Spelmaker

Pieter Wisse

De laatste roman van Hermann Hesse (1877-1962) is Das Glasperlenspiel, oorspronkelijk in 1943 in Zwitserland verschenen. Zijn uitleg van het spel blijft vaag. Is hij opzettelijk terughoudend, als extra prikkel voor de fantasie van de lezer? Mede gebaseerd op zijn uitgebreide belijdenispassages elders is mijn idee van zijn bedoeling zelfs tegenovergesteld. Hesse probeert onder de noemer van het kralenspel óók zijn wereldbeeld zelfs zo geordend mogelijk te schetsen. De vage voorstelling wijst veeleer op de grèns die hij bereikt met zijn ontologische verkenning.
Met Hesse’s ordeningspoging vind ik nauw verwant wat ikzelf, veel later, als metapatroon ontwikkelde. Dat is een methode voor precieze verbijzondering van gedragsbeschrijvingen. Een bepaald object vertoont gedrag overeenkomstig een situatie. Dus, het ene object verkeert in een àndere situatie:  ànder gedrag. Voorts zijn zowel situatie als gedrag op hun beurt geconstitueerd als — configuraties van — gesitueerde objecten. Zo laat zich de wereld als gedifferentieerd èn tegelijk met (daarom) wezenlijk onderlinge afhankelijkheid van aldus meervoudige (gedrags)differenties modelleren.
Zo’n model kan speels heten in de zin dat het verwijderd lijkt van de èchte wereld. Spel is echter schijn, want elk model bestaat ònmiddellijk in de wereld. Die les trekt de hoofdpersoon in Das Glasperlenspiel, Josef Knecht, door zich als spelmeester terug te trekken. Desondanks onderschat hij de ernst van de wereld; hij verdrinkt vrijwel direct in een poging een nieuwe pupil in diens speels gedrag te volgen. Kortom, Hesse’s kralenspel is géén spel(letje), de naam ten spijt.
Zoals toneel talloze toneelstùkken kent, met van elk stuk wellicht allerlei uitvoeringen, bestaat er een oneindige stukvariatie voor het kralenspel. Zo’n kralenspelstuk laat zich, aldus Hesse, met een bepaalde techniek optekenen:1

Ein Leser, welcher etwa das Glasperlenspiel nicht kennen sollte, möge sich ein solches Spielschema etwa ähnlich vorstellen wie das Schema einer Schachpartie, nur dass die Bedeutungen der Figuren und die Möglichkeiten ihrer Beziehungen zueinander in ihrer Einwirkung aufeinander vervielfacht gedacht und jeder Figur, jeder Konstellation, jedem Schachzuge ein tatsächlicher, durch eben diesen Zug, diese Konfiguration und so weiter symbolisch bezeichneter Inhalt zuzuschreiben wäre.

Verhoudingsgewijs is het aantal situaties waarin een schaakstuk kan verkeren inderdaad overzichtelijk. Het schaakspel stelt zelfs door zijn regels een strikte grens aan die variatie. Daardoor krijgt verdere dynamiek geen kans.
Karakteristiek voor de totale wereld is openheid. Een figuur (lees ook: object) ontwikkelt mede situaties en dus dienovereenkomstige gedragingen. De ene configuratie roept de andere op, enzovoort. Metapatroon heb ik bemeten op dergelijke grenzeloosheid, terwijl voor elke gekende situatie wel degelijk precisie geldt. Wat Hesse daarom vergelijkenderwijs aanduidt als de schematechniek voor het kralenspel, verklaart tegelijk op beeldende manier de mogelijkheden met metapatroon.
Hesse laat (zijn) Knecht met bewondering verwijzen naar Johann Albrecht Bengel (1687-1752):2

Bengel hat nicht bloss ein Nebeneinander der Wissens- und Forschungsgebiete angestrebt, sondern ein Ineinander, eine organische Ordnung, er war unterwegs auf der Suche nach dem Generalnenner. Und das is der elementaren Gedanken des Glasperlenspiels.

