden. Zo modelleer je dus interoperabiliteit, uitgaande van (zoveel mogelijk) bestaande, ooit strikt apàrte informatiesystemen.

30.56
Zo'n lijst met zgn vraagstukken groeit en groeit zolang je weliswaar de term stelsel gebruikt, maar geen idéé hebt wat het betekent.

30.57
Ja, prima, “vandaag de dag [moet] een semantische modelleerbenadering […] haar verhouding tot OWL […] bepalen.” Jij ziet dergelijke beschouwing als “confrontatie.” Dat kan het m.i. nooit zijn; metapatroon en OWL verschillen kwalitatief. Ik help daarom graag om wat jij “verhouding” noemt te verduidelijken, maar zodra jij feitelijk metapatroon volgens het paradigma van OWL wilt duiden kan ik je er slechts op wijzen dat het m.i. principieel onmogelijk is. Zeker, je kunt OWL stellig verbouwen zodat het op metapatroon neerkomt, graag zelfs, maar dat resultaat is dus een kwalitatief ànder OWL dan waaraan jij nu je houvast wilt ontlenen.

30.58
Van mijn kant kan ik in dit stadium slechts herhalen waarop je voor begrip van metapatroon wezenlijk moet letten. Jullie kijken er naar mijn indruk allebei nog stelselmatig overhéén.
(Mijn) kinderen hadden en hebben er (nog) geen probleem mee. Maar jullie menen immers allang over een werkbaar referentiekader te beschikken (waarin je je naar mijn idee voor ruimere verkeersschaal dus ernstig vergist; je hebt je waarschijnlijk nog onvoldoende verdiept in de nieuwe opgave van — wat ik maar noem — civiele informatiekunde), hebben daarin ooit veel moeite geïnvesteerd (en investeringen moet je beschermen, nietwaar?), jullie hebben zelfs een èchte doctorstitel (nou ja, dat hebben er meer en blijkt praktisch geen waarborg voor duurzame nieuwsgierigheid) enzovoort.[niet verzonden]

30.59
Hallo Powl, sorry, ik bedoel natuurlijk, Paul, vooral door één opmerking zie ik scherp bevestigd wat jullie voor begrip van metapatroon nog consequent missen. Je collega schrijft dat ik “in raadselen [spreek] tenzij [ik] bedoel[…] de alles omvattende ontologie denk[…] te hebben.” Hij zet er als zijn oordeel bij dat hij dat “[o]ver het algemeen geen goed idee” vindt.
Maar dat is daarentegen een uitstekend idee, nota bene zelfs noodzakelijk, als je informatieverkeer door-de-schalen-heen met alle reële betekenisvariëteit van dien serieus wilt faciliteren. Voor openeindige interoperabiliteit in een inherent dynamisch-pluriforme wereld moet je zo’n, zeg maar, metaontologie dùrven denken. Hoera voor Bureau Forum Standaardisatie! Wie die stap niet neemt, blijft onvermijdelijk doormodderen met locale voorzieninkjes (zoals aantoonbaar overal voortdurend gebeurt).
Je moet daarom metapatroon inderdaad beschouwen als een uitdrukkingsvorm voor informatiekundig ontwerp waaraan een “alles omvattende ontologie” ten grondslag ligt. Dat is helemaal geen overtrokken doelstelling, megalomaan enzovoort, maar gelet op de wèrkelijke behoeften, problemen, kansen e.d. ‘gewoon’ realistisch. Zijn we het daarover eens? Zoals je collega min of meer aankondigde, zijn de “raadselen” nu verdwenen?
Ik kan me overigens voorstellen dat juist voor jullie zo’n stap, eigenlijk een heuse (paradigma)sprong, èxtra moeilijk is. Zoals blijkt uit jullie nadruk op OWL, sleep je een referentiekader mee dat je volgens mij eerst maar eens lòs moet laten. Pas daarná komt aan de beurt hoe bijvoorbeeld OWL eventueel past volgens kwalitatief àndere samenhang.
Je kan die sprong m.i. onmogelijk ondernemen, zolang je vasthoudt aan het ontologiebegrip à la OWL. Daar betekent, nogal inflatoir, maar dat terzijde, (een) ontologie het resultaat van taalgebruik; je maakt er een bepaald model van zijnden mee. Maar wat zijn de aannames voor die taal? Wat telt categorisch (mee) als zijnden? Zo’n zijnsleer staat van oudsher bekend als … ontologie. Voilá, verschillende betekenissen van ontologie.
De zijnsleer ‘onder’ metapatroon vind ik kwalitatief ànders dan die ‘onder’ OWL. Daarover zijn wij het nu blijkbaar eens. Althans, dat zou moeten volgen uit mijn reactie op wat jouw collega eerder voor “raadselen” stelde. Zoals jijzèlf vervolgens opmerkte, hebben we dan inderdaad een “[i]nteressante en waardevolle discussie.” Hopelijk krijgt die nu een productieve wending.
Voorzover ik weet is de OWL-zijnsleer als zodanig niet expliciet gedocumenteerd. Ooit zocht ik er gericht naar (want zo mogelijk ben ik zelfs nog groter voorstander van open standaarden; hmmm, laten we er geen wedstrijd van maken), maar vond niets. Op jullie aansporing keek ik graag opnieuw maar trof nog altijd niets aan, dat relevante zijnsleer (serieus) behandelt.
Omdat ik besef dat we er voor principieel begrip van een kwalitatief nieuw paradigma vroeg of laat op (moeten!) uitkomen, documenteerde ik (en ik blijf er om die reden intensief mee bezig) de metapatroon-zijnsleer wèl expliciet. Bestudering van zulke teksten kan je niet overslaan via kortsluiting onder de noemer van OWL. Ga ajb grondig na wat onze opdrachtgever jullie als relevante literatuur opgaf, lees onze correspondentie erop na wat ik aanvullend suggereerde en kijk vooral ook op eigen initiatief naar wat beschikbaar is ‘op’ www.informationdynamics.nl/pwisse. Aarzel niet dáárover eventuele vragen te stellen, opmerkingen te maken e.d. Gelet op de opdrachtverstrekking vallen die inspanningen buiten het project, maar van mijn kant heb ik die nadere voorlichting in ‘mijn eigen tijd’ er natuurlijk graag voor over.

30.60
Als je nu gezegd had dat je mijn tekst Pentas politica ongeschikt als (een) BurgerBlog bij BurgerLink acht, okee, maar ik weiger te accepteren dat 'ie voor jouzèlf lastig te begrijpen zou zijn. Dat stukje gaat toch met nadruk eindelijk eens over de burger!! Nee, nòg simpeler krijg ik niet voor elkaar.

30.61
Het gaat meteen al mis met de vraag waarmee Marie-José Klaver haar column op gang wil krijgen. Nee, de burger is géén consument met bijbehorende verwachtingen, de overheid is bijgevolg géén dienstverlener met dito verplichtingen.
Ja, we moeten voor de netwerksamenleving dringend de vraag stellen en vooral zèlf beantwoorden: Wie bèn ikzèlf als burger? Maak er in elk geval subiet medeburger van. Die vraag is dankzij emancipatie in de zin van gelijke burgerrechten pas de principiële. Dat is hier overigens een aardig woord, principieel. Inderdaad was volgens Machiavelli destijds de kardinale vraag: Wie ben ik als (de) prins? Die tijd moet voorbij zijn.
De successen die Klaver tegenover mislukkingen plaatst, zijn zelfs reuze illustratief maar zonder dat zij aangeeft (beseft?) waaròm precies. Wat wèrkt, blijft nu eenmaal beperkt tot infrastructuur voor geleefde gemeenschap, dwz (im)materiële voorzieningen voor samenleving voor en door burgers. Dat is niet toevallig. Als burgers, klopt, dus als wij iets verwachten, moeten wij dat primair van elkáár doen. Adequate infrastructuur bevordert onze samenleving praktisch, overheid faciliteert, punt. Zonder denigrerend te willen klinken is onderheid daarvoor natuurlijk een betere term dan overheid. Maar het lijkt er vaak verdacht op, dat politici, bestuurders en (top)ambtenaren allemaal overheid feitelijk (van de prins geen kwaad?) beschouwen als synoniem van de middeleeuwse prins. Daarom overheersen voorspelbaar de mislukkingen. Verhult dienstverleningsjargon hun insteek dat onderdanen blij moeten zijn met gunsten? Tja, waarom klagen toch steeds meer mensen toch steeds cynischer?
Naar wat Klaver, eh, principieel van zulke averechtse heerschappij vindt, als zij die al herkent, ben ik benieuwd. Ik stem in met de reactie van Paul Jansen. Voorlopig komt zij niet verder dan aantoonbaar valse hoop als aansporing dat wij vooral maar rustig moeten gaan slapen. Hoe kan ik nu beleefd en duidelijk tegelijk reageren op wat precies het verkeerde advies is? Het lijkt me trouwens sterk dat zij er zelf zo gerust op is als zij wil doen voorkomen.
Van nota bene Burgerblog in het algemeen, hoe zal ik het zeggen, oh ja, verwàcht ik iets anders dan columns met zulke neerbuigende strekking. U leest het goed, die woordspeling suggereert opzettelijk een paradox. Over principiële vraag gesproken, zit dat er eigenlijk wel in? Ik bedoel dat “het Burgerblog […] een onafhankelijk platform” is, althans zo staat het geafficheerd. Maar moderator “Burgerlink is een initiatief van de staatsecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.” Dus?
Indien de aankondiging klopt dat “vanuit het ministerie van Binnenlandse Zaken […] gereageerd [wordt] op hetgeen er in het Burgerblog naar voren komt,” verwacht ik als burger gauw toelichting. Het serieuze antwoord kennen burgers zèlf natuurlijk al.
[geplaatst als reactie op Burgerblog, 8 februari 2009. Hoewel …, na indiening kreeg ik de volgende mededeling: “Thank you for your comment! It has been added to the moderation queue and will be published here if approved by the webmaster.” Dan had ik dat van “moderation” alvast goed in de gaten. Hoewel …, mijn reactie staat (voorlopig?) wel op de website geplaatst.]

30.62
Eerlijk gezegd heb ik zelfs het gevoel dat je me domweg afpoeiert. Wees gerust, dat vat ik allerminst persoonlijk op. Haha, als ik me (nog) zou opwinden over botte afwijzingen, kwam ik helemaal nergens meer aan toe. Evenmin neem ik jou dat persoonlijk ook maar het minste kwalijk. Het gebeurt als het ware systematisch, dòmweg schreef ik al, vanwege (wat ik duid als) jouw afhankelijke positie. Daar hoort inderdaad bij dat ik voor mijn bijdragen zèlf juist voorkeur aan redelijk onafhankelijke positie geef. Dat vind ik een kwestie van borging van (ontwerp)kwaliteit en passende ethiek. Wij zouden allebei onze respectievelijke posities kunnen wijzigen, maar dat zie ik niet zo gauw gebeuren. Ik betreur het uiteraard wel dat jij je niet onafhankelijker (opener?) opstelt.
Jij schrijft me dat "Verbetering van dienstverlening" "het Burgerblog-thema" is. Inmiddels keek ik wat verder op de website Burgerblog en daar zie ik zowaar zès thema's vermeld waaronder "democratie." Het verbaast me dat je niet, herhaal, niet herkent dat Pentas politica een fundamentele visie op democratie inhoudt. In welke politieke partij ben (was?) jij ook alweer actief? Met zo'n visie kan je het eens, of juist òneens zijn, allemaal prima, maar Burgerblog beoogt toch een "onafhankelijk platform" te bieden? Op deze manier modereer je dus niet, maar censureer je naar mijn indruk. Want "Zou je een simpeler versie kunnen maken?" is natuurlijk een pertinente fopvatting (die ik, waarvoor natuurlijk weer wèl mijn dank, subiet toevoegde aan de gepubliceerde verzameling).
Nee, "Verbetering van dienstverlening" staat zelfs niet in het rijtje thema's op de website Burgerblog (geraadpleegd op 9 februari 2009). Dat het daar ontbreekt vind ik volkomen terecht. Nadruk op dienstverlening leidt hopeloos àf van stelselmatige positionering van de burger. Zie o.a. mijn opstel Verkeerbegrip van algemeen belang (Univ. van Amsterdam). Dat kan je wel weer een ingewikkeld verhaal vinden, maar we staan dan ook voor een ingewikkeld vraagstuk. Die boodschap hoort weliswaar je opdrachtgever helaas niet graag ... Sorry, opnieuw ... De meeste uitvoerders bezorgen hun opdrachtgever niet graag zo'n boodschap; zij zijn bang dat de opdrachtgever de conclusie trekt dat de uitvoerder faalde. Zo beschermen talloze uitvoerders hun positie door communicatie te verhinderen. Een populaire drogreden is dat 'de burger' het niet zou begrijpen. Mis! Talloze burgers begrijpen het uitstekend, maar krijgen de kans niet eens.
Omdat jouw link, dat begrijp ik ondanks de retoriek van Burgerlink ook wel, niet zozeer met burgers (waartoe jijzèlf natuurlijk ook behoort!), maar feitelijk bestaat met het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties als je sponsor, ben je kennelijk geneigd om dat modieuze, maar contraproductieve dienstverleningsthema te propageren. Daaraan kan ik echter geen opbouwende tekstuele bijdragen leveren (en wil ik dat ook niet, omdat ik het zelfs principieel onmogelijk acht). Wellicht zou een beetje meeleuteren reuze gezellig en zolang als het kan duren bovendien comfortabel zijn, maar ik zou mijn vermogen ernstig beperken om serieuze voorstellen te blijven doen. Onder de noemer van Burgerblog lukt dat blijkbaar überhaupt niet en elders zou mijn geloofwaardigheid aangetast zijn. Daarom zie ik er na nadere overweging van je uitnodiging (ook dáárvoor, nogmaals, mijn hartelijke dank!) vanaf als zgn blogger met Burgerblog geassocieerd te zijn. Je hoeft me trouwens niet eens van dié lijst te verwijderen, omdat ik er nog niet eens vermeld stond.

