Pieter Wisse
Hier staan tekstpassages verzameld, voornamelijk overgenomen uit emailberichten die ik schreef in de periode januari – februari 2009. De volgorde van verzending bleef gehandhaafd.
30.1
Als hun haar maar goed zit (terwijl wij de kapper betalen).
30.2
Wellicht is het zelfs goed bedoeld, maar daar schieten we dus niets mee op,
integendeel. Blijkbaar begrijpt daar niemand dat normering, dus ook zo'n zgn
servicenorm, het procedurele karakter van verstandhouding altijd versterkt ...
totdat heuse verstandhouding radicaal uitgesloten is. Dienstbaarheid is juist
het vermogen tot de-normering, want ... reële situering. Van de poging tot
normering van wat-open-moet-blijven-voor-verbijzondering leidt onvermijdelijk
een weg naar crisis.
30.3
Opnieuw op mijn beurt, of ik iets van je opstellen begrijp betwijfel ik, maar
ik ga dus mijn best doen. Ik keek al op het ww web en met de zoektermen 'kant
transcendental apperception' kwam ik vooral commentaren tegen dat het een
onderwerp betreft waarover Kant zich zelfs nòg opvallender dubbelzinnig
uitdrukte. De vage indruk die ik alvast kreeg, was inderdaad dat het, zoals jij
aangeeft, "wel specifiek [gaat] over identiteit in relatie tot de notie van
'zelf'." Dat lijkt me dan toch wezenlijk ànders dan hoe ik identiteit als
element beschouw van een semiotische structuur/referentiekader. Je kunt ook
zeggen dat Kant onmogelijk de opgave kon herkennen van ontwerp van
stelselmatige voorzieningen voor open informatieverkeer.
30.4
Wat mij betreft geldt als criterium in hoeverre jij hem wilt 'meenemen' langs
het semantische spoor van interoperabiliteit. Zoals hijzèlf al terecht stelt,
daar kom je nog wel wat meer tegen dan wat ik in dat ene rapport behandel; zie Stelselmatige
semantiek door Suwinet.
Overigens verwart hij middel en doel nog sterk. Als hij een fiets koopt, vraag
jij hem toch ook niet of hij daarmee van Pijnacker naar Oost-Siberie wil reizen
... omdat er (ook) daarheen een weg ligt? Die fiets is al nuttig resp. heeft
hij nodig, omdat hij diverse bestemmingen op die manier gemakkelijker haalt dan
te voet, of zelfs überhaupt allemaal bereikbaar krijgt.
Zo is het ook met een methode zoals metapatroon. De zgn variëteit van wat je
voortaan hoe dan ook in samenhang moet brengen, maakt contextuele
verbijzondering noodzakelijk. Daar ligt, zeg maar, een òndergrens waarom je
naar de rijkere methode grijpt. Netzo bestaat er een òndergrens voor het
gebruik van de fiets; je kunt het blijkbaar niet langer belopen, dus neem je
een kwalitatief ànder middel. Op zijn beurt heeft het bereik per fiets
praktisch ook weer een bovengrens, … wat de ondergrens vormt voor de keuze van
verplaatsing per auto ... Klopt, dat kan van mens tot mens nogal verschillen
(als ze al lopen en/of fietsen).
Indien hij bedoelt dat hij geen bovengrens voor samenhang door metapatroon
herkent, beschouw ik dat graag als bevestiging van methodische openheid ervan.
Daarom is metapatroon extra toekomstvast, prima.
Verder stelt hij de vraag of andere methoden "zijn [...] te integreren/te
koppelen." Ja, dat zijn ze. Maar hoe? Dat lukt vanwege reële variëteit
slechts met een methode van een hogere orde. Zo deelt hij bevestiging nummer
twee uit, bedankt.
30.5
Moet je je openlijk tegen die evidente verspilling verzetten? Laat maar gaan,
zou ik zeggen. Hoe sneller dat niets oplevert, des te goedkoper is het per
saldo voor de belastingbetaler.
30.6
Zo'n toestand van fragmentatie kan je maar beter kennen, als je serieus met
interoperabiliteit aan de slag wilt. Dat besef lijkt vooral aan politici en
bestuurders overigens nog lang niet besteed, als ze dat überhaupt ooit kunnen
verwerven. Dat komt ondermeer omdat zij zichzèlf laten insluiten door een
cordon pseudo-deskundigen dat druk met navenant averechts effect bezig is; die
verdediging blijkt ondoordringbaar voor enig verstandig bericht over wenselijke
tot en met noodzakelijke samenhang voor maatschappelijk verkeer.
30.7
Inmiddels vorderde ik aardig met een overkoepelende benadering voor modellering
van — de informatietypen van — respectievelijke (basis)registraties. Met
diezelfde benadering, als het lukt, kan tevens samenhang tùssen zulke
registraties/informatiesystemen tot in het kleinste detail worden aangegeven.
Voor een heus stelsel met inbegrip van bestaande informatieverzamelingen
zijn dàt over- en inzicht natuurlijk onontbeerlijk.
De titel van wat vooralsnog een ontwerpschets is, luidt Interoperabiliteitscatalogus informatietypen.
Daarop probeer ik hier enige voorbereidende toelichting te verschaffen.
Zo’n beetje midden bovenaan hangt een blokje met ernaast de beschrijving ‘term.’
Er staat ‘functie/referentie’ bij en die aanduiding is min of meer afkomstig
van het zgn oefenschema
(de grote plaat).
In elk geval voorlopig voor deze Interoperabiliteitscatalogus
informatietypen, stel je een verzameling van afzonderlijke termen voor.
Uit de resp. catalogi van BGR, BGA, GBA en NHR viste ik alle termen die op één
of andere manier een groepering van informatie ‘betekenen.’ In GBA,
bijvoorbeeld, bestaat persoon op diverse, zeg maar, schalen van groepering, te
weten als lijst en categorie. Het onderste grensgeval van groepering is
informatie die als ondeelbaar gedocumenteerd staat.
Goed, uitgaande van dergelijke losse termen kunnen hiërarchieën (omgekeerde
boompjes) worden geknutseld. Daarvoor vormen de afzonderlijke catalogi de
bouwinstructies. Voor Interoperabiliteitscatalogus
informatietypen gaan we dus niets, herhaal, niets op inhoud willen
wijzigen aan de opzet van genoemde basisregistraties. In eerste aanleg inventariseren
we zo zuiver mogelijk met Interoperabiliteitscatalogus informatietypen.
Pas zo’n realistische inventarisatie helpt eventuele stroomlijning.
De hoofdlijn die ik voor inventarisatie voorstel, betreft de relatie van geheel
en zijn delen (whole/part). Op zijn beurt kan een bepaald deel weer als geheel
tellen voor verdere delen, enzovoort tot waar zulke ontleding (ge)stopt (is).
In het schetsontwerp staan dergelijke hiërarchieën op hun summierst aangeduid;
zie het knooppunt voorzien van de beschrijving ‘informatieverzameling.’ Dat
knooppunt bevindt zich rechtsonder het blokje voor de verzameling van losse
termen (‘functie/referentie’).
Nota bene, onder de beschrijving ‘informatieverzameling’ staat een vette
hoofdletter h, H dus. Door die toevoeging moet dat ene knooppunt in
het schema eigenlijk gelezen worden als (eventuele) verzameling van
nevengeschikte hiërarchieën. Voor nadere uitleg, zie bijvoorbeeld figuur 5 in Stelselmatige
semantiek door Suwinet (p. 16).
De informatiestructuur (volgens typen) van BGR, BGA, GBA en NHR valt echter
niet volledig met zulke geheel/deel-hiërarchieën te modelleren. Het kostte me
enige tijd te beseffen dat daarvoor verschillende redenen zijn.
Wat GBA als (informatie)groep kent, moet eigenlijk worden beschouwd als een
sjabloon. Volgens zo’n sjabloon kunnen verschillende zgn categorieën
gelijkvormige informatie bevatten. Maar feitelijk gelijk is zulke gelijkvormige
informatie dus niet. De categorieën maken als het ware het verschil
ertussen. Kort en goed, door het sjabloonkarakter van wat volgens GBA als groep
geldt, hoort groep-in-die-betekenis niet in een hiërarchie van lijst
tot en met rubriek. In die hiërarchie moet de complete detaillering
verschijnen, dus ná het sjablooneffect in de diverse relevante categorieën.
Náást die, zeg maar, operationeel primaire hiërarchie kunnen als evenzovele
aparte hiërarchieën de diverse groepen-als-sjabloon worden gemodelleerd. (En
impliciet blijft daardoor, maar nu algemeen, ‘term’ als een sjabloon over, ook
weer als grensgeval.)
Bijgevolg kan de samenhang tussen een bepaald èxpliciet sjabloon en ‘zijn’
categoriale instantiëringen (met excuus voor dit lelijke woord) niet in één
hiërarchie weergeven zijn (als een relatie tussen een geheel en delen ervan).
Voor àndere relaties (dan volgens geheel/deel) bevat het schetsontwerp daarom
extra voorzieningen. Links bovenaan in het schema staat een blokje met de
beschrijving ‘verzamelingenrelatie.’ Dat is bedoeld als aanknopingspunt. Vanuit
een bepaald aanknopingspunt kunnen zgn deelnemers eraan aangegeven zijn, steeds
met een karakteristieke rol voor de relatie in kwestie. Zo kan een dergelijk
aanknopingspunt gevestigd worden voor de relatie die aangenomen kan zijn voor
instantiëring van feitelijke informatiegroepen in meerdere categorieën op basis
van één groepssjabloon. Met dit expliciete relatie(type) erbij is de
modelleerlogica à la GBA compleet gevat.
BGR en BRA blijken dan vrijwel recht-toe-recht-aan modelleerbaar volgens
geheel/deel-hiërarchieën. Want daar zijn geen sjablonen aan de orde. Bijgevolg
tellen die catalogi verhoudingsgewijs véél meer (primitieve) termen. Dat is óók
weer logisch, maar dus dáár. Er komt geen expliciete schaalaanduiding (zoals categorie
in GBA) bij kijken om een korte term alsnog te contextualiseren. Daarentegen
moet èlke aparte term ook meteen ‘zijn’ contextualisering bevatten als waarborg
voor eenduidigheid (overigens slechts binnen het bereik van de registratie in
kwestie zèlf). Dergelijke vermenigvuldiging van (basis)termen wees ik eerder
aan in Suwi Gegevenswoordenboek; zie paragraaf 5
in Stelselmatige
semantiek door Suwinet (pp. 7-8).
Vergeleken met GBA zijn BGR en BRA allebei objectgericht(er) gemodelleerd.
Expliciete relaties tussen object(typen) kunnen in Interoperabiliteitscatalogus
informatietypen uiteraard via ‘verzamelingenrelatie’ enzovoort opgenomen
worden.
Met positionering van NHR in een overkoepelende benadering schoot ik pas op,
nadat ik besefte dat die ene catalogus methodisch niet helemaal klopt. De
hoofdlijn volgt hiërarchie van geheel/deel zelfs overdreven. Want dat gebeurt,
nota bene, óók met vermelding van object(typen). Die aanpak is echter strijdig
met de aanname voor objectgerichtheid. Dat vergt voor een overkoepelende
benadering eveneens een vertaling, maar dus een àndere dan voor GBA.
Om te beginnen kan/moet voor NHR alles worden gemodelleerd dat qua
informatietypen wel degelijk, zeg maar, klassiek geldt als
geheel/deel-hiërarchieën. Daar hoort de relatie van een objecttype als
onderdeel van een ànder objecttype dus niet bij!
Een objecttype is dan ook maar weer ergens een knooppunt volgens de
hiërarchische opstelling van (basis)termen. En zoals hierboven toegelicht,
kunnen dergelijke knooppunten tevens figureren als deelnemers aan een
expliciete relatie. Langs die weg kan ook NHR compleet verschijnen in Interoperabiliteitscatalogus informatietypen.
Ja, (ook) de geldige geheel/deel-hiërarchieën kunnen vervangen worden door
gelijkwaardige exemplaren van ‘verzamelingenrelatie.’ Zo’n algemener
(meta)model lijkt mij echter praktisch (nog lang) niet handig.
Nadruk verdient dat het blokje ‘verzamelingenrelatie’ als het ware vrij staat,
dus niet ondergeschikt is aan één of àndere informatieverzameling. Dat opent de
mogelijkheid om vervolgens relaties te modelleren tussen knooppunten in/uit wat
tot dusver gelden als verschillende registraties/informatiesystemen.
Met precies dezelfde extra voorzieningen voor expliciete relaties kan daarom
ook worden vastgelegd welke informatie(type) als authentiek geldt ten opzichte
van informatie(typen) èlders. Dat kan een één-op-méér relatie zijn; dat is de
reden om voor Interoperabiliteitscatalogus
informatietypen een opzet te kiezen waarin voor èlke deelnemer aan een
specifieke verzamelingenrelatie ook expliciet zijn dienovereenkomstige rol valt
te bepalen.
Ook vestig ik de nadruk erop dat Interoperabiliteitscatalogus
informatietypen ‘open’ staat voor opname van het (logische)
informatiemodel van een willekeurige registratie/informatiesysteem. Die
openheid volgt uit mijn overtuiging dat de traditioneel gedachte
basisregistraties noodzakelijkerwijs inkrimpen (nou ja, informatiekundige
noodzaak) naarmate méér (andere) informatieverzamelingen integraal onderdeel
vormen van het daardoor groeiende informatiestelsel.
30.8
Voor de allereerste stap/brug naar samenhangende semantiek van/in zgn
basisregistraties heb ik het oefenschema lòsgelaten. Dat komt later geheid
weer. Information Dynamics bouwt een systeempje om informatiestructuren van
afzonderlijke informatiesystemen toch onder één horizon te inventariseren (nb!
niets meer en niets minder) ... en dùs 'samenhangbaar' te krijgen op een manier
die toch begrijpelijk zou moeten zijn voor de resp. achterbannen! Dat wordt,
uiteraard, een webtoepassing.
Volgens mij, als je mij deze suggestie veroorlooft, kan jij precies hetzelfde
gereedschap gebruiken voor een vergelijkbare inventarisatie bij jouw werkgever.
30.9
Weliswaar heb ik filters geïnstalleerd voor bestanden die opgemaakt staan
volgens een formaatstandaard die op maatschappelijke schaal vooralsnog een
curiositeit vormt, maar dit lukt helaas niet. Heb je ajb een versie beschikbaar
die ook voor mijn toch gangbare hulpmiddelen, zeg maar, open is?
30.10
Aanknopingspunten voor een consistent (informatie)model herken ik er eerlijk
gezegd niet zo gauw in ... dat wordt dus lastig. Er staat weliswaar hier en
daar iets zinnigs, maar ik zie vooral niet hoe zo'n eventuele
informatieverzameling bruikbaar gevuld raakt en blijft. Volgens mij moet je
praktisch uitgaan van wie verantwoordelijkheid draagt voor enig
project/programma. Dan moet je maar even voor lief nemen hoe z/hij daarover
informatie beschikbaar stelt voor samengestelde rapportage(s). Wie niet(s)
levert, tja, dat levert een witte plek op ... die je dus netzo wit doorgeeft.
Als de ontvanger van de samengestelde rapportage daarmee geen genoegen neemt,
moet z/hij niet bij jou zijn, maar wèl bij de verantwoordelijke functionaris
voor het project/programma in kwestie. Als het dan nog steeds wit blijft ...
was het jou als louter intermediair natuurlijk ook nooit gelukt om zo'n lacune
te vullen.
Het is dus naar mijn idee niet zo dat jij zèlf met een overkoepelend model moet
komen, dat vóórschrijvend geldt hoe de relevante project-/programmarapportages
eruit zien … opdat je die informatie volgens jouw beeld optimaal kunt
dóórgeven. Er geldt meer dat jij-de-intermediair dankzij een beschrijvend
model, klopt, natuurlijk ook wel degelijk overkoepelend, samengestelde
rapportage faciliteert.
De ervaring moet zo langzamerhand toch geleerd hebben dat elke poging om
vóórschrijvend tot samenhang te komen pas werkt, en ook dan moet het geweldig
meezitten, binnen een enkele gezagshiërarchie. Zolang verantwoordelijke
functionarissen met hun respectievelijke projecten/programma's zich daarvan
echter geen onderdeel beschouwen, heeft het geen zin (meer) om het langs die
weg te proberen. Overigens is zo'n hiërarchie op de reële schaal van
maatschappelijk informatieverkeer überhaupt een illusie, dus laten we het ajb
maar helemaal vergeten.
Mijn suggestie voor een realistische aanpak hier-en-nu luidt om met naam en
toenaam de projecten/programma's te inventariseren waarover informatie
opgenomen moet zijn in de allereerste versie van de samengestelde rapportage.
Ga elk project/programma dan vooral niet vertellen welke informatie,
en hoe, wanneer enz. het moet verschaffen. Daarentegen, inventariseer zo
nauwkeurig mogelijk wat het project/programma aangeeft beschikbaar te zùllen
stellen voor de samengestelde rapportage. Geef er géén commentaar op. Nogmaals,
inventariseer, punt.
De inventarisatieresultaten vormen de ingrediënten voor het overkoepelend
informatiemodel dat onmisbaar is voor de samengestelde rapportage als een
synthese. Stel dat verschillende projecten/programma's met onverenigbare
informatie komen aanzetten. Probeer dat in eerste aanleg niet te verhelpen,
maar maak zulke verschillen juist dankzij het beschrijvende model zichtbaar. De
enige partij die vervolgens kan eisen dat projecten/programma's hun
afzonderlijke rapportages aanpassen, is de partij die rechtmatig beschouwd
wordt als de ontvanger van de samengestelde rapportage. Met andere woorden, dat
is niet informatie-intermediair, nooit. Verder moet je overigens maar
hopen dat een relevant project/programma jouw opdrachtgever voor facilitering
van de monitoring wèl zo ziet. Nogmaals, als dat niet zo is, weet je één ding
zeker, te weten dat jij er al helemaal niets aan kan veranderen. Dan hoef je er
ook niet aan te beginnen.
30.11
Ook krijg je pas scherp zicht op (on!)mogelijkheid van zgn core
components met zo'n gevulde Interoperabiliteitscatalogus
informatietypen.
30.12
Informatiemodellering kent een, zeg maar, klassieke school. Daarvoor luidt de
aanname, overigens vrijwel altijd onbewust gehanteerd, helaas, dat binnen het
gekozen domein term en betekenis ènkelvoudig samenhangen. Exemplaren van dat
koppel kunnen daar dus, nog steeds volgens die aanname, geüniformeerd en
gestandaardiseerd zijn. Mis! Want voor een beetje domein krijg je op die manier
slechts een spreekwoordelijke dinosaurus die suf van verwarring door reële
variëteit niet meer weet (wil) welke kant hij op wil (weet). Het punt is
natuurlijk dat zulke aparte domeinen niet ècht bestaan, maar destijds ook maar
voortkwamen uit — wat, over beperking gesproken, opgevat werd als — het
beperkte bereik van informatietechnologie. Over aanname gesproken, kortom, voor
een netwerksamenleving moet allereerst het idee overboord van gescheiden
domeinen, sectoren of hoe die valse voorstellingen ook heten.
30.13
Over hun duurzame waarde als referentiemodellen voorzie je ik graag van
praktische kanttekeningen. Maar ik kan me voorstellen dat je ze voorlopig toch
graag als leidraad wil (laten) gebruiken door een organisatie voor
modernisering van haar informatievoorziening. Zo ja, dan herken ik echter ook
heel praktisch nog niet hoe zo’n organisatie van haar huidige inrichting die
toestand kan bereiken zoals de referentiemodellen voorstellen. Daar hoort naar
mijn idee een expliciet scharnier tùssen. Het kan natuurlijk ook zijn dat
jullie een dergelijke voorziening wel degelijk aanbieden, maar dat de
documentatie die jij me ter inzage stuurde er domweg niet over gaat. In dat
geval verontschuldig ik mij alvast voor mijn overhaaste opmerkingen ...
30.14
De principiële aanleiding is dat — inzicht rijpt dat — mechanismen voor
beheersing van betekenissen waarop informatievoorziening met digitale
technologie tot dusver geënt is, inherent gesloten zijn. Het praktische bereik
van hulpmiddelen blijft daardoor beperkt tot een zgn domein (lees ook: sector
e.d.) waarop uniforme, gestandaardiseerde betekenissen (moeten!) gelden. Dat blijkt
reeds binnen zulke domeinen een simplistische claim, maar is zelfs een
onoverkomelijk probleem zodra voorheen gescheiden domeinen opgaan in één
(verkeers)stelsel op ruimere schaal. Dat is wèl precies wat gebeurt. Met andere
woorden, vooral onder impuls van netwerktechnologie zijn dergelijke
traditionele betekenismechanismen inmiddels achterhaald. Want zij staan geen
òpschaling toe tot het bereik van informatieverkeer waar nu eenmaal variëteit
van betekenissen bestaat.
Omdat bemoeienis met verschillende belangen zelfs karakteristiek voor overheid
is, vormen overgeleverde mechanismen voor betekenisbeheer juist voor de
elektronische overheid een uiterst praktische belemmering. Naarmate
elektronische overheid ruimer opgevat raakt en wel totdat het vanuit algemeen
belang primair gaat om infrastructuur voor maatschappelijk informatieverkeer,
groeit de praktische noodzaak voor open ipv gesloten semantiek.
Weliswaar is de theorie van zgn stelselmatige semantiek kwalitatief ànders (wat
ook logisch is om een heuse oplossing te kunnen bieden) en vergt daarom
hèroriëntatie, gewenning en ga maar door, maar dat bevestigt slechts hoe
wezenlijk praktisch het stelselmatige perspectief is … omdat het ànders op
stelselschaal domweg nooit werkt. Even lastig, ja, want nieuw. Maar praktischer
kan het dus zelfs niet.
Een concrete(re) aanleiding vormt, ondanks vanaf begin 2000 een programma zoals
Stroomlijning BasisGegevens, dat in het operationele vlak de samenhang zelfs
tussen (die paar) basisregistraties nog altijd niet berekend is op
doelstellingen met de elektronische overheid zoals enkelvoudige
informatieverstrekking door burger en bedrijf. Heel praktisch ontbreekt het al
tussen basisregistraties aan zgn ìnteroperabiliteit. En pas nadat hun
onderlinge samenhang soepel functioneert, mogen verdere resultaten onder de
noemer van de elektronische overheid verwacht worden en zo door op weg naar
bedoelde infrastructuur op basis van interoperabiliteit. Zo beschouwd vormen
interoperabele basisregistraties een nodige voorwaarde.
Hun onderlinge samenhang, let wel, vanuit de huidige geïsoleerde opzet pèr
registratie, vertoont reeds zodanige variëteit dat de oplossing onhaalbaar
blijkt met traditionele, als het ware locaal gedimensioneerde
betekenismechanismen. Anders was het ergens tussen 2000 en 2009 natuurlijk ooit
wel gelukt. Dat probleem is pas oplosbaar door herdefiniëring in termen van
reële betekenisvariëteit, waarvoor dan een aanpak met zgn passende variëteit in
stelling gebracht moet worden. Daarop mikt het project onder de noemer van
semantische interoperabiliteit. Opnieuw, dàt is werkelijk praktisch.
Voor stelselmatige voorzieningen waarop dit project mikt moet het begrip
business case uiteraard ruimer, zelfs anders opgevat zijn dan gebruikelijk in
een zakelijk-commerciële situatie. Dat komt door het karakter van
infrastructuur dat immers verband houdt met algemeen belang, als zodanig
verscheidenheid faciliteert enzovoort.
Zonder voorzieningen voor semantische interoperabiliteit is de elektronische
overheid niet realiseerbaar volgens doelstellingen zoals enkelvoudige
informatieverstrekking en (overige) administratieve lastenverlichting
respectievelijk wat dienstverlening heet. Wat onder die noemer eventueel toch
zou functioneren, maar als het al lukt dus nodeloos gefragmenteerd en (dus)
zònder bereikte doelstellingen op reële stelselschaal, zal ook nogeens veel
moeilijker beheersbaar zijn. De allereerste besparing zou weleens haalbaar zijn
door vruchteloze pogingen (nogmaals, principieel vanwege ontbrekend
beheersmechanisme voor betekenisvariëteit) voor stelselmatigheid te staken.
Borging van expliciete samenhang tussen reële betekenisverschillen levert
stellig enorme besparingen, terwijl ontkende afhankelijkheden, hardnekkige
pogingen tot illusoire begripsuniformiteit e.d. steevast tot onbeheersbare
kosten leiden (om maar niet te spreken van tekortschietende kwaliteit van
voorzieningen, drempels voor gedifferentieerde ontplooiing enzovoort).
Als belangrijkste reden voor — een verkennend begin met — semantische
interoperabiliteit moet echter erkend zijn dat het gaat om een noodzakelijke
voorwaarde. Voor wie niet thuis is in oorzakelijke redeneringen, een noodzaak
betekent dat het anders nooit werkt, punt. Er is daarom feitelijk sprake van
een basic case ipv business case.
30.15
Maar je weet dat ik allang niet enthousiast ben, let wel, voor mijzelf niet,
over blogs. Blijkbaar kan je er slechts stupide reacties op verwachten en die
extra ergernis bespaar ik mijzelf liefst. Ofwel, des te grotere bewondering
koester ik voor jouw initiatief!! En zolang ik jouw zorgvuldige teksten maar op
je eigen website als je notities terugzie en ze daar zonder ruis enz. kan
blijven raadplegen, blijf ik gerustgesteld.
30.16
Dat geleuter met nadruk op "scoren" is irritant. Want wie die eis
stelt, heeft meestal geen flauw idee waar het doel staat. Op hun eigen
achterlijn geven ze een schopje tegen een ouderwetse kanonskogel. Inderdaad,
die bal gaat er zo natuurlijk nooit in. Dus, bij wie mislukt het scoren nu
echt?