Over die hoofdnoemer laat Hesse zich verder niet uit. Maar als zijn basisidee voor het kralenspel laat zich variëteit veronderstellen. Ik vermoed dat Hesse scherp inzag dat de meeste mensen zichzelf te ernstig nemen om reële, relevante verschillen te erkennen. Wellicht zouden ze daartoe in een spelsituatie eerder geneigd zijn. Spel of niet, wat absoluut geldig is voor ordening zijn slechts de verschillen met hun onderlinge afhankelijkheid. Voor Hesse kon dat overwegend ontologische speculatie blijven. Inmiddels blijkt zulke zgn differentiefilosofie praktisch onmisbaar voor ordening èn dynamiek van betekenissen. Digitale technologie voor informatieverbindingen en –verwerking veroorzaakt dat informatieverkeer grenzen overschrijdt tussen voorheen gescheiden domeinen van betekenisvorming. Dat stelt nieuwe eisen aan ordening. Voor behoud van eenduidigheid op feitelijk grenzeloze schaal is contextuele/situationele verbijzondering noodzakelijk (en voldoende). Precies dáárvoor is metapatroon als generieke methode bedoeld. Blijkbaar ervoer Hesse reeds schaalvergroting annex toename van variëteit waardoor, respectievelijk waarvoor hij zocht naar passende structuur ter verklaring en handeling. Zie verderop voor zijn verklaring waarom zulke bedoelingen met pluriformiteit slecht overkomen.
Overigens bevat Das Glasperlenspiel niet Hesse’s eerste, maar dus wel laatste, aanzet tot ontologie in romanvorm. Ik heb zijn complete werk er niet op nagelezen, wèl Der Steppenwolf uit 1927. Vanuit het perspectief van metapatroon meen ik daarin zelfs uitgebreidere, op z’n minst specifiekere toelichting te herkennen dan Das Glasperlenspiel zèlf biedt. Harry Haller is een man die door de overgang extra lijdt onder wat hij ervaart als gebrekkige éénheid. Zijn eigen theorie luidt dat hij twee persoonlijkheden kent, man en wolf. Stellig geïnspireerd door de opkomende psychoanalyse wijst Hesse op Hallers ernstige misvatting:3

Die Zweiteilung ist [...] ist eine sehr grobe Vereinfachung, eine Vergewaltigung des Wirklichen zugunsten einer plausiblen, aber irrigen Erklärung der Widersprüche[.]

Het is, kortom, dus niet zo dat Hallers lijden veroorzaakt is door ontbrekende éénheid, maar daarentegen door zijn uiterst beperkte opvatting over zijn eigen meervoudigheid. Hesse analyseert verder:4

[K]ein einziger Mensch [...] ist so angenehm einfach, dass sein Wesen sich als die Summe von nur zweien oder dreien Hauptelementen erklären liesse[. ... Er] besteht nicht aus zwei Wesen, sondern aus hundert, aus tausenden. Sein Leben schwingt [...] nicht bloss zwischen zwei Polen, [...] sondern es schwingt zwischen tausenden, zwischen unzählbaren Polpaaren.

In Das Glasperlenspiel keert hetzelfde thema terug. Daar krijgt de nog jonge Jozef Knecht van zijn mentor geleerd:5

[U]nsre Bestimmung ist, die Gegensätze richtig zu erkennen, erstens nämlich als Gegensätze, dann aber als Pole einer Einheit. So ist es auch met dem Glasperlenspiel. [... E]s [sind] nicht Gegensätze der Objekte [...], sondern der Subjekte[.]

Ik weet trouwens niet of eerder iemand gewezen heeft op deze wezenlijke continuïteit in Hesse’s spelopvatting. Het aparte traktaat in Der Steppenwolf benadrukt nogeens:6

In Wirklichkeit ist kein Ich, auch nicht das naivste, eine Einheit, sondern eine höchst vielfältige Welt, ein kleiner Sternhimmel, ein Chaos von Formen, von Stufen und Zuständen, von Erbschaften und Möglichkeiten.

Tegen het slot van de roman krijgt Haller die variëteit aanschouwelijk voorgespeeld met figuurtjes. Hij betreedt een kamer met daarin een man,7

der hatte vor sich etwas wie ein grosses Schachbret stehen.

De man wijst Haller op de8

unendliche Mannigfaltigkeit des Lebensspieles[. …W]ir [bauen] aus den Figuren unsres zerlegten Ichs immerzu neue Gruppen, mit neuen Spielen und Spannungen, mit ewig neuen Situationen.