30.63
Enkele onderwerpen op die lijst melden als een probleem zelfs uitdrukkelijk gemis aan visie. Dat is tenminste iets! Inderdaad moet er een redelijk consistent referentiekader zijn op de relevante schaal. Anders blijft het bij ad hoc maatregelen die stelselmatig doorgaans averechts uitpakken. Daarom probeer ik allereerst zo beknopt mogelijk een kader te schetsen om vraagstukken van semantiek ordelijk te behandelen. Dat is voor ons allemaal niets nieuws, maar nu moet het dus even in deze ‘context.’ Zo’n kader helpt dan tegelijk verduidelijken wat er aan pseudo-onderwerpen (lees ook: flauwekul) tussen staat, welke maatregelen nooit productief kunnen werken e.d. (Ook) de eerdere selectie van aparte onderwerpen komen we vervolgens vanzelf weer tegen. Kortom, wordt vervolgd.

30.64
Blijkbaar heb jij dat rapport grondig bestudeerd waaruit je nu de conclusie trekt dat "hij [...] niet [zal] opkijken" van wat wij tot dusver onder de noemer van een catalogus ondernamen. Zo ja, waarom deden we dan die moeite als het blijkbaar al bestaat? Kan jij ajb aangeven waar precies in dat document staat dat er al zo'n voorziening bestaat om gedetailleerd inzicht te verkrijgen, nota bene dus tevens in eventuele samenhang tùssen verschillende informatiesystemen? Of hebben we het toch over iets anders?
Wij zijn opzèttelijk niet verder gegaan dan wat er nu als proefje staat. Met wat we tot dusver deden, menen we iets toe te voegen, te weten die gedetailleerde inventarisatie plùs wat (pas!!) daardoor mogelijk is om samenhang tussen verschillende informatiesystemen netzo gedetailleerd te analyseren enz. Mocht dat, gelet op je indruk uit bedoeld rapport, reeds overbodige moeite geweest zijn omdat zo'n voorziening dus al bestaat, laat dat graag zsm weten. Dan houden we er natuurlijk subiet mee op, respectievelijk doen we er verder niets aan. In afwachting van je nadere bericht daarover houd ik het echter nog even op het m.i. oorspronkelijke (veranderkundige) idee met die catalogus-als-proef. De bedoeling is om zsm een wissel te trekken, waarna alle betrokken partijen langs hetzèlfde spoor verder gaan. Daar past dus zoiets als een aanzet bij (lees hier: proefje met catalogus) met alle ruimte van dien voor àndere partijen om er vooral ook zelf iets van te vinden. Wat jij schrijft, lees ik als jouw verwachting/voorspelling van wat zij er daadwerkelijk van zullen vinden. Dat horen we dan wel. En liefst natuurlijk hoe eerder, des te beter.

30.65
Als je me toch een plezier wilt doen, geef ik er de voorkeur aan als we het hebben over zoiets als een bfs-proefcatalogus. Overigens staat er allang een naam 'op,' te weten Interoperabiliteitscatalogus informatietypen. Heb jij dat niet herkend, of wil je het herkenbaarder? Zeg ajb maar iets.
Je hebt gelijk ("verkoopargument") dat het proefje zèlf al steunt op contextuele verbijzondering voor beheersing van betekenisvariëteit.
Tja, als je iemand snel wil inhalen, kan dat altijd, mits je maar gauw de goede kant opgaat. In bijna tien jaren is het SBG echter nog niet gelukt om te begrijpen èn ernaar te handelen dat je voor samenhang toch eens moet gaan kijken naar wàt daarvoor precies de samenstellende delen zijn. Inmiddels hebben 'we' allang de euro en die kent geen kwartje dat kan vallen. Hopelijk daagt dat inzicht daar spoedig met luchtige demonstratie van de bfs-proefcatalogus. Dat moeten we beslist niet als wedstrijd opvatten. We hebben volgens mij geen "voorsprong," maar kunnen een (extra) perspectief schetsen vanuit deskundigheid.

30.66
Hierbij geef ik je graag alvast twee literatuurverwijzingen door, te weten naar vrij recente teksten die ik schreef nav Algemene-Rekenkameronderzoek naar overheidsinformatievoorziening. Allereerst stuurde ik een open brief en op het lamlendige antwoord dat ik daarop kreeg hield ik het maar op een, zeg maar even, gesloten brief. Vooral in die tweede brief hak ik lustig los op bestuurlijke preoccupatie. Dat doe ik natuurlijk als leek, zodat jij daar stellig een corrigerende kijk op hebt. De eerste brief stelt volgens mij inhoudelijk wel aardig de noodzaak van infrastructureel perspectief.

30.67
Ik besef terdege dat ik het met goedbedoelde leestips niet te gek moet maken. Maar/dus stèl eens dat ik jou precies één suggestie kan doen voor een tekst van mijn hand. Dan zou ik het zeer op prijs stellen, wanneer je Verkeersbegrip van algemeen belang bestudeert. In dat opstel citeer ik uitvoerig uit een studie door Van der Woud (schitterend boek!) naar de ontwikkeling van infrastructuur in de periode 1850-1900. Voorzover je die studie nog niet kent, kan je in mijn opstel al herkennen hoezeer hij samenhang/wisselwerking met, nota bene bestuur aanwijst. Daaraan probeer ik een actuele draai te geven die opbouwend is voor maatschappelijk informatieverkeer.

30.68
De "raadselen" blijken niet verdwenen. Je zou overigens zelfs kunnen zeggen dat hij grondiger gelijk heeft dan hij beseft, maar het overzicht mist voor heuse stelselmatige oplossingen. Ja, zijn "geloof dat je altijd zult zijn gedwongen te werken met deelbeschrijvingen" is precies de veronderstelling voor metapatroon. Dat radicaliseert metapatroon echter zodanig (disjunct objectgedrag per situatie) ... dat vervolgens dergelijke "deelbeschrijvingen" desgewenst altijd praktisch in één model passen. En dan gebeurt er dankzij stelselmatigheid iets èxtra belangwekkends, doordat onderdelen voor de ene deelbeschrijving van (onderdelen van) een àndere "deelbeschrijving" afgeleid kunnen worden. Als je dat begrijpt, vraag je niet langer of de kip er eerder was dan het ei, of omgekeerd: nogmaals, stelselmatigheid.
Als er iets is dat metapatroon dus de bodem wil inslaan, is het wel de"hoop dat je alle details die je in een specifieke context hebt ook zinvol kunt modelleren in een algemene context." Wat dat betreft "bedoelen we" nog allesbehalve"grotendeels hetzelfde." Voor uitleg van het contextbegrip à la metapatroon verwijs ik opnieuw naar literatuur. De vragen waarvan ik schreef dat hij ze vooral moet stellen, vindt hij daar als het goed is beantwoord. Als mijn probleem ervaar ik dat ik ze niet stuk voor stuk kan beantwoorden zoals hij ze m.i. bedoelt. Daarvoor zou ik allereerst het gehele referentiekader moeten schetsen. Dat staat volgens mij nu net in die literatuur en om dat in uitvoerige correspondentie te herhalen lijkt me geen zinvolle besteding van projecttijd.
Ja, "een voorbeeld [kan] meer [helpen] dan een discussie in algemeenheden." Zo'n voorbeeld met een synthese van talloze "deelbeschrijvingen" biedt het zgn oefenschema (papieren afdruk op A0-formaat reeds in bezit van zijn collega), maar natuurlijk ook het ontwerpschetsje voor de proefcatalogus.
Daarentegen levert het apàrte GBA-ontwerp geen bruikbaar illustratiemateriaal voor metapatroon, integendeel. Wat daarvoor hebben de ontwerpers juist hun uiterste best gedaan om betekenisvariëteit uit te bannen. Dat lukt ook prima op die beperkte schaal plùs, nota bene, de machtspositie om buiten de (eigen) orde te verklaren wat niet past. In genoemd oefenschema is o.a. GBA opgegaan in een stelselontwerp.
Ik heb het gevoel dat deze lijn van het project verzand is. In een zandbak (speeltuin?) kunnen we ons geweldig inspannen, maar komen dus niet verder. En dat communicatie over een nieuw idee lastig is, weten we allang. Bevestiging van dat probleem geldt weliswaar eventueel ook als een resultaat, maar vind ikzelf mede gelet op de moeite die het kost natuurlijk reuze onbevredigend. Kan jij ajb helpen om voor deze lijn de oriëntatie volgens de uitgangspunten van het project respectievelijk het projectdoel te vestigen? Laat mij daarvoor graag ronduit weten, of ik iets mis.

30.69
Op mijn beurt begrijp ik weer niet dat jij, als informatieanalist, zo worstelt met die catalogus ... Neem één informatiesysteem. Pak daarvan de data dictionary erbij. Voer (nee, dat lukt je niet met de kijkversie) die data dictionary in volgens het stramien dat de catalogus biedt. Dus, allereerst wat strikt hiërarchisch geldt. Het informatiesysteem in kwestie geldt als een informatieverzameling op het hoogste inventarisatieniveau. Bijvoorbeeld, ouderwets maar ook voor jouw werkgever her en der stellig realistisch, een record(type) komt daarbinnen op niveau twee. En weer dáárbinnen komt een rubriek(type) op niveau. Kan je je er tot zover een voorstelling van maken?

30.70
Zoals ik het zou uitdrukken, op die manier probeer je van semantiek feitelijk syntax te maken. Dat lijkt weliswaar beheersbaar(der), maar waar gaat het alweer over? Volgens wetenschapsfilosofie is er spanning tussen precisie (rigor) en relevantie (relevance). Als ontwerper begin je met (zoeken naar) relevantie en als uitvoerder eindig je met resultaat dat nauwkeurig stáát. Zo horen precisie en relevantie zelfs nadrukkelijk bij elkaar!
Voor dit project gaat het om metapatroon als ontwerpbenadering; zo staat het tenminste door de opdrachtgever opgeschreven. Onze programmatuur als ontwikkelgereedschap enz. speelt in dit stadium slechts op de achtergrond mee ter illustratie (zoals voor de proefcatalogus).

30.71
Ik liet hem trouwens al weten dat teksten onderhevig zijn aan moderatie, dus aan jullie redactionele invloed, zei ik erbij, maar als je dat maar goed kunt uitleggen blijkt dat geen enkel probleem.