30.17
Als inleidende gebruiksaanwijzing voor Interoperabiliteitscatalogus
informatietypen, stel dat je een informatiesysteem x hebt met daardoor
bijgehouden informatie onderverdeeld in recordtypen a, b en c. En veronderstel
dat recordtype a op zijn beurt de rubriektypen p, q, r en s telt. Die
rubriektypen zijn daar, volgens dit voorbeeld, verder niet onderverdeeld.
Goed, de (basis)termen voor de structuurinventarisatie zijn: x, a, b, c, p, q,
r en s. Daarmee ga je aan de slag voor de weergave van de strikt hiërarchische
ordening volgens geheel/deel. In het schema is dat het knooppunt
'informatieverzameling' met daaronder de vette H.
Je begint daar met het eerste knooppunt als afleiding van x. In die nieuwe
context hebben we het dus over de informatieverzameling x. Onder dat ene
knooppunt leidt je van de drie (basis)termen a, b en c evenzovele
knooppunten-als-informatieverzameling af. Daar staan ze dus in de context van
x-als-informatieverzameling.
Op dezelfde manier ga je door 'onder' a-in-x-als-informatieverzameling met p,
q, r respectievelijk s.
Volgens mij vergt succesvolle inventarisatie om allereerst maar simpel te doen
wat je op die manier hiërarchisch kunt 'plaatsen.' Je kunt dat nog wat
opvrolijken door voor elk knooppunt in die hiërarchie een andere relatie met
een (dus andere) term te vestigen: categorie. Zo kan je aangeven dat het bij
x-als-informatieverzameling gaat om een informatiesysteem, bij
s-in-a-in-x-als-informatieverzameling om een rubriek ...
Die rubriek is hier ondeelbaar verondersteld. Volgens de verzamelingenleer mag
je dat gerust ook een verzameling noemen. Zo algemeen dekkend is die aanduiding
informatieverzameling dus bedoeld dat enkelvoudige elementen er ook in passen.
Nadat je de relevante hiërarchische informatie-ordeningen aardig op een
'rijtje' hebt, kan je je (pas) wijden aan inventarisatie van andere relaties
tussen informatieverzamelingen. Is dat iets om tijdens een volgende cursusdag
te behandelen?
30.18
Of die adviseur de paradigmasprong kan maken, betwijfel ik eerlijk gezegd
vooralsnog. Ik hoop natuurlijk hartgrondig van wèl. Maar je moet alles in
verhouding zien. Ik kan prima met hem opschieten en dat is mooi. Verder
verkreeg ik juist extra ruimte door zijn apàrte opdracht voor beoordeling e.d. Want
van dat oordeel kan ik dan tenminste ook weer iets vinden.
30.19
Het plan luidt dat wij (lees: Information Dynamics) met metapatroon enkele
praktische gevallen 'oplossen' van zgn samengestelde zoekvragen (waarbij we dus
in diverse informatieverzamelingen waaronder bij voorkeur enkele
basisregistraties moeten zijn). Dergelijke proefjes willen wij (opnieuw, lees:
Information Dynamics) sinds jaar en dag, maar nooit lukte het om ergens een
deurtje geopend te krijgen. Als dat nu wel lukt dankzij dit heuse project, is
het prachtig, eindelijk. Maar er blijft te vrezen dat overheidsorganisaties,
als puntje bij paaltje komt, zo concreet dan toch maar niet betrokken willen
raken. Nogmaals, des te mooier als het nu wel lukt.
Intussen maken wij die Interoperabiliteitscatalogus
informatietypen en daarmee kunnen we stellig al behoorlijk wat aandacht
trekken. Er komen dus hoe dan ook wat vorderingen.
30.20
Inmiddels bekeek ik het rapport Bouwstenen voor
Berichtenuitwisseling tussen Overheden met een vergelijking van enkele
zgn vocabulaires (daar terecht ruim opgevat). Als wezenlijk verschil met wat
wij ondernemen zie ik dat ons uitgangspunt niet langer zoiets als een gesloten,
dus apàrt domein is, maar wèl een open stelsel voor informatieverkeer.
Domeinbinding annex -beperking is contraproductief voor de heuse
netwerksamenleving waarin wij allang ‘verkeren.’ Juist omdat, allereerst, Interoperabiliteitscatalogus informatietypen mikt op
een overkoepelend perspectief, kunnen we met interoperabiliteit een sprong
maken naar samenhang op relevante schaal, te weten principieel stelselmatig.
Terùgkijkend vind ik diverse conclusies uit dat eerdere rapport trouwens
beslist raak. Maar je komt er qua aanbevelingen dus niet vèrder mee. Je blijft
op z’n gunstigst steken in geoptimaliseerde één-op-één informatieuitwisseling,
inderdaad, precies zoals de titel van genoemd rapport stelt:
“Berichtenuitwisseling tussen Overheden.” In geïdealiseerde theorie lijkt die
traditionele eilandenaanpak nog wel aardig, maar in de praktijk van de reële
variëteit moet er toch echt infrastructuur voor informatieverkeer bij. Oh ja,
over reële variëteit gesproken, daarover blijft een simplistisch idee bestaan
zolang burgers en bedrijven blijkbaar niet tellen als deelnemers aan
informatieverkeer.
Interoperabiliteit moet je niet slechts “tussen Overheden” willen oplossen. Wie
zich desondanks blijft concentreren op een ènkel domein (eiland), te weten wat
z/hij beschouwt als strikt haar/zijn eigen zaken, ontkent feitelijk de noodzaak
van contextuele verbijzondering en frustreert aldus samenhang en zo door naar
samenwerking.
Als het goed is, passen de specificaties van de domeinen/sectoren die Bouwstenen behandelt natuurlijk ook netjes in de Interoperabiliteitscatalogus. In diezelfde
overkoepelende catalogus kunnen dienovereenkomstig structurele relaties worden
aangepast, resp. toegevoegd. Nogmaals, dat gaat verder dan vergelijking.
30.21
Verder meen ik te herkennen dat het wiel voor de zoveelste keer bedacht wordt.
Leuk voor omzet van de geselecteerde mantelpartij, maar professioneel
natuurlijk onzin.
30.22
Nog wat oriëntatie … Gemeenschappelijke Ontsluiting Basisregistraties (GOB) is
inderdaad zeer relevant voor ons project. Van Startarchitectuur
GOB is de definitieve versie gedateerd op 3 oktober 2008. Op p. 26 staat
ondermeer: “Stelselcatalogus biedt onmisbaar inzicht in de structuur van het
stelsel.” Daarmee ben ik het hartgrondig eens! De opzet volgens GOB biedt naar
mijn idee dergelijk “onmisbaar inzicht” echter, helaas, … niet. Dat lukt niet,
nota bene nooit, omdat (zie p. 34 e.v.) “de nationale catalogus” beperkt blijft
tot “een overzicht met de globale weergave van welke informatie in het stelsel
van basisregistraties aanwezig is.” Die “nationale catalogus” is aldus bedoeld
als “stelseltoegang.” Via die toegang is blijkbaar naar behoefte bereikbaar
“een catalogus per basisregistratie met het aanbod aan soorten gegevens en
gegevensdiensten in detail uitgewerkt.” Ik herhaal even met nadruk, pèr
basisregistratie.
Opnieuw geldt dat een scheiding gehandhaafd blijft waar die voor samenhang op
ruimere schaal juist moet verdwijnen. Want de samenhang is nu eenmaal
stelselmatig. Dat betekent dat relevante relaties (kunnen) bestaan op àlle zgn
niveaus van aggregatie resp. verbijzondering. Zeg ook maar dat wat qua
betekenisverbijzondering geen verdere uitsplitsing meer kent, vaak netzogoed
(inter)nationaal beschikbaar moet zijn (voor wie ertoe geautoriseerd is,
uiteraard).
Ik vermoed dat het beoogde bereik van “de nationale catalogus” zo’n beetje
overeenstemt met wat “de semantische kern” moet dekken. Maar waarom die kern
volgens GOB behoort tot “algemene specificaties” begrijp ik dan weer niet.
In elk geval ontstaat zo meer duidelijkheid over een wezenlijk verschil tussen
de stelselcatalogus à la GOB en Interoperabiliteitscatalogus
informatietypen waaraan wij werken. Zoals ik hierboven eigenlijk al
aangaf staat laatstgenoemde voorziening toe dat willekeurige relaties
aangegeven kunnen worden, dus tot en met de kleinste details over grenzen heen
van wat tot dusver gelden als aparte basisregistraties. Alleen op die manier
komt heuse stelselmatigheid binnen bereik. Gewoon doorgaan, dus.
30.23
Ik kan me prima voorstellen dat je het kernidee van iDNA
Manifest wilt populariseren. Maar schrijf daarvoor een tekstje dat je als
het ware àfleidt van het manifest en vereenvoudig gerust nog veel sterker. In
hoe jij "Registratie" verwerkte, herken ik voorts (nog?) geen
kwalitatief verschil met wat versie 3 voorstelt.
Nee, ik vind jouw concepttekst dus geen aanzet voor de vierde versie. Mijn
eigen gepuzzel waartoe jij mij wèl aanzette, leidde ertoe dat het m.i. met
enige uitbreiding van de opmerkingen bij de artikelen 3 en 8 van de huidige
versie aardig lukt om de registermacht erbij te betrekken. Aan de opmerking ad
artikel 3 zou toegevoegd kunnen worden:
Met wettelijke beperking van zelfbeschikkingsrecht wordt
doorgaans tevens zelfbeheer door de persoon van zijn overeenkomstige
persoonsinformatie beperkt. Ter waarborg van beschikbaarheid voor (een) andere
perso(o)n(en) krijgt een vertegenwoordiger van de formele registermacht het
beheer van de persoonsinformatie in kwestie opgedragen. De registermacht is een
uitbreiding van de traditionele trias politica die wetgevende, rechtsprekende
respectievelijk uitvoerende macht telt.
De relevante vertegenwoordiger(s) van de registermacht gelden voor de persoon
eveneens als andere perso(o)n(en) met bijbehorende verantwoordingplicht aan de
persoon over handeling met en beheer van diens persoonsinformatie.
De uitbreiding van de opmerking ad artikel 8 kan luiden:
Voor persoonsinformatie onderhevig aan wettelijke handelingsverplichting geldt doorgaans tegelijk een beperking van zelfbeheer; zie de opmerking bij artikel 3 over informatiebeheer door een aangewezen vertegenwoordiger van de registermacht.
Ik geef graag toe, dat zulke toevoegingen popularisering niet helpen. Maar
de, zeg maar, èchte versie van iDNA Manifest moet
volgens mij vooral begripsmatig kloppen. Nogmaals, als je er ter inleiding een
samenvatting oid. van wilt maken, ga ajb (veel) verder. Vergeet ook die
voetnoten dan maar helemaal, wèg ermee!
Overigens lijkt me juridisch een verkeerde beoordeling van de opzet van versie
3. Ik probeerde wel om ook de lijn dáárvan volgens zoiets als de
verzamelingenleer enigszins consequent te krijgen. Dat kan inderdaad een
formalistische indruk wekken. Maar strikt juridisch, zeker volgens de heersende
trias politica, klopt er stellig niets van.
Op mijn beurt ben ik benieuwd hoe jij de klap van deze ruwe reactie verwerkt.
Met dank voor je inspiratie, groet.
30.24
In dat zgn materiaal staan tevens verwijzingen naar, zeg maar, primaire bronnen
over metapatroon. Die horen er dus bij. Indien hij mijn boek Metapattern: context and time in information models
(Addison-Wesley, 2001) niet tijdig te pakken krijgt (en dan moet hij het dus
ook nogeens grondig bestuderen), kan hij allereerst enkele artikelen bestuderen
die ik eraan ontleende; zie vooral The pattern of
metapattern en Metapattern
as context orientation.
Ik ga ervan uit dat jullie na die studie metapatroon binnen zijn eigen
paradigma kunnen beoordelen, zodat de latere vergelijking met traditionele
methoden reëel is.
Indien jullie tijdens bestudering een vraag over metapatroon kwijt willen, laat
me die ajb meteen weten en dan probeer ik 'm netzo vlot te beantwoorden.
Daarbij ga ik natuurlijk ervan uit, nogmaals, dat jullie eerst serieus naar
"het materiaal" keken.
30.25
Voorts bedacht ik zo'n beetje in dezelfde moeite door dat de opmerking bij
artikel 1 de juiste, want principiële plaats biedt om vanuit iDNA Manifest het productieve verband met de pentas
politica aan te geven. Wat mij betreft lukt dat daar met de volgende
toevoeging:
In persoonlijke informatie-integriteit als eerste
(maatschappelijk) beginsel komt tot uitdrukking dat de persoon geldt als
primaire politieke actor. Als zodanig heet hij burger en zijn politieke
erkenning vergt dus, nota bene, aanpassing van traditionele trias politica. Met
tevens registermacht erkend als extra faciliterende macht (zie verderop ook de
opmerking bij artikel 3), dus gescheiden van de wetgevende, rechtsprekende
respectievelijk uitvoerende macht, kent de maatschappelijke orde een expliciet
vijfvoudige politieke geleding: pentas politica.
Dit manifest regelt feitelijk, zij het beperkt tot hoofdlijnen, de formele
betrekkingen over persoonsinformatie tussen actoren in hun gevarieerde,
pentadische hoedanigheden.
Inmiddels meen ik dat het zelfs voordelig is om manifest en pentas politica niet
inelkaar te (willen) schuiven. Dat openlijke onderscheid biedt immers de
mogelijkheid om gericht relaties ertussen te benadrukken, terwijl ze allebei
hun eigen hoofdpunt behouden. Zo is de sprong van trias naar pentas weliswaar
principieel, ... maar èlders en voorzover ik het nu overzie is daarvoor geen
nieuwe manifestversie nodig. Met uitvoerigere opmerkingen bij artikelen 1, 3 en
8 lijkt het manifest weer helemaal bij.
Wat popularisering van het manifest betreft, de radicaalste formulering is
volgens mij de kortst mogelijke versie van artikel 1: persoonsinformatie is
persoonseigendom. Alles dat je daaraan toevoegt, roept meer vragen op dan je
ermee beantwoordt, ... totdat je noodzakelijkerwijs uitkomt bij het complete
manifest en dàt vind je voor praktische reclame nu net te ingewikkeld. Daarom
vormt die ene slogan stellig tegelijk de meest praktische samenvatting.
Natuurlijk zitten er nog stellig allerlei gaatjes in versie 3. Moeten we
daaraan in dit stadium veel aandacht besteden om ze te ontdekken, te repareren
enzovoort? Of concentreren we ons op wat wij de zelfs gapende gaten vinden in
het heersende referentiekader voor persoonsinformatie?
In jouw herformulering van artikel 1 neem je bescherming door auteursrecht mee.
Dat lijkt mij eveneens teveel variëteit langs één en hetzelfde spoor. Indien
een persoon iets 'schrijft' over zijn eigen persoon, is daarop natuurlijk
(tevens) het manifest van toepassing. Voor een schrijfsel dat daarentegen geen
herkenbare persoonsinformatie bevat (inderdaad, zoals deze aantekening), kan
louter dat traditionele auteursrecht gelden. Eigenlijk verkrijgt dergelijk
recht dankzij iDNA Manifest (nog) duidelijker,
dus effectiever het karakter van bescherming van materiële
(uitdrukkings)vormen.
30.26
Jij en ik beoefenen conceptuele pingpong als een snel spel. Wanneer hij pas
over een tijdje jouw opslag wil bekijken, heeft hij alweer een hele wedstrijd
gemist ...
30.27
Ik probeerde vooral het spectrum te markeren waarop een populaire oproep namens
dotindividual eventueel past. Aan
de ene kant staat het conceptueel zo consistent mogelijke referentiekader en
helemaal aan de andere kant de kortst mogelijke slogan. Ik voegde aan die
spectrumschets mijn (f)opvatting toe, dat het mij (!) lastig lijkt daartussen
productief te mikken. Maar beschouw dit laatste ajb slechts als (v)erkenning
van mijn eigen tekortkomingen. Mochten jouw cavia’s thuis dus nog een hoekje
van het papier met je kladversie schrijfbaar gelaten hebben, moet jij het daarop
vooral blijven proberen. Op die manier vervang je naar mijn idee echter niet
wat er aan het meest uitgewerkte einde van bedoeld spectrum staat. Kortom, ik
herhaal dat ik er geen versie 3.1, laat staan versie 4 of verder van iDNA Manifest in zie, maar als het jou lukt wèl een
tekst met een ànder karakter die aldus een àndere werking kan verkrijgen. Of
"die domme gasten" een realistische doelgroep voor zo’n oproep
vormen, betwijfel ik overigens.
Met beperking van beschikkingsrecht gaan natuurlijk alle, zeg maar, eraan
ondergeschikte rechten méé. In mijn voorgestelde aanvulling van de opmerking
bij artikel 3 wordt (zelf)beheer eruit gelicht om de positie van de aparte
registermacht te verduidelijken.
Met vertrouwenspersoon is principieel een intermediair bedoeld. Ik zou zeggen
dat zo’n persoon juist geen (afgeleid) handelingrecht kent of tevens als
registermacht functioneert. Dat leidt immers tot samenloop van mogelijk
tegenstrijdige belangen. Die vertrouwenspersoon heeft ook niet via de persoon
zèlf inzage in diens persoonsinformatie, maar via de wet waardoor die persoon
zèlf immers geen beschikkingsrecht erover heeft.
Voor het gehele iDNA
Manifest geldt dat de zo beknopt mogelijke artikelen een bepaald thematisch
bereik consistent moeten dekken. Vooruit, daar staan om de lezer een beetje
(verder) op weg te helpen alvast enkele opmerkingen bij. Maar een uitvoerige
exegese biedt iDNA Manifest zèlf beslist niet.
Dat komt zonodig aan bod in aanvullende, aparte teksten. Een voorbeeld daarvan
is Identity
management distilled: a comparison of frameworks door Paul Jansen en mij.
En Jan van Til schreef o.a. Eigenaarschap
voor Samenwerking. Nee, (ook) dat zijn zeker niet de samenvattinkjes die
aandacht helpen mobiliseren.
30.28
Je bevestigt hoe moeilijk het is, praktisch onmogelijk bijna, om met een
serieus project zelfs maar te beginnen waardoor ook ècht iets kan gaan
veranderen. Dat komt omdat besluitvormers daarvoor antwoorden van je verlangen
… die je uiteraard pas dankzij het voltooide project redelijk hoopt te kunnen
beantwoorden. Kortom, patstelling dreigt.
Gelukkig is hij geen besluitvormer, maar vertegenwoordigt slechts een kandidaat
voor onze proefnemingen. Over het project is reeds gunstig besloten, pffff, en
we zijn ermee bezig. In dit stadium moeten we proberen om in hoog tempo, dus
pèr kandidaat met zo weinig mogelijk inspanningen, enkele reële contacten te
verkrijgen voor proefsgewijze verwerking van zgn samengestelde zoekvragen. Die
gemeente x? Als dat zou kunnen, reuze graag! Maar als daar in dit stadium nog
zó weinig besef bestaat van stelselmatige informatievraagstukken met
bijbehorende noodzaak van samenwerking, spijkeren we dat met hier en daar een
definietietje natuurlijk nooit zo maar eventjes bij. Dat is zelfs verspilde
moeite, want rationele verduidelijking heeft hoe dan ook geen invloed op de
kennelijke (emotionele) onzekerheid.
Het kost je nauwelijks extra moeite en is ook gewoon correct om het projectplan
aan, in dit geval, de gemeentesecretaris te sturen. Doe er inderdaad vooral die
extra toelichting bij waarmee P al een àndere gemeente(secretaris) polste.
Daaraan kan je gericht toevoegen dat dùs vooral ook “eigen ‘kerninformatie’
[van de gemeente] waarmee bovendien een wereld aan andere gegevens verknoopt
is” belangwekkend materiaal biedt voor onze proefvragen. Want wat we ook maar
bekijken, we komen daarbij altijd wel informatie uit basisregistraties tegen,
respectievelijk informatie die daaruit ooit verplicht geput moeten worden.
Nee, gelet op jouw notities verwacht ik daarop helaas uit de gemeente x geen
vlotte toezegging voor medewerking aan het project, nog maar te zwijgen over
constructieve medewerking zèlf. Maar die kleine moeite is de poging altijd wel
waard. Niet geschoten … Naar mijn idee kunnen we het ons echter niet
veroorloven om zowat een complete projectinspanning te leveren om de
gemeentesecretaris c.s. uitgebreid voor te lichten. Voordat we het weten, zijn
we ook door andere kandidaten afgeleid van het doel met het project. Dat raad
ik des te sterker àf, omdat zulke voorlichting hoogstwaarschijnlijk ook geen
verschil maakt.
Wat stellig evenmin verschil maakt, is om de extra toelichting als, zeg maar,
oproep op jullie website te plaatsen. Maar omdat je niet weet hoe een koe een
haas vangt … En verder stralen jullie daarmee wel actie uit. Vind je dit een
bruikbare (communicatie)tip?
Voor kandidaten voor samengestelde zoekvragen moeten we het vangnet allereerst
zo breed mogelijk en daarom onvermijdelijk wat oppervlakkig uitgooien. Met wat
daarin als veelbelovend blijft hangen, moeten we (pas) inhoudelijk zonodig de
diepte in. Dat loont dan immers.
30.29
Je hebt gelijk, wat een onzinnige praktijken! Precies daarom is het schrijven
van een roman natuurlijk zo ongelofelijk moeilijk. De auteur moet zich daarvoor
kunnen afsluiten van de werkelijkheid waarin van alles gebeurt dat volstrekt
ongeloofwaardig is als z/hij het zou vertellen.
30.30
En bedankt voor wat ik graag opvat als je compliment voor mijn eigen
tekstpassages. Blijkbaar is de lijn in mijn commentaar redelijk consequent. Dat
was ook de bedoeling van die moeite, dwz om mijn eigen oordeel op een
verantwoord rijtje te houden. Tja, wat moet ik verder met Kandidaatbijdrage
aan strategiekatern? Een blog oid. maak ik er al helemaal niet van; daar
komen slechts stupide reacties op.
30.31
Zoals je beter weet dan wie ook startte Bureau Forum Standaardisatie op jouw
initiatief een project voor realisatie van een website met informatie over
elementen in basisregistraties, dus inclusief hoe ze concreet (zouden
kunnen/moeten) samenhangen. Die website vordert snel! De ontwikkeling is al
zover, dat we kunnen beginnen met feitelijke inventarisatie.
We stoppen er allereerst de complete, herhaal, complete
informatiemodellen in zoals ze luiden volgens de respectievelijke catalogi voor
GBA (personen), BRA (adressen), BGR (gebouwen) en NHR (organisaties). Gewoon
àlles meenemen gaat veel vlotter dan om eerst met jan-en-alleman te moeten
overleggen over wat-wel-en-wat-niet. En als alles er ìnzit, kunnen we er ook
méér mee, nietwaar?
Het was nog wel even een aardige puzzel om de verschillen in modelleerbenaderingen
onder één noemer te krijgen, maar dat lijkt prima gelukt. Nadat die aparte
catalogi aldus tot en met de allerkleinste details geregistreerd zijn, kunnen
we vervolgens alle mogelijke verbanden aanbrengen tùssen willekeurige
groeperingen, elementen e.d. uit verschillende informatiesystemen. Dat is
inderdaad pas een praktische stap naar heuse stelselmatigheid, uitgaande van de
bestaande (basis)registraties.
Die website heet (voorlopig?) InteroperabiliteitsCatalogus InformatieTypen. De
opzet ervan wijkt af van wat elders sinds jaar en dag geprobeerd wordt om als
zgn stelselcatalogus te ontwikkelen. Dat levert echter zelfs geen reële aanzet
op, omdat het daar helaas bij niemand daagt dat voor feitelijke samenhang juist
informatiedetails ‘aan elkaar geknoopt’ moeten worden. De zgn semantische kern
blijkt een steen, waaraan talloze mènsen zich blijven stoten. Daarin komt
dankzij de website hopelijk verandering!
Met nadruk kent InteroperabiliteitsCatalogus InformatieTypen géén, herhaal,
géén beperking tot basisregistraties. Dus, het informatiemodel van welk
informatiesysteem dan ook kan er keurig mee worden geïnventariseerd, waarna de
aldus toegevoegde groeperingen, elementen e.d. voorzien kunnen worden van
eenduidige aanwijzingen hoe ze in stelselmatige samenhang méédoen. Pas op die
manier raakt zichtbaar hoe inhoud vanuit basisregistraties elders doorwerkt (of
wat er concreet, praktisch moet gebeuren om het zover te krijgen). Waar zijn
die basisregistraties anders voor?!
30.32
Wat popularisering van iDNA Manifest betreft denk
ik inmiddels aan iets recepterigs. Stap voor stap naar resultaat. Zo van, 1.
Zet eindelijk radicaal uit je hoofd dat alle informatie die je verwerkt ook je
eigendom is; 2. Informatie óver iemand anders behoort aan iemand anders; 3. Als
je meent dat je zulke informatie nodig hebt voor je handeling(en), regel dat
gewoon netjes met die ander; 4. Dàt scheelt! Hou toch op met beheer van
informatie die andere (rechts)personen jou volgens jullie overeenkomst voor je
handeling(en) beschikbaar stellen; 5. Werk actief aan vertrouwen. Verantwoord
je dus keurig over daadwerkelijke handeling(en) met informatie over en dus vàn
de ander; 6. Enzovoort ...
30.33
Ik begrijp wat je bedoelt met je opmerkingen over de laatste alinea in Pentas politica.
Indien ik als staatsrechtkundige oid. gewaardeerd zou willen worden, had ik die
grap geschrapt. Als professionele ontwerper maak ik daar helemaal geen grap,
maar demonstreer ik wat een open benadering is, dus met oog voor veranderlijkheid.
Trouwens, vind je gescheiden ritueelmacht eigenlijk ook niet reuze relevant?