Wat Hesse in Der Steppenwolf van toepassing verklaart op de „Aufbau der Persönlichkeit,“ strekt zich in Das Glasperlenspiel uit tot de Aufbau der Welt. Dat komt overeen met het grenzeloze bereik van metapatroon.
Aan Der Steppenwolf is voorts opmerkelijk dat Hesse in latere edities een nawoord opnam. Daarin schrijft hij de hoop uit dat zijn lezers vooral de opbouwende boodschap gaan herkennen. Die oproep is extra opmerkelijk, omdat Hesse juist in zijn traktaatgedeelte al uitwerkt dat die boodschap “nur für Verrückte” begrijpelijk is. Dezelfde omstandigheden beletten nog altijd begrip, bijvoorbeeld tegenwoordig van metapatroon. Dat begrijp ik op mijn beurt dan weer wèl. Dat is weliswaar volkomen logisch vanuit het perspectief van metapatroon, maar ik schiet er natuurlijk voor toepassing van metapatroon geen steek mee op. Daarvoor moeten àndere mensen het gaan begrijpen, maar wie is er zo gek?
Haller, vertelt Hesse in het traktaat in Der Steppenwolf, is stellig een “unterrichteter und kluger Mensch[.]” Maar dat zo iemand desondanks9

das reiche und komplizierte Gebilde seines Lebens in einer so slichten, so brutalen, so primitiven Formel glaubt unterbringen zu können, darf uns nicht in Verwunderung setzen. Der mensch ist des Denkens nicht in hohem Masse fähig, und auch noch der geistigste und gebildetste Mensch sieht die Welt und sich beständig durch die Brille sehr naiver, vereinfachender und umlügender Formeln an — am meisten aber sich selbst! Denn es ist ein, wie es scheint, eingeborenes und völlig zwanghaft wirkendes Bedürfnis aller Menschen, dass jeder sein Ich als eine Einheit sich vorstelle. Mag dieser Wahn noch so oft, noch so schwer erschüttert worden, er heilt stets wieder zusammen.

De sociale dwang is ook bijna onoverkomenlijk, voegt Hesse eraan toe:10

[W]enn in besonders begabten und zart organisierten Menschenseelen die Ahnung ihrer Vielspaltigkeit aufdämmert, wenn sie, wie jedes Genie, den Wahn der Persönlichkeitseinheit durchbrechen und sich als mehrteilig, als ein Bündel aus vielen Ichs empfinden, so brauchen sie das nur zu äussern, und alsbald sperrt die Majorität sie ein, ruft die Wissenschaft zu Hilfe, konstatiert Schizophrenie und beschützt die Menschheit davor, aus dem Munde dieser Unglücklichen einen Ruf der Wahrheit vernehmen zu müssen.

Met metapatroon probeer ik eveneens onder de aandacht te krijgen dat11

so simpel wie in unsern Gedanken, so grob wie in unsrer armen Idiotensprache geht es im Leben nicht zu.

Het banale voordeel voor Hesse was tenminste nog dat een onbegrepen roman — juist daardoor? — prima kan verkopen. Naar metapatroon moet überhaupt eerst maar eens iemand, speels of serieus, willen kijken.

 

 

noten

1. Hermann Hesse, Das Glasperlenspiel, oorspronkelijk verschenen in 1943, Suhrkamp, 1977, p. 134.
2. Ibid, p. 180.
3. Hermann Hesse, Der Steppenwolf, oorspronkelijk verschenen in 1927, Deutscher Taschenbuch Verlag, 1963, p. 47.
4. Ibid, p. 48.
5. Das Glasperlenspiel, p. 86.
6. Der Steppenwolf, p. 49.
7. Ibid, p. 160.
8. Ibid, p. 161. Ik wijs erop, dat figuur in dit citaat intrasituationeel geldt. Dat maak ik op uit vermelding van de figuren als resultaat van de ik-ontleding. Het eerste citaat dat ik ontleen aan Das Glasperlenspiel (zie noot 1) hanteert daarentegen figuur nog òngespecificeerd. Daar gaat het om (schaak)figuren vóórdat ze voor het spel ingezet zijn en daarin vervolgens pas nader verbijzonderd raken. Dit betekenisonderscheid van figuur is allerminst vergezocht, maar juist wezenlijk voor begrip van wat Hesse bedoelt met het kralenspel (en ik bedoel met metapatroon).
9. Ibid, p. 48.
10. Ibid, pp. 48-49.
11. Ibid, p. 50.

 

 

26 juli 2007, webeditie 2007 © Pieter Wisse