30.72
Mijn indruk luidt dat we ècht afwijkende accenten plaatsen. Ik probeerde dat eerder te suggereren, nota bene ook je collega, onder noemers zoals ontwerp en ontwikkeling.
Nogmaals, OWL komt eventueel láter aan de orde. Dit ene project lijkt mij voor adequate behandeling ervan trouwens ook geen ruimte te bieden, maar dat is hoogstens een praktische kanttekening. Want dat wil helemaal niet zeggen dat uiteindelijk het ene belangrijker is dan het andere, of beter e.d. Zulke waardeoordelen zijn principieel niet van toepassing. Wezenlijk voor complexe opgaven zijn aanvullende bijdragen; het is allemáál onmisbaar, maar juist daarom wèl alles op z'n tijd/plaats.
We kunnen natuurlijk de ontologie (in de betekenis van zijnsleer) 'achter' OWL of welk ontwikkelgereedschap dan ook, proberen terug te ploegen naar die 'achter' metapatroon. Naarmate dat naadlozer lukt, profiteren we vervolgens in omgekeerde richting uiteraard ervan, dat daadwerkelijke ontwikkeling netzo naadloos op ontwerp kan aansluiten. Volgens mij is dat ook het idee van modelgedreven ontwikkeling (en dat vind ìk dan weer illusoir als je het overdrijft).
Onze correspondentie lijkt te draaien om de vraag of ontwerp een apart accent verdient. Mijn inzet luidt: ja. Voor ontwerpopgaven op stelselschaal (wat dat ook is, een stelsel voor informatieverkeer; denk aan reële variëteit, pluriformiteit enz.) beveel ik een karakteristieke methode aan. Dat is metapatroon. Voorzover ik de opdracht begrijp, is dàt accent bepalend voor ons project. Daarvoor ben ik Bureau Forum Standaardisatie zeer erkentelijk.
Wanneer jij dat meteen kunt kortsluiten met OWL, is dat natuurlijk prachtig. Naar mijn indruk laat je OWL echter ten onrechte overheersen. Metapatroon kan je er niet (elegant) mee herschrijven, althans, zo concludeer ik. Het terugploegen van veronderstellingen lukt niet, omdat ze teveel van elkaar verschillen. Van metapatroon als ontwerpmethode bestaat daarom m.i. niet een "OWL style."
Ik besef dat we het hierover oneens zijn. Zoals jij eerder aangaf, vind jij een stelselmatige blik niet realistisch. Maar wat ik op stelselschaal niet realistisch vind is juist een blik die domeinspecifiek blijft.
Je hebt gelijk, indien ik die stelselmatige oriëntatie zou opgeven. Dan gaan we dus over tot de domeinspecifieke orde van de dag en, klopt helemaal, is er alle reden om daarvoor OWL tevens als uitdrukking van relevante zijnsleer te adopteren. Maar die stelselmatige oriëntatie is nu net de clou voor ons project ... Zie dat als een hypothese. Die kan je onmogelijk falsificeren (een uitkomst die jij op grond van jouw hypothese blijkbaar logisch acht) met een middel zoals OWL dat daarvoor geen passende variëteit biedt.
Helpt het je als ik toelicht dat je met ontwerp stelselmatig moet mikken, opdàt aparte ontwikkelingen (meervoud!) passen? Als vergelijking opper ik een stedenbouwkundig plan, dat natuurlijk nooit als één project ontwikkeld wordt. Voor bijvoorbeeld een apart gebouw in een stad komt ook steeds weer een ontwerp enzovoort. Het verschil met de zgn gebouwde omgeving is dat metapatroon zelfs praktisch, wat daar heet, door de schalen héén helpt ontwerpen. Nee, dan is er nog geen steen gemetseld, rioolbuis gelegd of stoep betegeld.

30.73
Dat "onderhevig […] aan moderatie" bedoelde ik natuurlijk taktisch. Dan valt het altijd mee! En over welk "doel" het dient, zie ikzelf dus graag een directe reactie van het ministerie tegemoet nav mijn vraag (zie mijn reactie op Klavers column) hoe serieus ik Burgerblog kan nemen ... Ik doe in elk geval mijn best serieuze auteurs ervoor te helpen werven.

30.74
Ik probeer kort een referentiekader te schetsen waarin de diverse onderwerpen die blijkbaar rond basisregistraties geïdentificeerd zijn, systematisch(er) passen. Dat lijkt weliswaar even moeilijker, zo’n stap terug voor overzicht, maar is later natuurlijk (veel) gemakkelijker. Je herkent hopelijk reeds in mijn aanzet ervoor dat ook (en vooral?) stelselmatigheid niet als het ware plat valt te definiëren. Wat ik probeer te verklaren is veeleer een stelselmatige kijk, benadering ... Als je dat concepttekstje één keer op je gemak doorleest, dus ajb niet haastig, heb je 'm stellig zo door.

30.75
Vanuit mijn perspectief gaat het om (verbindings)instrumentatie voor interactie waarbij de, zeg maar, primaire actoren èlk enneadische semiosis 'kennen.' Die variëteit moeten we als het ware coderen, respectievelijk decoderen voor instrumentatie die nu eenmaal niet signifisch, maar (slechts) cybernetisch werkt. Daarvoor bestaan stellig talloze oplossingen, variërend van strikt lineair particulier (wat een apart instrument zou vergen voor iedere interactiegebeurtenis) tot meerdimensionaal recursief of weet-ik-veel (optimaal één instrument voor alle mogelijke interactiegebeurtenissen; daarop mikken wij, maar of dat raak is weten we natuurlijk nooit).
Met de semiotische enneade als (meta)ontologie plus metapatroon als (ontwerp)notatie benaderen we reële variëteit van primaire actoren alweer véél meer dan met andere methoden voor informatiemodellering die ontleend zijn aan een simpeler wereldbeeld. Daarop moet instrumentatie dus met passende variëteit afgestemd zijn, wat natuurlijk èxtra problematisch is vanwege de overgangen tussen axiomatische stelsels (lees ook: van menselijk kenvermogen naar digitale technologie, en weer terug). Jouw prestatie vind ik dat je dàt vraagstuk beheerst met instrumentatie naar mijn gevoel in de buurt van het optimum dáárvoor. Daarom leuteren we niet zomaar wat, maar werkt het praktisch! Dat vind ik prachtig.
Die axiomatische overgangen herkent echter bijna nog niemand. De meeste mensen gaan ervanuit dat het instrument/hulpmiddel functioneert volgens dezelfde beginselen van oorzaak en gevolg als zijzelf doen. Van de weeromstuit verklaren zij het hooguit cybernetische kader van toepassing op zichzelf ipv te beseffen dat zij zichzèlf (minstens) signifisch moeten verklaren.

30.76
Overigens sprak ik hem af en toe over de enneade e.d. Hij voelde weliswaar dat er iets in zit, maar kon er zijn vinger (hoofd?) niet achter krijgen. Hij dacht volgens mij (nog) sterk vanuit een aparte organisatie met haar informatievoorziening; van daaruit ontstaat eventueel een netwerk door verbindingen. Hij miste de spròng naar het netwerk als uitgangspunt, waardoor o.a. het oorspronkelijke organisatiebegrip natuurlijk (mee)wijzigt.

30.77
Het artikel door Guido Bayens is onzin en de reactie erop door Erik Saaman is zo mogelijk nog onzinniger. Wanneer Bayens met zijn eerstgenoemde advies pleit voor bemoeienis door “goed opgeleide architecten” heeft hij kennelijk niet door dat hij zichzelf daarmee voor dit onderwerp subiet diskwalificeert. Althans, mij is onbekend welke degelijke opleiding hijzèlf genoot in de informatiekunde/informatica. Een academische titel in de sociologie oid. vind ik toch iets anders. Als ik me onverhoopt in zijn opleiding vergis, hoor ik dat graag. Ik zou hier trouwens niet over begonnen zijn, want ad hominem argumentatie is natuurlijk niet zo sterk. Maar ja, Bayens begint er zelf over en van valse argumentatie houd ik nog minder. Voorts kan hij wel pochen “aan de wieg” te hebben gestaan van Nora, maar daarin ligt van meet af aan slechts een doodgeboren kind. Hoe zielig ook, dat lijkje gaat van alle (kostbare) ruchtbaarheid ècht niet leven. Het siert daarom de huidige redactie van Nora dat zij inziet dat een feitelijk leeg merk vroeg of laat zelfs als een boemerang werkt. Op de weg terùg blaast de recente retoriek in het Nationale Uitvoeringsprogramma Dienstverlening en e-Overheid de vaart er nogeens extra in. Die klap gaat dus aankomen. Gedesillusioneerde bestuurders zoeken heus niet bij zichzelf antwoord op hun vragen waarom het alsmaar niet lukt met die elektronische overheid. Zij willen ooit weten wie ze aangesmeerd heeft Nora te omarmen. Dat eindigt dus in scheiding.
Of het met versie 3 van Nora gaat lukken om dat gevaar te beteugelen, verdient een kans. Mijn eigen indruk van de zgn kandidaatversie van het Strategiekatern is ongunstig. Maar wie weet pleit het zelfs voor zo’n inleidende tekst dat er eigenlijk niets in staat. De hele review ervan acht ik daarom ook overbodig. Ga zsm aan de slag voor de inhoudelijke katernen, succes ermee!
Daarom vind ik Saamans reactie ook averechts lamlendig. Verschuil je niet achter procedures waarvan iedereen allang beseft dat ze nergens toe dienen. Gebruik je tijd en, nota bene, ons belastinggeld nuttiger.
Wat de thematiek van toekomstige Nora’s aangaat (als die er nog ooit serieus van komen ná de amateuristische versies 1 en 2), steun ik van harte de radicale nadruk op interoperabiliteit waarop Bayens afdingt. Op deze website heeft Ben van Lier reeds krachtig gepleit voor volle aandacht voor interoperabiliteit (Nederland Open in Verschuiven?, 2 februari 2009). Zijn steekhoudende argumenten hoef ik niet te herhalen; daarvoor verwijs ik graag naar zijn bijdrage.
Ik erken zeker dat het een klein drama voor Bayens moet zijn om ‘zijn’ Nora ontmanteld te zien. Dat valt echter reuze mee, zodra hij beseft dat versies 1 en 2 met overwegend gratuite stellingen vermomd als principes maar weinig om het lijf hebben. Het is daarom feitelijk zelfs curieus dat hij de a.s. versie op z’n minst voorbarig het verwijt van beperkte strekking maakt.
Tenslotte wijs ik erop dat ik er destijds niet zo’n drama van maakte, toen Bayens niet wenste voort te borduren op een nota die ik mocht samenstellen, bedoeld ten geleide van de notitie Op weg naar de elektronische overheid. Die nota was, en is nog steeds (!), Informatieverkeer in publiek domein (Ictu/Architectuur elektronische overheid, 2004). Onbegrip wijst niet bepaald op deskundigheid. Want dat gebeurt natuurlijk wel vaker, te weten dat vroeger werk genegeerd wordt om redenen die niets met kwaliteit ervan te maken hebben. Nee, in de gepubliceerde Nora’s zoekt u tevergeefs naar de literatuurverwijzing. Ook dàt is niet eens opmerkelijk als er in de buurt van een standbeeld niets mag groeien. Klopt, ook een standbeeld is dood(s). Hoewel de tèrm interoperabiliteit destijds nog niet zo in zwang geraakt was, gaat die eerdere nota er al helemáál over. Dat komt tot uitdrukking in de verkeersmetafoor. U begrijpt dus dat ik het prima vind, toejuich enzovoort dat (zelfs ;-) Nora eindelijk die oriëntatie kiest. Vaak is het gewoon een kwestie van geduldig wachten, jammer, maar verder niets aan de hand. De kans voor productieve interoperabiliteit is nù groter dan ooit, omdat ook en vooral College en Forum Standaardisatie erop inzetten. Bayens begrijpt volgens mij domweg niet wat infrastructuur voor informatieverkeer inhoudt. Hoe dat met Saaman zit, weet ik niet. Dat zullen we hopelijk gauw zien. Zeur niet, laat ze dóórwerken.
[geplaatst als bijdrage op de website van Digitaal Bestuur, 13 februari 2009]

30.78
Graag vat ik je opmerking "gaat tenminste nog eens ergens over" als compliment op. Ik ben er overigens blij mee dat je actiever redactioneel dergelijke bijdragen als het ware begeleidt. De meeste mensen reageren omdat ze kennelijk niets beters te doen hebben en schrikken zo iedereen af die anders wèl een serieuze bijdrage had willen leveren. Overigens is het, eerlijk is eerlijk, natuurlijk wel degelijk mijn bedoeling om Bayens af te schrikken.

30.79
Ik doe/kom opzettelijk niet mee, zodat jullie pertinent niet afgeleid kunnen raken door mijn conceptuele ontwerporiëntatie.