30.34
Ja, geweldig, die zin van Chapman, hoe scherp geanalyseerd! “Major failure
doesn’t just happen: To achieve it, everyone must pull together as a team.” In Kandidaatbijdrage
aan strategiekatern wilde ik voor optimaal retorisch effect het volle licht
op dat citaat laten schijnen. Daarom voegde ik daar niet eraan toe dat
dergelijke samenwerking voor betrouwbare mislukking het karakter heeft van narcistisch
verbond. Verder vind ik de titel van zijn boek, In
Search of Stupidity dus, niet zo sterk. Want naar domheid hoef je helaas
niet te zoeken, in elk geval nooit vèr. Overigens bedoelt Chapman die titel als
spottende variatie op In Search of Excellence en
lift hij op de bekendheid van dàt boek mee. Dat heeft hij dan weer niet zo stom
gezien.
Een prachtige variant op hetzelfde thema vind ik nu jouw zinsnede van
"zo'n zooitje ongeregeld dat zelfs instorten niet lukt." Dat vangt
inderdaad precies de onmogelijkheid, vooruit, de hoge moeilijkheidsgraad van
structurele verbeteringen, ... omdat de paradox heerst van relatieloze
structuur. De kracht die je ergens op zulk verbond uitoefent komt nooit verder.
Hij ketst door perfecte weerkaatsing zelfs direct terug vanaf het raakpunt, of
is door wraak nog zwaar versterkt. Je moet dus uitkijken dat je niet zèlf
onderuit gaat door wat je op ijdele domheid mikt.
30.35
Voor een vingeroefening, zie Pentas politica,
zette ik nog een geschiedenisstap verder terug dan de trias. Zo raakt hopelijk
extra duidelijk hoe burger een principieel àndere waarde heeft in de
pentadische orde voor politieke verhoudingen en hoe door diezelfde ontwikkeling
de overige elementen allemaal als facilitair moeten gelden voor
burgerlijk-maatschappelijk verkeer.
30.36
Verder weet ik niet of ik er blij mee moet zijn dat je me inmiddels dè
expert mag noemen voor het huidige gegevensmodel van GBA. Dat is het eerste
basisregister waarvan ik 'het' er gewoon allemaal instop, dus in
Interoperabiliteitscatalogus informatietypen ... Dat is geen inspirerende klus,
maar moet gewoon eens secuur gebeuren. Dan in deze etappe nòg drie basisregistraties
en vervolgens gedetailleerd verband ertussen aanbrengen, eindelijk een keer.
Dat had natuurlijk allang gebeurd moeten zijn.
30.37
Wat zou het me je zijn? In het tijdperk van vóór mediatraining antwoordden ...
voetbaltrainers op zo'n vraag naar dè oorzaak slechts kortaf dat het "een
complex van factoren," dus "een optelsom" is.
Komt je overgang er misschien (ook) aan ...? Je raakte door dat onzinnige
“verwijt” in elk geval geïnspireerd tot allitererende analyse. Een diepe
depressie lijkt het mij daarom niet. Want wie is er nu g… gek? Over drammerige
domheid hebben we het al vaak gehad.
In het bijzonder wat betreft de aanval van "die man" op jouw
bijdragen aan de zgn interoperabiliteitsbundel (Eerlijk
zullen wij alles delen, GBO.Overheid/Bureau Forum Standaardisatie, 2008)
wijs ik je graag op een alinea in het Voorwoord
(zie p. 2). Daar staat het toch duidelijk, te weten "onder persoonlijke
titel." (Ook) in jouw geval biedt vermelding van je werkgever gewoon wat
netzo persoonlijke achtergrondinformatie, maar verplicht die werkgever dus
helemaal niet tot de (f)opvattingen die de persoonlijke auteur opschreef. Daar
is overigens niets op tegen, integendeel, maar via de bundel is er beslist geen
sprake van dat je werkgever jouw bijdragen eraan zelfs maar serieus hoeft te
nemen. Dat zou toch wat zijn ...!
Die alinea staat daar inderdaad opzettelijk om een "verwijt" zoals
jij dat krijgt correct àf te doen. Maar ja, als iemand een hond wil slaan,
liggen er altijd stokken genoeg.
Mooie variatie op het thema van metapatroon, je column Informatie-puree. Een
"geheim" zoals jij het daar voorstelt, vind ik overigens niet zo'n
gelukkige term enzovoort. Maar het is (mij) natuurlijk volstrekt duidelijk wat
je ermee wilt zeggen. Nogmaals, mooie tekst. Jammer dat 'ie niet meer meekon in
de bundel, waar hij natuurlijk prima gepast had in het laatste gedeelte. Of je
nu om twee òf drie bijdragen aan stompzinnige kritiek blootgesteld raakt, had
niets uitgemaakt.
30.38
Er is een kijkversie
van Interoperabiliteitscatalogus informatietypen.
GBA zit er compleet in, zij het met slechts één illustratie van het verband
tussen groepvoorbeeld en -uitwerkingen en nog helemaal zonder dergelijk verband
tussen elementvoorbeeld en rubriek. Dit zegt je stellig (nog) niets, maar ik
schrijf het er hier toch maar even bij.
NHR (nieuw handelsregister) is bijna compleet. Dat is nogal wat gepuzzel, omdat
ik allerlei inconsistenties in die afzonderlijk catalogus meen te herkennen.
Rara, hoe krijg je dat zo integer mogelijk afgebeeld. Hier en daar moet ik wat
smokkelen (verbeteren? ;-).
Voorzover ik het nu kan schatten zijn de afzonderlijke catalogi van BRA
(adressen) en BGR (gebouwen) aardig recht-toe-recht-aan; dus die komen er
stellig vlot bij.
Met die vier basisregistraties geïnventariseerd volgens hun resp.
informatietypen kunnen we ein-de-lijk eens nauwkeurig mogelijkheden en
beperkingen van hun onderlinge relaties — heet dat niet interoperabiliteit? —
nagaan èn documenteren. Liefst was ik natuurlijk meteen aan de slag gegaan
volgens het zgn oefenschema,
maar 'de mensen' willen blijkbaar eerst kijken wat er te redden valt van 'hun'
basisregistraties. Dat is weinig tot niets. Jij en ik weten dat allang. Het
gaat nog een tijd duren, voordat zulk inzicht aanvaard raakt.
Ik verneem graag of je begrijpt wat je ziet. Opzettelijk doe ik er geen
instructie bij, dus alvast bedankt voor je medewerking aan de proef! Nou
vooruit, bij GBA kan je in eerste aanleg het beste doorgaan met de
informatieverzameling persoon.
30.39
Terecht spitste ons gesprek gisteren zich meteen toe op aannames. Daarop geeft The pattern of
metapattern inderdaad nauwelijks toelichting. Ter inleiding gaat Ontology for
interdependency daarover juist wèl. Dat referentiekader gaat wellicht al
meer leven als je vervolgens Axiomatische
informatiekunde leest.
30.40
Voor alle duidelijkheid, met Information Dynamics en wat wij onder die noemer
voor eigen risico en rekening allemaal ontwikkelden/-len hebben wij uiteraard
een zakelijk belang.
30.41
Bij zijn initiatief tot het project voor onderzoek naar semantische
interoperabiliteit op stelselschaal stond hem, als ik me zijn aanwijzing goed
herinner, alleréérst voor ogen dat een ontwerper/ontwikkelaar van een
willekeurig informatiesysteem een website zou kunnen raadplegen met
specificaties van informatie-elementen zoals die voor basisregistraties
gedefinieerd zijn. Wie zulke specificaties als ware ze standaard óók toepast,
schept aldus een voorwaarde voor interoperabiliteit.
Qua opzet is die website zover gevorderd, dat informatie-elementen getypeerd kunnen
worden in hun samenhang volgens een bepáálde (basis)registratie. Dat is ter
illustratie feitelijk reeds gebeurd, in die registerspecifieke samenhang dus,
voor de basisregistraties voor 1. adressen, 2. gebouwen, 3.
(handels)organisaties en 4. (natuurlijke) personen. Dergelijke inventarisatie
van àndere registraties is weliswaar prima mogelijk met dezelfde website, maar
valt buiten het kader van het huidige onderzoekproject.
Hoewel informatie-elementen/informatieverzamelingen ook dáár aanvankelijk slechts
in registerspecifieke samenhang genoteerd staan, gebeurt dat dankzij bedoelde
website op een algemene(re) manier. Daardoor kunnen we er al een stap verder
mee zetten dan de initiatiefnemer aangaf als praktisch hulpmiddel, inderdaad,
voor ontwerpers/ontwikkelaars van netzo gescheiden informatiesystemen. Want
aanvullend kunnen we nu expliciet en exact verband leggen tussen
informatie-elementen/informatieverzamelingen uit verschillende
(basis)registraties.
Daarmee biedt de Interoperabiliteitscatalogus informatietypen het, nota bene,
onmisbare hulpmiddel voor a. vaststelling van wat noodzakelijkerwijs kan/moet
worden uitgewisseld (denk ook aan zgn terugmelding!) en b. gericht ingrijpen
wanneer de informatieuitwisseling ad a. onverhoopt niet functioneert. De kaart
moet uiteraard minstens zo precies zijn als de maat van de verplaatsingen die
je ermee wilt coördineren.
Let wel, dit geldt zolang (basis)registraties allemaal strikt aparte
informatiesystemen blijven waarin veel informatie als kopie bijgehouden wordt.
Pas als we toezijn aan een opzet zoals het zgn oefenschema nauwkeurig aangeeft,
hangt alles met verwijzingen aan elkaar; daardoor verdwijnen kopieën (hoogstens
dienen replicaten betrouwbaarheid, snelheid e.d.) en is alles ... authentiek.
Er bestaat overigens nog wel een groter probleem dan dat van
informatieuitwisseling. Voor de GBA loopt — Of zijn er (alweer) mee ophouden?
Oh, kunnen ze weer (even) door? — een project ter modernisering. Met de
basisregistraties voor adressen en gebouwen zijn (volgens mij) gemeenten op
allerlei manieren bezig; ik heb geen zicht erop of zij zich 'precies' houden
aan de specificaties die VROM opstelde. Wat het Nieuw Handelsregister (NHR)
betreft, ... voorlopig is dat nog Toekomstig Handelsregister.
Dat roept de vraag op waarin je praktisch kùnt ingrijpen ...
Voor het onderzoekproject is de vraag naar wèlke versie slechts voor de GBA
relevant. Wat vooralsnog met de Interoperabiliteitscatalogus informatietypen
geïnventariseerd is, vertegenwoordigt GBA Logisch
Ontwerp 3.6. Dat is de versie die sinds … met horten en stoten in
ontwikkeling is. Die bestáát dus nog niet! Wie daaruit iets praktisch afleidt
voor informatieuitwisseling, mikt daarom op de toekomst. In verband met de
andere basisregistraties kàn dat zelfs niet anders, want zoals gezegd bestaan
die überhaupt niet in een versie die thans operationeel is. Hoogstens 'draaien'
er exemplaren van BRA (adressen) en BGR (gebouwen). Ja, die eventueel
gedifferentieerde specificaties ervan horen ook thuis in de
Interoperabiliteitscatalogus. Maar die inventarisatie enz. is geen onderdeel
van het onderzoekproject.
De partijen die naar mijn idee eigenlijk belast zijn met wat daar de
Stelselcatalogus heet, zijn ODP (primair) en Kenniscentrum (ondersteunend). De
website vanuit het onderzoekproject blijkt daarmee nauw verwant. In eerste
aanleg gaat het daarbij om de website als, zeg maar, gereedschap. Ondanks zijn
beknopte (meta)informatiemodel, illustreert het gereedschap voor de
Interoperabiliteitscatalogus reeds duidelijk de mogelijkheden van contextuele
verbijzondering. Daar geldt 'term' als zoiets als het basiselement, dat
vervolgens kan optreden als samenstellend element voor allerlei andere
informatie-elementen/informatieverzamelingen en/of andere (informatie)posities
in de stelselmatige samenhang. De tweede verwantschap tussen de Stelsel- en
Interoperabiliteitscatalogus is het materiaal waarmee zo'n catalogus gevuld is.
Voor het onderzoek viel de keuze conform de bedoeling met de website op vier
basisregistraties. Die horen uiteraard ook en vooral in de Stelselcatalogus!
Een wezenlijk verschil daarbij is dat de Stelselcatalogus mikt op documentatie
voor operationele informatieuitwisseling (terwijl de
Interoperabiliteitscatalogus, zij het middels vraagbaak voor
ontwerpers/ontwikkelaars, onderzoekt of het volgens een andere methode/opzet
beter werkt).
In het onderzoekproject willen wij eveneens die andere methode loslaten op zgn
samengestelde zoekvragen. Dat gaat qua structuur verder dan
informatieuitwisseling. Daarvoor is zo'n precieze catalogus echter ook beslist
handig, zelfs onmisbaar. Wederom geldt onderscheid tussen het gereedschap en de
'vulling' ermee/ervan. Omdat we operationele vragen willen onderzoeken, hebben
we uiteraard niets aan specificaties die nog toekomstige versies betreffen.
Met hetzelfde gereedschap kunnen we netzogoed bestáánde
registers/informatiesystemen qua informatiemodel inventariseren, die als
zodanig grondstoffen leveren voor het antwoord op een samengestelde vraag. De
moeite voor dergelijke inventarisatie heeft echter pas zin, zodra we weten om
welke registers/informatiesystemen het daarvoor concreet gaat.
De Staatssecretaris vermeldt dat de "bestuurlijke regiegroep
dienstverlening en e-overheid" belast is met eventuele "bestuurlijke
interventie" "als er problemen zijn in het uitwisselingsproces tussen
basisregistraties." Maar hoe is dat verder geregeld? Het lijkt mij dat ODP
daar ergens in de 'lijn' opgesteld staat. Wat wil/moet College Standaardisatie
er direct mee te maken hebben?
Wanneer wij erin slagen om gauw de wissel te helpen nemen waardoor de
Stelselcatalogus en Interoperabiliteitscatalogus verder langs één spoor
verlopen (maar dan wel het productieve ;-), kan mist rondom basisregistraties
inclusief informatieuitwisseling ertussen aardig optrekken.
30.42
Wat mij betreft stel jij (het soort) vragen (dat) die karakteristiek tijdens
onderzoek opkomen. De website met Interoperabiliteitscatalogus informatietypen
vulde ik tot dusver 'slechts' met het, zeg maar, skelet van de
informatiemodellen BRA, BGR, GBA en NHR. Ik vind het tekenend dat niemand
eerder die moeite nam. Het was inderdaad even doorzetten, maar dan staat er ook
wat!
Wat vind ikzelf er opmerkelijk aan? Hoewel ik er gericht op mikte, verrast mij
toch hoe concreet de modeldetails nu beschikbaar zijn om eventueel nader
verband ertussen te leggen. Zulke concretisering is pas echt praktisch relevant
voor stelselmatige betekenisordening.
Maar behoort het tevens tot het onderzoekproject om vervolgens dergelijke
verbanden ook allemaal specifiek te leggen? In (aller)eerste aanleg werkte ik
enkele voorbeelden uit; zie 'verzamelingenrelatie.'
Zien jullie het als je taak om een dergelijke catalogus te beheren? Het lijkt
mij van niet, maar (ook) dat is maar weer zo'n opkomende vraag. In elk geval
meen ik dat het huidige onderzoekproject beperkt moet blijven tot
representatieve voorbeelden. Of?
Je vraagt o.a. "Staat adres in de basisgebouwenadministratie hetzelfde
omschreven als adres in de gemeentelijke basisregistratie
persoonsgegevens?" Omdat ik het tijdens de inventarisatie allemaal zag
langskomen, weet ik inmiddels — om op dit ene geval in te gaan — dat het ook
daarvoor ingewikkelder ligt dan oplosbaar is door op twee specifieke punten
bijbehorende definities te vergelijken. Sterker nog, zolang beide basisregistraties
een afwijkende structuur hanteren is afstemming-door-informatieuitwisseling
slechts mogelijk door uitwisseling van hun samenstellende elementen van adres
voorzover die althans wèl corresponderen. Als je het daarom al via definities
wilt verzekeren, moet je blijkbaar gedetailleerder kijken dan adres. Dat lukt,
precies, met een Interoperabiliteitscatalogus. Daaraan kan je volgens dezelfde
logica tegelijk ontlenen welke details juist niet met elkaar sporen.
Dat onderlinge verband valt in één klap op een algemener niveau te tillen,
zodra GBA niet langer zulke adresdetails bevat. In plaats (klopt, woordspeling)
daarvan zou GBA voor adressering zich moeten beperken tot wat BRA nader
uitgewerkt als nummeraanduiding bijhoudt.
Maar ... biedt BRA in de vorm van nummeraanduidingen alle adressen die relevant
voor GBA zijn? Zodra het over basisregistraties gaat, is een dergelijke vraag
onzindelijk. Het verband moet uiteraard omgekeerd gelden. Zo van, oh, is dat
een reëel adres vanuit GBA-perspectief? Ja! Dan behoort BRA er een
nummeraanduiding voor te bevatten, punt.
Nogmaals, maar ... BRA bevat nummeraanduidingen voor het Nederlandse
grondgebied. In GBA moeten echter eveneens buitenlandse adressen geregistreerd,
respectievelijk ernaar verwezen staan (en hetzelfde geldt voor NHR). Blijft elk
ander (basis)register daarvoor een eigen voorziening tellen? Een buitenlands
adres verschijnt inderdaad ànders in GBA dan in NHR (terwijl het toch dezelfde
natuurlijke persoon kan betreffen). Kortom, met die ene klap van nummeraanduiding
zijn we er nog niet ... Dat mag echter geen reden vormen om 'm niet te
ondernemen. Zoals de Interoperabiliteitscatalogus tot dusver — nota bene, ter
illustratie — gevuld is, bevestigt reeds dat buitenlands adres in GBA en NHR
elk een aparte positie inneemt. Dat valt daarom netzo apart te regelen, of
juist ... nog niet.
Opnieuw, tot hoever reikt jullie bemoeienis met voorwaarden voor
interoperabiliteit? Gaan jullie zulke gerichte signaleringen verschaffen? Of
gelden ze als illustratiemateriaal om de verantwoordelijke instantie verder op
de goede weg te helpen?
Naar mijn idee maakt contextuele verbijzondering aparte definities trouwens
vergaand overbodig. Want de expliciete context positioneert een 'begrip'
eenduidig, terwijl zijn nadere eigenschappen het als het ware invullen. Dat
staat allemaal precies in de catalogus-als-structuur.
Naar documentatie kan/moet zoveel mogelijk zijn verwezen, zodat desgewenst
oorspronkelijke documentatie beschikbaar komt. Gebruikers van de
Interoperabiliteitscatalogus zijn inderdaad geholpen, wanneer bepaalde
informatie (syntax, cardinaliteit, tekenset) uit bedoelde documentatie volgens
een algemene structuur toegankelijk is. Dat veroorzaakt, nota bene, echter wel
een extra beheerlast. Bijvoorbeeld, hoe blijft redelijk geborgd dat de apart
opgenomen informatie blijft kloppen met wat de documentatie (elders in beheer)
bevat?
Zolang de Interoperabiliteitscatalogus tijdens het onderzoekproject toch vooral
een protype is voor het gereedschap (en dus minder voor de inventarisatie
ermee), vind ik dat het tonen van mogelijkheden voor zowel enige extra
eigenschappen als verwijzing naar documentatie erbij horen. Het is iets anders
en past ook onmogelijk in het project om dat allemaal met feitelijke informatie
te vullen.
Kortom, het aardige van een onderzoekproject is dat de opdrachtgever onderweg
beslissingen over (verdere) richting blijft nemen ... (... daarom is het ook zo
lastig, zo niet onmogelijk, om een vàstomlijnd plan ervoor op te stellen.) Voor
tussentijds oordeel moet je natuurlijk wel verslag van voortgang (van inzicht)
hebben; dat is de reden dat deze reactie nogal uitgebreid uitviel.
30.43
Onlangs stelde jij de “[v]raag[,] hoe kan iets iDNA-compliant zijn als er nog
geen registermacht bestaat?” Ik waag hier een poging tot een antwoord. Graag
geef ik dat uiteraard voor een beter.
Algemeen geldt m.i. dat wat jij aanduidt als “iets,” een verzameling
persoonsinformatie is. Hoewel in formele zin inderdaad de registermacht niet
bestaat (de jure, zou ik als juridische leek zeggen), bevat iDNA Manifest
criteria om reeds de facto nauwkeurig te bepalen welke (rechts)persoon als
zodanig geldt in relatie tot welke persoonsinformatie. Zie daarvoor de
artikelen 3 over uitzondering op zelfbeschikking en 8 over wettelijke
handelingsverplichting.
De (rechts)persoon die optreedt als de registermacht voor bedoelde informatie,
dient over zijn informatiebeheer verantwoording aan de persoon in kwestie af te
leggen. Dat gebeurt direct voor zover het persoonsinformatie betreft waarover
de persoon in kwestie beschikkingsrecht kent; zie artikelen 13 en 14. De
verantwoording is echter indirect, te weten via dienovereenkomstige
vertrouwensperso(o)n(en), voor de uitzonderingsgevallen van beperkt
beschikkingsrecht; zie artikel 16.
Nota bene, zeker niet alle persoonsinformatie die de persoon in kwestie niet
zèlf beheert, wordt door een — vertegenwoordiger van de — registermacht
beheerd, op basis van wettelijke bepalingen. Beheer door een àndere
(rechts)persoon gebeurt in de praktijk zelfs meestal in samenhang met verleend
handelingsrecht; zie artikel 13. Denk daarbij bijvoorbeeld aan wat commerciële
bedrijven aan klantinformatie bijhouden. Dat betreft (per definitie) informatie
waarover de persoon in kwestie beschikkingsrecht heeft.
Let op het verschil tussen handelend en beherend (rechts)persoon! Als handelend
(rechts)persoon ermee is zijn verantwoordingplicht geregeld met artikel 12. Als
beheerder kan een andere (rechts)persoon (per definitie) als zodanig geen …
handelingen ondernemen met de door hem behéérde persoonsinformatie. In de
verantwoordingsplicht door de beheerder ànders dan een — vertegenwoordiger van
de — registermacht (en dus persoonsinformatie betreffende waarover de persoon
in kwestie beschikkingsrecht heeft) voorziet artikel 14.
Zoals ik het zie, begint certificering voor dot-i-compliance met classificatie
van de persoonsinformatie. Alles is (zijn) persoonseigendom. Over welke
persoonsinformatie heeft hij echter geen beschikkingsrecht? Welke
persoonsinformatie is onderhevig aan wettelijke handelingsverplichting? Dat
resulteert in evenzovele deelverzamelingen met steeds karakteristieke eisen
voor verantwoording enzovoort.
Het zal stellig nog wel anders (komen) te liggen, maar voor een begin hebben we
volgens mij een redelijk consistent referentiekader … in elk geval consistenter
dan wat de gangbare praktijk stuurt.
30.44
Over vermelding van concrete termijnen in het manifest … zoals wij
uitdrukkelijk stellen, werkt de stichting dotindividual gericht aan zijn
opheffing. Want zodra wet- en regelgeving aangepast zijn aan onze kijk op
information equity moeten we er subiet mee ophouden. Als verànderingsmiddel is
naar mijn idee het manifest niet bedoeld als wetsvoorstel, … maar als manifest.
Dus een prikkelende oproep tot actie. Zoiets van, jammer dat wij er nog op
moeten wijzen, maar verànder nu toch wet- en regelgeving! Voor dergelijke
wetgevende actie staan wij echter niet opgesteld.
Die termijnen zijn daarom bedoeld om de attentiewaarde als manifest te
bevorderen, provocatief. Inderdaad, ware het een wetstekst, dan staan die
concrete getallen daar onhandig, zo niet verkeerd. Dat ze het daar inderdaad
prima ‘doen’ om aandacht te vangen, blijkt uit jouw reactie erop.
Een principiële betekenis, zoals ik het opvat, hebben die getallen daar dus
allerminst. Wezenlijk is volgens mij dat we het doel scherp hebben en daarvoor
optimale (communicatie)middelen kiezen. Wanneer vermelding van zulke termijnen
niet werkt, verdwijnen ze netzo gemakkelijk weer uit het manifest. Mijn
voorstel luidt dus echter om ze voorlopig maar eens te laten staan.
Voorzover ik je begrijp zet je een redenering op die tenminste voor “het domein
commerciële dienstverlening” zou opgaan. Ik zie dat genuanceerder. Dat komt
omdat persoonsinformatie onderhevig aan wettelijke handelsverplichting in de
praktijk deels dezelfde is waarvoor iemand vrijwillig een handelingsrecht
verleent aan een àndere (rechts)persoon. Dat geldt meestal voor identificerende
kenmerken (al dan niet) inclusief contactinformatie.
In geval van wettelijke handelsverplichting behoort de, zeg maar, provider dus
tot de registermacht. (Ook) zo’n provider moet (gaan) meewerken aan vrijwillige
overeenkomsten over verleend handelingsrecht (die nooit betrekking kunnen
hebben op persoonsinformatie waarover de persoon in kwestie geen
beschikkingsrecht heeft). Hoe dat dan met de rest van de persoonsinformatie
zit, moeten de persoon in kwestie en àndere partij dus onderling uitmaken.
Daarvoor kàn de persoon in kwestie een beheerpartij inschakelen; een dèrgelijke
provider (maar géén onderdeel van de formele registermacht, gelet op de aard
van de persoonsinformatie) ligt voor de persoon in kwestie zelfs voor de hand,
indien hij voor gelijke persoonsinformatie handelingsrechten aan diverse andere
personen verleent. Daar komt dan uiteraard pèr andere persoon steeds als
persoonsinformatie eventuele transactie-informatie bij. Klopt, zonder
metapatroon kom je daar nooit overzichtelijk uit.
De principiële manier voor “afdwingen [van] compliance” acht ik een passende
verdeling van maatschappelijke ‘machten.’ Tja, als dat onvoldoende werkt, klopt
hun verhouding blijkbaar niet. Het houdt helaas op wanneer een (rechts)persoon
formeel opgesteld staat als vertegenwoordiger van een bepaalde macht, zich
feitelijk gedraagt namens een àndere macht … en daartegen niets gebeurt …
waarschijnlijk omdat de (rechts)persoon die ervoor moet waken … zich op zijn
beurt (ook) liever afficheert met een andere macht … enzovoort. Je ziet het
effect in een sportwedstrijd met een partijdige scheidsrechter … aangewezen door
een partijdige scheidsrechterscommissie …
De stichting zoekt het m.i. niet in een dwangmatige opzet, maar in
maatschappelijke balans: equity.
Je hoofdstelling/-richtlijn “Maak alle persoonsgegevenstransacties volledig
transparant” vind ik minder geschikt als aanname waarop vervolgens nuanceringen
nodig zijn dan het eerste manifestartikel. In het manifest brengen wij tevens
tot uitdrukking dat, zeg maar even, niet-transparantie in sommige situaties
zelfs gunstig uitpakt voor de persoon in kwestie. Dat laat eigendom onverlet!
De verantwoording over handelingen met en beheer van persoonsinformatie die
àndere personen voor adequaat handelen (denk aan medisch specialisten) tot hùn
persoonsinformatie willen rekenen, verloopt via een vertrouwenspersoon (denk bijvoorbeeld
aan je eigen huisarts).
Zo vind ik evenmin de categorische inschakeling van intermediairs/providers een
productieve aanname. In beginsel berust eigendom enz. allemaal bij de persoon
zèlf. Hoe z/hij dat praktisch eventueel anders inricht, moet gebeuren volgens
bepaalde (verkeers)regels. Wanneer die regels evenwichtig (genoeg) zijn, volgt
adequate bescherming van de persoonlijke levenssfeer, kortom, is de resultante.
Er is dus niet één partij met de verantwoordelijkheid ervoor, laat staan dat
het een andere (rechts)persoon is dan de (rechts)persoon zèlf wiens
persoonsinformatie het betreft. Met andere woorden, zulk evenwicht valt
onmogelijk te vestigen door vanuit zo’n provider te redeneren. Het moet met de
persoon zèlf beginnen … en altijd weer uitkomen.
Voorts proef ik in jouw aanzet een tegenstelling, dus met de overheid en root
bedrijfsleven als de vijanden van de burger annex klant. Onder de huidige
verhoudingen heb je daarin helaas te vaak gelijk. Voor evenwichtige(r)
maatschappelijke verhoudingen moet we daar echter vanaf proberen te komen. Dat
lukt nooit binnen die heersende verhoudingen, maar vergt gewijzigde ordening.
Daarop legt de pentas politica dus de nadruk.
Wanneer inschakeling van zo’n provider niet als regel geldt, moeten we
tenminste extra ons best doen de eventuele voordelen ervan voor de persoon in
kwestie te verduidelijken. Dat verschilt situationeel. Maar algemeen kunnen we
gerust stellen dat een professionele provider een rijker controlespoor van
transacties met andere personen biedt. Wat zo’n àndere partij in eigen huis
precies doet met de persoonsinformatie, onttrekt zich natuurlijk aan het zicht
van welke buitenstaanders dan ook, dus ook van de eventuele provider ertussen.
Daarom geldt voor de handelende persoon een dienovereenkomstige
verantwoordingsplicht.
Dit wijst echter op verdere mogelijkheden voor providers. Want aan de andere
kant kunnen zij gaan optreden als handelingsprovider. Op die manier beschikt
zo’n provider integraal over informatie voor verantwoording aan de persoon in
kwestie over handelingen èn beheer. Ik herinner me dat ik daaraan, nou ja, het
lijkt er al wat op, Open
brief aan dienstverlener voor uitbesteding van werkprocessen wijdde.
Ja, dezelfde orde voor verhoudingen werkt overal vruchtbaar, dus als je wilt
ook al binnen één en dezelfde organisatie.
“De onterechte splitsing van de samenleving in sectoren” is uitgelopen op
verdeel-en-heers voor persoonsinformatie. Wat is daar precies onterecht aan?
Dàt moeten we erbij vertellen. Het effect is dat iedereen van alles en nog wat
mag uithalen met persoonsinformatie, terwijl de persoon maar moet kijken of dat
terecht gebeurde. Hopla, òmdraaien die verhoudingen!
Ik proef dat mijn idee van de registermacht nog afwijkt van hoe jij ‘m plaatst.
Wat mij betreft is niet, herhaal, niet èlke registerhouder ook een
registermacht in de formele betekenis van de pentas politica. Je bent (pas) een
vertegenwoordiger van de officiële registermacht, wanneer je persoonsinformatie
beheert 1. waarvoor het beschikkingsrecht door de persoon zèlf door wet- en
regelgeving vervallen verklaard is (terwijl hij wèl onlosmakelijk eigenaar
ervan blijft) en/of 2. onderhevig is aan wettelijke handelingsverplichting.
Volgens mijn ‘definitie’ is registermacht zelfs onverenigbaar met
“franchiseformule.”
Op basis van afbakening van registermacht, praktisch gezien niet eerder, kan de
persoon in kwestie eventuele verhouding(en) regelen met andere registerhouders (dus
netzo burgerlijk als z/hijzelf).
Nogmaals, ik vermoed dat wij nog weleens op verschillende manier aan zouden
kunnen kijken tegen de nadruk die commerciële identity providers verdienen. Ik
krijg de indruk dat jij veel verwacht van hùn positionering en die moet
blijkbaar "keihard operationeel [...] worden afgedwongen." Als je dat
ook werkelijk zo bedoelt, lijkt mij dat te eenzijdig.
30.45
Met een korte demonstratie was de opzet van Interoperabiliteitscatalogus
informatietypen hem duidelijk. Hij begrijpt dat de inhoud met metainformatie
over àndere informatiesystemen uitgebreid kan worden enz. Ik besprak ook
eventuele minimale aanpassing van (hun) originele documentatie over
(basis)registraties; met wat extra tags daarin kan de bekijker van de
Interoperabiliteitscatalogus vanaf een bepaald punt direct springen naar
dienovereenkomstige documentatie. Zo kan de Interoperabiliteitscatalogus tzt
wellicht ook compleet het primaire instrument vormen voor onderhoud van
metainformatie van allerlei informatiesystemen en wel meteen voorzien van
nodige/mogelijke relaties met andere informatiesystemen. Dat is altijd nog
verre van optimaal, maar biedt tenminste alvast enig structureel houvast zolang
de strikt geïsoleerde (lees ook; onstelselmatig ingerichte) registraties/informatiesystemen
gehandhaafd blijven.
30.46
Zijn reactie (hij?) maakt trouwens een wat schizofrene indruk — nb! nee,
gebruik ajb zo'n term niet in de discussie. Maar heeft hij nu echt niet door
dat hijzelf ook een burger is? Hoe hij zijn opvatting brengt, gaat immers
letterlijk óver de burger (heen). Alles bijelkaar is het op z'n minst de
zoveelste illustratie van subjectief situationisme. Ook jij en ik lezen
natuurlijk vooral en altijd wat we wìllen lezen. Nee, daarop vormt hij met zijn
kritiek op iDNA Manifest géén uitzondering.
30.47
Koen Versmissen ondertekent zijn reactie met een link die luidt ...
http://www.nl.capgemini.com/. Dat verklaart zijn vèrtekening van het manifest.
Hij klinkt als gelaten consument, maar blijkt gehoorzame werknemer. Om met I.
Drost te schrijven: Hmmmm.
[reactie geplaatst op Digitaal
Bestuur, 3 februari 2009]
30.48
Wellicht begrijp ik jouw voorstel voor een algemene taxonomie voor opleidingen
verkeerd ... maar het mijne luidt om principieel allereerst maar eens reële
verschillen te erkennen. Dat is precies wat ik verklaar, toepas e.d. met dat
rapport waarnaar ik je verwees: Stelselmatige
semantiek door Suwinet. Op maatschappelijke, nota bene dus
internationale/globale schaal bestaan nu eenmaal onverenigbare verschillen.
(Pas) zodra ze expliciet gesitueerd zijn, blijven ze naast elkaar (h)erkenbaar:
metapatroon. Zo bedoelt figuur 20 op pagina 27 te zeggen dat een willekeurige
organisatie (wat dat ook is en waar ook ter wereld ... of erbuiten ;-) kàn
gelden als opleidingsinstituut. Dus ook een garagebedrijf waar een
leerling-monteur stage loopt, is als zodanig een opleidingsinstituut. Een
deelverzameling van opleidingsinstituten kent een formele status, denk aan
lagere scholen tot en met universiteiten. Maar zo'n status is ook maar weer
afhankelijk van, zeg ook maar verleend door wat in figuur 20 een bestuursorgaan
heet. Bij dat knooppunt staat tussen haakjes soevereiniteit vermeld.
Ooit voer ik twee sleepreizen mee bij Smit Internationale. Als ik dat als
'opleiding' wil opgeven, past dat daar? Ja. Vermoedelijk past een bepaalde
opleiding, of meer, van jou niet, omdat je die volgde aan (een) buitenlandse
onderwijsinstelling(en). Ja, dat past volgens figuur 20 ook allemaal wèl.
Trouwens, indien jouw opleidingen eventueel niet zouden passen, klopt dùs het
informatiemodel nog niet. Dáár zit dan de fout, uiteraard. Dankzij het
modelleerbeginsel van contextuele verbijzondering bestaat geen enkele
belemmering meer om zo'n model te verbeteren, dwz om zgn passende variëteit te
borgen.
Dezelfde verbijzonderingsmethode met metapatroon is m.i. onmisbaar voor wat jij
een identity provider noemt. Dergelijke intermediairs hebben immers te maken
met reële variëteit. Een aparte uitvoerende overheidsinstelling komt helaas
vaak langdurig weg met ontkenning van variëteit, maar op een heuse markt biedt
passende variëteit natuurlijk concurrentievoordeel. Nou ja, dat maak ik mijzelf
sinds jaren wijs. Toegegeven, ik ben er nog steeds niet in geslaagd om bij
toonaangevende bedrijven zoals IBM en Microsoft interesse voor een rijker
paradigma te wekken. Dat komt stellig omdat zij hun succes toeschrijven aan hun
eigen paradigma. En dat klopt historisch gezien ook uitstekend. Maar resultaten
uit het verleden van geïsoleerde systemen bieden geen garantie voor resultaten
in de vernetwerkte toekomst.
30.49
Over zgn core components schreef ik alweer een tijdje geleden How
so-called core components are missing the point. Die kritiek deed Jan van
Til nog eens dunnetjes over met Duurzame
interoperabiliteit vraagt om radicaal andere benadering van semantiek. Mijn
conclusie: doodgelopen weg, die hoogstens enkele direct belanghebbende
leveranciers (Sap, IBM ...) bij hun eigen bedrijf willen laten uitkomen. Hoe de
"bescheiden notie van context" volgens CCTS en het bijbehorende
Unified Context Methodology (weer zo'n overspannen, valse claim onder de noemer
van unified) zou moeten werken, vind je in mijn tekst toegelicht.
Het klinkt alsof de rapporterende EU-landen met hun catalogus iets bedoelen als
specificaties voor vooral generieke (toekomstige) voorzieningen. Over
bescheiden gesproken, het proefje dat wij onder de noemer van Interoperabiliteitscatalogus
informatietypen ondernemen mikt qua vulling heel praktisch op
onontkoombare informatiedetails zèlf. Dus, wat zit precies waar? Want zolang je
dàt niet zó precies weet, blijft interoperabiliteit pràktisch onmogelijk.
30.50
Misverstand ontstaat gauw. Wat ik je schetste was een opzet, nota bene de
mijne, om opleidingenvariëteit te erkennen. Zo werkt de Suwi-keten nog niet,
maw daar bestaat zo'n "achterliggend model" niet. Dat staat overigens
allemaal in dat rapport.
Verder stel ik uiteraard je toelichting gevolgd door aansporing voor aanpassing
van metapatroon zeer op prijs. Maar op die manier zie ik het niet. Qua aanpak
stemmen allerlei aannames overigens prima overeen. Maar voor beheersbare
variëteit op een open schaal moet het m.i. anders. Terecht stel je "sla
altijd de context en tijd op en bron van de tag." Daarom heeft metapatroon
als, zeg maar, ondertitel: context and time in information models. Context à la
metapatroon is echter formeel gestructureerd voor wat ik bedoel met
open(eindige) variëteit. Voor praktische beheersing van informatieverkeer zit
daar de crux. Ga dat ajb niet allemaal bestuderen, maar zo simpel is het
natuurlijk niet.
Wat jij voorstelt (met die goudengidsachtige website als een voorbeeld) blijft
naar mijn indruk een enkelvoudige voorziening. Daarmee los je principiële
onverenigbaarheid van betekenissen nooit op. Zoiets is leuk vanuit een bepaald
belang, maar biedt geen infrastructuur voor serieus informatieverkeer. Want dat
vergt een inherent federatieve opzet. En als dat praktisch toch onvermijdelijk
is, begin er dan maar meteen mee. Dàt gebeurt met metapatroon. Nogmaals, (ook)
informatiekundige modellering vind ik een heus vak en al helemaal zodra het
betekenisordening op maatschappelijke schaal betreft.
Laten we elkaar niet proberen te overtuigen van onze ideeën zodra we te ver wèg
raken van iDNA Manifest. Dat kost wel erg veel tijd en gaat niet lukken. Mijn
indruk is dat we nogal verschillende oriëntaties kennen, dus ze blijven
inderdaad onverenigbaar. We moeten wel samen door met dotindividual.
30.51
Waarover we het hopelijk meteen eens zijn, is dat Web Ontology Language (OWL)
niet òpgezet is met beheersing van betekenisvariëteit op een open schaal als
expliciet doel. Dat heb ik ooit met metapatroon geagendeerd. Overigens nog
steeds, helaas, is voorzover ik weet onder de noemer van OWL geen erkenning
bespeurbaar van de noodzaak van beheersing op een schaal waarop betekenissen
onderling onverenigbaar kunnen zijn maar in één (verkeers)stelsel behoren. Als
jij daarin verandering probeert te brengen, prachtig!
Je collega en ik waren het er onlangs tijdens een gesprek meteen over eens dat
het uiteindelijk gaat om ordening met punten en (verbindings)lijnen als
basiselementen. Alweer enkele jaren geleden analyseerde ik op die manier Topic
Maps; zie Topic Maps
uprooted.
Het verschil met metapatroon zit 'm inderdaad niet in dè beide basiselementen,
maar wèl in de aannames die methodisch (modelleer)resultaat opleveren. Ik
probeerde met metapatroon aannames te optimaliseren voor contextuele
verbijzondering, nota bene vooral ook onderhoudbaar. Je collega worstelde er
nogal mee (worstelt?), omdat ze indruisen tegen de logica waarmee hij —
althans, die indruk wekte hij op mij — vertrouwd is. Zo kent metapatroon, als
voorwaarde voor eenduidigheid, géén overerving. In de sfeer van klassen is er
dus geen sprake van super- en subklasse. Eventueel hergebruik/overlapping
gebeurt allemaal uitsluitend ter eenduidige bepaling van wat als een context
telt. Ja, als gedragstypering komt context overeen met een klasse. Vreemd?
Volgens metapatroon dus nèt niet. En omdat de positionering relatief is, blijkt
hergebruik in combinatie met eenduidigheid juist optimaal. Tja, het is ook een
ander paradigma, dus andere logica.
Het praktische verschil in doelmatigheid met Topic Maps acht ikzelf zó groot,
dat je op serieuze schaal niet eens met Topic Maps aan stelselmatige
betekenisordening moet beginnen. Dat is in de praktijk nogal gauw. Tòch is
Topic Maps een, zoals jij terecht over OWL stelt, "een open internationale
standaard."
Ik geloof graag, hoewel ik het dus nog wel moet zien, dat je allereerst in
theorie ook met OWL een eind kunt komen zodra je eenmaal doorhebt — ik herhaal
toch maar even, dankzij het voorbeeld door metapatroon — dat contextuele
verbijzondering een ordeningsbeginsel moet zijn. Maar werkt nádoen van
metapatroon vervolgens met OWL ook praktisch? Kom je zelfs toe aan vergelijking
volgens doelmatigheid? Is er geen hogere hindernis? Belemmert de
oorspronkelijke OWL-logica optimaal resultaat niet? Dat lijkt mij eigenlijk
wel. Kortom, sterkte ermee; ik ben natuurlijk benieuwd.
Verder heb ik de indruk dat er verschil van smaak speelt. De taal van
metapatroon is primair visueel, schematisch. OWL biedt verbale formalisering.
30.52
[De tekst van bovenstaande aantekening verstuurde ik niet. Wat hier volgt wèl.]
Nav je opmerkingen over OWL verwijs ik je ter vergelijking graag naar mijn
artikel Topic Maps
uprooted. Inderdaad, TM is ook "een open internationale
standaard" en zo zijn er nog veel meer, eerlijk is eerlijk.
30.53
Als ik me vriendelijker uitdruk, kies ik de term oriëntatie (ipv
“preoccupatie”). Ik noemde al dat er toch vooral vertegenwoordigers van grote
it-bedrijven meedoen in dergelijke standaardisatiecircuits en CCTS is beslist
geen uitzondering. Dat heet dan weliswaar een standaard, vooruit, zelfs een
òpen standaard, maar heeft natuurlijk niets met heuse interoperabiliteit, laat
staan met (maatschappelijke) infrastructuur te maken.
30.54
Ik ben het, natuurlijk, met je eens over voorkeur voor een bestáánde open
standaard. Nota bene, daarvoor had ikzelf (dus) allang gekozen, nou ja, dat
doet Martijn Houtman (zie ook verderop) concreet in het technisch vlak, … maar
dan moet er dus wel eentje zijn die adequaat helpt voor oplossing van wat ik
allereerst graag als reële problematiek erkend wil krijgen: betekenisvariëteit
inclusief eventuele onverenigbaarheid.
Loop je trouwens met je specifieke oriëntatie (preoccupatie? ;-) op OWL niet
vooruit op nadere probleemanalyse en hoe metapatroon streeft naar passende
variëteit? Is je duidelijk hoe dat precies functioneert?
Alvast toch maar over OWL, nee, dat oplossingspotentieel heb ik daarin niet
ontdekt. Nu kan dat netzogoed aan mij liggen, want op mijn beurt vind ik OWL zó
moeilijk te begrijpen dat ik er niet helemaal doorheen kom.
Voorzover ik aannames voor en eigenschappen van OWL kan overzien, lijkt het mij
een definitietaal — gaat volgens mij zelfs behoorlijk in de richting van
instructie, als het al geen programmeertaal is — voor steeds
(data)beschrijvingen met elk een beperkte reikwijdte. Zo’n aparte beschrijving
heet kennelijk een ontologie, hmmm, en op die manier kunnen met OWL allerlei
ontologieën worden opgesteld.
Net als met Topic Maps het geval is, staat OWL tevens zoiets als een fusie van
verschillende ontologieën toe. Hoe dat precies werkt, kan ik niet (meer)
volgen. Wat mij bijblijft, is dat o.a. voor OWL (maar dus ook voor Topic Maps)
eventuele resterende betekenisverschillen een uitzondering vormen. Voor
metapatroon zijn verschillen daarentegen zelfs principieel. Dat strookt met het
principe dat volgens metapatroon ontologie slechts in ènkelvoud telt. Van de
weeromstuit vergt dat een rijker axiomatisch kader. Het ene object zoals dat
traditioneel geldt, is daarom volgens metapatroon een verzameling gesitueerde
identiteiten met voor èlke relevante situatie dienovereenkomstig gedrag.
Mijn eigen idee over metapatroon is dat het primair een (visuele) ontwerptaal is
voor betekenisordening door-de-schalen-heen, kortom, stelselmatig. Het
ontwerpresultaat ermee vind ik óók geschikt, okee, het is en blijft altijd
wennen, om niet-informatiekundigen een voorstelling van reële samenhang te
geven (als je tenminste naast ze staat om die te verklaren). Documentatie
volgens OWL scoort daarvoor geheid minder. Een ontwèrpmethode is OWL natuurlijk
ook helemaal niet. Of zie jij dat anders?
Een ontwerp(model) à la metapatroon is dus een plaatje (van metainformatie), of
verzameling plaatjes vanwege beperkingen van papier-/schermomvang. Daarmee, met
plaatjes dus, doen computers nog helemaal niets. Dat vergt een àndere
uitdrukkingsvorm. Die heeft Martijn Houtman/Information Dynamics ook
ontwikkeld, weer nota bene zoveel mogelijk gebruik makend van talloze open
standaarden. Daarover hoor je me echter niet, omdat semantische
interoperabiliteit prioriteit verdient en daarvoor best technisch gevarieerde
hulpmiddelen kunnen passen.
Nee, OWL behoort niet tot ‘ons’ technische platform voor prototyping. De nadere
reden is dat OWL, Topic Maps e.d. extra beschrijvingen vragen, als het al
netjes lukt, om niet langer object, maar eigenschap/gedraging als atomair te
behandelen. Atomisme op (recursief) eigenschapniveau is wezenlijk voor
metapatroon! Zie The
ontological atom of behavior: toward a logic for information modeling beyond
the classics voor een … ontlogische inleiding. Wanneer dat inderdaad met
OWL op z’n gunstigst zeer moeizaam lukt (klassieke objectgerichte dwang,
hiërarchie super-/klasse; nb! daarentegen is metapatroon axiomatisch vrij
van overerving), is het de vraag of een bestaande open standaard ook
praktisch bruikbaar is voor nieuwe opgaven met informatievoorziening. Het antwoord
is nee, zoals de geschiedenis leert van standaarden die al achterhaald waren op
het ogenblik dat ze die status verkregen. Maar goed, het zou kunnen dat ik mij
(sterk) vergis in het potentieel van OWL enzovoort.
Ik wil in dit stadium echter vooral erop opmerkzaam maken, dat m.i. een
rechtstreekse vergelijking van metapatroon met OWL vruchteloos is. Ik zie ze
als kwalitatief verschillende verschijnselen. Als ik even mag, ;-) voor
modellering van dergelijke verschillende kan je prima metapatroon gebruiken en,
wie weet, OWL om dat allemaal tijdens een volgende ontwikkelstap te beschrijven
op weg naar machinale verwerkbaarheid (waar je met OWL natuurlijk ook nog niet
bent).
Doordat je nu over OWL begint, maak ik me wat bezorgd of je metapatroon
voldoende bekijkt met ontwerpersblik. Je kunt er, zo zie ik de kritieke
bijdrage, het vraagstuk van betekenisvariëteit op stelselschaal mee helpen
openbreken en vervolgens beheersbaar ordenen. Dat is een cruciale stap naar
oplossing waarvoor ik geen andere ondersteunende methode ken.
Er zijn daarna nog andere stappen nodig voor realisatie van operationele
voorzieningen. Daar positioneer ik OWL e.d.
Over OWL vermeld jij als kenmerk “een wiskundige semantiek, die het mogelijk
maakt automatisch te redeneren met de modellen.” Nogmaals, hoe dat werkt, weet
ik niet. Daarvan vermoed ik echter inderdaad dat het “wringt” met principiële
openheid van schaal. Contextuele verbijzondering dient zonodig eveneens om de
ene logica van een andere te onderscheiden. Hoewel OWL, ik herhaal, voorzover
ik dat kan herkennen niet opgezet is voor beheer(sing) van dergelijke
variëteit, blijkt het daarvoor wellicht tòch geschikt. Het zou niet de eerste
keer zijn dat een middel verder reikt dan de oorspronkelijke bedoeling. Maar of
we er op stelselschaal ook ècht iets aan hebben, praktisch dus, kan ik niet
beoordelen en jij stellig juist weer wel. Daarover moet je tzt nader overleggen
met Martijn Houtman, zoals ik eerder voorstelde.
Intussen werkt de Interoperabiliteitscatalogus
informatietypen met diverse contextuele verbijzonderingen van ‘term.’
Dat moet je daarom beslist al zien als proeve van metapatroon.
Tot slot geef ik nog een reactie op jouw “twee terminologische opmerkingen.”
Dat zijn ze naar mijn idee niet, louter terminologisch, integendeel. 1. Ik
bedoelde inderdaad precies dat de “beheerstructuur” voor een zgn open standaard
doorgaans allesbehalve open is door feitelijk overheersende invloed van luttele
grote leveranciers. 2. Juist omdat “we op zoek moeten [naar] grootschalige
interoperabiliteit” moeten we er methodisch van uitgaan!
Ik heb er maar weer een wat uitgebreid bericht aan gewijd, omdat we dankzij
zulke correspondentie ook meteen overwegingen documenteren. Die kunnen we naar
behoefte nagaan om dàn vlotter verder te komen.
30.55
Inmiddels is de kijkversie van Interoperabiliteitscatalogus informatietypen
verder ontwikkeld. Via zoekterm kan je alle paden af die in het visuele model
uitgelijnd staan enzovoort.
Zo'n verticaal streepje in de vermelding van een zgn informatieverzameling
scheidt samenstellende vermeldingen van een bepaalde informatieverzameling. Die
moet je qua hiërarchie van rechts naar links lezen. Helemaal rechts staat dus
het hoogste knooppunt, bijvoorbeeld gemeentelijke basisadministratie
persoonsgegevens. En helemaal links dus wat jij als kleinste
"grenswaarde" aanduidt.
Het voorbeeld dat jij aanhaalt van verzamelingenrelatie is nu net wat lastig.