30.80
De dynamische samenhang van interoperabiliteit met governance (via variëteit) hebben we dan toch maar mooi beet.

30.81
Hierbij veroorloof ik me nog verder ongevraagd advies. Je begrijpt stellig dat ik een beetje in de gaten houd wat er op/met Burgerblog dan zoal gebeurt. Na mijn reactie op de column door Klaver verschijnt een reactie door "joze." Ik beken graag dat die tekst mij sterk raakt. Dat gebeurt me, zo zoek ik er een verklaring voor, omdat z/hij eigenlijk helemaal geen ... reactie geeft op wat Klaver schreef, laat staan op wat Paul Jansen en ik daaraan toevoegden. Het klinkt alsof iemand louter de titel van Klavers column waarnam, dus "Wat verwacht je als burger van de overheid?" En daarop komt wat ik opvat als levensechte kreet om hulp.
Zo'n kreet is vanuit dat uithoekje natuurlijk onhoorbaar. Ik vind het prima dat helemaal niemand mijn tekstje daar leest; ik heb dergelijke nood niet. Maar wat "joze" schrijft, moet wèl aandacht krijgen!
Juist voor dergelijke meldingen zou m.i. je rol als geafficheerde "schakel tussen burger en overheid" toegevoegde waarde kunnen, en ook moeten bieden. Je zou als moderator allereerst kunnen nagaan of "joze" inderdaad onmiddellijk afging op die columntitel. Stel dat mijn vermoeden erover klopt, suggereer haar/hem een àndere plaats op Burgerblog (of Burgerlink?) voor haar/zijn bijdrage. Die plaats herken ik overigens in de huidige opzet nog niet. Wellicht past 'onder' Burgerlink naast Burgerblog tevens een (aparte) website voor dergelijke berichten? Burgerpunt? Want "joze" meent zèlf beslist een punt te hebben.
Je kunt natuurlijk ook vinden dat je met Burgerlink niet op die manier "schakel" wilt zijn. Stuur zo'n bericht na overleg met de afzender dan ajb door naar de Ombudsman.

30.82
Het blijkt nòg onzinniger te kunnen! Zo is het voorbeeld dat Mark Paauwe geeft van mislukte projecten bij UWV, zachtjes uitgedrukt, onbenullig. Wat daar voor architectuur doorgaat (-ging?), stond bij mijn weten voor èn, nota bene, door Bayens zelfs expliciet model voor ‘zijn’ Nora. Dan hoef je van mislukkingen alom natuurlijk niet op te kijken en al helemáál geen verbetering te verwachten als je Bayens aanbeveelt om het allemaal nòg dikker over te doen. Overigens begrijp ik verder dat projectmedewerkers na Bayens’ vertrek bij die organisatie de zgn architectuurdocumentatie op papier afdrukken, als ze zeker willen weten dat een deur niet dichtwaait. Dat gaat nu overal met Nora’s 1 en 2 geheid hetzelfde. Allerlei mensen beweren weliswaar dat ze Nora toepassen, maar ik heb nog nooit in detail toegelicht gehoord of gelezen wèlk houvast ze er precies aan ontleenden en hoe dat het resultaat gunstig beïnvloedde of zelfs sterk bepaalde. Zolang niemand verder gaat dan louter retoriek, volgens mij dus vals, houd ik het erop dat de unieke prestatie met Nora 1 en 2 eruit bestaat dat het verhoudingsgewijs de minst gelezen, meest aangehaalde documenten zijn. Dat is promotioneel ongelofelijk knap gedaan, dat kan ik best waarderen. Intussen blijven serieuze veranderingen erdoor belemmerd; daarom moet de koers òm.
Ronduit hilarisch is de uitval van Paauwe naar “mensen die zichzelf architect durven noemen.” Blijkbaar gunt hij zichzelf die kwalificatie en neemt ook Bayens als zodanig serieus genoeg. Voor “een oogverblindend boek hierover met mooie principes en architectuurvisualisaties” bied hij gretig zijn hulp aan. Erop vertrouwen dat Bayens er alleen uitkomt, doet hij ook weer niet. Nou ja, met zijn reactie probeert Paauwe vooral zichzelf in de zakelijke etalage te wurmen; daarin is hij recidivist. Op dergelijk openlijk misbruik van ruimte voor inhoudelijke bijdragen zou (ik schrijf het hier even tussendoor maar bestrijding is wèl wezenlijk ter borging van vruchtbare discussie) een hoofdredacteur — van in dit geval de website van Digitaal Bestuur — scherp moeten letten. Toegegeven, dat doet Bayens dan wat minder klungelig, hoewel ik evenmin zie hoe hij met zijn artikel klanten werft; nu vergis ik me wel vaker in onvermogen van opdrachtgevers. Wat ihb Paauwe’s herhaalde reclame-uitingen betreft, kreeg ikzelf eerder zijn aanbod van “drie cartoontekeningen” als evenzovele “visualisaties” (Via Nova Architectura, 15 oktober 2007). Want, ik citeer hem nader, “[h]et maken van aansprekende visualisaties afgestemd op verschillende begripsniveaus, zoals een ontwerpschets, cartoontekening of artist impression van de beschreven problematiek, oplossingsmiddel en het gewenste eindresultaat kan wonderen doen.” Maar wonderen bestaan niet en zonder grondig inzicht in reële “problematiek” zou Paauwe er slechts de wanorde mee aanwakkeren. Nee, op mijn inhoudelijke reacties (zie ook Verruimend paradigma en daar de paragrafen gedateerd met 16 juli, 16 oktober en 17 oktober) direct op Paauwe’s bijdragen aan dat zgn forum (Daan Rijsenbrij’s thema De Digitale Rijksbouwmeester) ging hij niet in. Ook maar weer tussendoor, dat lijkt mij bevestiging van de hypothese van oppervlakkige verkooppoging.
Op Paauwe’s aanbieding zie ik Bayens zelfs niet eens reageren. Dat past niet voor wie zijn eigen solomonument nastreeft, op een plek in helemaal zijn èigen etalage. Verder voelt hij stellig aan met zulke zgn hulp geen tegenwerking meer nodig te hebben.
Paauwe’s flauwekul vind ik ongewijzigd. Wat ik ervan vind, schreef ik dus al eerder op. Maar dat leest toch niemand. Jammer, maar hun concurrentiestrijdje leidt de aandacht àf van groeiende vraagstukken van maatschappelijk informatieverkeer. Zo werken media kennelijk op de meeste mensen.
[niet geplaatst als bijdrage/verdere reactie op de website van Digitaal Bestuur, 14 februari 2009]

30.83
Ik ben reuze benieuwd hoe sterk jij die "schakel" maakt, zodat normale burgers met reële problemen en kansen eraan kunnen trekken, erop kunnen vertrouwen. Als je daarvoor ter argumentatie aan het adres van je sponsor iets van mijn berichtje kunt gebruiken, ga ajb je gang.

30.84
Voor mijn eigen aantekeningen schreef ik alvast iets op[zie hierboven nr 30.80]. Nee, laat plaatsing van mijn tekst ajb maar zitten. Wellicht heb jijzelf er als achtergrond wèl iets aan. Je kunt opnieuw beweren dat ik het moeilijk opschrijf, ... maar het is natuurlijk ook een groot probleem om mensen vanuit hun vertrouwde tunneltjes eindelijk eens verbindingen te laten graven.

30.85
Ik wil maar zeggen, zo bereiken we meer dan wanneer ik openlijk zou meedoen in dat comfortabele. irrelevante groepje. Vooruit, laat ik hem vooral de eer gunnen dat hijzelf op dat idee kwam van extra schakel. Als er maar iets zinvols gebeurt ...

30.86
Al zeg ik het zelf, zo'n gedoseerde opbouw met correspondentie heeft nog de grootste kans op enig effect. De volgende reactie dus maar weer afwachten.

30.87
Jongens, jullie begrijpen er echt helemaal niets van! Informatieverkeer op de schaal van de elektronische overheid is niet langer uitsluitend een vraagstuk voor aparte (overheids)organisaties. Hallo, netwerk! Zoals geldt voor het fysieke verkeer op maatschappelijke schaal, laten voorzieningen zich indelen naar infrastructuur (in beginsel toegankelijk voor àlle deelnemers), respectievelijk middelen van deelnemers zèlf.
Als vergelijking, met mijn eigen fiets rijdt ik op de openbare weg. Met uitsluitend, domweg dus, een referentiearchitectuur voor fietsen helpen we geen verkeer optimaliseren. Want waar liggen de wegen? Wie zorgt ervoor? Voor de verkeersregels enzovoort enzovoort?!
In aanvulling op en nota bene wisselwerking met wat aparte verkeersdeelnemers (burgers, bedrijven, oh ja, laten we overheidsorganisaties niet vergeten) inderdaad als hun eigen voorzieningen moeten treffen, vergt (ook) informatieverkeer op maatschappelijke schaal karakteristieke infrastructuur. De term interoperabiliteit drukt gewoon precies dezelfde praktische noodzaak uit. Hè, hè, dat inzicht is voor de derde versie van Nora doorgebroken. Althans, dat hoop ik maar. Anders blijft het niets. Zonder deugdelijke infrastructuur kan informatieverkeer onmogelijk fatsoenlijk verlopen. Daarom is nadruk op interoperabiliteit vitaal. Dàt moet de crux van de elektronische overheid vormen. Dat loopt feitelijk informatieverkeer zowat vanzelf.
Nadruk op voorzieningen waarvoor elke deelnemer zèlf verantwoordelijk is, kan in de Nederlandse openbaar-bestuursverhoudingen beter compleet verdwijnen. Die ruimte liet ik daarom opzettelijk ‘vallen’ in de nota Informatieverkeer in publiek domein (Ictu/Architectuur elektronische overheid, 2004). Kijk maar wat er ònvermijdelijk gebeurt. Voor elke zgn bestuurslaag komt er nu weer een ‘eigen’  referentiearchitectuur. Dat zegt overigens nog niets over gebruik ervan. Maar de landelijke druk (lees: dreiging) is tenminste even afgewend, terwijl de indruk (lees: schijn) van samenwerking bewaard bleef. Natuurlijk zeggen ze daarom allemaal dat hùn verbijzonderde referentiearchitectuur keurig afgeleid is van Nora. Waaròm die architectuur per bestuurslaag afwijkt, heb ik nog nooit iemand redelijk horen uitleggen. Meer dan een eigen etiket mag het niet zijn. Goed, zelfs indien dat van die consistentie klopt, wat ik trouwens onwaarschijnlijk acht (maar waardoor Nora volgens de aanvankelijke opzet dus zelfs ronduit overbodig zou zijn), maakt die fragmentatie de noodzakelijke ontwikkeling van heuse infrastructuur nòg moeizamer.
Achter hardnekkige pleidooien om een organisatiespecifieke oplossing te zoeken voor wat wezenlijk een infrastructureel vraagstuk is, voor een opgave die dus inherent speelt op (internationale) maatschappelijke schaal (!), zoek ik op mijn beurt geen kwade trouw. Ondeskundig en onverantwoord is het natuurlijk wèl.
[niet geplaatst als bijdrage/verdere reactie op de website van Digitaal Bestuur, 15 februari 2009]

30.88
Zojuist zag ik je moedige (wanhopige?) poging op VNA voor kortsluiting met DB. Ik vermoed dat je die oproep deed vóórdat Paauwe en Posthumus hun reacties op DB plaatsten ... Want ik kan me beslist niet voorstellen dat je hun bijdragen waardeert als "sterk, evenwichtig enzovoort commentaar." Op hun reacties (zij negeren de mijne overigens compleet; maar ja, ze zien meer in steunbetuigingen aan Bayens, brrrr) schreef ik op mijn beurt verdere … reacties, maar die plaats ik daar niet. Zinloos. Je kunt ze als aantekeningen verwachten.

30.89
Maar daarna maakt hij er m.i. een rotzooitje van. Allemaal goed bedoeld, ongetwijfeld, maar hij, zeg maar, politiseert die hulpvraag. Volgens mij slaat hij daarmee de plank grondig mis. Hij blijft helemaal in zijn eigen werkelijkheid en ik vermoed dat die er (inmiddels?) eentje is van ..., nee, ik heb eigenlijk geen idee. Maar ja, het is zoals jij toelicht. Hij mag als initiatiefnemer natuurlijk best ook verdere invloed hebben. Ik herken er echter slechts drempels in voor gewone mensen met een hun reële vragen en problemen. Kortom, wat hij voor ogen heeft, althans wat ik ervan zo'n beetje kan volgen, komt volgens mij neer op voortzetting van oude spelletjes met soms nieuwe speeltjes. Geeuw. Zo sluit je, wat ik er ernstig aan vind, mensen uit zonder dergelijke speeltjes, maar vooral zonder het gedragsschema om er leuk aan mee te doen. Er zijn nu eenmaal gewone mensen met een directe manier van uitdrukking, als ze eindelijk eens zover komen. Respecteer ze als zodanig, zodra je er een serieuze boodschap in ziet. Dwing ze niet tot de omgangsvormen van, ik zeg het maar even simplificerend, zijn subcultuur. Wat heeft een foto te maken met een normale vraag? We hebben een koningin van àlle Nederlanders. Dat hoeft overigens van mij niet, maar dus wel een Burgerlink van àlle Nederlanders. Dergelijke vragen vormen wezenlijk de "agenda." Burgerlink lijkt mij bij nader inzien een betere "schakel" voor iemand met zo’n hulpvraag dan Burgerblog.