De GBA zit zo in elkaar, althans de documentatie van het informatiemodel, dat
er allerlei gegevensgroepen gedefinieerd staan. Eén van die groepen heet
identificatienummers. Die groep is, zeg maar, geïnstantieerd in diverse zgn
categorieën ... van een lijst. Probeer ajb de logica niet te snappen. Klik
binnen gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op persoon. Daar heb
je persoon als lijst (zie typecategorie) te pakken. Klik binnen die persoon ...
eens op persoon; daar geldt persoon dus als zgn categorie. En daarbinnen heb je
o.a. de 'groep' identificatienummers. Dezelfde groep staat tevens 'in' ouder1,
ouder2, huwelijk ׀ geregistreerd partnerschap, kind en
helemaal ergens anders in de GBA ergens 'in' verwijzing. Zowel het ene
groepsvoorbeeld (in dit geval dus identificatienummers) als alle daarvan
afgeleide instantieringen (in ....) hangen door een bepaald "losstaand aanknopingspunt"
samen. Met andere woorden, zij zijn allemaal deelnemer van die ene samenhang.
Kijk bij elke deelnemer naar zijn rol voor de aard van zijn bijdrage aan die
samenhang. Zo staat (daar) de aparte groep identificatienummers als het
voorbeeld opgetekend en alle andere deelnemers als evenzovele uitwerkingen.
Op die manier kan je, precies, willekeurige verknopingen weergeven. Het idee is
dat de combinatie van geheel/onderdeel-hiërarchie èn dergelijke verknopingen
voldoende variëteit biedt om willekeurige informatiemodellen allemaal in die
ene catalogus te proppen. Sterker nog, dankzij de mogelijkheid van expliciete
verknopingen kunnen knooppunten in verschillende modellen van onderling verband
voorzien worden. Zo modelleer je dus interoperabiliteit, uitgaande van (zoveel
mogelijk) bestaande, ooit strikt apàrte informatiesystemen.
30.56
Zo'n lijst met zgn vraagstukken groeit en groeit zolang je weliswaar de term
stelsel gebruikt, maar geen idéé hebt wat het betekent.
30.57
Ja, prima, “vandaag de dag [moet] een semantische modelleerbenadering […] haar
verhouding tot OWL […] bepalen.” Jij ziet dergelijke beschouwing als
“confrontatie.” Dat kan het m.i. nooit zijn; metapatroon en OWL verschillen
kwalitatief. Ik help daarom graag om wat jij “verhouding” noemt te
verduidelijken, maar zodra jij feitelijk metapatroon volgens het paradigma van
OWL wilt duiden kan ik je er slechts op wijzen dat het m.i. principieel
onmogelijk is. Zeker, je kunt OWL stellig verbouwen zodat het op metapatroon
neerkomt, graag zelfs, maar dat resultaat is dus een kwalitatief ànder OWL dan
waaraan jij nu je houvast wilt ontlenen.
30.58
Van mijn kant kan ik in dit stadium slechts herhalen waarop je voor begrip van
metapatroon wezenlijk moet letten. Jullie kijken er naar mijn indruk allebei
nog stelselmatig overhéén.
(Mijn) kinderen hadden en hebben er (nog) geen probleem mee. Maar jullie menen
immers allang over een werkbaar referentiekader te beschikken (waarin je je
naar mijn idee voor ruimere verkeersschaal dus ernstig vergist; je hebt je
waarschijnlijk nog onvoldoende verdiept in de nieuwe opgave van — wat ik maar
noem — civiele informatiekunde), hebben daarin ooit veel moeite geïnvesteerd
(en investeringen moet je beschermen, nietwaar?), jullie hebben zelfs een èchte
doctorstitel (nou ja, dat hebben er meer en blijkt praktisch geen waarborg voor
duurzame nieuwsgierigheid) enzovoort.[niet verzonden]
30.59
Hallo Powl, sorry, ik bedoel natuurlijk, Paul, vooral door één opmerking zie ik
scherp bevestigd wat jullie voor begrip van metapatroon nog consequent missen.
Je collega schrijft dat ik “in raadselen [spreek] tenzij [ik] bedoel[…] de
alles omvattende ontologie denk[…] te hebben.” Hij zet er als zijn oordeel bij
dat hij dat “[o]ver het algemeen geen goed idee” vindt.
Maar dat is daarentegen een uitstekend idee, nota bene zelfs noodzakelijk,
als je informatieverkeer door-de-schalen-heen met alle reële betekenisvariëteit
van dien serieus wilt faciliteren. Voor openeindige interoperabiliteit in een
inherent dynamisch-pluriforme wereld moet je zo’n, zeg maar, metaontologie
dùrven denken. Hoera voor Bureau Forum Standaardisatie! Wie die stap niet
neemt, blijft onvermijdelijk doormodderen met locale voorzieninkjes (zoals
aantoonbaar overal voortdurend gebeurt).
Je moet daarom metapatroon inderdaad beschouwen als een uitdrukkingsvorm voor
informatiekundig ontwerp waaraan een “alles omvattende ontologie” ten grondslag
ligt. Dat is helemaal geen overtrokken doelstelling, megalomaan enzovoort, maar
gelet op de wèrkelijke behoeften, problemen, kansen e.d. ‘gewoon’ realistisch.
Zijn we het daarover eens? Zoals je collega min of meer aankondigde, zijn de
“raadselen” nu verdwenen?
Ik kan me overigens voorstellen dat juist voor jullie zo’n stap, eigenlijk een
heuse (paradigma)sprong, èxtra moeilijk is. Zoals blijkt uit jullie nadruk op
OWL, sleep je een referentiekader mee dat je volgens mij eerst maar eens lòs
moet laten. Pas daarná komt aan de beurt hoe bijvoorbeeld OWL eventueel past
volgens kwalitatief àndere samenhang.
Je kan die sprong m.i. onmogelijk ondernemen, zolang je vasthoudt aan het
ontologiebegrip à la OWL. Daar betekent, nogal inflatoir, maar dat terzijde,
(een) ontologie het resultaat van taalgebruik; je maakt er een bepaald model
van zijnden mee. Maar wat zijn de aannames voor die taal? Wat telt categorisch
(mee) als zijnden? Zo’n zijnsleer staat van oudsher bekend als … ontologie.
Voilá, verschillende betekenissen van ontologie.
De zijnsleer ‘onder’ metapatroon vind ik kwalitatief ànders dan die ‘onder’
OWL. Daarover zijn wij het nu blijkbaar eens. Althans, dat zou moeten volgen
uit mijn reactie op wat jouw collega eerder voor “raadselen” stelde. Zoals
jijzèlf vervolgens opmerkte, hebben we dan inderdaad een “[i]nteressante en
waardevolle discussie.” Hopelijk krijgt die nu een productieve wending.
Voorzover ik weet is de OWL-zijnsleer als zodanig niet expliciet
gedocumenteerd. Ooit zocht ik er gericht naar (want zo mogelijk ben ik zelfs
nog groter voorstander van open standaarden; hmmm, laten we er geen wedstrijd
van maken), maar vond niets. Op jullie aansporing keek ik graag opnieuw maar
trof nog altijd niets aan, dat relevante zijnsleer (serieus) behandelt.
Omdat ik besef dat we er voor principieel begrip van een kwalitatief nieuw
paradigma vroeg of laat op (moeten!) uitkomen, documenteerde ik (en ik blijf er
om die reden intensief mee bezig) de metapatroon-zijnsleer wèl expliciet.
Bestudering van zulke teksten kan je niet overslaan via kortsluiting onder de
noemer van OWL. Ga ajb grondig na wat onze opdrachtgever jullie als relevante
literatuur opgaf, lees onze correspondentie erop na wat ik aanvullend
suggereerde en kijk vooral ook op eigen initiatief naar wat beschikbaar is ‘op’
www.informationdynamics.nl/pwisse. Aarzel niet dáárover eventuele
vragen te stellen, opmerkingen te maken e.d. Gelet op de opdrachtverstrekking
vallen die inspanningen buiten het project, maar van mijn kant heb ik die
nadere voorlichting in ‘mijn eigen tijd’ er natuurlijk graag voor over.
30.60
Als je nu gezegd had dat je mijn tekst Pentas politica
ongeschikt als (een) BurgerBlog bij BurgerLink acht, okee, maar ik weiger te
accepteren dat 'ie voor jouzèlf lastig te begrijpen zou zijn. Dat stukje gaat
toch met nadruk eindelijk eens over de burger!! Nee, nòg simpeler krijg ik niet
voor elkaar.
30.61
Het gaat meteen al mis met de vraag waarmee Marie-José Klaver haar column op
gang wil krijgen. Nee, de burger is géén consument met bijbehorende
verwachtingen, de overheid is bijgevolg géén dienstverlener met dito verplichtingen.
Ja, we moeten voor de netwerksamenleving dringend de vraag stellen en vooral
zèlf beantwoorden: Wie bèn ikzèlf als burger? Maak er in elk geval subiet
medeburger van. Die vraag is dankzij emancipatie in de zin van gelijke
burgerrechten pas de principiële. Dat is hier overigens een aardig woord,
principieel. Inderdaad was volgens Machiavelli destijds de kardinale vraag: Wie
ben ik als (de) prins? Die tijd moet voorbij zijn.
De successen die Klaver tegenover mislukkingen plaatst, zijn zelfs reuze illustratief
maar zonder dat zij aangeeft (beseft?) waaròm precies. Wat wèrkt, blijft nu
eenmaal beperkt tot infrastructuur voor geleefde gemeenschap, dwz (im)materiële
voorzieningen voor samenleving voor en door burgers. Dat is niet toevallig. Als
burgers, klopt, dus als wij iets verwachten, moeten wij dat primair van elkáár
doen. Adequate infrastructuur bevordert onze samenleving praktisch, overheid
faciliteert, punt. Zonder denigrerend te willen klinken is onderheid daarvoor
natuurlijk een betere term dan overheid. Maar het lijkt er vaak verdacht op,
dat politici, bestuurders en (top)ambtenaren allemaal overheid feitelijk (van
de prins geen kwaad?) beschouwen als synoniem van de middeleeuwse prins. Daarom
overheersen voorspelbaar de mislukkingen. Verhult dienstverleningsjargon hun
insteek dat onderdanen blij moeten zijn met gunsten? Tja, waarom klagen toch
steeds meer mensen toch steeds cynischer?
Naar wat Klaver, eh, principieel van zulke averechtse heerschappij vindt, als
zij die al herkent, ben ik benieuwd. Ik stem in met de reactie van Paul Jansen.
Voorlopig komt zij niet verder dan aantoonbaar valse hoop als aansporing dat
wij vooral maar rustig moeten gaan slapen. Hoe kan ik nu beleefd en duidelijk
tegelijk reageren op wat precies het verkeerde advies is? Het lijkt me trouwens
sterk dat zij er zelf zo gerust op is als zij wil doen voorkomen.
Van nota bene Burgerblog in het algemeen, hoe zal ik het zeggen, oh ja,
verwàcht ik iets anders dan columns met zulke neerbuigende strekking. U leest
het goed, die woordspeling suggereert opzettelijk een paradox. Over principiële
vraag gesproken, zit dat er eigenlijk wel in? Ik bedoel dat “het Burgerblog […]
een onafhankelijk platform” is, althans zo staat het geafficheerd. Maar
moderator “Burgerlink is een initiatief van de staatsecretaris van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties.” Dus?
Indien de aankondiging klopt dat “vanuit het ministerie van Binnenlandse Zaken
[…] gereageerd [wordt] op hetgeen er in het Burgerblog naar voren komt,”
verwacht ik als burger gauw toelichting. Het serieuze antwoord kennen burgers
zèlf natuurlijk al.
[geplaatst als reactie op Burgerblog, 8 februari 2009. Hoewel …, na indiening
kreeg ik de volgende mededeling: “Thank you for your comment! It has been added
to the moderation queue and will be published here if approved by the
webmaster.” Dan had ik dat van “moderation” alvast goed in de gaten. Hoewel …,
mijn reactie staat (voorlopig?) wel op de website geplaatst.]
30.62
Eerlijk gezegd heb ik zelfs het gevoel dat je me domweg afpoeiert. Wees
gerust, dat vat ik allerminst persoonlijk op. Haha, als ik me (nog) zou
opwinden over botte afwijzingen, kwam ik helemaal nergens meer aan toe. Evenmin
neem ik jou dat persoonlijk ook maar het minste kwalijk. Het gebeurt als het
ware systematisch, dòmweg schreef ik al, vanwege (wat ik duid als) jouw
afhankelijke positie. Daar hoort inderdaad bij dat ik voor mijn bijdragen zèlf
juist voorkeur aan redelijk onafhankelijke positie geef. Dat vind ik een
kwestie van borging van (ontwerp)kwaliteit en passende ethiek. Wij zouden
allebei onze respectievelijke posities kunnen wijzigen, maar dat zie ik niet zo
gauw gebeuren. Ik betreur het uiteraard wel dat jij je niet onafhankelijker
(opener?) opstelt.
Jij schrijft me dat "Verbetering van dienstverlening" "het Burgerblog-thema"
is. Inmiddels keek ik wat verder op de website Burgerblog en daar zie ik zowaar
zès thema's vermeld waaronder "democratie." Het verbaast me dat je
niet, herhaal, niet herkent dat Pentas politica
een fundamentele visie op democratie inhoudt. In welke politieke partij ben
(was?) jij ook alweer actief? Met zo'n visie kan je het eens, of juist òneens
zijn, allemaal prima, maar Burgerblog beoogt toch een "onafhankelijk
platform" te bieden? Op deze manier modereer je dus niet, maar censureer
je naar mijn indruk. Want "Zou je een simpeler versie kunnen maken?"
is natuurlijk een pertinente fopvatting (die ik, waarvoor natuurlijk weer wèl
mijn dank, subiet toevoegde aan de gepubliceerde verzameling).
Nee, "Verbetering van dienstverlening" staat zelfs niet in het
rijtje thema's op de website Burgerblog (geraadpleegd op 9 februari 2009). Dat
het daar ontbreekt vind ik volkomen terecht. Nadruk op dienstverlening leidt
hopeloos àf van stelselmatige positionering van de burger. Zie o.a. mijn opstel
Verkeerbegrip van
algemeen belang (Univ. van Amsterdam). Dat kan je wel weer een ingewikkeld
verhaal vinden, maar we staan dan ook voor een ingewikkeld vraagstuk. Die
boodschap hoort weliswaar je opdrachtgever helaas niet graag ... Sorry, opnieuw
... De meeste uitvoerders bezorgen hun opdrachtgever niet graag zo'n boodschap;
zij zijn bang dat de opdrachtgever de conclusie trekt dat de uitvoerder faalde.
Zo beschermen talloze uitvoerders hun positie door communicatie te verhinderen.
Een populaire drogreden is dat 'de burger' het niet zou begrijpen. Mis! Talloze
burgers begrijpen het uitstekend, maar krijgen de kans niet eens.
Omdat jouw link, dat begrijp ik ondanks de retoriek van Burgerlink ook wel,
niet zozeer met burgers (waartoe jijzèlf natuurlijk ook behoort!),
maar feitelijk bestaat met het ministerie van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties als je sponsor, ben je kennelijk geneigd om dat modieuze,
maar contraproductieve dienstverleningsthema te propageren. Daaraan
kan ik echter geen opbouwende tekstuele bijdragen leveren (en wil ik dat ook
niet, omdat ik het zelfs principieel onmogelijk acht). Wellicht zou een beetje
meeleuteren reuze gezellig en zolang als het kan duren bovendien comfortabel
zijn, maar ik zou mijn vermogen ernstig beperken om serieuze voorstellen
te blijven doen. Onder de noemer van Burgerblog lukt dat blijkbaar überhaupt
niet en elders zou mijn geloofwaardigheid aangetast zijn. Daarom zie ik er na
nadere overweging van je uitnodiging (ook dáárvoor, nogmaals, mijn hartelijke
dank!) vanaf als zgn blogger met Burgerblog geassocieerd te zijn. Je hoeft
me trouwens niet eens van dié lijst te verwijderen, omdat ik er nog niet eens
vermeld stond.
30.63
Enkele onderwerpen op die lijst melden als een probleem zelfs uitdrukkelijk
gemis aan visie. Dat is tenminste iets! Inderdaad moet er een redelijk
consistent referentiekader zijn op de relevante schaal. Anders blijft het bij
ad hoc maatregelen die stelselmatig doorgaans averechts uitpakken. Daarom
probeer ik allereerst zo beknopt mogelijk een kader te schetsen om vraagstukken
van semantiek ordelijk te behandelen. Dat is voor ons allemaal niets nieuws,
maar nu moet het dus even in deze ‘context.’ Zo’n kader helpt dan tegelijk
verduidelijken wat er aan pseudo-onderwerpen (lees ook: flauwekul) tussen
staat, welke maatregelen nooit productief kunnen werken e.d. (Ook) de eerdere
selectie van aparte onderwerpen komen we vervolgens vanzelf weer tegen. Kortom,
wordt vervolgd.
30.64
Blijkbaar heb jij dat rapport grondig bestudeerd waaruit je nu de conclusie
trekt dat "hij [...] niet [zal] opkijken" van wat wij tot dusver
onder de noemer van een catalogus ondernamen. Zo ja, waarom deden we dan die
moeite als het blijkbaar al bestaat? Kan jij ajb aangeven waar precies in dat
document staat dat er al zo'n voorziening bestaat om gedetailleerd inzicht te
verkrijgen, nota bene dus tevens in eventuele samenhang tùssen verschillende
informatiesystemen? Of hebben we het toch over iets anders?
Wij zijn opzèttelijk niet verder gegaan dan wat er nu als proefje staat. Met
wat we tot dusver deden, menen we iets toe te voegen, te weten die
gedetailleerde inventarisatie plùs wat (pas!!) daardoor mogelijk is om
samenhang tussen verschillende informatiesystemen netzo gedetailleerd te
analyseren enz. Mocht dat, gelet op je indruk uit bedoeld rapport, reeds
overbodige moeite geweest zijn omdat zo'n voorziening dus al bestaat, laat dat
graag zsm weten. Dan houden we er natuurlijk subiet mee op, respectievelijk
doen we er verder niets aan. In afwachting van je nadere bericht daarover houd
ik het echter nog even op het m.i. oorspronkelijke (veranderkundige) idee met
die catalogus-als-proef. De bedoeling is om zsm een wissel te trekken, waarna
alle betrokken partijen langs hetzèlfde spoor verder gaan. Daar past dus zoiets
als een aanzet bij (lees hier: proefje met catalogus) met alle ruimte van dien
voor àndere partijen om er vooral ook zelf iets van te vinden. Wat jij
schrijft, lees ik als jouw verwachting/voorspelling van wat zij er
daadwerkelijk van zullen vinden. Dat horen we dan wel. En liefst natuurlijk hoe
eerder, des te beter.
30.65
Als je me toch een plezier wilt doen, geef ik er de voorkeur aan als we het
hebben over zoiets als een bfs-proefcatalogus. Overigens staat er allang een
naam 'op,' te weten Interoperabiliteitscatalogus informatietypen. Heb jij dat
niet herkend, of wil je het herkenbaarder? Zeg ajb maar iets.
Je hebt gelijk ("verkoopargument") dat het proefje zèlf al steunt op contextuele
verbijzondering voor beheersing van betekenisvariëteit.
Tja, als je iemand snel wil inhalen, kan dat altijd, mits je maar gauw de goede
kant opgaat. In bijna tien jaren is het SBG echter nog niet gelukt om te
begrijpen èn ernaar te handelen dat je voor samenhang toch eens moet gaan
kijken naar wàt daarvoor precies de samenstellende delen zijn. Inmiddels hebben
'we' allang de euro en die kent geen kwartje dat kan vallen. Hopelijk daagt dat
inzicht daar spoedig met luchtige demonstratie van de bfs-proefcatalogus. Dat
moeten we beslist niet als wedstrijd opvatten. We hebben volgens mij geen
"voorsprong," maar kunnen een (extra) perspectief schetsen vanuit
deskundigheid.
30.66
Hierbij geef ik je graag alvast twee literatuurverwijzingen door, te weten naar
vrij recente teksten die ik schreef nav Algemene-Rekenkameronderzoek naar
overheidsinformatievoorziening. Allereerst stuurde ik een open
brief en op het lamlendige antwoord dat ik daarop kreeg hield ik het maar
op een, zeg maar even, gesloten
brief. Vooral in die tweede brief hak ik lustig los op bestuurlijke
preoccupatie. Dat doe ik natuurlijk als leek, zodat jij daar stellig een
corrigerende kijk op hebt. De eerste brief stelt volgens mij inhoudelijk wel
aardig de noodzaak van infrastructureel perspectief.
30.67
Ik besef terdege dat ik het met goedbedoelde leestips niet te gek moet maken.
Maar/dus stèl eens dat ik jou precies één suggestie kan doen voor een tekst van
mijn hand. Dan zou ik het zeer op prijs stellen, wanneer je Verkeersbegrip van
algemeen belang bestudeert. In dat opstel citeer ik uitvoerig
uit een studie door Van der Woud (schitterend boek!) naar de ontwikkeling van
infrastructuur in de periode 1850-1900. Voorzover je die studie nog niet kent,
kan je in mijn opstel al herkennen hoezeer hij samenhang/wisselwerking met,
nota bene bestuur aanwijst. Daaraan probeer ik een actuele draai te geven die
opbouwend is voor maatschappelijk informatieverkeer.
30.68
De "raadselen" blijken niet verdwenen. Je zou overigens zelfs kunnen
zeggen dat hij grondiger gelijk heeft dan hij beseft, maar het overzicht
mist voor heuse stelselmatige oplossingen. Ja, zijn "geloof dat je altijd
zult zijn gedwongen te werken met deelbeschrijvingen" is precies de
veronderstelling voor metapatroon. Dat radicaliseert metapatroon echter zodanig
(disjunct objectgedrag per situatie) ... dat vervolgens dergelijke
"deelbeschrijvingen" desgewenst altijd praktisch in één model passen.
En dan gebeurt er dankzij stelselmatigheid iets èxtra belangwekkends, doordat
onderdelen voor de ene deelbeschrijving van (onderdelen van) een àndere "deelbeschrijving"
afgeleid kunnen worden. Als je dat begrijpt, vraag je niet langer of de kip er
eerder was dan het ei, of omgekeerd: nogmaals, stelselmatigheid.
Als er iets is dat metapatroon dus de bodem wil inslaan, is het wel
de"hoop dat je alle details die je in een specifieke context hebt ook
zinvol kunt modelleren in een algemene context." Wat dat betreft
"bedoelen we" nog allesbehalve"grotendeels hetzelfde." Voor
uitleg van het contextbegrip à la metapatroon verwijs ik opnieuw naar literatuur.
De vragen waarvan ik schreef dat hij ze vooral moet stellen, vindt hij daar als
het goed is beantwoord. Als mijn probleem ervaar ik dat ik ze niet stuk voor
stuk kan beantwoorden zoals hij ze m.i. bedoelt. Daarvoor zou ik allereerst het
gehele referentiekader moeten schetsen. Dat staat volgens mij nu net in die
literatuur en om dat in uitvoerige correspondentie te herhalen lijkt me geen
zinvolle besteding van projecttijd.
Ja, "een voorbeeld [kan] meer [helpen] dan een discussie in
algemeenheden." Zo'n voorbeeld met een synthese van talloze
"deelbeschrijvingen" biedt het zgn oefenschema
(papieren afdruk op A0-formaat reeds in bezit van zijn collega), maar
natuurlijk ook het ontwerpschetsje
voor de proefcatalogus.
Daarentegen levert het apàrte GBA-ontwerp geen bruikbaar illustratiemateriaal
voor metapatroon, integendeel. Wat daarvoor hebben de ontwerpers juist hun
uiterste best gedaan om betekenisvariëteit uit te bannen. Dat lukt ook prima op
die beperkte schaal plùs, nota bene, de machtspositie om buiten de (eigen) orde
te verklaren wat niet past. In genoemd oefenschema is o.a. GBA opgegaan in een
stelselontwerp.
Ik heb het gevoel dat deze lijn van het project verzand is. In een zandbak
(speeltuin?) kunnen we ons geweldig inspannen, maar komen dus niet verder. En
dat communicatie over een nieuw idee lastig is, weten we allang. Bevestiging
van dat probleem geldt weliswaar eventueel ook als een resultaat, maar vind
ikzelf mede gelet op de moeite die het kost natuurlijk reuze onbevredigend. Kan
jij ajb helpen om voor deze lijn de oriëntatie volgens de uitgangspunten van
het project respectievelijk het projectdoel te vestigen? Laat mij daarvoor
graag ronduit weten, of ik iets mis.
30.69
Op mijn beurt begrijp ik weer niet dat jij, als informatieanalist, zo worstelt
met die catalogus ... Neem één informatiesysteem. Pak daarvan de data
dictionary erbij. Voer (nee, dat lukt je niet met de kijkversie) die data
dictionary in volgens het stramien dat de catalogus biedt. Dus, allereerst wat
strikt hiërarchisch geldt. Het informatiesysteem in kwestie geldt als een
informatieverzameling op het hoogste inventarisatieniveau. Bijvoorbeeld,
ouderwets maar ook voor jouw werkgever her en der stellig realistisch, een
record(type) komt daarbinnen op niveau twee. En weer dáárbinnen komt een
rubriek(type) op niveau. Kan je je er tot zover een voorstelling van maken?
30.70
Zoals ik het zou uitdrukken, op die manier probeer je van semantiek feitelijk
syntax te maken. Dat lijkt weliswaar beheersbaar(der), maar waar gaat het
alweer over? Volgens wetenschapsfilosofie is er spanning tussen precisie
(rigor) en relevantie (relevance). Als ontwerper begin je met (zoeken naar)
relevantie en als uitvoerder eindig je met resultaat dat nauwkeurig stáát.
Zo horen precisie en relevantie zelfs nadrukkelijk bij elkaar!
Voor dit project gaat het om metapatroon als ontwerpbenadering; zo staat het
tenminste door de opdrachtgever opgeschreven. Onze programmatuur als
ontwikkelgereedschap enz. speelt in dit stadium slechts op de achtergrond mee
ter illustratie (zoals voor de proefcatalogus).
30.71
Ik liet hem trouwens al weten dat teksten onderhevig zijn aan moderatie, dus
aan jullie redactionele invloed, zei ik erbij, maar als je dat maar goed kunt
uitleggen blijkt dat geen enkel probleem.
30.72
Mijn indruk luidt dat we ècht afwijkende accenten plaatsen. Ik probeerde dat
eerder te suggereren, nota bene ook je collega, onder noemers zoals ontwerp en
ontwikkeling.
Nogmaals, OWL komt eventueel láter aan de orde. Dit ene project lijkt mij voor
adequate behandeling ervan trouwens ook geen ruimte te bieden, maar dat is
hoogstens een praktische kanttekening. Want dat wil helemaal niet zeggen dat
uiteindelijk het ene belangrijker is dan het andere, of beter e.d. Zulke
waardeoordelen zijn principieel niet van toepassing. Wezenlijk voor complexe
opgaven zijn aanvullende bijdragen; het is allemáál onmisbaar, maar juist
daarom wèl alles op z'n tijd/plaats.
We kunnen natuurlijk de ontologie (in de betekenis van zijnsleer) 'achter' OWL
of welk ontwikkelgereedschap dan ook, proberen terug te ploegen naar die
'achter' metapatroon. Naarmate dat naadlozer lukt, profiteren we vervolgens in
omgekeerde richting uiteraard ervan, dat daadwerkelijke ontwikkeling netzo
naadloos op ontwerp kan aansluiten. Volgens mij is dat ook het idee van
modelgedreven ontwikkeling (en dat vind ìk dan weer illusoir als je het
overdrijft).
Onze correspondentie lijkt te draaien om de vraag of ontwerp een apart accent
verdient. Mijn inzet luidt: ja. Voor ontwerpopgaven op stelselschaal (wat dat
ook is, een stelsel voor informatieverkeer; denk aan reële variëteit,
pluriformiteit enz.) beveel ik een karakteristieke methode aan. Dat is
metapatroon. Voorzover ik de opdracht begrijp, is dàt accent bepalend voor ons
project. Daarvoor ben ik Bureau Forum Standaardisatie zeer erkentelijk.
Wanneer jij dat meteen kunt kortsluiten met OWL, is dat natuurlijk prachtig.
Naar mijn indruk laat je OWL echter ten onrechte overheersen. Metapatroon kan
je er niet (elegant) mee herschrijven, althans, zo concludeer ik. Het
terugploegen van veronderstellingen lukt niet, omdat ze teveel van elkaar
verschillen. Van metapatroon als ontwerpmethode bestaat daarom m.i. niet een
"OWL style."
Ik besef dat we het hierover oneens zijn. Zoals jij eerder aangaf, vind jij een
stelselmatige blik niet realistisch. Maar wat ik op stelselschaal niet
realistisch vind is juist een blik die domeinspecifiek blijft.
Je hebt gelijk, indien ik die stelselmatige oriëntatie zou opgeven. Dan gaan we
dus over tot de domeinspecifieke orde van de dag en, klopt helemaal, is er alle
reden om daarvoor OWL tevens als uitdrukking van relevante zijnsleer te
adopteren. Maar die stelselmatige oriëntatie is nu net de clou voor ons project
... Zie dat als een hypothese. Die kan je onmogelijk falsificeren (een uitkomst
die jij op grond van jouw hypothese blijkbaar logisch acht) met een middel
zoals OWL dat daarvoor geen passende variëteit biedt.
Helpt het je als ik toelicht dat je met ontwerp stelselmatig moet mikken, opdàt
aparte ontwikkelingen (meervoud!) passen? Als vergelijking opper ik een
stedenbouwkundig plan, dat natuurlijk nooit als één project ontwikkeld wordt.
Voor bijvoorbeeld een apart gebouw in een stad komt ook steeds weer een ontwerp
enzovoort. Het verschil met de zgn gebouwde omgeving is dat metapatroon zelfs
praktisch, wat daar heet, door de schalen héén helpt ontwerpen. Nee, dan is er
nog geen steen gemetseld, rioolbuis gelegd of stoep betegeld.
30.73
Dat "onderhevig […] aan moderatie" bedoelde ik natuurlijk taktisch.
Dan valt het altijd mee! En over welk "doel" het dient, zie ikzelf
dus graag een directe reactie van het ministerie tegemoet nav mijn vraag (zie
mijn reactie op Klavers column) hoe serieus ik Burgerblog kan nemen ... Ik doe
in elk geval mijn best serieuze auteurs ervoor te helpen werven.
30.74
Ik probeer kort een referentiekader te schetsen waarin de diverse onderwerpen
die blijkbaar rond basisregistraties geïdentificeerd zijn, systematisch(er)
passen. Dat lijkt weliswaar even moeilijker, zo’n stap terug voor overzicht,
maar is later natuurlijk (veel) gemakkelijker. Je herkent hopelijk reeds in
mijn aanzet ervoor dat ook (en vooral?) stelselmatigheid niet als het ware plat
valt te definiëren. Wat ik probeer te verklaren is veeleer een stelselmatige
kijk, benadering ... Als je dat concepttekstje één keer op je gemak doorleest,
dus ajb niet haastig, heb je 'm stellig zo door.
30.75
Vanuit mijn perspectief gaat het om (verbindings)instrumentatie voor interactie
waarbij de, zeg maar, primaire actoren èlk enneadische semiosis 'kennen.' Die
variëteit moeten we als het ware coderen, respectievelijk decoderen voor
instrumentatie die nu eenmaal niet signifisch, maar (slechts) cybernetisch
werkt. Daarvoor bestaan stellig talloze oplossingen, variërend van strikt
lineair particulier (wat een apart instrument zou vergen voor iedere
interactiegebeurtenis) tot meerdimensionaal recursief of weet-ik-veel (optimaal
één instrument voor alle mogelijke interactiegebeurtenissen; daarop mikken wij,
maar of dat raak is weten we natuurlijk nooit).
Met de semiotische enneade als (meta)ontologie plus metapatroon als
(ontwerp)notatie benaderen we reële variëteit van primaire actoren alweer véél
meer dan met andere methoden voor informatiemodellering die ontleend zijn aan
een simpeler wereldbeeld. Daarop moet instrumentatie dus met passende variëteit
afgestemd zijn, wat natuurlijk èxtra problematisch is vanwege de overgangen
tussen axiomatische stelsels (lees ook: van menselijk kenvermogen naar digitale
technologie, en weer terug). Jouw prestatie vind ik dat je dàt vraagstuk
beheerst met instrumentatie naar mijn gevoel in de buurt van het optimum
dáárvoor. Daarom leuteren we niet zomaar wat, maar werkt het praktisch! Dat
vind ik prachtig.
Die axiomatische overgangen herkent echter bijna nog niemand. De meeste mensen
gaan ervanuit dat het instrument/hulpmiddel functioneert volgens dezelfde
beginselen van oorzaak en gevolg als zijzelf doen. Van de weeromstuit verklaren
zij het hooguit cybernetische kader van toepassing op zichzelf ipv te beseffen
dat zij zichzèlf (minstens) signifisch moeten verklaren.
30.76
Overigens sprak ik hem af en toe over de enneade e.d. Hij voelde weliswaar dat
er iets in zit, maar kon er zijn vinger (hoofd?) niet achter krijgen. Hij dacht
volgens mij (nog) sterk vanuit een aparte organisatie met haar
informatievoorziening; van daaruit ontstaat eventueel een netwerk door
verbindingen. Hij miste de spròng naar het netwerk als uitgangspunt, waardoor
o.a. het oorspronkelijke organisatiebegrip natuurlijk (mee)wijzigt.
30.77
Het artikel door Guido Bayens is onzin en de reactie erop door Erik Saaman is
zo mogelijk nog onzinniger. Wanneer Bayens met zijn eerstgenoemde advies pleit
voor bemoeienis door “goed opgeleide architecten” heeft hij kennelijk niet door
dat hij zichzelf daarmee voor dit onderwerp subiet diskwalificeert. Althans,
mij is onbekend welke degelijke opleiding hijzèlf genoot in de
informatiekunde/informatica. Een academische titel in de sociologie oid. vind
ik toch iets anders. Als ik me onverhoopt in zijn opleiding vergis, hoor ik dat
graag. Ik zou hier trouwens niet over begonnen zijn, want ad hominem
argumentatie is natuurlijk niet zo sterk. Maar ja, Bayens begint er zelf over
en van valse argumentatie houd ik nog minder. Voorts kan hij wel pochen “aan de
wieg” te hebben gestaan van Nora, maar daarin
ligt van meet af aan slechts een doodgeboren kind. Hoe zielig ook, dat lijkje
gaat van alle (kostbare) ruchtbaarheid ècht niet leven. Het siert daarom de
huidige redactie van Nora dat zij inziet dat een feitelijk leeg merk vroeg of
laat zelfs als een boemerang werkt. Op de weg terùg blaast de recente retoriek
in het Nationale Uitvoeringsprogramma Dienstverlening en
e-Overheid de vaart er nogeens extra in. Die klap gaat dus aankomen.
Gedesillusioneerde bestuurders zoeken heus niet bij zichzelf antwoord op hun
vragen waarom het alsmaar niet lukt met die elektronische overheid. Zij willen
ooit weten wie ze aangesmeerd heeft Nora te omarmen. Dat eindigt dus in
scheiding.
Of het met versie 3 van Nora gaat lukken om dat gevaar te beteugelen, verdient
een kans. Mijn eigen indruk van de zgn kandidaatversie van het Strategiekatern is ongunstig. Maar wie weet pleit het
zelfs voor zo’n inleidende tekst dat er eigenlijk niets in staat. De hele
review ervan acht ik daarom ook overbodig. Ga zsm aan de slag voor de
inhoudelijke katernen, succes ermee!
Daarom vind ik Saamans reactie ook averechts lamlendig. Verschuil je niet
achter procedures waarvan iedereen allang beseft dat ze nergens toe dienen.
Gebruik je tijd en, nota bene, ons belastinggeld nuttiger.
Wat de thematiek van toekomstige Nora’s aangaat (als die er nog ooit serieus
van komen ná de amateuristische versies 1 en 2), steun ik van harte de radicale
nadruk op interoperabiliteit waarop Bayens afdingt. Op deze website heeft Ben
van Lier reeds krachtig gepleit voor volle aandacht voor interoperabiliteit (Nederland Open in Verschuiven?, 2 februari 2009). Zijn
steekhoudende argumenten hoef ik niet te herhalen; daarvoor verwijs ik graag
naar zijn bijdrage.
Ik erken zeker dat het een klein drama voor Bayens moet zijn om ‘zijn’ Nora
ontmanteld te zien. Dat valt echter reuze mee, zodra hij beseft dat versies 1
en 2 met overwegend gratuite stellingen vermomd als principes maar weinig om
het lijf hebben. Het is daarom feitelijk zelfs curieus dat hij de a.s. versie
op z’n minst voorbarig het verwijt van beperkte strekking maakt.
Tenslotte wijs ik erop dat ik er destijds niet zo’n drama van maakte, toen
Bayens niet wenste voort te borduren op een nota die ik mocht samenstellen,
bedoeld ten geleide van de notitie Op weg naar de
elektronische overheid. Die nota was, en is nog steeds (!), Informatieverkeer in publiek domein (Ictu/Architectuur
elektronische overheid, 2004). Onbegrip wijst niet bepaald op deskundigheid.
Want dat gebeurt natuurlijk wel vaker, te weten dat vroeger werk genegeerd
wordt om redenen die niets met kwaliteit ervan te maken hebben. Nee, in de
gepubliceerde Nora’s zoekt u tevergeefs naar de literatuurverwijzing. Ook dàt
is niet eens opmerkelijk als er in de buurt van een standbeeld niets mag
groeien. Klopt, ook een standbeeld is dood(s). Hoewel de tèrm
interoperabiliteit destijds nog niet zo in zwang geraakt was, gaat die eerdere
nota er al helemáál over. Dat komt tot uitdrukking in de verkeersmetafoor. U
begrijpt dus dat ik het prima vind, toejuich enzovoort dat (zelfs ;-) Nora
eindelijk die oriëntatie kiest. Vaak is het gewoon een kwestie van geduldig
wachten, jammer, maar verder niets aan de hand. De kans voor productieve
interoperabiliteit is nù groter dan ooit, omdat ook en vooral College en Forum
Standaardisatie erop inzetten. Bayens begrijpt volgens mij domweg niet wat
infrastructuur voor informatieverkeer inhoudt. Hoe dat met Saaman zit, weet ik
niet. Dat zullen we hopelijk gauw zien. Zeur niet, laat ze dóórwerken.
[geplaatst als bijdrage op de website van Digitaal
Bestuur, 13 februari 2009]
30.78
Graag vat ik je opmerking "gaat tenminste nog eens ergens over" als
compliment op. Ik ben er overigens blij mee dat je actiever redactioneel
dergelijke bijdragen als het ware begeleidt. De meeste mensen reageren omdat ze
kennelijk niets beters te doen hebben en schrikken zo iedereen af die anders
wèl een serieuze bijdrage had willen leveren. Overigens is het, eerlijk is
eerlijk, natuurlijk wel degelijk mijn bedoeling om Bayens af te schrikken.
30.79
Ik doe/kom opzettelijk niet mee, zodat jullie pertinent niet afgeleid kunnen
raken door mijn conceptuele ontwerporiëntatie.
30.80
De dynamische samenhang van interoperabiliteit met governance (via variëteit)
hebben we dan toch maar mooi beet.
30.81
Hierbij veroorloof ik me nog verder ongevraagd advies. Je begrijpt stellig dat
ik een beetje in de gaten houd wat er op/met Burgerblog dan zoal gebeurt. Na
mijn reactie op de column door Klaver verschijnt een reactie door
"joze." Ik beken graag dat die tekst mij sterk raakt. Dat gebeurt me,
zo zoek ik er een verklaring voor, omdat z/hij eigenlijk helemaal geen ...
reactie geeft op wat Klaver schreef, laat staan op wat Paul Jansen en ik
daaraan toevoegden. Het klinkt alsof iemand louter de titel van Klavers column
waarnam, dus "Wat verwacht je als burger van de overheid?" En
daarop komt wat ik opvat als levensechte kreet om hulp.
Zo'n kreet is vanuit dat uithoekje natuurlijk onhoorbaar. Ik vind het prima dat
helemaal niemand mijn tekstje daar leest; ik heb dergelijke nood niet. Maar wat
"joze" schrijft, moet wèl aandacht krijgen!
Juist voor dergelijke meldingen zou m.i. je rol als geafficheerde "schakel
tussen burger en overheid" toegevoegde waarde kunnen, en ook moeten
bieden. Je zou als moderator allereerst kunnen nagaan of "joze"
inderdaad onmiddellijk afging op die columntitel. Stel dat mijn vermoeden
erover klopt, suggereer haar/hem een àndere plaats op Burgerblog (of
Burgerlink?) voor haar/zijn bijdrage. Die plaats herken ik overigens in de
huidige opzet nog niet. Wellicht past 'onder' Burgerlink naast Burgerblog
tevens een (aparte) website voor dergelijke berichten? Burgerpunt? Want "joze"
meent zèlf beslist een punt te hebben.
Je kunt natuurlijk ook vinden dat je met Burgerlink niet op die manier
"schakel" wilt zijn. Stuur zo'n bericht na overleg met de afzender
dan ajb door naar de Ombudsman.
30.82
Het blijkt nòg onzinniger te kunnen! Zo is het voorbeeld dat Mark Paauwe geeft
van mislukte projecten bij UWV, zachtjes uitgedrukt, onbenullig. Wat daar voor
architectuur doorgaat (-ging?), stond bij mijn weten voor èn, nota bene, door Bayens
zelfs expliciet model voor ‘zijn’ Nora. Dan hoef je van mislukkingen alom natuurlijk
niet op te kijken en al helemáál geen verbetering te verwachten als je Bayens
aanbeveelt om het allemaal nòg dikker over te doen. Overigens begrijp ik verder
dat projectmedewerkers na Bayens’ vertrek bij die organisatie de zgn
architectuurdocumentatie op papier afdrukken, als ze zeker willen weten dat een
deur niet dichtwaait. Dat gaat nu overal met Nora’s 1 en 2 geheid hetzelfde.
Allerlei mensen beweren weliswaar dat ze Nora toepassen, maar ik heb nog nooit
in detail toegelicht gehoord of gelezen wèlk houvast ze er precies aan
ontleenden en hoe dat het resultaat gunstig beïnvloedde of zelfs sterk
bepaalde. Zolang niemand verder gaat dan louter retoriek, volgens mij dus vals,
houd ik het erop dat de unieke prestatie met Nora 1 en 2 eruit bestaat dat het
verhoudingsgewijs de minst gelezen, meest aangehaalde documenten zijn. Dat is
promotioneel ongelofelijk knap gedaan, dat kan ik best waarderen. Intussen blijven
serieuze veranderingen erdoor belemmerd; daarom moet de koers òm.
Ronduit hilarisch is de uitval van Paauwe naar “mensen die zichzelf architect
durven noemen.” Blijkbaar gunt hij zichzelf die kwalificatie en neemt ook
Bayens als zodanig serieus genoeg. Voor “een oogverblindend boek hierover met
mooie principes en architectuurvisualisaties” bied hij gretig zijn hulp aan.
Erop vertrouwen dat Bayens er alleen uitkomt, doet hij ook weer niet. Nou ja,
met zijn reactie probeert Paauwe vooral zichzelf in de zakelijke etalage te
wurmen; daarin is hij recidivist. Op dergelijk openlijk misbruik van ruimte
voor inhoudelijke bijdragen zou (ik schrijf het hier even tussendoor maar bestrijding
is wèl wezenlijk ter borging van vruchtbare discussie) een hoofdredacteur — van
in dit geval de website van Digitaal Bestuur — scherp moeten letten.
Toegegeven, dat doet Bayens dan wat minder klungelig, hoewel ik evenmin zie hoe
hij met zijn artikel klanten werft; nu vergis ik me wel vaker in onvermogen van
opdrachtgevers. Wat ihb Paauwe’s herhaalde reclame-uitingen betreft, kreeg
ikzelf eerder zijn aanbod van “drie cartoontekeningen” als evenzovele
“visualisaties” (Via Nova Architectura, 15 oktober 2007). Want, ik citeer hem
nader, “[h]et maken van aansprekende visualisaties afgestemd op verschillende
begripsniveaus, zoals een ontwerpschets, cartoontekening of artist impression
van de beschreven problematiek, oplossingsmiddel en het gewenste eindresultaat
kan wonderen doen.” Maar wonderen bestaan niet en zonder grondig inzicht in
reële “problematiek” zou Paauwe er slechts de wanorde mee aanwakkeren. Nee, op
mijn inhoudelijke reacties (zie ook Verruimend
paradigma en daar de paragrafen gedateerd met 16 juli, 16 oktober en 17
oktober) direct op Paauwe’s bijdragen aan dat zgn forum (Daan Rijsenbrij’s
thema De Digitale Rijksbouwmeester) ging hij niet in. Ook maar weer tussendoor,
dat lijkt mij bevestiging van de hypothese van oppervlakkige verkooppoging.
Op Paauwe’s aanbieding zie ik Bayens zelfs niet eens reageren. Dat past niet
voor wie zijn eigen solomonument nastreeft, op een plek in helemaal zijn èigen
etalage. Verder voelt hij stellig aan met zulke zgn hulp geen tegenwerking meer
nodig te hebben.
Paauwe’s flauwekul vind ik ongewijzigd. Wat ik ervan vind, schreef ik dus al
eerder op. Maar dat leest toch niemand. Jammer, maar hun concurrentiestrijdje
leidt de aandacht àf van groeiende vraagstukken van maatschappelijk
informatieverkeer. Zo werken media kennelijk op de meeste mensen.
[niet geplaatst als bijdrage/verdere reactie op de website van Digitaal Bestuur, 14 februari 2009]
30.83
Ik ben reuze benieuwd hoe sterk jij die "schakel" maakt, zodat
normale burgers met reële problemen en kansen eraan kunnen trekken, erop kunnen
vertrouwen. Als je daarvoor ter argumentatie aan het adres van je sponsor iets
van mijn berichtje kunt gebruiken, ga ajb je gang.
30.84
Voor mijn eigen aantekeningen schreef ik alvast iets op[zie hierboven nr 30.80].
Nee, laat plaatsing van mijn tekst ajb maar zitten. Wellicht heb jijzelf er als
achtergrond wèl iets aan. Je kunt opnieuw beweren dat ik het moeilijk
opschrijf, ... maar het is natuurlijk ook een groot probleem om mensen vanuit
hun vertrouwde tunneltjes eindelijk eens verbindingen te laten graven.
30.85
Ik wil maar zeggen, zo bereiken we meer dan wanneer ik openlijk zou meedoen in
dat comfortabele. irrelevante groepje. Vooruit, laat ik hem vooral de eer
gunnen dat hijzelf op dat idee kwam van extra schakel. Als er maar iets zinvols
gebeurt ...
30.86
Al zeg ik het zelf, zo'n gedoseerde opbouw met correspondentie heeft nog de
grootste kans op enig effect. De volgende reactie dus maar weer afwachten.
30.87
Jongens, jullie begrijpen er echt helemaal niets van! Informatieverkeer op de
schaal van de elektronische overheid is niet langer uitsluitend een vraagstuk
voor aparte (overheids)organisaties. Hallo, netwerk! Zoals geldt voor het
fysieke verkeer op maatschappelijke schaal, laten voorzieningen zich indelen
naar infrastructuur (in beginsel toegankelijk voor àlle deelnemers),
respectievelijk middelen van deelnemers zèlf.
Als vergelijking, met mijn eigen fiets rijdt ik op de openbare weg. Met
uitsluitend, domweg dus, een referentiearchitectuur voor fietsen helpen we geen
verkeer optimaliseren. Want waar liggen de wegen? Wie zorgt ervoor? Voor de
verkeersregels enzovoort enzovoort?!
In aanvulling op en nota bene wisselwerking met wat aparte verkeersdeelnemers
(burgers, bedrijven, oh ja, laten we overheidsorganisaties niet vergeten)
inderdaad als hun eigen voorzieningen moeten treffen, vergt (ook)
informatieverkeer op maatschappelijke schaal karakteristieke infrastructuur. De
term interoperabiliteit drukt gewoon precies dezelfde praktische noodzaak uit.
Hè, hè, dat inzicht is voor de derde versie van Nora doorgebroken. Althans, dat
hoop ik maar. Anders blijft het niets. Zonder deugdelijke infrastructuur kan
informatieverkeer onmogelijk fatsoenlijk verlopen. Daarom is nadruk op
interoperabiliteit vitaal. Dàt moet de crux van de elektronische overheid
vormen. Dat loopt feitelijk informatieverkeer zowat vanzelf.
Nadruk op voorzieningen waarvoor elke deelnemer zèlf verantwoordelijk is, kan
in de Nederlandse openbaar-bestuursverhoudingen beter compleet verdwijnen. Die
ruimte liet ik daarom opzettelijk ‘vallen’ in de nota Informatieverkeer
in publiek domein (Ictu/Architectuur elektronische overheid, 2004). Kijk
maar wat er ònvermijdelijk gebeurt. Voor elke zgn bestuurslaag komt er nu weer
een ‘eigen’ referentiearchitectuur. Dat zegt overigens nog niets over gebruik
ervan. Maar de landelijke druk (lees: dreiging) is tenminste even afgewend,
terwijl de indruk (lees: schijn) van samenwerking bewaard bleef. Natuurlijk
zeggen ze daarom allemaal dat hùn verbijzonderde referentiearchitectuur keurig
afgeleid is van Nora. Waaròm die architectuur per bestuurslaag afwijkt, heb ik
nog nooit iemand redelijk horen uitleggen. Meer dan een eigen etiket mag het
niet zijn. Goed, zelfs indien dat van die consistentie klopt, wat ik trouwens
onwaarschijnlijk acht (maar waardoor Nora volgens de aanvankelijke opzet dus
zelfs ronduit overbodig zou zijn), maakt die fragmentatie de noodzakelijke
ontwikkeling van heuse infrastructuur nòg moeizamer.
Achter hardnekkige pleidooien om een organisatiespecifieke oplossing te zoeken
voor wat wezenlijk een infrastructureel vraagstuk is, voor een opgave die dus
inherent speelt op (internationale) maatschappelijke schaal (!), zoek ik op
mijn beurt geen kwade trouw. Ondeskundig en onverantwoord is het natuurlijk
wèl.
[niet geplaatst als bijdrage/verdere reactie op de website van Digitaal Bestuur, 15 februari 2009]
30.88
Zojuist zag ik je moedige (wanhopige?) poging op VNA voor kortsluiting met DB.
Ik vermoed dat je die oproep deed vóórdat Paauwe en Posthumus hun reacties op
DB plaatsten ... Want ik kan me beslist niet voorstellen dat je hun bijdragen
waardeert als "sterk, evenwichtig enzovoort commentaar." Op hun
reacties (zij negeren de mijne overigens compleet; maar ja, ze zien meer in
steunbetuigingen aan Bayens, brrrr) schreef ik op mijn beurt verdere …
reacties, maar die plaats ik daar niet. Zinloos. Je kunt ze als aantekeningen
verwachten.
30.89
Maar daarna maakt hij er m.i. een rotzooitje van.
Allemaal goed bedoeld, ongetwijfeld, maar hij, zeg maar, politiseert die
hulpvraag. Volgens mij slaat hij daarmee de plank grondig mis. Hij blijft
helemaal in zijn eigen werkelijkheid en ik vermoed dat die er (inmiddels?)
eentje is van ..., nee, ik heb eigenlijk geen idee. Maar ja, het is zoals jij
toelicht. Hij mag als initiatiefnemer natuurlijk best ook verdere invloed
hebben. Ik herken er echter slechts drempels in voor gewone mensen met een hun
reële vragen en problemen. Kortom, wat hij voor ogen heeft, althans wat ik
ervan zo'n beetje kan volgen, komt volgens mij neer op voortzetting van oude
spelletjes met soms nieuwe speeltjes. Geeuw. Zo sluit je, wat ik er ernstig aan
vind, mensen uit zonder dergelijke speeltjes, maar vooral zonder het
gedragsschema om er leuk aan mee te doen. Er zijn nu eenmaal gewone mensen met
een directe manier van uitdrukking, als ze eindelijk eens zover komen.