30.90
Ik ben natuurlijk erg blij met je idee voor zo'n "thread." Ik zou dus zeggen, als je daarvoor een opzet hebt die serieus ergens naartoe kan leiden, stel ik daarvoor graag dat tekstje beschikbaar op een plek die jij productief acht. Als je daarvoor aan andere uitingen de voorkeur geeft, ook prima. Zo kan ik me voorstellen dat je mijn tekst gebruikt als bronmateriaal/inspiratie voor je eigen verhaal. Het gaat mij om het effect, te weten ophouden met concurrerende codetjes.

30.91
Indien ze goed lezen, als ze het überhaupt al bekijken, weten zij zich zelfs uitgesproken gesteund! Dat is in elk geval mijn bedoeling. Zeker als je de verdere reacties leest (steunbetuigingen aan Bayens, dus feitelijk tégen Nora versie 3), valt het contrast stellig op. Je ziet dat het thema interoperabiliteit breder onder vuur raakt; daarmee ben jij vermoedelijk nog minder blij.
Die versie 3 komt er toch, is mijn idee. Laat ze dan ook maar zo productief mogelijk aan de slag gaan. Voorlopig ben ik daar de enige die vóór versie 3 van Nora pleit.

30.92
Wat bedoel je met het "aldaar" waar je het wilt proberen? Want je vergist je dat ik daar de deur dichtgooide. Verderop in je bericht stelde je dat je "in het algemeen [...] voor meer diplomatie" bent. Dat ben ik graag met je eens. Ik sloeg daarom die deur allesbehalve dicht, maar kreeg hem met mijn interventie juist verder open voor echte invloed. Dat heet stille diplomatie. Daarover zeg ik verder dus ook maar even niets.

30.93
Enig excuus is zelfs ongepast ..., want het risico van stille diplomatie is nu eenmaal dat de voorstelling bedriegt. Je excuus neem ik dus niet aan. Evenmin bied ik jou echter mijn excuus aan, omgekeerd dus, want ik ga voor verantwoord effect en daar past deze aanpak m.i. bij. Daarover wil ik graag direct zijn, maar als daarvoor eens geen tijd blijft door zulke inspanningen, mik ik op vertrouwen.
Diplomatie is natuurlijk iets anders dan altijd maar aardig en vriendelijk zijn. Uiteindelijk gaat het om (gedrags)grenzen en zonodig moet je die kunnen verduidelijken. Meestal herkent een wederpartij zo'n signaal niet, omdat z/hij zich sterker waant. Wanneer je er geen gevecht van wilt maken (dat doorgaans slechts verliezers kent), moet de diplomaat voor een werkzaam signaal afwachten totdat de wederpartij zich even wat zwakjes voelt. Soms valt dat (iets) te bespoedigen, maar nooit te forceren.

30.94
Tja, die verdere reacties op Guido Bayens' artikel getuigen van zo'n ontkenning van enig vraagstuk op infrastructurele schaal, dat ik niet eens weet hoe ik daarop zinnig voor (andere) lezers verder kan reageren. Dit is heus afgezien ervan dat ze zelfs geen enkele nota van mijn (eerdere) reactie nemen; daaraan ben ik wel gewend.

30.95
Die aandacht voor jouw ene tekstje vanaf een andere website is natuurlijk prachtig, maar bewijst tegelijk nog maar eens dat het gevaar van hobby-positionering dreigt. Zo ziet de heerser het graag. Want, verdeel en heers. Zoveel aparte initiatiefjes bereiken geen kritieke massa voor heuse verandering. Waarom draaien wij het niet om? Op de website van dotindividual zou je prominent kunnen aangeven zoiets als Wie maken zich er eigenlijk allemaal druk om? Gewoon alles opnemen, een nota bene systematisch overzicht van actoren (dus niet zo nu en dan verwijzen naar een apart tekstje), open naar die actoren doorverwijzen, the works. Dan kunnen wij er tenminste ook iets van vinden, dus commentaar, oproep voor samenwerking, maar eventueel ook analyseren waarin het ene initiatief wellicht toch (iets) verschilt van een ander en waarom dat al niet een goed idee is ... Als een actor zich aanmeldt omdat z/hij ook op 'de lijst' wil, doen we het als een marktplaats voor de samenwerking goed.

30.96
Mag ik je bericht juist als krompliment beschouwen? Ja, als ik opvatten schrijf ipv beschouwen, wordt het helemaal een rommeltje. Krommeltje ...?
Ik ben vooral onder de indruk van de ruime kring waarin hij afschriften van zijn bericht aan jou verspreid. Dat kan jij op jouw beurt zeker als compliment opvatten. Hij ziet het project inmiddels blijkbaar als kàns voor profilering. Dat is, zachtjes uitgedrukt, weleens anders geweest. Dat verloopt dus prima. We moeten iedereen herkansing tot en met ouderschap van succes gunnen, zolang ze maar niet tegenwerken.
Ik ben het daarom helemaal met je eens dat hij in zijn enthousiasme vervolgens niet de ruimte moet krijgen om het project zodanig te herpositioneren dat slechts mislukking kan resten. Daar heeft hij zèlf ook niets aan. De vraag is hoe we hem dat eens vriendschappelijk duidelijk maken; hmmm, nog even over nadenken? Ik zou bijvoorbeeld weleens informeel kunnen praten met zijn baas (ken ik al heel lang).
Met — de systematiek volgens — Interoperabiliteitscatalogus informatietypen kunnen we ons al degelijk op die casus oriënteren, ... mits we beschikken over documentatie voorzover het gaat om informatiesystemen in kwestie bij dat ministerie. Overigens probeerde ik via de ministeriele website te ontdekken of dergelijke documentatie publiekelijk beschikbaar is, maar òf staat het daar niet, òf zoek ik belabberd (wat ik graag toegeef). (Pas) zodra wij die documentatie te pakken hebben, weten we in luttele tijd meer of we van die casus iets kunnen maken.
Nu ik toch bezig ben, ik schreef je — als ik me het tenminste goed herinner — enkele weken geleden over eventuele opname van Suwi-gegevensmodel in Interoperabiliteitscatalogus. Dat lijkt inderdaad methodisch geen enkel probleem, maar vergt gewoon nogal wat werk. Het gaat in eerste aanleg recht-toe-recht-aan om (ik gebruik de Suwi-terminologie ervoor) entiteiten met van èlke entiteit recht-toe-recht-aan elementen. En dat 1138 pagina's lang ...

30.97
Korter en eenvoudiger werd de column niet, integendeel. Ik heb een aanhef toegevoegd. Daarin maak ik de-vraag-naar-eenvoud-terwijl-we-met-een-ingewikkeld-probleem-zitten juist expliciet tot aansporing voor de serieuze lezer om dóór te lezen. Wie daar afhaakt, tja, die mensen zijn onmogelijk te overtuigen.

30.98
Zij gaven ons toch uitgesproken een andere indruk. Wij vonden voor Stelselcatalogus die hardnekkige beperking tot basisregistraties al opmerkelijk. Al helemaal als Stelselcatalogus "ook andere registraties [moet] ontsluiten", gaat het volgens hun normatieve structuurinsteek à la template praktisch nooit werken. Die herhaalde vraag of Stelselcatalogus spoedig in de lucht gaat, ontweken ze netzo vaak. En op mijn (enkele) vraag of zij ons de eerste keer minder hadden laten zien dan wat er al was, of dat ze de afgelopen weken zo hard gewerkt hebben, antwoordde ze "allebei." Alles bijelkaar genomen zijn wij natuurlijk des te benieuwder hoever zij wèrkelijk ermee gevorderd zijn.

30.99
Als oprisping ter vermelding van het onderwerp in een emailbericht was het aardig. Maar ik vind dat Nòg een code? suggereert dat het slechts om een instrument zou gaan, terwijl we nu eindelijk eens over het principe moeten dùrven beginnen. Daarom vind ik vrijheid in de titel véééééél beter! En door het afzetten tegen comfort is de polemiek meteen ook principieel. Dat vind ik belangrijk. Maar goed, je aanwijzing voor de titel heb ik toch graag opgevolgd. Dienovereenkomstig wijzigde ik echter de aanhef méé, dwz het allereerste stukje tekst van de column zèlf, want ik wil dat principiële punt wel meteen even maken. Haha, wie weet is het zo toch véééééél beter, bedankt!

30.100
Jouw vijftal stemt droefgeestig over het democratische gehalte van onze toekomst. Als het inderdaad culmineert in de vijfde kolonne ... En het gaat in je opstelling al mis met die vierde macht. Voor een cultuurpessimist ben je stellig een profeet.

30.101
Eerst probeer ik een algemeen criterium te schetsen volgens welk een informatieverzameling daadwerkelijk consistent als basisregistratie kan gelden. Indien een verzameling er niet aan voldoet (en géén van wat thans basisregistraties heten slaagt m.i. voor die toets), vergt interoperabiliteit immers (nog) een kwalitatief àndere oplossing. Het heeft natuurlijk geen enkele zin om volgens de opzet van een basisregistratie te werken, terwijl de relevante voorwaarden afwezig zijn. Zo worden we naar mijn idee alweer jaren met vermeende basisregistraties voor de gek gehouden.

30.102
Ja, geplaatst, dus deze goocheltruc zit erop. Hij zàg mij de deur dichtgooien. Rara, hoe kom ik dan toch zo'n beetje als eerste binnen? Vooruit, nu kan ik moeilijk weigeren dat Burgerblog me opneemt op de lijst met bloggers.
Waarmee jij het "volstrekt oneens" bent, is de opmaat voor de volgende truc ... Volgens mij is de enige manier om mensen in die kring(en) überhaupt een blik op het manifest te laten werpen om juist niet in hùn concurrentie verstrikt te raken. Pas zodra het manifest niet als bedreiging voor ieders particuliere codetje opgevat wordt, durven ze er naar te kijken ... hoop ik. Wanneer we er openlijk de concurrentie mee zouden aangaan, weet je zelfs meteen zeker dat die mensen het manifest nooit en te nimmer inzien, laat staan serieuze aandacht geven. Het is dus een noodzakelijke gok.

30.103
Aansporing door verbod, totdat je zoon dàt weer razendsnel door had ... Het opmerkelijke van de meeste (althans qua leeftijd) volwassen mensen, mijzelf nadrukkelijk inbegrepen, is dat zij het benodigde leervermogen verloren zijn. Daarmee kan je die aanpak dus schier eindeloos herhalen.

30.104
Toch alvast, ik noem maar iets, vergelijk het eens met de gehele getallen. Het 'zijn' van een geheel getal houdt van alles en nog wat in ... èn tegelijk van alles en nog wat niet. Zo kan je de aanduiding 'geheel getal' beschouwen als de vlag op een karakteristieke lading.
Netzo staat her en der een woord op een vlag, persoon, bijvoorbeeld, met daaronder het woord basisregistratie. Maar als je die lading niet eens zo streng inspecteert, dèkt zo'n vlag haar doorgaans blijkbaar (nog) niet. Dat is op minst verwarrend. Voor interoperabiliteit neig je door die valse vlag tot aannames waaraan echter niet voldaan is. Zo gaan basisregistraties mank aan onvolledige populatiedekking gelet op reële informatiebehoeften. Weliswaar kan een bepaalde partij als gebruiker erkend zijn, maar faciliteert een basisregistratie haar specifieke behoefte feitelijk niet. Per saldo heeft zo'n partij er dus niets aan. Als, nota bene, informatiegebruiker moet zij eigen/andere voorzieningen treffen. Dat is van de weeromstuit een àndere interoperabiliteitsopgave (zoals die traditioneel eigenlijk allang bekend is).
Mijn idee is dat we dankzij zo'n criterium de concrete vragen vlot kunnen classificeren. Dat geldt dan ook voor vlotte keuze van de passende oplossingsmethode. Indien de methode werkt, of juist niet, voor een representatief geval van een bepaalde klasse, zijn conclusies voor die gehele klasse redelijk(er).