Respecteer ze als zodanig, zodra je er een serieuze boodschap in ziet. Dwing ze
niet tot de omgangsvormen van, ik zeg het maar even simplificerend, zijn
subcultuur. Wat heeft een foto te maken met een normale vraag? We hebben een
koningin van àlle Nederlanders. Dat hoeft overigens van mij niet, maar dus wel
een Burgerlink van àlle Nederlanders. Dergelijke vragen vormen wezenlijk de
"agenda." Burgerlink lijkt mij bij nader inzien een betere
"schakel" voor iemand met zo’n hulpvraag dan Burgerblog.
30.90
Ik ben natuurlijk erg blij met je idee voor zo'n "thread." Ik zou dus
zeggen, als je daarvoor een opzet hebt die serieus ergens naartoe kan leiden,
stel ik daarvoor graag dat tekstje beschikbaar op een plek die jij productief
acht. Als je daarvoor aan andere uitingen de voorkeur geeft, ook prima. Zo kan
ik me voorstellen dat je mijn tekst gebruikt als bronmateriaal/inspiratie voor
je eigen verhaal. Het gaat mij om het effect, te weten ophouden met
concurrerende codetjes.
30.91
Indien ze goed lezen, als ze het überhaupt al bekijken, weten zij zich zelfs
uitgesproken gesteund! Dat is in elk geval mijn bedoeling. Zeker als je de
verdere reacties leest (steunbetuigingen aan Bayens, dus feitelijk tégen Nora
versie 3), valt het contrast stellig op. Je ziet dat het thema
interoperabiliteit breder onder vuur raakt; daarmee ben jij vermoedelijk nog
minder blij.
Die versie 3 komt er toch, is mijn idee. Laat ze dan ook maar zo productief
mogelijk aan de slag gaan. Voorlopig ben ik daar de enige die vóór versie 3 van
Nora pleit.
30.92
Wat bedoel je met het "aldaar" waar je het wilt proberen? Want je
vergist je dat ik daar de deur dichtgooide. Verderop in je bericht stelde je
dat je "in het algemeen [...] voor meer diplomatie" bent. Dat ben ik
graag met je eens. Ik sloeg daarom die deur allesbehalve dicht, maar kreeg hem
met mijn interventie juist verder open voor echte invloed. Dat heet stille
diplomatie. Daarover zeg ik verder dus ook maar even niets.
30.93
Enig excuus is zelfs ongepast ..., want het risico van stille diplomatie is nu
eenmaal dat de voorstelling bedriegt. Je excuus neem ik dus niet aan. Evenmin
bied ik jou echter mijn excuus aan, omgekeerd dus, want ik ga voor verantwoord
effect en daar past deze aanpak m.i. bij. Daarover wil ik graag direct zijn,
maar als daarvoor eens geen tijd blijft door zulke inspanningen, mik ik op vertrouwen.
Diplomatie is natuurlijk iets anders dan altijd maar aardig en vriendelijk
zijn. Uiteindelijk gaat het om (gedrags)grenzen en zonodig moet je die kunnen
verduidelijken. Meestal herkent een wederpartij zo'n signaal niet, omdat z/hij
zich sterker waant. Wanneer je er geen gevecht van wilt maken (dat doorgaans
slechts verliezers kent), moet de diplomaat voor een werkzaam signaal afwachten
totdat de wederpartij zich even wat zwakjes voelt. Soms valt dat (iets) te
bespoedigen, maar nooit te forceren.
30.94
Tja, die verdere reacties op Guido Bayens' artikel getuigen van zo'n ontkenning
van enig vraagstuk op infrastructurele schaal, dat ik niet eens weet hoe ik
daarop zinnig voor (andere) lezers verder kan reageren. Dit is heus afgezien
ervan dat ze zelfs geen enkele nota van mijn (eerdere) reactie nemen; daaraan
ben ik wel gewend.
30.95
Die aandacht voor jouw ene tekstje vanaf een andere website is natuurlijk
prachtig, maar bewijst tegelijk nog maar eens dat het gevaar van
hobby-positionering dreigt. Zo ziet de heerser het graag. Want, verdeel en
heers. Zoveel aparte initiatiefjes bereiken geen kritieke massa voor heuse
verandering. Waarom draaien wij het niet om? Op de website van dotindividual
zou je prominent kunnen aangeven zoiets als Wie maken zich er eigenlijk
allemaal druk om? Gewoon alles opnemen, een nota bene systematisch overzicht
van actoren (dus niet zo nu en dan verwijzen naar een apart tekstje), open
naar die actoren doorverwijzen, the works. Dan kunnen wij er tenminste ook iets
van vinden, dus commentaar, oproep voor samenwerking, maar eventueel ook
analyseren waarin het ene initiatief wellicht toch (iets) verschilt van een
ander en waarom dat al niet een goed idee is ... Als een actor zich aanmeldt
omdat z/hij ook op 'de lijst' wil, doen we het als een marktplaats voor de
samenwerking goed.
30.96
Mag ik je bericht juist als krompliment beschouwen? Ja, als ik opvatten schrijf
ipv beschouwen, wordt het helemaal een rommeltje. Krommeltje ...?
Ik ben vooral onder de indruk van de ruime kring waarin hij afschriften van
zijn bericht aan jou verspreid. Dat kan jij op jouw beurt zeker als compliment
opvatten. Hij ziet het project inmiddels blijkbaar als kàns voor profilering.
Dat is, zachtjes uitgedrukt, weleens anders geweest. Dat verloopt dus prima.
We moeten iedereen herkansing tot en met ouderschap van succes gunnen, zolang
ze maar niet tegenwerken.
Ik ben het daarom helemaal met je eens dat hij in zijn enthousiasme vervolgens
niet de ruimte moet krijgen om het project zodanig te herpositioneren dat
slechts mislukking kan resten. Daar heeft hij zèlf ook niets aan. De vraag is
hoe we hem dat eens vriendschappelijk duidelijk maken; hmmm, nog even over
nadenken? Ik zou bijvoorbeeld weleens informeel kunnen praten met zijn baas
(ken ik al heel lang).
Met — de systematiek volgens — Interoperabiliteitscatalogus informatietypen
kunnen we ons al degelijk op die casus oriënteren, ... mits we beschikken over
documentatie voorzover het gaat om informatiesystemen in kwestie bij dat
ministerie. Overigens probeerde ik via de ministeriele website te ontdekken of
dergelijke documentatie publiekelijk beschikbaar is, maar òf staat het daar
niet, òf zoek ik belabberd (wat ik graag toegeef). (Pas) zodra wij die
documentatie te pakken hebben, weten we in luttele tijd meer of we van die
casus iets kunnen maken.
Nu ik toch bezig ben, ik schreef je — als ik me het tenminste goed herinner —
enkele weken geleden over eventuele opname van Suwi-gegevensmodel in
Interoperabiliteitscatalogus. Dat lijkt inderdaad methodisch geen enkel
probleem, maar vergt gewoon nogal wat werk. Het gaat in eerste aanleg
recht-toe-recht-aan om (ik gebruik de Suwi-terminologie ervoor) entiteiten met
van èlke entiteit recht-toe-recht-aan elementen. En dat 1138 pagina's lang ...
30.97
Korter en eenvoudiger werd de column niet, integendeel. Ik heb een aanhef
toegevoegd. Daarin maak ik
de-vraag-naar-eenvoud-terwijl-we-met-een-ingewikkeld-probleem-zitten juist
expliciet tot aansporing voor de serieuze lezer om dóór te lezen. Wie daar
afhaakt, tja, die mensen zijn onmogelijk te overtuigen.
30.98
Zij gaven ons toch uitgesproken een andere indruk. Wij vonden voor
Stelselcatalogus die hardnekkige beperking tot basisregistraties al
opmerkelijk. Al helemaal als Stelselcatalogus "ook andere registraties
[moet] ontsluiten", gaat het volgens hun normatieve structuurinsteek à la
template praktisch nooit werken. Die herhaalde vraag of Stelselcatalogus
spoedig in de lucht gaat, ontweken ze netzo vaak. En op mijn (enkele) vraag of
zij ons de eerste keer minder hadden laten zien dan wat er al was, of dat ze de
afgelopen weken zo hard gewerkt hebben, antwoordde ze "allebei."
Alles bijelkaar genomen zijn wij natuurlijk des te benieuwder hoever zij
wèrkelijk ermee gevorderd zijn.
30.99
Als oprisping ter vermelding van het onderwerp in een emailbericht was het
aardig. Maar ik vind dat Nòg een code? suggereert
dat het slechts om een instrument zou gaan, terwijl we nu eindelijk eens over
het principe moeten dùrven beginnen. Daarom vind ik vrijheid in de titel
véééééél beter! En door het afzetten tegen comfort is de polemiek meteen ook
principieel. Dat vind ik belangrijk. Maar goed, je aanwijzing voor de titel heb
ik toch graag opgevolgd. Dienovereenkomstig wijzigde ik echter de aanhef méé,
dwz het allereerste stukje tekst van de column zèlf, want ik wil dat
principiële punt wel meteen even maken. Haha, wie weet is het zo toch véééééél
beter, bedankt!
30.100
Jouw vijftal stemt droefgeestig over het democratische gehalte van onze
toekomst. Als het inderdaad culmineert in de vijfde kolonne ... En het gaat in
je opstelling al mis met die vierde macht. Voor een cultuurpessimist ben je
stellig een profeet.
30.101
Eerst probeer ik een algemeen criterium te schetsen volgens welk een
informatieverzameling daadwerkelijk consistent als basisregistratie kan gelden.
Indien een verzameling er niet aan voldoet (en géén van wat thans
basisregistraties heten slaagt m.i. voor die toets), vergt interoperabiliteit
immers (nog) een kwalitatief àndere oplossing. Het heeft natuurlijk geen enkele
zin om volgens de opzet van een basisregistratie te werken, terwijl de
relevante voorwaarden afwezig zijn. Zo worden we naar mijn idee alweer jaren
met vermeende basisregistraties voor de gek gehouden.
30.102
Ja, geplaatst, dus deze goocheltruc zit erop. Hij zàg mij de deur dichtgooien.
Rara, hoe kom ik dan toch zo'n beetje als eerste binnen? Vooruit, nu kan ik
moeilijk weigeren dat Burgerblog me opneemt op de lijst met bloggers.
Waarmee jij het "volstrekt oneens" bent, is de opmaat voor de
volgende truc ... Volgens mij is de enige manier om mensen in die kring(en)
überhaupt een blik op het manifest te laten werpen om juist niet in hùn
concurrentie verstrikt te raken. Pas zodra het manifest niet als bedreiging
voor ieders particuliere codetje opgevat wordt, durven ze er naar te kijken ...
hoop ik. Wanneer we er openlijk de concurrentie mee zouden aangaan, weet je
zelfs meteen zeker dat die mensen het manifest nooit en te nimmer inzien, laat
staan serieuze aandacht geven. Het is dus een noodzakelijke gok.
30.103
Aansporing door verbod, totdat je zoon dàt weer razendsnel door had ... Het
opmerkelijke van de meeste (althans qua leeftijd) volwassen mensen, mijzelf
nadrukkelijk inbegrepen, is dat zij het benodigde leervermogen verloren zijn.
Daarmee kan je die aanpak dus schier eindeloos herhalen.
30.104
Toch alvast, ik noem maar iets, vergelijk het eens met de gehele getallen. Het
'zijn' van een geheel getal houdt van alles en nog wat in ... èn tegelijk van
alles en nog wat niet. Zo kan je de aanduiding 'geheel getal' beschouwen als de
vlag op een karakteristieke lading.
Netzo staat her en der een woord op een vlag, persoon, bijvoorbeeld, met
daaronder het woord basisregistratie. Maar als je die lading niet eens zo
streng inspecteert, dèkt zo'n vlag haar doorgaans blijkbaar (nog) niet. Dat is
op minst verwarrend. Voor interoperabiliteit neig je door die valse vlag tot
aannames waaraan echter niet voldaan is. Zo gaan basisregistraties mank aan
onvolledige populatiedekking gelet op reële informatiebehoeften. Weliswaar kan
een bepaalde partij als gebruiker erkend zijn, maar faciliteert een
basisregistratie haar specifieke behoefte feitelijk niet. Per saldo heeft zo'n
partij er dus niets aan. Als, nota bene, informatiegebruiker moet zij
eigen/andere voorzieningen treffen. Dat is van de weeromstuit een àndere
interoperabiliteitsopgave (zoals die traditioneel eigenlijk allang bekend is).
Mijn idee is dat we dankzij zo'n criterium de concrete vragen vlot kunnen
classificeren. Dat geldt dan ook voor vlotte keuze van de passende oplossingsmethode.
Indien de methode werkt, of juist niet, voor een representatief geval van een
bepaalde klasse, zijn conclusies voor die gehele klasse redelijk(er).
30.105
Hier volgt een kenschets van een zgn interoperabiliteitscatalogus (voor)
informatietypen. In essentie gaat het erom allerlei informatiemodellen te
registreren in één catalogus. De, zeg maar, catalogusfilosofie luidt om die
registratie pèr — informatiemodel van een — informatiesysteem tot de structúúr
ervan te beperken. Grof gezegd markeert die structuur uit welke (qua typen!)
informatie(deel)verzamelingen tot en met –elementen zo’n apàrt
informatiesysteem bestaat inclusief eventueel direct verband ertussen binnen
dat ene systeem.
In catalogusjargon heten informatie(deel)verzamelingen tot en met –elementen
allemaal: informatieverzameling. Dat had overigens ook informatie-element
kunnen zijn. Daarop viel de keuze echter niet. Er zijn inderdaad
informatieverzamelingen die op hùn beurt niet verder opgesplitst zijn;
dergelijke verzamelingen gelden dus als elementair. Een voordeel om ze
desondanks eveneens als verzameling te beschouwen is dat ze eventueel later
zonodig wèl opgesplitst kunnen worden zònder dat daarvoor het structuurprincipe
hoeft te wijzigen.
(Pas) zodra van meerdere systemen hun aparte informatiemodellen in één
catalogus opgenomen zijn, nota bene volgens vergelijkbare systematiek, kan de
catalogus vervolgens tevens expliciet verband gaan bevatten van
informatieverzamelingen in verschillende systemen. Wat als structuur geldt,
groeit daardoor een orde van grootte: stelselmatig.
De toegevoegde waarde van de ene catalogus voor modellen van verschillende
informatiesystemen is dus … dat samenhang eenduidig aanwijsbaar is. Dat lukt
tot in detail èn met ruimer bereik. Dat bereik overstijgt dus strikt apàrte
informatiesystemen. In de engelse taal heet het resultaat van zo’n ordesprong:
system of systems. In het nederlands zijn er de woorden systeem en stelsel. Wij
kunnen dus system of systems aanduiden met een ènkel woord: stelsel.
Kenmerkend voor een interoperabiliteitscatalogus is de zo kaal mogelijk
gehouden (typen)structuur van informatieverzamelingen per systeem èn van het
systeem van die systemen, stelselmatig dus. Deze ene
interoperabiliteitscatalogus is aldus een instrument voor realisatie van
stelselmatigheid. De rest van deze aantekening is gewijd aan enkele nadere
aandachtspunten.
1. Wie komt in aanmerking als beheerder van zo’n catalogus zodra het gaat om
operationeel gereedschap?
2. Hoe verhouden Stelselcatalogus
en een interoperabiliteitscatalogus informatietypen (zoals hier gekenschetst)
zich precies tot elkaar? Dit lijkt de hamvraag waarop het antwoord tevens
relevant is voor de vraag ad 1. Vooralsnog is de betekenis van stelsel in de
naam Stelselcatalogus beperkt gehouden tot (voorgenomen) basisregistraties. Die
registraties zijn echter hoogstens een kruispunt/rotonde voor
interoperabiliteit. In die zin mikt het potentieel van een
interoperabiliteitscatalogus al verder, te weten op àlle informatiesystemen
waartussen voor optimale elektronische overheid expliciete samenhang beheerd
moet zijn. Verder is twijfel gerechtvaardigd of de systematiek die
Stelselcatalogus faciliteert, voldoende variëteit biedt om a. aparte
informatiemodellen nauwkeurig op te nemen en b. daartussen specifieke relaties
te vestigen. Indien Stelselcatalogus weliswaar langs een andere weg, maar
kwalitatief dezelfde borging van stelselmatige samenhang bereikt als een
interoperabiliteitscatalogus nu met een proefopzet ‘bewijst,’ heeft
Stelselcatalogus voorrang. Dat is echter nog allerminst zeker. Mocht blijken
dat een interoperabiliteitscatalogus (voor) informatietypen wel degelijk iets
biedt dat anders blijft missen in Stelselcatalogus, dan moeten die twee sporen
uiteraard spoedigst gaan samenlopen.
3. Van welke informatiesystemen horen informatiemodellen in de catalogus? Het
antwoord volgt onmiddellijk uit het praktische bereik dat interoperabiliteit
moet kennen, zeg ook maar de reikwijdte van wat als een verkeersstelsel moet
(kunnen) functioneren. Elk systeem waaruit informatie ‘meespeelt’ in relevant
informatieverkeer, moet in de catalogus verschijnen. Partijen kunnen uiteraard
hun informatieve interacties direct, dus met onderlinge voorzieningen (blijven)
faciliteren. Daarvoor maken zij dan geen gebruik van het algemene
verkeersstelsel en zijn evenmin aan voorwaarden voor interoperabiliteit op die
ruime schaal gehouden. Zolang een systeem niet aangesloten is op de algemene
infrastructuur voor informatieverkeer, kan het in de catalogus onvermeld
blijven. Deze redenering geldt uiteraard precies zo voor zgn diensten in de zin
van, op z’n engels, service oriented architecture.
4. Welke dwarsverbanden documenteert de catalogus? Die omvatten in de eerste
plaats noodzakelijkerwijs alle informatieverzamelingen waarvoor een
verplichting voor samenhang bestaat, bijvoorbeeld ter operationalisering van
enkelvoudige informatieverstrekking door burger en bedrijf. Ten tweede kunnen
deelnemers er hun informatievoorziening vrijwillig mee optimaliseren.
5. Welke inhoud is optimaal voor de catalogus? Dat varieert. In dit stadium,
alle architectuurretoriek ten spijt, ontstaat een informatiesysteem feitelijk
meestal nog in isolement. Daarvoor is (dus) ook compleet eigen documentatie
opgesteld. Voor de ene catalogus is dan de beperking optimaal tot wat hierboven
tot structuur per systeem verklaard is. Vertegenwoordigd door een knooppunt in
zo’n structuur(model) kan vandaaruit worden verwezen naar de ‘oorspronkelijke’
documentatie over een bepaalde informatieverzameling. Uit deze
systeemspecifieke traditie volgt logisch dat niet of nauwelijks documentatie
bestaat over samenhang tussen informatieverzamelingen in verschillende
systemen. Zoals de catalogus zulke verbanden expliciet opneemt met
stelselmatige structuur als resultaat, ligt het voor de hand om aanvullende
documentatie erover óók een plaats in de catalogus te geven. Die is immers
nieuw en elders is er geen plaats voor gedacht. Het is denkbaar dat na verloop
van tijd het model en verdere documentatie van wat ooit een strikt apart
systeem was, doelmatiger meteen maar in de catalogus kan worden bijgehouden.
Het heeft inderdaad geen nut om dat eerst allemaal apart te doen, waarna het
model vervolgens tòch in die ene catalogus terecht komt. Naarmate het
stelselperspectief de opzet van verkeersvoorzieningen sterker bepaalt,
verandert de catalogus van de aanvankelijke collectie van aparte
informatiemodellen in een algemeen model van infrastructuur voor
informatieverkeer. Dat is veranderkundig nog een lange weg, maar
informatiekundig is inmiddels methodische borging van stelselmatige
betekenisordening mogelijk; zie ook het volgende punt.
6. Hoe passen (formele) definities? Stelselmatige semantiek leert dat absoluut
geldige definities niet bestaan. Dat is trouwens geen nieuw inzicht. Op z’n
laatst was het Aristoteles die erover begon; zie daar dus al voor steekhoudende
argumentatie voor betekenisvariëteit! Nota bene Interoperabiliteitscatalogus
informatietypen operationaliseert zulke betrekkelijkheid. Daar staat elke
informatievoorziening gestructureerd in/volgens een expliciete context. Dus ook
voor definities geldt, een plaats voor alles en alles op z’n plaats. Dit
verplaatst (woordspeling?) de nadruk voor ordening naar de relevante plaatsen.
Voor een teken, zeg even tekst, is dat steeds contekst, sorry, context. De
definitie van een bepaalde informatieverzameling zou dus beschikbaar kunnen
komen via de verwijzing naar ‘oorspronkelijke’ documentatie. Als daarin zo’n
definitie (nog) ontbreekt, kan daarin eventueel met aanvullende documentatie
voorzien zijn. Let wel dat definities als zodanig géén knooppunten van de
structuur bieden/vormen; ze zijn hoogstens vanuit die knooppunten (extra) opvraagbaar.
Een interoperabiliteitscatalogus mikt in eerste aanleg op samenhang tussen
systemen die met digitale technologie werken. Het zou daarom merkwaardig zijn
om definities van toepassing op intermenselijk (rechts)verkeer als het ware via
automatiseringsmiddelen te ontsluiten. Weliswaar lukt ontsluiting met precies
dezelfde methode van contextuele verbijzondering. Maar indien dezèlfde
catalogus tevens die rechtsbegrippen moet ‘meenemen,’ vergt dat allereerst een
karakteristieke structuur. Vervolgens kunnen knooppunten dááruit, omdat immers
dezelfde methode/systematiek benut is, expliciet in verband worden gebracht met
knooppunten ‘namens’ digitale informatiesystemen.
7. Hoever moet een proef met een interoperabiliteitscatalogus gaan? De
proefopstelling is een communicatiemiddel. Waarbij is de overtuigingskracht
gebaat? Wat het gereedschap betreft, de bediening ervan zou simpeler kunnen,
zeg ook maar voor de hand liggender voor een gebruiker. De mogelijkheid om
‘hulp’ in te roepen … helpt natuurlijk ook. Qua inhoud zou de mogelijkheid om
vanaf een informatieverzameling (zoals de catalogus haar identificeert) te
‘springen’ naar oorspronkelijke documentatie erover extra verduidelijken wat de
catalogus kan toevoegen, en wat (dus) niet. Zoals gezegd, bestaat de kritieke
toegevoegde waarde eruit om samenhang vanàf een enkel informatiesysteem naar
stelselschaal te tillen. Dat illustreren expliciete dwarsverbanden. Een
proefopstelling moet representatieve voorbeelden tonen.
Nawoord: In de tweedelige editie van The Works of
Aristoteles (Encyclopædia Britannica, 1952, herdruk 1987) luidt de
àllereerste zin: “Things are said to be named ‘equivocally’ when, though they
have a common name, the definition with the name differs for each.” Het is
natuurlijk tekenend dat Aristoteles vertrèkt vanuit erkenning van
dubbelzinnigheid, zeg ook maar betekenisvariëteit.
30.106
Hoe slaag je er toch steeds weer in om zo snel ...? Inmiddels begrijp ik dat
jij meetwittert. Wat houd ik mijn leven dan toch rustig. Mooi en bedankt hoe je
mijn column als voorzet opvat en die bal nu op het doel mikt, wat erop neerkomt
dat je inderdaad weleens op de man moet spelen. Tòch nog mooi? Dat maakt me
natuurlijk extra nieuwsgierig naar de eventuele censuur op jouw reactie door de
moderator. Een beetje invloed mag natuurlijk best, maar hoogstens ter
versterking, dus nooit ter verzwakking van een reactie en altijd in overleg. De
afgelopen week heb ik er op de achtergrond al wat emailberichten met die
strekking opzitten. Dat heeft in elk geval opgeleverd dat die column er staat.
Mijn titel Vrijheid vs. comfort bleek echter
(nog) een brug te ver. Vooruit, nu staat dat punt in de aanhef, zelfs wat
uitgebreider.
30.107
Wie ik daar voor het geweten houd, blijkt dus met vakantie en de ander schuwt
zoals we weten ter zèlfverschoning enige verbloeming niet. Nadat ik mijn
hartgrondige compliment maakte voor wat ik toch een prima interventie vind,
vroeg ik hem naar wàt eventueel door censuur veranderde/verdween. Dat moet het
motief voor die ingreep verduidelijken.
30.108
Ik ben slechts de boodschapper ... maar wel gemotiveerd om je dat signaal door
te geven, want het is natuurlijk jammer als je aandacht verliest omdat het met
die technieken (nog) niet zo soepel werkt.
30.109
Wat heerlijk om te vernemen dat een probleem weer wèg is, terwijl ik niet eens
weet wat het was. Reuze bedankt voor je bevestiging waarom ik maar van
hulpmiddelen (?) zoals Twitter afblijf.
30.110
Tja, blijkbaar een bureaucraat die garen hoopt te spinnen bij zijn
burgervermomming. Hij schrijft met zoveel woorden dat de Burgerservicecode
vooral een apart codetje moet blijven. Nee, we moeten auto's en fietsen niet
doorelkaar halen. Maar laten we er nu allemaal met één en hetzelfde
verkeersstelsel gebruik van maken! Met die bezwering slaat hij de discussie
praktisch dood. Wat zijn die mensen daar toch goed in!
Het probleem is ook dat zij iDNA Manifest niet
eens openslaan. Zo stagneert de discussie subiet in hùn hardnekkige
oppervlakkigheid.