30.105
Hier volgt een kenschets van een zgn interoperabiliteitscatalogus (voor) informatietypen. In essentie gaat het erom allerlei informatiemodellen te registreren in één catalogus. De, zeg maar, catalogusfilosofie luidt om die registratie pèr — informatiemodel van een — informatiesysteem tot de structúúr ervan te beperken. Grof gezegd markeert die structuur uit welke (qua typen!) informatie(deel)verzamelingen tot en met –elementen zo’n apàrt informatiesysteem bestaat inclusief eventueel direct verband ertussen binnen dat ene systeem.
In catalogusjargon heten informatie(deel)verzamelingen tot en met –elementen allemaal: informatieverzameling. Dat had overigens ook informatie-element kunnen zijn. Daarop viel de keuze echter niet. Er zijn inderdaad informatieverzamelingen die op hùn beurt niet verder opgesplitst zijn; dergelijke verzamelingen gelden dus als elementair. Een voordeel om ze desondanks eveneens als verzameling te beschouwen is dat ze eventueel later zonodig wèl opgesplitst kunnen worden zònder dat daarvoor het structuurprincipe hoeft te wijzigen.
(Pas) zodra van meerdere systemen hun aparte informatiemodellen in één catalogus opgenomen zijn, nota bene volgens vergelijkbare systematiek, kan de catalogus vervolgens tevens expliciet verband gaan bevatten van informatieverzamelingen in verschillende systemen. Wat als structuur geldt, groeit daardoor een orde van grootte: stelselmatig.
De toegevoegde waarde van de ene catalogus voor modellen van verschillende informatiesystemen is dus … dat samenhang eenduidig aanwijsbaar is. Dat lukt tot in detail èn met ruimer bereik. Dat bereik overstijgt dus strikt apàrte informatiesystemen. In de engelse taal heet het resultaat van zo’n ordesprong: system of systems. In het nederlands zijn er de woorden systeem en stelsel. Wij kunnen dus system of systems aanduiden met een ènkel woord: stelsel.
Kenmerkend voor een interoperabiliteitscatalogus is de zo kaal mogelijk gehouden (typen)structuur van informatieverzamelingen per systeem èn van het systeem van die systemen, stelselmatig dus. Deze ene interoperabiliteitscatalogus is aldus een instrument voor realisatie van stelselmatigheid. De rest van deze aantekening is gewijd aan enkele nadere aandachtspunten.
1. Wie komt in aanmerking als beheerder van zo’n catalogus zodra het gaat om operationeel gereedschap?
2. Hoe verhouden Stelselcatalogus en een interoperabiliteitscatalogus informatietypen (zoals hier gekenschetst) zich precies tot elkaar? Dit lijkt de hamvraag waarop het antwoord tevens relevant is voor de vraag ad 1. Vooralsnog is de betekenis van stelsel in de naam Stelselcatalogus beperkt gehouden tot (voorgenomen) basisregistraties. Die registraties zijn echter hoogstens een kruispunt/rotonde voor interoperabiliteit. In die zin mikt het potentieel van een interoperabiliteitscatalogus al verder, te weten op àlle informatiesystemen waartussen voor optimale elektronische overheid expliciete samenhang beheerd moet zijn. Verder is twijfel gerechtvaardigd of de systematiek die Stelselcatalogus faciliteert, voldoende variëteit biedt om a. aparte informatiemodellen nauwkeurig op te nemen en b. daartussen specifieke relaties te vestigen. Indien Stelselcatalogus weliswaar langs een andere weg, maar kwalitatief dezelfde borging van stelselmatige samenhang bereikt als een interoperabiliteitscatalogus nu met een proefopzet ‘bewijst,’ heeft Stelselcatalogus voorrang. Dat is echter nog allerminst zeker. Mocht blijken dat een interoperabiliteitscatalogus (voor) informatietypen wel degelijk iets biedt dat anders blijft missen in Stelselcatalogus, dan moeten die twee sporen uiteraard spoedigst gaan samenlopen.
3. Van welke informatiesystemen horen informatiemodellen in de catalogus? Het antwoord volgt onmiddellijk uit het praktische bereik dat interoperabiliteit moet kennen, zeg ook maar de reikwijdte van wat als een verkeersstelsel moet (kunnen) functioneren. Elk systeem waaruit informatie ‘meespeelt’ in relevant informatieverkeer, moet in de catalogus verschijnen. Partijen kunnen uiteraard hun informatieve interacties direct, dus met onderlinge voorzieningen (blijven) faciliteren. Daarvoor maken zij dan geen gebruik van het algemene verkeersstelsel en zijn evenmin aan voorwaarden voor interoperabiliteit op die ruime schaal gehouden. Zolang een systeem niet aangesloten is op de algemene infrastructuur voor informatieverkeer, kan het in de catalogus onvermeld blijven. Deze redenering geldt uiteraard precies zo voor zgn diensten in de zin van, op z’n engels, service oriented architecture.
4. Welke dwarsverbanden documenteert de catalogus? Die omvatten in de eerste plaats noodzakelijkerwijs alle informatieverzamelingen waarvoor een verplichting voor samenhang bestaat, bijvoorbeeld ter operationalisering van enkelvoudige informatieverstrekking door burger en bedrijf. Ten tweede kunnen deelnemers er hun informatievoorziening vrijwillig mee optimaliseren.
5. Welke inhoud is optimaal voor de catalogus? Dat varieert. In dit stadium, alle architectuurretoriek ten spijt, ontstaat een informatiesysteem feitelijk meestal nog in isolement. Daarvoor is (dus) ook compleet eigen documentatie opgesteld. Voor de ene catalogus is dan de beperking optimaal tot wat hierboven tot structuur per systeem verklaard is. Vertegenwoordigd door een knooppunt in zo’n structuur(model) kan vandaaruit worden verwezen naar de ‘oorspronkelijke’ documentatie over een bepaalde informatieverzameling. Uit deze systeemspecifieke traditie volgt logisch dat niet of nauwelijks documentatie bestaat over samenhang tussen informatieverzamelingen in verschillende systemen. Zoals de catalogus zulke verbanden expliciet opneemt met stelselmatige structuur als resultaat, ligt het voor de hand om aanvullende documentatie erover óók een plaats in de catalogus te geven. Die is immers nieuw en elders is er geen plaats voor gedacht. Het is denkbaar dat na verloop van tijd het model en verdere documentatie van wat ooit een strikt apart systeem was, doelmatiger meteen maar in de catalogus kan worden bijgehouden. Het heeft inderdaad geen nut om dat eerst allemaal apart te doen, waarna het model vervolgens tòch in die ene catalogus terecht komt. Naarmate het stelselperspectief de opzet van verkeersvoorzieningen sterker bepaalt, verandert de catalogus van de aanvankelijke collectie van aparte informatiemodellen in een algemeen model van infrastructuur voor informatieverkeer. Dat is veranderkundig nog een lange weg, maar informatiekundig is inmiddels methodische borging van stelselmatige betekenisordening mogelijk; zie ook het volgende punt.
6. Hoe passen (formele) definities? Stelselmatige semantiek leert dat absoluut geldige definities niet bestaan. Dat is trouwens geen nieuw inzicht. Op z’n laatst was het Aristoteles die erover begon; zie daar dus al voor steekhoudende argumentatie voor betekenisvariëteit! Nota bene Interoperabiliteitscatalogus informatietypen operationaliseert zulke betrekkelijkheid. Daar staat elke informatievoorziening gestructureerd in/volgens een expliciete context. Dus ook voor definities geldt, een plaats voor alles en alles op z’n plaats. Dit verplaatst (woordspeling?) de nadruk voor ordening naar de relevante plaatsen. Voor een teken, zeg even tekst, is dat steeds contekst, sorry, context. De definitie van een bepaalde informatieverzameling zou dus beschikbaar kunnen komen via de verwijzing naar ‘oorspronkelijke’ documentatie. Als daarin zo’n definitie (nog) ontbreekt, kan daarin eventueel met aanvullende documentatie voorzien zijn. Let wel dat definities als zodanig géén knooppunten van de structuur bieden/vormen; ze zijn hoogstens vanuit die knooppunten (extra) opvraagbaar. Een interoperabiliteitscatalogus mikt in eerste aanleg op samenhang tussen systemen die met digitale technologie werken. Het zou daarom merkwaardig zijn om definities van toepassing op intermenselijk (rechts)verkeer als het ware via automatiseringsmiddelen te ontsluiten. Weliswaar lukt ontsluiting met precies dezelfde methode van contextuele verbijzondering. Maar indien dezèlfde catalogus tevens die rechtsbegrippen moet ‘meenemen,’ vergt dat allereerst een karakteristieke structuur. Vervolgens kunnen knooppunten dááruit, omdat immers dezelfde methode/systematiek benut is, expliciet in verband worden gebracht met knooppunten ‘namens’ digitale informatiesystemen.
7. Hoever moet een proef met een interoperabiliteitscatalogus gaan? De proefopstelling is een communicatiemiddel. Waarbij is de overtuigingskracht gebaat? Wat het gereedschap betreft, de bediening ervan zou simpeler kunnen, zeg ook maar voor de hand liggender voor een gebruiker. De mogelijkheid om ‘hulp’ in te roepen … helpt natuurlijk ook. Qua inhoud zou de mogelijkheid om vanaf een informatieverzameling (zoals de catalogus haar identificeert) te ‘springen’ naar oorspronkelijke documentatie erover extra verduidelijken wat de catalogus kan toevoegen, en wat (dus) niet. Zoals gezegd, bestaat de kritieke toegevoegde waarde eruit om samenhang vanàf een enkel informatiesysteem naar stelselschaal te tillen. Dat illustreren expliciete dwarsverbanden. Een proefopstelling moet representatieve voorbeelden tonen.
Nawoord: In de tweedelige editie van The Works of Aristoteles (Encyclopædia Britannica, 1952, herdruk 1987) luidt de àllereerste zin: “Things are said to be named ‘equivocally’ when, though they have a common name, the definition with the name differs for each.” Het is natuurlijk tekenend dat Aristoteles vertrèkt vanuit erkenning van dubbelzinnigheid, zeg ook maar betekenisvariëteit.

30.106
Hoe slaag je er toch steeds weer in om zo snel ...? Inmiddels begrijp ik dat jij meetwittert. Wat houd ik mijn leven dan toch rustig. Mooi en bedankt hoe je mijn column als voorzet opvat en die bal nu op het doel mikt, wat erop neerkomt dat je inderdaad weleens op de man moet spelen. Tòch nog mooi? Dat maakt me natuurlijk extra nieuwsgierig naar de eventuele censuur op jouw reactie door de moderator. Een beetje invloed mag natuurlijk best, maar hoogstens ter versterking, dus nooit ter verzwakking van een reactie en altijd in overleg. De afgelopen week heb ik er op de achtergrond al wat emailberichten met die strekking opzitten. Dat heeft in elk geval opgeleverd dat die column er staat. Mijn titel Vrijheid vs. comfort bleek echter (nog) een brug te ver. Vooruit, nu staat dat punt in de aanhef, zelfs wat uitgebreider.

30.107
Wie ik daar voor het geweten houd, blijkt dus met vakantie en de ander schuwt zoals we weten ter zèlfverschoning enige verbloeming niet. Nadat ik mijn hartgrondige compliment maakte voor wat ik toch een prima interventie vind, vroeg ik hem naar wàt eventueel door censuur veranderde/verdween. Dat moet het motief voor die ingreep verduidelijken.

30.108
Ik ben slechts de boodschapper ... maar wel gemotiveerd om je dat signaal door te geven, want het is natuurlijk jammer als je aandacht verliest omdat het met die technieken (nog) niet zo soepel werkt.

30.109
Wat heerlijk om te vernemen dat een probleem weer wèg is, terwijl ik niet eens weet wat het was. Reuze bedankt voor je bevestiging waarom ik maar van hulpmiddelen (?) zoals Twitter afblijf.

30.110
Tja, blijkbaar een bureaucraat die garen hoopt te spinnen bij zijn burgervermomming. Hij schrijft met zoveel woorden dat de Burgerservicecode vooral een apart codetje moet blijven. Nee, we moeten auto's en fietsen niet doorelkaar halen. Maar laten we er nu allemaal met één en hetzelfde verkeersstelsel gebruik van maken! Met die bezwering slaat hij de discussie praktisch dood. Wat zijn die mensen daar toch goed in!
Het probleem is ook dat zij iDNA Manifest niet eens openslaan. Zo stagneert de discussie subiet in hùn hardnekkige oppervlakkigheid.

30.111
Dat vind ik in dit geval inderdaad gemodder, dus geen kwade trouw. Zoek ajb je volgende ergernis op ... keuze genoeg.

30.112
De onderwerpsvermelding (klopt de afstemming?) liet ik maar staan, want die acht ik zelfs extra toepasselijk. Ik geloof dat ik jou er uitgesproken om moet gaan bewonderen dat je met zo iemand kunt samenwerken. Of vind jij zijn reactie op mijn column niet stompzinnig? Zou jij hem kunnen suggereren dat hij op z'n minst eens iDNA Manifest bekijkt, voordat hij die conclusie van "niet alles door elkaar halen!" trekt. Als dit de manieren zijn op de website waarvoor hij blijkbaar het initiatief nam, ben ik er zó weer weg. Natuurlijk mag ook hij van alles en nog wat opschrijven, maar als hij niet in staat is om een serieuze bijdrage netzo serieus te nemen, verdoe ik blijkbaar mijn tijd. Jij hebt, vind ik, helemaal gelijk met je recente bijdrage aan Digitaal Bestuur dat een blog een problematisch communicatiemiddel is. Zoals hij (niet) reageert, maakt dat probleem manifest.

30.113
Kijk, die man slaat het vakkundig dood. Het zal wel een oud-chinees spreekwoord zijn dat zulke vrienden een vijand compleet overbodig maken. Laten we maar eens kijken welke partij de “schakel” kiest. Nee, daar zet ik geen geld op.

30.114
Het enige dat je hoeft te doen is om ergens met een idee te komen en je hebt er zo weer wat fopvattingen bij.

30.115
Daar is inderdaad de glans wel vanaf, van die toevoeging 2.0. Waarom maak je van de nood geen deugd? Het wàs de huidige Wet bescherming persoonsgegevens, maar het wòrdt dus de Wet eigendom persoonsgegevens. Voilá, niet alleen opgelost, maar sterk verbeterd! Overigens vind ik persoonsinformatie beter dan persoonsgegevens, maar houd je ajb aan de laatstgenoemde term. Daarmee is iedereen nu vertrouwd; wijziging biedt ze slechts extra gelegenheid tot de fopvattingen die we kunnen missen als kiespijn.
En blijkbaar zorgt het begrip registermacht voor veel verwarring. Laten we dat daarom voorlopig vermijden in publicaties zoals van/over de Wet eigendom persoonsgegevens. Je zou ook kunnen zeggen dat het aardige van de stichting juist is dat we geen staatsrechtelijke specialisatie nastreven, maar wèl een brede maatschappelijke oriëntatie borgen.

30.116
Als zo’n “professional” waarop Huffnagel althans schrijft een beroep te doen, stuurde ik hem op 12 januari 2007 een emailbericht, inderdaad precies zoals hij nu voorstelt. Leest u even mee wat ik hem nota bene ruim twee jaar geleden voorstelde? [zie ook aantekening 18.54]

Beste meneer Huffnagel,
[…] Bij [een recente] gelegenheid gaf u mij uw kaartje als aanzet voor nader contact over “goede ideeën over informatievoorziening.” Daarover zou ik inderdaad graag met u willen spreken. Ter oriëntatie beperk ik me hier tot een beknopte schets.
Terecht vind ik de algemene strategie voor de stad ambitieus èn realistisch: city of peace and justice, sociale en ruimtelijke structuur in 2020, city marketing ... Wat ik daarin echter mis is een visie op Den Haag als Informatiestad. Nota bene, ik bedoel informatievoorziening niet langer bekeken als afgeleide van traditionele sociale en ruimtelijke structuur. Klantvriendelijk, prachtig, maar wat is daar strategisch aan? Voor Den Haag Informatiestad is informatie- en communicatietechnologie daarentegen een wezenlijke ontwikkelfactor. De toekomstige sociale ruimte, fysieke ruimte èn informatieruimte zijn ònlosmakelijke aspecten van de Informatiestad … waarvan die samengestelde ruimte door zulk wezenlijk verband niet langer beperkt blijft tot het traditionele grondgebied.
Als informatiestad kent Den Haag feitelijk een grenzeloos bereik. Iedereen is daar van harte welkom en neemt eraan deel als virtuele burger geïnteresseerd in vrede, recht enzovoort. Recht, vrede, veiligheid zijn ònbereikbaar zonder communicatie, ontmoeting van mensen met informatie. Zo is de Informatiestad tevens krachtig instrument voor city marketing. Virtuele burgers van Den Haag Informatiestad raken geïnteresseerd om de èchte stad te bezoeken, er hun al dan niet virtuele medeburgers te ontmoeten, hun organisatie te vestigen, hun geld te investeren enzovoort.
Den Haag Informatiestad is een open informatiesamenleving voor vrede en recht. Mits Den Haag dat concept pioniert, kan de stad zich nogeens extra krachtig internationaal profileren. Die kans moet u gauw grijpen; elke andere stad op de wereld kan Den Haag vóór zijn.
Den Haag Informatiestad vergt infrastructuur voor inherent variabel informatieverkeer. Op zijn beurt is daarvoor kwalitatief àndere, nieuwe ICT nodig (die overigens zoveel mogelijk bestáánde informatievoorziening desgewenst intact laat; verbeteringen zijn geleidelijk, dus beheersbaar mogelijk; éénduidigheid in stelselmatige informatievoorziening levert tevens grote financiële besparingen op). […] Voor een gesprek over Den Haag Informatiestad bezoek ik u graag op korte termijn.

Tot zover mijn eerdere bericht. Op 15 maart 2007 ontving ik per email antwoord van een bestuursadviseur van de wethouder:

Op verzoek van de wethouder is uw voorstel met betrokken diensten besproken en zijn daarbij tot de conclusie gekomen dat belangrijke elementen van uw voorstel reeds in praktijk wordt gebracht dan wel in ontwikkeling zijn. Wij zullen geen gebruik maken van u aanbod voor een persoonlijk gesprek.

Over lèf gesproken, dat vind ik dan weer gedurfd, zo’n nietszeggende afwijzing. Over foutief Nederlands heb ik het dan nog niet. Meer aan mijzelf dan aan die adviseur schreef ik daags erop terug:

Ik stel het zeer op prijs dat u mij een reactie stuurde. Maar ... uw conclusie verbaast me zeer. Het lijkt mij ronduit onmogelijk dat u op basis van mijn korte berichtje kunt vaststellen "dat belangrijke elementen van uw voorstel reeds in praktijk wordt gebracht dan wel in ontwikkeling zijn" door de gemeente Den Haag. Wat ikzelf vermeldde als "infrastructuur voor inherent variabel informatieverkeer" kent (ook) uw gemeente gewoon nog niet. Ik betreur het daarom dat u zonder degelijke oriëntatie zo'n overhaaste reactie opstelt.

Nee, daar hoorde ik destijds niets op. Dat gebeurt stellig op deze reactie evenmin. Lef? Of leutert de wethouder maar wat?
[reactie geplaatst op de website van Digitaal Bestuur, 21 februari 2009]

30.117
Wellicht interpreteer ik dat citaat te kritisch (overgevoelig?), maar de passage "nog een keer een poging doen om [iets] een plaats te geven" zou weleens een uitdrukking kunnen zijn van moeilijkheidsgraad van samenwerking, vaak dus zelfs de onmogelijkheid. Want daarmee nog steeds ònuitgesproken is het axiomatische stelsel (lees ook: paradigma) waarmee èlke (!) positionering onlosmakelijk gebeurt. Daardoor blijft tijdens èn na zo’n poging een blijkbaar overheersend impliciet paradigma stellig gehandhaafd, terwijl dat [iets] in kwestie juist op principiële vervanging mikt. Zolang dàt niet lukt, pakt "dan moet ik het natuurlijk wel eerst zelf begrijpen" uit als een ... fopvatting; ik neem 'm inderdaad maar in de lijst op. Nota bene, het voorbehoud voor die "poging" staat er met "althans dat neem ik mij nu voor" zelfs meteen bij. Motivatie verdampt vlot, zodra (opnieuw) blijkt dat "een plaats" onbereikbaar is volgens een tegenstrijdige koers. Overigens kampt ieder mens met onbegrip en zo door naar ontkenning van talloze paradigma's. Een mens kàn ze ook onmogelijk allemaal vatten, laat staan ernaar handelen enzovoort. Dat geeft (dus) niet, integendeel, mits we elkaar ruimte geven voor karakteristieke bijdragen: samenwerking van verschil is verschil van samenwerking. Handig toch, zo'n contragram om een redenering ogenschijnlijk verantwoord te besluiten. Dat komt omdat we resoluutheid gauw voor verantwoordelijkheid houden.

30.118
Met vriendelijke dank voor zijn poging, maar de moderator vat mijn beweringen in een eerdere reactie op de column door Marie-José Klaver simplistisch samen. Ik zou, aldus de moderator, “eigenlijk [vinden] dat burgers het heft in eigen handen moeten nemen.” Vooruit, in die termen uitgedrukt wijs ik erop dat Klavers voorbeelden van geslaagde overheidsprojecten niet toevallig steevast voorzieningen betreffen die burgers in staat stellen “het heft in eigen handen [te] nemen.” Ik beweer echter geenszins (!) dat burgers de benodigde voorzieningen ervoor zèlf moeten of zelfs maar kunnen treffen. Integendeel, voor wat ik nadrukkelijk bestempel als infrastructuur wijs ik nu net nadrukkelijk de overheid aan in wier handen dàt “heft” principieel hoort. Nota bene, het gaat altijd om evenwichtige verhoudingen! Dat is precies wat er nog steeds structureel schort aan de zgn elektronische overheid, alle goede bedoelingen ten spijt. Feitelijk beschouwen overheidsorganisaties zich als geprivilegieerde verkeersdeelnemers. Dat is natuurlijk ònevenwichtig, zeker gelet op doelstellingen zoals administratieve lastenverlichting, verbeterde dienstverlening (wat in de relevante verhoudingen een onzinnig begrip is; zie ook mijn column met de titel Nòg een code?) enzovoort voor … burger en bedrijf.
Tevens behandelt de moderator kort mijn “principiële vraag […] naar de onafhankelijkheid van het Burgerblog.” Die vraag stelde ik dus beslist niet aan de moderator, het woord moderator zegt het eigenlijk al. Of heb ik de aankondiging helemaal verkeerd begrepen? Nog even neem ik graag serieus dat er, ik herhaal, “vanuit het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties […] gereageerd [wordt ] op hetgeen er in het Burgerblog naar voren komt.” Eventuele toelichting is altijd welkom, maar daar màg principieel de bemiddelaar/moderator niet met de pretentie van een antwoord tùssenkomen. Zinnetjes zoals “de intentie is er” en “de praktijk zal het uitwijzen” doen echter vrezen dat genoemd ministerie weleens nog geen benul zou kunnen hebben van de verplichting die Burgerblog inhoudt. Dat moet echter “vanuit het ministerie” zèlf zo gauw mogelijk duidelijk gemaakt zijn. Anders is Burgerblog blijkbaar de zoveelste burgerfuik, waar netzo gauw geen serieuze burger zich meer waagt te vertonen. Dat zou ik ernstig betreuren. Dus?
[geplaatst als reactie op Burgerblog, 22 februari 2009]

30.119
Waarover ik me geen enkele illusie maak, is dat die extra reactie van mijn hand in de verre uithoek van zo'n website überhaupt nog lezers trekt. Voor ijdele klikkers is dat alweer vergeten geschiedenis. Het is, dus, voor de zoveelste keer een aantekening die elders wat eerder verschijnt dan ik er voor mijn eigen website aan toe kom. Maar wat die aanduiding burgerfuik betreft, die wilde ik bij nader inzien meteen kwijt. Het vooruitzicht daar apart nog een hele column aan te wijden werd me gauw te veel.
Tja, wat er (blijkbaar) allemaal getwitterd wordt, mis ik. Heerlijk rustig!

30.120
In deel I waag ik een poging om principieel te verduidelijken wat een (redelijk) consistente, dus stelselmatig gedimensioneerde betekenis van basisregistratie kan zijn. Dat pakt nogal anders uit vergeleken met wat menigeen er nu (vaak impliciet) onder verstaat. Die afwijking hoeft geen verbazing te wekken, want het vlot er niet zo mee en dat zou (ook) weleens kunnen liggen aan een contraproductieve opvatting.
Mijn idee is dat wanneer we het zindelijk genoeg over semantische interoperabiliteit van de basisregistraties willen hebben, we moeilijk zonder een houdbaar idee van vooral ... basisregistratie kunnen. Je kunt gerust zeggen dat daarin zelfs de hoofdvraag naar 'hun' semantiek bestaat.
Deel II gaat dan pas over waarnaar we voor casuïstiek concre(e)t(er) op zoek zijn. Dat lukt m.i. echter overzichtelijker, nota bene samenhangend en per saldo (veel) vlotter dankzij de inhoud van deel I. In deel II loop ik gewoon onderwerpen na die elders in dit verband opgeroepen zijn en geef er enig commentaar op vanuit wat ik dus als, ik herhaal, een (redelijk) consistente betekenis van basisregistratie voorstel. Die bronnen staan allemaal in voetnoten expliciet gedocumenteerd, zodat ons complete werkspoor zichtbaar is.