30.111
Dat vind ik in dit geval inderdaad gemodder, dus geen kwade trouw. Zoek ajb je
volgende ergernis op ... keuze genoeg.
30.112
De onderwerpsvermelding (klopt de afstemming?) liet ik maar staan, want die
acht ik zelfs extra toepasselijk. Ik geloof dat ik jou er uitgesproken om moet
gaan bewonderen dat je met zo iemand kunt samenwerken. Of vind jij zijn reactie
op mijn column niet stompzinnig? Zou jij hem kunnen suggereren dat hij op z'n
minst eens iDNA Manifest bekijkt, voordat hij die
conclusie van "niet alles door elkaar halen!" trekt. Als dit de
manieren zijn op de website waarvoor hij blijkbaar het initiatief nam, ben ik
er zó weer weg. Natuurlijk mag ook hij van alles en nog wat opschrijven, maar
als hij niet in staat is om een serieuze bijdrage netzo serieus te nemen,
verdoe ik blijkbaar mijn tijd. Jij hebt, vind ik, helemaal gelijk met je
recente bijdrage aan Digitaal Bestuur dat een blog een problematisch
communicatiemiddel is. Zoals hij (niet) reageert, maakt dat probleem manifest.
30.113
Kijk, die man slaat het vakkundig dood. Het zal wel een oud-chinees spreekwoord
zijn dat zulke vrienden een vijand compleet overbodig maken. Laten we maar eens
kijken welke partij de “schakel” kiest. Nee, daar zet ik geen geld op.
30.114
Het enige dat je hoeft te doen is om ergens met een idee te komen en je hebt er
zo weer wat fopvattingen
bij.
30.115
Daar is inderdaad de glans wel vanaf, van die toevoeging 2.0. Waarom maak je
van de nood geen deugd? Het wàs de huidige Wet bescherming persoonsgegevens,
maar het wòrdt dus de Wet eigendom persoonsgegevens. Voilá, niet alleen
opgelost, maar sterk verbeterd! Overigens vind ik persoonsinformatie beter dan
persoonsgegevens, maar houd je ajb aan de laatstgenoemde term. Daarmee is
iedereen nu vertrouwd; wijziging biedt ze slechts extra gelegenheid tot de
fopvattingen die we kunnen missen als kiespijn.
En blijkbaar zorgt het begrip registermacht voor veel verwarring. Laten we dat
daarom voorlopig vermijden in publicaties zoals van/over de Wet eigendom
persoonsgegevens. Je zou ook kunnen zeggen dat het aardige van de stichting
juist is dat we geen staatsrechtelijke specialisatie nastreven, maar wèl een
brede maatschappelijke oriëntatie borgen.
30.116
Als zo’n “professional” waarop Huffnagel althans schrijft een beroep te doen,
stuurde ik hem op 12 januari 2007 een emailbericht, inderdaad precies zoals hij
nu voorstelt. Leest u even mee wat ik hem nota bene ruim twee jaar geleden
voorstelde? [zie ook aantekening 18.54]
Beste meneer Huffnagel,
[…] Bij [een recente] gelegenheid gaf u mij uw kaartje als aanzet voor nader
contact over “goede ideeën over informatievoorziening.” Daarover zou ik
inderdaad graag met u willen spreken. Ter oriëntatie beperk ik me hier tot een
beknopte schets.
Terecht vind ik de algemene strategie voor de stad ambitieus èn realistisch: city
of peace and justice, sociale en ruimtelijke structuur in 2020, city marketing
... Wat ik daarin echter mis is een visie op Den Haag als Informatiestad. Nota
bene, ik bedoel informatievoorziening niet langer bekeken als afgeleide van
traditionele sociale en ruimtelijke structuur. Klantvriendelijk, prachtig, maar
wat is daar strategisch aan? Voor Den Haag Informatiestad is informatie- en
communicatietechnologie daarentegen een wezenlijke ontwikkelfactor. De
toekomstige sociale ruimte, fysieke ruimte èn informatieruimte zijn
ònlosmakelijke aspecten van de Informatiestad … waarvan die samengestelde
ruimte door zulk wezenlijk verband niet langer beperkt blijft tot het
traditionele grondgebied.
Als informatiestad kent Den Haag feitelijk een grenzeloos bereik. Iedereen is
daar van harte welkom en neemt eraan deel als virtuele burger geïnteresseerd in
vrede, recht enzovoort. Recht, vrede, veiligheid zijn ònbereikbaar zonder
communicatie, ontmoeting van mensen met informatie. Zo is de Informatiestad
tevens krachtig instrument voor city marketing. Virtuele burgers van Den Haag
Informatiestad raken geïnteresseerd om de èchte stad te bezoeken, er hun al dan
niet virtuele medeburgers te ontmoeten, hun organisatie te vestigen, hun geld
te investeren enzovoort.
Den Haag Informatiestad is een open informatiesamenleving voor vrede en recht.
Mits Den Haag dat concept pioniert, kan de stad zich nogeens extra krachtig
internationaal profileren. Die kans moet u gauw grijpen; elke andere stad op de
wereld kan Den Haag vóór zijn.
Den Haag Informatiestad vergt infrastructuur voor inherent variabel
informatieverkeer. Op zijn beurt is daarvoor kwalitatief àndere, nieuwe ICT
nodig (die overigens zoveel mogelijk bestáánde informatievoorziening desgewenst
intact laat; verbeteringen zijn geleidelijk, dus beheersbaar mogelijk;
éénduidigheid in stelselmatige informatievoorziening levert tevens grote
financiële besparingen op). […] Voor een gesprek over Den Haag Informatiestad
bezoek ik u graag op korte termijn.
Tot zover mijn eerdere bericht. Op 15 maart 2007 ontving ik per email antwoord van een bestuursadviseur van de wethouder:
Op verzoek van de wethouder is uw voorstel met betrokken diensten besproken en zijn daarbij tot de conclusie gekomen dat belangrijke elementen van uw voorstel reeds in praktijk wordt gebracht dan wel in ontwikkeling zijn. Wij zullen geen gebruik maken van u aanbod voor een persoonlijk gesprek.
Over lèf gesproken, dat vind ik dan weer gedurfd, zo’n nietszeggende afwijzing. Over foutief Nederlands heb ik het dan nog niet. Meer aan mijzelf dan aan die adviseur schreef ik daags erop terug:
Ik stel het zeer op prijs dat u mij een reactie stuurde. Maar ... uw conclusie verbaast me zeer. Het lijkt mij ronduit onmogelijk dat u op basis van mijn korte berichtje kunt vaststellen "dat belangrijke elementen van uw voorstel reeds in praktijk wordt gebracht dan wel in ontwikkeling zijn" door de gemeente Den Haag. Wat ikzelf vermeldde als "infrastructuur voor inherent variabel informatieverkeer" kent (ook) uw gemeente gewoon nog niet. Ik betreur het daarom dat u zonder degelijke oriëntatie zo'n overhaaste reactie opstelt.
Nee, daar hoorde ik destijds niets op. Dat gebeurt stellig op deze reactie
evenmin. Lef? Of leutert de wethouder maar wat?
[reactie geplaatst op de website van Digitaal Bestuur,
21 februari 2009]
30.117
Wellicht interpreteer ik dat citaat te kritisch (overgevoelig?), maar de
passage "nog een keer een poging doen om [iets] een plaats te geven"
zou weleens een uitdrukking kunnen zijn van moeilijkheidsgraad van samenwerking,
vaak dus zelfs de onmogelijkheid. Want daarmee nog steeds ònuitgesproken is het
axiomatische stelsel (lees ook: paradigma) waarmee èlke (!) positionering
onlosmakelijk gebeurt. Daardoor blijft tijdens èn na zo’n poging een blijkbaar
overheersend impliciet paradigma stellig gehandhaafd, terwijl dat [iets] in
kwestie juist op principiële vervanging mikt. Zolang dàt niet lukt, pakt
"dan moet ik het natuurlijk wel eerst zelf begrijpen" uit als een ...
fopvatting; ik neem 'm inderdaad maar in de lijst op. Nota bene, het voorbehoud
voor die "poging" staat er met "althans dat neem ik mij nu
voor" zelfs meteen bij. Motivatie verdampt vlot, zodra (opnieuw) blijkt
dat "een plaats" onbereikbaar is volgens een tegenstrijdige koers. Overigens
kampt ieder mens met onbegrip en zo door naar ontkenning van talloze
paradigma's. Een mens kàn ze ook onmogelijk allemaal vatten, laat staan ernaar
handelen enzovoort. Dat geeft (dus) niet, integendeel, mits we elkaar ruimte
geven voor karakteristieke bijdragen: samenwerking van verschil is verschil van
samenwerking. Handig toch, zo'n contragram om een redenering ogenschijnlijk
verantwoord te besluiten. Dat komt omdat we resoluutheid gauw voor
verantwoordelijkheid houden.
30.118
Met vriendelijke dank voor zijn poging, maar de moderator vat mijn beweringen
in een eerdere reactie op de column door Marie-José Klaver simplistisch samen.
Ik zou, aldus de moderator, “eigenlijk [vinden] dat burgers het heft in eigen
handen moeten nemen.” Vooruit, in die termen uitgedrukt wijs ik erop dat
Klavers voorbeelden van geslaagde overheidsprojecten niet toevallig steevast
voorzieningen betreffen die burgers in staat stellen “het heft in eigen handen
[te] nemen.” Ik beweer echter geenszins (!) dat burgers de benodigde
voorzieningen ervoor zèlf moeten of zelfs maar kunnen treffen. Integendeel,
voor wat ik nadrukkelijk bestempel als infrastructuur wijs ik nu net
nadrukkelijk de overheid aan in wier handen dàt “heft” principieel hoort. Nota
bene, het gaat altijd om evenwichtige verhoudingen! Dat is precies wat er nog
steeds structureel schort aan de zgn elektronische overheid, alle goede
bedoelingen ten spijt. Feitelijk beschouwen overheidsorganisaties zich als
geprivilegieerde verkeersdeelnemers. Dat is natuurlijk ònevenwichtig, zeker
gelet op doelstellingen zoals administratieve lastenverlichting, verbeterde
dienstverlening (wat in de relevante verhoudingen een onzinnig begrip is; zie
ook mijn column met de titel Nòg een code?) enzovoort voor … burger en bedrijf.
Tevens behandelt de moderator kort mijn “principiële vraag […] naar de
onafhankelijkheid van het Burgerblog.” Die vraag stelde ik dus beslist niet aan
de moderator, het woord moderator zegt het eigenlijk al. Of heb ik de
aankondiging helemaal verkeerd begrepen? Nog even neem ik graag serieus dat er,
ik herhaal, “vanuit het ministerie van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties […] gereageerd [wordt ] op hetgeen er in het Burgerblog
naar voren komt.” Eventuele toelichting is altijd welkom, maar daar màg
principieel de bemiddelaar/moderator niet met de pretentie van een antwoord
tùssenkomen. Zinnetjes zoals “de intentie is er” en “de praktijk zal het
uitwijzen” doen echter vrezen dat genoemd ministerie weleens nog geen benul zou
kunnen hebben van de verplichting die Burgerblog inhoudt. Dat moet echter
“vanuit het ministerie” zèlf zo gauw mogelijk duidelijk gemaakt zijn. Anders is
Burgerblog blijkbaar de zoveelste burgerfuik, waar netzo gauw geen serieuze
burger zich meer waagt te vertonen. Dat zou ik ernstig betreuren. Dus?
[geplaatst als reactie op Burgerblog, 22 februari
2009]
30.119
Waarover ik me geen enkele illusie maak, is dat die extra reactie van mijn hand
in de verre uithoek van zo'n website überhaupt nog lezers trekt. Voor ijdele
klikkers is dat alweer vergeten geschiedenis. Het is, dus, voor de zoveelste
keer een aantekening die elders wat eerder verschijnt dan ik er voor mijn eigen
website aan toe kom. Maar wat die aanduiding burgerfuik betreft, die wilde ik
bij nader inzien meteen kwijt. Het vooruitzicht daar apart nog een hele column aan
te wijden werd me gauw te veel.
Tja, wat er (blijkbaar) allemaal getwitterd wordt, mis ik. Heerlijk rustig!
30.120
In deel I waag ik een poging om principieel te verduidelijken wat een
(redelijk) consistente, dus stelselmatig gedimensioneerde betekenis van
basisregistratie kan zijn. Dat pakt nogal anders uit vergeleken met wat
menigeen er nu (vaak impliciet) onder verstaat. Die afwijking hoeft geen
verbazing te wekken, want het vlot er niet zo mee en dat zou (ook) weleens
kunnen liggen aan een contraproductieve opvatting.
Mijn idee is dat wanneer we het zindelijk genoeg over semantische
interoperabiliteit van de basisregistraties willen hebben, we moeilijk zonder
een houdbaar idee van vooral ... basisregistratie kunnen. Je kunt gerust zeggen
dat daarin zelfs de hoofdvraag naar 'hun' semantiek bestaat.
Deel II gaat dan pas over waarnaar we voor casuïstiek concre(e)t(er) op zoek
zijn. Dat lukt m.i. echter overzichtelijker, nota bene samenhangend en per
saldo (veel) vlotter dankzij de inhoud van deel I. In deel II loop ik gewoon
onderwerpen na die elders in dit verband opgeroepen zijn en geef er enig
commentaar op vanuit wat ik dus als, ik herhaal, een (redelijk) consistente
betekenis van basisregistratie voorstel. Die bronnen staan allemaal in
voetnoten expliciet gedocumenteerd, zodat ons complete werkspoor zichtbaar is.
30.121
Zelfs na een eerste, korte blik besef ik nog sterker hoezeer het
referentiekader moet veranderen voor evenwichtiger verhoudingen. Eigenlijk gaat
het met de definities meteen grondig mis.
30.122
Van de eerste voorstelling hield ik de indruk over dat we keken naar een
hulpmiddel voor grafische/visuele documentatie van informatiemodellen. Het leek
erop, dat het werkte volgens de aannames van Niam (uitspraak met de simpele
structuur van onderwerp/gezegde/lijdend voorwerp). Tevens begreep ik dat de
keuze van gereedschap vervolgens de opzet van de Stelselcatalogus sterk
bepaalt. Op de Nederlandse website van de leverancier werd ik vervolgens echter
weinig wijzer van jargon als “kennis als een service.”
De tweede voorstelling, afgelopen maandag, liet de testversie van de
Stelselcatalogus als een website zien. De nadruk lag m.i. op zgn content
management.
Nadat ik de leverancierswebsite opnieuw bezocht, meen ik inmiddels te begrijpen
dat we in eerste aanleg getoond kregen hoe zij met één van de modules
(blijkbaar biedt de leverancier een “productsuite”) het modelleersjabloon
(template) voor basisregistraties probeerden te vangen. De Stelselcatalogus als
complete website resulteert dan uit samenspel van diverse modules uit de zgn
suite.
Dergelijke techniek vormt echter niet het wezenlijke verschil met onze aanpak.
Dat is en blijft wèl het verschil in betekenis dat aan stelsel wordt toegekend.
Ik blijf het verwarrend vinden om iets een stelsel te noemen, indien
karakteristieke samenhang geen uitgangspunt vormt. Zo mikt de Stelselcatalogus
er niet op om het concrete verband tùssen basisregistraties te tonen.
Daarentegen staat daar elke basisregistratie apàrt gedocumenteerd, punt. En GBA
staat er nog niet bij ... Het is inderdaad mijn retorische vraag wat daar
stelselmatig aan is.
Gegeven dat ene documentatiegereedschap kan noodzakelijke samenhang volgens mij
best toegevoegd worden. Evenmin is het uiteraard een beperking van dat
gereedschap dat slechts aparte catalogi van basisregistraties opgenomen zijn in
de Stelselcatalogus.
Een ernstige belemmering lijkt mij wel, dat het normatieve modelleersjabloon
zeer beperkte structuurmogelijkheden biedt.
Ik ken de mogelijkheden van dat gereedschap niet om (gemakkelijk) een rijkere
opzet te faciliteren. Nota bene, die opzet moet principieel op stelselmatigheid
georiënteerd zijn (zoals wij illustreren met Interoperabiliteitscatalogus
informatietypen), dwz specifieke samenhang van elementen/verzamelingen uit
verschillende (basis)registraties èn overige informatiesystemen helpen
documenteren.
Mijn idee is dat in dit stadium het gesprek voor samenwerking niet over
dergelijke hulpmiddelen moet gaan, maar over wàt de Stelselcatalogus moet
bieden en, ècht wezenlijk, over wàt nu eigenlijk als het stelsel geldt.
Het relevante stelsel is véél ruimer dan de zgn basisregistraties. Voor dat
realistische bereik moet interoperabiliteit geborgd zijn en daarbij helpt een
passende catalogus zeker resp. is ronduit onmisbaar. Passend betekent hier
formeel ook zgn passende variëteit. Dat houdt in dat gevarieerde structuren van
allerlei (basis)registraties/informatiesystemen allemaal opgenomen moeten zijn,
opdat de catalogus vooral precies en concreet samenhang aanwijst. Dat zijn de
praktische sporen voor interoperabiliteit.
30.123
Echt spectaculair materiaal voor contextuele verbijzondering verwacht ik er
trouwens niet van. Maar goed, dat zit er überhaupt niet in zolang we min of
meer (moeten) uitgaan van het gangbare referentiekader.
30.124
Ik vrees dat de moderator daar geen zin in heeft, nòg zo'n confronterende
aanspraak. Gaat hij ‘m weg-/onderdrukken? Dat lukt trouwens hoogstens op die
ene website. Tot moes? Het lijkt mij de fuikmoesproef.
30.125
Wanneer het een vraag betreft naar — informatie over — objecten die we geheid
geheel van elkaar onderscheiden blijven beschouwen, voldoen methoden voor, zeg
maar, (vermeend) contextloze modellering prima.
30.126
Laat ik eens nader kijken naar het voorbeeld dat bovenaan p. 3 in het rapport Ontwikkelen vraagkant koplopers en grote uitvoerders
geschetst staat. Ik vind het daar meteen merkwaardig dat de gemeentelijke
medewerkster Jansen inlogt bij MijnOverheid.nl. In welke hoedanigheid doet zij
dat? Het betreft blijkbaar de aanvraag van een invalidenparkeerplaats voor
burger De Vries. Is De Vries zó gehandicapt dat Jansen namens hem inlogt? Zo
ja, dan kan ik me nog iets bij het gebruik van MijnOverheid.nl voorstellen.
Anders moet het zoiets als UwOverheid.nl zijn.
Maar goed, blijkbaar zoekt Jansen naar bevestiging van diverse
verschijningsvormen van het bestaan van De Vries. Is hij persoon-als-ingezetene
van de gemeente in kwestie? Is hij persoon-als-gecertificeerd-autochauffeur? Is
hij persoon-als-eigenaar-van-automobiel? Het is mij een raadsel waarom De Vries
in verband met die vergunning tevens zijn gangen moet laten nagaan als
persoon-als-inkomenstrekker. Qua modelleermethode doet het er trouwens niet
toe. Relevant lijkt me dan weer wèl persoon-als-invalide, want daar gaat de
hele vergunning toch om?! Deze toets ontbreekt echter in de casusbeschrijving.
Mede daarom meen ik dat de casus door de auteur(s) van het rapport uit de duim
gezogen is.
Voor het principe doet het er nog niet toe. Stel dat De Vries in al dergelijke
hoedanigheden aan de voorwaarden voor een vergunning voldoet. Welke zgn
openbare ruimte komt in aanmerking voor ‘zijn’ parkeerplaats? Ik geloof nooit
dat de aanwijzing volautomatisch gebeurt. Daar moet toch even een
verkeerskundige oid. naar kijken. En vervolgens voert de gemeente registratie
van de middelen in de zgn buitenruimte. Wordt de parkeerplaats (extra)
gemarkeerd met een wit kruis in een rechthoek op het straatoppervlak. Is dat
geschilderd? Met witte (straat)steentjes. Ja, ook dat bord.
Nou ja, in elk geval is het resultaat voor De Vries m.i. niet dat hij als
resultaat van deze procedure een invalidenkaart ontvangt. Die had hij
vermoedelijk al (en is voor deze aanvraag zelfs overbodig omdat Jansen tòch in
één of ander register controleert of De Vries die ‘status’ inderdaad toegekend
is). En zo nee, dus (nog) geen kaart, dan geldt daarvoor een andere procedure.
Het is natuurlijk denkbaar om de samenstelling sterk òp te voeren. Dan zou De
Vries inderdaad met één enkele aanvraag van alles en nog wat kunnen regelen
waarop hij recht heeft omdat hij (blijkbaar) invalide werd. Die variëteit lijkt
mij echter onbehapbaar voor een enkele aanvraag enzovoort.
Wanneer deze casus uitwerken, stel ik voor dat ik ergens mijn licht opsteek hoe
zo’n aanvraag daadwerkelijk in elkaar zit. Dat kan ik bijvoorbeeld in Den Haag
proberen. Het gaat er maar om dat de uitwerking realistisch is (wat m.i. dus
ontbreekt aan hoe de casus in dat rapport vermeld staat).
30.127
Tot dusver zijn mijn ervaringen overigens ronduit slecht met leveranciers. Dus
als die leverancier zijn product wil verbeteren, prima, maar daar hoeven wij
niet achteraan te gaan. Precies zoals je m.i. bevestigd, vanuit het project
kunnen/moeten we wèl een poging wagen om de oriëntatie met de Stelselcatalogus
ècht … stelselmatig te krijgen. Dat is tenminste een principiële èn (daarom)
eindelijk praktische verbetering voor interoperabiliteit.
Wellicht kan jij samen met Martijn Houtman binnenkort (tussendoor) eens naar
die suite kijken? Het gaat er natuurlijk niet alleen om òf het zou kunnen werken,
maar ook of het praktisch redelijk optimaal lukt. Dat is hetzelfde punt als
speelt met OWL. Ja, dan moeten we qua standaard OWL natuurlijk serieuzer nemen
dat wat deze suite biedt. Voorlopig houd ik het er echter op dat we voor
betekenisordening naar een verdere standaard moeten, te weten voor beheersing
van stelselmatige contextuele verbijzondering.
30.128
Wat hèt model, dus, betreft denk ik dat er meer ruimte komt voor je terechte
nadruk op bestuursdifferentiatie als we ons per dimensie niet tot één kwaliteitssprong
beperken. Met excuus voor de gehaastheid van deze aantekening, we plaatsen nu
op de besturingsdimensie (governance) eerst hiërarchie en vervolgens netwerk.
Maar komt er vóór hiërarchie niet zoiets als communautair? Dan schuift
industriële productie — en/of (staats)oorlog? — dienovereenkomstig op langs de
variëteitdimensie en schuift informatiemaatschappij mee. Begint dat daar dan
met tribaal oid? Je ziet, graag wil ik een plaats voor jagers en verzamelaars!
En langs de interoperabiliteitsdimensie zouden we dan als volgorde zoiets als
organisch, resources en infrastructuur krijgen.
Nou ja, het is maar een voorzetje. Het is echter zoals jijzelf zei (herinner ik
het me goed?) dat een driedeling altijd wel iets heeft. Daarmee ben ik het
grondig eens. Zo kwam ik door drie-maal-drie ook op de enneade voor semiosis.
30.129
Ja, dat je je complete adressenbestand met die mailing meestuurde viel mij al
op. Daarop ben ik zelf evenmin gek. Haha, zal ik dat je het "Tot [je]
schik zag ..." maar opvatten als Fehlleistung à la Freud?
30.130
Uit het referentiemodel stelsel van gemeentelijke basisregistraties (RSGB)
volgt dus gewoon dat de gemeenten de zgn basisregistraties zoals GBA, BRA en
BGR (en nota bene ook NHR) ànders opzetten dat zoals ze 'voorgeschreven' zijn.
Dat heeft daar geheid gevolgen voor zowel interne structuur (van het
informatiemodel), als selectie van maatschappelijke objecten die voor
registratie in aanmerking komen (populatiedekking). Je kunt je dan trouwens
nogeens extra afvragen wat zo'n catalogus met stelsel in een beperkte betekenis
überhaupt voor nut heeft ...
Zoals ik na een korte blik op enkele rapporten kan overzien, lijkt mij die
opzet voor de gemeenten zinvol ... voor gemeenten. Volgens dezelfde logica van
karakteristieke behoeften/belangen heeft bijvoorbeeld Suwinet van alles en nog
hèrmodelleerd. Zo gaat dat overal maar door.
Stelselmatig is de opzet echter pas wanneer allerlei van zulke
behoeften/belangen (lees ook: reële verschillen) samenhangend kunnen
functioneren. Daarvoor moet het relevante verkéérsstelsel, juist zo ruim
mogelijk beschouwd, als referentiekader dienen, dus niet langer steeds weer
opnieuw een aparte sector oid.
Als ik het mag zeggen, dàt zie ikzelf als de wezenlijke toegevoegde waarde door
ons project, te weten allereerst de aanbeveling om het stelselbegrip op
verkeersschaal te positioneren èn dan de onvermijdelijke gevolgtrekking daaruit
te (laten) trekken dat voorzieningen voor informatieverkeer kwalitatief anders
zijn, met op hun beurt de noodzaak voor een kwalitatief andere aanpak. Daarin
speelt stelselmatige semantiek een sleutelrol. Hoe realistisch RSBG voor
een gemeente ook kan zijn (en het biedt zeker een enorme verbetering vergeleken
met de gepropageerde aparte basisregistraties), karakteristiek stelselmatig zijn
dergelijke voorzieningen beslist niet.
30.131
Dat is inderdaad precies wat het intrigerende raamwerk verder helpt
verduidelijken, te weten hoe samenhangende differentiatie 'er maar van
afhangt.' Het is nota bene in z'n gehéél een verklaringsmiddel voor contingentie,
een contingentieraamwerk dus voor interoperabiliteitssturing.
Januari – februari 2009, webeditie 2009 © Pieter Wisse