30.121
Zelfs na een eerste, korte blik besef ik nog sterker hoezeer het referentiekader moet veranderen voor evenwichtiger verhoudingen. Eigenlijk gaat het met de definities meteen grondig mis.

30.122
Van de eerste voorstelling hield ik de indruk over dat we keken naar een hulpmiddel voor grafische/visuele documentatie van informatiemodellen. Het leek erop, dat het werkte volgens de aannames van Niam (uitspraak met de simpele structuur van onderwerp/gezegde/lijdend voorwerp). Tevens begreep ik dat de keuze van gereedschap vervolgens de opzet van de Stelselcatalogus sterk bepaalt. Op de Nederlandse website van de leverancier werd ik vervolgens echter weinig wijzer van jargon als “kennis als een service.”
De tweede voorstelling, afgelopen maandag, liet de testversie van de Stelselcatalogus als een website zien. De nadruk lag m.i. op zgn content management.
Nadat ik de leverancierswebsite opnieuw bezocht, meen ik inmiddels te begrijpen dat we in eerste aanleg getoond kregen hoe zij met één van de modules (blijkbaar biedt de leverancier een “productsuite”) het modelleersjabloon (template) voor basisregistraties probeerden te vangen. De Stelselcatalogus als complete website resulteert dan uit samenspel van diverse modules uit de zgn suite.
Dergelijke techniek vormt echter niet het wezenlijke verschil met onze aanpak. Dat is en blijft wèl het verschil in betekenis dat aan stelsel wordt toegekend.
Ik blijf het verwarrend vinden om iets een stelsel te noemen, indien karakteristieke samenhang geen uitgangspunt vormt. Zo mikt de Stelselcatalogus er niet op om het concrete verband tùssen basisregistraties te tonen. Daarentegen staat daar elke basisregistratie apàrt gedocumenteerd, punt. En GBA staat er nog niet bij ... Het is inderdaad mijn retorische vraag wat daar stelselmatig aan is.
Gegeven dat ene documentatiegereedschap kan noodzakelijke samenhang volgens mij best toegevoegd worden. Evenmin is het uiteraard een beperking van dat gereedschap dat slechts aparte catalogi van basisregistraties opgenomen zijn in de Stelselcatalogus.
Een ernstige belemmering lijkt mij wel, dat het normatieve modelleersjabloon zeer beperkte structuurmogelijkheden biedt.
Ik ken de mogelijkheden van dat gereedschap niet om (gemakkelijk) een rijkere opzet te faciliteren. Nota bene, die opzet moet principieel op stelselmatigheid georiënteerd zijn (zoals wij illustreren met Interoperabiliteitscatalogus informatietypen), dwz specifieke samenhang van elementen/verzamelingen uit verschillende (basis)registraties èn overige informatiesystemen helpen documenteren.
Mijn idee is dat in dit stadium het gesprek voor samenwerking niet over dergelijke hulpmiddelen moet gaan, maar over wàt de Stelselcatalogus moet bieden en, ècht wezenlijk, over wàt nu eigenlijk als het stelsel geldt.
Het relevante stelsel is véél ruimer dan de zgn basisregistraties. Voor dat realistische bereik moet interoperabiliteit geborgd zijn en daarbij helpt een passende catalogus zeker resp. is ronduit onmisbaar. Passend betekent hier formeel ook zgn passende variëteit. Dat houdt in dat gevarieerde structuren van allerlei (basis)registraties/informatiesystemen allemaal opgenomen moeten zijn, opdat de catalogus vooral precies en concreet samenhang aanwijst. Dat zijn de praktische sporen voor interoperabiliteit.

30.123
Echt spectaculair materiaal voor contextuele verbijzondering verwacht ik er trouwens niet van. Maar goed, dat zit er überhaupt niet in zolang we min of meer (moeten) uitgaan van het gangbare referentiekader.

30.124
Ik vrees dat de moderator daar geen zin in heeft, nòg zo'n confronterende aanspraak. Gaat hij ‘m weg-/onderdrukken? Dat lukt trouwens hoogstens op die ene website. Tot moes? Het lijkt mij de fuikmoesproef.

30.125
Wanneer het een vraag betreft naar — informatie over — objecten die we geheid geheel van elkaar onderscheiden blijven beschouwen, voldoen methoden voor, zeg maar, (vermeend) contextloze modellering prima.

30.126
Laat ik eens nader kijken naar het voorbeeld dat bovenaan p. 3 in het rapport Ontwikkelen vraagkant koplopers en grote uitvoerders geschetst staat. Ik vind het daar meteen merkwaardig dat de gemeentelijke medewerkster Jansen inlogt bij MijnOverheid.nl. In welke hoedanigheid doet zij dat? Het betreft blijkbaar de aanvraag van een invalidenparkeerplaats voor burger De Vries. Is De Vries zó gehandicapt dat Jansen namens hem inlogt? Zo ja, dan kan ik me nog iets bij het gebruik van MijnOverheid.nl voorstellen. Anders moet het zoiets als UwOverheid.nl zijn.
Maar goed, blijkbaar zoekt Jansen naar bevestiging van diverse verschijningsvormen van het bestaan van De Vries. Is hij persoon-als-ingezetene van de gemeente in kwestie? Is hij persoon-als-gecertificeerd-autochauffeur? Is hij persoon-als-eigenaar-van-automobiel? Het is mij een raadsel waarom De Vries in verband met die vergunning tevens zijn gangen moet laten nagaan als persoon-als-inkomenstrekker. Qua modelleermethode doet het er trouwens niet toe. Relevant lijkt me dan weer wèl persoon-als-invalide, want daar gaat de hele vergunning toch om?! Deze toets ontbreekt echter in de casusbeschrijving. Mede daarom meen ik dat de casus door de auteur(s) van het rapport uit de duim gezogen is.
Voor het principe doet het er nog niet toe. Stel dat De Vries in al dergelijke hoedanigheden aan de voorwaarden voor een vergunning voldoet. Welke zgn openbare ruimte komt in aanmerking voor ‘zijn’ parkeerplaats? Ik geloof nooit dat de aanwijzing volautomatisch gebeurt. Daar moet toch even een verkeerskundige oid. naar kijken. En vervolgens voert de gemeente registratie van de middelen in de zgn buitenruimte. Wordt de parkeerplaats (extra) gemarkeerd met een wit kruis in een rechthoek op het straatoppervlak. Is dat geschilderd? Met witte (straat)steentjes. Ja, ook dat bord.
Nou ja, in elk geval is het resultaat voor De Vries m.i. niet dat hij als resultaat van deze procedure een invalidenkaart ontvangt. Die had hij vermoedelijk al (en is voor deze aanvraag zelfs overbodig omdat Jansen tòch in één of ander register controleert of De Vries die ‘status’ inderdaad toegekend is). En zo nee, dus (nog) geen kaart, dan geldt daarvoor een andere procedure. Het is natuurlijk denkbaar om de samenstelling sterk òp te voeren. Dan zou De Vries inderdaad met één enkele aanvraag van alles en nog wat kunnen regelen waarop hij recht heeft omdat hij (blijkbaar) invalide werd. Die variëteit lijkt mij echter onbehapbaar voor een enkele aanvraag enzovoort.
Wanneer deze casus uitwerken, stel ik voor dat ik ergens mijn licht opsteek hoe zo’n aanvraag daadwerkelijk in elkaar zit. Dat kan ik bijvoorbeeld in Den Haag proberen. Het gaat er maar om dat de uitwerking realistisch is (wat m.i. dus ontbreekt aan hoe de casus in dat rapport vermeld staat).

30.127
Tot dusver zijn mijn ervaringen overigens ronduit slecht met leveranciers. Dus als die leverancier zijn product wil verbeteren, prima, maar daar hoeven wij niet achteraan te gaan. Precies zoals je m.i. bevestigd, vanuit het project kunnen/moeten we wèl een poging wagen om de oriëntatie met de Stelselcatalogus ècht … stelselmatig te krijgen. Dat is tenminste een principiële èn (daarom) eindelijk praktische verbetering voor interoperabiliteit.
Wellicht kan jij samen met Martijn Houtman binnenkort (tussendoor) eens naar die suite kijken? Het gaat er natuurlijk niet alleen om òf het zou kunnen werken, maar ook of het praktisch redelijk optimaal lukt. Dat is hetzelfde punt als speelt met OWL. Ja, dan moeten we qua standaard OWL natuurlijk serieuzer nemen dat wat deze suite biedt. Voorlopig houd ik het er echter op dat we voor betekenisordening naar een verdere standaard moeten, te weten voor beheersing van stelselmatige contextuele verbijzondering.

30.128
Wat hèt model, dus, betreft denk ik dat er meer ruimte komt voor je terechte nadruk op bestuursdifferentiatie als we ons per dimensie niet tot één kwaliteitssprong beperken. Met excuus voor de gehaastheid van deze aantekening, we plaatsen nu op de besturingsdimensie (governance) eerst hiërarchie en vervolgens netwerk. Maar komt er vóór hiërarchie niet zoiets als communautair? Dan schuift industriële productie — en/of (staats)oorlog? — dienovereenkomstig op langs de variëteitdimensie en schuift informatiemaatschappij mee. Begint dat daar dan met tribaal oid? Je ziet, graag wil ik een plaats voor jagers en verzamelaars! En langs de interoperabiliteitsdimensie zouden we dan als volgorde zoiets als organisch, resources en infrastructuur krijgen.
Nou ja, het is maar een voorzetje. Het is echter zoals jijzelf zei (herinner ik het me goed?) dat een driedeling altijd wel iets heeft. Daarmee ben ik het grondig eens. Zo kwam ik door drie-maal-drie ook op de enneade voor semiosis.

30.129
Ja, dat je je complete adressenbestand met die mailing meestuurde viel mij al op. Daarop ben ik zelf evenmin gek. Haha, zal ik dat je het "Tot [je] schik zag ..." maar opvatten als Fehlleistung à la Freud?

30.130
Uit het referentiemodel stelsel van gemeentelijke basisregistraties (RSGB) volgt dus gewoon dat de gemeenten de zgn basisregistraties zoals GBA, BRA en BGR (en nota bene ook NHR) ànders opzetten dat zoals ze 'voorgeschreven' zijn. Dat heeft daar geheid gevolgen voor zowel interne structuur (van het informatiemodel), als selectie van maatschappelijke objecten die voor registratie in aanmerking komen (populatiedekking). Je kunt je dan trouwens nogeens extra afvragen wat zo'n catalogus met stelsel in een beperkte betekenis überhaupt voor nut heeft ...
Zoals ik na een korte blik op enkele rapporten kan overzien, lijkt mij die opzet voor de gemeenten zinvol ... voor gemeenten. Volgens dezelfde logica van karakteristieke behoeften/belangen heeft bijvoorbeeld Suwinet van alles en nog hèrmodelleerd. Zo gaat dat overal maar door.
Stelselmatig is de opzet echter pas wanneer allerlei van zulke behoeften/belangen (lees ook: reële verschillen) samenhangend kunnen functioneren. Daarvoor moet het relevante verkéérsstelsel, juist zo ruim mogelijk beschouwd, als referentiekader dienen, dus niet langer steeds weer opnieuw een aparte sector oid.
Als ik het mag zeggen, dàt zie ikzelf als de wezenlijke toegevoegde waarde door ons project, te weten allereerst de aanbeveling om het stelselbegrip op verkeersschaal te positioneren èn dan de onvermijdelijke gevolgtrekking daaruit te (laten) trekken dat voorzieningen voor informatieverkeer kwalitatief anders zijn, met op hun beurt de noodzaak voor een kwalitatief andere aanpak. Daarin speelt stelselmatige semantiek een sleutelrol. Hoe realistisch RSBG voor een gemeente ook kan zijn (en het biedt zeker een enorme verbetering vergeleken met de gepropageerde aparte basisregistraties), karakteristiek stelselmatig zijn dergelijke voorzieningen beslist niet.

30.131
Dat is inderdaad precies wat het intrigerende raamwerk verder helpt verduidelijken, te weten hoe samenhangende differentiatie 'er maar van afhangt.' Het is nota bene in z'n gehéél een verklaringsmiddel voor contingentie, een contingentieraamwerk dus voor interoperabiliteitssturing.

 

 

Januari – februari 2009, webeditie 2009 © Pieter Wisse